• Nie Znaleziono Wyników

Eenige beschouwingen over de toekomst van ons technisch hoger onderwijs

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Eenige beschouwingen over de toekomst van ons technisch hoger onderwijs"

Copied!
40
0
0

Pełen tekst

(1)

EENIGE BESCHOUWINGEN

q V E R DË f Ö E K O M S ^ y A N ONS

TECHHISGH H O O G É R p N p E l i ^ W ^

uitgesproken op deii;^ '

'

Gedenkdag der T^chniscKe ijoogpseHooL ,8 Januari Ï923,

\

door den rector^'magnificus

':''r..

; Pi-of. L ; A / VA^N ROT

'-Ylxxf y--Y\f':ff''ffC

(2)

1. Eenige beschouwingen over de toekomst van ons

technisch hooger onderwijs.

R E D E u i t g e s p r o k e n o p d e n G e d e n k d a g der T e c h n i s c h e H o o g e s c h o o l , 8 J a n u a r i 1923, d o o r d e n r e c t o r - m a g n i f i c u s

P r o f . L . A . V A N ROYEN.

Mijne Heeren Curatoren en Hoogleeraren,

Dames en Heeren Lectore7t, Assistenten en Studenten, Voorts Gij allen, die door Uwe iegenwoordiglieid van Utve belangstelling blijk geeft.

Zeer gewaardeerde toehoorders.

D o o r m i j n waardigheid als rector-magnificus geroepen om op dezen herinneringsdag een rede te houden, heb i k gemeend U w aandacht te mogen vragen voor eenige beschouwingen, betrekking hebbende op de toekomst van het technisch hooger onderwijs i n het algemeen en aan onze Technische Hoogeschool i n het bijzonder.

W e l is waar k a n b i j de overdracht van het rectoraat de gelegenheid gevonden worden hieromtrent een enkele opmerking te maken, doch het alsdan te geven overzicht omvat nog zoovele andere punten daar-naast, dat slechts zeer i n het kort, zooals de ervaring leert, de ont-w i k k e l i n g van het hooger onderont-wijs ter sprake kan ont-worden gebracht.

H e t k o m t m i j voor van n u t te zijn o m juist i n dezen t i j d even stil te staan, om ons heen te zien en vast te stellen hoe de toestand is, ten einde daaruit gevolgtrekkingen te maken omtrent de meerdere o f mindere j u i s t h e i d van onze handelingen en zoo noodig correcties aan te brengen.

Zoowel de voor een ieder duidelijke algemeene economische i n z i n k i n g als de i n technische k r i n g e n geducht voelbare verminderde vraag naar

(3)

industrieele werkers doet ongerustheid rijzen, die slechts door kennis van zaken kan worden weggenomen.

H o e w e l het overzicht, dat i k zal trachten U te geven, voor velen Uwer weinig nieuws zal bevatten, hoop i k toch, dat de samenvatting het bepalen der te volgen r i c h t i n g eenigszins gemakkelijker zal maken en althans tot het juist stellen der vraagpunten zal k u n n e n bijdragen. Aard der oniwik- H e t technisch hooger onderwijs i n Nederland heeft zich o n t w i k k e l d keling der teeli- u i t de Akademie, die i n 1843 te D e l f t werd opgericht, toen van nische opleiding. Regeeringswege erkend was, „ d a t er behoefte bestaat aan een i n r i g t i n g

ter doelmatige opleiding voor de onderscheidene t a k k e n van N i j v e r h e i d i n het Algemeen",

Die ontwikkeling heeft zich met toenemende snelheid v o l t r o k k e n , doordat de moderne beschaving, die haar doeleinden hoofdzakelijk i n vooruitgang i n materieele macht en welvaart zoekt, voor de beheer-sching van de stof op den ingenieur was aangewezen en onder dezen machtigen p r i k k e l de wetenschap van den ingenieur zich voortdurend verdiepte en haar toepassing zich uitbreidde. Een ongehoorde toe-neming van r i j k d o m m e n i n het laatst van de voorgaande en het begin van deze eeuw stelde i n staat aan de meest fantastische i d e e ë n dier beschavingswoede uitvoering te geven en t e r w i j l men i n dien snellen, op het laatst razenden loop ter verbetering van de productietechniek zich b l i n d staarde op verkregen cijfers, bleven kracht n o c h rust o f lust over, zich ernstig bezig te houden met de veranderingen van de economische en sociale toestanden door haar groei veroorzaakt en den invloed, die daarvan op de opleiding van den ingenieur moest uitgaan. Er moest echter een oogenblik komen, waarin men tot de erkenning zou geraken, dat die eenzijdige technische o n t w i k k e l i n g op den duur niet voldoende k o n zijn, dat er een te nauw verband bestaat tusschen economisch gebeuren en o n t w i k k e l i n g der techniek, dan dat de studie van beide gescheiden k o n worden beoefend. De oorlog verhaastte het d ó ó r d r i n g e n van dat besef, en thans wordt de hoogere technische opleiding beschuldigd van onder den drang o m steeds gouden vruchten te p l u k k e n , door te veel en te uitsluitend technische kennis te doceeren, gevoerd te hebben tot een toestand, waarbij de ingenieur niet beant-woordt aan de eischen, welke i n onzen t i j d de p r a k t i j k aan hem moet stellen.

Doel der hoogere Alvorens eenigszins nader i n te gaan op die stemmen u i t de prac-teehnische oplei- t i j k , w i l i k een enkele opmerking maken over het doel der hoogere dliifl. technische opleiding i n het algemeen.

Een ieder onzer kan zich een man onder de levenden voor den geest brengen, die als ingenieur een belangrijk aandeel heeft i n de

(4)

3

hedendaagsche o n t w i k k e l i n g en leiding van het maatschappelijke leven. O o k i n ons land zijn er genoeg aan te wijzen, die een eervolle plaats daarbij innemen, het is overbodig en niet gewenscht hier namen te noemen. Gaat men het leven van zoo'n man na, dan is het eerste wat ons t r e f t zijn persoonlijkheid. Z i j is de belangrijkste factor voor zijn succes, omdat h i j daarmede den grootsten invloed uitoefent, daarna k o m t zijn kennis. Hoogst bekwame mannen kunnen i n een hoekje van het groote leven verborgen b l i j v e n , persoonlijkheden nooit, zij breken zich overal baan en brengen hun omgeving onder hun w i l . De ontwik-keling van de persoonlijkheid is het allerbelangrijkste doel van de op-leiding en v o r m i n g van den mensch.

M e n zal echter moeten toegeven, dat er i n deze r i c h t i n g van het hooger onderwijs weinigj kracht k a n uitgaan. Op universiteiten en hoogescholen worden de studenten reeds op jeugdigen leeftijd voor de taak gesteld zelf hun k a r a k t e r v o r m i n g , de o n t w i k k e l i n g tot zelfkennis en zelftucht ter hand te nemen. G e l u k k i g z i j , die u i t hun eigen huis den aanleg voor het goede mede brachten en daar steeds het navolgens-waardig voorbeeld vinden, waarheen de o n t w i k k e l i n g van het karakter

moet voeren. Zooveel als i n haar vermogen is, zal de universiteit o f hoogeschool aan deze v o r m i n g moeten medewerken door i n de studen-tensamenleving op de meest hartelijke wijze haar hulp te bieden, waar d i t doel w o r d t nagestreefd. Op de studenten zelf rust eehter te dien opzichte de grootste verantwoordelijkheid, zoowel tegenover zich zelf als tegenover de maatschappij. H e t is een te gemakkelijke opvatting van het student-zijn, i n d i e n men slechts p l i c h t m a t i g i n ontvangst neemt en tracht te verwerken, wat het onderwijs biedt en de rest van den t i j d op de wijze doorbrengt als toeval en ontspanning zullen bepalen. O o k i n den onbezorgden studententijd treedt reeds de ernst des levens naderbij en vergt van den student als voorbereiding voor het geheele verdere leven de o n t w i k k e l i n g van zijn persoonlijkheid. Niet i n een-zaamheid o f afgescheidenheid kan door den jongen man daaraan gewerkt worden, daarvoor is de omgang met en de studie van andere karakters noodig, samenleving met zijn vrienden een vereischte.

Groote waarde heeft i n d i t opzicht de aaneensluiting der studenten tot clubs en vereenigingen. A l s regel trekken daarin de hooger staande karakters de lager staande omhoog en verbeteren het gemiddelde, zelden v i n d t het omgekeerde plaats. M e n mag i n de studentenver-eenigingen een b i j uitstek practisch werkend beschavingsmiddel zien. I k sluit h i e r b i j geenszins het oog voor de ruwheden, welke daarin somtijds worden bedreven en tot gerechtvaardigde ontstemming van buitenstaanders aanleiding hebben gegeven. Maar i k zie het

(5)

genees-4

middel daartegen slechts i n een zorgvuldiger opvoeding van hen, die i n eerste instantie de ruwe bejegening ondergaande, i n tweede instantie ze zelf i n practijlc brengen op anderen, die na hen zijn gekomen. De ruwe natuur, die op den bodem van elke menschenziel sluimert, moet reeds vroeg overheerscht worden, niet door dwang van b u i t e n , maar door de eigen gevoels- en verstandsoverwegingen en zoolang i n onze studentenwereld w e r k e l i j k ontoelaatbare handelingen i n een m i n o f meer georganiseerd verband mochten voorkomen, moet hierin een waarschuwing gezien worden aan ouders en opvoeders van aanstaande studenten, dat aan de karakterontwikkeling van de Nederlandsche j e u g d nog iets hapert, een r i c h t i n g worden erkend, waarin aan de opvoeding nog moet worden verbeterd. Door dwang zullen die ruwheden slechts ver-dwijnen om i n een anderen v o r m weer te voorschijn te k o m e n .

I k meen, dat er vooral i n den laatsten t i j d schromelijk w o r d t overdreven i n de eischen, die i n d i t opzicht aan het onderwijs worden gesteld. I n een t i j d , waarin de groote massa des volks van zich wenscht te werpen alle verantwoordelijkheid en zorg voor eigen bestaan en welzijn en die wenscht opgelegd te zien aan den Staat, is het alsof een overeenkomstig misplaatst geloof aan de almacht van den Staat met betrekking tot de opleiding is gegroeid, een waan, die slechts tot teleurstelling leiden k a n .

Boven den i n v l o e d en de macht van den Staat op de v o r m i n g van het i n d i v i d u staat diens eigen karakter. A l s daarvan geen stuwende kracht ten goede uitgaat is de best georganiseerde opleiding nutteloos.

Meer dan met de v o r m i n g van de persoonlijkheid kan het hooger onderwijs zich bezig houden met de o n t w i k k e l i n g van het klaar denken, waarmede het zijn grootste successen behaalt. De geschiktheid o m de zaken te zien, zooals z i j z i j n , te analyseeren, te ontdoen van b i j -komstigheden en zich van haar verdere o n t w i k k e l i n g een helder denk-beeld te maken, is een van de belangrijkste aan te leeren bekwaam-heden voor den mensch, bestemd voor leidende functies. H e t materiaal, dat als leerstof gebruikt w o r d t b i j het ontwikkelen dezer bekwaamheid, w o r d t aan de technische hoogeschool geleverd door de vakstudie. De student vergaart daardoor tevens een zekere dosis feitenkennis, waar-van de omwaar-vang bepaald wordt door den beschikbaren t i j d , welke op zijn beurt bepaald wordt door den l e e f t i j d , waarop de natuur i n den mensch om verantwoordelijkheid roept en de schoolbanken w o r d e n verfoeid. Als i k 23 jaar als een m a x i m u m voor die leeftijdgrens stel, meen i k niet te laag te gaan en i k acht het belangrijker den student boven dien leeftijd v r i j te laten, dan hem een grootere hoeveelheid feitenkennis b i j te brengen.

(6)

5

De taak van den ingenieur maakt een geweldige verandering door. K o n men i n het algemeen gesproken zijn werk vroeger beschouwen als de grondig bestudeerde technische uitvoering van een zuiver afge-bakende opdracht, t e r w i j l dan de economische zijde, die onmiddellijk aan het vraagstuk vast zat, beoordeeld en beheerscht w e r d door den koopman-econoom, die aan het h o o f d van het bedrijf stond, i n den nieuweren t i j d is deze splitsing tusschen beider werk niet meer houd-baar gebleken. Sterk d r i n g t zich dat besef op na den oorlog, omdat de problemen, welke de huidige toestand ons voorlegt, groot i n aantal zijn en h u n oplossing een vraag van leven en dood is, die aan de geheele beschaafde menschheid belang inboezemt.

V ó ó r den oorlog moest b i j de gestadige u i t b r e i d i n g der bevolking een daaraan g e ë v e n r e d i g d e vermeerdering der productie plaats hebben. Reeds toen viel het steeds moeilijker de juiste middelen voor die vermeerdering te kiezen, naarmate de wereldhuishouding ingewikkel-der werd.

N d den oorlog bleek een deel der productiemiddelen vernield, de arbeidslust verslapt, en het geheele, kunstig en met moeite i n een lange reeks van vredesjaren i n elkaar gezette gebouw der wereld-huishouding i n p u i n te liggen. Ook thans geldt de eisch om, als v ó ó r den oorlog, vermeerdering van de productie te verkrijgen, doch vooral gepaard aan v e r m i n d e r i n g der productiekosten, opdat aan de koopkracht van de verarmde wereld worde tegemoet gekomen en de ondercon-sumptie zal ophouden. B i j dat pogen staat de ingenieur niet als vóór den oorlog op de vaste basis van een geordende wereld, doch ziet h i j slechts een chaos o m zich heen. Dieper dan v ó ó r den oorlog moet de economische zijde van het vraagstuk bestudeerd worden en oneindig veel moeilijker is het geworden tot betrouwbare conclusies te komen n u de vermeerdering en het goedkooper maken der productie boven-dien gepaard moeten gaan met het vestigen eener nieuwe wereldorde, waarbij we de wereld, zooals we haar gekend hebben v ó ó r den oorlog, niet tot voorbeeld mogerj nemen, maar ons als doel een maatschappij dienen voor te stellen, waarin rekening zal gehouden zijn met de i n deze t i j d e n snel werkende sociale invloeden en met de belangrijke kapitaalvernietiging door den oorlog veroorzaakt.

De technische hoogeschool moet het inzicht i n deze zaken aan de studenten bijbrengen. V a n haar mag verwacht worden, dat zij ingenieurs aflevert op hoogstens 23-jarigen l e e f t i j d , i n wie de persoon-l i j k h e i d tot o n t w i k k e persoon-l i n g is gebracht, w i e n gepersoon-leerd is h u n denkver-mogen scherp i n te stellen op de h u n voorgelegde problemen, wien liefde is bijgebracht voor den arbeid, dien z i j te verrichten zullen

(7)

hebben, die door de behandeHng van een voldoend uitgebreid gedeelte van hun vakgebied de geschiktheid hebben verworven o m andere dan de met hen behandelde vraagstukken zelfstairdig ter hand te nemen en zich aldus door eigen kracht verder te ontwikkelen, wien de b l i k geopend is voor de ingewikkelde huishouding van onze tegenwoordige wereld en die de plaats zien, welke z i j daarin k u n n e n innemen.

I k verwijs hier voorts naar den bundel voordrachten van de hand van collega I s . P. D E V O O Y S , onder den titel „ T e c h n i e k en Maatschappij" uitgegeven, waarin de plaats, welke de ingenieur i n de maatschappij moet innemen, uitvoerig en met groote helderheid w o r d t aangegeven. Nederlandsche Thans overgaande tot de vermelding van enkele aanmaningen, stemmen uitde welke u i t de p r a k t i j k i n Nederland tot onze T . H . z i j n gericht, herinner praktijk. ik^ om niet te ver terug te gaan, i n de eerste plaats aan de aanbeveling

van IJsselsieyn. i n 1910 door H . A . V A N IJSSELSTEYN i n „ D e Ingenieur" l ) gedaan o m

op ruimere schaal gebruik te maken van het i n s t i t u u t van buitengewone hoogleeraren, waardoor een voortdurende stroom van nieuw en f r i s c h bloed naar de hoogeschool zou vloeien. H i j betoogde, dat, hoe n u t t i g ook een breede wetenschappelijke basis voor onze aanstaande ingenieurs moge zijn, zij hun v o r m i n g moeten ontvangen van hen, die zich dagelijks i n de school van het practische leven kunnen oefenen. H i j stelt dan verder de vraag, o f aan onze T . H . de theorie niet te veel op den voorgrond staat en meent, dat minder theorie en meer aankweeking van practischen zin het toekomstig ingenieursgeslacht niet zal schaden.

Kraus. I n 1911 verschijnt een artikel van Prof. D r . J . K R A U S i n

„ D e Ingenieur" 2)^ waarin gewezen w o r d t op het groote belang, dat naast de technische o n t w i k k e l i n g de opleiding op commercieel gebied voor den ingenieur heeft. Eerst dan, zegt h i j , zullen ingenieurs i n aan-zienlijk meerdere mate dan thans en met voordeel voor de gemeen-schap vele leidende posities i n de maatgemeen-schappij k u n n e n innemen, wanneer zij meer algemeen hebben leeren inzien, dat, zoowel voor een r i c h t i g bestuur van t a l van bedrijven, als voor de oplossing van velerlei, daarmede verband houdende economische en ook sociale vraagstukken, er meer w o r d t gevorderd dan alleen technische kennis, en dat aan-wezigheid van commercieelen zin daarvoor vereischte is. A a n de technische hoogescholen moet beseft worden, dat op analoge wijze als de wiskunde slechts hulpwetenschap kan z i j n b i j een vruchtbare beoefening der techniek, ook de techniek op haar beurt zich b i j w i j l e n

1) H . A VAN I J S S E L S T E Y N , Buitengewone Hoogleeraren aan de Technische Hougeschool; „De Ingenieur" 1910, blz. 377, 448, 513.

5) Prof Dr. J . K R A U S , C. i. De commercieele zijde van den werkkring van den Ingenieur, „De Ingenieur", 1911, blz. 27.

(8)

7

met de ro] van hulpwetenschap zal moeten vergenoegen, wanneer het geldt de uitoefening van het ingenieursberoep i n r u i m e n z i n . H i j zou het reeds een groote stap i n de goede richting achten, i n d i e n meer algemeen aan de technische hoogescholen de opleiding tot handelsingenieur werd verbonden.

I n het volgende jaar igi2 hield K R A U S b i j de opening van de 135= algemeene vergadering der Maatschappij van N i j v e r h e i d te D e l f t een rede, g e t i t e l d : „ H e t arbeidsveld van den ingenieur" l ) , waarin hetzelfde onderwerp nogmaals w e r d behandeld, aan het slot waarvan drie stel-lingen werden geformuleerd, waarvan de eerste hier moge worden aan-gehaald :

„ h e t is wenschelijk b i j den aanstaanden ingenieur i n het algemeen aan te kweeken economischen z i n , hem ervan te doordringen, dat zijn arbeid als regel ten doel heeft om op de meest economische wijze i n een bepaalde behoefte te voorzien of nieuw kapitaal te kweeken".

Vereen:v.Delft- Daarna k r i j g e n we belangrijk werk op d i t gebied van de Vereeniging sche Ingenieurs, van Delftsche Ingenieurs. I n de eerste plaats het Rapport van de

Commissie van Advies, i n zake de v ó ó r - o p l e i d i n g tot en de opleiding

Commissie aan de T . H . Deze commissie werd ingesteld ingevolge besluit van de Kemper. Algemeene Vergadering van de Vereeniging van Delftsche Ingenieurs

van 5 October 1912, stond onder het Voorzitterschap van P . H . K E M P E R en bracht haar doorwerkt rapport u i t den 4<=" J u n i 1914. De conclu-siën en voorstellen van de Commissie hebben wat de opleiding aan de T . H . betreft ten doel de studie t o t vier jaar terug te brengen en de technische i n r i c h t i n g van het onderwijs te verbeteren. H e t Bestuur der Vereeniging bood met haar schrijven van 11 October 1915 d i t Rapport aan den Minister van Binnenlandsche Zaken aan, onder be-t u i g i n g van de insbe-temming der Vereeniging mebe-t de c o n c l u s i ë n van het rapport met een enkel voorbehoud en onder mededeeUng, dat het van overwegend belang moet geacht worden om de aanstaande inge-nieurs degelijk onderricht te doen geven i n staathuishoudkunde, boekhouden en een gedeelte van het burgerlijk en handelsrecht. 2)

Commissie inzalte I n M e i 1914 verscheen het rapport der Commissie i n zake opleiding .opleidingvanJian- van handelsingenieurs door de Vereeniging van Delftsche Ingenieurs delsitigenieurs. ingesteld ter beantwoording van de vraag of het, gegeven de behoefte

aan degelijk wetenschappelijk gevormde ingenieurs met economischen zin en handelsgeest, gewenscht was daarmede i n het algemeen b i j de opleiding van den ingenieur meer rekening te houden dan thans

') Zie „ D e Ingenieur" igia, blz. 593.

(9)

8

geschiedt, dan wel o f voor speciale groepen van technici een opleiding i n commercieel-economische r i c h t i n g gewenscht was.

De commissie beantwoordt deze vraag i n den laatsten zin en wenscht voor de toekomstige leiders, eigenaren en directeuren van particuliere en openbare industrieele ondernemingen een afzonderlijke opleiding aan de T . H . te scheppen, i n vier jaar afloopende en waarin een ruime plaats aan de commercieele studie is i n g e r u i m d .

Het Bestuur der Vereeniging k o n zich onder voorwaarde dat het getuigschrift, hetwelk na vier jaar studie overeenkomstig de voorstellen der Commissie aan de studenten zal worden uitgereikt, niet gelijk-waardig zal zijn met é é n der ingenieursdiploma's, die de T . H . verleent, met de voorstellen vereenigen en stelde mitsdien voor aan den Minister van Binnenlandsche Zaken te verzoeken een leergang als aanbevolen aan de T . H . te doen instellen. I n de vergadering van n September 1915 werd het bestuursvoorstel echter met een kleine meerderheid verworpen.

Steffelaar. I n de gewone Algemeene Vergadering der Vereeniging van Delftsche

Ingenieurs op 7 November 1914 werd door J . M . S T E F F E L A A R gewezen op de noodzakelijkheid dat ingenieurs meer kennis bezitten op econo-misch, staatwetenschappelijk en handelsgebied dan thans veelal het geval is en het plan verdedigd een cursus te organiseeren, die aan de i n de p r a k t i j k staande ingenieurs de gelegenheid zou geven zich de ontbrekende kennis eigen te maken,

Een door het Bestuur der Vereeniging benoemde Commissie onder voorzitterschap van J . T H . G E R L I N G S heeft een eenigszins ruimer gestelde opdracht uitgevoerd en niet alleen de bedoelde o n t w i k k e l i n g voor de reeds i n de p r a k t i j k staande ingenieurs i n het oog gevat, doch ook de opleiding van den ingenieur op economisch en juridisch gebied i n studie genomen. H a a r rapport verscheen i n M a a r t 1916. Van hare conclusies had de derde b e t r e k k i n g op het onderwijs aan de T . H . , weshalve zij hier i n haar geheel wordt weergegeven.

„ D e Commissie stelt voor, dat door de Vereeniging van Delftsche „ I n g e n i e u r s stappen zullen worden gedaan, ten einde verbetering te „ b r e n g e n i n de economische opleiding van den ingenieur aan de T . H . , „in den geest als is aangegeven i n het artikel „ d e economische vor-„ m i n g van den ingenieur" i n het weekblad vor-„ D e I n g e n i e u r " van i i „ D e c e m b e r 1915, N o . 50. Als eerste stap ware tot de Regeering het „ v e r z o e k te richten om den Senaat der T . H . over de i n dat artikel uit-„ g e s p r o k e n denkbeelden te hooren."

Gerlings. H e t i n deze conclusie genoemde artikel was van de hand van den

Voorzitter der Commissie G E R L I N G S .

(10)

9

van administratieve l ï u n d i g h e d e n , waarvoor een voldoende grondslag op de H.B.S. is te leggen, terwijl de o n t w i k k e l i n g i n economische r i c h t i n g aan de T . H . dient te worden uitgebreid voor hen, die daartoe neiging en aanleg bezitten. H i j heeft daarbij op het oog onderricht i n staat-huishoudkunde, bedrijfsleer, statistiek, staats- en administratief recht, voor welke h i j i n groote trekken de behandeling aangeeft. V a n belang is de door hem voorgestane mogelijkheid ingenieurs, die een zuiver technische r i c h t i n g wenschen te volgen, met een mindere hoeveelheid economische en juridische kennis te vormen. Men kan een goed

inge-nieur zijn zonder neiging te gevoelen tot economisclte studie, zegt G E R L I N G S .

We zullen zien, dat de o n t k e n n i n g dezer stelling de hoofdreden is voor groote meeningsverschillen over de opleiding aan de technische hoogescholen b i j onze Oostelijke buren.

H e t bleek i n de vergadering van de Vereeniging van 23 December 1916, dat de leden zich met de strekking van de i n het artikel G E R L I N G S ontwikkelde c o n c l u s i ë n konden vereenigen en dat het gewenscht werd geacht te bevorderen, dat de Senaat der Technische Hoogeschool hierover zijn meening uitspreke.

Gratama. I n de vergadering van de Vereeniging van x8 September 1920

betoogde de Voorzitter, B . M . G R A T A M A de wenschelijkheid om de autoriteiten der T . H . erop i n d a c h t i g te maken, dat met name voor werktuigkundige ingenieurs, i n sommige kringen de l e e f t i j d der afstudeerden lager gewenscht w o r d t en dat desnoods genoegen zou ge-nomen worden met een minder alomvattende studie, wanneer de jonge ingenieurs zich op jongeren l e e f t i j d aan de beoefening van h u n vak zouden kunnen w i j d e n .

I n verband daarmede had het Bestuur een viertal leden uitge-noodigd, waaronder enkele leden van het Bestuur, om i n overleg te treden met den Senaat der T . H . , tot welk overleg deze zich i n be-ginsel bereid verklaarde. .

Een bespreking dezer vertegenwoordigers, de H . H . D r . F . G . W A L L E R ,

C. T . S T O R K , A . R . V A N L O O N en Jhr. J . C. V A N R E I G E R S B E R G V E R

-SLUYS met een Commissie uit den Senaat der T . H . had op 29 Novem-ber 1920 plaats. H e t verslag dezer bijeenkomst werd aan de boven-genoemde vertegenwoordigers der Vereeniging toegezonden en gaf aanlei-d i n g tot een uitvoerige schriftelijke en' monaanlei-delinge geaanlei-dachtenwisseling tusschen de verschillende afdeelingen der T . H . onderling, tusschen hen en het College van Rector-Magnificus en Assessoren en tusschen dit College en de Centrale Commissie ter behartiging van de studiebelangen der studenten.

1) E e n waardeerend artikel over het voorstel G E B L I N G S is opgenomen in „De Ingenieur" van 1916, No. 38, blz. 7 3 2 van de hand van Prof. Mr. D , VAN B L O M .

(11)

I O

H e t is niet verwonderlijk, dat ook als van het algemeen beginsel — verkorting van den studietijd — de juistheid wordt ingezien, toch nog zeer uiteenloopende meeningen over de uitvoering van dat beginsel kunnen bestaan, die t o t elkaar moeten worden gebracht. M e n i g docent zal het strijd kosten een deel van zijn onderwijs aan het algemeen beginsel ten offer te brengen en voor velen zal het m o e i l i j k vallen de overtuiging te w i n n e n , dat de v r i j te maken t i j d b i j hen en niet b i j anderen moet worden gevonden.

Daarom kosten zulke veranderingen veel t i j d , slechts herhaalde en langdurige overweging voert ten slotte tot het doel.

Studenten. Ook van de zijde der studenten wordt een levendige belangstelling

voor de o n t w i k k e l i n g van het onderwijs getoond. H e t is voor de be-sturen van hunne vereenigingen, die zich i n het bijzonder met de studiebelangen bezighouden, niet gemakkelijk zich een juist beeld van den toestand te vormen. De verschillende factoren, die hem bepalen zijn voor vele studenten niet te beoordeelen en ernstige studie ervan vordert veel t i j d , die het studentenleven i n den regel niet overlaat. Wanneer zij erin slagen tot de waarheid van h u n gevoel v a n onvol-daanheid door te dringen en die duidelijk aan te geven, zal de kennis daarvan voor de evolutie van het onderwijs van groot belang k u n n e n z i j n . W e l duidelijk spreekt reeds u i t het voorgaande het verband tusschen de ontwikkeling van het onderwijs en die van de economische toe-standen. Deze laatste bepalen de plaats, welke de ingenieur kan innemen en daardoor zijn opleiding. De m o e i l i j k h e i d l i g t slechts i n het d u i d e l i j k erkennen der eischen en het op de meest rationeele wijze daaraan voldoen.

Duitsehe „Hoch- Gelijke oorzaken hebben i n de cultuurlanden b i j de gelijkgeaardschulreform". heid van de menschelijke natuur gelijke gevolgen, en het is dus v o l -komen begrijpelijk, dat de behoefte aan wijziging van het technisch hooger onderwijs ook b i j andere volken w o r d t aangetroffen en zij zich het sterkst doet gevoelen b i j die, welke i n het bezit zijn van een omvangrijke industrie.

I n Duitschland had de kwestie reeds v ó ó r den oorlog i n vakkringen de volle aandacht. I n 1912 resp. 1914 kwamen i n b a n d I V en V der „ A b h a n d l u n g e n u n d Berichte ü b e r technisches Schulwesen", uitgegeven door den Deutschen Ausschuss f ü r technisches Schulwesen, de ver-schillende meeningen van deskundigen aan het l i c h t . De genoemde Ausschuss, een samenvatting van alle groote technische wetenschappe-l i j k e vereenigingen, vertegenwoordigers der technische wetenschappen

(12)

en vooraanstaande mannen i n de industrie, heeft daarop voorstellen geformuleerd, die i n Maart 1914 aan alle i n r i c h t i n g e n en organisaties, welke daarbij belang hadden, werden voorgelegd, met verzoek om c r i -tiek. De oorlog verhinderde verdere stappen te doen i n de aangegeven r i c h t i n g , doch na den oorlog, toen de technische hoogescholen over-stroomd werden door de uit het leger terugkeerenden, die technische v o r m i n g verlangden en het belang, dat de techniek voor den weder-opbouw van Duitschland bezit, d u i d e l i j k aan het l i c h t trad, drong zich de noodzakelijkheid van een „ R e f o r m " met des te meer kracht op. T e n einde het vraagstuk zoo d u i d e l i j k mogelijk te stellen, w e r d door den Ausschuss aan de hoogleeraren verzocht zich over de R e f o r m te uiten, met het doel deze berichten samen te vatten en uit te geven. De hoogleeraren hebben aan den oproep niet i n die mate gevolg ge-geven als v e r d a c h t was; hetgeen ingekomen is, waaronder een bericht over onze Delftsche T . H . van de hand van onze collega P. M E Y E R , w e r d i n M a a r t 1920 onder den titel „ S t i m m e n zur H o c h s c h u l r e f o r m " door den Ausschuss uitgegeven. A a n het slot dezer uitgave is een litteratuuropgave opgenomen.

Daarna hield natuurlijk de vermeerdering van de litteratuur over dit onderwerp niet op. l i e t belangrijkste was wel de uitvoerige be-schrijving van de door Professor A U M U N D te Danzig beoogde R e f o r m i n z i j n „ d i e Hochschule f ü r T e c h n i k und W i r t s c h a f t " en wel o m deze reden, dat Prof. A U M U N D adviseur van de Pruische R e g ë e r i n g is en z i j n plannen den l e n Februari 1921 aan de verschillende hooge-scholen door het Ministerie van Wissenschaft, ICunst u n d V o l k s b i l d u n g werden toegezonden met verzoek daarop vóór den l e n Maart d.a.v. te berichten, liggende het i n het voornemen o m reeds i n October van dat jaar een aanvang te maken met de verwezenlijking der denk-beelden.

V a n de bestrijders van het onderwerp treden Prof. D r . A . R I E D L E R te B e r l i j n en Prof. D r . J. S C H E N K te Breslau sterk op den voorgrond en het k o m t m i j voor, dat een korte vergelijking der meeningen van A U M U N D , R I E D L E R en S C H E N K voldoende is om een inzicht te geven i n den gedachtenstrijd, welke te dezen opzichte b i j onze oostelijke buren wordt gevoerd.

Aan A U M U N D zweeft als een te verwezenlijken ideaal voor oogen de vereeniging van alle hoogescholen met de universiteiten, de hooge-scholen moeten tot een, de geheele technische wetenschap en het economische leven omvattende o n d e r w i j s i n r i c h t i n g worden gemaakt door m i d d e l van een nieuwe universiteit, die i n het belang der oude universiteiten het best met deze vereenigd zou worden. Alleen langs

(13)

dezen weg kan volgens A U M U N D de eisch vervuld w o r d e n : verwijding van den gezichtskring, als noodzakelijk b i j een opleiding,- die het bijbrengen van een juist begrip van het geheele beschavings- en economische leven beoogt.

De daardoor mogelijke gemeenschapsarbeid moet volgens A U M U N D het laatste doel der o n t w i k k e l i n g der technische hoogescholen b l i j v e n . Reeds lang voor A U M U N D had R I E D L E R deze gedachte uitgesproken en wel i n 1898 i n zijn boek, „ U n s e r e Hochschulen u n d A n f o r d e r u n g e n des 2oen Jahrhunderts", waarin h i j zegt, dat n o c h de technische hoogeschool, noch de universiteit i n h u n geheel de leergebieden bevatten, die voor de v o r m i n g van den leider van den arbeid noodig zijn, de eerste bieden te weinig algemeene v o r m i n g , de laatste bieden niets dat i n levende v e r b i n d i n g met de practische toepassing staat.

. M e n herkent i n de uitingen van A U M U N D den onbedwingbaren Pruisischen organisatiezucht, welke blijkbaar ook i n hem leeft. V o o r zulke naturen moet het een uitermate l o k k e n d doel zijn tot een zoo omvangrijke Gesammtorganisation te geraken.

Het is waar, dat i n het groote arbeidsgebied van technische hooge-scholen en universiteiten een gedeelte aan beide zijden k a n worden aangewezen, waar zij elkaar overdekken, het gebied der wis- en natuur-dige en der economische wetenschappen, en dat, toen men ten behoeve van de toepassing dier wetenschappen b i j de bestudeering'der techniek een afzonderlijken leergang noodig achtte, men deze niet los had behoeven te maken van de universiteit o m er een afzonderlijke technische hooge-school mede te stichten. I n A m e r i k a heeft men dat i n vele gevallen nagelaten, waarschijnlijk omdat men daar grooter gemeenschapsgevoel en grootere achting voor de techniek bezat dan i n de oude wereld, waar de studie der techniek te veel als vakstudie w e r d opgevaf. M e n t r e f t in A m e r i k a b i j de nieuwere onderwijsinrichtingen de vereeniging .aan van technische afdeelingen met een juridische, een letterkundige, enz. Deze organisatie w o r d t daar als de meest gewenschte beschouwd, omdat men van meening is, dat samenwerking der i n r i c h t i n g e n , waar de algemeene vorming wordt beoogd, met de technische opleidingsinrich-t i n g , leidopleidingsinrich-t opleidingsinrich-toopleidingsinrich-t onderlinge ondersopleidingsinrich-teuning en versopleidingsinrich-terking van de afzon-derlijke afdeelingen.

V o o r een vereeniging i n groeten stijl is het i n ons l a n d te laat, de geschiedkundige o n t w i k k e l i n g is n u eenmaal een andere geweest en laat zich niet i n eens ongedaan maken. Maar de drang naar meer algemeene o n t w i k k e l i n g aan de technische hoogescholen door ver-grooting van het gebied der algemeene afdeeling, is niets anders dan

(14)

13

de poging tot herstel van de plaats gehad hebbende scheiding, een overbrugging van de daardoor ontstane r u i m t e . I n s t i n c t m a t i g groeit naar elkaar toe wat een gelijke basis van ontwikkeling behoeft.

Hoezeer erkennende dat de omgeving een invloed ten goede op de v o r m i n g kan hebben, meen i k toch dat er i n het algemeen grenzen z i j n voor de u i t b r e i d i n g dier omgeving, omdat de gunstige invloed ervan niet evenredig met de u i t b r e i d i n g toeneemt, maar een asymp-totisch verloop zal toonen, t e r w i j l daartegenover voor velen een wassend gevaar i n een teveel aan i n w e r k i n g is gelegen.

I n de v i j f jaren van zijn studie heett de student naast een belang-r i j k e u i t b belang-r e i d i n g van z i j n wetenschappelijke kennis, bekendheid te verkrijgen met maatschappelijke toestanden en de daarin heerschende verhoudingen, die met de o n t w i k k e l i n g en v o r m i n g van zijn karakter zijn t i j d geheel v u l l e n .

H e m daarbij met zijn jonge hersens te plaatsen i n een omgeving, die overvuld is van denkstof, hem de gelegenheid te geven te nippen aan alles, wat hem te proeven begeerlijk mocht toeschijnen, k a n hem i n zoodanige mate van zijn eigenlijke studie afleiden en zijn ver-mogen t o t opnemen zoozeer belasten, dat gevaar ontstaat voor een geestelijken chaos.

M e n behoeft zich echter over zulke toekomstplannen thans nog niet w a r m te maken, aangezien het wel zeer duidelijk is, dat aan de verwezelijking ervan niet gewerkt kan worden, zoolang meer voor de h a n d liggende maatregelen nog dringend o m uitvoering vragen.

V a n de laatste geeft A U M U N D als de voornaamste o p :

Zoo vroeg mogelijk inleiden i n het vakgebied, opdat de student d i t leert overzien en begrijpt, waarvoor de hulpwetenschappen dienen.

2=. V e r m i n d e r i n g van examenvakken o m vrijen t i j d voor de alge-meene v o r m i n g te w i n n e n .

3^. Diepere studie i n wiskunde en andere fundamenteele vakken voor die studenten i n de hoogere jaren, die de bekwaamheid en de neiging voor die studie hebben.

4<=. Diepere studie i n het eigenlijke vakgebied, i n plaats van gelijke beoefening van vele vakgebieden te verlangen en wel als voorbeeld van den wetenschappelijk verdiepten arbeid.

5^ Op een breeden grondslag moet volgen zoo groot mogelijke v r i j -h e i d i n de studie i n de -hoogste jaren door keuzevakken op alle gebieden, ten einde de studenten aan zelfstandig werken naar eigen inzicht te gewennen.

(15)

14

6=. T o t elkaar brengen van de studie der fundamenteele vakken voor de verschillende vakrichtingen, zoodat op dezen grondslag verder gebouwd kan worden i n verschillende richting, v e r m i n d e r i n g van het aantal vakrichtingen mogelijk wordt en de grenzen tusschen de overblijvende minder scherp worden.

7<=. Meer beoefening van den bedrijfsleer en de economie i n nauwe aansluiting aan het particulier b e d r i j f als grondslag voor de econo-mische werkzaamheid der ingenieurs, zooals het leven die eischt. .8=. Nauwer aansluiting van de studie aan de eischen van het practische leven, dat niet genoeg heeft aan een theoretisch goed gevormde constructeur, maar mannen met eigenschappen van den leider eischt, i n staat i n de maatschappij nieuwe wegen te vinden en te be-wandelen.

9«. Nauwe aanraking van professoren en het practische leven. T e r w i j l van een deel dezer eischen reeds gedeeltelijk o f geheel de vervulling werd nagestreefd, wenscht A U M U N D daarin nog verder te voorzien door de aansluiting van de handelshoogeschool aan de tech-nische hoogeschool en wel door aan de laatste een nieuwe faculteit voor economische wetenschappen te stichten, welke i n niet minder dan 42 vakken onderwijzende, daarmede nagenoeg het geheele gebied der handelshoogescholen bestrijkt. Eveneens wordt de landbouwhooge-school als een nieuwe faculteit i n g e l i j f d , een toestand, die overigens reeds i n Beijeren en ook i n Z ü r i c h bestaat.

De bestaande faculteiten worden teruggebracht tot vier stuks:

1". de bouwfaculteit, omvattende de v a k r i c h t i n g voor architectuur, voor

stedenbouw, voor waterbouw, voor spoorwegbouw, voor ijzercon-structie en voor landmeten;

2=. de faculteit voor mechanische bedrijven, omvattende de v a k r i c h t i n g

vopi den werktuigbouw, voor electrotechniek, voor scheepsbouw en

voor andere begrensde industriegebieden;

3<=. de faculteit voor berg- en h ü t t e n w e s e n , omvattende de v a k r i c h t i n g voor den bergbouw, voor het i j z e r h ü t t e n w e s e n en voor metaal-h ü t t e n w e s e n ;

4«. de faculteit voor algemeene wetenschappen, omvattende de vak-r i c h t i n g voovak-r chemie, voovak-r de technische physica en voovak-r de wis-kunde en natuurwetenschappen.

H i e r b i j komen dan nog de beide nieuwe f a c u l t e i t e n :

(16)

vak-IS

richting voor algemeene volkshuishoudkunde, voor privaathuishoud-kunde, voor bedrijfsrecht, voor bedrijfsleer en voor handelskennis; 6«. de faculteit der landbouwkennis, omvattende de vakrichtingen voor

landbouw, voor boschbouw en voor veeartsenijkunde.

Verder moge u i t deze r e f o r m nog worden vermeld, dat er een ruime plaats gegeven is aan practische oefeningen i n de werkplaatsen der hoogeschool, benevens onderricht door excursies naar staatsfabrieken en particuliere ondernemingen. Practisch werk, vóór de examens worden afgelegd, is bindend voorgeschreven.

Prof. S C H E N K i ) acht een afdoende h e r v o r m i n g van het technisch hooger onderwijs slechts mogelijk door herziening der paedagogische grondslagen ervan. T e r w i j l A U M U N D door verdiepten wetenschappelijken arbeid slechts een grondiger ingaan i n alle door de wetenschap ge-wezen wegen bereikt, een halve opgave, die niet den geheelen geest van den mensch i n beslag neemt, w i l S C H E N K het verdiepen vinden i n het scheppen, waarbij alle zintuigen, geheel het verstand, geheel de actieve beschavingswaarde van den mensch worden o n t w i k k e l d . T e r w i j l A U M U N D de oude fout van het technisch hooger onderwijs, h é t leeren van methodes o m daarmede te werken, behoudt en dus slechts i n staat is rekenaars, theoretici, geestelijke handlangers op te leiden, wenscht S C H E N K den productief scheppenden econoom te vormen, waarbij als m i d d e l gebruikt wordt het zelf doen werken aan de ver-vaardiging van eenvoudige, volledige, practisch bruikbare, i n ontwerp en uitvoering alle eischen, waarmede de ingenieur te rekenen heeft, vertoonende industrieproducten, waarbij alle wetenschappelijke en tech-nische volmaaktheden voorloopig achterwege blijven. H i j ziet i n dezen arbeid het begin van de v o r m i n g van den mensch, den econoom door productieven arbeid. De student staat als beginneling op het niveau, waarop deze arbeid hem pakt en de oogen opent, hem opheft u i t zijn technisch onvermogen, wat de op majestueuze hoogte zwevende weten-schap niet vermag. Op een vier tot v i j f semester lange vorming, op-gevat i n den z i n van „ t e c h n i e k als arbeid", volgt dan een voortgezet onderwijs i n verschillende richtingen.

S C H E N K stelt zich van zijn systeem groote gevolgen voor de geeste-l i j k e en ook zedegeeste-lijke v o r m i n g voor. H e t productief scheppen dwingt de geboden der werkelijkheid, der natuur i n het oog te houden en dus voortdurend met tegenwerkende krachten rekening te houden. U i t d i t scheppen leert de student, dat een j u i s t i n acht nemen van

i) „Zur Reform des UnterrichÊes des Maschlnenbauwesens an den Technischen Hochschulen" 1920 en „Die Technischen Hochschulen am Scheidewege" 1921 door Prof. Dr. Ing. J U L I U S ScHEmc.

(17)

i 6

alle voorwaarden tot succes leidt. D i t is een school, die hem gewent aan hindernissen en hem het inzicht geeft, dat nergens, ook niet i n het economische leven, onbeperkte v r i j h e i d mogelijk is, doch steeds afhankelijkheid, samenhang bestaat, welker e r k e n n i n g ' tot algemeen en eigen welzijn strekt, t e r w i j l de miskenning ervan, ondanks schijn-bare aanvankelijke voordeelen, ten slotte ook op schade van eigen belangen uitloopt.

Als A U M U N D de bestaande fabriek t o t basis neemt l ) , o f zelfs de nog meer i n een speciale r i c h t i n g ontwikkelde massafabriek, k o m t daaruit voor den student de misvatting op, dat het b e d r i j f van den ondernemer de hoofdzaak is en de productie en de daaraan verbonden techniek gekneld moeten w o r d e n i n den v o r m , welke het ondernemer-schap het meeste voordeel belooft. De ondernemer is te zeer op eigen voordeel bedacht, dan dat een op zijn schepping gebaseerde weten-schap het algemeen belang zou kunnen dienen. Volgens S C H E N K k a n de hoogeschool van A U M U N D geen v o r m i n g i n huishoudkunde geven, omdat zij den student de diepe beteekenis daarvan niet leert kennen, hem slechts de oppervlakte toont, die voortdurend verandert en ver-schillend beschouwd kan worden al naar sociale o p v a t t i n g . H i j beweert dat de technische hoogescholen voor de beslissende vraag staan o f zij overeenkomstig de vroegere opvattingen zich i n den maalstroom van een geest- en zieldoodend industrialisme zullen laten omlaag t r e k k e n , of dat zij de teekenen des tijds verstaande, door grondige reorgani-satie der ingenieursvorming aan de opwaartsche beweging van het Duitsehe volk willen medewerken.

De kern van de door h e m voorgestane opleiding geeft S C H E N K i n weinige woorden aldus: De techniek is de geestelijk hoogste ont-wikkeling der productie, bestemd om i n de behoeften te voorzien. Z i j dient zulks te doen naar de voorschriften v a n zakelijke doelmatigheid en sociale zedelijkheidsbegrippen. Evenals haar oervorm, de productie door den handarbeider, is zij daardoor een voortbrengende arbeid, die alle belangen — zoowel van producent als afnemer — tot h u n recht doet komen, — het product moet den eerste n u t geven en voor den laatste goed en prijswaardig z i j n ; — zij is derhalve economie en ge-schikt als ondervifijsmiddel voor de school o m arbeid als u i t d r u k k i n g der menschelijke, geestelijke en zedelijke bekwaamheden door eigen arbeid te onderwijzen. De leeraar moet het geheele wezen van de techniek als arbeid opvatten en het den student i n den eenvoudigsten v o r m doen doorleven, door zelf te werken aan het levende voorbeeld

(18)

1 7

van den beroepsarbeid, om liem daarna te toonen, dat al het verdere slechts herhaling, rijkere, meervormige aanzichten van eenzelfde grond-gedachte z i j n .

Riedler. Prof. R I E D L E R heeft zich herhaaldelijk over de Hochschulreform

geuit, niet a l t i j d op de meest vriendelijke wijze, ten opzichte van zijn collega's, die een andere meening dan de zijne hadden.

I n zijn geschrift „ A k a d e m i s c h e s Pneuma und die D r e h k r a n k e n " 1921, zegt R I E D L E R , dat slechts de toepassing i n het wezen der w e r k e l i j k h e i d binnenleidt en i n staat is scheppende geesten op te leiden, menschen, die iets van het moeilijke leven kennen en niet als i n de tegenwoordige school geheel scheppingsschuw worden.

Er is i n de natuur en daarom ook i n de wetenschappelijke techniek, afgezien van eenige allereenvoudigste verschijnselen, geen samenhang, die zich i n elementair wiskunstige taal of i n een integreerbare verge-l i j k i n g juist verge-laat u i t d r u k k e n , averge-lthans verge-laat zich de samenhang niet voverge-l- vol-ledig omvatten, zóó dat het uitgedrukte volvol-ledig de werkelijkheid weergeeft.

De zinnende en rekenende mensch moet dus bewuste fouten begaan, moet bewust van de werkelijkheid a f w i j k e n , door onderstellingen te maken, die ermede i n strijd z i j n , ten einde ten minste voorloopig tot een vereenvoudigd, begrensd i n z i c h t te komen en zelfs d i t laat zich niet a l t i j d mathematisch u i t d r u k k e n . D i t bewust foutieve moet vooral den studenten niet verzwegen worden. De groote k l o o f tusschen de theoretici en de werkelijke wereld wordthiergevonden. Wat de eersten door de verst gaande aanname en vereenvoudiging kunnen uitrekenen, noe-men zij het ware, het op natuurwetten steunende, het zuivere, het exacte, t e r w i j l het slechts wetenschappelijke meening op g r o n d van voor-loopige aanname is. De theoretici mogen zich slechts beschouwen als uitleggers, als verklaarders van de zaak, niet echter als verkondigers van de waarheid, zooals helaas meestal geschiedt.

O m vruchtdragend te scheppen dienen i n de hoofden der leiders en h u n medewerkers veel denkrichtingen en bekwaamheden samen te werken, zooals elke alledaagsche beshssing i n industrieele ondernemingen kan leeren. A l t i j d is zij gebaseerd op een reeks van aan elkaar ver-bonden voorwaarden, van wier juiste waardeering het succes afhangt. Zoo is de uitvoering a f h a n k e l i j k van de voorhanden middelen, die het bereikbare bepalen, van de geestelijke middelen der leiding en der medewerkers, de technische middelen voor de vervaardiging en de geldmiddelen, van de marktpositie, arbeiderstoestanden,

(19)

binnen-i 8

en buitenlandsche concurrentie, van vele zakelijk o f persoonlijk mede-of tegenwerkende krachten, en verhoudingen, van materiaalkosten en loonen, van den invloed van werklieden, bonden, gemeente en r i j k , van de banken, van den detailarbeid en z i j n juiste indeeling.

H e t is voldoende een enkele opgave te noemen o m i n te zien, dat overal veelzijdig denken w o r d t verlangd, waarbij de eenzijdig werkende theoreticus het moet afleggen.

B i j een belangrijk machinedeel moet de v o r m bepaald worden, rekening houdende met de eigenschappen van het materiaal, de wijze van vervaardiging en de eischen van het bedrijf, waarin het g e b r u i k t zal worden, benevens met het oog op de kosten. D a t eischt precies hetzelfde denken als v é r d r a g e n d e opgaven.

B i j alle overwegingen zijn de economische eischen van p r i m a i r en dwingend belang. Want de techniek is slechts m i d d e l t o t het econo-mische d o e l : iets te scheppen dat waarde heeft.

De eenzijdige theoretici zullen aanvoeren, dat dergelijke samenge-stelde overwegingen alleen den weinigen leiders aangaan en studenten daarmede i n het geheel niets te maken hebben. Z i j begaan daarmede een groote denkfout, want als niet alle medewerkers z ó ó denken en werken als de leiders en zich é é n gevoelen met de gemeenschappelijke, als juist erkende zaak en er een diepe belangstelling voor koesteren, zal resultaat u i t b l i j v e n . Reeds i n den aanvang b i j het ontwerpen moet dezelfde veelzijdige geest werken als later b i j de u i t v o e r i n g , de geest, die aan alle a f h a n k e l i j k h e d e n en de voortdurende verantwoordelijkheid denkt. W i e zich niet laat leiden door de gegeven voorwaarden, maar door zelfgemaakte o f schoolsche aannamen, is voor vruchtbare mede-w e r k i n g niet geschikt. W i e niet denkt aan de eischen van het bedrijf, de beschikbare geldmiddelen, enz., levert f o u t i e f werk.

Verbetering is volgens R I E D L E R i n het gebied der wetenschappelijke techniek zeer eenvoudig.

Mechanica moet gedoceerd worden door w e r k e l i j k wiskundigen, niet door halve en moet é é n geheel uitmaken met de hoogere wis-kunde. Alles wat de wiskunde niet baas kan zonder onderstellingen, die i n strijd zijn met de werkelijkheid, behoort i n de vakstudie thuis. De vakwetenschap moet haar tegenwoordige scheiding opgeven en eindelijk overgaan tot de samenvatting van het waargenomene, dat slechts aan de ervarenen iriogelijk is.

Omgekeerd w o r d t echter gehandeld. Mechanica w o r d t voor ver-, schillende vakrichtingen verschillend onderwezen en de Hochschul-r e f o Hochschul-r m van A u M ü N D w i l een gedwongen weg dooHochschul-r deze theoHochschul-rie en een vrije keus i n het vakgebied, dat alleen de gelegenheid biedt iets van

(20)

19

de werkelijkheid te hooren, doch waarin dan allen den weg van den kleinsten weerstand zullen gaan.

De menschen met ervaring zijn mede schuldig aan deze toestanden, omdat zij er niet tegen opkomen en hun zwijgen als instemming wordt beschouwd. Z i j inoesten openlijk verkondigen, dat zij groote dingen volbrengen zonder schooltheorie, met onderstellingen overeen-komstig de w e r k e l i j k h e i d en een m i n i m u m aan rekenarij, dat de laatste en de theorie slechts werktuigen zijn onder de vele, die zij gebruiken, dat de berekening nooit leidt, maar alleen helpt contro-leeren, wat de leidende geest vooruitziet, dat op den moeilijken weg van het aanvatten eener zaak tot aan de uitvoering en de economische bedrijfsresultaten ervan, aan de berekening niet meer waarde'toekomt dan aan de andere overwegingen en hulpmiddelen, dan aan de teeke-n i teeke-n g , die zaakkuteeke-ndig, volledig eteeke-n duidelijk moet aateeke-ngeveteeke-n, w a l de leider w i l en wat h i j voor zich ziet, dat de rekening b i j dezen arbeid zelfs het meeste schuldig b l i j f t , omdat zij volkomen zakelijk juist zou moeten z i j n , o m den leider te helpen, doch het nimmer zijn kan, omdat zij a l t i j d vastzit aan onderstellingen i n strijd met de werkelijkheid.

T e r w i j l er eenheid van gedachte is b i j de drie geciteerden omtrent de noodzakelijkheid van de aansluiting der studie aan het practische leven, bestaat er dus felle verdeeldheid over de middelen, die daarvoor dienen aangewend te worden.

Reeds de naam „ H o c h s c h u l e f ü r T e c h n i k u n d W i r t s c h a f t " door AuiMüND gebruikt, maakt de verontwaardiging van R I E D L E R gaande. H i e r i n toch worden techniek en huishoudkunde naast elkander gesteld en daardoor gescheiden, t e r w i j l elke techniek huishoudkunde is, want techniek bestaat niet om haars zelfswil. I n overeenstemming met den naam, wordt de huishoudkunde i n een bijzondere afdeeling, de facultat f ü r Wirtschaftswisserischaften, onderwezen. N o o i t echter leidt de huis-houdkunde den vooruitgang, dat doen de leiders, die nieuwe wegen en middelen zien om juist begrepen behoeften op eenvoudiger o f betere wijze te bevredigen dan tot n u toe, waardoor zij nieuwe doelen toonen aan de economie en haar het nieuwe dwingend opleggen.

De V e r e i n Deutscher Maschinenbauanstalten heeft i n haar ver-trouwelijke mededeelingen een lofrede op de R e f o r m gehouden, die echter u i t d r u k k i n g e n bevat, welke op deze gezindheid een vreemd l i c h t doen vallen.

N i e t daardoor, zegt de schrijver ervan, D r . L I P P A R T , zullen w i j het doel bereiken, dat w i j onze nakomelingen aan recht vele vakken laten n i p p e n ; lieden die met nog grootere meening van hun geestelijke

(21)

Fransche meening over technisch hooger onderwijs.

Algemeen over-zicht der moeilijk-heden voor het technisch hooger onderwijs.

beteekenis als tot dusver de hoogescholen verlaten, belasten de industrie. Dat doet echter j u i s t de R e f o r m volgens A U M U N D , zegt R I E D L E R , die laat kiezen tusschen theorie, vormgeving, b e d r i j f en huishoudkunde, die toch onscheidbaar te zamen hooren, die een bijzondere huishoud-kundige afdeeling opricht met 42 vakken, waaraan genipt k a n worden, hoewel de fundamenteele vakken erin ontbreken.

Evenzoo wordt i n de lofrede het voorwerp ervan veroordeeld door u i t d r u k k i n g e n als „ b e g r i j p e n der samenhang der dingen, ook der levende werkelijkheid is noodig", t e r w i j l toch A U M U N D de samenhang verbreekt tusschen techniek en huishoudkunde, tusschen chemie en H ü t t e n w e s e n door ze i n verschillende faculteiten onder te brengen. E n voorts „ e r n s t i g e beroepsopvatting en diep gevoel van verantwoor-delijkheid tegenover natuurwetten, den ondernemer, de beambten, de arbeiders en de volksgemeenschap", terwijl het a m b t e l i j k e plan aan de voorbereidende cursus twee jaar toewijst en daarna de vakstudie, waarin dat alles geleerd moet worden, door den onervaren student laat kiezen, die dus, als h i j w i l , al dat schoons v o o r b i j k a n gaan.

Om ten slotte nog een Fransche uitspraak te doen hooren, citeer ik een enkele passage u i t het werk van F A Y O L , „ A d m i n i s t r a t i o n i n -dustrielle et g é n é r a l e " , waar h i j spreekt over het technisch hooger onderwijs. H i j zegt d a a r v a n :

„ N o t o n s d'abord que les cours y sont presque exclusivement tech-„ n i q u e s , q u ' i l n ' y est question n i d'administration, n i de commerce, „ni de finances, a peine de s é c u r i t é de l'entreprise e f t r é s peu de comp-„ t a b i h t é . A j o u t o n s que la culture g é n é r a l e a peu d'influence sur Ie „ c l a s s e m e n t de sortie et que les q u a l i t é s physiques et morales n ' y f i g u -„ r e n t pas.

„ N o t o n s enfin que Ie concours d'admission donne aux m a t h é m a t i q u e s une place t r é s p r é p o n d é r a n t e . "

„II y a u n tel é c a r t entre cette é d u c a t i o n et les q u a l i t é s et con-„ n a i s s a n c e s dont les i n g é n i e u r s et les chefs d'industries doivent êt r e „ p o u r v u s , qu'on ne saurait s ' é t o n n e r si Ie r é s u l t a t visé n'est pas atteint." U i t het voorgaande zal gebleken zijn i n welke r i c h t i n g i n groote lijnen de o n t w i k k e l i n g van het technisch hooger onderwijs wordt ge-wenscht. M e n is van oordeel dat technische vaardigheid, hoe groot zij ook zijn moge, voor den ingenieur alléén onvoldoende is.

Ruimte van kennis moet h i j hebben, ter wering van bekrompen, eenzijdige opvatting, zijn algemeene o n t w i k k e h n g en beschaving moeten beleidvol optreden, aanpassingsvermogen en oordeelkundig voorgaan voor hem mogelijk maken.

(22)

E n toch zien we, dat naarmate i n den loop van den t i j d die eisch zich duidelijker afteekent, de student aan de technische hoogeschool meer en meer w o r d t gedrongen naar een vakstudie en afgeleid van de algemeene ontwikkeling, die basis moet zijn voor zijn aanstaand leiderschap. De verklaring ervan ligt in de uitgebreidheid, de verdieping en de aantrekkelijkheid van het technische weten en het tekort aan aanraking van de onderwijsinrichting met de p r a k t i j k . Deze veroorzaken een zich steeds meer inwerken i n de wetenschap, geholpen door prachtige laboratoria, onder leiding van mannen, wier eerzucht het is als vorscher de grenzen der wetenschap u i t te zetten, maar die niet meer i n de p r a k t i j k kunnen gevoelen welke waarde naast de technische bekwaamheid aan de andere eigenschappen en kennis van den ingenieur moet worden toegekend. E n nog erger dan alleen een overschatten van de waarde der technische opleiding heeft plaats. I n elk vakgebied wordt doorgegaan met te verdiepen en men graaft zoo diep i n eigen gebied, dat hooge wallen b l i j v e n staan, die het aangrenzend gebied aan den b l i k onttrekken. N i e t alleen overwegend technisch, maar bovendien eenzijdig technisch is de opleiding geworden.

De kunst van de hoogeschool moet z i j n o m steeds ruimte van t i j d te houden voor de o n t w i k k e l i n g van haar leerlingen tot algemeen ge-vormde menschen door b i j het gestadig toenemen i n omvang en ver-dieping van de technische wetenschap, de gemeenschappelijke basis van alle vakstudie steeds te b l i j v e n onderkennen en te vereenvoudigen.

De technische vakstudie is veel eenvoudiger dan die i n de overige wetenschap, die de ingenieur noodig heeft. De eerste werkt met vaste vooropstellingen, t e r w i j l men daarnaast den grond onder zijn voeten bewegelijk voelt worden. N i e m a n d k a n een vast stel regels aangeven, volgens welke ondernemingen moeten worden bestuurd o m economisch en sociaal een succes te z i j n . M e n kent wel de principes, maar de toepassing ervan verschilt b i j elk volgend geval van het vorige, al-h a n k e l i j k als z i j is van de veranderlijke bijomstandigal-heden. De juiste toepassing vereischt inzicht, tact en o n d e r v i n d i n g , welke groeien i n de toepassing, maar i n de hoogeschool een uiterst moeilijk studieobject vormen. T o c h moet i n de mate, waarin het mogelijk is, de opleiding zich er mede bezig houden, grondslagen leggen, die i n het nauwste verband met de p r a c t i j k staan. Z i j k a n alleen worden gegeven door docenten, die de p r a c t i j k kennen en er voortdurend voeling mede houden. Onze technische hoogeschool moet met de op haar geoefende c r i t i e k haar voordeel doen. K r i t i e k van bevoegde zijde zij haar aangenaam niet alleen, maar worde beschouwd als een levensvoorwaarde voor haar, behoedende voor verstarring en b l i n d h e i d .

(23)

22

Daarom verdient het werk dat de Vereeniging van Delftsche Inge-nieurs heeft verricht, waardeering, Deze Vereeniging bevat de mannen uit de practijlc, hen die r i c h t i n g geven b i j het zoeken naar nieuwe wegen door het aanwijzen van de behoeften, z i j is een n i m m e r ver-drogende bron van nieuwe gedachten, komende u i t de levende wereld, vertolkende de behoefte aan ontwikkeling der techniek en daardoor r i c h t i n g gevende voor de v o r m i n g der jonge ingenieurs.

H e e f t onze Technische Hoogeschool de stemmen u i t de p r a c t i j k gehoord en begrepen?

Laat i k trachten deze vraag onder de oogen te zien, maar daarbij allereerst een oogenblik verwijlen b i j de behoefte aan ingenieurs.

Behoefte aan N i e m a n d ontgaat het meer, dat op den t i j d van kostbare uitspattingen, technisehe die achter ons ligt, noodzakelijk een t i j d van verarming en n o o d d r u f t krachten. moet volgen, dat kapitaal-vernietiging niet beloond w o r d t met welvaart,

of zedenverwildering het aankweeken van arbeidslust tot gevolg heeft. Een groot deel der menschheid b e v i n d t zich i n een toestand van mindere financieele draagkracht en het gevolg daarvan zal z i j n , dat veel wat vóór den oorlog schijnbaar een onmisbare behoefte des levens was en als zoodanig werd aangekocht, van de wereldmarkt zal ver-d w i j n e n ver-door gebrek aan vraag. Belangrijke i n k r i m p i n g van vele inver-dus- indus-t r i e ë n is daarvan n u reeds heindus-t gevolg en daindus-t zal, als de reserves zijn opgebruikt, die hen thans nog den strijd kunnen doen volhouden, i n nog meerdere mate het geval z i j n . Groote groepen arbeiders en hun leiders zullen den arbeid, waarin z i j voor den oorlog hun bestaan vonden, moeten opgeven, omdat de behoefte aan het product ervan niet meer bestaat. V a n de verminderde behoefte en daardoor van de productie zal de handel den terugslag b l i j v e n d bespeuren en zich dus tot geringere afmetingen teruggebracht zien. Ook hier komen arbeiders en leiders v r i j , evenals i n het verkeer, waarvan de hoogte een afspie-geling is van de toestanden i n industrie en handel.

Men hoort veelvuldig de redeneering, dat de vernieling van den oorlog hersteld moet worden en daardoor dus i n het bijzonder voor den ingenieur een t i j d van verhoogde arbeidsmogelijkheid is aangebroken. Deze redeneering zou juist z i j n , als alle naties v ó ó r den aanvang van den oorlog een verzekering hadden k u n n e n sluiten tegen de mogelijke nadeelige gevolgen en geldelijke schade, welke deze voor hen zou kunnen hebben en u i t de na den oorlog uit dezen hoofde ontvangen bedragen de schade konden herstellen. N u dat echter niet het geval is, bevinden zij zich i n de positie van den onvoorzichtigen landman, die i n het bezit van een hoeve en vee, deze niet verzekert en ze op een ongelukkig oogenblik door de vlammen verteerd ziet. De

(24)

weder-23

opbouw van zijn hoeve zal geen bedrijvigheid i n den omtrek ver-wekken, want hulpkrachten kan h i j niet betalen, zachtjes aan, heel langzaam, alleen met eigen handenarbeid moet h i j trachten zijn kapi-taal te herwinnen, t e r w i j l h i j met zijn gereduceerd kapikapi-taal een nieuwe evenwichtstoestand moet vinden, waarin inkomsten en uitgaven tegen elkaar opwegen. I n plaats van i n een ruime hoeve, zal h i j behuisd zijn i n een eigen gebouwde hut, zijn kudde vee zal vervangen zijn door een enkel beest, met een hypotheek op zijn stuk land gekocht, de arbeid van zijn knechts is onnoodig geworden o f wordt door hemzelf en z i j n v r o u w gedaan. Slechts het hem ter hand stellen van een som gelds, groot genoeg om den opbouw van zijn verbrande hoeve aan te besteden en o m opnieuw vee te koopen, zouden den ouden toestand k u n n e n herstellen, maar niemand geeft hem die, n u h i j geen zekerheid kan stellen en ook de Staten, die i n den oorlog hun have en goed i n vlammen hebben doen opgaan, behoeven op zoo'n wonder niet te wachten. Een hypotheek op het beetje kapitaal, dat hun restte, mis-schien zelfs w e l een w e l w i l l e n d k l e i n voorschot op hun productie, is alles wat zij k u n n e n verwachten en dan door eigen kracht bescheiden aan, met veel werken en veel sparen er weer boven op komen, zoo zullen voor de wereld de eerstvolgende tientallen jaren verloopen. E r kan voorloopig geen sprake zijn van een levendigen, vlotten herbouw tot v ó ó r o o r l o g s c h e toestanden, men kan thans slechts zoeken naar een nieuw economisch evenwicht als basis voor hernieuwden opgang. I n deze concentratie zullen veel arbeidskrachten afgestooten worden als overbodig en ook de technische wereld zal haar deel daarin te dragen hebben. Waarheen met die krachten? E r is maar één weg, dat is naar de oervormen van het menschelijk bestaan, naar de onont-gonnen streken o f zij op de Veluwe, i n Canada, T a s m a n i ë o f Zuid-A m e r i k a z i j n gelegen, o m daar de gelegenheid te vinden voor zich zelf te zorgen, n u het kleinere gebouw der wereldhuishouding voor hen geen plaats meer biedt. Emigratie op groote schaal, voortreffelijk voorbereide en gecontroleerde tewerkstelling i n den bodemcultuur i n daarvoor geschikte streken is hetgeen op het oogenblik het meest noodig is, het nalaten daarvan beteekent voor de overtollige krachten niets minder dan de dood door verhongering.

Is u i t b r e i d i n g van het aantal ingenieurs als bedrijfsleiders reeds door de hiervoor aangeduide economische concentratie i n een reeks van jaren onnoodig, er zijn nog andere redenen, die tot beperking van het aantal i n de o p l q d i n g manen.

H e t aantal studenten te D e l f t is i n de laatste 15 jaren van 1160 op 2400 gestegen, daarnaast worden op middelbaar technische scholen

(25)

nog groote aantallen technici gevormd. Is voor al deze krachten i n de hedendaagsche maatschappij plaats?

De ingenieur, die zijn doel bereikt heeft en zich opgewerkt tot een o n a f h a n k e l i j k e positie i n de maatschappij, is de economisch denkende schepper. Onder zich heeft h i j de jongere ingenieurs, die zijn voetstappen d r u k k e n en h e m eenmaal zullen opvolgen i n zijn positie. Z i j zijn op-geleid als h i j , werken harmonisch met hem mede, begrijpen z i j n r u i m t e van i n - en overzicht. Onder hen staan i n het b e d r i j f de middelbare technici, doorkneed i n de details ervan en d i t besturende i n de r i c h t i n g als door den leider aangegeven, ontwerpende op de teekenkamer en uitvoerende i n de werkplaats o f i n de p r a k t i j k , wat h u n door den leider is opgedragen.

I n het economisch geleide bedrijf, waar ieder de plaats heeft, waar h i j het nuttigst werkzaam k a n z i j n , stijgt de vereischte veel-zijdigheid van bet i n d i v i d u met z i j n positie i n de organisatie. D i t is duidelijk en voor de hand liggend, doch merkwaardiger is het, dat b i j het stijgen op den hierarchieken ladder de verhouding, waarin men zich aan de verschillende werkzaamheden heeft te wijden een geheel andere wordt. V o l g e n we als voorbeeld een j o n g ingenieur, die i n een middelgroot bedrijf als assistent bedrijfschef aankomt, na verloop van t i j d o p k l i m t tot bedrijfschef, tot chef van den technischen dienst i n z i j n geheel en eindelijk tot directeur. I n z i j n eerste positie zal h i j zich bezig hebben te houden met de uitvoering i n de werkplaats van de orders en derhalve de technische vraagstukken, die zich daarbij voordoen, moeten beheerschen, d.w.z. de wijze van bewerking der grondstoffen, de eigenschappen en keuze dier grondstoffen, de constructieve eischen aan het product gesteld enz. Een belangrijk deel van z i j n w e r k zal daarin bestaan, maar er naast moet door hem gezorgd worden, dat h i j als deel van het geheele organisme alles doet wat de harmonische samenwerking met de andere deelen k a n bevorderen en nalaat wat die kan verstoren. O m z i j n werk geregeld en goed te laten verloopen, zooals de samenwerking eischt, dient h i j zijn personeel met kennis van zaken te kiezen, i n te deelen en te besturen, h i j dient elk oogenblik vooruit te zien wat de eischen van het werk zullen vorderen o m niet voor verrassingen te komen staan, die stagnatie veroorzaken, h i j moet z i j n programma altijd duidelijk voor oogen hebben, zijn personeel doordringen van zijn geest en tot ijver en plichtsbetrachting weten aan te zetten door zijn voorbeeld en zijn w i l , niets mag hem ontgaan wat onder zijn controle staat. Ziedaar een arbeid, die met zijn vak-opleiding weinig te maken heeft, doch des te meer met-de o n t w i k k e h n g van zijn persoonlijkheid en i n belangrijkheid reeds spoedig zijn technisch

(26)

25

werk zal evenaren. D i t is mogelijk omdat h i j onder zich heeft bazen, voormannen en werklieden, voor wie de technische arbeid de hoofdzaak is, en aan wie h i j dus een grooten steun op dat gebied

heeft-Voorts zal de bedrijfsassistent zich goed rekenschap moeten geven van de kosten, welke zijn wijze van doen aan de onderneming ver-oorzaakt en deze steeds i n klare en overzichtelijke wijze weten aan te geven, zorg dragende, dat zij de concurrentie k u n n e n verdragen en het product niet onverkoopbaar maken.

M e n voelt u i t het voorgaande al reeds, dat wie als directeur eener onderneming u i t zijn assistenten-bedrijfschef een keuze moet doen tot v e r v u l l i n g van een opengevallen plaats als bedrijfschef, zeker niet alleen en misschien zelfs niet hoofdzakelijk op technische kennis zal letten, maar dat het optreden van den assistent i n zaken van organisatorischen, administratie ven en comptabelen aard daarbij groot gewicht i n de schaal zal leggen. T e meer omdat als h i j bedrijfschef is geworden, het technische gedeelte van zijn werk nog meer i n k r i m p t en verdrongen wordt door zorg voor de organisatie, waarbij n u ook nog koopmanschap zich voegt, een wijziging, die zich voortzet als h i j chef van technischen dienst wordt, t e r w i j l hij als directeur zijn directe deelneming i n het technisch werk tot zeer bescheiden afmetingen ziet teruggebracht en de organiseerend-administratieve en commercieele arbeid het leeuwendeel uitmaakt.

Deze loop van zaken heeft voor menigen technicus iets teleur-stellends, omdat de zuiver technische arbeid een buitengewone aan-t r e k k e l i j k h e i d heefaan-t en eenvoudig is vergeleken meaan-t de alomvaaan-taan-tende opgaven, waarvoor de ingenieur-directeur eener onderneming wordt gesteld. Maar de werkkring van den laatste, al heeft h i j de techniek als h u l p m i d d e l minder noodig, is de belangrijkste, omdat hij daar ook dient te staan als persoonlijkheid, als voorganger en bestuurder, als koopman en financier.

E r z i j n ingenieurs, die deze hoogte van h u n vak niet begeeren en zich niet voelen als een scheppende kunstenaar, als de economische voortbrenger, die den strijd niet schuwende, alle moeilijkheden en tegenwerkende krachten aandurft. Z i j k u n n e n op tal van plaatsen rustiger w e r k k r i n g v i n d e n , die hen voor wetenschappelijk technisch werk meer gelegenheid geeft, o f w e l zij blijven staan op die trede van den ladder, waar het technisch werk nog overheerscht. Op het constructie-bureau, i n de laboratoria zijn zulke plaatsen voor duurzaam v e r b l i j f te v i n d e n , maar zij moeten zich dan niet beklagen, wanneer hun krachtiger collega's hen voorbij streven en wellicht hun chef worden.

(27)

Die nemen daardoor sleclits de belooning i n ontvangst, welke de maatschappij voor de besten heeft weggelegd.

I n den laatsten t i j d , n u hooge loonen als tegenwicht de uiterste zuinigheid i n de productie vereischen, heeft samenbinding der industrie tot groote belangengemeenschappen meer en meer plaats. H e t vervangen van meerdere kleine ondernemingen door é é n groote maakt i n die kleine een deel van het intellect overbodig, omdat het centraal bureau daarin voorziet, het heft dus ingenieursplaatsen op en vergt aan het h o o f d der nieuwe onderneming mannen van grootere capaciteiten dan voor de kleine noodig Avaren. Een deel der practische opleiding verschrompelt, de eischen van de practische v o r m i n g der hoogste leiders stijgen, het aantal ingenieurs, dat de industrie noodig heeft, vermindert, de open-gevallen plaatsen k u n n e n door middelbare technici worden ingenomen. Z i j eischt minder ingenieurs van hoogere qualiteit en bemoeilijkt tegelijk de opleiding i n de p r a k t i j k . Z i j stelt dus zwaardere eischen aan de technische hoogescholen.

Ook voor hen, die een plaats b u i t e n de industrieele ondernemingen vinden, waarin zij aan het herstel van de wereld k u n n e n medewerken, is een taak weggelegd, die belangrijk en dankbaar i n de hoogste mate genoemd mag worden. Z i j vereischt, zooals het geval is b i j de volbrenging van elke groote taak, i n de eerste plaats een persoonlijk-heid, maar vervolgens inzicht i n het bonte samenstel van economische verschijnselen, om er den weg tot herstel i n te k u n n e n onderkennen en den eersten stap te durven zetten op dien w e g ; zij vereischt verder kennis van toestanden en verlangens op sociaal gebied.

, De ingenieur, die onder alle omstandigheden te zorgen heeft voor een zoo groot mogelijk n u t t i g effect van de aan eenigen arbeid ten koste gelegde bedragen, is daardoor gewend aan het toepassen van dezen voor de economische verhoudingen van het grootste belang zijnden regel.

Z i j n scheppingen op elk gebied, waarop h i j zich beweegt, hetzij landbouw, industrie, scheepvaart enz., staan steeds i n het teeken der zuinigheid. Daardoor is h i j i n staat gebleken belangrijke veranderingen op economisch gebied te voorschijn te roepen, maar omgekeerd zal door d i t verband, zoowel i n tijden als we v ó ó r den oorlog beleefden, toen het economisch wereldgebouw reeds topzwaar dreigde te worden en de grootste voorzichtigheid b i j zijn verderen opbouw geboden was, als thans, n u de plaats gehad hebbende ineenstorting b i j bewegelijken ondergrond den opbouw onder de moeilijkste omstandigheden noodig maakt, de ingenieur een der voornaamste medewerkers moeten zijn b i j het streven naar een nieuwe, evenwichtige wereldorde.

Cytaty

Powiązane dokumenty