onderwerp:
I
LABO~{AT oaI ~JH VOO R C ~ ~~~ ~ ,11 S C ~!:~ T SC H f'I 0 LOG IE.
van toluc9D jn de vlos~stc~fase.
J.J. van aamshorst. Rolanà Holstlaan 4
J
7tIllHOUD.
I. Algenene Inleidi;;g. 11.
111. De Kin:~ tiek.
IV. Fijsisch~ Aspecten.
A. Hat Fijsisch T~~nspo~t.
B. Dei n vlo e d var. ct e +, e r:. r> .:: ;:" 9. t u u::" rj ruk a n s a n e n s t ~ 11 i Ti ,;-•
c.
Het Kontaktopparvlak.V. De Reaktorkeuze.
VI. Grondslal: der r eaktoroerekenin8 .. VII. Procesbeechrijving.
VIII. Ori§nterende fijsische berekeningen. IY. Produktie berekeningen.
X. A. De sanenstelling van het reaktiemengsel. B. Regelproblemen.
XI. De MSBsabnlans. XII. De Warmtebal~ns.
XIII. Hpt Condcns~tiar~ nJc~e~~ • . XIV.
Xv.
Het benodigde vermogen voor de verda~per.
Da verda~pte tolueen:
A. Het terugwinnen van deze daDp.
B.
Het volu~e van hat reaktorgas dat ontwijkt. C. Het b3nutten van deze damp.XVI. Het benodigde vermogen voor de conpressor. XVII. Slotop~orking.
XVIII. Literatuur.
t"
m totale molenstroomdichtheid in de damp. ~~ zuurstof molenstroomdichtheid, o ~" stikstof molenstroomdichtheid, n A doorsnede reaktor, BZ benzol:!zuur. ') kmol/in se c • kmol/m2 sec. kmol/n2 sec. 2 m • 11zuurstof concentratie aan het fasengrensvlak, krool/m). h hoogtecoördinaat: afstand tot de
luchtverdeelinrichting.
H H o
niveau van de dispersie, vloeistofniveau bij
E=
1,t
porositeit; volumefraktie aan vloeistof.T
gasbeldiameter,
specifiek gas-vloeistof oppervlak, gasconstante,
absolute temperatuur
M molekulairgevicht. dichtheid van lucht, He Henr7 coëfficiënt,
R
c
k
c
superfici~le instroomsnelheid van de 'lucht,
omzettings snelheid van tolueen, re&ktiesn~lheidskonstanta,
tolueenconcentratie in de vloeistof, 8tofoverdrachtscoëffici~nt,
lD diffusieco8ffici~nt van zuurstof
in het mengsel van tolueen/benzo~zuur, y molfraktie zuurstof in de gasfase,
Y percentage zuurstof in het afgas van de reaktoren, betrokken.op het niet
condanseerbare gas, m. m. m. m. m2
/m
3 dispersi('!. m3
atm/kmol oK. m/sec. kmol/sec ru3
vloeistof m3/kmol sec. kmo I/ra) • m/sec. 2 m /sec.%.
Het fabrieksvoorontwerp betreft hier een installatie ter bereiding
van benzoëzuur door katalytische oxidatie van tolueen in de vloei
-stoffase met lucht. Aan deze tolueen oxidatie is reeds veel onder -zoek verricht, waardoor het tenslotte mogelijk bleek, met behulp van de door experioenten verkregen fysische konstanten en
groot-heden een reaktor berekening op te stellen. Ondanks het vele on-derzoek wat reeds op dit gebied gedaan is zijn de noodzakelijke
chemische en fysische konstanten alleen onder bepaalde omstandig-heden bekend. De procescondities waaronder gewerkt moet worden liggen hiermee dus vast (p
=
4,8
atm.T
=158
oC).
Er zijn vele industrieën
(U.S.A.)
die onder andere condities wer-ken, doch de noodzakelijke gegevens ontbreken.Literatuuronderzoek levert niet meer op, dan een goedkope
proces-beschrijving. Uit aangevraagde octrooiän bleek, dat de Standerd
o
Oil dit proces uitvoert bij p a 22 atc. en T ~ 220 C met de ge-bruikelijke katalysatoren cobalt, ~angaan en tetrnbrocmethaall.
Belangrijk op dit gebied is een zeer recent octroo~ (aug.
van de Fetrotex Company in l- . I' - T ~. • ) . -• •
."lOUS ton \ L. &;..). J.... . hl er~n vorcit
over een nieuwe bij toeval ontdekte katalysator. een
niobiuroverbin-ding, welke vele malen krachtiger werkt dan de tot dusverre
toege-paste cobaltverbindingen. De oxidatie verloopt àan zeer vlot bij 1 atm. en
50°C.
Op grond hie~van mogen we verwachten dat dehuidi-ge procesomstandigheden in de tocko~st zullen veranderen,
Bij de bespreking van dit vooron~werp zal zo min mogeli~k geciteerd
worden uit de reeds gepubl~ceerde werken omtrent dit onderwerp. Er zal geregeld naar de betreffende literatuur worden verwezen.
Daar de rtees#te werken slechts op bepaalde punten nuttige
infor-matie verschaffen, is het wenselijk, om deze hier weer te geven in een globale korte samenvatting. Eet eerste deel van dit voorontwerp krijgt hierdoor onvermijdelijk het karakter van een scriptie.
- 2
-11. Chemische aspecten en het Heaktiecechanisme.
De oxidatie van tolueen tot benzoëzuur is de eerste stap bij de
fenolbereiding. De tweede stap is de oxidatie van EZ tot fenol
gekatalyseerd door Cu(II)-benzoaat. (Zie diktaat Che~ische
Werk-wijzen pag. 140) ~e voornaa~ste toepassing van fenol is de
berei-ding van synthetische vezels. Het wordt dan eernt gehydrogeneerd
tot cyclohexanol en cyclohexanon. Uit het cyclohexanon wordt, nadat het eerst is omgezet in een oxim d.m.v. een
Beckmann-omlegging caprolactam verkregen waar dan nylon 6 uit bereid wordt. Alleen de eerste stap, dus de tolueen oxidatie wordt hier beschouwd. Het oxidatiemiddel is lucht. De reaktie vindt plaats in de vloei-stoffase bij p
=
4.S atm. en T=
15SoC volgens een radicaalmecha-nisme, gekataly~eerd door cobalt octoaat (40 p.p.m.), met benz~l
dehyde als initiator.
COOR
I
+
~
0 2~
(21
+ H 2 0+
682 kJ"'--;
Het rendement bedraagt circa 9~. De reaktie is sterk exotherm.
De temperatuur waarbij de oxidatie hier wordt uitgevöerd is het
kookpunt van tolueen bij 4,8 atm. zodat de reaktiewarmte wordt afgevoerd door verd~mping.
Ongeveer Î (J;~ van rle t tolueen wordt omgezet tot nevenproduktcn
waar-van de voornaanste zijn: benzaldehyde, benzylbenzoaat, bcfenyl. fenol, harsen, nierenzuur, teer etc.
Sommige van deze bijprodukten zoals fenol en fenolische harsen zijn
•
bekende inhibitoren (radicaal vangers). Om hun concentratie la.ag te houden wordt steeds een deel gespuid. O~ de reaktie snel op
gang te brengen wordt benzaldehyde toegevoegd (2~). Zonder initiator
zien we weer de bekende inductie periode. De voornaamste rûakties
worden hier gegeven. Veor een uitgebreider overzicht (Lit. 2) initiatie bij het starten: benzaldehyde + CO
'/
c
'.If-
C • 0 /) " Iro
~o
+ Co3+ ----::;>~f -
Co
!/J-c
l '0-0 . _---:~;. radica.len X.- 3 -waarl. a. ;
Pro"Oa;;a tie:
r'-
CF. 2 , + 02-+
lf
-
CH 200 • ~- CH200. -I- f -CH3 ~
r
-CH 200H + ~-CR2·fP
-
CH200.
+?
-C
~
~
~ÇI-
CH200H
+tt-c
.~
O
reaktie 4 is de voornaamste (overmaat tolueen). Ontleding van het hydroperoxide:
fP
-
CH 200H-..
~-CH20. + .OH (thermisch)r-
CH200H + Co3+f
-CH 2OO. + Co 2+ + H+ ~rt
-
CH 200H + Co 2+ ~ f -CH2O. 7:.+ _ + Co./ + ORVergelijking 2,
6.
7
en 8 vormen de initiatie tijdens de steady state.Nu de vor~ing van het belangrijke tussenprodukt benzaldehyde.
ff'-
CH200, + f-CH20.~
2f
-C
~
~
+ H20 I Ie fese:C
~O + X • ' Hr
-
e
.
'" 0 +°2
~Cf _c
~O '\ 00. 10 KB 1 en 11 lil 2,ff-
C~O +f??
-CH3
~
Cf-
c",O + ~-CH2· ' 00. \ OOH l/) - -C-::::O T , 00.f
-
c~O + Co 2+ --+ft
-c
-'
°
+ C03
+ + '\ OOH '\ 0.t{
-
O-='O '\ 0. + , -c-::O'
H
~ r -cc:O +r-
c
~o
' On • C~O •f
-
+r
-
CH3
~r
-c
:.
':,
.1
+r -CH2' \ 0. 03 OH-(2 ) ( 6) (7) (e) ( 10) ( 11 ) (12)Nevenreaktles:
r-C.,o
' 0. • dOOT protonen:r
.
+ft
-
+ - 4 -benzylalkoholr
_8.,.0 -°
-
CH?-
r
benzylbenzoaat,
cO 2 I e.fe:as COfenol + benz~ ldehydo + for~alàehyde ~ harsachtige proàukten. Ook:
rt
.
+ .OH - - . tf-2;H ( .\..J'"' l,l ' Ul . t rea.t k L.
E 0 "')Theroodynamisch gezien is het een isothermische isobarische toe-standsverandering waarbij de G afneemt.
tJJr >= /::.Gr 0 + RT 1n Kf evenwicht - tG = O.
In Kl' =: LGr 0 /RT
De Kf is hier niet uitgerekend maar het evenwicht ligt volledig rechts en ook bij nog hogere temperaturen is het een volledig
af-lopende reaktie.
Voor een reaktie met evenwichtskonstante Ke geldt de vergelijking van Van 't Hof:
d In Ke /::.H k1
""
RT2 •
Indien een evenwichtsreaktie met Ke .. k-1 da.n geldt: dT d In k 1 d 1n k-1 LH
-
;;2
.
LH '" E1 - E-1. dT clT - I d In k1 E1 d In~
E-1 ., " + C 1 • f t IfrJ. + C2 • dT R'l'';;«
j
C 1 en C2 zijn nul. .yI
5
-Men vindt dan: k1 =
A~
I • e - E1/RT.Hierin is E1 de aktiveringsenergie. De oxidatie van T ~ BZ
bestaat uit een cumulatie van volgreakties. Bij iedere deelreaktie die beschouwd is, zal het betrokken molekuul een bepaalde kin. E moeten bezitten om te kunnen reageren. Deze kin. E is een
tempe-ratuurfunktie. De hiervoor benodigde energie zal wel voor iedere
reaktie verschillend zijn maar voor ~én het grootst.
Bepaalt men dus de aktiveringsenergie E voor de overall reaktie
n
dan vindt men in wezen die, voor de deelreaktie waar de meeste
energie voor nodig is. Deze deelreaktie bepaalt tevens de laagste
temperatuur waarbij de oxidatie nog mogelijk is. Het is duidelijk
dat in dit geval deze bepaler.de reaktie de waterstof-abstractie
door een cobalt-ion is. Dit is dus de allereerste vorming van
radi-calen.
r
-
R - 104r
-
CH 2 - ~ --- 74 _ C~O _ 85 ' H - CE 2 - H - 98 De C - H bindingsenergie in kcal/mol.Opvallend is dat deze bij de fenylkern ondanks de stabilisatie door
resonantie toch het hoogst is.
De mogelijkheden zijn dan:
r-
+ ,,2+ vo + H+Eerste radicaalvor~ing
De temp. bepalende stap
rt-
CH3 +x.
-
r-
CH2" + EXr
-
CH 200. +r-
CH3 - .f-
CH 200-H +verloopt toch gemakkelijker
doordat reeds radicalen aan-CH 2 •
wezig zijn.
Dokman heeft met behulp van de kinetische vergelijking bij
verschil-lende te~peraturen de k-waarden berekend volgens de differentiäle
methode. Uit de helling van de grafiek In k+*1/T bepaalde hij de
aktiveringsenergie. Deze bedroeg circa 8,9 kca~mol. Deze energie is
vele malen lager dan de C - H bindingsenergie. Dit komt doordat op
het moment, dat er kinetische energie wordt omgezet in potentiële energie door H abstractie er reeds energie vrij komt door
-
6
-In een reaktor van titaan, tantaal of kunststof met Co als kataly-sator treedt bij ~OoC nog oxidatie op. Jeze min~Dale
oxidatie-temperatuur van 50°C moet dus de temperatuur zijn, waarbij het
betreffende molekuul benzAldehyàe juist de aktiveringsenergie
van 8,9 kcall'~cl bezit. In een reaktor van corroderende metalen
als Fe/C~ staal, zoais die in de industrie wordt toegepast, bedraagt
deze minimum te~peratuur liefst 150°C. Dit is vermoedelijk te wijten aan preferente adsorptie van radicalen aan de metaalwand. De invloed van het reaktormateriaal is zeker zo groot dan die van de geringe inhibitoren concentratie.
In de voorgaande procesvoorontwerpen omtrent de tolueen oxidatie
werden de problemen rond de vorming van deze inhibitoren foutief
benaderd. Men nam zender meer een cascade van reaktoren omdat dan een veel geringere verblijftijdspreiding optre~t. Hierdoor zou dan
de vorming van kwalijke als antioxidant werkende nevenprodukten
wor-den voorkomen. ~en ging er dus vanuit dat deze inhibitoren pas na
een veel langere verblijf tijd. gevorred verden. Ontleding van het
hydroperoxide d.m.v. een proton geeft rechtstreoks fenol.
" !-..
Thermische ontleding van
f
-
C~o".
enr
-c''''
.
-
'
eeeft rechtstreeks fenylradicalen die direkt door reageren tot stabiele radicaalvangers
Er kan dus veilig worden vastgesteld dat deze ongewenste verbindingen
bij de aanvang der oxidatie direkt ge70rmd worden en dus voortdurenci
aanwezig zijn. Eet komt er dus alleen op aan, de concentratie van
deze nevenprodukten laag te houden. Dit kan gerealiseerd worden door
een behoorlijke circulatie van het r€aktiemen~sel (niet te hoge
con-versie) waarbij dan in de scheidingsapparatuur voldoende
nevenpro-dukt wordt vèr\iijderd. :;)e consequentie van ecn gTote verblijf tijd is
natuurlijk dat de nevenprodukten meer zullen doorreageren tot
zwaar-dere teerachtige componenten.
Deze in tolueen oplosbare" teer is zelfs makkelijker van tolueen te
scheiden door distillatie dan de lichtere nevenprodukten. In dit ontwerp bevat de recycle zelfs nog nevenprodukt.
De theoretische beschouwing van nevenreakties in m 32 is hier volle-dig van kracht.
De radicaal of hydroperoxide concentratie, welke in de stationaire
toestand een bepaalde waarde bezit is dus niet regelbaar. De orden
7
-/
.t
dan nog regelbaar is zijn d~aarden der volgreakties die van de
.----'-~cmperat~ur a!ja~gen. 3~j
De verhouding van deze k-waarden kan behoorlijk variëren ~et de temperatuur, waardoor het rendement sterk zou kunnen dalen. Ook bij 220°C verkrijgt men nog een rendement van
90%.
Erg kritisch is het dus niet.Uit octrooi gegevens blijkt tevens dat de hindering der nevenproduk-ten bij 220°C niet veel groter is dan bij 160°C.
In dit voorontwerp wordt gewe~kt met een verbliviftijd van circa
. ~~
8 uur. Laat men de tolueenmassastroom tengevolge van de verdamping
- ,~
buitén beschouwing dan is de conversie betrokken op de resterende in- en uitgaande massastroom tolueen circa 22%.
Nu dus blijkt dat de reaktie goed uitvoerbaar is binnen een rede-lijk temperatuur traject werpt zich de vraag op, of het nu wel ver-standig is om door toluaen verdamping de temperatuur streng in de hand te houden.
Het alsnog benutten van de reaktie",'armte en het volledig qUAnti
ta-tier teru~winnen van de damp is bewerkelijk.
Er is veel voor te zeggen om de oxidatie bij een wat hogere
tempe-ratuur uit te voeren, en het vloeibare reaktiewengsel buiten de
reaktor door warmtewisselaars te circuleren.
Op deze wijze kan de reaktiewarmte op een hoger temperatuur niveau benut woràen, terwijl slechts een geringe hoeveelheid damp
8 -lIl. De Kinetiek.
Va.n GooIen heeft het werk van zijn voorga.ngers met succes kunnen.
afsluiten. Er werd een bevredigende kinetische relatie voor de
omzettingssnelheid gevonden. Tevens werd de belangrijke rol van
het zuurstoftrans~ort vanuit de gasfase onderzocht.
De proeven werden uitgevoerd in een ladingsgewijs werkende geroerde tankreaktor. Men ontdekte een gebied waar de omzetting door fysisch transport (02) gelimiteerd was (bij lage toerentallen) en een zeer scherpe overgang naar chemische limitatie bij toenemend toerental. Eenmaal in het gebied van chemische limitatie gekomen bleek, dat verdere vergroting van het kontakt oppervlak en zelfs verhoging van de PO geen invloed meer had op de omzettingssnelheid.
2 , e
De reaktiesnelheid is dus van de
°
orde in de zuurstof pertiaal-druk. Er werden wat int~lligente aannamen gedaan voor wat betreft de snelheidsbepalende volgreakties. De volgende radicaal auditie reakties zijn dit natuurlijk niet:f
-r
-c
°
+ •°
-
0. ~ fT a - C 'ç;0-0. v"
De Oe orde in 02 is dus toch niet zo verwonderlijk.
De ontleding van het hydroperoxide verloopt bijzonder Bnel in aan-wezigheid van cobalt. In de stationaire toestand, als dus de ter~i
natie snelheid gelijk geworden is aan die van de initiatie, heeft
de radicaal concentratie een bepaalde konstante ~aarde verkreg~n.
De snelheidsbepalende stap rnoe~ dan de vor~ing van het
hydro-peroxide zijn, door de volgende reaktie:
f
-
CH3 +
x.
~f-
CE2• + ELDe omzettingssnelheid wordt dan bepaald door de hoeveelheid hydro-peroxide die per tijdseenheid ontleed. (Let wel; niet de snelheid waarmee het ontleedt, want die is zeer groot)
Initiatie in de "steady statelI
r
-
CH200H + Co 3+-
Cf
-
CH2OO. + Co 2+ + H+ (snel) ( 1 )ff
-
CH 200H + Co 2+C(
-
CH 2O. 3+ - (snel) (2) ~ + Co + OHr-
CH 3 + ~-CH200. - +Cf
- CH 2• + f -CH2-00H (langzaam) (3)rt-
CE 3 +r-
CH 20.Cf
"..
+Cf
-C::2OH (langzaao) (4)-..
-",:1 2 "-
9
-Als "overall" reaktie
(2
+ 4) of (1 + 3) geldt dan:ki /17 C""" ("\r'''. n
"f - ::2'-..1"0-: + • Co ~ I{-Cr!.2.
ri .. rt ~ ki
[r-
C?'2 00rj}
{cc:Jn
::
kt(ct
-CH200
J2
(zie reaktie 9)Bij konstante r-C~200R concentratie geldt: rp = ri
=
rtkp
fr-C
Hy
fi'-
CH200
}
::
kt(tt-
CH200.
)
2 ..
ki[Cf
-CH200pJfo}~
Uit rp &:: rt volgt dan:
[r
-CH2oo.
j
s: kp •kt-1
[r-
CE3
J.
roxidatie = -
~t
[r
-CH3
J
"
kP
fr-
CH3
J[r-
CH200
j'"
kp2 • kt-1.
/f-
CHJ2.
2
Toxidatie - kÄ
.~r-CH212
met kX ::i;
.
Uit een experimentele (concentratie.-. tijd) curve werd gevonden:
kX .. -1,1 • 10-
5
kmol-1• sec-1• m3•
Deze waarde van k geldt natuurlijk alleen indien als katalysator
cobslt wordt gebruikt bij een concentratie van 40 p.p.m. bij een
o temperatuur van 158 C.
De snelheidsvergelijki~g van de tweede orde in tolueen bleek ~oed te voldoen. Cp soortgelijke wijze vond men voor de benz~ldehyde
initiatie tijdens de inductieperiode een snelheidsvergelijking van de eerste orde in tolueen (lit. 1).
IV. Frsï~he aspecten. ~
10
-De lucht wordt gedispergeerd in het reaktiemengsel en er treedt fysisch transport van zuurstof op naar de vloeistoffase. Da reaktie welke van de Oe orde in 02 is. is chemisch gelimiteerd indien dit
02-transport voldoende groot is. Is de chemische reaktiesnelheid
groter dan die van het zuurstof transport. dan bepaalt de laatstge
-noemde de omzettingssnelheid. De reaktie is dan "fysisch gelimiteerd"_
Door vergroting van het kontaktoppervlak of de 02 partiaaldruk. zal
deze fysische limitatie op een bepaald moment overgaan in chemische
limitatie.
Deze overgang was zeer scherp. Dit betekent dat in dit systeem
fy-sische en chemiscne weerstand nagenoeg niet gelijktijdig optreden.
De oorzaak is het feit dat de reaktie van de 0° orde in 02 is.
-
,,
-#--
~:
---t-T
~
ÁI
1~
---
~
-_
.. ~m .. kg (pg - pi)=
kl(C
i -Cl)
kf"f' '!*>t(7 .1- '."'_~ .;;1 C ... ',~ " -i " kl ~- Ui.kg pg-0
02 '"0m
u: kl (C.;-
C,)..
• J •• ... ... ! / :.g hierin: 1 = + t!l k1 KA kgorde van grootte van kg en kl
-2 kg ~ 10
kl
~
5.10- 4 m/secl m/secJ schatting m .,..met m D R.T.He (verd€lingsco~ff.)
.
C mik _. Kll(pg-
m. Cl) 1 :n kg +kï
kg>
>
kl 1 kg '" '"°
Dus geldt:
~
_ 1/m/kl A kl •De
~
erstand
ligt dus zo goed alsvelle-m dig in de vloeisteffase.
- 11 -k l • pg '" m _ kl • Pg • pg - ~m.l. •• .ol. 'ere
Bij enkel vloei!toffase weerstand: - - . pg
-=
pi k, • Pi~02
=
~; ~-
D Kl • C{ • _ _ .\.~ ... e ....Volgens de film theorie geldt:
~
m ",:Il. ( de) -d 0 111]) •iei -
fX XU ü c k. (Ci - Cl)
m
dus k
=7
•
We hebben hier echter te maken met kontakt tussen twee fluïde fasen. Ook aan het grensvlak kunnen dus wervels optreden. Het is dus feitelijk geen la~inaire film en er vindt tevenscon-vectiefstoftransport door turbulentie plaats naast het normale transport door diffusie. Men kan het fysisch model wat verfijnen
door ~et deze oppervlakte verversing rekening te houden volgens de methoden van
1I'li,i:
of Ja.r.ckwerts, of door toepassing van deEddy-diffusie theorie.
Het goedkope fil~model is in dit geval echter nauwkeurig genoeg.
Bij de benaderende reaktorberekening. welke later zal volgon zullen
veel grotere onnauwkeurigheden gerntroduceerd worden. Bovendien
wordt met een experimenteel bepaalde k
l gewerkt welke dus
eigen-lijk reeds het "overall effekt" weergeeft.
B. Invloed van de ~rymperRtu~rt
transport konstanten.
-
. . --druk en s&~e!lstelJ in,g op de
Voor ideale gassen is m ; R.T.He een zuivere temperatuurfunktie en bij benadering onafhankelijk van de druk.
Voor de
vloeistof
~
a8e
:
k1~
~
p
.?[
T ~ konstant. ó hangt af van de stromingstoestand.
m
is geen funktie van de druk daar de inwendige druk ' nvloeistof-fen al onnoemelijk groot is. ID is dus een temperatuurfunktie. Eij
gelijkblijvende stromingstoestand is k
1 dUB uitsluitend een
tempe-ratuurfunktie. Voor de ~asfa3e: 1 -ID ~
'3
Vm • 1 Vm ~ afhankelijk van ~ ••
mt
" - J. • - • 1 ~ 1 en l~ ~?
" is een funktie van de druk. • T3/ 2
lD '} p ----+kg is een funktie van p • T en de stromingstoestand.
- 12
-. Dooy/'de invloed van de stromingstoestand (6) is de k allee behalve
. / / /
____ ---/een zuivere fysische grootheid. Het is een bi j zonder las tig ding
dat dan ook niet in de literatuur vermeld wordt. Men hoeit maar ::l n
aan de talrijke variaties te denken van: SR = C.Re .Sc • Uitsluitend voor CO
2 absorptie onder bepaalde condities is nog wel wat in de literatuur te vinden.
Daar in dit geval de weerstand toch enkel in de vloeistoffase zit, kan geconcludeerd worden dat K~ = kl,bij gelijkblijvende stromings-toestand,onafhankelijk is van de druk en dus enkel een funktie van de temperatuur is. Bij zeer hoge drukken kan de weerstand in de gas-fase zo toenemen, dat zij misschien mede bepalend wordt.
T3/2 .
ID ~ ---- • B~j 6p = 15 atm. b.v. van
5
atm.p --+ 20 atm.
T3/2
-..
T3/ 2
--S
20minder dus kg '"
~ wordt dus
4
x zo klein. De afname van ~ is veel:D
6 neemt af.
Conclusie: Wordt bij gelijkblijvende temperatuur de totale druk t~ee maal verhoogd, dan wordt ook
0
C2 ~ 2 x zo groot.
Verandert echter de samenstelling van het reaktiemengsel, dan veran-dert He en k, ... en dus k* •
Tevens verandert dan de strorningstoestand door verandering van 1 ,~ en de oppervlaktespanning cs-.
Ook het kontakt oppervlak zal hierdoor veranderen bij gelijkblijvend
toerental, geometrie en gasbelasting.
De fysische grootheden eogen dus uitsluitend toegepast worden D1J
die temperatuur en mengselsamenstelling, waarbij zij bepaald zijn.
C. Het kontakt o~~ervlpk.
Geleidelijk aan ontstaat er een beeld van het oxidatieproces in de reaktor. Werken we bij een groot kontakt oppervlak dan zal onderin de reaktor de reaktie chemisch gelimiteerd zijn, daar de zuurstof partiaal druk daar relatief groot is. Bij opstijging van de lucht in de reaktor daalt de 02 partiaal druk totdat bij een bepaalde waarde fysieche limitatie optreedt. Om deze waarde en het
stof-.transport in het algemeen,uit te kunnen rekenen moet dit kontakt-oppervlak nauwkeurig bepaald kunnen worden. Het proefschrift van Westerterp stelt ons in staat om in geroerde tankreaktoren het kontakt oppervlak S te bepalen als funktie van de gecoetrie, toe -rental, gaebelasting en de fysische eigenschappen van de vloeistof.
13
-Dit proefschrift is al vele jaren het ba8is~erk voor vele
weten-schappelijke reaktorberekeningen.
Op dit gebied is nu echter dit jaar eenNieuw uitgebreider werk
verschenen afkomstig van het laboratorium der Nederlandse
Staatsmijnen (lit. 4). Zeer overzichtelijk en compact ~orden hie
r-in de noodzakelijke empirische correlaties ge~even cm het
kontakt-oppervlak te bepalen voor zo~el geroerde als niet geroerde
gae-vloeistof reaktoren. Aparte formules ter bepaling van de hold-up
en
de belletjes dia~eter db ~orden hierin voor de verschillendegevallen gegeven. De formules zijn gebaseerd op experimenten met
negen verschillende vloeistof systemen.
Het is echter de vraag of deze formules dan zo maar toegepast
mogen worden voor een geheel ander systeem.
In het algemeen moet men daar zeer voorzichtig mee zijn.
Het toepassen van deze formules brengt even~el onoverkorr.elijke
moeilijkheden met zich mee. Men moet beschikken over nauwkeur1ge
fysische gegevens van de vloeistof. Voor dit ont~erp betekent dat,
dat de waarden van, •
F
en de oppervlaktespanning ~ voor eenmen~sel van 38 ~e~'/~ BZ, T en nevenprodukten bij 1600
c
nauwkeurigbekend moet zijn. Men zou dan eerst experimenteel deze waarden moe
-ten bepalen. Heeft men de beschikking over deze ~aarden. dan moet
men bedenken, dat in elk wel een meetfout van 10~b kan zitten. Deze
fouten werken in de for::lUles dan gezamenlijk "lekker door". In het
geval van een geroerde tankreaktor ~oet men tevens over een paar
specifieke toerental gegevens beschikken, welke ook weer van het
vloeistofsysteem afhangen. Er is echter in dit ontwerp een nog veel
grotere moeilijkheid, waardoor in [én klap alle formules van de
tafel geveegd ~orden. De reaktie~armte wordt afgevoerd door de
ver-damping van tolueen. Verderop zal blijken, dat hierdoor de
gassnel-heid aan de top van de reaktor
2
,f
maal zo groot is geworden.In de formules is de
E
evenredig met Vs2/3
ofv]/4.
De formules zijn dus onbruikbaar en zoals nog zal blijken zelfs onjui5t.
Er zit niets anders op dan de belletjes en de hold-up rechtstreeks te
meten.
Van GooIen heeft dergelijke metingen verricht aan een geroerde
tank-reaktor. Hij bepaalde voornamelijk die toerentallen en gassnelheid.
w,u~1.y dE 'tEA.ftiEchC:1':isch gelimiteerd ~as en tevens die,~aa'!'bij fysische
limitatie optrad (lit. 1).
I
14
-Dokman (lit. 2) heeft metingen verricht aan een niet geroerde reaktor
waarin de lucht door zeefplatEK ~et wisselend aantal R,"aat jes en
variërende dia~eter werd ingeleiu. Bij verschillende gassnelheden
werden door de kij~glazen van de reaktor foto's van de
bellen-zwerm gemaakt. De temperatuur bedroeg hierbij 159°C, de~druk 5 atm.
f
..,-,./
Hij bepaalde de gemiddeJ.de Sauterbeldiameter Db::;" ~ •
~ rnD~
De diameter van de bol waarvan het volume gelijk was aan die van de
2 1/3
bel werd gegeven door: D = (~.b) ,waarin: a
=
korte as.b - lange a3.Rij kwam tot de volgende opmerkelijke conclusies, die later door Van
Dongen werden g~verifieerd.
In het gemeten gebied (0
<
V$<
2, 2 cm/sec) is de beldiameteronaf-hankelijk van V.' Bij 160°C bleek Dsb
=
1,9 mmo Bij groteresuperfi-ciële gassnelheuen heeft hij niet gemeten.
S a 6(1
n- E ) , waarin (1 - E) de gas hold-up is.
eb h
~ 0
Verder geldt: ç. ==
h
.
De vergroting van S bi j toenemende Vs
i s dusuitsluitend te wijten aan toename van de gas hold-up (aantal bellen).
De beldiameter was tevens onafhankelijk van het aantal gaatjes in de
zeefplaat. Bij variatie van de grootte van deze gaatjes van 1 tot
3
ffiIDbleef de beldia~et~r konstant. De meetfout werd getaxeerd op ~ 1~~, .
Voor de reaktie snelheidskonstante werd nu een waarde van 1,2 • 10-)
-1 _1 3
kmol .sec .m gevenden. Deze waarde stemt dus goed overeen met die
welke in een geroerde reaktor werd gevonden.
De huidige gegevens zijn echter nog lang niet toereikend voor een
reaktorberekening. De gassnelheid waarbij gewerkt zal worden varieert
van
4,5
tot circa 12 c~/sec. Deze valt dus volledig buiten het doorDokrnan gemeten ~ebied. Het praktisch werkverslag van Van Dongen
(lit. 5) voorziet tenslotte in de tot dusverre on:brekende gege.~ns,
Van Dongen heeft kans gezien om de meeste ~eetgegevens te verkrijgen
van de daar in bedrijf zijnde niet geroerde gas-vloei~tof reakto~en.
Deze gegevens heeft hij op een uitstekende wijze benut, door een vol
-ledige reaktorberekeningswijze op te stellen, gebaseerd op een
ver-eenvoudigd geïdealiseerd fysische model. De hiermee verkregon
bere-kende waarden werden vergeleken met de ge~eten waarden. De
overeen-stemming was bevredigend. Deze berekeningswijze wordt verderop kort
besproken.
- 15
-Ui~ijn metingen bleek o.a.
~/
---'- voor: 3,18 ~ V
s
~ 5.85 c~/eec ~é
=
0.50E~1 voor V
=
0,19 c~/sec. sV
B is hier de gassnelheid onderin de reaktor. Aan de top ie hij circa 2,5 maal zo groot geworden.
Bij deze waarden van V is de belletjes diameter s niet bepaald.
Dokman heeft geen metingen verricht bij gassnelheden boven de
2,2 cm/sec. Overigens is het te be7wijielen of men in zo'n grote industriële kolom werkt met een zeefplaat met gaatjes van 3 mmo Ze zullen wel minstens een centimeter zijn. Door de geweldige tur-bulentie zal er dan nog evengoed een zeer fijn schuim ontstaan. Bij deze hogere gassnelheden zal db ~ermoedelijk wel iets toenemen. Wordt toch uitgegaan van de door Dokman gevonden diameter van 1,9 ~m, dan verkrijgt men waarschijnlijk een te groot kontaktoppervlak S. Dit zou dan verklaren, waarom de met dit kontaktoppe~lak berekende hoogte van de reaktor, waar overgang van chemische naar fysische limitatie optreedt, wat te groot is, in vergelijking met de werke. lijk gemeten hoogte. Voor
é::
0.50 en db :< 1 f 9 Ir.m vinden "Ie:Van Dongon stelt in zijn verslag dat hij hier ook uitgegaan is van
? ~
de metingen van Dokman. Hij werkto evenwel met S
=
690m-jm/.
Deze waarde komt overeen ~et db a 4.4 mmoUit zijn metingen blijkt dat hij eveneens fout gegokt heeft. Deze S_waarde is te laag want de gemeten Hov waarden waren groter d!l:1 <ie berekende. Het gemeten O2 pereen tage in di. t overgE:.r.gspunt 'oleel-:. ("10k veel lager te zijn dan de berekend& op grond van deze te lage S-waarde. De beldiameter zal ongeveer 2,5 ~~ zijn ~ S = 1200 In ;.> ..'!!i ./ ) •
In dit voorontwerp is dus de reaktor waarschijnlijk berekend op grond van een veel te grote waarde van S. Dit lijkt hoogst ernstig doch het tegendeel zal blijken. Wordt met een te grote waarde van S gewerkt bij een bepaalde totale reaktorlengte dan verkrijgt men voor het chemisch gelimiteerde gedeelte een te grote reaktorhoop,te. Het zogenaamde fysisch gelimiteerde reaktordeel wordt hierdoor ver-kort. Bovendien zal de 02 partiaaldruk in het overgangspunt nu veel te laag zijn. Ondanks de te hoog aangeno~en waarde va.n S zal in het fysisch gelimiteerde reaktordeel nu veel te weinig omgezet worden.
-
16
-~t geval wordt de fout dus voor het grootste deel geeompensecë~
____ . omda t er nog een fyai Bch gel imi teerd re~.ktorgedeel te vol17t.
In een grafiek zal verderop blijken, dat in het fysisch gelimitee~~
reaktordeel het 02 ~ol. percentage in het niet condenseerbare a!?L,
(
y
),
als funktie van de reaktorhoogte H. een logaritmische li~~ ~~ zien geeft mety
a
0 als asymptoot.Om
y
van 2 tot 1% ter.J.g te brengen is maar liefst een extra Tee.r; ~'.':-',lengte van
6
meter nodig.H
-
0
y
-
21% chemisch gelimiteerde deel.H
-
6,
90
y
a
4%
H
-10,5
y
a
3%
fysisch gelimiteerde reaktordeel.H
-16
y
-
2%
Het maakt uiteindelijk niet zoveel uit. De werkelijke overgane~
hoogte is toch maar een louter theoretisch aspect. Zolang nog he~
grootste g'9deelte van de reaktor fysisch geli::lit@crd werkt, .... ür';:~
toch nBgenoeg alle 02 omgezet. Indien de S-waarde in werkelij~hQl~
wat kleiner is dan zal er inderdaad iets ~inder 02 omgezet Wor~L~.
In plaats van 2~~ zal
y
dan hoogui tY:0
z.i jn.Van 21 _
3:;
Lp,v. 21 ---'> 2:"1,. ;;e proèd:tiefout r..ierdoor za} Go.::kleiner of hoogui t gelijk zijn aan 6~~.
Van Dongen heeft tevens de reaktiesnelheidskonstante en de Bt0~
overdrachtsccifficiint bepaald. ~ij vond evenwel voor iedere rc~~
tor een andere waarde. Dit moet worden toegeschreven aan de ~n~~~_
trische verschillen dezer reaktoran, hetgeen een gR~te invloGd
blijkt te heb oen op di t f;,{sisch zeer cO!:l:;lexe gebeuren. De
c·,-.
'
.:
..
'.'-linge afwijkingen bedroegen circa 25'~, ter .... ijl de fout in de ;':;,~t·:.·
gegevens toch wel binnen de 1~~ gesteld kon worden.
Zoals reeds is aangetoond is de invloed hiervan op de totale O~Z0'
ting in de reaktor gelukkig maar gering. Opmerkelijk is het, d~t
de gemiddelde waarde der gemeten reaktiesnelheidskcnstante k~t
bijna de helft kleiner is dan die welke door Van Goolen is g~vc~ic'
ter .... ijl de chemische industrie Rijnmond toch dezelfde katalyse:0~ ., gebruikt. In nit voorontwerp zijn de gemiddelde door Van Donge~
v.
18
-De reaktorkeuze. Rot! I<~(!K
liet blijkt dus da.t in een kclcm
zo~
'fa'"3-6
c:;"i!sec reed.seen gas h~ld-up (0,5) bereikt wordt waar che~ische limitatie
op-treedt. In zo'n ni~t-geroerde kolom verkrijgt men eveneens een bij benadering ideaal geoengde vloeistoffase door de sterke turbulentie die bij behoorlijke waarden van V optreedt. De ganfase zal daar
-5
integen meer weghebben van propstroom. Wenst men een laag percen-tage 02 in het afgaB dan is propstroom in de gasfase de meest gun
-stige toestand.
"De geroerde tankreaktor".
Voordeel van een roerder is dat hetzelfde kontaktoppervlak bereikt wordt bij een veel lagere gassnelheid. Een groot nadeel 1s dan echter. dat ook de gasfase ideaal gemengd wordt. Dit betekent dat,
als men bij 'én ideale manger een O~ concentratie in het afgas wil
(.
hebben van b.v. 2~ de gehele reaktor bij deze geringe PC2 moet
werken. Het gevolg hiervan 1s natuurlijk fysische limitatie en een lage ol:Jzetting3sneUJ~id. Je reakt.:r zou cnnodig veel te groot 'À')! ' -den. Een lege Pn~ in het AFgas is gewenst i.v.m. het explo3ie~evaar
" <-.
en de compressiekcsten. (Volgens een voorgRand voorentwerp moet gelden! y<7;~.
)
Conclusie:
Eén ideale menger is als reaktor volledig ongeschikt, indien een zo lage P02 in het afgas gewenst is,dat daarbij fysische limitatie op
-treedt.
Feitelijk zien we hier de karakteristieke eigenschappen van een buis -reaktor tegenover die van een tankreaktor.
Bij fysinche linitatie is propstroom in de gasfase het gunstigst. Het enige alternatief is dan een cascade van ideale mengers om prop-E!troom wat te bena.deren. Slimmer is het om een niet-geroerd reaktor-gedeelte te koppelen aan enige ideale mengers. De mengers voor het chemisch gelimiteerde reaktordeel en de kolom voor het fysisch Geli-miteerde gedeelte. Uen verkrijgt dan een reaktor van het volgende model. Het bovenste deel der reaktor heeft een kleinere diameter om V zo te vergroten. dat men weer een grote E verkrijgt.
5
19
-De vloeistoffase ia over de gehele
~eaktor bij benadering ideaal ~e
-mengd.
Vet behulp van de omzettingssnelheid
kan in iedere menger de zuurstof
partiaaldruk uitgerekend worden.
P02
>
e 1 meng er P02>
P02 e e 2 menger3
menger. Hieruit volgt dat dan voor het minimaal benodigd kontaktoppervlak moet gelden 8 1<
s
2<
s
3
.
De roer-ders zitten op dezelfde ~s en heb-ben dus hetzelfde toerental. Deeerste roerder in dus het kleinst. De derde is het grootst.
Dit benodigde kontaktoppervlat: in iedere ~cnger C~ nog jui~t eeen
fysische limitatie te verkrijgen is te berekenen.
Met behulp van de formules(lit. 4) zou men dan de afmetingen van de
roerders kunnen bepalen.
"Vergelijkir;E van de geroerde met d~ niet-geroerd.~ kolcr:-,".
Vergelijken we de beide typ~reaktoren bij dezelfde tenperatuur,
druk en sanenstelling, en bovendien bij hetzelfde kontaktoppervlak
S, dan zal de partiaaldruk van de zuurstof (P02) waarbij fysische limitatie der reaktie gaat optreden voer beide reaktcren gelijk zi~n.
Dit betekent, dat bij gelijke luchttoevoer pcr m2 reaktordoorsnede,
het percentage 02 dat in het chemisch geliniteerde deel wordt om~e zet, voor beide typen reaktcren gelijk is. daar ir::r::ers bij dezelfde
P02 de fysische limitatie aanvangt. Bij deze chemische limitatie is
de omzettingssnelheid in beide reaktoren gelijk en dus tevens het
benodigde reaktorvolume om deze zelfde hoeveelheid O
2 om te zetten. Men zal zich nu afvragen wat dan nog het nut van roeren is. Eet
fysisch gelimiteerde deel vraagt om propstroom en in het cheruisch
gelimiteerde reaktordeel is het benodigde reaktorvolume voor beide
typen gelijk.
De kwestie is natuurlijk, dat hier beide reaktoren vergeleken zijn
20
-Om in een kolom zonder roerder een
€
-
0,50 te verkrijgen is eensuperficiële gassnelr.eid V vereist bij intrede in de reaktor, van
_1
3 tot 6 cm/sec.
Bij deze waarde van Vg is het mogelijk dat men bij een beFaalde ver-eiste luchttoevoer, gabonden is aan een kolom met een kleine dia-meter en een grote lengte.
Bij een ideale menger daarentegen kan men deze lootte van S bereiko:!n bij veel lagere .... aarden van V • Eet totale reaktorvolume in het
s
chemisch gelimiteerde deel is dan wel gelij~maar men kan indien
dit .... enselijk is een veel lagere en bredere reaktor bouwen. De keuze hangt dus volledig af van de hoogte-diameter verhouding, die men
verkrijgt bij de niet-geroerde kolom. De hoogte ligt vast door het
gewenste 02 percentage in het afgas. Bij de condities in dit
voor-ontwerp vinden we voor Y = 2% een reaktorhoogte van 16 meter. Voor een reaktor van geringe capaciteit wordt dan ten opzichte van deze hoogte van 16 meter een belachelijk kleine diameter gevonden. Bij
-voorbeeld voor het laboratorium V 1:: 20 1 ... H '" 16 In ; D • 4 cm.
Voor Den rea~t0r zoals we die in dit ontwerp nodig hebben ~et een capaciteit van 60.000 ton EZ/jaar vinden we: TI -
5,35
m;H=
16 ~,Bij deze grote capaciteit blijkt dUR het tegend0el van vat
aanvan-keli.jk gevreesd werd. De diameter valt hier eerder te groot uit.
We kunnen hier veilig vaststellen,dat roeren hier niet alleen zinloos, maar tevens ongunstig is. Bij gelijke V kan niet geroerd worden
s
daar
€
>
0.50 praktisch niet te realiseren is. Wil oen tochroe-ren dan moet V verlaagd worden, waardoor de diameter noe groter
s
wordt. Het che~isch gelimiteerde deel zal dan een paar meter ver-kort worden.
Conclusie:
Roeren alle~n bij kleine reaktoren. We kiezen in dit ontwerp dus
een niet-geroerde kolo~. De constructie van zo'n kolom is
goedko-per en men bespaart tevens de kosten om te roeren. Een n8d~el is de
veel geringere regelbaarheid van de luchtbelasting. Om dit bez .... aar
op te heffen kan men ~et twee of drie parallel geschakelde reaktoren werken. De groot uitgevallen D wordt dan gereduceerd. Voor onderhoud of deellaat kan men dan tijdelijk een reaktor buiten werking
stel-len. Van Dongen heeft bij de. chemische industrie Rijnmond aan drie
verschillende reaktoren gemeten. Uit zijn ~eetgegevens blijkt, dat ze niet in serie waren geschakeld. De overgangshoogte van che~ische naar fysische limitatie .... as voor alle drie nagenoeg gelijk. Bij
serieschakeling neemt deze duidelijk toe bij gelijke
21 -VI. "Grondslag der reaktorberekening".
Van Dongen (lit. 5) stelde de volgenie fysische modellen op:
vloeistoffase
a. propstroom met gas:ase b. ideale menger
c. 2 ideale mengers
Uit zijn berekeningen bleek dat propstroom in d~ gasfase de werke-lijkheid nog het beste beschrijft.
~e volgende aann~men werden t~vens Eed~an:
1. De gas hold-up (1 -
E
)
is over de gehele reaktor konstant (funktie van V )s
2. De temperatuur is overal in de reaktor gelijk.
3.
De invloed van hydrosta.tische drukverschillen over de reaktor op de hold-up zijn v~rwaarloosd.4.
De diameter van de gasbellen blijft over de reaktor konstant. Tengevolge van de verdampende tolueen zal de totale molenstroom in do gasfase groter worden. Blijft de bcldiamcter y.onsta.nt. Qnn rnceten er meer bellen ontstaan. Omdat ook de held-up konstant is verondersteld moet de stijgsnelheid van de bellenzwerm toenemen."
A. !:1.as~labalans ov@"r de gs'sfase. '"
y\,.
(d , 1:1 )1n M(
0
ö)
in a 0,21 (p~) in V = '" ---• s ABij 1500C en
5
atm. geldt dan:v
s""
6,9~~ • (f': \ ~.'"
\ 1 '",. C~ . . ·n,,+~ t,.ti _l • '-, :.;. .. . ' \.; J. , ... e , rn'(>1
3.04 10-, ! 2 • V , (.1) SIn het chemisch gelimiteerde reaktordeel neemt de zuurstof molen-stroomdichtheid lineair af met de hoogte. Dit geldt niet voor de partiaaldruk door de tolueenverdamping.
De procesconàitles zijn zo gekozen (massa en warmtebalans) dat voor iedere kmol 02 die reageert,
7,87
kmol tolueen verdampen. Tevens geeft 1 kmol 02'2/3
kmol waterdamp. Men vindt dan, dat de netto toenam~ van hêt aantal kooIen-damp per reagerend kool 02'{,54
be-draagt. Dus :d
~:
= -7,54 • d
P~:
0:
~
7, S4
[
U;)in -
(1:)
1
+
~",,'')~
" 11 " / ./" \ /,.{ ".ht
~t (
JPo
)
~
==
0.11./ (JI4-r ) ;""Stel ij is de molfraktie 02 in de damp 1/
ij • ~ • m
I
I
B.
_ 22
-d'O' • 1/ ij - 12.30 (do")in - 7.54 d'O'
p P ~ • Met vergelijking 1 geeft dat:
~"
.
-;. ) ij •
0.376
Vs -7.54
~5Che~ische li~it~1
_ d hl ..
.2.
•
R .. Yo 2 ..•
E
•
•
En
0.3"'6.
~r \ ~"-
---o
1 + 7.54 ij ";t,'2
•
~
.
E.
Voor'" '" 0
~o"
..
(~I')
o
i
n
..
3,04 • 10- 2( 1b)
Integratie
geeft
=L
~~
• 3.04 • 10.2 • Vs -~
• Re •f
.
h (3)C. Fysische linitatie:
J.
,(
De weerstand zit geheel in de vloe~
Btof~ase.
ID d
~
=~
Re. Dit is een massa-~
..
è.xbalans over een afstand dx in de vloeistof per m2• Re
=
kc • c;(oe orde in 02)
Integratie geeft:
1.
2 ( )]). C '" 4 • Re: • x + c1
x
+
c2 c1 en c2 intló'graiiekonstanten
x ..
x
=
~
:
:
:
~i
}
_
01 • -:t .
Re • 6 -~
•~~
R. TJD ~ P 2
c2 = ~:e
r..
.
,~•
!!.et zuurstof transport ~" in krnol/sec door 1 m· van de grenslaag bedraagt:~" K ]) Verder
(~~)X
=O
0 -geldt: kl k • S • P o : - Ee.~.~ = met p o=
ij • P+ ~o t ' :( .i.. Re t. 4.
:IJ d0" , \ en '-' 03
•
Re: • J .. k TI P "'"
-
IJ.
, OT h.T· JlO ::= ~" • S • dh zodat: TI). SDi t kan ge!ntegreerd worden waarbij dan een onbekende integratie ,f'o/VJ(t9+,t~
optreedt. Deze volgt later uit de condities in het overgangspunt.
In het overgangspunt van che~ische ----. fysische limitatie geldt:
dnl" dr,\11
(_'"'Q,
'f'('I\ dh/chem. -- (--'-::':'. ~h· fys. Dit vero!YelUkingen v 2 en 4 volgt dan:
k ,
S • P i;• t o t ' "ov
• Hierin is S =
- 23
-We vinden voor ij : ov Re.
Fe -q.
m ,.
è.._ (1~
€ )
ijov =< -4 'P k • ~ tot· (5)Met vergelijking 1b vinden we dan de zuurstof molenstroom in het
over-gangspunt:
Cl
o
")
ov•
ij ., ... c, ,
(6)
'7 ,.. . . "
I,J ....
Vergelijking
2
moet nog juist voldoen aan vergelijking3.
We vindendan, hov' de hoogte van het overgangspunt.
10- 2 Vs [ 12,30 • ijov
J
hov ... 2,03 • • ~ .. " - . c; 1 - ~
7
~4 . ... c;. ' T , ) • l J ov
Vergelijking
5
en6
vormen de randvoorwaarden voor vergelijking4.
Met een stel toelaatbare vereenvoudigingen daar (~o") erg klein is
ov
vinden we: vergelijking ~ •
03
P tct ·(1 ln r.:::"" \ Ol: - 1,603 • ~-~V~ ---\~O)ov B - E) ·n ... e • p .., .... rn ~ .L ... b .. (h - 11 ov ) (s)De belangrijkste toegepaste vereenvoudiging is het konstant
veronder-stellen van de damp molenstroom in het fysisch gelimiteerde
reaktor-deel ..
Een andere grootheid
Y,
is het zuurstofpercentage in het nietcondenseerbare afgas der reaktor.
(0"~)uit y - 100
·t1-,
)
,
(;!~) in%.
Hierin ~IO uit +o
~Q U~"n)in=
, < (~tlo)in = 0,114 Vs~ 0, 21De formules
3,
8 en9
stellen ons in staat Y over de gehele reaktoruit te rekenen. Het resulta.at wordt bij de berekeningen in een
24 -VII. Procesbeschrijvin5.
In de flow steet is s:echts ~én reaktor gete~end. In wer~elijk~eid
zijn er drie l-~aktoren parallel geschakeld. Aan de top van de re-aktor bevindt zich een gas-vloeistof scheider. Bij fluctuerende
massastromen zal er dispersie in overlopen. Vanuit deze scheider loopt dan vloeibaar reaktiemengsel-(é
=
1) via een vertikale terugvoer pijp weer naar de voet van de reaktor. Het vloeisto f-niveau staat in deze pijp veel lager tengevolge van de grotere dichtheid ( E c 1). Vanuit deze terugvoer pijp wordt reaktiemengsel afgetapt en naar de verdamper gepompt. In deze verdamper wordt de €evichtsconcentratie BZ opgeyoerd van 38 tot6010.
De verdamper werkt bij circa 1000e
onder verlaagde druk d.m~v. een vacuÜm-pomp. De grote hoeveelheid damp welke de reaktor verlaat vordt voor de volgende doeleinden nog gebruikt:1. 26,8% voor verwarming van de verdamper;
2. circa 13,2% voor verwarming van de d'sorbeur;
3.
circa 6~~ veor vinning van ele~triciteit.Uiteindeli jk wordt alle resterende tolueen1amp bij een zo'n hoog mogelijke druk (~ 4 atm) en een zo'n laag nogelijke temperatuur ( ~ 50
°
C)
geconaenseera.,
,
De resterende geringe hoeveelheid tolueen, die dan nog niet ge-condenseerd is. wordt in een abscrbeur van het inert gescheiden.
\ Het absorptiemiddel is Dovtherm. Alle restgassen. welke nog enig tolueen bevatten vorden over de absorber afgevoerd. De in de con-densor van de turbine gecondenseerde tolueen van 50 l 60°C wordt,
Wo\d
t-voordat zij naar de reaktor "recyc~uggevoerd, eerst l:t\~ voorverwarmd met de daop (inert + tolueen), velke de désorbeur
en de verdamper verlaat. Deze damp bezit nog een temperatuur van circa 120°C. Uit de massa- en warmtebalans volgt, dat de totale recycle naar de reaktor moet vorden voorverwarmd op
93.5
oe.Vanuit de verdamper gaat het reaktiemengsel (60 gew.~~ BZ) met een
teffiperatuur van 100°C naar de kontaktkristallis~tor. Deze kristal-lisator verkt cp een temperatuur van 60°C. In deze kristallisator bevinden zich EZ kristallen in een verzadigde oplossing van BZ in H
20. Bovenin scheidt zich een tolueen vloeistoflaag af, waarin na-tuurlijk nog BZ zit. Ruim
de
helft van het EZ in het reaktiemeng-sel (60 gew.{o EZ) dat wordt toegevoegd, krioialliseert bij deze25
-__
~rest
van het BZ blijft opgelost in de tolueenlaag, welke zich--~~ bove~in afscheidt. ~~t groc!ste gedeelte van deze tolueenlaag
(met EZ) wordt teruggevoerd naar de reaktor. Het BZ-gehalte van
deze tolueen is n. :. een funktie van de temperatuur, waarbij de
kristallisatie wordt uitgevoerd. Dit tolueen bevat tevens nog
nevenprodukten zoals teer. Daarom wordt een deel van deze tolueen
t~ 7~) van tijd tot tijd naar een kleine eenvoudige
destillatie-kolom gestuurd van waaruit de nevenprodukten worden gespuid. Op
deze wijze kan men zeer eenvoudig de nevenprodukt-concentratie in de hand houden. De temperatuur waarbij de kristallisatie plaats vindt, bepaalt het maximaal mogelijke rendement. Deze is tevens
afhankelijk van de grootte van de kristallisator en de
hoeveel-heid reaktiemengsel die per tijdseenheid wordt toegevoerd. Er is natuurlijk sprake van een bepaalde kontakttijd met de EZ kristallen
in de moederloog (verzadigde BZ-oplossingin H20). Deze moederloog
wordt buiten de kristallisator gekoelä in een pijp warmtewisselaar o
met koelwater van 20 C. Door de grote circulatie hoeft de oplossing
maar weinig af te koelen, waardoor in deze koeler geen kristallisae
tie optreedt. Een suspensie van moederloog met BZ-kristallen wordt
d.D.V. een suspensie-pomp naar een roterende filtreertroDmel
ge-voerd. De moederloog, die hierin wordt afgescheiden wordt met het
waswater teruggepompt naar de kristalli.sator. Een deel hiervan wordt
gespuid om te voorkomen dat de cobalt concentratie te hoog wordt.
Het cohalt YA~ eenvoudig als oxide of hydroxide geprecipiteerd
worden. Nadat het met BZ weer is omgezet in cobalt-benzoaat kan het weer als katalysator worden gebruikt.
De EZ-kristallen in de filtreertrommel worden twee~aal gewassen.
De eerste maal met vrij zuiver tolueen, dat daarna teruggevo8rd wordt
naar de reaktor. De tweede maal met water. De BZ-kristallen gaan
tenslotte naar een droger, die met warm inert gas werkt om explo-sies te voorkomen. Het ontwerpen van zo'n droger is nog zeer
moei-lijk. EZ sublimeert bij 120oC. Het verkleurt bovendien snel al is
dat in dit proces geen bezwaar. Na de droger wordt het BZ
gesmol-ten en in de fenol reaktor gevoerd. Men kan voor de scheiding bij dit proces natuurlijk ook "n grote destillatiekolom gebruiken. De investeringa- en energiekosten van deze werkwijze zijn iets
op 26 op
-zichzelf eenvoudige scheiding van tolueen - BZ een stuk moeilijker. De kolom zal periodiek gereinigd moeten vorden van de zyaarde~e teer.
Een voordeel is dat men het BZ dan vloeibaar aftapt. Het door kris-tallisatie gewonnen BZ behoeft niet omgekristalliseerd te worden. Het is voldoende zuiver voor de gangbare handelnkwaliteit.
Een theoretische berekening van de kristallisator is nog moeilijker dan die van de reaktor. Het is vrijwel ondoenlijk. Men kan ruw weg
drie lagen onderscheiden. Onderin de moederloog, daarboven een dis-persie van moederloog en tolueen, en tenslotte de tolueenlaag,
welke afgetapt wordt. De kristallisator moet beneden de 900C
wer-°
ken. Tussen 90 en 117 C vormen BZ en H20 twee fasen:
a. H20 in BZ,
b. BZ in H
20.
Bij de kritische temperatuur van 117°C gaan de beide vloeibare fasen in elkaar over.
Deze kritische vloeistof bestaat uit ongeveer
1/3
gewichtsdeel BZ/ -
~-- 27 •
VIII. Ori~nterende Fysische berekening.
Ge~evt ens : CT = 5,65 kmol/m
3
(38 gew.% BZ)P
tot I : 4,8 atm k .d .. 8,60 10-4• He.
R.
'"
... • T..
158°c
..
4310K He = 3,13 k..
2,1 • 10.4 m/sec ( m3• et::! kJ 8,2110.6 m
3
llanol. sec R D 0,0821 k 1 OK a kwol. cKko
..
7,0 • JnO • ~ 10.8 2 kc [Tol] 2 ID .., 2,2 • m Isee R~ '" V s ., 4,5 • 10.2 mlsee 10.36(
1-
é
)8 ~ 2 ,, ' db-
1,9 • m S co"
..
1579m# ~E
-
0,50 db 1,9.10-'/ { I 7 2 .6 ( 6) 2 -4 / 3 Re kc Tol.; - 7,0 • 10 • 5, 5=
2,235 • 10 kmol m .seo.De molfraktie 02 in de damp in het overgangspunt chemische ~
fysische limi ta tie:
4 • F'tot. k
.
,
E
=: 0,0135-
E
ij z: ov '!' • dhoogte van het overgangspunt in de reaktor.
-2 VG [ 12,30.
i<iov
J
hov a:: 2,03 • 10 • R" " • C ~ 1 . 1 +
7 54
, .1J.'
= 8,175 x 0,85 ""ov
6,95 rr:eter
Nu de zuurstof molenstroom dichtheid in het overgangspunt:
(
~Ö)ov
'
.. 3,04 • 10-2 • V s -~
• Re •E
•
0,374 Vs • 1 +7
L;4 i ' , -- <.Iov ijov ti "ov~
2,0.:1 • 10- 4 k:;lol/m2.sec. ( d ~" ) in .. 3,04 • 10 -2 • Va - .1.~, 6 8 • 10 -4 krool m .sec.I
2 _ 0 _Nu het 02-percentage in het niet condenseerbare afgas:
voor verschillende reaktorhoogten:
h reaktor = hov d~n
(PÖ)Uit
= (0~)ov(~Ö)uit
y D 100 • 0,114 • 'Va +
(PÖ'Uit
C 3,75%
=
Yov'Yin
=
21%.Dit 02-percentage in het afgas (3,75%) is nog wel toelaatbaar, maar , wat aan de hoge kant.
- 28
-Omgezet:
(~Ö)in
-(~Ö)uit
- (13,68 - 2,04) • 10-4 - 11,64 • 10.4conver~ie: 11,6t 13,68 • 100 ... 854 .~.
De reaktor wordt nu verlengd, zodat in het fysisch gelimiteerde deel wat meer 02 omgezet wordt.
Voor een conversie van 95% vinden we:
95 ----+ x z: 12,99
6
• 10-4
~ 13,0 • 10-4
(
l'Ö
n< ) uit.. ( 6 1 3, 8 - 13,0 ) • 10-4 .. 0, 6 8 • 10kmol m .s -4 / 2 ec.Voor deze gewenste waarde van PÖuit vinden wij voor
Y:
O 6q 10.4
Y ... 100 • ' '- • '" 0,99 =
1%.
0,114 •4,5
•
10-2 + 0,66 • 10-4
De h~ervoor benodigde reaktorhoogte in het fysische gelimiteerde
[
(~'~
J
J.i
t In[
~
\ë
]
::'
v
= 1 ,603 • hierin is Lh ~ h - h • (1V P~')t (1-
E
)
V s k • He • R •Invullen geeft: th c 14,93 ~ 15 meter.
,,-~r
•
d • wfl.Een extra reaktorlengte van 15 m om Y van 4 op 1% te brengen i~ niet economisch. Men wint er weinig mee.
Nu probe reN: Y = 2~;~.
Dit gee; .. :
(;
)
Ö
)
~it
:: 1,05 • 10-4 k:101/r/.sec.Dit ir.i:
[
,'--- ,~'
''
I'''j
~,-; .. \_' (. ... I. 1n ~,,~--, toJ
cv
- ~ , . / ~48 . .. 10- 2 l i l . . . ! . Ah - - - i ... Lh :::9,0
meter.Voor Y ..
3%
t
y.; ri.Ö
ju
i t "" 1.59
•
1 0 -4 . kmc 1 / m 2 • sec.-~.... Lh
=
3 f 36 moter.In
het chemisch gelimiteerde deel isY
omgekeerd evenredig met h. In het fysisch gelimiteerde deel voor h> h ov vinden we een logarit-miseh verband (formule 8 +9).
De berekende punten stellen ons in staat een graf1ek te maken van Y als funktie van H.H
=
0 --. Y = 21%.Wat de econemisch meest optimale reaktorlengte is kan zo moeilijk gezegd worden.
1./
!!
11IJ
/t
ft' I'( IJ /1. /1 /0~1
I
..
,
r y .J t I0.,
0y
.
Het ~olpercentage 0 in het ni~t condenseerbare afgas Y
--- 2 ---Condities! linlta tie. \ v e
=
4,5.10 -2 m / ( H= dlsperslehoogte).T=
-
158
0C.
C
T= -5 65 k
, mo1/
m.J
soc. S=
1579rn
2/rn
3•" Vor~ die de curve moet hebben~
...
- - -
•
.
H \
...
-
---
-
-
-
.
-
._
-
-.
.t
\
-
2
9
-IX
Produktie berekeningen.De fabriek wordt ont~orpen voor een produktie van 60.000 ton BZ per jaar. Aannemende dat de fabriek 8000 uur per jaar werkt, betekent dit
mOl/sec.
/ -2
een produktie van: 2,0833 kg BZ sec D 1,708 • 10
è
'
è
COOR BZ Tol _ _ hl ... M .., 122 92 Het rendement is90%.
De vereiste tolueen o~zetting is dus:/ -" -2 /
10
9
x 1,708 • 10 ~=
1,898 • 10 kmoi Tol sec.Aannemende dat voor de andere 1a:S evenwel 02 vereist is bij de oxidatie (zoals Van Dongen gedaan heeft) komt dit overeen met:
-2 / 2,847 • 10 kmol 02 sec. 6 -4 2 13, 8 • 10 kmcl/m .sec.
-4
/ ')
1,05 • 10 latol m".sec. ~4 / 2 Omgezet: 12,63 • 10 kmol m .sec. Conversle92.3%.
13.68 De vereiste 02 toevoer is dus:12
-,
63
2,v47 Q • 10 -2 a 3,084 • 10 -2 krool/sec.De toevoer per m2 is
[~ö
J
in
c 13.68 • 10-4
krool/sec. Het vereiate dwars oppervlak A van de reaktor is dus :~Og.4. c: 2
A .. ,,:-:Z-~ "" 22. J44 m •
i ~,~t;-:.,
2 m •
Benodigd reaktorvolume =: H • A = 16 •
22,544
=
360,70 m3
indien 1 reaktor:
?!:.
D2 = 22,~44
m2 D1 =:5,35
m bij H I : 16 m.4
2 reaktoren parallel D
2 '" ,,78 m bij H
=
16 m.3 reaktoren parallel
D3 • 3.
0
9
m bij H=
16 m.De luchttoevoer :
h a 0
-,,(
/Ö
)
i
n
lI: 0,21 (~;)in. De superficiële gassnelheidLlcht
i\
[
0;
J
in .
~
,
~
:r - :: AF
l
reaktor~oorsne~e Bij h = 0, P - 4,8 atm, T=
158°C - - + Va a 6.92 •(
P
;
)
in
.
-2 -2 6 . 10-4 V ..3
t 04 • 1° .
4 t5
•
1 0 .. 13
t 8 sfr
Ö
J l~
• 3. 04 • 1 0-2 • kmol/m-.sec. De vereiste 02 IJuch ttoevcel": -2 /toevoer is 3,084 • 10 kmol sec.
100 -2