STABILITEIT, LEKBEREKENING EN
SCHOTTENKROMME
1973
TECHNISCHE HOGESCHOOL DELFT
ONDERAFDELING DER SCHEEPSBOUWKUNDE
COLLEGE
PROF. IR. J. GERRITSMA
Uitsluitend voor studiegebruik Nadruk verboden
I
Voorwoord
De bedoeling van dit diktaat, is de gebruiker er van een overzicht te geven van de be1angrikste onderwerpen die be-handeld zullen worden tijdens de colleges over de onder-werpen stabiliteit, lekberekening en schottenkrornme.
Deift, 1juli 1973.
Inhoud pag.:
Hoofdstak 2
Hoofdstuk )4
Hoofdstuk 6
Stahiliteit bij eindige hoekverdraaiingen t.o.v. het evenwicht
Dwarsscheepse stahiliteit 1Dij eindige s1agzij
De kromrne van drukkingspunten B()
Het kernvlak van de waterli,jnen en de
meta-centrische kroxnme
De kromnie van armen van statische staijiliteit
De dynamische stahiliteit
De dynamische stabiliteit rechtstreeks berekend
De herekening van d.e kromme van armen van statische stahiliteit
Schip met loodrechte zi,jwanden; formule van
Scri1anti
II
Evenwicht van drijvende schepen
Evenwichtstoestanden 2. 1
Evenwicht in het horizontale viak 2.1
Evenwicht 1i5 rotatie cm een horizontale as 2.1
De metacentrische straal 2.3
De aard van het evenwicht 2.5
Het dwarsscheeps evenwicht 2.1
4.2
Hoofdstuk 5 De aard van het evenwicht bi5 uitwendige belasting 5.1
6.1
Hoofdstuk 1 Stabiliteit van schepen
Inleiding 1.1
Geschiedenis
Hoofdstuk 3 Aanvangsstahiliteit
Dwarsscheepse aanvangsstabiliteit 3.1
De invloed van vrije viceistof oppervlakken
op de aanvangssta1i1iteit 3.1
4.1
Hoofdstuk I Het slingeren van een schip in viak water De slingerperiode bij kleine slingerhoeken
De slingerperiode 1J1 grote slingerhoeken
Versnellingen als gevolg van de slingerbeweging
Hoofdstuk 8 Toepassingen
Het herekenen van de metacentrumhoogte bij
gegeven s1agzij 8.1
Het herekenen van de s1agzi door asyrnetrische
lading 8.1
De invloed van vloeLbare lading bi,j grote slagzij 8.)4
De invloed van de winddruk Hangende lading
Aan de grond lopen Het dokken
Superpositie van kenterende momenten
III
Willekeurige scheepsvormen; de formules van
Atwood en Moseley 6.2
De methode van Barnes 6.3
De methode Kriloff 6.5
I
De integratormethode van Fellow 6.8De planimetermethode van Doyre, Middendorf
en Liddel 6.9
Benaderingsmethoden voor het berekenen van de kromxne van armen
De 1e methode van Prohaska 6.10
De 2 methode van Prohaska 6.11
Japanse benaderingsmethoden 6.13
Benaderingsmethoden voor het 1epalen van
en 6.1)4
Het uitzetten van de kromme van armen van
statische staljiliteit 6.15
De experimentele hepaling van de kromnie van
armen 6.16
I
Hoofdstuk 9
Hoofdstuk 10
Hoofdstuk 11
Hoofdstuk 12
De invloed van vrij1Doord en 1oven1ouwen 8.13
De beoordeling van de dvarsscheepse stahiliteit Inleiding
9.1
De verantwoordelikheid voor de staljiliteit 9.2
Staljiliteitscriteria 9.3
Langsscheepse stahiliteit
Het verplaatsen van kleine gewichten Het laden en lossen van kleine gewichten De trimverandering bij bet laden en lossen van grate gewichten
Universeel trimdiagram
Trimdiagram volgens Van der Ham
Lekherekeningen Inleiding
Lekherekening ingeval van kleine diepgangs-, slagzij- en trimveranderingen
Evenwijdig inzinken Het algemene geval Methode Kryloff Methode Knpffer
Schott enkrommen
Begrippen 12.1
Bepaling kromme van ingestroomd lekwater 12.1
Bepaling kromme van vulbare lengten 12.)4
De permeahiliteit 12.8
De toelaatbare lengte; indelingsfaktor 12.8
Enige voorbeelden van schottenkrommen
12.9
Benaderingsmethoden 12. 12
Methode Webster 12.12
Methode van de Board of Trade 12.12
Methode Skinner en Philips 12.12
IV 10.1 10.3
io.6
10.1 10.9V
Bij1age A Wette1ijke eisen t.a.v. d.e stabiliteit
Bi1age lB Samenvattng IMCO Report XVII/22
Aanbevelingen voor de stabiliteit van vracht-, passagiers- en vissersschepen
Bi,jlage C Japanse-en Russische stabiliteitsvoorschriften
Wit drukken 6. 1 - 6. ii
8.1 - 8.1
9.1 - 9.3
10.1
LIJST VAN SYMBOLEN
Symbool Bet ekenis
A1 Lateraaloppervlak
A Wat er1ijnopperv1ak
B Scheepsbreedte; Drukkingspunt; BeaufortnunTimer
BM Afstand. clrukkingspunt B tot het d.warsmetacentruni M
BM1 B " " langsmetacentrum M1 Cb B1okcogfficint C
Grootspantcofficint
m CPrismatisohe cofficint
P CWater1jjncofficint
wP Dbite
Dt
Dynamisohe stabiliteit e Dynamische weg F Vrijboord G Gewichtszwaartepuntg Versnelling van d.e zwaartekracht
GM Metacentrumhoogte
GM1 Iangsmetacentrunthoogte
GZ , h Arm van statische stabiliteit
I
Langstraagheidsmoment water1ijn
Dwarstraagheid.snioment
K Kielpunt
Dwarstraagheidsstraai
KB Afstand. drukkingspunt boven de basis
KG " gewichtszwaartepunt boven de basis
KM metacentrurn
iangsmetacentrum
K Windkracht
L Scheepsiengte tussen de ioodiinen
M Metacentrum
Langsmetacentruin
Kent erend moment
Mt
Statisch stabiiiteitsmomentM Windmoment
w
S
N Vals metacentrum P Scheepsgewicht S Zeeg aohter a Sf Zeeg voor T Diepgang; Trossentrek Ta Diepgang achter Tf Diepgang voorTk Slingerperiod.e volgens Kempf
Slingerperiode
t Totale trim
vw WindsneTheid
I Soortelijk gewicht vloeistof
A Deplacement V Volume; Carne1nhoud. Windweerstandscofficiënt 6 Trimhoek Permeabiliteit p Luchtdichtheid. w Slagzij
Slagzij waarbij het dek indompelt; Dynamisehe taludhoek
(lading)
Stabiliteitsomvang (range)
Dwarsscheepse hellingshoek waarbij GZ max. is
Dwarsscheepse hellingshoek i.v.m. de dynamische stabiliteit Statische taludhoek (lading)
Dwarsscheepse hellingshoek waarbi niet w.d. openingen te
water raken
a
Bekende namen uit de geschiedenis zijn:
Archimedes (212 r. v. Chr.) onderzoek drivende lichamen,
Simon Stevin (begin lie eeuw) begrip metacentrum,
Christiaan Huygens, evenwicht drijvende rechthoekige balken, IBouger
(ii6)
auteur van het boek "Trait du Navire" metscheepsbouwkundige berekeningen, IBernouilli en Euler berekening slingerperiode,
Euler (
l9)
splitsing scheepsbewegingen in rotatie- en translatiebewegingen,Chapman schrijver van boeken waarin zeer nauwkeurige lijnentekeningen opgenomen zijn,
Atwood (1800) berekening hydrostatische momenten bij hellend schip.
1.1
Hoofdstuk
I
STABILITEIT VAN SCHEPEN
Inleiding.
Stabiliteit is een algemeen begrip; wij kunnen eronder verstaan: alle
eigenschappen die het schip vertoont als het uit een evenwichtsstand
wordt gebracht. Het is daarbij niet van belang of de verstoring een
hoek-verdraaiing of een lineaire verplaatsing t.o.v. de evenwichtsstand ten
gevolge heeft. In het algemeen zullen zowel statische als dynamische ver-schijnselen een rol speiLen.
In dit college zal de behandeling in hoofdzaak beperkt worden tot statische verschijnselen; ook de verstoring van het evenwicht komt oneindig langzaam tot stand. Bij de bespreking van het slingeren van een schip wordt wel enige aandacht gegeven aan dynamische aspecten.
o
Volgens de wet van Archimedes is de opdrivende kracht ge1ijk aan het gewicht
van het verplLaatste water. Voor een dri,jvend schip geldt:
P = iv
Een voorwaarde voor evenwicht is dat de
som van de krachten en mornenten nul
zijn. De werklijn van de opdrijvende kracht hevat het drukkingspunt.
]Indien het gewichtszwaartepunt G
op deze werklijn ligt dan is bet schip in
evenwicht. Echter de aard van het evenwicht dient
nog nader te worden
onderzocht.
Evenwicht
in het horizontale viak.
De sam van de horizontale hydrostatische krachten alsook de horizontale
komponent van het scheepsgewicht is nul.
Het evenwicht is in dit viak indifferent. Er is
geen weerstand tegen een
oneindig langzame rotatie
om een vertikalLe as of tegen oneindig langzarne
dwarsscheepse en/of langsscheepse verplLaatsing.
Evenwicht bij rotatie om een horizontale as.
a) Hoekverdraaiing om een horizontale langsscheepse as.
AILs voorbeeld zie de dwarsscheepse helling
van het schip in fig. 2.1.
yV
Op het schip werkt bij een s1agzij
ceen dwarsscheeps stabiliteitsmoment:
M = yVGZ
iVGNsin
st
P = scheepsgewicht
V = waterverplaatsing
y = soorte1ijk gewicht van het water
EVENWICHT VAN DRIJVENDE SCHEPEN
Evenwichtstoestanden.
2.
De arm van het statisch stabiliteitsmoment is
N
st
GZ
h =
Iv
De kroimne h() wordt de krorrime van
armen van statische stabiliteit genoernd.
Het stabiliteitsmoment ontstaat doordat bij de s1agzij
de werk1ijn van
de
opdrijvende kracht die door B
gaat, niet meer samenvalt met de werkli,jn
van het scheepsgewicht die door
b1ijft gaan. De plaats
van het drukkingspunt
is gewijzigd door de veranderde
vorm van het onderwaterschip.
De aard van het dwarsscheeps evenwicht dient
nog bekeken te worden.
Hiervoor wordt een s1agzij genomen
--0.
nadert dan tot het metacentrurn N
dat geldt voor
= 0
Drie moge1ikheden:
fig. 2.2
YvN ligt boven G, het evenwicht is stabiel
N ligt onder G, het evenwicht is instabiel
M en G vallen samen, het evenwicht is indifferent
b) Hoekverdraaiing om
een hor. dwarsscheepse as. Bij een langsscheepse
hefling 0 (trim) is het evenwicht
voor normale schepen stabiel. Daar M a1tid
boven 0 ligt zal een ILangsscheeps stabiliteitsinoment
het schip alti,jd weer
in haar uitgangstoestand terug willen
brengen.
In het volgende zal wanneer
over de stabiliteit wordt gesproken, de
dwars-scheepse stabilLiteit worden bedoeld, tenzij nadrukkelijk
anders wordt
gesteld.
De metacentrische straal.
De aard van het, erenwicht is afhankeli,jk van twee faktoren:
de vorm van het ond.erwaterschip,deze bepaalt de plaats van het
drulckingspunt B
de hoogte1iggin van het zwaartepunt G.
De metacentruinhoogte GM is een be1angrijke grootheid bij het beoordelen van d.e dwarsscheepse stabiliteit in geval van kleine hoekverd.raaiingen. Deze volgt uit:
GM = KM - KG = KB + BM - KG
fig. 2.3
KB = hoogteligging drukkingspunt boven basis (carnediagram) KG = hoogteligging van scheepszwaartepunt (gewichtsberekening)
BM = metacentrische straal voor = 0
De grootte van de metacentrische straal kan m.b.v. de figuren 2.4. en 2.5. warden afgeleid tot:
S
I
In het algemeen geldt: I
-
aBM
=
-a V
In het bijzonder voor de langsscheepse stabiliteit: I BM1 =
/
2J
Yi 2/3YjJ2,Yu
dc +N,Yd,
S
/
De aard van het evenwicht.
De aard van het evenwicht kan formeel als volgt worden geformuleerd.
Voor een stabiel evenwicht is de potentiële energie minimaal, voor
een instabiel evenwicht is de potenti1e energie maximaal. Het evenwicht is indifferent aiLs de potentiële energie in de buurt van de beschouwde evenwichtsstand constant is.
De potenti1e energie is ge1ijk aan een constante, vermeerderd met arbeid
die verricht moet worden om het schip een uitwijking te geven.
Hierbij dient onderscheid gemaakt te worden tussen arbeid verricht door
krachten en momenten.
Arbeid verricht door krachten
Arbeid verricht door momenten in een dwarsscheeps viak
Arbeid verricht door momenten in een langsscheeps viak
Ret evenwicht t.a.v. krachten en momenten wordt dus afzonder1ijk onderzocht. Stel: G verplaatst zich uit de evenwichtsstand over een afstand z, welke
verplaatsing wordt veroorzaakt door afleen de krachten P. (- = 1.
De potenti1e energie is dan:
z n
A(z) = A0 + f P.(z)dz
1
01
De potentiële energie bij een hoekverdraaiing a veroorzaakt door a11n
de momenten M., is:
1
a n
D(a) = D + f M.(a)da
0
01
1De voorwaarden voor evenwicht in geval van verplaatsingen zijn
nu:
Analoge uitdrukkingen geiLden voor het evenwicht t.a.v. hoekverdraaiingen. Tidens het college zullen enkele voorbeelden betreffende het evenwicht worden behandeld. stabiel (z) = 0, d2A(z) > 0 dz 2 dz labiel (z) d2A(z)
<0
dz 0, 2 dz indifferent (z) d2A(z) = 0 dz -dz2S
1
1. Evenwicht in vertikale richting bij een drijvend schip.
I
z B. 1YvI
2.6 y fig. 2.6 z yVIBepaal wanneer in vertikalLe richting evenwicht aanwezig is en toon de aard van dit evenwicht aan.
2. Evenwicht van een geheel ondergedompeld.e onderzeeër.
a) Ga na wanneer evenwicht aanwezig is, rekening houdend met de veranderli,jke y en V
1) Onderzoek het evenwicht indien een gedee1te1ijk geviilde ballasttank aanwezig is.
Het dwarsscheeps evenwicht. Het stabiliteitsmoinent is:
Mt
yVGNsin
Lie toename van de potenti1e energie is nu:
=
f Mt.d'=
fVGNsind*
Lit wordt de dynamische statilLiteit genoemd, hetgeen de arbeid is
om een schip tot een heiLling te doen hellen.
Bij -* 0 dan - N zodat geldt:
sin
Is er evenwicht voor = 0 dan volgt de aard van dit evenwicht uit:
d2D
-p= 0 = yVGM
fig. 2.7
'p
2.8 dus:GM> 0
stabiel evenwichtGM <0
labiel evenwicht GM = 0 indifferent evenwicht4
S.
= Mt =
De slagzij volgt
flu
uit:1VGM
Verder wordt de periode van de slingerbeweging in hoge mate bepaald door
de metacentrwthoogte GM. Een schip met een relatief grote GM slingert heftig: de beweging wordt als "wreed" gekenschetst; een kleine GM geeft een meer soepeler beweging.
De relatiare grootte van GM wordt vaak uitgedrukt in de verhouding GM
B
Tiejdens het college zullen enkele voorbeelden worden uitgewerkt waarbij de slagzij wordt berekend als gevoig van b.v.:
het schroefmoment draaicirkel varen
het verschuiven van kleine gewichten yVGM
Hooldsfuk
3
AANVANGSSTABILITE!T
Hieronder wordt verstaan de stabiliteit van het schip bij zeer kleine hellingshoeken.
Dwarsscheepse aanvangsstabiliteit
Deze is van belang voor het berekenen van een kleine slagzij die het gevoig is van kleine uitwendige momenten.
Klein wil hier zeggen, dat de volgende benadering voldoende nauwkeurig is.
Mt = yVGM
Stel op een schip werkt een kenterend moment Mk van zodanige grootte
De invloed van vri,je vloeistofoppervlakken op de aanvangsstabiliteit.
De reductie van de metacentrumhoogte als gevolg van een vrij vloeistof-opperviak wordt:
ii
GG =
1 yV
Voor meerd.ere vrije vloeistofoppervlakken
= i1
De arm van statische stabiliteit bij kleine hoeken wordt nu
t1 = (GM - GG1)4
Als voorbeeld zal behandeld worden het laden en lossen van tankschepen. Hierbij wordt het diagram van H6k gebruikt waarbij de aanvangsstabiliteit tijdens het laden en lossen beoordeeld kan worden.
3.2
p
fig. 3.2 3.3 Ui c
wz
w4
z
4MEER DAN EEN TANK
KG
icpi
KG, KM,KG1
TEGELtJK VULLEN
LASTLUN IN LEGE TOESTAND
Zodra een vloeistofspiegel in de tank aanwezig is, treedt er een reductie op
van de metacentrunihoogte.
i'y'
1 P+p
P = scheepsgewicht p = ladinggewicht
Het diagram ontstaat dooiKG, KM en GG1 uit te zetten als functie van de
diepgang. De waarde van GG1 wordt daarbi steeds uitgezet op de bijbehorende
KG-waarde. Voor de KM-waarde zie het carnediagram.
Bij de beoordeling wordt de plaats van G in hoogte en de reductie van
de metacentrumhoogte GG berekend. Dit kan zowel voor het laden of lossen
van elke tank afzonderlijk als voor meerdere tanks tegelijkertijd geschieden.
Op deze wijze ontstaan n of meerdere koffiebonen". Voorwaarde is dat
de lijn van 0G1 de KM lin niet mag sni5den, dus, G1M > 0
STABILITEIT B!J EIND!GE HOEKVERDRAAI!NGEN
T.O.V. HET EVENWICHT
De in hoofd.stuk 3 geldende restrictie t.a.v. kleine uitwi,jkingen t.o.v.
de evenwichtsstand is in het volgende niet meer van toepassing.
Dwarsscheepse stabiliteit bij eindige slagzij.
Het schip heeft een s1agzi c. De werklijn van de opdrijvende kracht gaat
door B en snijdt het middellangsvlak in het punt N , het valse
metacentrum. In het algemeen zullen bi een slagzi c, B en Np zich in de lengterichting verplaatsen. Echter de proecties van deze punten op een dwarsscheeps viak door G zullen in beschouwing worden genomen.
Het stabiliteitsmoment of de arm van statische stabiliteit kan op verschillende manieren in komponenten worden gesplitst.
Mt = yVGN
sin = iV(GM + MN4)sinGM sin heet metacentrum stabiliteit
MN1sin heet toegevoegde stabiliteit
(residuary stability, Formzusatzstabilitt)
M = yV sin
= yV(- ã)sin
= yV(kB + BN -KG)sinBN sin is de vormstabiliteit
BG'sin4 heet gewichtsstabiliteit
4.1
De kromme van drukkingspunten B()
Neemt de s1agzij van uit de middenstand steeds
toe dan zalL het drukkingspunt
B
een ruimtekroninie beschrijven. De plaats van B
kan gevonden worden door de
mmentenste11ing toe te passen op de in-
en uittredende wiggen.
Uitgaande van de helling
met eentoenemende helling dp,
zal de volgende stelling bewezen worden:
De werkli,jnen van de opdrijvende krachten staan loodrecht op de B
krornme;
het zijn de normalen van de B
kromine.
Daar de waterverplaatsing constant b1ijft, zijn de inhouden
van de in- en
uit-tredende wiggen ge1ijk. Bij d--o zijn de statische
momenten van de delen
van de water1ijn aan weerszijden van de gemeenschappelijke
snij1ijn gelijk.
Dat wil zeggen de snijlijn gaat door het zwaartepunt van de gehelde lastli,jn.
Bij een helling
is de waterlijn niet symmetrisch, zodat in
het algemeen
de snij1ijnen van de opnvo1gende water1ijnen niet in
het middellangsvlLak
liggen.
Het kernvlak van de waterli,jnen
en de metacentrische kromme
De opnvo1gende water1ijnv1akken hebben
een gekromd viak als omhullende, het
z.g. kernvlak W.
Bewezen zal worden dat dit kernvlak raakt aan de opnvo1gende water1ijnv1akken
De raakvlakken aan het kernvlak zijn evenwidig aan de raaklijnen
aan de B
-kromme in de overeenkomstige punten.
Afhankelijk van de spantvorm in het geied van
ontstaan de volgende vormen:
loodrechte zijwanden
:kernvlak is een rechte lijn liggend in het
langsscheepse symmetrievlak;
uitvallende spanten
:kernvlak is naar boven hal (concaaf);
invallende spanten
:kernvlak is naar beneden hal (convex).
M3
M 2
MEIACENTR1SCHE KROMME
fig. 4.4
De meetkundige plaats van
heet de metacentrische kromnae.
Mcp
is de limiet van het sni1jpunt van twee opnvolgende werklijnen
van
apdrij-vende kracht, als de hoek tussen die twee lijnen tot nul nadert. Omdat deze
werklijnen normalen zijn van de B
kromme is
een kromtemiddelpunt. De
kromnie is dus de meetkundige plaats van de kromtemiddelpunten van de Bq
krornrne(oak wel de evolute genoernd).
De plaats en vorm vandeB krouime en Mp kromxnen bepalen de grootte
van de
metacentrische straal
Deze afstand is van belang voor de grootte van het
stabiliteitsmoment. Wordt de B kromme, uitgaande van demiddenstand, steeds
vlakker, m.a.w. neemt de kromtestraal toe, dan wordt BM grater. Deze situatie
is in de volgende figuur geschetst.
Ml
fig. 4.5
De samenhang tussen Mp,
en het kernvlak is voor enkelLe spantvormen hier
aangegeven.
14.3
KERNVLAX W VAN DE WATERL'JNEN
ILoodrechte zi5wanden
1ij krornniingsmid.delpunt van de spanten aan weerszijden middellangsvlak,
B: toenemende kromtestraal, M: top aan onderzijde;
ij krornmingsmiddelpunt van de spanten aan zelfde kant middellangsvlak, IBp: afnemende kromtestraal, M: top aan bovenzide;
ligt het krommingsmidd.elpunt in het middellangsvlak,
constante kromtestraal met middelpunt M, M: n punt N.
uitvallende invallende
rechte zi,jwanden rechte zijwanden
1 ig. 6.7
fig. 4.6
top aan onderzijde convex
toenemende kromte-st raal
De kromme van armen van statische stabiliteit
De grafische voorsteiling GZ(q) h(q) wordt de kromme van armen van statische
stabiliteit genoemd.
top aan onderzi,jde : top aan
onder-w rechte 1ijn zijd.e W
B toenemend.e kromtestraal
W
concaaf Btoenemende krom-testraal
Voor -o geldt:
GZ GMd en d(GZ)
De helling in de oorsprong wordt dus gegeven door de metacentrumhoogte. Van een
willekeurig punt van de kroinme wordt de helling gegeven door de vertikale afstand tussen M en G, dus ZM,.
ZMd
d d ZM
De kronune van armen wordt vaak gekarakteriseerd door enkele karakteristieke punten, zoals:
de hoek waarbij een uigpunt optreedt:
de hoek waarbij de arm maximaal is :
de hoek waarbij de arm nul wordt,
ook wel de range of stabiliteitsomvang genoemd:
Een be1angrijke rolL speelLt het opperviak van de kromme, of van een deel van de
krornme: de dynamische stabilLiteit.
De dynsmische stabiliteit
De dynsmische stabiliteit van een schip (D5t) is de arbeid die verricht moet worden om het schip vanuit een gegeven beginstand, oneindig langzaam in een
andere stand te brengen.
Eij draaiIng om een hoek wordt de arbeid door Mt verricht,
Dt
=
f Mt d
= 1v
sind
0 0
De dynamische weg e is: st
D
=fhd
Het verband tussen e, h en GM wordt in de volgende figuur aangetoond: Er geld.t:
fig. 4.10
e=
=(
14.6 fig. 4.9Er kan onderscheid gemaakt worden tussen de aanvangsstabiliteit en de stabili-. teit bij grotere hoeken.
Voor de aanvangsstabiliteit m.b.t. d.e dynamische weg geldt:
h GZ = GM GM 2 2 41 dh
h=
deenhfcd
efhd*
0Door de vertikale verplaatsing van G is de verrichte arbeid:
D1 = yV(GO - GT)
De arbeid verricht door de waterdrukkrachten
D2.
yV(BU
-b)
Het bewijs hiervan kan m.b.v. figuur 1-.12 worden gevonden
ZI-ZI fig. /..11 I dAz / -- y Zi -yzdA / V fig. 4.12 De dynamische stabiliteit rechtstreeks berekendDe arbeid die nodig is om het schip een bepaalde s1agzij te geven kan ook op een meer directe manier berekend worden. Daartoe wordt deze arbeid in delen gesplitst, n.1. de arbeid die nodig is om het schip in het luchtledige de s1agzijcte geven en de arbeid die bij dezelfde positie-verandering in water, door de waterdrukkrachten op de huid wordt verricht.
S
Ten aanzien van de eerste arbeid wordt opgemerkt dat deze alleen verricht wordt indien G zich vertikaal verplaatst. Als referentieviak wordt het wateropperviak genomen:
a
V z
In totaal is de verrichte arbeid, dus de d.ynamische stabiliteit, fig. 4.13 D = D + D = 1V
(5
-
+ (;ff -
) of st 1 2 = 'v-De dynamische weg is:
e = BZ - BG
Dit is gelijk aan de vergroting van de vertikale afstand tussen het gewicht-zwaartepunt en het drukkingspunt.
DE AARD VAN HET EVENW!CHT BIJ UITWENDIGE BELASTING
Hoofdstuk
5
I = M = -M
() - N
- m +XX st
I is het massatraagheidsmoment t.o.v. de langsas
Nis de dempingscoëfficient,
m is de schijnbare vergroting van het massatraagheidsmoment.
Het dempingsmoment kan bi de berekening van het statisch en dynamisch evenwicht worden verwaarloosd.
I =
M()
- Mt
()
hierin isI
=1 +m
XX
Afgeleid zal worden dat bij een s1agzij van tot de toename van de kinetische
energie ge1ijk is aan de arTheid die verricht wordt door het totale moment dat op
het schip werkt. H =
2
=
/Mk()d
_J
( )d q1De maXimale hellingshoek als gevolLg van het plotseling optredend kenterend moment wordt bereikt als de hoeksne1heid 0.
Hierbij is de kinetische energie minimaal en de potentiële energie maXimaal. Dynamisch evenwicht wordt gevonden bij,
H
=
/
Mk()d
-= 0.
De aard van het evenwicht wordt gegeven door het teken van,
= -
Mt()J voor
2
De drie moge1ijkheden zijn nu:
<
Mk(c) < Mt()
, het evenwicht is stabiel> o
Mk() > Mt()
, het evenwicht is instabiel= o
,
Mk() = M()
, het evenwicht is indifferentIn de onderstaande figuur waarbij geldt = o zijn deze moge1ijkheden in
beeld gebracht.
5.1
0
Indien een schip onverwachts door een kenterend moment wordt getroffen dan ziet de differentiaal vergeli,jking van de slingerbeweging er als volgt uit:+ < voor = dyn. stabiel fi9. 5.2 Uit de voorwaarde =
M()d
volgt dat, opp.I = opp.IIIndien de inschake1verschijnse1en niet meer van belang zijn, hetgeen het geval
is bij een langdurig kenterend moment, kan het statisch evenwicht worden geana-lyseerd. B1j dit evenwicht
= is de hoeksnelheid maximaal, dus de
kine-f 19. 5.1
5.2
Bij buitenlandse stabiliteitscriteria komt het vaak voor dat rekening wordt
ge-houden met =
M =M
voorp
k st 2
geen dyn. evenwicht dyn. indifferent
=
Md =
Mtd
MkdMtd
dtische energie en is de potentiële energie minimaal.
Mkd
-
J
M5d
Met de evenwichtsvoorwaarde volgt:
dE
Mk=Mst
d2E st st k - d - d ° ' d > aq staie1 evenwicht, d2E > o instabiel evenwicht d d2E k st st k - d = ° ' = indifferent evenwicht 4, = stabie1 = instaijiel Enkele opmerkingen: MkIn plaats van Mk kan ook met de arm van het kenterend moment worden gerekend.
Het onderlinge verband tussen Mk en M5t voor het bereiken van dyn. evenwicht wordt in figuur 5.)4 grafisch weergegeven.
fig. 5.3
fig. 5.4
5.3
= indifferent = instabiel
DE BEREKENING VAN DE KROMt4E VAN ARP4EN VAN STATISCHE
STABILITEITSchip met loodrechte zi1wanden formule van Scribanti
M+
fig. 6.1
Met behulp van fig. 6.1 werd. afgeleid:
= + tg2
Deze formule geldt exact als de spanten loodrecht op het wateropperviak
staan 1ij helling = o. I[mmers het ver1and I
= Ix/cos3 geldt Jan exact.
Voor normale koopvaardijschepen
geldt de formule vrij aardig, mits het dek of de kim niet uit het water
komen. In veel gevallen is de formule van Scribanti
6.i
1ruikbaar tot
100
15°. Voorzichtigheid is
geboden bi
scherpe schepen en
sterk uitvallende spanten viak boven de constructie
waterli.jn.
De tweede term uit de Scribanti-formule is
steeds positief, d.w.z. de
arm van
statische stabiliteit neemt
meer toe dan alleen uit de aanvangsstabiliteit
volgt.
Deze term is de toegevoegde stabiliteit.
sin
= .sin
fig. 6.2
De B
kronime is bij het Scribanti-schip
een parabool waarvan de top saznenvalt
met B.
De parametervergelijkingen zijn:
Y=i3Ntgp
Z1
z
tg2c
2BMVoor de krornte straal R volgt dan
-
2'
BMRBM(1+tg)
2=
=BM
cos
Voor een rechthoekige bak die half ingedompeld
is zijn de berekeningen
van
GZ en e verzameld op witdruk 6.1.
Door Krappinger (Handbuch der Werften 1960)
zin de armen berekend als funktie
van, B/D en B/T voor een willekeurige diepgang.
Aangenomen is dat G in B
ligt. Witdruk 6.2 geeft de resultaten
voor drie hellingshoeken.
Willekeurige scheepsvormen; de formules
van Atwood en Moseley
De restrictie van loodrechte zijden
betekent voor grote hellingshoeken een te
grote vereenvoudiging.
Er zi,jn daarom berekeningsmethoden
voor het bepalen van de kromme van armen
ont-wikkeld waarbij geen beperkingen
aan de scheepsvorm nodig zijn.
De formule van Atwood (Philosophical Transactions
1198)
Met b.v. de verschuivingswet en de inhoud en zwaartepuntafstanden van de in- en
uittredende wiggen wordt gevonden
Mt
y(v.f
-
VBGsin)
De Britse vlootpredikant Moseley publiceerde in de Philosophical Transactions of the Royal Society 1850 een uitdrukking voor de dynamische stabiliteit waar-van de afleiding op dezelfde methode herust als die waar-van Atwood.
De dynamische stahiliteit kan worden berekend met,
D = )'V(BZ - BG).
M.b.v. figuur
6.3
wordt gevonden)BZ
BQ + BG cosc,
D =
fv(NJ+
- VBG (1_cos)1De methode van Barnes
Dit is een rekemnethode die gebaseerd is op de formules van Atwood en Moseley,
gepubliceerd in TINA
1861, 1871.
Ret moment in breedte V en in hoogte v(NJ + NIJi) van de Wiggen wordt bepaald voor waterlinen die door de as 0 gaan. Daarna wordt de zgn. correctieschijf in rekening gebracht, daar de opvolgende
waterlijnen bi constante V in het algemeen niet door 0 blijven gaan.
Voor WLdie door 0 gaat geldt:
0
I
w + K6.3
vi V fig. 6.4 L4
= V +
- V= V + S
hierin iss v1 - , de inhoud van de correctieschi,jf,
V = de inhoud van de intredende wig,
V = de inhoud van de uittredende wig.
U
Zijn V , v
( V. NJ + vNJ) en
( Vi.Nid + V11.NO ) hekend, danmoeten de momenten gecorrigeerd worden met die, welke de correctieschijf
opbrengt. Voor de schijf die in bet algemeen dun is, wordt aangenomen dat
het een cylinder is met grondvlak WL en dikte d.
Ret zwaartepunt van de schijf in breedte komt dan overeen met het
zwaarte-punt van en in hoogte een d t.o.v. W(pL
Scf
VjVu
Ten aanzien van het moment in hreedte kunnen zich twee situaties voordoen.
d
Ai
AwlVj>V., heeft dezelfde richting
als V
schijfmoment inoet afgetrokken worden.
6i
Ret moment in hoogte van de schijf moet steeds afgetrokken worden onafhankelijk van de zwaartepuntsligging.
Op welke wijze de inhoud van de wiggen en het moment van deze inhouden
bepaald kunnen worden zal tijdens de colleges uiteen worden gezet.
Vj<V, S
heeft dezelfde richtingals Vj
I
De methode Kriloff
fig. 6.6
6.5
Deze methode, die gepulliceerd is in Encyc1op.die der Mathematischen
Wissenschaften 1901 -
1908,
Bd. IV, Tell 3, is gebaseerd op het berekenenI
Door A wordt een hulpwaterlijn onder een hoek met
B is het zwaartepunt van deze hulpwaterlijn. Het volunieV zal niet
glk gebleven zin zodat een correctieschif nodig is.
De dikte van de schijf is gelik aan
V -V.
t=
U 1A(+A)
Afgeleid zal worden dat,
t = e t waarin,
e = afstand zwaartepunt B tot zwaartepunt A.
Wordt vanuit A de afstand -- uitgezet, punt D, dan is C D gelijk aan t
en C is het snijpunt van
de gecorrigeerde waterlijn W+AL+A
die evenwijdig loopt aan
6.6
/
De arm is,
GZ = cos + sin - BG sir hierin is
cos d = cos
V
zc
BM sin
= sinDe berekening van y en z wordt uitgevoerd d.m.v. numerieke integratie
van opnvolgende
terlinen die een hoek A(eindig doch klein) vanelkaar verschillen. Voorwaarde is dat het volumeV gelijk blift.
Dit kan als volgt worden tereikt. Neem de waterlijn WL,h, het zwaarte-punt ervan ligt op lijn A.
De schijfdikte kan met behuip van een planimeter vrij snel warden bepaald.
t = v-v
A'wq
de waterverplaatsing onder WL
het water1ijnapperv1ak van W, L
Wardt nu vaar elke water1ijn WL de waarde BM berekend en
ver-menigvuldigd met de sin en cas van dan valgt het uitzetten.
Het verlaap van is interessant in verband met de indampeling
van het dek en hef Llit het water kamen van de kim.
I
hierin is, fig. 6.116.i
I
fig. 6.10Ongeveer bij zal de krornne BM een maximum vertonen, omdat na de
waterlin breete afneemt.
Na integratie van de oppervlakken, volgen y en z waarna de arm van statischestabiliteit GZ berekend kan worden.
Deze methode die eveneens nauwkeurig is voor c<2O0 wordt ook wel de methode Commentz genoemd, zie J.S.G. 1920.
De integratormethode van Fellow
Bij deze methode, die gepubliceerd is door W.Denny TINA 188)4, wordt met behuip van een integrator van elk spant het opperviak A(x)p en het
statisch moment t.o.v. de as AA, S(x) bepaald.
A k4
/ de
integrator
Yv/
fig. 6.12De afstand van B tot een langsscheeps viak door AA wordt berekend met,
1'
k /o S(x) dx =
f1
A(x) dxDe beide integraties kunnen met de regel van Simpson worden uitgevoerd, doch de berekening verloopt sneller indien gebruik wordt gemaakt van een
Tschebijscheff spantenraau met minimum 8 ordinaten.
De resultaten worden verzameld in een diagram k(V,) (pantocarne isoclinen). KN s
V
fig. 6.13
De arm van statiscI-stabi1iteit volgt uit, GZ = - KG sir
De planimetermethode van Doyre, Middendorf en Liddel.
Het schip wordt door een aantal verticalLe vlakken die loodrecht op ]I
staan verdeeld in een aantal schijven, waarvan de dikte niet ge1ijk hehoeft te zijn.
I
I
Met de planimeter wordt
flu
van elk spant het oppervlak bepaald datonder WthL en links van ylak i ligt. Deze waarden worden op basis
van de lengte van het schip uitgestrookt en nurneriek gemntegreerd met
behulp van de regel yan Simpson. Ret resultaat is de inhoud van de
carne onder
en links van viak I. Evenzo bepaalt men de inhoudtot II, III enz. De resulterende kromme heeft als eindordinaat de
inhoud van de carne in gehelde toestandV . Het opperviak dat tussen
de kromine, WpLq en de eindordinaat ligt is een maat voor het statisch
moment van de carne t.o.v. de eindordinaat, immers dit opperviak is : ydV.
De afstand van B tot de eindordinaat is dus
YB =Y
k = b- Y B
V.
De berekening wordt herhaald voor een aantal Wq)Lq en , zodat het
resultaat weer in een diagram kan worden uitgestrookt zie fig.
6.13.
De invloed van de bovenbouwen is bij deze methode vrij eenvoudig te berekenen. Ret is daarbij van belang de spantoppervlakken tot de
deelvlakken uit te stroken op basis lengte om daarbij de plaats van de eindschotten van de bovenbouwen in rekening te kunnen brengen.
ordinaten warop spantopp.
be p aa Id z ijn
fig. 6.15
plaats
eindschotteriBenaderingsmethoden voor het berekenen van de krorrime van armen De le methode van Prohaska
Prohaska geeft in een diagram, zie witdruk 6.3., in dimensieloze vorm
de toegevoegde stabiliteit,
Crs = h MN sin als funktie van
BM
de effectieve holte - breedte verhouding D/B,
de diepgang - breedte verhouding T/E,
de hellingshoek ,
D = D
De arm van statischestabiliteit volgt dan uit,
GZ = Crs .1BM + GM. sin
Deze benaderingsmethode die gepubliceerd is in TINA 19)41 geeft bruikbare
waarden voor normale scheepsvormen waarbij de vlaktilling niet te groot is.
De 2e methode van Prohaska,
Zie "Result of some Systematic Stab:1ity Calculations" Trans. of the Institution of Engineers and Shipbuilders in Scotland. Door Prohaslia zi,jn voor 50 scheeps\rormen uit een systematische serie de kroxnme van armen voor statische stabiliteit 1erekend. Hierbij varierden,
Cm =
0,995 - O,10
= Q,)4Q
-
0,80De effectieve holte - breedte verhouding voor de onderzochte vormen Di/B=
0,6. De dekrondte tedroeg B en de ontwerpdiepgang is op T = pj gesield,
doch de Berekeningen zin5oor verschillende diepgangen uitgvoerd.
Hij geeft in de
witdrukken6.)4
tIm 6.10 een aantal cofficiënten (Fy,F)en correctiefaktoren (f', f) als funktie van T/Di, Cm en
om de dimensieloze toegevoegde stabiliteit Crs te kunnen berekenen. De C-waarde dient echter getransformeerd te worden voor holte-breedte verhouctingen die afwijken van de standaard waarde Di/B = 0,6.
Deze transformatie kan m.b.v. fig. 6.16 worden afgeleid en resulteert in
Iz
tg tg A xy y 6.11 hjig.
6.16Uitgaande van, wordt gevonden,
CrsSL co
(DuB)2
-
1o,6
sinq = + sin -in
sir'.
De volgende dimensieloze cofficiënten worden flu ingevoerd
C.bs_CD Crs [(B/Bl)2 {F +(CbS - Cb) f
+(Du/B\2.(FI
01
0,1o,6)
en GZ = Crs. BM + GM sinDe resultaten zin in principe alleen geldig voor glad.dekschepen.
Is bovenbouw aanwezig dan kan
de
volgende benadering worden toegepast.De armen van statischestabiliteit worden tweemaal uitgerekend n.1. met
Di tot bovendek en Di tot bovenbouwdek (100% bovenbouw), beide met
z3egcorrectie.
c=
(B/W.i)2
B= breedte water1ijn bijp
= 0 op de beschouwde diepgang.Er is een arbitraire relatie aangenomen tussen C. en Cbs n.1.,
Cm = 1,05 -
0,025
voor Q,1< Cbs< 0,8CbsO,35
waaruit Cbs berekend kan worden.Wijkt Cb af van Cbs dan moeten de correctiefaktoren f voor F en voor Fz worden bepaald.
Tenslotte word.t verkregen,
fz) } - sin'
fig. 6.17
6.12
behorende bi Dl
F =
1.cotcp
= hierin is,I)
De arm hehorende bij het werkelijke percentage bovenhouw wordt gevonden uit,
AD = AB + c (Ac AB).
Voor c zie witdruk 6.11.
De nauwkeurigheid van beide methoden van Prohaska is voor vele praktische doeleinden voldoende en is te vergelijken met die van de integratormethode.
Japanse benaderingsmethoden.
In Volume 6 van de 60th Anniversary Series van de Society of Naval
Architects of Japan zijn een aantal interessante benaderingsmethoden gegeven.
De uitgangspunten zullen hier vermeld worden, verdere uitwerkingen volgen tijdens de colleges.
Imai gaat ervan uit dat de Bp-kromme benaderd kan worden door een
ellips met halve assen a en b.
M ,
G
a 8900 K b fig. 6.19Deze benadering is goed voor scherpe schepen met ronde spantvormen. Voor norma le schepen is het beter deze kromme te benaderen door een parabool,tot het dek in het water komt, dus Scribantie toepassen.
Vanaf q of de hoek waarbij de kim uit het water komt volgt dan de ellips als Bcp-kromnle.
Watanabe veronderstelt dat de kromme van armen benaderd kan worden
door b.v. twee termen van een Fourierreeks of door een polynoom in .
Met behuip van een aantal randvoorwaarden kan voor de eerste benadering geschreven worden,
)
Voor
de
tweede benadering,GZ = F1,a -f-F2.b ±F3 BM+ F)+.GM
De waarden F volgen in onderstaande tabel afhankelijk van 4
b=
[F.
l+Cp 2
(1Cp)]
T Op 3
Beide benaeringen gelen voor>
200. Voorp< 20 dient de formule van Scrilantie gebruikt te worden.Kuwano voegde nog een 5e graads term toe. Een tabel voor F is in
de genoemde referentie te vinden.De inethode van Watanahe geeft goede resultaten als a en b nauwkeurig bekend zijn. Imai geeft hiervoor
een aantal empirische forinules.
B 1 F 1 3Cwp 3 Cwp(Qp )2 12 L
Cb)
+ T C 1+0 - Cp(142
p wp hierin zijn: 15° 30°f5°
60°
15 90° Fl 0 +0,789)- +1,2685 +1,1275 +0,6200 0 F2 0 -0,3)483 -0,14231 -0,112)4 o,)416)4 +1,0000 F3 +o,009O -0,14335 -0,8)489 -1,0207 -1,0397 -1,0000 F14 +0,2588 +0,5000 +0,7071 +0,8660 +0,9659 +1,0000F - het effectieve vrijboord, inclusief de invloed van zeeg, dekrondte en bovenbouwen,
B - de breedte op de waterlijn. Voor vrachtschepen geldt,
a = B (0,18 + 0,012)
b = T
(0,52
- 0,015)
Benaderingsmethoden voor het bepalen van KB en BM
Bij het voorontwerp is het nodig een schatting te maken van de metacentrumhoogte. Deze waarde volgt uit,
S
GM=KM-KG =KB+BM-KG
Voor KGwordt verwezen naar het college "ontwerpen". KB en BM kunnen met een aantal empirische formules,die echter met grote voorzichtigheid gehanteerd moeten worden, bepaald worden.
I
I
KB = T(5CWP_2Cb)/6CWP
(Jaeger-Morris)
- C
KB-
W.T
(Posdunine)
C +C B=(0,828-0,330)T
(Bauer)
wp=(i,i-o,6c )T
(Henschke)
m_c
(C+o,o)i.)
2-
WJ W(Posdunine)
l2Cb
T--
wp BM TCb 57C-22
20(Rauert)
C=/ 0,85C
'+
0,025 U-spant
wp B }(Kal)
C V0,85Cb'+ 0,015 V-spant
wpZie ook
:Theoretische Scheepsbouwkunde, Vrij1andt.
Bet uitzetten van de kromnae van armen van statisch stabiliteit
De kroinme van armen voor
n bepaalde Beladingstoestand kan direct
op basis van worden uitgezet.
fig. 6.19
B
Een nadeel van het uitzetten van GZ is de afhanke1ikheid van de arm
van de hoogteligging yanG. Bij
n deplacement kan
verschillende
waarden hebben, afhanke1ijk van de belading.
Ir. Schepers (en later Prohaska) stelde daarom een presentatie voor
waarbi4j dit bezwaar werd ondervangen.
S
fig. 6.20
De kromme MN sin heeft een horizontale raak1ijn voor = 0, want,
urn d MNS1flb = urn = 0
fr±O
De experimentele bepaling van de krornme van armen Door Kernpf is een apparaat ontwikkeld
waarrnee de krornme van armen van
statisch stabiliteit met behuip van een schaalmodelL te meten is.
Het is in principe een momentenbalans
voor dwarsscheepserichting waar-bij de trim als gevoig van de s1agzij zich automatisch instelt.
6.16
GM :050m
075 m1.00 m
Een parallelogram constructie is uitgebalanceerd t,o.y. bet scharnier A. Er geldt
flu,
yy (+ GG1 cos
) = h.p.De ligging van G behoeft niet symetrisch te zijn en niet overeen te
stemnien met die van het schip.
De wijze waarop MN voor bet schip kan worden bepaald zal op het college
uitn worden gezet.
De hellingproefUit het voorgaande is gebleken dat de hoogte ligging van het
gewichts-zwaartepunteen belangrijke rol speelt bij deteoordeling van de stabiliteit.
De waarde KG wordt bij bet voorontwerp zo goed mogelijk geschat en bij bet
uitwerken van het project soms, maar niet altijd, berekend met behulp van
de bekende gewichten van constructiedelen, machines enz. Toch bli,jft een
dergelijke berekening vaak nog vrij onzeker, aihoewel ervaring met
overeen-komstige scheepstypen een vri1j goede leiding kan geven bij het beoordelen
van de juistheid van de berekening. Om deze berekeningen uiteindelijk te
controleren wordt de hellingproefuitgevoerd, waarmee GM experimenteel be-paald wordt. Met de berekende KMKB+BM volgt dan KG.
Bij het uitvoeren van een hellingproef moeten de volgende voorzorgen
ge-troffen worden
Bij voorkeur moet het gehele schip droog zijn. Lekwater
in de ruimen moet verwijderd warden. Is bet schip in die
toestand onstabiel, dan moet men de DB tanks geheel vullen
en wel tot in de overvloeipijpen. Hierbij moet de
zeker-heid bestaan dat alle lucht uit de tanks verwijderd is;
bet op deze wijze vullen van de tanks kan veel tijd vergen.
Gewicht en plaats van onderdelen die tijdens de proef aan boord zi,jn moeten bekend zijn als zij naderhand niet tot de uitrusting van het schip behoren( materiaal, las-karren e.d.). Indien tanks gevuld zijn dan moet bet zwaartepunt en bet gewicht van de vloeibare lading
be-kend zijn. Het bepalen van bet zwaartepunt is soms
moeilijk i.v.m. de onregelmatige vorm van de tank. Ook
de inhoud van constructiedelen in de tank en van de
hoe-veelheid cement (voorpiek ) moeten bekend zijn.
Tijdens de hellingproef moet bet schip vri
zijn in zin
bewegingen. Liefst kiest men een windstille dag met n meerdraad v6r en achter. Bij voorkeur moet bet
schip in de richting van de wind liggen. Een bouwdok geeft vaak een goede bescherming tegen de invloed van de wind. De diepgangen voor en achter worden v66r de proef
nauw-keurig afgelezen ( in een roeiboot) en met behulp van
deze gegevens wordt bet deplacement en KM berekend uit bet lnenp1an.. Voor een gelijklastig schip volgt KM
direct uit bet carnediagrain als de diepgang gegeven is.
Hierbij moet bet s.g. van het water bekend zi,jn. Dit s.g.
is te nieten met een z.g. gravimeter in een eminer water. Ben eventuele slagzij volgt uit het verschil in aflezing van de diepgangsmerken t.p.v. bet grootspant aan BB en SB.
Ben slagzij van meer dan 1 . 3 graden is bezwaarlijk.
I
e. D.m.v. een relatief klein gewicht p wordt door dwarsscheepse
verplaatsing een slagzij lewerkstellLigd. Bet gewicht wordt
eerst midscheeps geplaatst en de daarbi behorende nuistand
wordt met het hoekmeetapparaat vastgelegd. Dan wordt het
gewicht naar SB verschoven en de slagzij wordt geregistreerd. Daarna wordt het gewicht naar BB verschoven en weer worden
slagzij gemeten; tenslotte moet de middenstand gecontroleerd worden door het gewicht weer midscheeps te plaatsen. Zonodig wordt deze procedure n of meer keren herhaald. Bet gewicht p bestaat vaak uit een aantal delen i.v.m. de verplaatsbaar-held. Bet is dan sterk aan te bevelen om een nauwgezet schema b1j het verplaatsen van de gewichten aan te houden.
Uit elk van de metingen wordt GM berekend. De uitkomsten mogen t,o.v. het gemiddelde geen te grote spreiding vertonen.
Bet gewicht p moet
z6
groot zi,jn dat de slagzij niet groterwordt dan ongeveer 2 graden. Bij kleine schepen mag dit
3 )4 graden zijn. Bet gewicht van p is ongeveer 0,2
. O,5%yV.
Voor het meten van de slagzi, die relatief zeer klein is, bestaan speciale
apparaten : clinometers. Andere mogelijkheden zi,jn, het systeen met een lange
slinger bestaande uit een dunne draad met een loden gewicht dat in een bak met water hangt (demping) of het gebruik van een camera.
De hoogteligging van het systeemzwaartepunt kan m.b.v. de volgende figuur
worden afgeleid. Hierbij wordt aangenomen dat zeer klein is, zodat
verondersteld mag worden dat N en M samenvallen.
De berekening resulteert uiteindelijk in
(YVfI))KG1.h
Bij een grote s1agzi yolgt G1N uit de volgende betrekking, p.y
(yV+p)
tg4
Als bet schip verticale spanten t.p.v. de water1ijn heeft, dan mag Scribanti worden toegepast, zodat,
-p1
(1Vtg
2Is deze benadering onjuist dan kan de gemeten G 1Nó op basis van
worden uitgezet. Extrapolatie van de G -kroLe tot 0 geeft dan
G Bij deze laatste methode zijn mtingen bij meer dan n s1agzi
nodzake1ik.
BB 0
fig. 5.23
6.19
HET SLINGEREN VAN EEN SCHIP IN VLAK WATER
De slingerperiode bij kleine slingerhoeken
Krijgt het schip door n of andere oorzaak een kleine s1agzi, dan zal
het na het ophouden van de storing om zijn evenwichtsstand gaan slingeren.
Indien een positieve metacentrumhoogte wordt verondersteld dan luidt de bewegingsvergelij king,
I
=-M ()-N
xx st
Bij de berekening van de eigenperiode kan de relatief kleine demping van
de slingerbeweging worden verwaarlLoosd. Dus,
(I+m.+ yV.
0 ofI + 1V .GIV = o hierin is
het schi5nbare massatraagheidsmoment, 'xxhet massatraagheidsmoment van het schip,
het hydrodynamisch massatraagheidsmoment, De dwarstraagheidsstraal wordt als volgt gedefinieerd,
2 Substitutie levert,
wT
211 2tk V'g 2gGM
De oplossing van deze verge1iking met de randvoorwaarden t 0,
= a en = 0 geeft,
= a
Daar de demping in het voorgaande verwaarloosd is, dempt deze beweging niet uit hetgeen niet met de rea1itjit overeensternt, doch de slinger-periode wordt hierdoor vrijwel niet beinvloed. Deze laatste volgt uit de
cirkeifrequentie
HooIdsfuk
7
211 of T =-;:r-k + g GIV4 = 0 of + = 0 metS
I
Als =p , dus cos uit = 1, dan is de amplitude van de vertikale
versneling, 2 sin T of anders geschrevtn, h. = h. .
gGM_Pa g
. h. GM a a 2 2 B B C als k = cB.Bij dezelfde slingeraiiiplitiñe en dezelfde relatieve hoogte boven het
gewichtszwaartepunt is.GM een maat voor de optredende versnellingen,
althans voor bepaalde mogene groepen van schepen.
Soms wordt een dimensieloze slingerperiode Tk gebruikt, welke het eerst door Kempf gepropageerd is geworden.
= Tk
/g
deze correspondeert met,
/ B
ü2 WV
k g
Volgens Kempf geldt voor goede zeeschepen, 8< Tk< 1)4
GG
Ret 1erekenen van de slagzi door asymetrische lading
De slagzij die ontstaat valt buiten Ret geldigheidsbereik van de aanvangsstabiliteit.
Stel nu dat door dwarsscheepse verschuiving van een gewicht p het punt G verschuift naar G1 waarbi,
p.yp
1 yV
8.1
Hoodstuk
8
TOEPASSINGEN
SRet berekenen
van de metacentrum hoogte bi gegeven slagziDe slagzij wordt niet veroorzaakt door asymetrische lading. G ligt in het middellangsvlak.
Aangenomen wordt dat de formule van Scribanti mag worden
toege-past.
Er geldt,
a
a
liggen.
GZ = GG1 cos
In de nieuwe evenwichtstoestand moet G op de 1ijn van opdrijvende kracht
Bi zeer grote s1agzi, of als de formule van Scribanti niet toegepast mag worden, moet de kromme van armen ter beschikking staan.
I
)
De arm wordt
flu,
GZ - GG1 cos
De nieuwe kron'ime van armen word.t verkregen door GZ te verminderen met
GG1 cos .
De s1agzij is de nieuwe statische evenwichtstoestand van het schip
waarvoor geldt,
GZ = GG1 cos
De aanvangsstatiliteit is vergroot en de stabiliteitsomvang verkleind. De slingerperiode is kleiner zodat het schip stijver is geworden.
De maximale verschuiving van G waarbij het schip nog juist niet kentert,
volgt uit de krornme GG1 cos die raakt aan de kromnie van armen.
E GZ
fig. 8.4
8.
De invloed van vloeibare lading bij grate slagzij
Ret zwaartepunt f van de vloeistaf in de tank met s.g. verplaatst
zich naar
De reductie van GZ is,
=y'v.sinq
IvAfgeleid zal warden een cafficint c, gebaseerd ap een tank met laad-rechte zijwanden, waarmede GS berekend kan warden.
= cy'i waarin C =
(1+tg2)
sinIV
Vaar een gedeeltelijke vulling van een rechthaekige tank heeft
Ir. Herfst, zie Schip en Werf 1956 nr.
3,
de reductie van de armbe-rekend.
De cafficiënt c wardt in diagramvarm gegeven als funktie van
en t/b, zie de witdrukken
8.1
t.m.8.3.
Uit symetrie averwegingen blikteen tankpeil t en h-t dezelfde c te geven.
I
De invloed van de winddruk
fig. 8.6
"*1
Voor trapeziumvormige tanks warden vormcofficinten gegeven waarmee toch de diagrammen, die voor tanks met een rechthoekige plattegrond gelden, gehruikt kunnen warden.
Voor het algemene geval b1ift van toepassing
fn
GS = c' i waarin c = . sin
yV fm
De kracht die de wind op een schip uitoefent hangt af van
de windsnelheid v (m sec ),
w
het lateraal opperviak A1, de windweerstandscoëfficint w 1 2 K = p v A w
w w w
is de luchtdichtheid 0.125 kgsec2mVolgens Petkovic, ISP 196)4, is de windsnelheid op 10 m hoogte boven het
zeeoppervlak,
v = 0.836
De windsnelheidsverdeling in hoogte wordt door Schoeneich, Schiffbau 1911, in dimenie1oze vorm gegeven, zie ook witdruk 8.)4.
8.5
I
Veelalwordt een in hoogterichting constante windsnelheid genomen, die
overeenkornt met de sneiheid op 10 m hoogte.
In geval van een konstante windsnelheid ontstaat een driftsnelheid.
Aangenomen wordt dat de waterweerstand in het zwaartepunt van het
lateraaloppervlak onder water en de windkracht in het zwaartepunt
van het lateraaloppervlak 1oven water aangrijpt bi
rechtop liggend
schip.
M = 0.016
v2 A
.a
w w 1
fig. 8.7
Het windinoment als funictie van de slagzij wordt door Japanse onder
zoekers gegeven als
M = 2P
v2
w
A1. a. (0.25 + 0.5 cos3)
(zie Kinoshita en 'Okada
:Symposium Wageningen 1951).
De windweerstandscoèfficnt
is door middel van windtunnelproeven
te bepalen. Gemiddeld is te stellen
= 1.22.
Het windmoment voor het schip in rechte stand is dan
8.6
(kgm).
h(m)
02,5
5 10 15 20 300
0
De waarde van kan sterk variëren.
w
tciteraat opp.
hoven cwL
grote platte vlakken grate cylinders stangen en draden 1/ c
i2 w w w
1 2 MiP
. v . . . . A . . a. w w Wi Wiii
8.i
=.i6
w= 0.15
W = 0.9 - 1.2 WEen meer ddailleerde berekening van het wiadmament valgt, indien
de windsnelheid als funktie van de haagte baven het zeeappervlak in
rekening wardt gebracht, zie fig.
8.8.
fig. 8.8
Deze verfijning is echter nauwelijks zinval gezien de
vereenvaudi-gingen van de gehele berekening.
Veer een statianaire taestand wardt het statisch evenwicht gevanden met behuip van de kramme van statische stabiliteit.
[T
ai
c.w.I
4
fig. 8.9
Wordt het schip door een windstoot getroffen op het moment dat het naar die zijde slingert waar de wind vandaan komt, dan wordt de hoek waarbi5 dynamisch evenwicht bestaat, groter.
In landen met moderne stabiliteitseisen (Japan en Rusland) wordt het windmom ent op basis van de s1agzij konstant aangenomen, zie bij1age C.
B
Hangende lading
Op het dek van een schip staat een gewicht p. De verandering
van GM volgt na hijsen uit
1 yV
Ligt het. schip onder een kleine slagzij, dan ontstaat tijdens
het trekken van de her de mogelijkheid van het verschuiven van het gewicht p.
8.9
fig. 8.11
J
Superpositie van kenterende momenten
Kenterende momenten veroorzaakt door wind, vloeistoflading, tros-sentrek, verschuivende gewichten enz. kunnen worden gesuperponeerd. Een voorbeeld hiervan is de winddruk en trossentrek bij een sleepboot.
T
hg. 8.19
De invloed van vrijboord en bovenbouwen
De krornme van armen van statische stabiliteit wordt sterk beinvloed
door de grote van het vrijboord en- of de aanwezigheid van bovenbouw. Worden van twee ge1ijke schepen, echter met een verschillend vrij-boord, de krommen van armen vergelLeken, dan heeft het schip met het grootste vrijboord een grotere
d' een grotere GZm een grotere
omvang en een grotere dynamische weg. De invloed van bovenbouwen is soortgelijk,.
Aan de grond lopen
Hierbij wordt verondersteld dat de water1in 1ekend is. Nagegaan
zal orden hoe groot het stabiliteitsmoment is j- de volgende
situaties.
a. Ter plaatse van een horizontale bodem.
cL
8/2c os$
Voor het stabiliteitsmoment kan worden geschreven,
Mt = (P-yV) 'cos
+kyV
p sjn.Dit moment verloopt bij toenemende slagzi1j als aangegeven in fig.
8.
.8.10
b. Ter plaatse van een hellende bodem
0
fig. 3.16
He-b stabilitei-bsrnornent bedraagt
flu,
B
-M = -(P-yV)
cos c- P KGsin 4+kyV
st
c. Indien alleen de kielplaat kontakt met de bodem heeft.
8.11
fig.8.15
In dit geval kan er voor = 0 evenwicht bestaan t.a.v. de momenten en zal de aard van het evenwicht warden onderzocht.
M
=}V-KG.P.p
st
Er volgt dan,
voor : ( -y - KJ) >0 evenwicht statiel,
p
(KM IVo - < 0 evenwicht labiel,
p
(KM 'y'Vo - ) = 0 evenwicht indifferent.
p
Het dokken
/
flg.8.18
-Hierbij is het van belang de diepgang T0 te bepalen waarbij het momentenevenwicht labiel wordt.
Berekend wordt de kromme KM
fig. 8.20
Kleine schepen hebben volgens de uitwateringsvoorschriften ook een
relatief klein vrijboord (coasters), dus is klein. Om toch voldoende
dynarnische stabiliteit te bezitten moet GM relatief groot worden.
/
8.
Cz
C U)Het verschuiven van lading
In geval van stortlading bedraagt de statische taludhoek Hierbij
is er evenwicht tussen de wrijvingskracht en de targentile component
van de zwaartekracht.
fig.8.22
In een slingerend schip gaat de lading schuiven indien de dynaanische
taludhoek wordt overschreden,
I
fig. 8.23
Na afleiding volgt voor
Hierin zijn y in meters en T in seconden uitgedrnkt.
= 1 + cos T
a-8.15
I
)
DE BEOORDEL/NG VAN DE
DWARSSCHEEPSE STABILITEITInleiding
In een kort overzicht wordt uiteengezet hoe in het verleden over de begrippen vri,jboord en aanvangsstabiliteit werd gedacht.
De verschillen van inzicht bi het ontwerpen van oorlogsschepen
leidden in 1870 tot het vergaan van het
s.s. Captain onder bevel-voering van Coles en het behoud van het s.s."Monarch", ontwerp
Reed.
De voornaamste gegevens van beide schepen zijn
9.1
HooIdstuk
9
I
De kromme van armen van statische stabiliteit worden gegeven in witdruk 9.1.
In het algemeen kunnen een aantal grootheden aan de kromme van armen worden onderscheiden. Dit zijn
Monarch Captain Bouwjaar
1869
1869
L in102,1
97,5
B in17,5
16,2
T in7,9
Vrijboord in b,32O
GM in 0,730,79
in0,58
0,28
graden 40 21 Stab.omvang graden 70 55 graden26
lIt
cyV tons8It39
7915
Hellingshoeken
- de nominale hoek waarbij het dek in de zijde indompelt;
2F tg =
- de hoek waarbij de arm maximaal is,
- de stabiliteitsomvang (range) of de hoek waarbij de arm nul is.
Ordinaten d GM - de aanvangsmetacentrunthoogte, GZ - de maximale arm. max Opperviak
De dynaische weg. De integraal van de kromme van armen tot een be-paalde hellingshoek k.
De verantwoordeli,jkheid voor de stabiliteit
De gezagvoerder is verantwoordelijk voor de stabiliteit van het
schip tijdens het bedri5f, 6k volgens de wet. Hij moet kunnen
beschikken over voldoende gegevens om de stabiliteit te kunnen
beoordelen. De werf of de ontwerper zalL voorlopige
stabiliteits-berekeningen kunnen maken voor bepaalde wel omschreven beladings-toestanden, nadat de ligging van het systeem zwaartepunt d.m.v. een
hellingproef voor n bepaalde toestand is vastgelegd, maar in het
be-drijf kunnen zich talloze andere gevallen voordoen dan waarvoor
stabiliteitsberekeningen zijn gemaakt.
De informatie aan de kapitein moet zodanig zijn dat hij ook voor
die toestanden zich een oordeel over de stabiliteit kan vormen.
In de Schepenwet, het Schepenbesluit en de Bekendmakingen aan de Scheep-vaart worden diverse eisen betreffende de stabiliteit van
vracht-en passagiersschepvracht-en omschrevvracht-en.
Elk schip moet voordat het in dienst wordt gesteld aan een helling-proef worden onderworpen.
J
Uitvoerige voorschriften worden gegeven over de in rekening te brengen beladingstoestanden, stabiliteitscriteria en gegevens
die aan de Scheepvaartsinspectie moeten worden voorgelegd en die welke aan hoord moeten zijn.
Voor een passagiersschip moet de kapitein beschikken over
vol-doende informatie om te kunnen voldoen aan de verplichtingen die hem in verhand met de lekstabiliteit zijn opgelegd.
Voor de eisen die gesteld worden aan de stabiliteit van
vissers-schepen zie ook de Voorschriften voor Vissersvaartuigen
1910.
Stabiliteitscriteria
De beoordeling van de stabiliteit bij grotere hellingshoeken zou
eigenhijk geheel gebaseerd moeten zijn op de dynamische eigen-schappen van het schip in zeegang onder de invloed van wind. Tot heden is de kennis van de zeegang op de diverse vaarroutes en de kennis van de scheepsbewegingen onder extreme uitwendige
belastingen onvoldoende om dit probleem analytisch te kunnen
op-lossen. Dit is de reden dat stabiliteitscriteria in hoge mate gebaseerd zijn op statistisch onderzoek waarbij de stabiliteits-eigenschappen gekarakteriseerd worden door de kromme van armen van statische stabiliteit. In dit verband wordt er nog eens op gewezen dat de term "dynamische stabiliteit" verwarrend kan werken. De grootte van de metacentrumhoogte houdt nauw verband met de
slingerperiode en de daarmee samenhangende versnellingen. De ondergrens van de aanvangsstabiliteit is nul, daarbij GM<0 een initile s1agzi optreedt, maar GM = 0 levert in de praktijk ook veelal bezwaren op.
De bovengrens wordt bepaald door een beperking van de versnellingen i.v.m. de eisen van komfort en het gevaar van verschuivende lading. Absolute grenzen zijn dan ook niet te geven.
Kempf geeft op dat de slingertijd voor goede zeeschepen moet liggen tussen 8<T <1)4 sec.
Een statistische aanbeveling wordt gegeven door Roorda in witdruk
9.2,
met behulp waarmee of de GM-waarde of de slingertijd vastgelegd kan worden.