VOORWOORD
Technici weten meestal vernuftige oplóssingen te bedenken voor de problemen die zij tegenkomen. Deze oplossingen moeten echter altijd aan minstens één voorwaarde voldoen: ze moeten economisch haalbaar zijn. Om deze reden moeten er tijdens en vlak na de ontwerpfase van een project één of meerdere economisch~ evaluaties uitgevoerd worden.
De nu voor U liggende evaluatie werd gemaakt in het kader van het college De Chemische Fabriek van Professor Ir. A.G. Montfoort als aanvulling op de G-opdracht 1982 van het Laboratorium Apparatenbouw voor de Procesindustrie aan de T.H. Delft.
Het ontwerp dat geëvalueerd wordt is een aromaten fabriek met transalkyleringsunit. Een deel van de gebruikte gegevens is afkomstig van ESSO, de opdrachtgever voor deze G-opdracht. De evaluatie is samengesteld door: N.F. Viets
M.S.A. Boonen
Begeleiders waren de Heren: Prof. Ir. A.G. Montfoort Drs. F.A. Meijer
-INHOUDSOPGA VE
HOOFDSTUK
III
III
IV
VVI
VII
Doel van en gevolgde methode bij de studie
Warmtehuishouding' destillatietreinen en
bepaling van de totale investering •
• 1.1.
Investering voor de warmtehuishouding
bij de destillatietreinen •
• 1.2.
Kapitaliseren van de energiekosten
.1.3. Renteniersmethode
.2 •
Bepaling van de investeringen
• 2. 1 • De omze tme thode
.2.2. De methode van Zevnik-Buchanan
.2.3. De methode van Guthrie
.2.4. Vergelijking van de drie methoden
Bepaling van de afschrijvingen
• 1 •.2. G 3.
Rechtlijnige afschrijving
Sinking Fund methode
De door ESSO gebruikte methode
Massabalans en bepaling van de omzet
• 1 • .2.
Overall massabalans
Omzet van de units
Kostenbepaling
Resultaten van de berekeningen
• 1 •.2.
Bepaling maximale kostprijs
van de voedingsstromen.
Bepaling van de toegevoegde waarde
Conclusies
PAG.
4
67
10 1113
13
14 17 17 20 2123
24
26
2729
33
37
3839
42
HOOFDSTUK
I
DOEL VAN EN GEVOLGDE METHODE
BIJ
DE STUDIE
-I - Doel van en gevolgde methode bij de studie.
Het doel van de studie is het verkrijgen van inzicht in de economische haalbaarheid van onze beide processen voor aromaten fabricage. We hebben hiertoe eerst binnen de twee scheidingstreinen een keuze gemaakt tussen drie methoden van warmteintegratie, deze keuze was gebaseeerd op het vergelijk in de G-opdracht (zie II.l). Vervolgens zijn we gaan kijken of de twee treinen het gewenste produkt kunnen leveren voor een reëele prijs. We hebben de twee processen volkomen naast elkaar beschouwd om ze enigzins met elkaar te kunnen vergelijken, dit vergelijk is natuurlijk moeilijk omdat de processen verschillende invoerstromen
hebben en omdat het ene proces een scheiding is ( extractie), en het andere proces duidelijk een fabricageproces
( transalkylering).
De delen van de totale unit die wij beschouwen zijn de extractieunit met de daaraan gekoppelde BTX-scheidingstrein
( in het vervolg het extractiedeel te noemen), en de trans-alkyleringsunit met de daaraan gekoppelde BTX-scheingstrein
( in het vervolg het transalkyleringsdeel te noemen). We laten kolom Tl buiten beschouwing omdat dit een geïnte-greerde kolom is. Gegevens over de in- en uitgaande stromen zijn in hoofdstuk IV gegeven.
We hebben in dit verslag twee methoden gebruikt om de haalbaarheid te toetsen, te weten een algemene waarbij per produkt een deel van de kosten wordt toegerekend
zodat de toegevoegde waarde van een ton produkt kan worden berekend. Deze methode is niet erg ste~k prijsafhankelijk hoewel de omzet wél gebruikt wordt voor rente en afschrijvings-berekeningen.
De tweede methode maakt gebruik van prijzen van de produkten en van de totale kosten~ met deze twee gegevens in combinatie
-met de massastromen is dan een waarde te berekenen die de voeding voor het proces heeft. Is deze waarde hoger dan de prijs bij direkte verkoop dan. is het proces lonend, anders is direkte verkoop van de voeding aan te bevelen. De totale kosten zijn opgebouwd aan de hand van het schema op 'pagina II. 2 van deel 2 van het dictaat "De Chemische Fabriek" waar een onderverdeling wordt gemaakt in
fabricage en algem~e kosten. Deze twee hoofdgroepen worden weer verder opgesplitst en tenslotte ontstaan kostengroepen waaraan wij waarden hebben toegekend ( zie Hoofdstuk V).
De investeringen zijn op drie manieren bepaald, te weten de omzetmethode, de methode van Zevnik-Buchanan en de methode van Guthrie. In hoofdstuk III zijn deze methoden uitgewerkt en de resultaten gegeven.
In Hoofdstuk IV zijn de gebruikte afschrijvingsmethoden gegeven, namelijk de linea.:i,.~e· &!f"sl!:hrijving, de sinking fund methode en de door ESSO gebruikte methode.
De totale uit dit alles volgende jaarlijkse kosten van de plants zijn in Hoofdstuk V gegeven.
Tenslotte worden de eindresultaten van de berekeningen in HoOfdstuk VI uiteengezet. Kanttekening bij deze cijfers is dat wij geen rekening gehouden hebben met belastingen en er van uit zijn gegaan dat we een volkomen nieuwe
fabriek bouwen, zonder gebruik te maken van reeds aanwezige faciliteiten of equipment. Ook onze conclusies zijn op deze basis getrokken.
Tenslotte dient nog opgemerktte worden dat, tenzij anders is vermeld , alle gebruikte methoden afkomstig zijn uit het dictaat bij het college M17, De Chêmische Fabriek, Van Prof. Ir. A.G. Montfoort.
-HOOFDSTUK
11WARMTEHUISHOUDING DESTILLATIETREINEN
&
BEPALING VAN DE TOTALE INVESTERINGEN
-11.1. I. Investeringen voor de warmtehuishouding bij de
destillatie treinen.
Zoals vermeld staat
~nhet G-Groep verslag '82 (Hfdst. VI.3)
zijn er voor de energievoorziening van de destillatiekolommen
verschillende alternatieven (zie fig. 11.1
tlm3):
A:
Het toepassen van conventionele reboilers en condensors. (fig.II.I)
B:
Het koppelen via een warmtewisselaar van de topstroom van
de xyleenkolom met de bodemstroom van de benzeenkolom van
iedere destillatietrein. Verder wordt dan het
conventione-Ie systeem toegepast. (fig. 11.2)
Cl: Het toepassen van warmtepompen bij de kolommen. De hiervoor
benodigde compressoren worden aangedreven door turbines waarin
stoom expandeert van 40 naar 9 bar. (fig 11.3)
C
2
: Idem als Cl ; nu worden de compressoren echter door
electro-motoren aangedreven. (fig. 11.3)
In het G-Groep verslag zijn voor deze alternatieven de
apparaat-kosten bepaald. Het verschil in deze apparaat-kosten tussen de alternatieven
gedeeld door het verschil in energieverbruik geeft dan de Pay-back
time. Dit
~seen vrij grove benadering. Er zal nu getracht worden
om m.b.v. de werkelijke investeringen (de methode om deze te bepalen
zal verderop in dit hoofdstuk worden toegelicht) en rekening houdend
met rentepercentages tot een reëel ere keuzebepaling te komen. De
investeringen en energiekosten zijn afgebeeld in tabel 11.1.
Tabel Il. I
~n10
6
fl.investering
energie
-Investeringen en energiekosten
bij de warmtehuishouding.
alt.
Aalt.
Balt.C
I
4,556
5,200
39,172
24,8
19,9
7,03
- 7-aILC
2
·
28,940
11,48
figuur 11.1: Conventionele warmtehuishouding met
een reboiler en een condensor
D,
-
- -
-~----,figuur 11.2 :Koppeling van twee destillatiekolommen.
8-" "
D
figuur
11.3:Warmtehuishouding met een warmtepomp.
-De voor de keuzebepaling gebruikte methodes zijn:
- methode waarbij de energiekosten gekapitaliseerd worden.
- Renteniersmethode: bepaling van de capitalised costs.
11.1.2. Kapitaliseren van de energiekosten (M17, IV-l.2.3)
Bij deze methode wordt het verschil in energiekosten tussen
de alternatieven vergeleken met het bebrag van de extra investering.
De energiekosten worden als een annuïteit beschouwd waarvan de
huidige gekapitaliseerde waarde bedraagt:
waarin:
Sh
$ .
~K x
$.
energ.
~huidige gekapitaliseerde waarde
Annuiteitsdiscountfactor voor een reeks van
n periodieke betalingen bij een continue rente
van r% per periode.
We nemen hier n= 10 jaar en r= 10% /jaar. Volgens tabel IV.l uit
het dictaat Chemische Fabriek volgt:
$.=6,14.
~
Ui t tabel 11. 1 bepalen we nu de verschillende
De resultaten worden afgebeeld in tabel 11.2 •
Invest. en Energie.
Tabel 11.2 :kapitalisren van de energiekosten.
~n
10
6
fl.
verg_
el ijking
En. x $ .
Invest.
uitslag
~AB
30,11
0,64
pos.
-AC
1
109,18
34,62
pos.
AC
2
81,84
24,38
pos.
BC
1
79,07
33,97
pos.
BC
2
51,73
23,74
pos.
C
2
C
1
27,34
10,23
pos.
- 10-Bij de vergelijking van b.v. A met B vergelijkt men K
en.
A-K
en.
B
met Inv.
B
- Inv.
A
• Indien de gekapitaliseerde waarde van En. groter
is dan de extra investering, is het gunstiger om deze investering
te doen. Dit blijkt bij alle onderzochte vergelijkingen het geval
te
z~Jn.We zien uiteindelijk dat
Clhet meest gunstige alternatief
is en Ahet meest ongunstige.
11.1.3. De Renteniersmethode (Mil, V.I.2.3).
Met deze methode wordt de geldsom bepaald die aan het begin van
een project aanwezig moet zijn om:
- het gewenste apparaat te kunnen aanschaffen.
- van de reRte van het restant van de som de jaarlijkse
be-drijfskosten en de aanschaf van een vervangend apparaat te
kunnen betalen.
Aangezien alleen de rente van een deel van de som gebruikt wordt
om de bedrijfskosten en de vervanging te financiëren, kan dit
sys-teem oneindig lang worden voortgezet.
In formulevorm:
renteniers-kapitaal
~f
+aanschaf
De bijdragen aan
~zijn als volgt opgebouwd:
I.
~f: begin investering
~b
+betaling
vervang~ngbedrijfsk.
2. van de rente van
~bworden de bedrijfskosten betaald.
-~= i x ~b
waarin i het rentepercentage
~s.3. we stellen de vervangingswaarde
v~nhet apparaat op Iv.
Van de rente van
~vmoet Iv over n jaren betaald kunnen
worden. Over n jaren is
~vmeer waard geworden nl.
~v x (I+i)n. Hieruit volgt nu dat:
Iv
=
~v
x {(I+i)n -
I }
Samenvattend komen we nu tot:
~
I
i
~
If +
+
v
x
i
(I+i)n
-1i
-met
geldt:
F s1.
(I+i)n -
1
~=( Sinking Fund Factor)
+
F
s1.
x I ).
v
Uit tabel IV.I van het dictaat Chemische Fabriek halen we dat
bij een rentevoet van 10% geldt:
en
F
=
0,063
sDe bedrijfskosten bestaan uit de energiekosten per Jaar en het
onderhoud. Dit laatste bedraagt per jaar 5%van de totale
investe-ring voor warmtewisselaars en 10% voor turbines en compressoren.
De gevonden resultaten Z1.Jn uitgewerkt voor alternatief A en verder
vermeld in tabel 11.3.
66 6 6
(0,05 x 4,556x10 )+(24,8xI0 ) + 0,063 x(II,80xI0 )
.
~A=
4,556x10 +
0, I262 268 000
fl.Tabel 11.3 Resultaten Renteniersmethode
Alternatief
Capitalised casts l.n 10
6
n.
A
262,27
B215,22_
-Cl
212,36
C
2
219,90
Wederom blijkt Cl het meest voordelige alternatief te Z1.Jn. We zullen
onze keus dan ook op alternatief Cl laten vallen. Nu deze
beslissing genomen is, kunnen we verder gaan met het bepalen van
de totale investering voor de aromatenfabriek.
-11.2 Bepaling van de investeringen.
Voor de bepaling van de totale investeringen zijn een aantal methoden gangbaar, variërend van zeer globaal
tot gèdetaïlleerd. Wij hebben gekozen voor drie verschillende methoden, te weten de omzetmethode ( globaal), de methode van Zevnik-Buchanan en de methode van Guthrie ( een
Factormethode). Wij-hebben deze drie methoden genomen om een indruk te krijgen van de verschillen ten opzichte van elkaar; uiteindelijk hebben we onze definitieve bere-keningen uitgevoerd via de methode van Guthrie.
11.2.1 De Omzetmethode( M17 , 111.1).
Deze methode gaat uit van een lineair verband tussen investeringen en omzet. Na berekening van de omzet is de investering met behulp van een zeer eenvoudige vergelijking op te lossen. De vorm van deze vergelijking is de volgende:
I = rI.v waarin: V = omzet in guldens, 1 r
I = capital ratio.
Nadelen van deze methode zijn:
investering in guldens en
-wisselende marktprijzen van de produkten hebben invloed op de investeringen.
-de investeringen zijn onafhankelijk van de grootte van de
te bouwen fabriek ( fabriek 2x zo groot dan ook I 2x zo groot). D~
-de investeringen zijn onafhankelijk van het gebruikte
~
~~
'
.
,~
(Voor onze berekeningen zijn we uitgegaan van een r
I
va
~~
De resultaten zijn gegeven en tabel 11. .De omzetten zijn
~
afkomstig uit Hoofdstuk IV.Tabel II.~ Resultaten afkomstig van de berekeningen met de omzetmethode ( Mfl/jaar).
Extractiedeel V= 352.2 1- 470.0
Transalkyleringsdeel V= 300.0 1- 400.0
-11.2.2 De methode van Zevnik-Buchanan ( M17, 111.4).
Deze methode is gebaseerd op de veronderstelling dat de investeringen een functie zijn van twee variabelen, te weten de procescapaciteit en de procescomplexiteit. De fabriek wordt verdeeld in zogenaamde functionele eenheden die gemiddeld even duur zijn. Aan de hand van een aantal factoren voor druk,'temperatuur, materiaal en produktie wordt de prijs van een functionele eenheid bepaald, deze prijs wordt in een gegeven betrekking ingevuld en zo ontstaan dan de totale investeringen,
Met gegevens uit het G-groepverslag 1982 doorlopen we de in bovengenoemde paragraaf beschreven punten, allereerst voor het Extractiedeel:
o -1- Tmax = 175 C = 448 K F T= .0018( T-290)/100= .028 ( zie fig.II.4) -2- Pmax = 4 Bara F = P .06 zie fig.ILS) -3- Koolstofstaal F
M= .0 zie tabel II,S) -4- Complexityfactor C = 2xl0 (FT+Fp+FM)= 2.45
f
Het aantal functionele eenheden is acht (T
2 t/m T8 en V2)
-5- De produktie = 389468 ton/jr.,m=.6, C
f=2.45 uit figuur 11.6 volgt dan I
E= 1.8 M$ = 4.86 MF1. -6- IB+I
H= NXIEX1.33xCI/1571 CI=3430 voor 1982 ) I =112,7 MFl
tot.
Voor het Transalkyleringsdeel: -1- Tmax 475 C = 748 o K F = .082 T -2- Pmax = 30 Bara -3- Koolstofstaal -4- C f= 3.41 = F p = .15 F
=
.0 MEr zijn acht functionele eenheden (
-5- De produktie = 315000 ton/jr. ,m=.6, Cf~ =3."/1/
uit figuur 11.3 volgt dan I
E= 2.0 M$ = 5.4 MFl. -6- I +1 = 1 = 125.5 MFl
B H tot.
De investeringen voor het Extractie- en transalkyleringsdeel volgens de methode van Zevnik-Buchanan worden dus respectievelijk
112.7 en 125.5 miljoen gulden.
-20 18
1e
·14o
12 0'S-'O
oE L 8 :J :J..
111 6 L"
Cl.~
4..
2 Te mperatuurfactor - curve Methode van Zevnlk -BlJchanan)( 111 'O~---+---~~---r
o..E
~-
o~
)(,"'
o..E
~ 'O~---~---+---r =ti :Jo
.l: L"
> .x :J L '0 Zevnlk - Buchanan O~--~--~--~---+--~~~----r '~----~--~----~----+---~---ro
0.' 0.2 0.3 0.4 O.~ 0.6 ,0.7 tempera tuurfactorFt Figuur II.4o
0.05 0.' Figuur 11.5 0.15 02 025 0.3 drukfactor FpAlloy factors for various materials of construction
Fm
CONSTRUCT ION MATER lAL
o
Cast iron, carbon steel, wood
0.1
Aluminium, copper, brass, stainless steel
(400 series)
0.2
Monel, nickel, inconel stainless steel
(300 series)
0.3
Hastelloy, etc.
0.4
Precious metals
Tabel 11.5
-,....
~ H
10~~~~~~~~~10
\I
complexity Methode van Zevni k - Buchanan<D Bepaling: Prijs per functionele unit
Basis: 1971 0 r-~
...
C :J 1, ~---~---r----+~~~~~~~~~~---+1.0 ~ ~ c 0 +' u c :J-
'-4.1 Cl. lil 0.1 +-~~~~~--~~~~~~----r---r---~., .~'-a..
t
m=0.5 degressieexponent m=
0.6 - - - - . j +----r~~-r~~--~r-.-~~~+---._~~~~~--~--~~~~~.O, 105 Produktie tonliaarBepaling investeringen per functionele eenheid
Figuur lI.8
- 16
II.2.3 De methode van Guthrie ( M17, III.5).
De methode van Guthrie is een zogenaamde factor-methode, dit houdt in dat voor verschillende apparaten factoren zijn bepaald waarmee de basiskostprijs vermenigvuldigd dient te worden om de prijs van het geïnstalleerde en bedrijfsklare apparaat te verkrijgen. Deze factoren hebben wij gehaald ui~ het boek 'process Plant Evaluation and Control' door Kenneth M. Guthrie. Verondersteld is dat de investeringen voor de apparaten 65% van de totale investeringen bedragen. Voor procesregeling, civiele bouwen off-sites wordt 35% uitgetrokken. In de tabellen II.6 en II.7 zijn de resultaten van de berekening van Guthrie voor het Extractiedeel en het Transalkylerings-deel gegeven.
Vermeld dientnog te worden dat we voor de meeste apparaten de basiskostprijs uit het Webci-prijzenboekje hebben
gehaald. Voor luchtkoelers adviseerde Ingenieursbureau
. 2
Lummus b.v. ons een bedrag van Fl 46,= per m warmte-overdragend oppervlak te nemen.
II.2.4 Vergelijking van de drie methoden.
In tabel II.8 zijn de resultaten van de drie gebruikte methoden bijelkaar gezet. Er blijkt dat de omzetmethode een erg hoge investering geeft, dat de investering volgens Zevnik-Buchanan een stuk lager ligt en dat de investering volgens Guthrie voor ons gevoel op een reëel niveau ligt. Gecombineerd met het feit dat Guthrie in het dictaat als nauwkeurigste van deze drie aa~gemerkt wordt hebben wij gekozen voor verder rekenen met Guthrie.
Tabel 11.8 Vergelijking van de drie methoden
Methode Investeringen Extractie Transalkylering
Omzet 470 ~l 400 ~l
-Zevnik-Buch. 112.7 ~l 125.5 MFl
Guthrie 43.1 ~l 50.6 ~l
-Tabel 11.6 De investeringen van het Extractiedeel volgens de methode van Guthrie uitgedrukt in MFl.
Apparaat Basiskostprijs Modular Factor Eindprijs
T2 .140 4.16 .590 T3 .118 4.16 .493 T4 .035 4.16 .146 T5 .140 4.16 .590 V2 .. 035 4.16 .146 H5 .360 3.17 1.141 HB . lOB 3.17 .344 H9 .040 3.17 .127 H12 .0381 3.17 .120 H4 .062 2.17 .135 H6 .099 2.17 .216 H7 .112 2.17 .242 HI0 .022 2.17 .048 Hl1 .542 2.17 1.177 pompen 5x .0133 3.30 .044
sulfolaan 200 ton x Fl. 8.IOO,=/ton
motor 5x .0137 2.50
royalties 5
%
van de investeringenTotaal Extractieunit T6 T7 TB Reboilers Sta~tup R. Luchtk. Compress. Turbines Royalties .422 .481 .427 .623 .581 .211 2.550 1.950 4.16 4.16 4.16 3.17 3.17 2.17 2.15- _ 2.15 5
%
van de investeringen Totaal BTX-scheidingsunitTotaal Extractiedeel apparaatkosten Off sites, Civielebouw en Regeling Totale Investeringen Extractiedeel
18 -1.620 .034 .361 7.574 1. 756 2.001 1.776 1.975 1.842 .458 5.483 4.190 .974 20.455 28.029 15.093 43.122
Tabel Ir. 7 De investeringen van het Transalkyleringsdeel volgens de methode van Guthrie in MF1.
Apparaat Basiskostprijs Modular Factor F1 Rl .286 4.16 v6 .030 4.16 V7 .020 4.16 V8 .0071 4.16 cS .230 2.15 TBS .1501 2.15 H24 1. 334 2.17 H23 .740 3.17 pompen 3x .070 3.30 H25 .035 3.17 H26 .056 3.17 Royalties
Katalysator ZSM5, 30ton à 17,=per kg Totaal Transalkyleringsunit T9 .292 4.16 TI0 .370 4.16 Tll .370 4.16 Reboilers .869 3.17 Startup R. .082 3.17 Luchtk. .141 2.17 Compress. 2.700 2.15 Turbines 2.310 2.15 Royalties Totaal BTX-scheidingsunit Eindprijs 3.860 1.180 .125 .083 .030 .500 .325 2.895 2.346 .231 .111 .180 .619 .500 12.933 1.215 1.539 1.539 2.755 .260 .306 5.810 4.967 .947 19.878
Totaal Transalkyl.-deel Apparaatkosten 32.871 Off sites, Civiele bouwen Regeling 17.700 Totale Investeringen Transalkyleringsdeel 50.571
1) Deze waarden zijn , bij gebrek aan voldoende gegevens, geschat uitgaande van de berekende waarden voor de overige apparaten.
-HOOFDSTUK 111
BEPALING VAN DE AFSCHRIJVINGEN
-Wanneer de totale investeringen bepaald zijn, moet er vastge-steld worden in hoeverre de intrinsieke waarde van de apparatuur jaarlijks afneemt. De daling in waarde heet afschrijving en wordt op de winst- en verliesrekening van de onderneming opge-voerd.
Er zijn verschillende methodes beschikbaar om de jaarlijkse afschrijving vast te stellen; hier worden er een drietal genoemd.
1. rechtlijnige afschrijving.
2. sinking fund methode (afschrijven op vervanging) .
3.
de door ESSO gebruikte methode.Er is bij ons ontwerp gekozen voor een afschrijvingsduur van 10 jaar, een voor de chemische industrie vrij gebruikelijke waarde. De genoemde methodes zullen nu nader worden beschreven.
1. Recl:\t:.lijnige afschrijving
Jaarlijks wordt er een vast bedrag afgeschreven zodat de waarde van het object lineair afneemt in de tijd en na n jaar is terug-gebracht tot de restwaarde. De restwaarde is de geschatte waarde van de installatie na afloop van de afschrijvingsduur. Aangezien we hier temaken hebben met vrij specialistische apparatuur waar-van het onwaarschijnlijk is dat deze na verloop waar-van tijd nog te verkopen is . (behalve tegen de schrootwaarde), stellen we de rest-waarde op 1 gulden. De boekrest-waarde van de installatie is een afne-mende grootheid en gelijk aan de aanschafprijs verminderd met de tot dan toe gedane afschrijving.
In formulevorm geldt voor de rechtlijnige 3fschrijving:
waarin: R = r R a s n r a - s n jaarlijkse afschrijving aanschaffingsprijs restwaarde afschrijvingsduur in jaren - 21
-en a x (1 - d )
.
n
waarin: b
d boekwaarde in het jaar d
Voor een periode van 10 jaar en een restwaarde gesteld op
°
vindt men:R
r
R
r
4,312 x 106 fl. voor het extractie gedeelte
5,057 x 106 fl. voor het transalkylerings gedeelte
zodat de boekwaarden na ieder jaar worden: (tabel III.1)
Tabel III.1: boekwaarden bij rechtlijnige afschr.
Jaar extractie transalkyl.
-°
43,122 ~0,571 1 38,810 45,514 2 34,498 40,457 3 30,185 35,400 4 25,873 30,343 5 21,561 25,286 6 17,249 20,228 7 12,937 15,171 8 8,624 10,114 9 4,312 5,057 10°
0- _Deze methode wordt doordat zij vrij eenvoudig is veelvuldig
. toegepast.
-2. Sinking Fund Methode.
Bij deze methode is het de bedoeling dat na afloop van de afschrijvingsduur het afgeschreven bedrag en de over dit bedrag verkregen rente gelijk zijn aan de oorspronkelijke investering. Men heeft zijn investering dan terugverdiend en zou de gebruik-te installatie kunnen vervangen door een nieuwe. Ook bij deze methode wordt er jaarlijks een constant bedrag afgeschreven.
In formulevorm: R s
( 1 + i )n - 1
R x
~---~---i
waarin i rentevoet, hier gesteld op 10%.
R bestaat uit de jaarlijkse afschrijving
+
de hierover s verkregen rente. Verder geldt: R I x waarin: I=
R x i i=
Ix F s I totale investering en dusF Sinking Fund Factor (tabel IV.1 ,M17) s
Stellen we wederom n=10 jaar en i= 10% dan krijgen we de vol-gende resultaten:
R =2,717 x 106 fl extr.
R ik = 3,186 x 106 fl transa .
De boekwaarden worden nu:
a x ( 1
-en zijn weergegev-en in tabel 111.2
23
-(' 1+i)d - 1
Tabel III.2 Boekwaarden bij Sinking Fund afschrijving. in 106 fl.
Jaar Extractie Tri?-nsalkylering
0 43,122 50,571 1 40,416 47,398 2 37,440 43,907 3
.
34,166 40,068 4 30,565 35,845 5 26,603 31,199 6 22,246 26,089 7 17,452 20,467 8 12,180 14,284 9 6,380 7,482 10 0 0-Aangezien hier ook de rente bydraagt tot de afschrijving, is het
jaa~lijkse bedrag kleiner dan bij rechtlijnige afschrijving; de boekwaarde zal dan ook steeds hoger blijven.
3. De door ESSO gebruikte methode.
Bij ESSO wordt geen aparte post voor afschrijving gereserveerd. Men neemt daarentegen een jaarlijks bedrag, 15% van de totale investering voor een unit, als fixed casts. Dit bedrag bevat dan de gemaakte kosten voor:
- afschrijving - onderhoud - arbeidsloon op
-~
I
~1
de unit.y
Dit bedrag is voor ons geval weergegeven in tabel III.3:
-Tabael III.3: Afschrijving volgens de methode van ESSO.
afschrijving in 1,96 fl Extractie 6,465
Transalk. 7,590
Aangezien de G-Opdracht is uitgevoerd voor de Esso zullen we in het vervolg deze methode hanteren en de hier gevonden resul-taten gebruiken bij de kostenberekening van de aromatenfabriek.
-HOOFDSUK IV
MASSABALANS EN BEPALING VAN DE OMZET VAN DE UNITS.
-
1-IV.I. Overall Massabalans.
Allereerst volgt hier een schema van de
.
aromatenfabriek met
daarin de voor de economische evaluatie belangrijke in- en
uit-gaande stromen.
20
..
'B
-ii
X
-
rl
25
..
A
29
, r'" r--5'Extract ie
24
~
-
-'I
..
L
51_J
4S
~rJ
,)A
~
,... 55 )(Y
Tran50lk.
-
r -3~t
I
L
I
40+41
fig. IV.I: schema aromatenfabriek.
Zoals reeds in hoofdstuk I is vermeld, wordt uiteindelijk de
max~male kostprijs van de voedings van de extractie +destillatie unit
en van de transalkylerings+destillatie
unit (resp. de stromen 5
-en 31)bepaald. Hiertoe volgt nu e-en overzicht van de relevante
stromen.
-Tabel IV. 1
Massabalans Extractie unit.
Stof
stro nr.
In ton/jr
stro nr.
Uit ton/jr
benzeen
20
40 618
tolueen
24
161 401
x
yleen
29
180 260
C
9
+51
7 001
paraff.
11
248 441
fuelgas
25
189
voeding
5
637 910
TOTAAL
637 910
.
637 910
Tabel IV. 2
Massabalans Transalkylerings unit.
Stof
.
.
str.nr •
.
.
In ton/jr
stro nr •
Uit ton/jr
benzeen
.
.
~!t(J~1-tH
. . . .45
70 549
tolueen
Ij
~
.
.
24
. ~).
.
161 401
xyleen
.~e",:~
l"
'
. . . .....
.
55
216 259
C
9
+ ~ )P I 517 001
40
+48 860
H
2
30\
V
6 023
41
methaan
30
)
5 518
voeding
31
155 725
-TOTAAL
335 668
335 668
We moeten nu deze verschillende stromen een waarde toe gaan
kennen of aangeven wat ermee moet gebeuren.
-{}
IV.2. Omzet van de units.
We zullen nu alle in fig. IV.I voorkomende stromen aflopen en vermelden wat hun waarde en/of bestemming" is:
Extractie unit:
stroom 5 : waarde is nog onbekend.
stroom 11: deze stroom gaat direct weer terug als voeding naar de powerformer en dient ook niet verder meegerekend te worden bij de bepaling van de omzet. Eenvoudigheidshalve wordt aangenomen dat men deze stroom van de voedingsstroom 5 mag aftrekken.
stroom 20: productstroom benzeen.
stroom 24: deze stroom wordt tegen marktprijzen verkocht aan de transalkylerings unit.
stroom 25: kan worden verkocht als fuelgas.
stroom SI: wordt tegen Mogas waarde verkocht aan de trans-alkylerings unit.
stroom 29: productstroom xyleen.
Transalkylerings unit:
stroom 31: waarde nog onbekend.
stroom 24: wordt gekocht van de extractie unit. stroom SI: idem.
:,
stroom 30: deze stroom bestaat uit methaan en waterstof; deze worden tegen marktwaarde gekocht.
stroom 40+ voornamenlijk lichte koolwaterstofverbindingen 41 (ethaan,methaan,propaan); de toegekende waarde
is 1,25 x de fuelgas waarde.
~
stroom 45: productstroom benzeen. stroom 55: productstroom xyleen.
-De prijzen wwarmee voor de verschillende stoffen is gerekend zijn
afkomstig uit het dictaat Chemische Fabriek en dateren uit nov. '80.
Tabel IV. 3
marktprijzen van de
-
aanwezige stoffen.
Stof
prij s/ton
~nfl.
benzeen
1180
tol·ueen
800
xyleen
940
+mogas (C
9
)
800
waterstof
1395
methaan
560
fuelgas
450
Wanneer we nu de gevonden stromen vermenigvuldigen met deze prijzen,
dan vinden we, met weglating van de parafinnenstroom, de omzetten
van de respectievelijke units. Deze zijn afgebeeld in de volgende twee
tabellen.
Tabel IV.4 :omzet van de extractie unit.
Stof
In
~n106fl
Uit
~n10
6
fl.benzeen
47,929
tolueen
129,121
xyleen
_169,444
-mogas
5,601
fuelgas
0,085
voeding
??
OMZET
352,180
- 30-Tabel IV.5.: omzet van de transalkylerings unit.
Stof
In 1n 10
6
f lUit 1n 10
6
fl.
benzeen
83,096
tolueen
129,121
xyleen
203,001
mogas
5,601
H
2
8,402
27,371
methaan
3,091
voeding
??
OMZET
313,468
De omzetten voor de units bedragen resp.:
Extractie
352 180 000
fl.,~.M~
NJ=
/
b
/~
.fX= .eR.
f/;
'
~.
-HOOFDSTUK V KOSTENBEPAI;ING
-v -
Kostenbeoaling.
In onze berekeningen is de kostenpost één van de
twee van te voren te berekenen grootheden; als we
de omzet en de kosten weten volgt na aftrekken het
bedrag wat aan de voeding uitgegeven mag worden.
In het kader van de kostenberekening zijn al een
aantal calculaties uitgevoerd, te weten de
inves-teringsbepaling in Hoofdstuk 2, de af3c
h
ri
jvi
ngs-bepaling in Hoofdstuk 3 en de omzetngs-bepaling in
Hoofdstuk 4. Al deze posten worden gebruikt bij de
kostenbepaling.
Voor de bepaling van deze totale kosten zijn we
uitgegaan van het schema op pagina 11.2 van het
dictaat bij MI7. We hebben hierin de laatste kolom,
de kostensoorten,doorlopen waarbij sommige van de
posten zijn samengevoegd tot één post, andere posten
wel volledig
~gedetailleerdzijn behandeld.
JIk zal het schema nu uitgebreid doorlopen voor
k
e
t
transalkyleringsdeel (zie ook tabel V.I).
Punt: l.l-grondstoffen- deze spelen bij de berekening
van de kosten geen rol, we gaan deze juist
bepalen.
()
'.
t.,P/' .
1.2-hulpstoffen- de katalysator wordt als
één-malige investerin
1.3-stoom- berekend
transalkyleringspr
per jaar, hierbij de
)0
.
~eom
voor
het
Lub~
s,
dit
~
s F141.800,~
;
~~~
reeds berekende
Fl4.020.000,= voor de scheidingstrein
~
levert:
Fl.4.061.800,=/jr.
1.4-electriciteit- voor de pompen is 232kW/hr.
nodig, bij 8760hr. per jaar levert dit een
totaalbedrag van
Fl.
260.000,=/jr.
-fuel gas- voor het fornuis is 2292kWx200hr.
( 2x per jaar 4 dagen opstarten) nodig,
-Tabel V.l - kostenopbouw volgens het dictaat M17.
fabricage kosten · totale kosten van een produkt/ kosten-plaatsK.r
algemene kosten KA directe productiekosten~
Kostensoort - - { grondstoffen "produktie rt· hulpstoffen ,"
volume afh. :? stoom, water . of Kp '1 energie, koeling 6' bijprodukt, ( . katalys. semi-variabel z royalty
1).
.
3 onderhoud \ ~ Laboratorium '5" loon,,-~nve8 er~ngs-t ·
{-1
· afschrijving . afh." 2. verzeker~ng of K " ~ r~nte . I l.( l~cent~e indirecte proQuktiekosten of plant overhead terrein, erfpacht toezicht kantine brandweer, veiligheid l"aboratorium KO - 34 -I " opslag, verlading personeelsdienst chem. techno dienstmarketing teckhn. service - [
marktresearch ver oop. vervoer
'dmini,tr.ti.~
kantoorkosten administratie, boekhouding juridische zakendirectie
dit resulteert in
FI.
247.500,=/jr.
-koeling- de luchtkoelers zijn erg klein
en het vermogen is
on~onbekend, we
ver-waarlozen deze post.
punt: 1.5-bijprodukt- we hebben de uitgaande stromen
óf als recycle óf als hoofdprodukt gerekend,
er zijn dus geen bijprodukten.
2.1-kataly~ator-
zie punt 1.2.
2.2-royalties- deze zijn als investering behandeld.
2.3-onderhoud- zie punt 3.1.
2.4-laboratorium- zie punt 5, 6 en 7.
2.5-loon-
zi~punt 3.1.
3.1-afschrijvinç- de ESSO rekent voor de posten
loon, onderhoud en afschrijving samen, 15%
--:;::-- .,.
~~an
het gelnvesteerde vermogen. In ons geval
/ /
Jt
~wordt dit
FI.7.590.000,=/jr.
;;r
al'
3. 2-verzekering- hiervoor wordt in het algemeen
, 7
1%van de investeringen genomen, hier dus
p ; /
f) A-(1 F
1.
5 0 6 . 0 0 0 ,
=
jr.
~
3.3-rente- hiervoor wordt 10% over 55% van het
gelnvésteerde vermogen genomen vermeerderd
met
~O%van het werkkapitaal (12% van de
omzet)
Itotaal
F1.6.544.620,=/jr.
3.4-licenties- we hebben van deze post geen
flauw idee en hem daarom niet verrekend.
4-plantoverhead- hiervoçr wordt in
chemische industrie in de regel
van
het investment + 45% van
.
het
l~ongeQQmen
zijnde
_~1.1.259.000,=/jr.5
-Sales, Administration en Research (S.A.R.)
6
worden in de regel tussen de 3 en 5% van
7
de omzet genomen. Wij hebben 3.5% genomen,
hier
Fl.10.971.391,=/jr.
De totale kosten van de Transalkyleringsunit worden
nu FI.31.440.311,=/jr. afgerond
31,5x10
6
FI/jr.
35
Voor de extractietrein zijn alleen de van belang
zijnde posten weergegeven:
punt: l.3-stoom-
Fl. 10:700.000,=/jr.
1.4-electriciteit-
Fl.
300.000,=/jr.
-,
3.l-afschrijving, loon en
onderhoud-Fl.
6.465.000,=/jr.
3.2-verzekering-
Fl.
3.3-rente- .
Fl.
4
-plantoverhead-
Fl.
5,6,7- S.A.R.-
Fl.
De totale kosten worden nu
431.000,=/jr.
2.370.500,=/jr.
1.146.500,=/jr.
12.326.300,=/jr.
33,7x10
6
Fl/jr.
Met de hierboven gegeven waarden voor de kosten
en de in hoofdstukIV berekende waarden voor de
produktstromen worden in hoofdstuk VI de waarden
berekend die de invoerstromen voor de beideprocessen
hebben.
-HOOFDSTUK VI
RESULTATEN 'VAN DE BEREKENINGEN
-VI.1 Bepaling
max~mumkostprijs van de voedingsstromen.
In hoofdstuk IV zijn de productstromen in geld uitgedrukt en
in hoofdstuk V zijn de jaarlijkse bedrijfskosten voor de beide
takken va? de aromatenfabriek bepaald. We zullen nu komen tot
het uiteindelijke resultaat van deze economische evaluatie,
de
vast~tellingvan de maximale kostprijs van de voedingen van
de extractie- en de transalkyleringsunit. We vinden deze waarden
door van de totale opbrengst per unit de jaarlijkse
bedrijfskos-ten en de invoerstromen waarvan de prijs wel bekend is af te
trekken. De berekening hiervan is aangegeven in tabel IV.1 •
Tabel VI. 1
prijs van de voedingsstromen.
In 10
6
fl.Extractie
Transalkylering
Opbrengst
352,180
313,468
Overige invoer
0
146,215
Bedrijfslosten
31,500
33,700
Voeding
320,680
133,553
Delen we deze resultaten door het aantal tonnen per jaar van
de respectievelijke voedingen, dan krijgen we de resultaten zoals
vermeld in tabel VI.2.
Tabel VI.2: Maximum kostprijs van de voeding/ton
-In fl/ton
max. kostpr.
-
met 20%
CGR
Extractie
823,4
801,2
Transalk.
857,5
792,7
-I~
De in het linkerdeel van de tabel gevonden waarden Z1Jn echter de
prijzen waarmee net geen verlies geleden wordt. Bij ESSO is het
ge-bruikelijk om als voorwaarde voor de rentabiliteit van een unit
van een Cash Grow Return (CGR) ,oftewel een winst op investering,
van 20% uit te gaan. De CGR is gelijk aan 20% van de totale
investe-ring van de unit. Voeren we nu weer dezelfde rekenprocedure uit maar
met een
'
verhoging van de bedrijfskosten t.g.v. de CGR, dan krijgen we
de resultaten zoals vermeld in het rechterdeel van tabel VI.2.
De resultaten uit deze tabel zijn echter nog steeds samengesteld
op basis van de prijzen van de grondstoffen zoals vermeld in tabel
V.3 •• wil men een beeld krijgen dat daarvan onafhankelijk is, dan
kan men de toegevoegde waarde van de verschillende producten gaan
bepalen.
VI.2: Bepaling van de toegevoegde waarde.
De m1n1mum toegevoegde waarde is het bedrag dat iedere ton van
een product minstens moet opleveren om de fabriek JU1St
kosten-dekkend te kunnen bedrijven. Een vraag die hierbij onmiddellijk
opdoemt 1S in hoeverre we aan de verschillende proudcten de
gemaakte kosten moeten toerekenen, Dit kan op verschillende
ma-nieren: b.v. naar verhouding van de geproduceerde hoeveelheden
of naar verhouding van het aantal koolstoatomen in de
verschillen-de producten. We hebben hier voor verschillen-de eerste ververschillen-deling gekozen.
Dit levert de volgende verhoudingen: zie tabel VI.3
Tabel VI.3: Geproduceerde hoeveelheden
Extractie
Transalkyler1n
:,.=:J2-_ _ _ _ ~Stof
geprod ton/j r
v~rhoudillggep
ri
d
.,
t.C):n/j
r
verhouding
.
Benzeen
40 618
0,10
70 549
0,25
Tolueen
161 401
0,41
-Xyleen
180 260
0,47
216 259
0,75
C
9
+ 7001
0,02
-389 280
1,00
286 808
1,00
- 39-De verschillende producten dragen dus ieder een deel van de kosten
dat evenredig is met het aandeel van de productie van iedere unit.
Dit, samen met de in hoofdstuk V gevonden
,
kosten, levert de
volgen-de kostenvervolgen-deling (tabel
Vl.4):
Tabel
Vl.4: Kostentoerekening.
Extractie
Transalkylering
Stof
deel
kosten in 106fl
deel
kosten in
10
6
fl
Benzeen
0, 10
3,150
0,25
8,425
Tolueen
0,41
12,915
-
-Xyleen
0,47
14,805
0,75
25,275
+C
9
0,0
2
0,630
-
-1,00
31,500
1,00
33,700
Delen we nu de kosten van ieder product door de geproduceerde
hoe-veelheid van dat product, dan krijgen we de minimale toegevoegde
waarde van iedere stof; zie tabel
Vl.5.
Tabel
Vl.5: Toegevoegde waarden. 1n fl.
Stof
Extractie
Transalkylering
Benzeen
77 ,50
1 19,40
Tolueen
80,00
-Xyleen
82,10
116,90
C
+.
90,00
-9
40-Een probleem bij deze rekenwijze is dat de gevonden waarden nog
steeds afhankelijk zijn van een stelsel verkoopprijzen voor de
verschillende producten; deze laatste zitten nl. verwerkt
~npercentages van de omzet voor verschillende posten bij de
bedrijfs-kosten. Aangezien de wijzigingen in de tijd van deze verkoopprijzen
meestal niet echt drastisch zijn, kan men de waarden uit tabel VI.S
binnen een bepaalde tijdsduur goed gebruiken. Zijn de wijzigingen
echter wel ingrijpend dan zal men de gevonden waarden bij moeten
stellen.
We kunnen nu uitgaande van een willekeurig stel verkoopprijzen
van onze producten en m.b.v. dè gevonden toegevoegde waarden
de kostprijs van ieder product bepalen en dus ook die van de
voedingsstroom van de units. Ook kunnen we andersom te werk gaan,
de prijzen van alle ingaande stromen moeten dan echter wel
bekend zijn.
-HOOFDSTUK VII CONCLUSIES
-VII - Conclusies.
Uit de resultaten van onze evaluatie blijkt dat de voedings-stromen waarden krijgen van Pl. 823,40 en Pl. 857,60 per ton voor het extractie- respectievelijk transalkyleringsdeel. Met een vereiste 20 % winst op investering worden deze waarden Pl. 801,20 en Pl. 792,70 ( zie tabel VI.2). De vraag is nu voor welk bedrag deze voeding direkt verkocht kan worden. Voor .de voeding van de extractieunit is geen waarde te vinden, wij verwachten dat hij iets hoger is dan Pl. 800,=, een
conclusie op deze basis hebben wij niet getrokken in verband met de slechte onderbouwing. De voeding van de transalkylerings-unit hebben wij op ongeveer Pl. 800,= geschat zodat we bij een fluctuatie van tien gulden ( neem Pl. 790,= per ton), economisch kunnen produceren.
De toegevoegde waarde per ton produkt is minder momentafhankelijk omdat ze minder prijsafhankelijk is. Wij hebben ons meer gericht op de boven gegeven methode en uit de toegevoegde waarde geen conclusies getrokken.
Een zeer belangrijke kanttekening bij deze evaluatie is, nogmaals benadrukt, dat wij géén belastingen in de berekening hebben
verwerkt en dat we een nieuwe plant hebben gebouwd zonder gebruik te maken van reeds aanwezige faciliteiten en utilities. We zijn uitgegaan van produkt- en apparaatprijzen uit 1980;81.