• Nie Znaleziono Wyników

Over de stoomtuigen voor de droogmaking van het Haarlemmer Meer

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Over de stoomtuigen voor de droogmaking van het Haarlemmer Meer"

Copied!
16
0
0

Pełen tekst

(1)

OVER DE

STOOMTUIGEN

VOOR DE

DROOGMAl(ING

DA.A.RLE1'.IDER DEER.

DOOR

(}. SIMONS.

AMSTERDAM, C. G. S 1J L P li.. E. 1S48.

(2)
(3)

OVER DE

STOOMTUIGEN

VOOR DE

DROOGIIAIHNG VAN HET HAARLEHIIER IIEER"

DOOR

G. S I JJ.I O N S.

De belangstelling, getoond in de droogmaking van het Haarlemmer meer, doet m1J hopen dat niet onaangenaam zal wezen een nader berigt omtrent de stoommachi~ nes, waarmeê die plas zal ontledigd worden.

Het is bekend <lat, na de droogmaking van het meer, het water ongeveer ter hoogte van 5 ellen zal moeten opgebragt worden, voor de drooghouding van den polder. Voor zulke opbrengst zijn vijzels en schepraderen minder geschikt, ten zij het water niet in ééns, maar bij trappen worde opgevoerd. Aan zulke trapsgewijze opvoering zijn nadeelen verbonden, die het gebruik verkieslijk maken van werktui-gen, waarmeê het water in ééns tot de gevorderde hoogte kan worden opgebragt. Van zoodanige werktuigen zijn er veel, maar onder al de bekende geen, beter ge-schikt dan de pompen, wanneer groote hoeveelheden water moeten opgevoerd wor-den. Voor de droo3'making van het meer zijn daarom pompen gekozen, en wel zuig-pompen, wijl deze de eenvoudigste zijn. Na al hetgeen over deze werktuigen is geschreven, behoef ik niet andermaal, en althans niet hier, het betoog te leveren, dat de nadeelen van te hooge opbrengst en dergelijke meer, alleen door onkunde aan de pompen zijn toeg,erekend. Ik meen mij daarom geheel te mogen onthouden van eene verdediging der keuze. Het zij mij alleen geoorloofd aan te merken, dat deze

(4)

2 G. SIMONS, OVE!l DE STOOMTUIGE.'i VOOR DE

pompen niet dieper beneden het zomerpeil van den poldel' behoeven gesteld te wor-den, dan voor een ruimen toevoer van water noodig is. Bij den Leeghwater ligt de dennenvloer, waarop de pompen staan, 1,5 el beneden het toekomstig zomerpeil. Bij de oprigting van het stoomgemaal, waardoor de polder van Dreumel, Wamel en

Al-phen in zulken goeden toestand gebrag·t is, heeft de Heer ingenieur FIJNJE de

funde-ring zijner pomp moeten aanleggen op 5,31 el beneden het zomerpeil: eene diepte, die, in onze gronden, dikwijls zeer moeijelijk, soms in het geheel niet te verkrijgen is: hij droogmakerijen althans zal men zeer zelden, en nooit dan met groote kosten, tot die diepte kunnen komen. Wanneer b. v. zulke inrigting gekozen ware voor de machine Cr·uqui'tts, die thans voor de droogmaking van het meer aan het Spaarne

wordt opgerigt, dan zou de uitvoering onmogelijk, en eene verandering van stelsel noodzakelijk geweest zijn.

De inrigting der pompen, hij den Leeghwater gebruikt, zal genoegzaam kunnen blijken uit eene korte beschrijving·, met verwijzing naar bijgaande teekening. >f-)

Pl. 1, fig. 1, is de doorsnede vau eene pomp, en fig·. 1a de opstand van den zuiger. De middellijn der pompen is 1,6 el (63 Eng. duimen), en de geheele lengle van pompbuis en voelstuk (A en B) bedraagt 5,5 el. Onder het hart D zijn openingen in de wanden van het voetstuk tot doorlating van het water. - De pomp, hij de Mijdrechtsche droogmakerij gebezig·d, was weinig minder wijd (60 Eng.'. duimen), maar de kleppen hadden minder opening. In het hart en in den zuiger heide waren zes-tien kleine kleppen. De vrees voor schokken, hij het neêrslaan van groote kleppen, was de reden van deze schikking, waardoor evenwel de doorstrooming van het water hemoeijelijkt en de tegenstand vergroot -werd, bij het dalen van den zuiger. Kleine kleppen geven ook ligt aanleiding dat de pomp onklaar wordt, daar stukken hout, modder en dergelijken, met het water uit den polder opgevoerd en geenen gereeden doortogt vindende, in de openingen blijven zitten en dus de sluiting der kleppen be-letten. In de füijdrechtsche droogmakerij had men daarom meer dan gewone zorg aangewend ter afwering nm die grovere onreinheden en vreemde hestanddeelen. Om deze nadeelen te ontgaan, zijn bij den Leeghwater de kleppen zoo groot mogelijk.

Het hart rust op een' gegoten ijzeren stel, in het voetstuk van de pompbuis be-vestigd. De kleppen zijn geslagen ijzeren platen, 2,5 Ned. duim (1 Eng. duim) dik, slaande op eene houten bedding, die .eene opening overlaat van 1,4 el middellijn, tot doorstrooming van het water. Zij draaijen niet op vaste scharnieren, maar kunnen

(5)

DROOG~IAIUNG VAN HET H,\ARLEm!ER mmn. 3 van hare bedding oprijzen, tot eene hoogte van ongeveet· 4 Ned. duimen. Hierdoor wordt de opening, tot doorlating van het water, ruimer en kunnen de kleppen rond-om afgespoeld worden.

De beide zuigerkleppen c hebhen den vorm van halve ellipsen, en sluiten tegen de wanden der pompbuis, die evenwel niet door haar gewigt wordt gedrukt. Zij rusten namelijk op twee stevige ijzeren heugels b b, wier zijden g g, met metalen pla-ten belegd zijn, om de wrijving teg·en de wanden der ijzeren pompbuis te minderen. Deze heugels zijn geklonken op het middenstuk, waaraan van onderen ook de klep-pen met scharnieren bevestigd zijn. Deze scharnieren bevinden zich niet aan het ondereind der zuigers, maar ongeveer 8 Ned. duimen hooger, zoodat, hij het open-slaan, van onderen cene sleuf wordt opengelaten, waardoor zich de modder kan ont-lasten, die, met het water opgepompt, op de kleppen is blij ven liggen. De buiten-rand is met hout gevoerd, dat van hoven met leder belegd is. - Door zijne eigen zwaarte zou de zuiger niet spoedig genoeg in het water dalen, waartoe nagenoeg een gewigt van 2000 Ned. ponden gevorderd wordt. Daarom zijn, tot ballast, twee ijze-ren platen ll aan het middenstuk bevestigd.

De kleppen hebben, bij de proeven met den Leeghwater, zeer voldaan; hetgeen

onder anderen daaruit is op te maken, dat het waterverlies of de spilling slechts is geweest

io

van de geheele hoeveelheid, die, volgens berekening, moest opgebragt zijn. Bij de Mijdrechtsche droogmakerij was de spilling ruim 1 van die hoeveelheid.

De schokken, die van het neêrs!aan der groote kleppen wel eens gevreesd zijn, heb-ben zoo weinig hinderlijks, dat er besloten is tot eene merkelijke verwijding der pompen voor de twee machines, die nu in aanbouw zijn. Bij die nieuwe machines~ de Critqniits en de L?°jnden, die aan het Spctrt'rne in het Lutke-meer worden opgerigt,

zul'len slechts acht pompen wezen, wier geheele capaciteit evenwel gelijk zal staan met die der elf pompen van den Leeghwater. Daar nu de slaglengte de zelfde zal

blijven, ruim 3 ellen namelijk of 10 Engelsche voeten, zoo zal de middellijn der pompen van de nieuwe machines zijn 1,8ti el (75 Eng. duimen), zoo als op Pl. II, fig. 1 is aangegeven. In die zelfde fig. zijn ook aangewezen de leijers e e voor den zuiger, die niet bij den Leeghwater bestaan, maar welke nooclig zijn geacht hij de

nieuwe machines, omdat de pompen zoo veel grooter zullen zijn. >f)

Iedere pompzuiger is, door middel van een' kabelketti11g en stang w (Pl. I, fig. 2) aan eene bijzondere balans opgehangen. De ketting, die zich plooijen kan, maakt

") De pompen aan dm Leeghwater zijn liijna gel1eel ingerigt naar de denkbeelden van liet overleden

lid cler Haarlemmer-meer-commissie LJPKEl'is.

(6)

4 G, SIMONS, OVER DE ·i:,TOOMTUIGEN YOOR m;

dat de pompzuiger niet met de zelfde snelheid behoeft te dalen, waanneè de sloom-zuiger wordt opgevoerd.

De balansen rusten, in het midden, op ijzeren stoelen, die, met stelschroeven voorzien, hij eenig·e afwijking uit den rigtigen stand, daarin altijd weder kunnen

terüggebragt worden. Hoe de balansen met ijzeren rollen h tegen den

g·ewigts-bak G rusten en daaraan met stroppen bevestigd zijn, kan uit de teekening gemak-kelijk gezien worden.

Zoo als bekend is, heeft de Leeghwater (Pl. I, fig. 2 & 3) twee stoomcilinders

A en C, in elkaär geplaatst. Beide rusten op den zelfden bodem X. en hebben een

gemeen deksel, dat evenwel alleen op den huitensten rust, latende boyen den top

van den binnensten eene ruimte van nagenoeg 4 Ned. duimen (1} Eng. duim). De

dikte van het ijzer voor den grooten cilinder is nagenoeg 38, voor den kleinen 45

strepen' (1½ en

Eng. duim). De middellijnen der cilinders zijn nagenoeg 5,63 el en

2,14 el (144-f en 84¼ Eng. duim). Een ijzeren schanslooper B omgeeft den grooten cilin:del', ten einde dezen met stoom te kunnen verwarmen. Om dien schanslooper

is eene houten kast l, latende lusschen beide eene ruimte die met haardasch is

aan-gevuld.

De kleine stoomzuiger c heeft eene oppervlakte van 5!59,68 vierk. palmen (ö374,8

vierk. Eng. duim); voor den ringvormig:en zuiger a, die zich rondom den kleinen, wel

afgedraaiden cilinder beweegt, vindt men eene oppervlakte van 644,16 vierk. palmen

(9984,4 vierk. Eng. duim), zoo men acht geeft op de ijzenlikte van den imvendigen cilinder. De oppervlakten van de doorsneden der twee cilinders staan nagenoeg tot elkander als 1 tot 2,8.

De pakking der zuigers is de gewone. De open ruimte in die zuigers (a en c)

is met gegoten ijzeren platen gevuld en met beweegbare deksels voorzien. Door deze schikking kunnen de zuigers binnen in de cilinders beladen worden, waardoor het zwaartepunt word verlaagd van de geheele massa, die in beweging: moet gésteld

worden. Om die zelfde reden zal, hij de 'cuwe machines, nog meer g:ewigt in de

cilinders worden gedaan, om minder in den ijzeren hak G te moeten stellen. Die hak rust op de vijf zuigerstang·en: op den grooten Y, waarvan de

middel-lijn 3 palmen (12 Eng. duim) is en die van den binnensten stoomzuiger oprijst, en

op vier kleinere ?°j ( dik ruim 11 Ned. of 4} Eng. duim) van den ringvormigen

zui-ger. De middellijn van den bak is nagenoeg 2,8 el. Hij is verdeeld in 8 vakken,

waarin ijzeren gewigten gelegd worden, meer of minder, naar mate -van den groote-ren of geringegroote-ren waterlast, door de machine hij elken slag op te bgroote-rengen. De hak heeft drie leijers, om het schranken te beletten. Uit het midden rijst de slang r,

(7)

DI\OOG~IAKING VAN HET HAARLEM~IER MEER, 5 die door eene hennipdoos gaat, in den grooten balk z', welke dwars door het gebouw ligt en in de muren is bevestigd. De twee andere stangen b b, tot leijers dienende, zijn

{11

de veerhalken z" (spring-heams) bevestigd en gaan door. hennipdozen, in de uitspringende ooren of armen G' van den gewigtshak. Bij de nieuwe machines zullen vier zulke, en dus in het geheel vijf leijers zijn. De leijers b b (Pl. II, fig. 2 en 3) zullen daarbij ook nog heter bevestigd zijn, zoo als uit de teekening te zien is.

Om het doel van eenige deelen duid~lijk te doen zien, zonder dat het noodig zal wezen in herhalingen te komen, moet ik eerst kortelijk de werking de!' machine beschrijven. Ik zal vooraf echter eenige deelen aanwijzen, op de teekening zigtbaar, Pl. I, fig. 2 en 3.

L L' is de stoompijp, van 61 Ned. of 24 Eng. duimen middellijn, waarin: P' de gouverneur of smoorklep, middellijn 40,6 Ned. of 16 Eng. duimen. P 1s de aanvoerende stoom- of expansie-klep, middellijn als van P'.

Q 1s de evenwigtsklep (equilibrimn valve), middellijn 50,8 Ned. of 20 Eng. duimen. S IS de afvoerende stoomklep, middellijn 66 Ned. of 26 Eng. duimen.

q 1s de evenwigts stoompijp (eqnilibrittin steam pipe) van 61 Ned. of 24 Eng. dui-men middellijn.

M is de condensor, waarm voortdurend water wordt gespoten door eene klep van 7,6, en bij tusschenpoozen door eene grootere van 20,3 Ned. duimen middellijn (3 en 8 Eng. duimen).

M' is de pijp, waardoor de stoom, bij het openen van de klep s, van boven de heide stoomzuigers naar den condensor afvloeit.

m is eene pijp, die in den condensor en het onderste gedeelte van den groolen ci-linder uitkomt, en waardoor dus, onder den ringvormigen zuiger, een bestendig luchtledig onderhouden wordt.

R is de hak van den condensor.

Na deze aanwijzing kan de beschrijving der werking op de teekening worden nagegaan.

Op de wijze, hij enkel werkende machines gewoon, wordt eerst, door middel van een cataract, de afvoerende stoomklep S geopend, waardoor de stoom, hoven heide zuigers aanwezig, naar den condensor afvloeit. Vervolgens wordt, door middel ,an het zelfde cataract, de aanvoerende stoomklep P geopend. De stoom komt dan, uit de ketels, in den binnencilinder en voert den gewigtsbak G op, terwijl de pompzuigers neêrdalen. Op een zeker gedeelte van den slag wordt de aanvoerende stoomklep gesloten, en, bij uitzetting van den stoom, het overige gedeelte volhragt van den opgaanden slag, tegen welks einde ook de afvoerende stoomklep weder

(8)

ge-6 G. SIMONS, OVER DE STOOAfTUIGEN VOOR DE

sloten wordt. Daarna WO!:'dt de evenwig·tsklep Q geopend, en dus de gemeenschap tusschen het onderste gedeelte van den inwendigen, en het bovenste van beide ci-linders. De stoom werkt andermaal hij uitzetting en drukt op den ringvorrnigen zuiger, terwijl de andere, tusschen twee gelijke stoomdrukkingen, in evenwigt is. De nuttige last wordt alzoo, hij den neêrgaanden slag van de machine, opgebrag:t, en door den val van het gewigt, dat eerst is op6evoerd, en door de drukking op den ringvormigen zuiger van den stoom, die vroeger reeds op den kleinen zuiger ge-werkt heeft.

Wanneer nu, zoo als in gewone machines, dadelijk, hij het eindig·en van den opgaanclen slag, de evenwigtsklep geopend wierd, dan zou de gewigtsbak dalen, den eenen arm der pompbalansen neêrclrukken, en dus de pompzuigers ophalen, voor dat de kleppen er van gesloten waren. Hiervan zou het g·evolg wezen, dat de beweging-, bij den neêrg·aanden slag der stoomzuigers, met een gering gedeelte van den op te hrengeq,.Jnst zou aanvangen, en dat het grootste gedeelte van dien last, gedurende de beweging, dus na eenige verkregen snelheid, op de machine zou geworpen wor-den. Daarenboven zouden de groote kleppen der pompzuigers niet alleen door hun eigen gewigt neêrvallen, maar tevens worden neêrgedrukt door de kolom water, waartegen zij zouden opgehaald worden. Het zal niet noodig wezen te zeggen, dat door een en ander hoogst gevaarlijke schokken ontstaan zouden. Dat ongemak kon niet worden weggenomen, door de evenwigtsklep later te doen openen. Dan toch zou nog de gewigtsbak terug vallen, omdat de drukking van den reeds uitgezetten stoom den last niet geheel kon ophouden. Er moest dus een ander middel be-dacht worden, om de opgevoerde stoomzuigers, met hun geheelen last, op te houden tot dat de kleppen van de pompzuigers gesloten waren. Het middel, hij den

Leegh-wcttei· aangewend, is in ,verking nagenoeg gelijk aan een zoogenaamd cataract, zoo

als uit ecne korte opgave blijken zal.

Aan beide armen van den gewigtshak is een dompelaar F beve8tigd, van 22,9 Ned. of 9 Eng. duimen middellijn. De dompela'ars werken in huizen D, die door de kleppenkasten

cf',

door middel van twee bolvormige kleppen, in ieder van die kasten bevat, en do.or eene dwarspijp cl

11 gemeenschap hebben met eene opgaande pijp cl', van 10 ellen hoog, welke van hoven met een' bak voorzien en steeds met water ge• vuld is, Wanneer nu de gewigtsbak opgaat, worden de beide dompelaars meê op· gevoerd, de bolvormige kleppen openen zich, en het water wordt in de buizen U geperst, door de drukking van den dampkring en van eene kolom water, 10 ellen hoog: het water vult dus de ruimte, door de dompelaars in de buizen D vrij gelaten. Zoodra nu de opgaande slag volhragt is, drukt het opgevoerde gewigt, voor zoo ver

(9)

DROOGMAKING VAN HET HAARLEMi\IER MEER, 7 het niet door den uitgezetten stoom wordt opgehouden, op de dompelaars, dus ook op de kolommen water, in de buizen D bevat, en op de bolvormige kleppen. Deze worden daardoor onmiddellijk gesloten, dewijl de opwaartsche persing veel geringer is. Het water wordt dus in de huizen D opgesloten en het opgevoerde gewigt, op de twee waterkolommen rustende, kan in dien stand gehouden worden, gedurende een willekeurigen tijd, zoo de kleppen althans niet lek zijn.

Bij dien stilstand vallen de kleppen van de pompzuigers dig·t, alleen door haar eigen gewigt, en de machine ontvangt haren vollen last, voor dat de beweging weder aanvangt, bij den neêrgaanden slag.

Opdat die slag behoorlijk volbragt worde, moet het water uit de huizen D kun-nen ontsnappen, terwijl de evenwigtsklep voor den stoom geopend is. Aan deze klep

Q is daarom eene andere O gekoppeld, en heide worden, te gelijker tijd, geopend door middel van een afzonderlijk cataract. Bij den Leeghwale1· zijn alzoo twee cata-racten, een, waarvan hier boven reeds gewaagd is, om het openen te regelen van de afvoerende en van de aanvoerende stoomklep, en een om te regelen het openen dei· kleppen Q en 0. Wanneer deze laatste klep geopend is, kan het water uit de bui-zen D ontsnappen, door de pijpen cl111

, die in de kleppenkasten cl 11

uitkomen hoven de bolvormige kleppen; dat water wordt dan, door de pijpen d1111

weder in de op-staande pijp d' ffeperst.

De geheele toestel, nu beschreven, wordt aan den Leeghwater, niet zeer juist,

ge-noemd het hyclraiilic, en de klep O de evenwigtsklep van het hydraulic.

Bij de nieuwe machines, Cniqiiius en Lt';jnclen, zullen twee opstaande pijpen d' (Pl. :U, fig. 3) zijn, om den aanvoer van water in de buizen D nog heter te verze-keren. Daardoor wordt dan ook, bij die machines, onnoodig de gemeenschapshuis, vroeger door d11 aangewezen.

Men kan welligt meenen, dat die geheele omslag van het zoogenaamde hyclraulic overbodig zou geweest zijn, en het tweeledig doel even goed bereikt, zoo de stoom niet wierd uitgezet in den binnensten cilinder, en er, even als nu, een korte stil-stand ware tusschen den op- en den neêrgaanclen slag, alleen door de latere opening van de evenwigtsklep. .0e geheele uitzetting van den stoom kon daarbij de zelfde wezen, wanneer daartoe slechts de betrekking behoorlijk wierd gewijzigd, tusschen de middellijnen der heide cilinders.

Tegen deze schikking, die zich aridcrs zeker door eenvoudigheid zou aanbevelen, is echter eene gewigtige bedenking, welke dan ook de gedane keuze bepaald heeft. Die bedenking zal gemakkelijk worden begrepen uit de opgave der redenen, die ge-leid hebben tot de aanneming van twee cilinders.

(10)

8 G. srnONS, OVER DE STOO~ITUIGEN VOOR DE

Gewoonlijk zal, bij den Leeghwater, de toevoer van stoom uit de ketels worden afgesneden op de helft yan den opgaanclen slag. Uit de vroeger opgegeven verhou-dingen blijkt dus, dat de geheele uitzetting zal wezen 4,6 van het oorspronkelijke "Volumen (2. 2,8-1). Wanneer in een enkelen cilinder de stoom even veel moest

1

uitgezet worden, zou de toevoer op 0i van den slag moeten afgesneden worden. Zoo b. v. de volle stoomdrukking ware 45 Eng. ponden, zou de drukking op het einde wezen ongeveer 8 Eng. ponden, beide gerekend op den vierk. Eng. duim (hij het begin 3 eu bij het einde 0,53 Ned. ponden op den vierk. Ned. duim). Bij zulk een aanmerkelijk verschil in drukking, en bij gevolg in snelheid, zou er zeker niet aan te denken zijn, om het ·water op te voeren, door de onmiddellijke werking van den stoom. Even als hij den Leeghwater zou dus ook, bij het gebruik van een enkelen cilinder, eerst een gewigt moeten opgevoerd worden, om later, door den val er van, het ·water op te brengen. liiaar dan zou dat gewigt, zoo zelfs op de aanzienlijke wrijving niet gerekend wierd, nagenoeg 130 duizend Nederl. ponden moeten bedra~ gen, terwijl het nu niet meer dan 85 à 86 duizend Nederl. ponden zal behoeven te wezen. Om dus het voordeel van sterke uitzetting des stooms te behouden, zonder het ongemak aan het gebruik van zulk een groot ge·wigt vel'bonden, is de machine 1pet dubbelen cilinder gekozen. Dat die cilinders niet boven maar in elkaar zijn geplaatst, is ter vermijding van hoogere opstelling en de mindere hechtheid, die daar~ van welligt het gevolg kon wezen.

Indien nu, bij het gebruik van twee cilinders, de stoom even veel als thans wierd uitgezet, maar alleen in den huitensten cilinder >1-), dan zou wel verminderd, maar niet voldoende weggenomen zijn het bezwaar, boven vermeld, tegen de opvoe-ring van het water, door de onmiddellijke werki11g van den stoom. Zoo namelijk de volle stoomdrukking weder gesteld wordt als vroeger ( 45 Eng. ponden op den vierk. Eng. duim), dan zal men, voor den eersten voet van den neêrgaanden slag, eene drukking vinden op den ringvormigen zuiger, van meer dan 31 Eng. ponden op den Yierk. Eng.'. duim, of iets meer dan 2 Ned. ponden op den Vierk. Ned. duim. Bij den

Leeghwater is die drukking ongeveer 19 ponden op den vierk. Eng. duim. Voor beide gevallen zal de einddrukking wezen nagenoeg 8 ponden, gevende voor het eerste een verschil van ~3, voor het laatste van slechts 11 Eng. ponden op den vierk. Eng. duim. Wanneer hierbij het opgevoerde gewigt in aanmerking genomen wordt, clan vindt men, bij de tegenwoordige imigting, de verhouding tusschen de aangewende kracht,

*') Bij den zelfclcn omvanrr van dien bnitenstcn cilinder, zou dan de binnen cilinder cene middellijn moeten hehhen van ong·evecr 151 Nederl. of 5~½ Eng. duim,

(11)

DROOGMAKING VAN HET HAARLEMfiIER MEER. 9

m het beg·in en op het einde van den neêrgaanden slag, als 1,4 tot 1. Indien de stoom alleen in den buitencilinder wierd uitgezet, zou die verhouding wezen als 2,2 tot 1. 1"len zal zich van het nadeel van zulk eeu verschil, bij het opvoeren van water, wel verzekerd houden, wanneer men weet, dat hij den Leeghwater zelfs een smoorklep (throttle valve) in de evenwigts-stoompijp is aangehragt, om de drukking

nog te temperen, hij den aanvang van den neèrgaanclen slag.

Ik geloof dat hiermede de keuze genoegzaam geregtvaardigd is van hel stelsel van machines, waarmede het Haarlemmer meer zal droog gemaakt worden. Ik zal nu nog kortelijk eenige deelen aanwijzen, die onvermeld zijn gebleven.

Er zijn twee luchtpompen, ieder van 101,6 Ned. of 40 Eng·. duimen micl<lellijn, en 1,52 el of 5 Eng. voeten slag. Fig. 2a (Pl. I) stelt zulk eene pomp voor op groo-tere schaal, met de buis n", tot wegschaffing van het water, dat tot condensatie

gediend heeft, en niet door de pompen wordt opgenomen, die de ketels voeden. De zuigers n' der luchtpompen zijn dompelaars, gevormd uit holle cilinders, die met water gevuld worden. Op de bodems dier cilinders zijn de stanrren vastge-maakt, waarmede zij hangen aan het midden der balansen E. Het cene einde dier balansen rust op rollen, in den muur van het gebouw, zoo dat het steunpunt verplaatsbaar is. Het andere einde der balansen is bevestigd aan de ringen e, d1e,

om de wel afgedraaide buizen D geslagen, daarop bewegen kunnen. Die ri11ffen door de stangen v aan de armen van den gewigtsbak bevestigd, worden daarrnecle op en neêr gevoerd, waardoor dus de slagen van de Inch tpompen volbragt ,vo,·den. Door middel Yan de balansen der luchtpompen worden ook de voedingspon:pen in beweging gebragt.

Aan een der ringen e is de hefboom T vastgemaakt, waarvan de eene arm dus

ook, met den gewigtshak, op en neêr gevoerd wordt, terwijl de andere arm de stan-gen neêrtrekt of opstuwt, die tot den werkingtoestel ( wor!cing gear) behooren.

De vijf ketels zijn gewone Cornwallsohe, lang ruim 9 ellen (30 Eng. voeten). De bnitencilinclers hebben eene middellijn van 1,82 el, de binneneilinclers of vuurbui-zen van 1,22 el (6 en 4 Eng. voeten). Over de ketels ligt eene stoomkast of een stoomverzamelaar, lang 12,8 el, met eene middellijn van 1,37 el (42 en 4½ Eng. Yoet). De gemeenschap tussehen elk der ketels en die stoomkast, kan door eene afzonder-lijke stoomklep geopend of gesloten worden.

Het doel van dit groot stoomreservoir1 waaruit de sloompijp ontspringt, is, om

altijd een grooteii voorra;:id te hebben, waardoor het gevaar minder -..vordt van wa-teroverbrenging in de stoomcilinders, priming van de Engclschen.

Ik zal niet hehoeYen te zegg·en, dat cle ketels behoorlijk zijn ingemetseld, de 2

(12)

10 G, SrnIONS, OVER DE STOOMTUIGEN VOOR DE

stoomkast bekleed is, en al de voorzorgen genomen zijn, om, zoo veel mogelijk, de afkoeling te beletten of Le verminderen.

De heide andere machines, cle Cruquins en de lijnden, zullen aan denLeeghwater gelijk wezen, met eenis:e gering·e wij:ûgingen, waarvan ik de meeste reeds heb ver-meld. De overige zal ik nu nog kortelijk opgeven.

De eene arm der pompbalansen zal niet onder, maar hoven den gewigtshak ge-plaatst worden, op eene wijze, die uit de teekening (Pl. II, fig. 2) gemakkelijk kan gezien worden. Daardoor zijn de rollen vermeden, die niet verkieslijk zijn bevonden, en is ruimte gewonnen hoven de cilinders, waar het bijeenkomen van al de balan-sen soms hinderlijk was. VVanneer er pompen buiten werking moeten gestelcl wor-den, zal dit ook met meer gemak, dan nu, kunnen geschieden.

In de pijp d"", waardoor het water uit de buizen D van het zoogenaamde hy-draulic weder in de opslaande pijpen geperst zal worden, zal eene smoorklep O' worden a::rngebragt, om de doorslroominf; van het water te kunnen temperen. Hier-door zal nog heler de snelheid van den neêrgDanden slag der machine, of van den opgaanden der pompzuigers kunnen geregeld worden.

De hafansen der luchLpornpen zullen niet meer aan een' ring, om de hydraulic-huizen, bevestigd zijn, m;aÎ""'op een kussenblok (peluw) rusten, op de armen van den gewis'tsbak geplaatst, achter de dompelaars F. Daardoor zullen die balansen hooger kunnen gesteld worden; terwijl hare foge plaatsing thans wel eens hinderlijk is ge-weest, alzoo de toegans: er moeijelijk door gemaakt wordt, tot sommige deelen der machine "1").

De luchtpompen zullen zuigpompen wezen, met het hart hoven geplaatst. De kleppen zullen wezen met dubbele bedding (double beat vcdves).

De hefboom T zal, met den cenen arm, vastgemaakt zijn aan den grooten gelei-der boven den gewigtslJDk, en zijn steunpunt vinden in eene as, die van de veêr-halken afhangt, op eene wijze, welke uit de teekening duidelijk is, Door deze plaat-sing zal ook, bij de machine, ruimte gewonnen worden.

De geheele werking toestel ( worlring gear) zal niet voor, maar achter den post Ic gesteld worden. Hieruit zal het groote voordeel ontstaan, dat de machinist de zoo-genaamde hoorns (handtas) bewegen en alles regelen kan, terwijl hij met zijn gezigt naar de machine gekeerd is._

>K) Door die nieuwe schikking zullen dan ook ongelukken vermeden worden, zoo als er een is -roorge-,·allen, Bij de werking van den Leegl1water, op den eersten donderdag der maand November 1.1, is een der

(13)

DROOGJ\lAKil\'G VAN IIET HAARLEMMER MEER. 11 Het aantal ketels zal zes zijn, in plaats van vijf. Niet omdat bij den Leeghwate1· gebrek aan stoom is, maar omdat eene langzame verbranding voordeelen heeft, alleen door groot ketelvermogen te verkrijgen. In de ketels zullen zijn vier rookbuizen, naderende dus de zamenstelling tot de locomotief-ketels, waarvan de voordeelen thans alg·emeen erkend zijn.

Na deze korte beschrijving zal ik nog een enkel woord zeggen omtrent het ver-mogen der machines en het verbruik van brandstof.

Bij eene enkele proef, om het grootste vermogen te bepalen, heeft de

Leegh-water gedaan 8 slagen in de minuut, met de elf pompen, het Leegh-water opbrengende tot

de hoogte van 5 ellen. Dewijl nu met elke pomp, bij iederen slag, ongeveer 6 cuh. ellen water worden opgevoerd, zoo vindt men, voor het vermogen gedurende de

. i 1· ri.u.s.5.o,9 l I I

proef mtgeoefend, na aftrek van 10 voor waterver ,es, 4, 5 of 528 paart en ,rac 1t.

Het is evenwel niet te ontkennen, dat de snelheid van 8 slagen in de minuur, wel wat groot is, zoo de machine haar vollen last heeft. Doch 7 ,5 slag kan de machine gemakkelijk in de minuut volbrengen, en dan zal haar vermogen, onder bovengenoemde omstandigheden, ziju 495 of nagenoeg 500 paardenkracht.

Voor de opgave van het verhrnik van brandstof, meen ik mij te moeten bepa-len tot de proeven, genomen op last der Commissie voor de Droogmaking van het Haarlemmer meer, en door haar openbaar gemaakt.

De bijzonderheden dier proeven zijn in onderstaande tafel vervat; ik moet er alleen twee aanmerkingen bijvoeg-en. Men weet, dat van de elf pompen drie onder-ling, en de overige acht paarsgewijze, met elkander in evenwigt zijn. Gedurende de proeven haperde iets aan eene der pompkleppen; daarom werd die pomp en de te-gengestelde afgespannen, zoodat er slechts negen in werking werden gesteld. De lengLe van den slag, op drie ellen aangenomen, kan of iets grooter of iets kleiner wezen, zoo als ieder dit weet -van enkel werkende machines. Bij de proeven is die lengte wezenlijk gemelen, en het vermogen dus niet naar de gemiddelde maar naar de bevonden slaglengte berekend, Van daar de kleine afwijkingen, die men soms Yinden zal.

(14)

12 G, SIMONS, OVE[I DE STOOMTUIGEN VOOR DE DROOGMAKING VAN HET HAARLEMMER HEER,

UITGEOEFEND VERDRUIKTE

DAGEN HOOGTE AANTAL STEENKOOLEN

VERMOGEN

DER PROEYEN, VAN SLAGEN IN IN PAARDEN- PER UUR AANMERKINGEN, OPDRENGST, DE ~lINUUT,

KR.!.CIIT, EN PAARDEN-KRACHT,

18q6, el. Ned. pond.

24 Februarij 2,70 4,1 119 3,45

25 )) 3,42 5,2 193 2,55

26 )) 3,72 4,3 173 2,05

27 )) 4,12

{

4,4 195 1,59

Voor deze proeven, op éénen dag

7,5 328 genomen, waren de hoeveellieden

l

stcenkoolen niet afzonderlijk af .. g-cwogen.

28 )) 4,40 5,5 256 1,34

5 Maart 4,60 5,8 6,4 278 312 1,17 1,96

1

Het verschil in het verbruik van de brandstof wordt gemakkelijk verklaard door het verschil in last en snelheid. De voordeeligste werking zal altijd zijn, wanneer de machine goed beladen, en de snelheid niet te groot is.

(15)
(16)

Cytaty

Powiązane dokumenty

W dziedzinie języka możemy jednak mówić o szczególnych zainteresowaniach: studenci bardzo interesują się językiem reklamy i biznesu, a czasem nawet językiem polityki, choć

spectre de Rimbaud n’est-il pas aussi présent dans l’oeuvre d’Anne Hébert qu’il ne l’est dans celle de Céline ; il semble tout de même, dans ses jeunes années, avoir tenu le

Tak było również w przypadku A.B., kiedy to sąd polecił, aby biegli (psychia­ tra i psycholog) wydali opinię co do aktualnego stanu jej zdrowia i odpo­ wiedzieli przy

VARSAVIANA HISTORYCZNONAUKOWE HISTORYCZNOTECHNICZNE W dniu 17 lutego br. odbyła się w Warszawie konferencja poświęcona proble­ matyce współczesnych varsavianów,

Fatigue, Ship Structural Details, Design, Reliability, Loading History, Random Loading, Fatigue Data, High Strength

Nie można ustrzec się przed ryzykiem, ale można je minimalizować i w tym celu należy ustalić, jakie rodzaje ryzyka dotyczą podmiotu, które z nich będą najbardziej ciążyły

Część drugą monografii rozpoczyna rozdział, w którym autor analizuje: (1) idee teologiczne, takie jak imię Boga w Księdze Tobiasza czy stosunek do „Prawa Mojżesza”; (2)

Zowel op het strate- gische niveau (het nemen van beslissingen over lange termijn investeringen) als op het directe uitvoerende niveau dienen het technische, financiële