Verslag behorende bij h~t processchema van
.
.
-..
..._
L.
m..
..
,,~l1[. . .ltr onderwerp: ··· ···..··· ·Urt~,
t
fr
..
f
,
Voorwoord.Dit verslag geeft allereerst een al-gemene beschouwing van verschillende facetten van de ureum-fabricage. Aan-dacht wordt daarbij besteed aan de betekenis en de eigenschappen van ureum, de tegenwoordige productie-processen en de theoretische achter-gronden daarvan.
Daarna wordt het processchema uit-voerig besproken. Dit schema is een toepassing van het Staatmijnen-proces met totale recycle voo~ een productie
2'.
Inhoud.
blad
I. Ureum. 3
11. Theoretische beschouwing van de ureum-synthese. 5,
111. Ureum-processen. 11
IV. Keuze van p~oces, productiegrootte en plaats van
de, fabriek 16) V. Beschrijving van het Staatmijnen-proces met totale
recycle. (verklaring van het schema) 19 VI. Keuze van de synthese-condities.
VII. Stof-balans. VIII. Wa rmt e- b a l a n s
IX. Temperaturen en drukken i n de apparaten. X. Omschrijving van de apparaten.
24 28~ 3:4 38 39
Lijs~ van gebruikte symbolen. 42
Literatuurlijst. 43
Flowsheet. 45
Overzichtstabellen: ureum-processen 17
massa-stromen 30
warmte-stromen 3~6
vereiste warmte-overdracht 37 temperaturen en drukken 38
- -- - - -- -
-resonantie hybride I. ureum.
Ureum ,
c~ga2,
wor dt beschouwd als een tussen ...NR2
'
de volgende structuren:- e
0 __ Ig"(t) _ ~ _ (t) 10 ,_
Hq~·'C:NIH ~ .. H'N' C'MIH -·....--~..- HIN~ëI NIH
H ff H H
H
R
Het is een witte reukloze stof met de volgende eigen-schappen: Smeltpunt smeltwarmte resonantie-energie verbrandingswarmte oploswarmte in water spec. warmte bij 20·0
d20
n~O
J' o osbaarheid 132',7·C (on t l e di ng) -5,78 tot -6,00 CaljMol 41 Cal a5'31 cal/g -57,8 cal/g 0,3 20 cal/g• •C 1,3;5 1,484 en 1,602in water: temp, ·O g/lOO g 01'1. s.g . verz.op~
20 52,0 1,146
40 62,5 1,165
60 71,5 1,180
80 80,0 1,193
100 88,0 1,204 Ureum wordt hoofdzakelijk verwerkt in kunstmenst (va s t en als oplossing), in veevoer en tot kunstharsen. De kunstharsen zijn meestal gebaseerd op ureum-formaldehyde. Het verbruik voor de verschillende toepassingen is op het volgend blad schematisch weergegeven. Dat blad gee f t ook een overzi~h~
van de enorme groei van de ureum-productie in de laatste jaren.
en
De verschillende toepassingVvan ureum stellen èl k hun eigen eisen aan het biureet-g ehalte van de ureum. Biureet,H
2NCONHCONH2, is een giftige stof die door verhitting uit ureum kan ontstaan.
.- - - . _ - -
-4~
Toepassingen van ur e um. (lit. 19) .
1954 Europa 1958 320.000 tij 130.000 t ij 1954 480.000 tij Wereld 1958 1.300.000
veevoe r , biure etgehalte
~
~
prills.?
kuns tharsen, biureetgehalt e :(0,1.
%
kristall ijn .pr ills of oplossing . 1 - 2
%
kuns tme s t , bi ure e tgehalt e
Pronuctie van ureum . ( naar geg ev en s uit ljt. 19) .
1
16 14 Wereld 2 4 6 Europa 8 1950 ' 52 ' 54 '56 ' 58 ' 605.
11. Theoretische beschouwing van de ureum-synthese.
De synthese van ureum berust b~ alle processen, die
tegen-woordig toegepast worden, op dezelfde reactie. Ret ureum wordt daarb~ gevormd uit NE) en 002 via het ammoniumcarba-maat, volgens de reactie :
"NH2 2 mI3 + 002 ::;:= 0::0 'P1..~4 ammoniumcarbamaat + ureum
Omdat dit de enig e manier is die nog technisch teegepast wordt zal ook maar alleen deze synthese hier besproken wor-den. Eerst worden de twee evenwichten afzonderlijk besproken, daarna de totale reactie.
(lit. 18), gasfase, ga s f a s e . log Px waarin .. P x p ....NH2 Het evenwicht 2 :mI3 + 002 :;::::= o~
.
0- mr4-We beschouwen het evenwicht tussen een gasfase (NE
3 en 002)
en een vaste fase (carbamaat).Het evenwicht is dan bivariant; de evenwichtsdruk wordt dus bepaa.ld door de gassamenstelling en de temperatuur. Figuur 1, blad 6, geeft de relatie tussen de evenwichtsdruk en de temperatuur blj~een stoechiometri~8che gassamenstelling. Voor niet-stoechiometrische gassamenstel-lingen is de evenwichtsdruk te berekenen met de formule
I 2
=
log P - 0,27644 - J.log x.y=
de evenwichtsdruk,=
de evenwichtsdruk, die b~ de heersendetempe-ratuur zou ge l den als de gassamenstelling stoechiometrisch was,
x
=
mol. fractie 002 in de6. ' 0
..
,
I,
"'"
Ilo..."»
!I.
t--60"-
~ Co& t--"'H~.,,'" ....~ ... eo , I\.. ~,
20 10 0 o.
.
~ J 0 J..
et J t ft o U .~'"
~"
.
~ o u -40 6. '0 ,... ,.a. 1110 ' 7' 1&$ /,
~ ~ lol V ","'..);,: .:( 1= Co.==
I /'t1,% zO t -I/ CO, t -1111111rr
, /'.
,
I ~ ~ 10.,
:to.
..
It•
lt 1 ~ It 'I: <ti ~ t cJ Ir :I ft 0 .; ril 0 to e •• '1:~. 4.P"s
.
z . (cir: ,~) . '1' .,7S "C p,,'85"r,., g ó -I \.W
I-~ IVH-x. c ~ j V" \ Co& I /
,
II1-
~ liJ WH%. =5I
v
eo&-
~ VII."
IQ I.v
0,3 1,$ e o ~ 1,8 J: iel .1..
It"
. ~ t ctn
·
s.
6 ç e ir . '8). P) ) Jd "'i ! ". 'T'" '7S"C. "'M.sVc<:C)~,,5 H ...O~o... • 0 Doo,,-a .., . ·J·7 ~ll 300°. ~ooo ~ p. P.S.l.C!.. /
V
/
v
J/
30 2000 60 40 50 l~ J '-GIl :/t
iS U 11 ~ 10 llt..
,. a o uP"s.
1· (~ir. /IJJ. o 5 3 6 'T',,'55-c (!o+'---t--
/1NHa.: NHJ/ - - -- - - - . . . 7Col .7
·
'",0 160 1 00 10..
7 6 5 , ,; '-4 , , , - -----
-.-
-- -
...
-
.-
--
---,-,.", , I , , " I , I/
4
, 5,.,
o ~..
,1 ~'S' 8 . (Jo;r. ,aJ. Cpmerking-en:1. ~m3/cc2 en R2C/ G02 hebben steeds b0t r e k k i ng op ne voening
en ziin steeds opgegeven al s molaire ver-houd inp-'e n.
2. De conversies zitn steeds u l trred rukt als molaire verhouci.nrren
8.
Bij de synthese ven ureum is natuurli~ een aflopende reactie tussen Na en CO
2 gewenst. Daarom moet men b~ een bepaalde
gassam.ens~elling
en temperatuurdèwerkd~
ind~
reactorsteeds hoger kiezen ~an dè evenwichtsdruk, die b~ die con-dities hoort.
Behalve, dat de reactie aflopend moet z~, 'is het natuurli~
ook vereis$at de reactie snel verloopt. i\!i-~~_.?J geeft een kwalitatief beeld van de relatie tusse~e reactiesnelheid en de temperatuur en de drQK. Uit metingen van Frèjacques en d , Ivacheff (lit:-18) -is-~eb leken dat de reactiesnalheid ongeveer evenredig is met P • Bij atmosferische druk verloopt de reactie langzaam.; boven leO'atm. en 150·0 evenwel
onmid-dellijk. Een tweede eis b~ de industriele ureum-synthese is ?~ ('< b
dus, dat er bij hogere temperatuur en druk gewerkt wordt. ( ~ Bij de vorming van carbamaat uit gasvomnig :mi) en' CO
2 treedt evenwel nog een complicatie op; vooral bij het gebruik van een buizenreactor. Het gevor mde carbamaat zet zich n.l. als een harde, stevig vastgehechte, laag af tegen de wand. Deze laag belemmert dan ten zeerste de afvoer van de reactie-warmte ( reactie is exotherm). Oplossingen voor dit probleem
zijn het werken i de vloeistof-fase ~vloeibare FR
3, of inert
oplosmiddel}, of werken boven het smeltpunt van carbamaat (153·0). In het laatste geval wordt het reactie-mengsel wel zeer corrosief.
"NH2 ,,}'!H2
He t evenwicht c=o ~ c=o + H20 • - - - -... ' O- NH. 4 ' mI2
Di~ evenwicht heeft de volgende nevenreactie
,
o
-m
4+ H20 :::;::=:: C=O
' O- NH4
ammoniumcarbanaat.
Deze carbanaat-vorming treedt evenwel alleen maar op beneden 60·C. (lit. 18). Omdat de synthese bij hogere temperatuur moet plaatsvinden (i.v.m. de eisen voor de carbamaat-vorming7, kunnen we deze nevenreactie verder buiten beschouwing laten.
,NH2 ,NH 2
De reactie 2 :NH
3 + CO2 ~C=ü'O-:NH4- ===C=ü + H20 •
':mI2
Voor deze reactie zijn de volgende variabelen op te stellen : Temperatuur,
druk,
verhouding lTIff3/ c0 2 in de voeding, verhouding H
20/co 2 in de voeding,
reactietijd, doorzet.
De invloed van al deze variabele zal nu achtereenvolgens nader~eschouwdworden.
Invloed van de temperatuur.
De conversie stijgt met de temperatuur tot een maximum en
neemt daarna sterkt af (fig.
3,
blad 6). Er~ treedt eenmaximum op, doordat bij een bepaald temperatUur de
disso-ciatiedruk van het carbamaat gelijk wordt aan de werkdruk;
de eerste reactie is dan niet meer aflopend. Invloed van de druk.
De conversie neemt toe met de druk, al wordt de invloed
van de druk steeds kleiner; zie fig, 5, blad 6.
Invloed van de verh.NH
3!C02 in de voeding.
Een overmaat NE
3
doet de conversie van CO2 toenemen en evenzo
bevordert een overmaat CO2 de conversie van WH
3 ~zie fig.7,
blad6].De opbrengst aan ureum, betrokken op de totale
hoe-veelheid voeding daalt evenwel (zie fig.4- en 7)
Invloed van de verh. H
20jC02 in de voeding.
Uit figuur 8, blad
7,
is de invloed af te lezen van de F20/C02
verhouding in de voeding, bij verschillende temperaturen en
NH
3/co2 verhoudingen. Om de werkwijze van dit diagram aan te
geven is als voorbeeld er in getekend: H
20/C0 2
=
1,55, NH3/c0
2=
=
4-,2, T#
180·C ; de conversie is dan 50~ 'betrokken op CO
- ---
--10.
Het is natuurli~ duide1i~
dat de conversie daalt met een
stijgende H
20/c0 2 verhouding.
Invloed van de reactie-tiP.
Figuur
9,
blad7,
geeft een beeld van he verloop v n de
reactie tegen de tijd, bij diverse tempera~en. Onder de
smelttemperatuur van het carbamaat (153·C) verloopt de .
reactie aanvankeli~
z er traag, doordat ze plaats heeft
in de vaste fase. Het water dat b
ij de reactie ontstaat zal
evenwel lang amerhand het vaste carbamaat oplossen, zodat
de reactie steeds meer in de vloeistof-fase gaat verlopen.
In die fase is de reactiesnelheid veel hoger. Het ater
erkt dus enigszins als katalysator en het reactieverloop
heeft dan ~ok het karakter van een autokatalytische
reactie.
Boven de 180·C heeft de opbrengst-curve een maximum. Dit
maximum is hoogstwaarschijnli~
het gevolg van nevenreacties die dan gaan optreden.
Invloed van de~doorzet.
Verhoging van de doorzet ge ef t - bij constante reactorgrootte
- een afname van de conyersie door verkorting van de
reac-tieti~ ~ zie fig. 2 en 8). D
e opbrengst heeft als functie
van de doorzet een maximale waarde ("zie fig. 4).
Conclusies ten aanzien van de reactievariabelen.
,
t\~...i[ ("
Temperatuur
: groter dan 150·Ct.v.m. de snelheid van de
carbamaat-~orming
en qndér de 180·C i.v.m. nevenreacties
~zie fig. 8).
Druk : boven de dissociatiedruk van het carbamaat bij de
heersende temperatuur en Nfl
3/ C02 verhouding. Verdere
ver-hoging geeft steeds zwakker wordende stijging van de
con-versie (zie fig. ~). Dus zo ver verhogen tot de st
ijgende
conversie in balans is met de stijgende compressie-kosten.
NH
3/C0 2 verhouding : Een toename van deze verhouding doet
de conversie van CO
2 stijgen, maar de ureum-opbrengst
.
---
-11.
bepaald.
• d
houding wordtYdoor de wijze van bedrijfsvoer~ngen oor
economische factoren. Een rol bij deze keuze speelt ook
het probleem van de corrosie. Een hoge
Nfl
3/ C0 2 verhou-ding verz akt n.l. het sterk
corrosieve karakter van het reactie-mengsel.
e .
H
a/co
verhouding: Deze verhouding is allen 1n het spel
2 2
t .
bij processen, waarbij het carbamaat
dat niet omgeze 1S
als een waterige oplossing naar de reactor teruggepompt
wordt. Het is dan steeds aan te bevelen, het
water-gehalte
van de voeding zo laag mogeli~ te houden.
Reactieti~ : B
ij de bepaling van deze ti~ moet men een
op-timum zoeken, tussen de conversie
en de grootte van de
re-actor (investeringskosten).
Doorzet : afhankel~~
van de vereiste productie, de gekozen
reactie-omstandigheden
en de toegepaste wer~ize (geen,
partiele,
f totale recycle.) •
111. Ureum-processen.
Ureum is voor het eerst ge1so1eerd in 1724 door
kristalli-satie uit urine; de eerste
synthese van deze stof werd
uit-gevoerd in 1828. Die synthese werd gevonden
door W5hler en
berustte op de isomerisatie van ammoniumcyanaat
:
NH40CN ~
CO(NH
2)2·
Historisch gezien is deze synthese van groot belang, omdat
het de eerste synthese van een organische stof was uit
an-organische grondstoffen.
Daarna zijn veel synthese-methoden
uitgewerkt en in 1870
ontstond de methode, waarop nu alle technische
ure~
processen berusten, n.l. de dehydratatie van
ammoniumcarba-maat. Deze werkwijze werd evenwel
pas in 1920 voor het eerst
in een commercieel proces
toegepast; n.l. door de l.G.
Far-benindustrie. De tegenwoordige p
r oc es s en zijn alle variaties
op dat eerste proces. Deze processen
zullen hier nu nader
besproken worden. Daarbjj komen alleen de processen
~- -
-12.
sprake, die nog op grote schaal toegepast worden. B~ deze
processen wordt evenwel niet het Toyo - Koat su - proces
besproken, omdat dit prpces tot ~ toe nog nooit buiten
Japan toegepast is. Met dit proces wordt 16
~ van de
wereldproductie bereid (lit. 11).
om
een duidelijk overzicht te geven van de verschillende
processen is de beschrijving ervan zo veel mogelijk
gesys-tematiseerd. K
arakt er i s t i eke grootheden zijn daarom in
tabelvorm samengevat. In verband met de snelle ontwikkeling
van de ureum-industrie zijn in deze tabel (blad 17" alleen
gegevens vermeld uit vr~ recente publicaties. Daarnaast
wordt van elk proces een schematische flowsheet gegeven.
In die flowsheets is van de processen alleen maar de
werk-wijze weergegeven bij toepassing van
to~tale recycle, omdat
het pércesschema ook een proces beschri
Jft met t tale
re-cycle.
De nu volgende beschri~ng
van de processen kan dus
be-perkt blijven tot een korte toelichting op de flowsheets,
met een eventuele vermelding van eigenschappen, die niet
uit de flowsheet en de overzichtstabel bli~en.
Inventa-proces.
Ni et omgezet carbamaat worit ontleed in NH
3 en CO2• Deze
twee stoffen worden afzonderl\~
naar de reactor
terugge-voerd. De scheiding gebeurt in de gasfase, door absorptie
en de sorptie van NE) met een onbekend absorptie-middel. Mon t e c a t i ni - pr oces .
Het terugvoeren van NE) en C
O2 gebeurt hier in vorm van
een ammoniumcarbamaat-oplossing
in water. De
carbamaat-ontleder is hier n.l. gecombineerd met een z.g.
carbamaa.t-condensor. D
e z e a.pparatuur bestaat uit twee gedeelten.
In het bovenstuk wordt het niet omgezette carbamaat
ont-leed door drukverlaging
en temperatuurverhoging. Daarbij
ontstaat gasvormig NE en CO , dat afgevoerd wordt via een
centrale pi~,
die boven het vloeistof-niveau uitmondt.
Door koeling van deze afvoerp~w in het tweede g
e dee l t e van
de kolom, condenseren de ga s s en en meegevoerde waterdamp
tot een carbamaat-oplossing. D
ze oplossing wordt naar de
reactor terug gepompt.
IN"
t! NTF1. (J. ,.T. ~,). '3 . ",Us •COl C0:t ti ...,. S op". "". :t c, C!:t...
... CL Cl. W f# I-", "'#4~, c:o~ , Ha 0 I 0pl.. ,.... MONr6C:RTiA//. ç i ir, 1). R CP46.-OpL.0 ..
HEprlFR PECHiNE.!:J' (Li r, ~). s OLiE ZO"r - 01..1 S _ ....---;---I!-'---...,.---+---, ItEIIIoaro. c, C0:l, CFlIt8F1I'f"",r-SU,lt'l.!S """'3 R- - -- -- - -
-14.
Penchiney-proces.
Ook bij dit proces wordt het niet verwerkte FR3 en CO2
als een carbamaat-oplossing naar de reactor terug
ge-pompt, maar B4e~ nu niet in water ma ar gesuspendeerd
in een lichte paraffinische olie. De ze olie heeft, naast
de circulatie van het carbamaat, nog andere functies;
n.l. warmtetransport en koeling in de reactor en
ver-mindering van de corrosie. Het gasvormig NH
3 en C02uit
de eerste carbamaat-ontleder (Cl) wordt in de zout-olie
reactor tot een c8.rb8Jll8.a.t-slurry. Dez~ reactor werkt bij
60 - 95·6 (lit.3) en 5 - 7 atm. (lit.8)~ de slurry bevat
35 - 40% aan carbamaat (lit.2). He t NB
3 en CO2 uit de
twee-de carbamaat-ontletwee-der (C
2) en het niet gebonden ga s uit
de zout-olie reactor wordt teruggepompt naar de eerste ontleder.
Chemico 2,5:1 - proces.
Van dit proces zijn bizonder we~n~g details gepubliceerd.
De gegeven flowsheet is overgeno~en ui t een artikel in
Petr. Ref. (lit.2); een toelichting op die flowsheet ont-breekt daar evenwàl.
Het proces wordt met en zonder recycle uitgevoerd. Zonder
recycle heeft het proces als gr oot voordeel de lage
pro-ductie aan gassen per ton ureum; n.l. 0,26 ton NH
3 en 0,13
ton CO2 (lit.3).
Chemico 6:1 - proces.
In verband met de uitzonderlijk hoge NH
3-overmaat is in deze
installatie een speciale destillatie-kolom opgenomen voor
het afscheiden van niet verwerkt WH
3• Deze kolom is tussen
de reactor en de carbamaatontleder in geschakeld~ De kolom
werkt bij ongeveer 17 atm. (lit.3). Naa s t de hoge conversie
heeft de NH
3-overmaat als voordeel, dat de warmte in de
reactori erdoor opgenomen wordt, waardoor geen speciale
koeling nodig is.
/5. "'s
Op.L. OpL.
op.L.
ulUi"fOf -OpJ.. ut ~ " R Q o ~,. "
.
cI 111 SRS ~ ti CONO; 1/1 rio .... ,'IJ 1'1ER """"U""'J"'Jllfr6A, CRR.6"..""T. ""ER NM~ eoz NH!j""
ot..
R C ~IlR 19C 0 lA S..
~ CO2 NHl Nk3 yJ~ Hf!!flr .. ,.J2fa
Ico . . . .~ LIC . . . .~ \ov"'T6~ (!RIl,6RfOf"'RT S TI9RTSH!jNIfFAi.st aat smi,~en-proc e s .
1.6.
door absorptie en desorptie van CO2 met ~[&A
(monoethanol-amine).
NH
3 en CO2 worden afzonderlijk dan naar de reactorteruggevoerd.
proces
De eerste carbamaat-ontleder van dit is te verdelen in drie
secties. In de bodemsectie wordt het niet omgezette
carba-maat ontleed. Het NB
3 en CO2 dat daarbij als gas ontstaat
wordt in de middensectie weer gebonden tot carbamaat en,
in water opgelost, naar de reactor teruggepompt. Over de
top de kolom ontwijkt zuiver WH
3
'
dat als vloeistof naar dereactor teruggevoerd wordt. Dit proces is dus enigszins te
beschouwen als een combinatie van het Mont e c a t i ni - en het
Chemico 6:1- proces.
IV. Keuze van proces, productiegrootte en plaats van de fabriek.
Bij alle processen wordt het carbamaat, dat niet pomgezet is
tot ureum ,ontleed door verwarming en expansie. Het NE) en
CO
2, dat daarbij ontstaat kan nu volledig, gede eltel~~ , of
in het geheel niet gerecirculeerd worden. .
Het ge brui k van geen of een gedeeltelj~e recycle kan grote
voordelen bieden, als de ureum-fabriek gekoppeld kan worden
aan een fabriek, die het niet ver wer kt e
NH)
en CO2 verbruikt.Er is dan dus een integratie vereist in een groter gehee l .
Bij gebruik van totale recycle vervalt deze behoefte aan
integzatie. Het ureum-proces wordt dan tot een afgerond
en zelfstandig geheel.
De opdracht is een processchema uit te werken voor de
fabri-cage van enkel maar ureum. Aan deze opdracht wor dt dus het
best voldaan door totale recycle toe te passen; er ontstaan
dan helemaal geen biWroducten.
Een keuze uit de diverse processen met totale recycle
-is nu gedaan aan de hand van de overzichtstabel op blad 17.
Gekozen is voor he t st aat sm\~en-pr o c es .
"'"
Bij dit proces kan voor de constructie van de reactor ....~wo n
- - - -- - -
-17.
- - ---1
I
I
S'yn~ese~ type reactor
koeling van de reacto~
materiaal van de reactor
ol. verh. NH~COJ in de voeding
temperatu~in de reactor, ·0
druk in de reactor, atm.
druk in u~e lste car .-onb tI de er, a m.t
temp. in de Zde carb.-ontleder, ·0
druk in de 2de carb.-ontleder, atm.
ton .
Verbruik:-NH
3, Iton ureum
002' ton/ton ureum
hoge druk-stoom, ton/ton ureum ton
lage druk-stoom, Iton ureum
koelwater, m' per ton ureum electriciteit, Kwh/ton ureum
Prill-proces: watergeh. ureum-smelt na verdamper,% Hoogte van de prill-toren, m.
coating van de prills
Resultaten: conversie to~ ureum, mOl.% 002 p.p.
biureetgehalte prilIs, %
kristallijn,
%
watergeh. prilIs, ~edroogd,
%
gedroogd, %
Diversen: levensduur van de reactor
6
wereldproductie in 1959, 16 ton/jaar levensduur van het reduceerventiel
• gem. kosten van 100t' /d-plant, 106 $
N.B. De cijfers in de smalle kolommet j e s geven de brorr vam
de vermelde gegevens aan, doo~ te verwijzen naar de
---- -~-- - -Ft Mt S0 S:p Set 10 lp 11; ,,~C0 ."JCr (,:C -'C 0 " J!' v, 6,:1 6,:'1 2';5:1 2,5,::1 A 3 A 3' A
,-
A,.
A :1 A,-
A:;;
-
,
j, 1r 2 1f 2 ." 2 lf 4 w; 4 lf 4--
;:-
}Pb ~O C-N
,
C-N 2 C-N 2 C-I'. 2 Vulcan-a11iage 4 Ag 3 Ag 32 1 3 1 2',.5 3' 2-5 3: 2-5
;:
2.-3 4 2~): 4 2~;" 4- 6 6 2,5 2,5, 180,
175 2. 175 2 175 2 115 2 160 4 160 4 160 4- 180 180 180 190 190 190 210 3 170 2 200 2 200 2 20C 2 170 4 170 4 170 4 280 ;: 280 3 240 2 240 2 190 200 200 200 41,.
20 2 20 2 20 2 3',5 4 3,5 4 32,0 2,0 2,5,0 4 90 ~,- 90 13 90 1,-100 LOO IOC ='1 2 1 3i 1,2~3' ~ 13' J,2l'
q58,-
0,66 3 1,28 3' 0,82 3 q5€ 2 J,14 3: 0,57 2 058;;
0,5,93
;
q6o. 3-q763
0';173
1.753
1,1.0 3 0;76 2. lJ+7 3°l3
2 1,0 6~ 3cas
3,013
1 3;9
5'- 3 2,18,-
q48 3' q59 3 }2)421 ~58 3 2,60 :3 1,70 :): ±,70 3'-
3 ],22 3' 1,43 3-
-
-110 3 103,-
113 3 12J. } 140 21 93 3 170 :3 7'5 3 .) IJ ~ .1I
190 3 145 3':no
3 2;'0 :3 160;21 170;:
215;:5
190" 3; t 0.5 8 <0.8 7<
q,
2. <~3 2 <~ 2 <1 4 <1 4 <.1 4- 0,5 2' 0,5 2 0,5 2 0,5 2 6D 8 44 3 3'5 ~3 35 ~3 35 1:5 k 8-
3'_
.
:5-
3 k 4 k 4 k 4-
3-
3-
3-
} 45 2 45 2 45 2 7i8 3 78 ): 50 ~2 50 2 70 70 0,8 tL2 <1 :3 <1 3' <1 :5 <1 3~ <1 3 <1 2 <1 2 q5 P.2 <0,0 5 3 4)P5 3' <0,05;;
ûp5 3, 06 tL2I <0 3 3',
<gil 3' <q3' 3' <q5 3 ~q5 3 <q5 3 <0,,5 3 0,2 3-
-
_
.
_
.
-
-oe 2 00 2 co 2 10-15 j • 4 ce 3' 0 0 3 0,7 2 0,5 2 0,5 2 0,5 2I
I
>1m 3' >4 j 3 >4 j 3' >4 j 3 14-18 m. 2,5 3 1,8 3 1,8 3 1,8 3I
I
2,0 :3 2,5 3 ~,8 3; 2,0 2 Mont e ca t i ni . F = Penchiney. S = staatsmijnen. 1=
Inventa. C = Chemico.-0 ="once through"- proces.
-p = proces met part. recycle.
-t = proces met totale rec.
- = recycle - proces.
r
IJdaarnaasz nog 45 m3' aardgas nodig.
~inc lu s i e f koeling.
-.; '. \,\
, ,1 " .; , "
~-
-18 •
Het gebruik van Cr-Ni-staal is hier mogelijk dankzi
:i een
speciale bestrijding
van de corrosie met zuurstof (zie
lit.20) •
Het verbruik van de diverse totale recycle-processen blijkt niet veel te verschillen (zie blad 17). Het koel-water-verbruik is bij het staatsminen-proces wat hoger,
maar het electriciteitsverbruik
ligt gunstig ten opzichte
van de andere processen.
Bij vergelijking van de prill-processen geeft het staats-mijnen-proces als duidelijk voor ee11, dat de prill-toren
relatief laag is en dat het niet nodig is, de prills te
drogen of te coaten.
De kwaliteit van de prills is uitstekend; het
biureet-gehalte staat het gebrui k voor kunstmest en veevoer toe
(zie blad 4). Verder kitten de prills niet aaaeen en
kun-nen dus zonder meer opgeslagen of vervoerde worden.
,, '
Tot slot wordt nog gewzen op de lange levensduur van·fte .
reduceerventiel en de relatief lage investeringskosten.
Productiegrootte en plaats van de fabriek zijn aan elkaar
gekoppeld en worden hoofdzakelijk bepaald door economische
facto~ren. Bij het gekozen proces is vooral de aanvoer van de grondstoffen van belang (NE
3 enCo2). Het afvoeren van
de ureum weegt hier minder zwaar door de goede kwaliteit
van de prilIs. Me n kan deze n.l. zonder meer bulk
vervoe-ren per trein of schip; met de prills van andere processen
gaat dat minder goed, omdat die dan neiging hebben samen
te kitten. Bij voorkeur wordt de
~eum-fabriek dus gebouwd
in associatie met een industrie die NB
3
en CO2 kan leveren.De vele economische factoren die de grootte
en de plaats van een fabriek bepalen z\~ voor een buitenstaander niet
te overzien. Daarom is de fabriek, waarop het proces schema
betrekking heeft, maar vereenzelvigd met de u~reum-fabriek
die op het ogenblik in aanbouw is bjj de staatsmijnen in
Geleen. Het is een fabriek, die net als het processchema,
het staatsmj,men-proces
toepast met totale recycle. De productiegrootte van die fabriek wordt 200tld.
v.
19.
Behalve in Geleen kan men zich de fabriek ook id Delfizijl geprojecteerd denken. In de toekomst zal daar n.l. ddor de Staatsmijnen een chemische industrie opgezet worden, die gebaseerd zal zijn op aardgas. Deze industrie zal hoofdza-kelijk kunstmeststoffen gaan produceren (krantenbericht van 19 jan. '61).Het proceschema zal dus een beschrijving geven van het Staatsmijnen-proces met totale recycle voor een productie van 200 t j d•
Beschrijving van het Staatsmijnen-proces met totale recycle. (verklaring van het schema). Deze beschrijving zal gegeven worden aan de hand van het processchema, waar dit verslag bij hoort. (x)
De grondstoffen voor dit proces moeten zeer zuiver zijn.
~
Zuiver NH
3 wordt als vloeistof van elders betrokken. Meestal zal het nodig zmjn om deze vloeistof eerst nog te filtreren, om er de laatste resten olie en katalysator uit te verwijde-ren. Daarna wordt het NH
3 via stroom 1 ingevoerd in de in-stallatie. In een buffervat, V-I, wordt het samengebracht met zuiver vloeibaar NH
3, dat afkomstig is uit de recycle-sectie. Vanuit dat vat, dat een druk van 20 atm. heeft, wordt het NH
3
vervolgens in de eerste reactor, R-l, gepompt op een druk van 200 atm.Het 00
2 mag maar maximaal 2
%
aan inerte gassen bevatten enO~~ tot O~
%
aan zwavel. Om aan deze laatste eis te voldoen zal het meestal nodig zal, om de organische zwavel-verbindingen uit het gas te verwijderen. Daarna zal het gas gedroogd moeten worden, omdat het vochtgehalte niet hoger mag zijn dan 19 watefM3in verbamd met de compressie die volgen zal. Het is ook mogelijk
om het gas met een hoger vochtgehalte te comprimeren, maam dan moet een speciale compresso~gebruiktworden, waarbij tussen de opeenvolgende trappen condensaat afgetapt wordt.
He t zuivere, droge 002-gas wordt nu aangevoerd via stroom
3.
Om corrosie in de installatie te voorkomen wordt hier zuurstof aan het gas toegevoegd. De vereiste hoeveelheid zuurstof hangt (x): zie de fIowsheet op het vouwblad achter in dit verslag.20.
af van de reactie-condities an het zwavel-gehalte van het
002. De hoeveelheid is in de groot orde van 1 - 3 vol.%van
~Jhe t 002. (zie lito 20). ~
.
)."J\:
Het 0° 2 wordt vervolgens gecomprimeerd tot 200 atm. en alsI
l
.~ vloeistof in de eerste reactor geperst (stroom","",---,
4).
•
De eerste reactor, R-l, wordt dus o.a. gevoed met vloeibaar NH
3 en vloeibaar CO2• Het NH3 is daarbij in overmaat
aanwe-zig. In deze reaetor heeft de eerste trap van de synthese plaats, n.l. de vorming van het carbamaat. Die reactie
ver-loopt onmiddellijk en volledig en is sterk exotherm. Om de
reactie-warmte goed te kunnen afvoeren wordt hier een buizen-reactor gebruikt. De hoge doorvoersnelheid in deze buizen-reactor is geoorloofd, omdat de reactie bijzonder snel verloopt. De tweede trap van de synthese, de ontleding van carbamaat
tot ureum, verloopt langzaam en onvolledig en vereist een
veel langere reactie-tijd. Om daaraan te voldoen is de tweede reactor, R-2, uitgevoerd als een autoclaaf. De bedrijfsvoering is zo, dat in deze reactor geen warmte toe- of afvoer nodig is
(zie Wa r mt e - ba l an s ) .
Het reactie-mengsel (stroom 6) wordt nu ontspannen van 200
naar 20 atm. en verwarmd. De bedoeling daarvan is, om het niet omgezette carbamaat weer te ontleden in NH
3 en 002 en
om de overmaat NH
3 te verdampen. Dit gebeurtfi in O_la. De
dampen uit O_la worden in O_lb weer afgekoeld en vormen daar-door weer carbamaat. Dat carbamaat lost op in het water, dat door O_lb gecirculeerd wordt. Dit water neemt tevens de reactie-en oploswarmte van het carbamaat op reactie-en geeft die weer af in
de koelers W-2. De overmaat NH}, die gasvormig overblijft, wordt gefractionneerd in de kolom O_lc en vloeibaar afgevoerd
("stroom 10).
e
Me t nadruk moet er evenwl op gewezen worden, dat de
construc-tie van C-l, zoals hier beschreven en in het schema aangegeven, naar eigen inzicht is; er is n.l. geen uitgebreide puhlicatie gevonden over de inrichting van dit apparaat.
21. via C_la + ,NH2 0=0 (n - 2)' NH 3 ... 0-1TJ! 1 - ',.;;j4~_ .
tin R-2
,NH 2 (1 - p) 0=0 +I
'O-NH4; tin O_la (1 - p)(2 NH 3 + CO2)~
in 0-1b ,NH 2(1 -
p) 0=0 "'O-NH4 ,NH2 P 0=0 + P H"O + 'NH '2 2~O_la
ureum-oplossing (stroom 13) wordt opgelost in water (stroom 7) e-i? \ .( . \ ...,,-..., ,\. " '" (n - 2) NH 3 (stroom 1) De carbamaat-oplossing (stroom 7) en het vloeibare NH3 (stroom ~ worden nu ieder gecomprimeerd tot 200 atm. en teruggepompt naar de eerste reactor. Het is daarbij
, vereist, dat het NH
3 b~s.~~st geen 002 meer bevat, omdat
and~rs carbamaat-vorming in de compressor optreedt, waar-door deze kan vastlopen.
Het was ook mogelijk geweest, om de carbamaat-oplossing meteen naar de tweede reactor te pompen. Dat is even el niet gedaan, omdat de oplossing nu in de eerste reactor inwendige koeling geeft. De eisen aan de externe koeling
; ;;;t;: ~I :=81 al tic: .pill.l van deze reactor kunnen dus.
ver-minderd worden. \ 1 \.j.) \,' :{~\:\' • 'J'\ .:.• ~ ', , '
'
/
In het schematisch overzichtje van de gang van zaken, dat zojuist gegeven is, is verondersteld, dat al het carbamaat in O_la ontleedt. Dat is niet het geval. Daarom wordt een tweede druk-verlaging met verwarming toegepast in een volgende carbamaat-ontleder (a~2). De druk is nu gedaald tot 1 atm •• In deze ontleder wordt de oplossing gekookt waardoor, samen met het NH
3 en 002 - ontstaan uit carbamaat -ook een gedeelte van het water als damp over de top verdwijnt.
22.
Deze iopdampen worden nu afgekoeld
(W-.)
en weer gecom-primeerd tot 20 atm. (00=4). Hi e r door gaat de stroom over in een verdunde carbamaat-oplossing. Deze oplossing wordt nu, in plaats van water, boven in C_lb gesproeid om het daar gevormde carbamaat ook nog op te lossen.Soms wor den er in plaats van deze t ee carbamaat-ontleders zelfs drie gebruikt. Ze wor den dan op dezelfde manier als hier is aangegeven achter elkaar geschakeld, waarbij de
eerste ontleder weer bij 20 atm. werkt, de tweede tussen 20 en ~ atm. en de derde bij 1 atm.
De ureum-oplossing bevat na deze bewerkingen nog maar een laatste restje carbamaat. Dit spoortje ontleedt volledig, wanneer de oplossing vervolgens ingedampt wordt in een Luwa-verdamper (L). Bi j deze verdamping treedt een
bijzon-dere moeilijkheid op. Omdat nagenoeg al het water verdampt moet worden is het noodzakelijk het ureum te smelten en als een smelt te verpompen.De vereiste temperatuur is ~~ 132·0. Nu kan ureum boven de ~1 0 · C overgaan in biureet, volgens
de reactie :
Deze nevenreactie is bijzomder hinderlijk, omdat een te hoog biureet-gehalte het ureum voor al zijn toepassingen onbruik-baar maakt (zie blad 4).
Door de vereiste temperatuur van 132·0 is deze reactie even-wel niet te voorkomen en he t is dus zaak het verloop ervan zo veel mogelijk te beperken. He t is dus vereist, om de
is
tijd aarin het ureum op 132·Cvzo kort mogelijk te houden, en om te voorkomen, dat de temperatuur ergens boven deze minimale waarde stijgt; daardoor zou de biureet-vorming maar onnodig versneld worden. Op gr ond van deze eisen wordt hier nu een Luwa-verdamper gebruikt. Dit apparaat bestaat uit een vertikale buis, omge~en door een verwarmingsmantel. De ureum-oplossing wordt boven in deze buis gebracht en daar door een snel ronddraaiende rotor tegen de wand geslingerd. De oplossing z~akt nu als een dunne turbulente film langs
?
23.de wand naar beneden. Hierdoor heeft een zeer intensiexe warmteuitwisseling plaats, waardoor de verdamping snel en uniform kan gebeuren (korte verblijftijd en nergens boven 132·0). Bovenuit de pijp ontwijkt het verdampte water met wat NH
3
en 002' ontstaan uit het laatste restje carbamaat.De damp moet nu eerst een kamer passeren, die boven op de verdamper-pijp gemonteerd is en waarin de rotor vanuit deze
pijp doorloopt. Me eg e s l eu r de druppels worden daar deer die
reter tegen de wand geslingerd en stromen dan terug in de
verdamper-pijp. De damp verlaat dan vochtvrij de verdamper. 1
In de pr~ektijk wordt) eze verdamping in twee trappen ui t- .)[i",\'A
gevoerd, waarbij de tweede verdamper onder een lagere druk
werkt dan de eerste. Hi e r ove r zijn verder evenwel geen
ge-gevens voorhamden.
De ureum-smelt wordt nu vanuit de bodem van de verdamper naar de top van de prill-toren verpompt. Dit moet zo snel
mogelijk gebeuren, omdat de biureet-votIning ma a r steeds
door-gaat. Daar komt nog bij, dat de biureet-vorming tijdens de
val in de prill-toren toeneemt met het biureet-geha~lte
van de ureum-smelt bij aankomst in de toren. Om dit transport nu tot een minimum te beperken is in enkele fabrieken de
verdamper boven op de prill-toren gebouwd. Deze oplossing van het probleem geeft echter weer moeilijkheden bij het hanteren en onderhouden van de installatie.
Bij het prillen wordt de ureum-smelt boven in de toren ver-sproeid tot kleine druppeltjes, die tijdens de val stollen
tot harde bolletjes. De gr oot t e van deze bolletjes wordt
bepaalt door de grootte van de ga a t j e s in de verdeelkop,
boven in de toren. Omdat het gewen s t is prills van uniforme
gr oot t e af te leveren worden te gr ot e en te kleine prills
uitge~~e~,~eerd ~~t _,~~Jl . een zeef en ssn al='h::'a:*== (Z)e:
jr). Dez~f'(prills wor de n weer opgelost (V-') en opnieuw
ver-~ 27
werkt (stroom ~). Ten slotte worden de prills nog volledig
VI.
.t. :...
24.
De damp uit de Luwa-verdamper bêvat nog NH
3 en 002 • Daarom wordt deze damp niet zonder me e r afgevoerd, maar eerst ge-condenseerd. De ge r i nge hoeveelheid NH
3 en 002 lost hierbij volledig op in het condensaat. De inerte gassen, die o.a. met de 002-voeding ingevoerd zijn, worden uit de condensor
(w-6) afgezogen. Door het afzuigen van die
-
ga s s en bereikt men- - - ._--_.
---~-tevens de gewenste onderdruk in ~~_~e !dampe r~ Daarna wordt
f
het condensaat uitgekookt in een desorptie-toren (D) en af-- - ._
..
-
..
_
--
--
p-
_
.
-
-
..-gevoerd. Het vrijgekomen NH
3 en 002 wordt weer verwerkt. In de prak~ijk voegt men hi e r nog een absorptie-toren aan
toe, waarin alle gassen, die eventueel op de installatie vrij-komen, uitgewassen worden met het condensaat voordat dit. uit-gekookt wordt. Eventueel NH
3 en 002 uit die gassen wordt zo dus ook nog teruggewonnen. Die spuigassen zijn verder even-wel niet me e r in de beschouwing opgenomen en daarom is ook die absorptie-toren niet in het s~ma aangegeven.
Het hier gegeven processchema heeft enkel betrekking op de productie van prilIs. De ureum-oplossing uit V-2 kan even-wel ook gedeeltelijk verwerkt worden tot kristallen. Voor nadere gegev en s over he t kr i s t a l l i s a t i e - pr oc e s wordt verwe-zen naar de literatuur (lit.2,4,8).
Keuze van de synthese-condities.
De condities moeten gek ozen worden voor een ureum-productie van 200 t j d•
Temperatuur: 175·0, naar gegev en s uit lito 2, 3 en 13. Druk: 200 atm., naar gegevens uit lito 2, 3,en 13.
H20j002-verhouding: Deze verhouding moet zo laag mogelijk zijn. Dat is te bereiken, door te zorgen dat de carbamaat-oplossing, die van O_lb naar R- l teruggepompt wordt, bijna verzadigd is bij de laagste temperatuur die de oplossing moet aanneme~i dat is 50·0. De oplossing ma g nu 65
%
car-bamaat bevatten.Reactie-tijd: Om een maximale conversie te krijgen is het nodig, dat de reactie-tijd lang gen oe g is voor de instelling
- - -
-25.
van het evenwicht. Bi j 175·0 is het evenwicht ingesteld na 20 minuten (zie fig. 8, blad 7). Deze lange verblijf-tijd moet nu realiseerd wor den door R-2 groot genoeg te maken. Om nu evenwel de grootte van R-2 niet onnodig op te voeren is het zeer gewens t , dat de doorzet door deze reactor minimaal gehouden wor dt . De doorzet is een functie van de NHyl00 2- v e r h ou di ng .
~a02-verhouding; . ,De ze verhouding moet dus zo gekozen
worden, dat
d
~
~
~à§t
!
~en
minimaal is. Dit heeft niet alleen X.../"'-- - -"-'.. -....-~.'..--_...----., .', .- _.- '- ..._
-als voordeel dat de grootte van R-2 beperkt blijft,maar ook, dat de belasting van de compressoren en de recycle-sectie minimaal is.
Behalve de doorzet door R- 2 is ook de vereiste tempe r a t uu r in a_la een functie van NHy/a 0
2• Deze temperatuur moet n.l. zo liggen, dat al het carbamaat kan ontleden; d.w.z., zo dat
e
op het einde van de carbamaat-ontleding de evnwichtsdruk nog
~ro
ter-kleiner is dan de werkdruk, of eraan gelijk. De minimale tem-peratuur voor a_la wordt dus bepaald door de werkdruk (20 atm) en de gassamenstelling als al het gas ontleed is. Die gas~
samenstelling is nu een functie van de NH
3/00
2-verhouding in de voeding. Het is nodig, om bij de keuze van de NHyla0 2-verhouding al rekening te houden met deze temperatuur, omdat een te hoge temperatuut' biureet-vorming kan geven. In de literatuur (lit.l§) wordt in dit verband 110·0 als maximaal toelaatbaar opgegeven voor lage drukken. Bij hogere druk(20 atm.) ligt deze temperatuurgrens wat hoger.
Bij de berekeningen, die nu volgen i.v.m. de keuze van de
NH
3
/ a 02- ve r h ou di ng , is de voeding van R-I steeds beschouwd als uisluitend samengesteld uit NH3,a02 en H20 . He t carbamaat wordt daarbij steeds ge s pl i t s t ge da cht in__NH
3 en a02•(2 molen
NH
3 op I mol a0~). Deze rekenwijze is geoorloofd, omdat in B-I toch al het a02 kwantitatief omgezet wor dt tot carbamaat. De opgegeven hoeveelheden NH
3, a02,en H20 evenals de NH~ao2 en H20/a02-verhoudingen hebben dus steeds betrekking op een voeding, waarin het carbamaat omgerekend is tot NH
- - ,
-26.
Onderstaande tabel geeft nu een overzicht van de stand van zaken bij ~erschillende NH3jC02-verhoudinge~~
gestelde conversie, in ~C02 50 55 60 65 70 75 80
-
.
hcev , ,C0 2 verelste in de voeding,tj d 294 267 244 226, 210 195 183-niet tot ureum
~rwerkt CO2, t j d 147 120 97 79 63 52 36 hoev. carbarnaat in recycle-opl., tj d 261 213 172 140 112 92 64
-hoev. H 20 in det 140 115 93 75 60 49 .1 34 recycle-opl., /d EGO/C02-verhouding 1,16 1,05 0,93 0,81 0,70 0,62 0,45 in de voeding f -NH~Oo2-verhouding 3,7 4,1 4,4 4,8 5,4 6,2 7,0 in de voeding ~ vereiste hoev. NH 3 in de voeding, t j d 420 423 415 420 438 468 495-niet tot ureum
~rwerkt NH
3,
:f/
d307 310 302 307 325 ~ 355. 382
"
doorzet reactoren 854 805 752 721 708 712 712 -verelS e. t min. temp.
in e_la, ·0 124 122 121 120 117 115 98
_1..
Bij het opstellen van dit overzicht is gemakshalve uitge-gaan van aangenomen conversies. Bij aanname van een con-versie is uit te rekenen hoeveel CO2 nodig is om 200 t j d ureum te maken en ook hoeveel CO
2 daarbij niet tot ureum omgezet wordt. Als het CO2 dat niet verbruikt is komt in de vorm van carbamaat terug in de reactor (aangenomen dat er geen verliezen optreden). Mol a i r gezien is de hoeveel-heid carbamaat in de recycle-oplossing dus gelijk aan de
u reu m hoeveelheid CO
2, die niet verwerkt is tot 8~.QGmGGt. Deze hoeveelheid carbamaat is dus te berekenen.
27.
oplossing. De hoeveelheid water, die samen met het
carba-maat i~ de reactor ge br a ch t wordt is nu dus ook bekend;
dit geef~ de H20/C02-verhouding.
Bekend zijn nu de temperatuur (175'C), de conversie
(aan-genomen) en de H
20/ C02- ve r h oudi ng . Uit fig.B, blad 7, volgt nu welke NHylC02-verhouding nodig is, om de aangenomen con-versie inderdaad te bereiken. Uit de kennis van de vereiste
NH,/C02-verhouding volgt nu de vereiste hoeveelheid
NH,
inde voeding en vervolgens de hoeveelheid NH
3, die niet tot
ureum omgezet wordt.
De doorzet van de reactoren is nu bekend, n.l. de som van
de hoeveelheden NH
3, CO2 en H20 in de voeding. Deze waarde
is minimaal bij een NHy/Co2- ve r houdi ng van 5,4.
De vereiste minimale tempe ratuur voor C_la volgt uit de
± 2
formule: log Px
=
log P 0,2763
log x.y(zie blad 5).
Deze formule moet men nu toepassen op de ga s samenstelling
die er in C_la he e r s t , als al he t carbamaat ontleedt is.
He t ga s is dan opgebouwd uit de hoeveelheden CO
2 en NH3,
die in tot ureum omgezet zijn. Die hoeveelheden zijn
be-kend en dus ook x en y van de gegeven formule. Px
=
20 atm.Voor elk gevel kan nu duê P uitgerekend worden. Een gr a f i ek
als fig.l, blad 6, ge e f t nu de bijbehorende temperatuur.
de
(pp opgegeven temperaturen zijn uit een nauwkeuriger
dia-gram afgelezen). Het blijkt, dat de vereiste temperatuur
a \"'X,..1. "'l' v·f,-{ . ·.· r (
voor C-l maar
Zwak
afneemt bij stijging van deNHy/C02-verhouding. Bi j een verhouding van 5,4 is ninimaal 117·0
vereist. Bij de werkdruk van 20 atm. is dat beslist niet te
hoog . De temperatuur kan mi s s chi en zelfs nog wa t boven dit
minimum opgevoerd worden ,om de ontleding van het carbamaat
te versnellen.
Gekozen wordt dus voor de volgende Temperatuur R-2: Druk: NHy/00 2- ve r h . : H20/002-verh. : Verblijftijd in R-2: Conversie in R-2: a Temperatuur C-l : condities: 175·C 200 atm. 5,4 0,7 20 mi n. 70
%
CO2 120'C voedi ng28.
Bij de voorafgaan~e beschouwingen is evenwel - bij gebrek aan gegevens - de..invloed van de druk niet verekend. De gegeven berekening is dus niet geheel juist.
VII. Stof-balans.
Bij het opstellen van deze balans is aangenomen, dat er geen verliezen optreden.
Voor alle stromen is van elke component de doorzet opgege-ven in Mol/h en kg~ ; daarnaast is de totale stroom ge-karaktlBriseerd. in g/h. Deze gegevens zijn samengevat in een tabel op blad 30. De stromen zijn in deze tabel aange-duid met cijfers, die corresponderen met de nummers op de flowsheet.
Bij het omrekenen van
t/
d naar ~ol/h en kg/h is veronder-steld, dat de fabriek continu werkt.Dit hoofdstuk zal nu verder de gedachtengangen schetsen, die ten grondslag liggen aan de tabel van blad 30.
a. Synthese-sectie.
De productie bedraagt 200 t/d ureum, dat is 139 Mol/h• Voor deze productie is het verbruik aan 00
2 ook 139 MOl jh . stroom 3 vervoert deze hoeveelheid als gas bij ongeveer atmosferische druk ~ stroom 4 zet dit vervoer voort als vloeistof.
Na het passeren van R-2 wordt er geen ureum meer gevormd ; stroom 6 moet dus de productie aan ureum al bevatten, d,w.z. 139 Moljh. Daar de conversie van het carbamaat ia R-2 70
%
bedraagt (zie voorafgaand blad) moet stroom 5 aan carbamaat bevatten l~g x 139 Mol jb=
199 Mol jb . Van deze hoeveelheid wordt dus 139 Mol / h omgezet in ureum; stroom 6beva~t
dus nog 199 - 139 Mol /h=
60 Mol jh carbamaat. Dankzij het totale recycle-systeem wordt deze hoeveelheid carbamaat ge~eel terug-gevoerd via stroom 7; deze stroom vervoert dus 60 Mol jh car-bamaat. Het carbamaat is dan opgelost in water, samen met nog 30 Mol / h NH3 (zie blad 31). Bij een beschouwing van de voeding van R-l mogen we deze stroom nu aequivalen~ stellen aan 60 Mol/h 00
2 met 120 + 30 MOl / h = 150 Mol~ NH3 en water (zie blad 25).
I
I
29.
De totale CO
2-voeding van R-l bedraagt dus 139 (stroom4) +
60 (stroom 7) Mol /h
=
199 Mol /h . Daar de NH:lC02-verh.=
5,4(zie blad 27) moet de totale NH
3- voe di ng bedragen 5,4 x
x 199 Mol /h = 1074 Mol /h . De aanvoer via stroom 7 is 150 Mojh
stroom 2 vervoert dus 1074 - 150 Mol /h
=
924 Mol/h NH}.He t verbruik van NH
i
voor de pr odu c t i e van 139 Mol jh ureumbedraagt 278 - 1 Mo /h = 277 Mol /h ; er wordt n.l. 1 Mol jh
NH
3 teruggewonnen bij de vo~rming van biureet uit ureum
tij-dens het indampen en prillen. Deze verbruikte hoeveelheid NH 3 wordt aangevoerd door stroom 1. De stromen 5 en 6 bevatten de overmaat NH
3; d.w.z. 924 (stroom 2) + 30 (uit stroom %)
-- 277 (verbruik) Mol jh = 677 MOl /h NH
3•
~erder is nu nog bekend, dat de H20/ C0 2- verh . = 0,7 (zie blad 27). De hoeveelheid H
20 in de voeding van R-l, en dus in
stroom 7, bedraagt dus 0,7 x 199 (totale CO
2-voeding) =
139 Mol /h . Deze hoeveelheid verandert niet in R-l en wor dt
dus onverandert verder gevoerd door stroom 5. In R-2
ont-staat 139 Mol /h ureum en dus ook 139 Mol /h water.
b. Recycle-sectie.
Het eerste reduceer-ventiel (R-V-l) is vlak tegen C_la aan
bevestigd. De carbamaat-ontleding als onmiddellijk gevolg
van de expansie is dus te verwaarlozen, gezien de korte ver-blijftijd tussen het ventiel en C_la. stroom 9 wordt dus
identiek verondersteld aan stroom 6.
Aangenomen is nu, dat in C_la 70 % van het carbamaat ontleedt.
Deze aanname is vrij wi l l ekeu r ig , met als enig houvast een
gegeven over het Chemico 6:1 - proces; bij dat proces treedt
n.l. een ontleding van 76% op bij een druk van 17 atm. (lit.3).
stroom 13 omvat dus nog 30 % van het carbama at = 18 Mol /h
en verder dezelfde hoeveelheden water en ureum als stroom;:19.
Aangenomen is ve rder.inog, dat in deze stroom 150 MOl / h NH 3 en 25 MOl / h 002 zijn opgelost.
In O_la wordt dus 70 % van het carbamaat ontleed, dat is
42 MOl jh . Daarbij ontstaan 84 MOI /h NH
3 en 42 Mol /h 002.
Verder wordt ook het nog vloeibare NH
- - - -- - - .
1_ _
30.
Overzicht van de massa-stromen.
NH~ CO2 ffi20 Carb. Ureum TotaaJ
str Mol kg/h Mol kg Mol kgjh :Mol kg/h Mol kg/h kg/h ~
""1l
/h11
I I
"h" 1 277: 4710 4710 2 924 15710 15710 3 139 6120 6120 4 1;9 6120 6120 5 677 11510 139 2510 199 15520 29540 6 677 11510 278 5020 60 4680 139 8330 29540 7 30 510 139 2510 60 4680 7700 8 611 10370 17 750 11120 9 677 11510 278 5020 60 4680 139 8330 29540 10 789 13420 13420 11 142 2420 2420 12 101 1720 139 2510 43 3350 7580 13 150 2550 25 1090 278 5020 18 1430 139 8330 18420 14 150 2550 25 1090 278 5020 18 1430 139 8330 18420 15 182 3080 41 1830 139 2510 7420 16 139 2510 2 160 139 8330 11000 17 5 80 2 90 170 18 147 2650 2 160 143 8810 11620 19 5 80 2 90 146 2630 28000 20 1 20 142 8~BO 8820:X 21 1 20 142 8750 8820:X 22 1 20 140 8510 8580:X .")7-2,
-
2 240 240 24 2 240 240 25 1 20 138 8270 8340x 26 8 140 140 27 8 140 4 280 620 28 5 80 2 90 146 2630 2800 29 13'8 2'4-90 2- -- - - -_ .
31.
+ 84 (uit
= 611 Mol/h
\
stroom 8 bevat dus 677 (totale hoeve stroom
9)
carbamaat) - 150 (opgelost in stroom 13) Mol /h
NH
3 en 42 - 25 Mol jh = 17 Mol / h CO2•
Al het CO
2 uit stroom 8 wor dt nu in O_lb weer gebonden tot
carbamaat en als zodanig opgelost in het opgesproeide water.
Aangenomen is nu, dat ook 30 Mol /h NH
3 in dat water oplost.
Om nu vervolgens de stromen 10 en 11 te kunnen bepalen is het noodzakelijk om eerst de kolom O_lc te berekenen.
Bij die berekening is van de overweging uitgegaan,dat de
stromen, die van een theoretische schotel afgevoerd worden
met elkaar in evenwicht zijn, ongeacht de toegevoerde
stro-men. He t gas, dat van de onderste schotel van C_lc opstijgt,
is dus in evenwicht met de kokende vloeistof die vanaf deze
schotel terugvloeit in C_lb, ongeacht de samenstelling van
de damp, die vanuit C_lb deze schotel bereikt.
De onderste schotel werkt bij 60·c (temp. van C_lb); in de top van de kolom is de temperatuur 50·C (kooktemp. NH
3). Het x-y-diagram is nu geconstrueerd voor het systeem NH
3-H 20 7
voor het tra~ect van 60 tot 50·C bij 200 atm. (punten zijn
.-,', /--- -" .
Ijl berekend volgens de we t van Ra ou l t met gegevens over de
I
dampspanningen uit het Handbook of Chemistry and Physics).- _. -- -- __ .1.--r---'::::~~~--.:-.:..
x-~-diagram voor het
systeem NH3-H~9, van
60 to~ 50·0 bij 20 atm
,86 ,8~ - -- 1'8 2 ,88
.
~78 K.-~---...- ...
,78 ,80 ,82 ,8i ,8() ,88 ,go ,131 ,(l~,9'6"· ,9,«1 { x ...---- , (MOL. ~)-- - - -
-32.
De constructie van het vereiste aa nt a l theoretische
scho-tels is nu uitgevoerd volgens Ma c Cabe & Thiele, waarbij
begonnen is met de damp, die vanaf de eerste schotel op-gestegen is. Voor het topproduct is als eis gesteld, dat
het 99,5
%
NH, bevat.De werklijn ge e f t nu als mi nima l e terugvloei-verhouding
,... " R
6;20 ( mi n .
=
(~)=
0,17). Deze verhouding isge-R"--nn.n.+ 1 d x "mln. d
kozen op 0,22; dat is la
%
boven het minimum ( ~=
0,18).Uit de constructie blijkt, dat er 8 theoretische schotels
nodig zijn. Het rendement wordt nu op 60
%
verondersteld.De kolom moet dus 13 schotels bevatten.
De terugv oelver ou lng lS1 " h d" " dus
°
,22; d.w.z. stroom 1stroom 11=
=
0,22. stroom11 omvat dus 0,22 x 647 Mol jh=
142 Mol / hNH
3• stroom la omvat dan 647 + 142 Mol /h
=
789 Mol jh NH3.Ook bij het tweede reduceerverntiel (R-V-2) is de
onmid-dellijke ontleding van het carbamaat te verwaarlozen. Als onmiddellijk effect zal hier een gedàeltelijke verdamping
van het opgeloste NH
3 optreden. De totale massastromen van
de diverse componenten blijven evenwel constant; dus
stroom 14 = stroom 13.
In C-2 is een ontledingspercentage van 90
%
aangenomen.Van de 18 Mol jh carbamaat, die aangevoerd worden via stroom
14, wordt dus 16 Mol jh ontleed. Daarbij ontstaan 32 Mol jh
Wol NH
3 en 16 .L
/h
002• Verder wordt de warmte-toevoet in 0-2zo ge r eg el d , dat 139 Mol jh water als damp over de top
afge-voerd wor dt . Dat is de hoevee l he i d water die nodig is voor
stroom 7. Doordat de oplossing in 0-2 kookt, worden alle
opgeloste ga s s en verdampt. Hi e ruit volgt dus voor stroom 15:
150 (uit stroom 14) + 32 (uit carbamaat)Moljh = 182 Mol /h NH
3, 25 + 16 Mol jh = 41 Mol J h 00
2 en 139 Mol jh H20 . De
samen-stelling van stroom 16 is: 278 - 139 Moljh H~~ , 18 - 16 MöL/h
=
2 Mol/h carbamaat en verder natuurlijk l39JMol/h ureum.Deze ureum-oplossing bevat dus ongeveer 80 gew.% ureum, wat
overeenkomt met de concentratie die in de literatuur opgegeven
-- - - - " -- -
-33.
Het carbamaat, dat met stroom 16 afgevoerd wordt, komt via
de absorptie-desorptie-sectie weer terug in de vorm van een
NH
3-00 2-mengsel in stroom 17. Bi j het indampen en prillen
van het ureum zal wat biureet ontstaan, waarbij 1 Mol /h NH3
vrijkomt. Deze hoeveelheid NH3 komt ook terecht in de
absorp-tie-desorptie-sectie en dus vandaar in stroom 17. Stroom17
( . ) Mol /h Mol /h Mol /h
bevat dus 4 Ult carbamaat + 1 = 5 NH3 en 2
002 ( uit carbamaat).
stroom 12 is de som van de stromen 15 en 17. Als gevolg van
de condensatie en compressie is al het 002 we e r gebomden als
carbamaat en als zodanig opgelost in het aanwezige wa t e r . Deze
stroom omvat dus 41 (uit strooml5) + 2 (uit stroom 17) Mol /h
= 43 Mol/h carbamaat, 182 (uit stroom 15) + 5 (uit stroom 17)
- 86 (gebonden als carbamaat) Mol /h
=
101 Mol /h NH3 en139 Mol / h water.
c. Verwerking van ureum-opl. (stroom 18) tot prilIs.
Aan het einàe van deze paragraaf zal blijken, dat stroom ~27
8 MOl/h H20 vervoert, waarin 4 Mol/h ureum is opgelost.:2.7
stroom 18, de som van de stromen 16 en ~, omvat dus 139 +
Mol Mol Hlo Mol Möl
+ 8 ~ = 147 jhvmet 2 1: /h carbamaat en 139 + 4
/h
= 143 ol/h ureum. Deze ureum-oplossing wordt in de
Luwa-verdamper ingedampt tot een ureum-smelt met minder dan 0,3
%
water (lit.~) ; het watergehalte is gesteld op 20
kgjh.
Verder ontleedt in de verdamper het laatste restje carbamaat,
dat nog in stroom 18 zat. Daarbij ontstaan 4 Mol/h NH3 en
2 Mol /h 002. Tijdens het gehele proces van indampen en
pril-len zal het biureet-gehalte oplopen tot ~0,6
%
(lit. 21);dat is 50 kg/h. Om deze kleine hoeve e l he i d niet te hoeven
onderverdelen is bij het opstellen van deze balans
aangenm-men , dat al he t biureet al ontsta at in de verdamper. De ureum
smelt beva~ du s 50 kg/h biureet. Die hoeveelheid is ontstaan
uit 60 kg/h ureum, waarbij 10 kg/h NH3 vrijkomt. De
samen-stelling van de ureum-smelt (stroom 20) is duà: 143 _ 1 Mol jh
ureum, 1 Mol /h water en 0,5 Mol jh biureet. De ga s s t r oom uit
de verdamper (stroom 19) bestaat uit 4 + 1 Mol /h NH3, 2 Mol /h
002 en 147 - 1 Mol /h H
3;4.
stroom 20 woràt_~li:n. de prill-toren omgezet van een smelt
in vaste prilIs; stroom 21 is dus gelijk aan s~room 20.
Eangenomen is nu, dat ongeveer 3 % van de prills te groot
en 3 %"te klein is; dat is 2 Mol /h . stroom 23 en 24.bevatten
Mol Mol jh
dus elk 2 -
/h
ureum. stroom 25 = stroom 21 - 4 . ureum= lj8 Mol/ h ureum.
Het mmeum uit de stromen 23 en 24 wordt in V-3 in water
opgelost en teruggepompt naar V-2. He t oplosvat (V- 3) word't
gevoed met heet water uit de bodem van de desorptie-toren
(stroom26). Daardoor is he t mogelijk om in dit vat een 80
%- i g e ureum-oplossing te maken ; een oplossing dus, die
iden-tiek is aan de ureum-oplossing in V-2. (80 %-ige
ureum-oplos-sing is verzadigd bij 80·C, daarom is dus water nodig met een temperatuur tegen het kookpunt). Om deze oplossing te
kunnen vormen, moet stroom 26 gM0l /H water aanvoeren. stroom 27
omvat dan 8 Mol / h water met 4 Mol /h ureum.
di. Terugwinning van de laatste resten NH
3 en CO
2.-De gassen uit de verdamper (stroom 19) worden gecomdenseerd
in w-6 bij 0,2 a~. en 60·c. De massa-verhoudingen tussen
water NH
3 en CO2 zijn irn stroom 19 zo, dat het NH3 en CO2
gemakkelijk in het condensaat kunnen oplossen, zelfs bij
de lage werkffruk. Verder ontwijken uit de condensor de inerte
ga s s en . Omdat deze kleine hoeveelheid ga s s en nergens in deze
stofbalans varrekend zijn, wordt deze gasstroom op nul gesteld. stroom 28 is dus gelijk te stellen aan stroom 19.
stroom 29 is volledig bevrijd van NH
3 en CO2 en bevat dus
enkel maar water. Deze stroom vervoert 1~6 (stroom 28) - 8
(stroom 26) Mol /h = 138 Mol jh water.
Stroom 17 voert de gassen terug na a r de recycle-sectie.
VIII. Warmte-balans.
Om gemakkelijk de warmte-balans te kunnen opstellen over
de apparaten, waain warmte overgedragen wordt, is de enthalpie
berekend voor diverse stromen 19s3!'8kel'lB: (6H). Het vereiste
--~-
---~4 HJ.·ngaande - ~AH t = vereiste warmte-toevoe.r.
stromen uitg. s r.
De enthalpiën van de diverse stromen zijn berekend vanaf
standaard-waarden bij 25·C met de formule dH
=
C(p).dT.Hierbij is dus de druk-afhankelijkheid van H verwaarloosd.
Tevens is de C(p) meestal constant genomen omdat de
bereke-ning vaak over korte temperatuurstrajecten gaat. De gegevens, waarop de enthalpie-berekeningen gefundeerd zijn, zijn
samen-gevat in onderstaand overzichtje. De waarden zijn grotendeels
ontleend aan het Handbook of Chemistry and 19hysics (1959),
of berekend met gegevens uit dit boek en het artikel van
Fr~jacques (lit. 18).
De standaard-enthalpiën zijn berekend met de elementen als O-basis. NH' CO 2 H20 Carb. Ureum :5 ~H2 5 · C ' a -154,21 -79,634 L -15,82 -95,24 -68,32 -148,7 i-- ,} 3' .
,
'-6 Aq -19,32 -98,69 -150,4 -76.:,30 Q.'. -11,04 -94,05 -57',80 arp),
a 19,3 L 25,15 18,0 30 G 8,88 8,75 8,59a = kristallijn; L = vloeibaar; Aq
=
opgelost in water(ideale opl.); G = gas.
H · Mca l /K 1 a . Cal/M 1
A a.n / mO en ( p) a n 0 •
De resultaten van de enthalpie berekeningen staan vermeld
in een tabel op het volgende blad. Die geeft van elke
stroom de aggregatie-toestand van de diverse componenten en de temperatuur. De massa-stromen van de domponenten staan
vermeld in de tabel v~n blad 30.
Er moeten nu nog enkele opmerkingen gemaakt worden over die enthalpie-berekeningen. Er bleken geen gegevens voor-handen over de soortelijke warmte van al de verschillende
waterige oplossingen die im het proces voorkomen. Voor alle
oplossingen is deze toen gesteld op 0,7 Caljkg. Van de
-~-_._-Overzicht van de warmte-stromen.
Aggregatie-toestanden T àR' Str. NH 3 CO2 H 0 Ca. [ure'. ·C Mcal
/h
2 2 L-
-
-
-
25 -14.600 4-
L-
-
-
25 -13.240 5 F s: L L-
190 -44.850 6 F-
L Aq Aq 175 -44.850 7 Aq-
L Aq-
80 -18.970 8 G G-
-
-
120 - 7.800 9L&G
-
L Aq Aq -44.850 10 G-
-
-
-
50 - 8.540 10 L-
-
-
-
50 -12.110 11 L-
-
-
-
50 - 2.180 12 Aq-
L Aq-
100 -17.510 12 Aq-
L Aq-
60 -17.780 13 Aq Aq L Aq Aq 120 -36.420 14 G&Aq G&Aq L Aq Aq -36.420 15 G G G-
-
100 -13.660 16·-
-
I,. Aq Aq 100 -19.820 17 G G-
-
-
109-
.230 18-
-
L Aq Aq 85 -20.850 18-
-
L Aq Aq 105 -20.630 19 G G G-
-
100 - 8.590 20-
-
-
-
L 132 ~10.150 21-
-
-
-
S 100 -10.940 26-
-
];-
-
90-
540 27-
-
L-
Aq 90-
850 28 Aq Aq L-
-
60 -10.170 28 Aq Aq L-
-
90 -10,110 29-
-
L-
-
100 - 9.800 29 --
L-
-
70 - 9.860S = vast; Aq = opgelost in water; L = vloeibaar; G = gas; F = fluïde.
37.
waarna de warmte erbij geteld is, die nodig is om de
op-lossing op de j~ste temperatuur te brengen. He t gewicht van de oplossingen (in kg/h) is af te lezen uit de tabel van blad 30.
Verder is aangenomen, dat de expansies in de
reduceer-veh-tielen adiabatisch gebeuren. Daaruit volgt dan meteen:
6Hs t r oom 9 = AHs t r oom 6
AHs t r oom 14 = AHs t r oom 13 •
He t heeft constructief gr ot e voordelen, als in de
auto-claaf R-2 ge en warmte toegevoerd hoeft te orden; het inbouwen van warwa~mingsspiralen in dez~rote reactor is dan niet nodig. Om dit te verwezenlijken moet de
tempera-tuur in ~-l zo hoog oplopen, dat
6 Hstroom 5 :;:: AHs t r oom 6 .
Uit deze eis volgt voor stroom 5 - en dus voor R-l - een temperatuur van 190·C. Deze hogere temperatuur is geen bezwaar voor de carbamaat-vorming in deze reactor.
Ten slotte wordt hier nu een overzicht gegeven van de warmte-overdracht die vereist is in de diverse apparaten (+ ver-wa r mi ng:;: - = koe l i ng ) . Apparaat C_la C_lb C-2 D L P-T R-l W- l W- 2
W-3
W- 4 :· rW-5
w
- 6
W
- 7
Mca l /h ... 6;3ó-7.550
+2.940 + 80 +1.890790
-1.960
-3.570
-7.55~ 270 -3.610 + 220-1.420
80XI. T"emperaturen en drukke!!...i.!1._.de apparaten. Apparaat Temperatuur Druk
·0 atm. 0_la 120 20: 0_lb 60-S0 20 0_lc 60-50 20 0-2 100 1 00-1 50 20-200 00-2 +20 1-200 00-3 SO 20-200 D 100 1 L 132 0,2 (lit.15) P-l 50 20 P-2 80 20 P-3 100 1-20
Il-4
100 1 P-5 90 1-2 p-6 132 1-6 P-7 60 1 P-S +20 1 P-T 132-100 1 R-l 190 200 R-2 175 200 Rv-l 175 200-20 Rv-2 120 20-1 Rv-3 105 -0,2 S-E -0,2V-I
50 20V-2
90 1V-3
90 1 W-l 50 20' W-2 80-60 20 W-3 100-60 1W-4
100 1 W--5 90-105 1 w-6 100-60 0,2 W-7 60-~0~ 1 100--60De codes voor de apparaten slaan op de flowsheet achter in dit verslag.