• Nie Znaleziono Wyników

Kansen voor waterveiligheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kansen voor waterveiligheid"

Copied!
19
0
0

Pełen tekst

(1)

Faculteit Civiele T

echniek

en Geowetenschappen

prof.dr.ir. Matthijs Kok

Kansen voor Waterveiligheid

(2)

Kansen voor Waterveiligheid

Intreerede

In verkorte vorm uitgesproken op 23 mei 2013 Ter gelegenheid van de aanvaarding van het ambt van hoogleraar Waterveiligheid (‘Flood Risk’) de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen van de Technische Universiteit Delft

door

(3)

2 3 Mijnheer de Rector Magnificus, leden van het College van Bestuur,

collegae hoogleraren en andere leden van de universitaire gemeenschap, beste familieleden, zeer gewaardeerde toehoorders, dames en heren,

Door de eeuwen heen hebben de bewoners van vele deltagebieden inspanning op inspanning gestapeld om te komen tot leefbare gebieden. Zo is ook het Nederland van nu ontstaan: een welvarend land, een prachtig landschap, een veilige delta. Maar er is ook een ander Nederland. Bernard Wientjes, voorzitter van VNO/NCW heeft dat op het eerste Deltacongres verwoord: een land waar een echte dijkdoorbraak rampzalig zal uitpakken en fnuikend zal zijn voor het vertrouwen van het grote bedrijfsleven in de veiligheid (Schaap, 2010). We worden wel de ‘veiligste delta ter wereld’ genoemd, maar de vraag is of dat genoeg is. De vraag is hoe we als samenleving de gewenste veiligheid bepalen. De Deltacommissie 2008 heeft een toekomstvisie gepresenteerd die aangeeft hoe het laaggelegen Nederland veilig kan blijven tegen overstromingen (Deltacommissie, 2008). In die visie is waterveiligheid gekoppeld aan een overstromingsrisicobenadering met veel strengere veiligheidsnormen - de commissie heeft het over een factor 10 tot zelfs 100 strengere overstromingskansen. In de visie van de commissie dient bij het treffen maatregelen voor verhoging van de waterveiligheid een integrale aanpak gevolgd te worden, bijvoorbeeld door combinatie met andere functies van de waterkering en versterking van de ruimtelijke kwaliteit.

Het is dan ook goed dat de huidige minister van Infrastructuur en Milieu, mevrouw Schultz van Haegen, in haar brief van 28 april 2013 over Koersbepaling Waterbeleid heeft aangegeven dat binnen het Deltaprogramma aan een nieuw Deltaplan Waterveiligheid wordt gewerkt, met nieuwe beschermingsnormen. De minister kondigt daarbij de overstap naar een norm gebaseerd op een overstromingskans aan, ofwel probabilistisch dijkbeheer. Dat noem ik zeker een kentering na alle discussies die hierover gevoerd zijn. Ook wordt voorgesteld om voor iedereen die achter een dijk woont een basisveiligheidsniveau in te stellen. Na jarenlange stilte zien we gelukkig nieuw en actief beleid.

In deze rede zal ik ingaan op actuele onderwerpen rond waterveiligheid. De Engelse benaming van mijn leerstoel is ‘Flood Risk’, overstromingsrisico. De term waterveiligheid, die relatief nieuw is en ook niet in de ‘Van Dale’ staat, is geïntroduceerd in het Nationaal Waterplan 2008. Ik denk dat deze term ook is ingevoerd om het concept van meerlaagsveiligheid gemakkelijker ingang te laten vinden. Ik zal in deze rede aangeven op welke manier onderzoek en

(4)

ontwikkeling kunnen bijdragen aan effectieve toepassing van dit concept. Mijn uitgangspunt daarbij is de probabilistische risicobenadering, waarin de kans op een overstroming en de gevolgen van een overstroming zijn inbegrepen, als ook effectieve maatregelen om deze risico’s te beperken. Het woordje ‘kans’ in de titel van deze rede slaat niet alleen op de overgang naar het probabilistisch dijkbeheer, waarbij overstromingskansen een centrale rol spelen, maar ook op de kansen voor integrale maatregelen om de risico’s te reduceren. Daarbij zijn waterkeringen essentieel, niet als noodzakelijk kwaad, maar als mooie technische objecten die het landschap van Nederland vormen en een groot deel van de Nederlandse poldercultuur bepalen (zie ook het prachtige boek van Auke van der Woud over het ontstaan van het moderne Nederland: Woud, 2006). We beperken ons vanmiddag niet tot Nederland, maar kijken ook naar andere deltagebieden. In Hallegatte, 2013 is aangegeven dat zonder aanvullende maatregelen het overstromingsrisico in de dichtbevolkte Deltagebieden gaat stijgen: er is internationaal volop werk aan de winkel.

Overstromingen in Jakarta

Allereerst maken we een uitstapje naar Jakarta. Deze miljoenenstad kampt met overstromingen, zowel door regenval als door hoogwater op de zee. De kans op een overstroming neemt hier toe door bodemdaling als gevolg van grootschalige drinkwateronttrekking en door ontbossing. De gevolgen van een overstroming nemen eveneens toe, door de groei van de bevolking en de economie.

Figuur 1 Overstroming van Jakarta in 2007 (bron: M. Hartman)

In Jakarta zijn vaak overstromingen. Figuur 1 geeft daar een goed beeld van. Soms levert dit fascinerende beelden op, zoals een Rolls Royce in het water (zie figuur 2). Gelukkig was de eigenaar voorbereid en had hij een tonnetje meegenomen om droge voeten te houden. Dit beeld is ook fascinerend omdat het laat zien dat overstromingsproblemen niet door individuen zijn op te lossen. Waterveiligheid is een publiek goed en heeft alle kenmerken daarvan. Zo kent waterveiligheid ook zogenoemde ‘free riders’: mensen die niet meebetalen aan hoogwaterbescherming, maar wel profiteren van de voorzieningen. De foto laat ook zien dat de situatie niet onoplosbaar is: de middelen voor betere bescherming zijn wel degelijk aanwezig, alleen niet bij partijen die kunnen investeren in een beter functionerend watersysteem. Naarmate de welvaart verder groeit, zullen de Jakartanen overstromingen naar verwachting in steeds mindere mate tolereren.

Figuur 2: Overstroming in Jakarta: leven met water? (bron: Gettyimages)

We kunnen de omvang van het overstromingsprobleem in Jakarta in beeld brengen door kaarten te maken, bijvoorbeeld van de waterdiepten tijdens overstroming in 2007 (figuur 3, boven). Tijdens deze gebeurtenis stond 40% van de stad onder water en vielen 60 doden. De risico’s zijn ook op een andere manier in beeld te brengen, met een kaart van de jaarlijkse overstromingskansen (figuur 3, rechts). Deze kaart geeft inzicht in de veiligheid door de mate van onveiligheid uit te drukken in de kans op natte voeten per jaar. Een kans van bijvoorbeeld 1/10 geeft aan dat een overstroming gemiddeld eens in de 10 jaar voorkomt. De kleur geeft aan hoe vaak een gebied te maken heeft met wateroverlast. Er zijn in Jakarta gebieden die elk jaar onder water staan. We kunnen wel stellen dat het overstromingsrisico in deze stad aanzienlijk is.

(5)

6 7 Figuur 3 Waterdiepte tijdens de overstroming in Jakarta in 2007

(boven) en jaarlijkse overstromingskansen in Jakarta (onder)

Waar liggen nu aanknopingspunten voor de oplossing? Daarvoor moeten we terug naar de oorzaak van het probleem. Voor overstromingen vanuit zee is een adequate kustverdediging onontbeerlijk. Plannen daarvoor zijn al gemaakt, vaak gekoppeld aan landaanwinning, waardoor de toegevoegde waarde van de gekozen oplossingen stijgt (figuur 4). Naast landaanwinning kan ook een dam het overstromingsrisico beperken, waarmee bovendien de verkeerssituatie in Jakarta drastisch verbetert. Wel zijn daarbij maatregelen nodig om te voorkomen dat achter de dam waterkwaliteitsproblemen ontstaan. Het bouwen van een dam kan een goede oplossing zijn en wordt ook serieus door de Indonesische overheid bekeken. Een besluit kan mijns inziens echter pas worden genomen als alle voor- en nadelen evenwichtig in beeld zijn gebracht en worden vergeleken met de voor- en nadelen van andere oplossingen.

Hardnekkiger is het overstromingsrisico door overvloedige regenval. Oplossing hiervoor is stoppen met de drinkwateronttrekking, zodat de bodemdaling stopt. Verder dragen de volgende maatregelen bij: de afvoercapaciteit van waterlopen vergroten, pompstations bouwen en retentiegebieden maken. Deze maatregelen zijn echter lastig uitvoerbaar in stedelijke gebieden. Onderdeel van het probleem is dat de bewoners eraan gewend zijn hun afval in het water te gooien, waardoor de afvoer sterk gehinderd wordt. Oplossing hiervoor ligt op lokaal niveau: met een baggerprogramma is de afvoer sterk te vergroten en het overstromingsrisico sterk te reduceren. Maar niet alle maatregelen zijn effectief en economisch efficiënt. Juist vanwege de beperkte budgetten is kennis van risico’s broodnodig, om de effectiviteit van maatregelen te kunnen bepalen. Ook zullen met name de overheden, en in mindere mate ook private partijen en burgers, de verantwoordelijkheid moeten nemen voor het water in hun stad.

Figuur 4 Een mogelijke lange termijn oplossing voor Jakarta: landaanwinning en de bouw van een dam (bron: JCDS, 2011)

< 0,5 m 0,5 – 1,0 m 1,0 – 2,0 m > 2 m 1-1/10 1/10 – 1/100 1/100 – 1/1000 < 1/1000

(6)

Toenemende schade door natuurrampen

Overstromingen kunnen ook een heel ander beeld geven dan de natte voeten in Jakarta. Dat laat figuur 5 zien: een boot die door de tsunami op een huis is beland als was het een lucifersdoosje (links boven), het verpletterende orkaangeweld dat in 2005 New Orleans trof (rechtsboven, rechtsonder en linksonder)en de angstige momenten die de mensen op het muurtje beleven tijdens de grootschalige overstromingen langs de Elbe net voor ze gered worden door een helikopter (midden links). Het afgelopen decennium heeft een grote stijging laten zien van de economische schade door natuurrampen, maar niet van het aantal slachtoffers. Dat is opvallend en vraagt om een verklaring. De toename van de economische schade is met name veroorzaakt door de enorme groei van steden in deltagebieden. Hoewel het aantal slachtoffers niet is toegenomen, zijn in 2012 nog steeds zo’n 2,3 miljoen slachtoffers gevallen door natuurgeweld, of beter gezegd bij rampen waarbij natuurgeweld een rol heeft gespeeld. Want naast natuurgeweld speelt ook de manier waarop we hiermee omgaan een essentiële rol. En dat zou ook wel de sleutel van de verklaring voor de stabilisatie van het aantal slachtoffers kunnen zijn: door betere voorspelsystemen kunnen meer bewoners een veilig heenkomen zoeken.

Figuur 5 Brute krachten van de natuur

Overstromingen worden ook wel een ‘ongemakkelijk risico’ genoemd, vanwege de vaak relatief kleine kansen en grote gevolgen van overstromingen en de langzame processen die voor een toename van de risico’s zorgen. De lange tijd tussen twee opeenvolgende overstromingen maakt risicobeheersing (of moet

ik zeggen: risicomanagement?) lastig. De inspanningen moeten lang worden volgehouden en als de risico’s goed beheerst worden, gaat er zelden iets echt fout. Als alles ‘gewoon goed’ gaat, kijkt niemand daarvan op. Ook kunnen overstromingen een samenleving veranderen. Een voorbeeld hiervan is zichtbaar gemaakt in het prachtige boek van John Barry over de grote overstroming van de Mississippi in 1927 (Barry, 1997). Daarin komt naar voren dat destijds de discussie al speelde tussen voorstanders van het bouwen van keringen ‘levees’ en van het concept ‘ruimte voor water’.

Hoogwaterbescherming in Nederland

ontwerp een afspiegeling van maatschappelijke verhoudingen.

En dan de hoogwaterbescherming in Nederland. Kern van onze bescherming zijn waterkeringen met een totale lengte van zo’n 17.000 km, waarvan 3000 km dijken en kunstwerken van nationaal belang (de primaire keringen om zogenoemd ‘buitenwater’ te keren) en 14.000 km kaden van regionaal belang (onder andere de boezemkaden om de lokale neerslag te kunnen afvoeren). Elke primaire kering heeft een wettelijk vastgelegde norm. Op dit moment halen we deze norm op veel plaatsen nog niet, zo laat de meest recente Toetsing van Waterkeringen zien (Inspectie Verkeer en Waterstaat, 2011). Het unieke programma Ruimte voor de Rivier moet ervoor zorgen dat de waterstanden langs de grote rivieren dalen met circa 30 cm, onder andere door de uiterwaarden te verlagen. Voorwaarde voor succes is daarbij overigens dat de extra inspanningen voor beheer en onderhoud, die nodig zijn om dit effect in stand te houden, ook worden geregeld en uitgevoerd.

(7)

10 11 Een belangrijke bron van het overstromingsrisico langs de Rijntakken zijn de

twee splitsingspunten van de Rijn: de Pannerdensche Kop en de IJsselkop. Op beide splitsingspunten verdeelt het water zich in theorie in de verhouding 2/3- 1/3 over de twee routes (figuur 6). Zo stroomt uiteindelijk c.a. 1/9 deel van de Rijnafvoer die Nederland binnenkomt naar de IJssel.

Op dit moment wordt ervan uitgegaan dat de verdeling van de afvoer bij de splitsingspunten exact volgens de modelberekeningen verloopt, ook bij de extreme afvoeren die nog nooit zijn voorgekomen. Op basis van deze verdeling komt het ontwerp van de dijken benedenstrooms van de splitsingspunten tot stand. Ik denk dat dit een te optimistisch uitgangspunt is: alleen al door natuurlijke variatie zal de afvoerverdeling variëren. Een lokale verhoging van de ruwheid in de Millingerwaard kan bijvoorbeeld tot minder afvoer over de Waal en meer afvoer over de andere takken leiden. Ook het regelwerk dat onlangs bij de IJsselkop geplaatst is (figuur 7), geeft geen zekerheid over de waterverdeling, ondanks de geruststellende woorden op de website van Ruimte voor de Rivier: “Met het regelwerk en de hoogwatergeul blijft de bij wet geregelde afvoerverdeling van water tussen de IJssel en Nederrijn intact” .1 Dit is helaas niet correct. Ten eerste is de afvoerverdeling niet juridisch vastgelegd in een wet, maar beleidsmatig in een nota. Ten tweede waarborgt ook wettelijke vastlegging niet dat de natuur zich daaraan houdt. Overigens: in het verleden werd wel rekening gehouden met deze onzekerheid, door benedenstrooms een toeslag van enkele honderden m3/s te hanteren voor variaties in de afvoerverdeling, zoals in Silva (2001) wordt opgemerkt: “Alles overziend, kan worden geconcludeerd dat onzekerheden ook in het verleden een rol bij de bepaling van de maatgevende hoogwaterstanden hebben gespeeld. Opmerkelijk is echter dat naarmate het technisch-wetenschappelijk inzicht in de (gevolgen van de) verschillende onzekerheidsbronnen toenam, de doorvertaling hiervan naar de maatgevende waterstanden steeds meer achterwege bleef. De weerstand in de Nederlandse samenleving en politieke druk tegen dijkversterking waren hier debet aan”.

Mijn voorstel is vanaf nu rekening te houden met de natuurlijke variatie in de afvoerverdeling en door middel van onderzoek de onderbouwing te geven voor toekomstig beheer van de rivier en ontwerp van de veiligheid (Kok et al., 1995). De onderzoeksvragen richten zich op de omvang van de natuurlijke variatie, de te verwachten morfologische veranderingen, de onzekerheden rond de waterverdeling met het huidige regelwerk en de mogelijkheden voor online sturing van een regelwerk door middel van IT en besturingstheorie (zie voor een eerste aanzet Arnold et al., 2005).

Figuur 7. Ook met het recent geplaatste regelwerk bij de IJsselkop blijven onzekerheden bestaan over de verdeling van de afvoer nabij de splitsingspunten van de Rijntakken.

(bron: Martin van Lokvan. Regelwerk. Hondbroeksche Pleij. Ruimte voor de rivier)

Waterveiligheid en het belang van statistiek

Mijn visie op het vakgebied is dat we in deltagebieden kunnen blijven wonen en werken mits de risico’s passend worden beheerst. Dat is geen originele visie, maar recente ontwikkelingen geven nieuwe kansen om deze visie invulling te geven. Zo kunnen we met actuele gegevens en risicomodellen de risico’s (zowel de kansen als de gevolgen) goed in kaart brengen (Faber, 2013); binnen het project ‘Veiligheid Nederland in Kaart’ gebeurt dat voor alle dijkringen in Nederland (Projectbureau VNK, 2011, Jongejan et al., 2013). Er liggen nog meer onderzoeksuitdagingen, met name de bepaling van de effecten van nieuwe maatregelen op het overstromingsrisico. Denk bijvoorbeeld aan de effectiviteit van maatregelen van het concept ‘building with nature’, noodmaatregelen, sensoren, het introduceren van een overstromingsverzekering en evacuatieplanning. Overigens worden de risico’s door de introductie van een overstromingsrisicoverzekering niet kleiner, maar anders verdeeld. Het is daarbij de vraag of bij het verzekeren van grootschalige overstromingen in Nederland de transactiekosten van de verzekering opwegen tegen de voordelen (Jongejan et al, 2008). Voor een interessante bijdrage op dit gebied verwijs ik graag naar de ENW-publicatie over het verzekeren van grootschalige overstromingen (Vrijling et al., 2008).

Ons vakgebied kent ook nog enkele misverstanden die aandacht van onderzoekers vragen. Zo wordt nog wel eens beweerd dat we door de snelle veranderingen

1 zie http://www.ruimtevoorderivier.nl/waar-doen-we-dit/projecten/gelderland/

(8)

in de mogelijke klimaatveranderingen de kans op een overstroming niet of onvoldoende betrouwbaar kunnen bepalen. De gedachte daarbij is enerzijds dat de aanname van stationariteit bij klimaatverandering niet meer geldt en anderzijds dat deze aanname leidend is bij de statistische bepaling van kansen, bijvoorbeeld op basis van gemeten afvoeren (Milly et al, 2008).

Dat lijkt me veel te kort door de bocht. Het lijkt me dat de statistiek van meetwaarden een wezenlijke bijdrage levert aan het inschatten van overstromingskansen. Neerslag-, afvoer- en waterstandsmetingen bevatten veel informatie over het functioneren van het watersysteem. Deze gegevens kunnen worden gecorrigeerd aan opgetreden systeemveranderingen. Ook met trendanalyses zijn eventuele systeemveranderingen op te sporen (Koutsoyiannis, 2011). De overschrijdingskans van bijvoorbeeld een bepaalde waterstand kan dan met een statistisch model, eventueel in combinatie met modellen die de fysica beschrijven, worden bepaald. Als we een besluit willen nemen over de toekomst, kunnen we bijvoorbeeld uitgaan van een klimaatscenario en op die manier rekening houden met de toekomstige verandering in het systeem. Deze werkwijze wordt standaard onderwezen aan studenten van de TU Delft. Ik denk dat de onderwaardering van metingen en daarmee van betrouwbare gegevens en informatie een veel groter risico met zich meebrengt dan de onzekerheid over de stationariteit. Dit is een hypothese en ik vind het een uitdaging om deze te onderbouwen met empirisch onderzoek.

Overigens zijn er binnen de statistiek grote veranderingen gaande. Enkele decennia geleden hielden statistici zich vooral bezig met het bewerken van gegevens, maar tegenwoordig gaat statistiek veel meer over het nemen van beslissingen op basis van onzekere informatie (Bedford et al, 2001). Daarbij valt op dat de Bayesiaanse benadering sterk aan populariteit wint, ten koste van de klassieke benadering die ontwikkeld is tussen 1930 en 1960, met Ronald Fisher als grote voorman. De klassieke benadering (ook wel frequentistische benadering genoemd) is in vrijwel alle leerboeken te vinden en ligt ten grondslag aan het merendeel van de wetenschappelijke publicaties over statistiek. In de Bayesiaanse kansberekening wordt uitgegaan van reeds bekende kansen op basis van eerder onderzoek of ervaringen (a priori vastgestelde kansen). Als de waarde hiervan niet bekend is, kan hiervoor ook het oordeel van een expert (ervaringsdeskundige) worden gevraagd. Hij of zij zal een bepaalde waarschijnlijkheid toekennen aan gebeurtenissen. Kansen zijn in deze benadering geen frequenties op basis van objectieve metingen meten, maar een weergave van het geloof in een bepaalde gebeurtenis (Cooke, 1991). Deze subjectieve interpretatie geeft wel weer andere dilemma’s, maar ik denk dat we

de Bayesiaanse aanpak meer en meer zullen toepassen bij de bepaling van de overstromingsrisico’s.

Bayesiaanse methoden hebben in de afgelopen decennia aan populariteit gewonnen door de vondst van slimme methoden om de kansverdeling a posteriori te bepalen (Jaynes, 2003; Silva, 1996). Methoden als Bayesian Belief Networks worden gebruikt om de Bayesiaanse gevolgtrekking te ondersteunen. Voor een mooi (concept)proefschrift over de Bayesiaanse aanpak in de besliskunde, de relatie tussen gezond verstand en de Bayesiaanse statistiek en de beperkingen van de klassieke nutstheorie verwijs ik graag naar Erp (2013). Zelf denk ik dat de Bayesiaanse aanpak meer in opgang zal komen, omdat deze dicht bij onze natuurlijke manier van redeneren ligt: we passen onze beslissingen voortdurend aan op basis van nieuwe informatie (waarmee we onze oude kennis updaten).

De risicoaanpak om Nederland leefbaar te houden

Wat levert de risicoaanpak nu concreet op? Professor Ale heeft recent in zijn afscheidsrede op deze universiteit betoogd dat onze technieken om risico’s te berekenen in combinatie met het stellen van strenge, maar haalbare grenzen het risico op vele terreinen verlaagd heeft met een factor 10 tot 100 (Ale, 2013). Dat geldt ook voor overstromingsrisico’s. Maar om deze risico’s verder te reduceren is de overgang naar probabilistisch dijkbeheer nodig. We kunnen dan veel verfijnder berekenen welk aspect de grootste bijdrage aan het risico levert, waardoor we ook veel gerichter en efficiënter kunnen investeren (meer veiligheid voor de euro).

Overigens worden uitkomsten van risicoanalyses niet altijd geloofd en er wordt niet altijd naar gehandeld. Een anekdote kan in dit verband verhelderend werken. De risicoanalisten van NASA voeren risicoanalyses uit voor hun ruimtevaartvoertuigen. Ook voor de Space Shuttle is dat gebeurd. Volgens deze analyse was de kans op falen van de shuttle ongeveer 1 op 30, waarbij vooral de lancering kritisch was. Het management van NASA legde dit oordeel naast zich neer, omdat het congres een faalkans van maximaal 1 op 1000 had geëist bij het beschikbaar stellen van de budgetten. De 28e Space Shuttle explodeerde en nam de zeskoppige bemensing mee in haar ondergang. Ook professor Van Vollenhoven concludeert op basis van zijn jarenlange ervaring bij de Onderzoeksraad voor Veiligheid dat ongevallen niet plaatsvinden door gebrek aan kennis over de risico’s, maar omdat er in beleid en uitvoering te weinig aandacht wordt besteed aan veiligheid en de risico’s (Vollenhoven, 2012). Dat Nederland leefbaar kan worden gehouden met waterkeringen is bevestigd

(9)

14 15 in het onderzoek voor de Deltacommissie 2008 (Kok et al., 2008; Stijnen et al.,

2013). Zowel technisch als financieel lijken er geen belemmeringen te zijn om waterkeringen verder te ontwikkelen, ook bij veranderingen van het klimaat (voor een nuchtere kijk op het klimaatdebat: zie Crok, 2010). De kosten hiervan zullen, bij verstandig beleid, ook in de toekomst niet dramatisch stijgen. De kosten voor opvang van klimaatveranderingen en verdergaande risicoreductie zullen in de orde van € 1 miljard per jaar extra bedragen, zo’n 0,2% van ons BNP (tabel 1).

Waterkeringen voldoen aan de huidige norm

Waterkeringen voldoen aan veel strengere normen (toename in risico wordt gecompenseerd)

Jaar Kosten (109 €) % BNP Kosten (109 €) % BNP

2009 0,77 0,14 -

-2025 0,86 0,16 1,07 0,20

2100 0,91 0,17 1,16 0,21

2200 0,92 0,17 1,19 0,22

Tabel 1 Kosten van twee overstromingsrisicostrategieën in Nederland, in miljarden euro’s en als percentage van het BNP

De vraag is of ons maatschappelijk systeem hier ook gereed voor is, want deze investeringen zijn bedoeld om een volgende ramp te voorkomen. Bovendien lijkt het erop dat maatregelen die waterveiligheid koppelen aan andere functies een grotere steun krijgen dan maatregelen die alleen waterveiligheid dienen. Uiteindelijk zal ook hierbij de vraag moeten zijn welke baten die andere functies hebben en of deze baten de mogelijke additionele kosten rechtvaardigen. Waterveiligheid wordt echter soms ook gezien als een financieringsbron voor lokale wensen. Een integrale aanpak, waarbij de voorkeuren en waarden (‘values’) van de betrokkenen worden meegenomen, is dan wenselijk (zie bijvoorbeeld Keeney, 1992). Voor transparante besluitvorming is het daarbij nodig om voor de diverse oplossingen de bijdrage aan de reductie van overstromingsrisico’s expliciet te maken.

Nieuwe normen: een voorstel

Figuur 8 toont de manier waarop we nu de waterveiligheid tegen overstromingen vanuit ‘buitenwater’ (zee, meer en grote rivieren) technisch en juridisch hebben verankerd. Het overstroombare deel van Nederland is onderverdeeld

in zogenaamde dijkringgebieden en voor elk dijkringgebied geldt een beschermingsnorm. De normen zijn uitgedrukt in overschrijdingskansen van maatgevende waterstanden die de waterkeringen moeten kunnen keren. Als ingeschat wordt dat de kering dit niet in voldoende mate kan, wordt hij afgekeurd bij de wettelijk voorgeschreven zesjaarlijkse toetsing.

Figuur 8. Dijkringgebieden in Nederland, met nummers en kleuren voor de beschermingsnorm zoals opgenomen in de Waterwet

Er is alle reden om de dijkringenkaart te moderniseren. Allereerst is het wenselijk dat de norm verandert van een overschrijdingskans in een overstromingskans, zodat de norm uitdrukt hoe groot de kans op natte voeten in het gebied achter de dijken is. Daarmee heeft de norm ook expliciet betrekking op de sterkte van de waterkering. Daarnaast zijn de normen langs de kust al meer dan zestig jaar oud en in die tijd zijn de bevolking en de economie drastisch gegroeid. Nieuwe inzichten in de gevolgen van overstromingen geven ook aanleiding om de normen anders te definiëren: niet per dijkring maar per dijktraject. De lengte van een traject wordt idealiter bepaald door de gevolgen van de overstroming. Bij een relatief lange dijkring kan het wenselijk zijn meerdere trajecten te onderscheiden, omdat bij een doorbraak op een locatie niet noodzakelijk de gehele dijkring overstroomt. Ook kunnen de gevolgen sterk afhangen van de plaats waarop de dijkring doorbreekt. Een dijkring die werkt als een perfecte

1 / 10.000 1 / 4.000 1 / 2.000 1 / 1.250 1 / 500 1 / 250

(10)

badkuip, zodat bij een doorbraak op iedere willekeurige locatie de hele dijkring vol water komt te staan, bestaat hiermee uit één dijktraject. In een perfecte badkuip is de overstromingskans (de kans op natte voeten in het beschermde gebied) gelijk aan de faalkans van de waterkeringen in de dijkring. Echter, er zijn maar weinig dijkringen die zich gedragen als een perfecte badkuip, en dan is de overstromingskans (natte voeten of erger) niet gelijk aan de faalkans van de waterkering. Binnen VNK wordt daarom onderscheid gemaakt tussen de faalkans van de waterkering en de overstromingskans van het gebied. Een illustratief voorbeeld is dijkring 45 in figuur 8: bij een doorbraak langs de Lek is het hele gebied overstroomd, een doorbraak langs de randmeren leidt slechts tot een beperkte overstroming (omdat de hoeveelwater minder is, en omdat het gebied hellend is: langs de Lek zijn de waterkeringen 10 m+NAP, langs de randmeren liggen de waterkeringen op 0 m+NAP.) De overstromingskans hangt in vele dijkringen af van de locatie in de dijkring, en is dus niet overal gelijk aan de faalkans van de waterkering.

De grondslag van nieuwe normen is gelegd door professor Vrijling in zijn vaak geciteerde artikel over aanvaardbaar risico (Vrijling et al., 1998). Hij legt daarin een relatie met risico’s in andere sectoren van de maatschappij, zoals verkeer en chemische industrie. De kosten en baten spelen een belangrijke rol bij het vaststellen van het aanvaardbaar risico, maar ook het aantal slachtoffers uitgedrukt in zowel de individuele kans op overlijden als het zogenaamde groepsrisico (kans op overlijden van een grote groep bij één overstroming). Deze concepten zijn voor geheel Nederland uitgewerkt in het project Waterveiligheid 21e eeuw (zie voor de kosten-batenevaluatie: Kind, 2011; zie voor slachtofferbepalingen: Beckers en De Bruijn, 2011).

De discussie over nieuwe normen heeft naast een economische en technische component ook een ethische component. Welke veiligheid vinden we aanvaardbaar (Jongejan, 2008)? Wordt de discontovoet alleen door economische motieven bepaald? Hoe verdelen we de veiligheid over Nederland? Wat leggen we vast? Omdat het ook een ethische discussie is, kunnen de normen niet alleen op basis van technische en economische feiten worden bepaald. Een maatschappelijk en politiek besluit is nodig, gebaseerd op inzichten in techniek en economie. Een noodzakelijke vereiste voor dit debat is inzicht in de gevolgen van verschillende alternatieven.

De mogelijke waterdiepten na een overstroming spelen een grote rol bij het kiezen van aanvaardbare risiconiveau’s. Figuur 9 geeft de waterdiepten aan, zoals deze op internet via de nationale risicokaart zijn gepubliceerd. Merk op dat deze waterdiepten gebaseerd zijn op een beperkt aantal overstromingsscenario’s

en dat grotere waterdiepten kunnen optreden dan in deze kaart gepresenteerd (Kolen et al., 2011) .

Figuur 9 Waterdiepte na dijkdoorbraak (bron: www.risicokaart.nl)

Uit het bovenstaande blijkt dat de huidige dijkringenkaart aan vervanging toe is. Ik zal een voorstel doen voor een nieuwe kaart, gebaseerd op enkele simpele uitgangspunten. Belangrijk uitgangspunt is dat de normen in mijn kaart toetsnormen zijn en geen ontwerpnormen. Ook de huidige normen in de Waterwet zijn toetsnormen. Deze normen komen historisch gezien overeen met normen waarmee de waterkeringen zijn ontworpen. Op dit moment wordt echter geen expliciet onderscheid tussen een toetsnorm en een ontwerpnorm gemaakt. Dat is onwenselijk, vanuit zowel economisch als maatschappelijk gezichtspunt, en leidt ook tot sub-optimale oplossingen (zo worden op dit moment in het Deltaprogramma ontwerpen gemaakt met een norm die bedoeld is om te toetsen). De basis voor nieuwe normen is het voorstel voor economisch efficiënte normen dat onder verantwoordelijkheid van Deltares voor alle dijkringen in Nederland is uitgewerkt (Kind, 2011). Deze normen zijn bepaald met de wiskundige optimalisatiemethode, die ontwikkeld is door de

(11)

18 19 heer Eijgenraam van het CPB (Eijgenraam, 2006) en door een consortium van

bedrijven en kennisinstellingen verder ontwikkeld en geïmplementeerd is. In mijn voorstel heb ik echter over grotere dijktrajecten gelijke normen toegepast. Hierdoor zijn de normen weliswaar minder economisch efficiënt, maar wel gemakkelijker in de praktijk te hanteren. Tot slot heb ik ervoor gekozen om de ‘buitenkant’ van Nederland en de Waal het hoogste beschermingsniveau te geven. Langs de duinenrij stel ik een factor 10 strengere norm voor, vooral ook omdat deze veiligheid naar verwachting te bereiken is door handhaving van de Basiskustlijn (BKL).

Figuur 10. Dijktrajecten voor nieuwe en strengere normen voor primaire waterkeringen

Figuur 10 geeft de nieuwe kaart weer. Hiermee ontstaan veel meer verschillen in beschermingsniveaus tussen gebieden dan in de huidige dijkringenkaart. Ook wordt het concept van een dijkring verlaten, met name omdat uit overstromingsberekeningen blijkt dat de huidige dijkringgebieden geen perfecte badkuipen zijn. Het nieuwe concept van veiligheid bestaat uit dijktrajecten die elk een deel van Nederland tegen overstromingen beschermen. Verder zijn in dit voorstel de meeste c-keringen veranderd in een regionale kering, omdat het in de meeste gevallen het aantrekkelijker is om de ‘voordeur’ te versterken in plaats van de ‘middendeur’. Opgemerkt moet worden dat de normenkaart die ik presenteer één van de mogelijke kaarten is. Het is verstandig is om ook andere kaartbeelden te genereren (bijvoorbeeld met meer of minder ambities voor

de te bereiken veiligheidsniveaus) en voor al deze kaartbeelden de effecten te bepalen (bijvoorbeeld kosten, individueel risico, baten). Deze kaartbeelden kunnen het maatschappelijke en politieke debat over de gewenste veiligheid ondersteunen.

Figuur 11 Het concept van meerlaagsveiligheid

Meerlaagsveiligheid (MLV)

Naast het debat over nieuwe normen speelt ook de discussie over meerlaagsveiligheid. Daarmee wordt bedoeld dat we niet alleen overstromingen zo veel als mogelijk voorkomen, maar dat we ook de gevolgen van overstromingen beperken. Dat kan onder andere met ruimtelijke inrichting, bouwvoorschriften, preventief evacueren of een noodpakket uit de campagne Denk Vooruit van de overheid (zie Figuur 11). Met deze campagne wil de overheid bereiken dat burgers zich voorbereiden op mogelijke rampen, onder meer door een noodpakket aan te schaffen. De achterliggende gedachte is dat voorbereid zijn op een ramp helpt om de gevolgen te beperken, en dat is in het algemeen ook waar. De overheid verwacht dus dat u zich voorbereidt, ook op een overstroming. Om dat zichtbaar te maken heb ik een tonnetje uit het noodpakket meegenomen en ik vraag me af hoeveel mensen uit deze zaal een dergelijk noodpakket hebben. Maar de vraag is vooral: helpt dit tonnetje om de gevolgen van een ramp als een overstroming te beperken? Het lijkt me een optimistische gedachte. Dit wil overigens niet zeggen dat alle voorbereidingen op een mogelijke overstroming onzinnig zijn (zie ook Kolen en Kok, 2012), maar van een risico-analytisch perspectief telt altijd de vraag: is het effectief? 1 / 100.000

1 / 10.000 1 / 3000 1 / 1000 1 / 100

(12)

Welke maatregelen helpen dan wel om de gevolgen te beperken? In kader van een onderzoek naar meerlaagse veiligheid in New Orleans zijn de mogelijkheden onderzocht. Figuur 12 geeft enkele uitkomsten: evacuatie, bouwen op palen (op de foto is te zien dat verschillende bewoners verschillende hoogte van palen gebruiken), waterkeringen en maatregelen volgens het concept ‘building with nature’. De effecten zijn nogal verschillend, maar over het algemeen blijken preventieve maatregelen het meest efficiënt zijn: voorkomen is beter dan genezen. Bij de natuurmaatregelen staat een vraagteken: daar gaat mijn collega Bas Jonkman verder op in (Jonkman, 2013).

Figuur 12 Effectiviteit van enkele concepten voor het reduceren van risico’s en voorbeelden van maatregelen in New Orleans

Kansen voor meerlaagsveiligheid zijn er wel, maar niet overal en ook niet overal evenveel. Overigens ga ik ervan uit dat het altijd noodzakelijk is een rampenplan te hebben voor overstromingen. De vraag is: verwachten we zoveel van deze rampenplannen dat we minder gaan doen aan preventie? Een recente notitie van de ENW geeft hierover een aantal overwegingen. De kern is dat meerlaagsveiligheid nut heeft een in aantal gebieden, zoals de Limburgse Maas, buitendijkse gebieden, bij lokale knelpunten (bijvoorbeeld waar het heel duur is om waterkeringen aan te passen) en in buitenlandse delta’s (ENW, 2012). Een belangrijke vraag bij de keuze van maatregelen is of preventiemaatregelen straks uitgewisseld mogen worden met maatregelen uit laag 2 en laag 3. Ik denk dat het met name voor het besluit over de preventienorm goed is om te onderzoeken of maatregelen uit laag 2 en laag 3 daadwerkelijk helpen

om het overstromingsrisico te verminderen. Dit gebeurt al met evacuatie: bij het bepalen van de kans op overlijden (individueel risico) wordt er via de evacuatiefractie rekening mee gehouden dat sommige gebieden gemakkelijker geëvacueerd kunnen worden dan andere gebieden.

Integraal ontwerpen

Integraal ontwerpen is naar mijn mening een noodzaak. Dit houdt in dat bij het ontwerpen van waterkeringen gekeken wordt naar ruimtelijke kwaliteit en de koppeling met andere functies. Ik denk dat we hier meer van moeten verwachten dan van het concept meerlaagsveiligheid. Een belofte van multifunctionele waterkeringen is bijvoorbeeld dat de andere functies meebetalen aan waterveiligheid. Tot nu toe wordt dat overigens niet waargemaakt: in Katwijk bijvoorbeeld betaalt waterveiligheid mee aan de garage die daar gerealiseerd wordt. We zien daar dat de drie functies uit elkaar getrokken worden: een waterkering naast een parkeergarage en zand erover voor de ruimtelijke kwaliteit (Figuur13).

In de studie ‘Den Haag stad aan Zee’ heeft Anne Loes Nillesen samen met het Atelier Kustkwaliteit de mogelijkheden voor synergie tussen de waterveiligheidsopgave op de lange termijn en de ruimtelijke ontwikkeling van Scheveningen onderzocht. Figuur 14 laat drie verstedelijkingsmodellen voor Scheveningen zien, gekoppeld aan drie strategieën voor de waterveiligheid: de plaatsing van een strekdam (1), een zachte zeewaartse bescherming (2) en een harde zeewaartse bescherming (3). Hierbij is de waterveiligheidsopgave geïntegreerd met de opgave voor de ruimtelijke kwaliteit, vitaliteit en de bereikbaarheid van het gebied. Elk plan biedt ruimte aan zo’n 3500 woningen en aan kantoren.

(13)

22 23 te kwantificeren met de discontovoet. In Nederland wordt een toeslag op de discontovoet gehanteerd, die aangeeft dat er altijd een onzekerheid is dat de investering niet rendeert. Op dit moment wordt in de MKBA van overstromingen een discontovoet van 5,5% gebruikt - zie Kind, 2011 -waarbij een risico-opslag van 2% is gehanteerd. De risico-neutrale discontovoet is dus 3,5%. Als er risico-aversie voor overstromingen bestaat, dan is er reden om de discontovoet te verlagen naar bijvoorbeeld 2%. Optimale normen gaan dan met orde van grootte een factor 3 omlaag ten opzichte van de huidige berekeningen. Daarnaast speelt ook nog een andere discussie, namelijk dat de discontovoet ook op te vatten is als een maat voor tijdsvoorkeur. De discontovoet geeft de uitruil aan tussen verschillende generaties en heeft dus naast een economische component ook een ethische component. Figuur 15 geeft een voorbeeld van de invloed op de baten van de discontovoet van 4% en 1% (zie Koopmans, 2010).

Figuur 15 Invloed van de discontofactor op het gewicht van toekomstige baten (bron: Koopmans, 2010) • Keten-effecten van overstromingen

Bij grootschalige overstromingen vallen bedrijven uit. Het vermoeden bestaat dat dit effect groter wordt door toenemende globalisering en afhankelijkheden tussen ‘supply chains’, waardoor ook de gevolgen van overstromingen groter worden. Onderzoeksvraag is hoe dit kan worden gekwantificeerd (voor een eerste aanzet, zie Vilier, 2013).

• Preventief of verticaal evacueren?

In een aanpak met meerlaagsveiligheid speelt preventieve evacuatie een belangrijke rol. De vraag is of dit de beste strategie is, omdat ook tijdens

Figuur 14. Verstedelijkingsmodellen voor Scheveningen op basis van drie strategieën voor waterveiligheid: 1. strekdam, 2. zacht zeewaarts en 3. hard zeewaarts.

De rode cirkel geeft de plaats van het Kurhaus weer. (Bron: Defacto)

Focus van nieuw onderzoek

Nieuw onderzoek is nodig om ook in de toekomst gesteld te staan voor de waterveiligheid. Het onderwerp van de splitsingspunten is al genoemd, maar er zijn nog vele andere onderwerpen. Ik zal kort een aantal behandelen en mijn ambitie is dat deze onderwerpen worden uitgewerkt in een proefschrift.

Grondslagen overstromingsrisico, onder andere risicoaversie in kosten-batenanalyses

In kosten-batenanalyses wordt er tot nu toe vanuit gegaan dat er geen voorkeur bestaat voor ofwel het betalen van een euro voor preventie van overstromingen ofwel het betalen van een euro voor schade van een overstroming. In de nutstheorie heet dit ‘risico-neutraal’ (Arrow, 1965). Dit uitgangspunt is waarschijnlijk niet geldig bij grootschalige overstromingen, en er zijn aanwijzingen dat voor deze rampen er zogenaamde risicoaversie bestaat (Slijkhuis et al, 1995). Onderzoeksvraag is hoe de risicoaversie kan worden gekwantificeerd. Een mogelijkheid is om deze risicoaversie

(14)

En dan natuurlijk de harde werkers in het veld bij de ministeries, Rijkswaterstaat, provincies, waterschappen en ingenieursbureaus: graag werk ik met jullie samen aan vraagstukken van de toekomst.

Het Expertise Netwerk Veiligheid vervult een belangrijke rol voor het koppelen van onderzoeksresultaten en beleid. Dat is soms ondankbaar, omdat de beide werelden elkaar niet vanzelfsprekend begrijpen, soms communiceren ze zelfs als Venus en Mars. De kwaliteit van de interactie bepaalt echter voor een groot deel de kwaliteit van waterveiligheid in een land. Als voorzitter van de werkgroep Veiligheid en lid van de Kerngroep maak ik me graag sterk voor een passende rol van de ENW en draag ik graag bij aan een passende interactie tussen beleid en inhoud.

Het veld van waterveiligheid is groot en daarom ben ik enorm blij dat Bas Jonkman benoemd is als hoogleraar Integrale Waterbouwkunde en dat we hebben afgesproken samen het gebied van Flood Risk te gaan bestrijken. Bas, jouw energie en jouw kennis van zowel Flood Risk als de waterbouw maakt dat onze samenwerking elke dag een feest is. De oprichting van het Delft Flood Risk Center geeft ons veel mogelijkheden om deze samenwerking verder gestalte te geven. Dit centrum zal nationaal en internationaal onderzoek uitvoeren naar de analyse en reductie van overstromingsrisico’s.

Dankwoord

Graag wil ik allen bedanken die bij hebben gedragen aan mijn benoeming tot deeltijdhoogleraar Waterveiligheid aan de TU Delft. De leerstoel wordt ge-financierd door de steuncampagne van Rijkswaterstaat, waar ik deze organisatie graag voor bedank. Het is een groot voorrecht om deze functie te vervullen. Han Vrijling wil ik bedanken, voor alle raad en daad. Han: bedankt voor alle oplossingen die je aanreikte als ik wel eens met mijn handen in het haar zat. Jij bent de grondlegger van dit vakgebied en het doet me deugd dat jouw bijdrage aan het ‘probabilistische dijkbeheer’ en ‘aanvaardbaar risico’ hun weg naar de praktijk hebben gevonden. Wij gaan door op dit spoor en zullen jouw gedachtengoed verder ontwikkelen.

Het Waterloopkundig Laboratorium (inmiddels onderdeel van Deltares) wil ik bedanken voor de kans die ze mij in 1986 heeft geboden om in de waterwereld aan het werk te gaan. Deze dank geldt met name Jan van der Zwaard, destijds directeur van de sector Rivieren, Scheepvaart en Kunstwerken.

de evacuatie een dijkdoorbraak kan plaatsvinden. In dergelijke gevallen lijkt het beter om bewoners te adviseren verticaal te evacueren, dat wil zeggen: zoek het hoger op. Dit geeft wel andere problemen: elektriciteit en drinkwater ook zullen uitvallen tijdens een overstroming en deze uitval kan lang aanhouden (zie het proefschrift van Kolen, 2013).

• Risicoreductie door noodmaatregelen

Tijdens hoogwaterperioden kunnen zich op en nabij waterkeringen verschijnselen voordoen die mogelijk met tijdelijke noodmaatregelen te verhelpen zijn. De vraag is wat de betrouwbaarheid van deze maatregelen is en in welke mate je erop mag rekenen. Op dit moment doet onze vakgroep samen met de STOWA onderzoek naar dit onderwerp.

• Overstromingskans tijdens hoogwater

Tijdens een hoogwater doet zich de vraag voor of de waterkeringen wel of niet doorbreken. Een goede maat daarvoor is de operationele overstromingskans, die niet de overstromingskans in een willekeurig jaar weergeeft, maar de doorbraakkans gegeven de actuele voorspelling van het hoogwater en informatie over de sterkte van de waterkering op basis van sensoren (zie bijvoorbeeld Wojciechowska et al., 2013).

Samenvattend

Als ik dit alles voor u samenvat, dan zijn waarschijnlijk vier elementen van belang om het dramatische overstromingsscenario van Bernard Wientjes uit het begin van deze rede te voorkomen:

1. Blijven investeren in waterveiligheid: is cruciaal voor de leefbaarheid van deze wereld en zal alleen maar belangrijker worden;

2. Kwantitatieve risicoanalyses en probabilistisch dijkbeheer (overstromings-kansen): noodzakelijk en geeft een positieve kentering;

3. Aanscherping van normen in Nederland: noodzakelijk, mijn voorstel biedt een aantrekkelijk alternatief.

4. Waterveiligheid integreren met andere functies: lijkt in het algemeen aantrekkelijker dan meerlaagsveiligheid.

En dat kan ik allemaal niet alleen …..

En dat alles kan ik niet alleen: daar heb ik velen van jullie bij nodig. Allereerst de studenten, want studenten opleiden is een kerntaak van elke universiteit. Er zijn vele uitdagingen, vooral ook internationaal. Ik begeleid met plezier de studenten en promovendi die bij me aankloppen.

(15)

26 27 Referenties

Ale, Ben, 2012. Nog één keer aftellen. Afscheidsrede 21 november 2012, Technische Universiteit Delft.

Arnold, E., M. Kok, E. van Velzen en J.K. Vrijling, 2005. Hydraulic impact of a real time control barrier at the bifurcation points in the Rhine branches in the Netherlands. Proceedings of the International Symposium on Stochastics

Hydraulics, Nijmegen, 23-24 May 2005

Arrow, K.J., 1965, The theory of risk aversion, in Aspects of the Theory of Risk

Bearing, by Yrjo Jahnssonin Saatio, Helsinki. Reprinted in: Essays in the Theory

of Risk Bearing, Markham Publ. Co., Chicago, 1971, 90-109.

Barry, John M., 1997. Rising Tide. The Great Mississippi Flood of 1927 and

how it changed America. Touchstone, New York, ISBN 0684810468.

Bedford, T. en R.M. Cooke, 2001. Probabilistic Risk Analyses. Foundations

and Methods. Cambridge University Press, New York.

Beckers, J.V.L. en K.M. de Bruijn, 2011. Analyse van slachtofferrisico’s,

WaterVeiligheid 21e eeuw. Projectnummer 1204144. Deltares, Delft.

Cooke, R.M., 1991. Experts in Uncertainty: Opinion and Subjective Probability

in Science (Environmental Ethics & Science Policy), Oxford University Press,

London.

Crok, Marcel, 2010. De Staat van het Klimaat, een koele blik op een verhit

debat. Uitgeverij Paradigma, Amsterdam. ISBN 9789049960407.

Deltacommissie, 2008. Samen werken met Water. Een land dat leeft, bouwt

aan zijn toekomst. Den Haag, september 2008.

Eijgenraam, C., 2006. Optimal safety standards for dike-ring areas. CPB discussion paper no 62.

ENW, 2012. Meerlaagsveiligheid: nuchter bekeken. Notitie, November 2012. Erp, N. van, 2013. A Bayesian Decision Theoretic Framework, Draft PhD thesis, Delft University of Technology.

Graag wil ik mijn naaste collega’s van HKV lijn in water en de TU Delft bedanken voor de prettige samenwerking en ik verwacht dat we op dezelfde voet doorgaan. Ik werk voor beide organisaties parttime; dat vraagt de nodige flexibiliteit van mij, maar vooral ook van mijn omgeving. Ik wil drie personen van HKV met name noemen: Kees Vermeer, Hans Hartong en Durk Klopstra: dank voor het vertrouwen en de buitengewoon plezierige samenwerking sinds 1995, het jaar waarin HKV is gestart.

Tot slot wil ik onze kinderen Erikhans, Wilrik, Martijn en Anne-Laure bedanken voor al het plezier dat we met elkaar hebben, en, last but not least, mijn lieve vrouw Sari voor haar onvoorwaardelijke steun en liefde in de afgelopen 34 jaar. Ik heb gezegd.

(16)

Kok, M., W. Silva, R. Slomp en J.W. Stijnen, 1995. River Management and flood risk reduction using structural measures and disaster management for the Rhine river in the Netherlands. Proceedings IHHR Stochastic Hydraulics, 23-24 may 1995.

Kok, Matthijs, Bas Jonkman, Wim Kanning, Ties Rijcken en Jan Stijnen, 2008.

Toekomst voor het Nederlands polderconcept; Technisch en financiële houdbaarheid. HKV lijn in water / TU Delft, PR1568, Lelystad, juni 2008.

Kolen, B., J. Leenders, M. Bos, J.M. Zoethout, S. Nieuwenhuis en K. van Ruiten, 2011. The use of different flood scenarios including worst cases for emergency planning and flood preparedness. 5th International Conference on Flood

Management (ICFM5), 27-29 September 2011, Tsukuba-Japan

Kolen, B., en M. Kok, 2012. Optimal investment strategy in a multi layer flood risk approach. Proceedings of the Flood Risk conference 2012, Rotterdam. Kolen, B., 2013. Certainty of uncertainty in evacuation for threat driven

disasters. Principles of adaptive evacuation management for flood risk planning applied for the Netherlands. PhD thesis, Nijmegen, Oktober 2013.

Koopmans, C.C., 2010. Van zacht naar hard, milieu effecten in kosten baten

analyses. Oratie VU Amsterdam, 4 november 2010.

Milly, P.C.D., J. Betancourt, M. Falkenmark, R.M. Hirsch, Z.W. Kundzewicz, D.P. Lettenmaier, and R.J. Stouffer, 2008. Stationarity Is Dead: Whither Water Management? Science, 319, 573-574

Nillesen, Anne Loes, 2012. Den Haag stad aan zee - Atelier kustkwaliteit, Technische Universiteit Delft, Deltares en Defacto, 2012.

Projectbureau VNK, 2011. De methode van VNK2 nader verklaard. De

Tech-nische Achtergronden, Utrecht, maart 2011.

Schaap, S., 2010. Klimaat en overstroming, een verleidelijk verband. Inaugurale rede TU Delft, 2010.

Silva, D.S., 1996. Data Analysis: A Bayesian Tutorial. Clarendon Press, Oxford. ISBN 0198517629.

Faber, Michael Havbro (ed), 2013. Statistics and Probability Theory. In Pursuit

of Engineering Decision Support. Springer Verlag.

Hallegatte, Stephane, Colin Green, Robert J. Nicholls and Jan Corfee-Morlot, 2013. Future flood losses in major coastal cities, Nature Climate Change, 13 august 2013.

Inspectie Verkeer en Waterstaat, 2011. Derde toets primaire waterkeringen.

Landelijke toets 2006-2011. IVW/WB/2011/000002, november 2011.

Jaynes, E.T., 2003. Probability Theory; the logic of Science. Cambridge University Press.

JCDS, 2011. Jakarta Coastal Defence Strategy, Agenda. Ministry of Public Works (PU), Deltares and Urban Solutions, Jakarta, 30 september 2011. Jongejan, R., 2008. How safe is safe enough? PhD Thesis, Delft University of Technology, Delft.

Jongejan, Ruben en Pauline Barrieu, 2008. Insuring Large-Scale Floods in the Netherlands. The Geneva Papers, 2008, 33 (250-268).

Jongejan, Ruben, Bob Maaskant, Wouter ter Horst, Fred Havinga, Niels Roode en Harry Stefess, 2013. The VNK2-project: a fully probabilistic risk analysis for all major levee systems in the Netherlands, IAHS Publ. 357 - pages 75-85. Jonkman, S.N., 2013. Het water weet de weg. Oratie TU Delft, 23 mei 2013. Keeney, Ralph L., 1992. Value-Focussed Thinking, a path to creative decision

making. Harvard University Press, ISBN

Kind, J., 2011. Maatschappelijke kosten-batenanalyse Waterveiligheid 21e

eeuw, Deltares, 1204144-006-ZWS-0012, 31 maart 2011

Koutsoyiannis, D., 2011. Hurst-Kolmogorov dynamics and uncertainty. Journal

(17)

30 31 Colofon

Tekst: M. Kok, augustus 2013. Omslag: foto: copyright Siebe Swart

‘Overzicht IJburg langs de as van de IJburglaan’

Figuren 3,6, 8, 9, 10 en 11 vormgegeven door Field Factors / Wilrik Kok Silva, Wim, 2001. Hoogwaterbescherming langs de Rijntakken. Onzekerheden

en omgaan met onzekerheden. RWS/RIZA, Werkdocument nr. 2000.179X, 6

maart 2001

Slijkhuis, K.A.H., P.H.A.J.M. van Gelder en J.K. Vrijling, 1997. Optimal dike height under statistical, construction and damage uncertainty. Proceedings of ICOSSAR’97, 7th International Conference on Structural Safety and

Reliability, Kyoto, 1997.

Stijnen, J.W., W. Kanning, S.N. Jonkman en M. Kok, 2013. The technical and financial sustainability of the Dutch Polder approach. Journal of Flood Risk

Management, DOI: 10.1111/jfr3.12022

Vilier, J., 2013. Assessment of the Costs of Business Interruption caused by

Large-scale Floods. A comparison of methods, MsC thesis, Delft University of

Technology, may 2013.

Vollenhoven, Pieter van, 2012. Hier Onveilig? Onmogelijk! Uitgeverij Balans, Amsterdam.

Vrijling, J.K., W. van Hengel en R.J. Houben, 1998. Acceptable Risk as a Basis for Design, Reliability Engineering and System Safety, 59, 1998, 141-150 Vrijling, J.K., C.J.J. Eijgenraam en M. Kok, 2008. Verzekeren tegen grote

overstromingen, ENW publicatie, 5 maart 2008.

Walker, W.E., A. Abrahamse, J. Bolten, J.P. Kahan, O. van de Riet, M. Kok, and M. den Braber (1994). A Policy Analysis of Dutch River Dike Improvements: Trading Off Safety, Cost, and Environmental Impacts, Operations Research, Vol. 42, No. 5, pp. 823-836.

Wojciechowska, K. en M. Kok, 2013. First insight into the probabilistic evacuation criteria in the Netherlands, Journal of Flood Risk Management, Volume 6, Issue 2, Pages i-iii, 69-165, juni 2013.

Woud, Auke van der, 2006. Een nieuwe wereld, het ontstaan van het moderne

(18)
(19)

Faculteit Civiele Techniek

en Geowetenschappen

Stevinweg 1

2628 CN Delft

Tel: +31 (0)15 27 89802

www.tudelft.nl

Cytaty

Powiązane dokumenty

14.40 rozpoczęła się ostatnia sesja konferencji biblijnej, podczas której wystąpiło dwóch prelegentów, którzy przedstawili następujące tematy: Paulina Nicko (UWr) –

Faktem potwierdzającym zainteresowanie Jana sprawami melecjańsko-nicejskiej fakcji w Antiochii i su­ gerującym, że jego wybór nie był przypadkowy, jest to, że pierwszym

Za przy- k!ady s!u&#34; tu g!ównie teksty Ma!gorzaty Szejnert, która jako wspó!za!o&#34;ycielka „Gazety Wyborczej” i do#wiadczona reporta&#34;ystka jest niejako mistrzyni

(2006) are the pioneers in the field of water transport simulation in cement pastes. Their so-called network models are subdivided into a series of nodes connected by cylindrical

In contrast, intermediate partitioning temperature of 500 °C promotes pearlite and carbide formation in austenite, that compete for the carbon available for partitioning, and

However, assumptions on energy prices may further complicate the situation; economic performance does not always exactly correlate with thermal efficiency, depending on the

‘Building with nature’: the new Dutch approach to coastal and river works de Vriend, van Koningsveld and

Not unrelated to teacher competency is the question of assessment. Skills and systems approaches lend themselves more easily to objective assessment through gap-fills and