• Nie Znaleziono Wyników

Voorburg in de Romeinse tijd

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Voorburg in de Romeinse tijd"

Copied!
64
0
0

Pełen tekst

(1)

"

VOORBURG

IN DE ROMEINSE TIJD

J.

DANE

"~

". ". .o.:. ~~ ,."

~~,

..

" ... 1: .... Co • -: . : •••••

(2)

,/

,

Voorburg in de Romeinse tijd

Bibliotheek TU Delft

C

0003814757

1388

217

9

(3)

Voorburg in de Romeinse tijd

J.Dane

Delftse Universitaire Pers

1992

(4)

Uitgegeven door: Delftse Universitaire Pers Stevinweg 1

2628 eN Delft telefoon (015) 783254 fax (015) 781661 In opdracht van: Culturele Raad Voorburg Omslag en illustraties: Willem van de Nadort, Tilburg

Dank is verschuldigd aan de dames J.E.C. Stumpel en I.E. Verbeek-Kremer en de heren W.A. Vervoort, W.J. Jung en T.M. Buijtendorp voor hun op- en aanmerkingen. Tevens dank aan mevrouw A.E.Oostdijk en de heer C. Milot van de Archeologische Werkgroep Voorburg, voor het doorlezen van de tekst.

ISBN 90-6275-788-X / CIP

© 1992 by drs. J. Dane

All rights reserved. No part of this book may be reproduced in any form or by any means, electronic or mechanical, including photocopying, re-cording or any other means without written permission from the publisher.

(5)

INHOUDSOPGAVE

Voorwoord Inleiding

1. De geschiedenis van het Romeinse Rijk

2. De archeoloog en zijn werk 3. Voorburg in de Romeinse tijd Woordenlijst Verder lezen? Verantwoording 6 7 11 27 41 57 61 63

5

(6)

6

VOORWOORD

Het is altijd leuk om wat te weten van de geschiedenis van je woon-plaats of de woon-plaats waar je bijna elke dag komt, omdat je er naar school gaat. Zeker waar de geschiedenis van Voorburg zo ver terug gaat in de tijd, tot zelfs voor de Romeinse periode.

Omdat er zoveel te vertellen zou zijn, moest er een keus worden ge-maakt en in 1991 besloot de Culturele Raad van Voorburg om voor de leerlingen van de brugklassen van het voortgezet onderwijs hier in de gemeente een boekje uit te brengen. Om te beginnen speciaal over de Romeinse geschiedenis van Voorburg.

Ik hoop dat je er met plezier mee aan het werk kunt. Wie weet laat je dat nog eens horen.

Mr. dr.

JW

Eggink, wethouder Cultuur e.a. van de gemeente Voorburg

(7)

INLEIDING

Wanneer je een wandeling door Voorburg maakt, dan kom je straatna-men tegen die herinneren aan het koninklijk huis: de Prins 8ernhard-laan, het Koningin Julianaplein en de Prinses Mariannelaan. Er zijn ook straten die genoemd zijn naar Nederlandse schrijvers, zoals het Dou-wes Dekkerpad, de Herman Gorterstraat, de Vondelstraat en het Wil-lem Kloosplein. Het is makkelijk om een straat een naam te geven: een stad of dorp zonder straatnamen zal namelijk een doolhof worden.

Als je tijdens die wandeling goed oplet, dan kom je straatnamen te

-gen die een beetje uit de toon vallen. Heel veel namen klinken 'Neder

-lands', maar er zijn ook straten met namen die uit een andere taal ko

-men. Een aantal straten heeft een naam die doet denken aan de Ro

-meinse tijd: de Agrippinastraat, de Claudiusstraat, de Corbulokade, de Flaviusstraat en de Hadrianusstraat.

Waarom heeft Voorburg straten die genoemd zijn naar Romeinen die honderden jaren geleden leefden?

Omstreeks 55 voor Christus (dat betekent dus: 55 jaar voor de ge

-boorte van Christus) trokken de eerste Romeinse legers het gebied bin

-nen dat wij nu Nederland noemen. Er woonden in Nederland al men

-sen, de zogenaamde inheemseo bewoners. In de eeuwen daarna bouwden de Romeinse soldaten op verschillende plaatsen forten, waar zij gingen wonen.

In Voorburg hebben de Romeinen rond 49 na Christus een nederzet-ting gebouwd. Vandaar dat er in Voorburg straten genoemd zijn naar personen uit het Romeinse verleden van dit dorp.

Misschien denk je nu: '55 jaar vóór Christus! Dat is al zo ontzettend lang geleden, daar is vast niets meer van bewaard gebleven, van die Romeinse tijd van Voorburg.' Nou, dan heb je je vergist! In de bodem van Voorburg zijn in de loop der eeuwen door allerlei mensen heel veel dingen gevonden die afkomstig zijn uit de tijd dat de Romeinen in ons land waren. Hierbij moet je denken aan potten, scherven, munten en funderingen van gebouwen.

(8)

Een deel van de plattegrond van Voorburg met daar overheen getekend in dikkere lijnen de vermoedelijke vorm en grootte van de stad. De stadsmuur langs de Corbulogracht was zeer waarschijnlijk niet aanwezig (bron: Robbert Jongepier, 'M.A.C:I

Mo·et je je voorstellen: in het dorp waar jij nu woont, leefden eeuwen geleden mensen die huizen bouwden, handel dreven en naar een bad-huis gingen. En het boeiende is dat wij in onze tijd ons een voorstelling kunnen maken van hoe Voorburg er toen uitzag en hoe de mensen leef-den.

VI/at gaan we in dit boekje doen?

o

In het eerste hoofdstuk wordt de geschiedenis van de Romeinen en

het Romeinse Rijk nader bekeken. We doen dat om je geheugen wat op

te frissen, want op de basisschool en misschien ook wel tijdens de

ge-schiedenislessen op de middelbare school, is deze periode uit het ver-leden al eens aan je verteld. Veel van wat je leest in hoofdstuk 1 zal je

bekend in de oren klinken. Maar er komen ook nieuwe zaken om de

(9)

o

De geschiedenis van Voorburg in de Romeinse tijd lag verborgen in de grond. Diep onder het gras, onder de straatstenen of onder de kel

-ders van huizen en gebouwen. Mensen die de geschiedenis opgraven uit de bodem noemen we archeologen. In het tweede hoofdstuk kom je te weten wat archeologen zijn en hoe ze werken. Natuurlijk wordt besproken hoe de archeologen in Voorburg te werk zijn gegaan.

o

Na het hoofdstuk over de archeologie gaan we kijken wàt er nu pre

-cies in de bodem van Voorburg is gevonden. We gaan de funderingen van de huizen en gebouwen nader bekijken. Ook de scherven van aar-dewerk, munten en andere archeologische vondsten komen ter sprake.

Wat

je

verder nog moet weten

o

Dit boekje is niet alleen een leesboekje: er staan ook opdrachten in die je moet maken. Je kunt het beste ruimte in je schrift of multomap vrijmaken voor deze opdrachten.

Het beantwoorden van deze opdrachten zal niet altijd even makkelijk zijn: niet alle antwoorden staan in de tekst. Veel vragen kun je beant

-woorden met behulp van je geschiedenisboek of de encyclopedie van de (schooilbibliotheek.

o

In de tekst komen nogal wat moeilijke woorden voor: de Romeinen spraken immers geen Nederlands! Woorden met dit tekentje 0 worden achter in het boek verklaard.

(10)

10

Opdrachten

1.

a. Zoek in je geschiedenisboek of de encyclopedie op wie Agrippina,

Claudius, Flavius, Hadrianus en Corbulo waren.

b. Wanneer leefden deze personen?

2.

Straatnamen in Nederland dragen de naam van een persoon, een

voor-werp of een plant. In veel steden in de Verenigde Staten, zoals

bijvoor-beeld in New York, hebben de straten geen naam.

a. Weet je hoe ze daar de verschillende straten uit elkaar houden?

Er zijn dus twee manieren om straatnamen uit elkaar te houden. b. Welke manier is volgens jou de beste en waarom?

3.

a. De Romeinen spraken geen Nederlands. Welke taal spraken zij dan

wel?

(11)

1.

DE GESCHIEDENIS VAN HET ROMEINSE

RIJK

Van boerendorp tot wereldstad

De eerste bewoners van het gebied dat later Rome is geworden, woon-den in de heuvels en langs de hellingen van de stad. We weten onge

-veer hoe Rome is ontstaan: namelijk uit een prehistorischeo nederzet-ting langs de Tiber.

De stad is dus uit eenvoudige nederzettingen ontstaan. Daarnaast is er het verhaal van Romulus en Remus. Dit verhaal is een overlevering 0, die te mooi is om niet te vertellen.

De Vestaalse maagd 0 Rhea Silvia werd in haar slaap door Mars, de

Romeinse god van de oorlog, bezocht. Zij kreeg twee kinderen van hem, Romulus en Remus, een tweeling.

De twee broers werden door hun moeder te vondeling gelegd. Ze zouden zijn gestorven, als een wolvin ze niet had gevoed met haar melk. Later ontfermde de herder Fastulus zich over hen.

Toen de twee broers volwassen waren, stichtte Romulus een stad.

Om aan te geven dat dit zijn stad was, bouwde hij er een laag muur

-tje omheen. Remus was jaloers op zijn broer Romulus en stak de draak met het lage muurtje.

Ze kregen slaande ruzie en toen Remus over het muurtje sprong,

sloeg Romulus hem dood en zei: 'Iedereen die over de muren van Ro-me komt, zal worden doodgeslagen.' Romulus werd de eerste koning van Rome.

Volgens deze overlevering waren de eerste bewoners van Rome jonge stoere kerels. Er was één moeilijkheid: er waren geen vrouwen waar-mee ze konden trouwen en kinderen krijgen. Dit was een probleem voor die avontuurlijke jongemannen. Wat te doen?

In de buurt van Rome woonden de Sabijnen, een volk dat dochters had waarmee de Romeinen konden trouwen. De Sabijnen wilden

(12)

12

Romulus en Remus en de wolf, afbeelding op een Romeinse penning

echter niet dat die jonge stoere Romeinen met hun dochters zouden

huwen. Door een list kwamen die jonge Romeinen toch aan hun brui

-den: de zogenaamde Sabijnse maagdenroof.

Buiten de muren van Rome organiseerde koning Romulus een

groot feest en nodigde zijn buren, de Sabijnen, uit. Alle Sabijnse ge

-zinnen kwamen naar het feest.

Op een gegeven moment sleepte iedere Romeinse man een Sa

-bijns meisje mee naar Rome en dwong haar met hem te trouwen. Nu

hadden ze eindelijk een vrouw.

De Sabijnen waren woedend en er brak een oorlog uit. De jonge Sabijnse vrouwen hebben uiteindelijk een bloedige strijd weten te

voorkomen. Als de Romeinen zouden winnen, zo redeneerden ze,

dan zouden ze hun vaders en broers verliezen. En als de Sabijnen

zouden winnen, dan zouden ze hun echtgenoten verliezen.

De Romeinen en de Sabijnen zagen in dat een oorlog niets zou

oplossen. Ze besloten toen maar één groot volk te worden. En zo

ontstond het Romeinse Rijk.

Langzamerhand groeide Rome uit tot een grote stad. Er werden veel kinderen geboren en mensen van buitenaf vestigden zich in de stad. In de buurt van Rome lagen zeven heuvels, die op den duur allemaal be-woond waren. Rome wordt nog steeds de stad van de zeven heuvels genoemd.

In het begin leefden de Romeinen van de landbouw. In een dal tussen de zeven heuvels waar Rome op was gebouwd, was een markt waar de landbouwprodukten werden verhandeld: het Forum Romanumo

(13)

(een forum is een marktplein). Het Forum Romanum was het hart van Rome: alle wegen leidden daarheen.

Vanuit Rome werd Italië veroverd en vervolgens het hele Middel -landse zeegebied. Kijk maar eens op een kaart of in een atlas wat een enorm gebied dat is!

Rome werd van een prehistorisch boerendorp een wereldstad. Uit heel Italië werden, vruchten, groenten, wijn en marmer naar Rome ver -voerd. De stad had drie havens waar het een drukte van belang was.

Uit Spanje werd olijfolie, koper, lood en zilver aangevoerd. Schepen uit Arabië brachten de prachtigste edelstenen en de geurigste specerijen (bijvoorbeeld: kaneel en nootmuskaat) mee. Wol en hout kwam uit Frankrijk. De pakhuizen waren overvol.

Overal werd handel gedreven. Duizenden bakkers, visverkopers en wijntappers probeerden hun handelswaar te verkopen. De stad gonsde van de bedrijvigheid. Rome was een wereldstad geworden.

Trouwens, als je er ooit naar toe mocht gaan en dat kan best eens ge-beuren, want alle wegen leiden naar Rome: Rome is nog steeds een echte wereldstad!

Het dagelijks

leven

in Rome

Volgens de overlevering werd Rome in het jaar 754 vóór Christus door Romulus gesticht. In het begin, dat heb je hierboven kunnen lezen, was Rome een boerendorp, met maar een paar gezinnen. In de bloeitijd zo rond het jaar 100 na Christus, woonden er in de Rome meer dan één miljoen mensen.

W

i

e woonden er in Rome?

Er leefden ongeveer 230.000 gezinnen in de stad, arm en rijk. Bij elkaar waren dit ongeveer 700.000 mensen. Verder woonden er ook nog on-geveer 400.000 slaven. Bij elkaar opgeteld zijn dit 1.100.000 mensen. AI die mensen moesten eten en drinken en hadden een dak boven hun hoofd nodig.

De meeste mensen woonden in de arme wijken van Rome. Mis-schien denk je dat al die mensen in huizen woonden, maar dan heb je 't mis. Het merendeel van de gezinnen woonde in flats van wel 20 meter hoog. Zoveel mensen op zo'n kleine oppervlakte gaf natuurlijk problemen. De flats waren van een slechte kwaliteit: de muren waren dun en er zaten vaak gaten in het plafond. Verder hing er een ondraag -lijke stank, omdat er geen toiletten waren en het gebruikte water uit het raam werd gesmeten. Ongeveer 130.000 gezinnen woonden in de arme stadsdelen van Rome.

(14)

14

De rijke inwoners van Rome hadden het stukken beter. Zij woonden in mooie eengezinshuizen van wel 20 bij 40 meter groot. Deze huizen waren van alle gemakken voorzien. Zoals wij tegenwoordig water uit de kraan krijgen, zo kregen de Romeinse villa's ook water.

Rome had een stadswaterleiding! Dat was nog nergens eerder in de geschiedenis vertoond. AquaductenO brachten het water uit de ber

-gen naar de stad. Een ingewikkeld kanalen-en buizensysteem leidde het water naar de badhuizen en woningen van de burgers.

In de huizenblokken waar de arme mensen woonden, was het in de winter heel koud. De huizen van de rijke inwoners daarentegen, had-den centrale verwarming: in de kelder werd houtskool of hout ver

-brand, de warme lucht kwam tegen de onderzijde van de vloer en warmde deze op. Via in de muren gemetselde kanalen, werd de warme lucht afgevoerd. De wanden werden daardoor mee verwarmd.

Een buitenmuur zorgde ervoor dat de rijke mensen nauwelijks last had

-den van lawaai en hitte. Elk huis had een atriumO, dit was een

bin-Centrale verwarming uit de Romeinse tijd; 1. buitenmuur; 2. pleisterlaag;

3.

tubuli (wandverwarmingsbuizen); 4. beschilderd stucwerk; 5. mortelvloer;

(15)

nenplaats met daar omheen de vertrekken. Op de binnenplaats was vaak een vijvertje en er groeiden bloemen. Zo hadden de rijke burgers van Rome hun eigen kleine parkje, waar ze zich, als de zon scheen, konden ontspannen .

. Maar ook de rijke mensen klaagden over het leven in Rome. Seneca,

een beroemde schrijver, klaagde over het lawaai dat uit de badhuizen kwam. De stad was zo overvol, schreef hij, en er werd zoveel lawaai gemaakt, dat hij nauwelijks kon slapen of schrijven.

De tegenstellingen tussen arm en rijk waren in Rome heel groot. De rijke families hadden het voor het zeggen: zij bepaalden wat er gebeur-de in gebeur-de stad. Zij hadgebeur-den veel geld en belangrijke kennissen. Deze rijke, voorname families werden patriciërs

°

genoemd.

Het volk, de mensen die in de arme wijken van de stad woonden, had niets te zeggen. Deze mensen werden plebejersO genoemd: Romeinse burgers met weinig invloed.

Naast de patriciërs en de plebejers waren er ook nog slaven. Veel van de werkzaamheden werd door slaven verricht. Op het platteland hadden de slaven het heel slecht: ze moesten van de vroege ochtend tot de late avond hard werken. In de steden werden ze gelukkig niet zo slecht behandeld. Sommige slaven werden leraar, arts of kunste-naar. Hoe meer slaven een Romeinse patriciër bezat, hoe rijker hij was.

Kinderen

Het maakte heel veel uit of je als kind in een rijk of in een arm gezin werd geboren. Voor de arme mensen waren kinderen arbeidskrachten. AI op jonge leeftijd moesten de kinderen uit de arme gezinnen meewer-ken om het gezin draaiende te houden.

Het onderwijs dat de arme kinderen kregen was niet veel soeps. Op een volksschool, meestal in de open lucht of onder de luifel van een winkel, kregen ze onderwijs in lezen, schrijven en rekenen. Maar voor veel kinderen was dit niet voldoende en gingen de lessen niet ver genoeg. Het bleek bijvoorbeeld dat jonge soldaten, afkomstig uit arme gezinnen, de kunst van het lezen en schrijven heel snel vergaten.

De kinderen uit de rijke gezinnen kregen wel degelijk onderwijs. Rijke mensen kochten op de slavenmarkt een slimme slaaf, die pedagogusO werd genoemd. Tot hun twaalfde jaar kregen de rijkere kinderen privé-onderwijs van de pedagogus.

(16)
(17)

Als de jongens uit de rijke gezinnen twaalf werden dan gingen ze naar een speciale school. Geschiedenis, aardrijkskunde, politiek en litera-tuur waren de belangrijkste vakken. De gymnastiekles, waar veel aan-dacht aan werd besteed, leek op een militaire training.

'En de meisjes?', vraag je je misschien af. Hun opvoeding was erop gericht om huisvrouw te worden. Naast rekenen, lezen en schrijven leerden ze ook spinnen en weven. Veel meisjes traden op hun veertien-de in het huwelijk. Meestal trouwveertien-den ze met een ouveertien-dere man.

De Romeinse Godenwereld

Het Christendom, de Joodse godsdienst en de Islam zijn monotheïs-tische godsdiensteno. Dat wil zeggen dat de mensen één god aanbid-den. Bij de Joden heet deze god Jahweh, de Islamieten noemen hun god Allah en de Christenen noemen hem God. Binnen deze drie gods-diensten worden geen andere goden aanbeden.

Bij de Romeinen was dat anders. Zij hadden een polytheïstische godsdiensto. Dit betekent dat ze geloofden in het bestaan van méér goden.

AI vanaf de stichting van de stad Rome speelde de godsdienst een belangrijke rol in het leven van de mensen. De stichter van Rome, Ro-mulus, werd vergoddelijkt, dus tot een godheid gemaakt: hij kreeg een beeld en de mensen vereerden hem. Dit gebeurde met heel veel be-langrijke figuren uit de Romeinse geschiedenis: alle keizers werden tot godheid verheven.

Bij alles wat de Romeinen deden, hielden ze rekening met een god-heid. Reizen, oorlog voeren, trouwen, overal werd een god bij gehaald. Om zo'n godheid te eren, werden er offers gebracht, meestal in de vorm van dieren.

De priesters bekleedden een belangrijke functie in het godsdienstige leven: ze stonden als het ware tussen de goden en de mensen in. Wan-neer twee mensen van plan waren te trouwen, werd eerst de hulp van een priester ingeroepen: hij kreeg dan de opdracht een gunstige trouwdatum te bepalen. Hetzelfde werd gedaan voor het voeren van een oorlog: eerst werd de priester geraadpleegd.

Regelmatig gebeurde het dat een priester een dier opensneed om de ingewanden te onderzoeken. De ingewanden, zo dachten de Romei-nen, bevatten aanwijzingen en voortekens van de goden. Een deskun-dige priester kon deze aanwijzingen lezen. Als de ingewanden van een

dier negatieve informatie bevatten, dan ging bijvoorbeeld een veldslag niet door.

(18)

p

...

.

(19)

Wat voor goden waren er?

De Romeinen waren ervan overtuigd dat iedere god een eigen taak had. Zo had ieder huis een huisgod die de bewoners beschermde tegen de gevaren van buitenaf. Juno was de godin van huiselijk geluk en de beschermster van het huwelijk. Venus was de godin van de schoon-heid en de liefde. Vesta was de godin van het haardvuur en de be

-schermster van het gezin. Bij de ingang van een woning stond meestal het beeld van Janus, de god van het begin en het einde. Janus had twee gezichten en stond niet voor niets bij de deur: daarlangs kon je namelijk naar binnen en naar buiten.

De oppergod van de Romeinen was Jupiter. Deze godheid was de beschermer van de stad Rome en het hele Romeinse keizerrijk. Om Ju-piter tevreden te stellen, offerden de priesters stieren in tempels die speciaal voor Jupiter waren gebouwd.

De Romeinen maakten van elke godheid een beeld. Deze beelden stonden in de vele tempels die Rome rijk was. De oorlogsgod Mars werd afgebeeld met een zwaard en een schild. Diana, de godin van de jacht, droeg een pijl en boog bij zich. Bacchus, de god van de wijn,

werd afgebeeld met een staf met wijnrank in z'n hand. Aesculapius, de god van de geneeskracht, had als herkenningsteken een staf met een slang eromheen.

Trouwens, valt je bij de namen van een aantal van deze goden niet iets op? Weet je nog dat we het hadden over Voorburgse straatna-men die naar Romeinen zijn genoemd. Sommige planeten die wij kennen, zijn ook naar Romeinse goden genoemd: Mars, Jupiter en Venus.

De Romeinen hadden eerbied voor de goden: ze waren ervan overtuigd dat hun geluk of ongeluk afhing van de wil van een godheid.

Wanneer je wat meer te weten wil komen over de Romeinse goden, is het interessant om een bezoek te brengen aan het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. Dit museum heeft een grote verzameling goden-beelden. Naast de enorme beelden die in de tempels stonden, zijn er ook kleine beeldjes die de Romeinen in hun woonhuizen hadden staan in het museum aanwezig.

Het Romeinse leger

Om het enorme rijk dat ze hadden opgebouwd te besturen, hadden de Romeinen een goed geoefend leger nodig. Dit leger moest in de vero -verde gebieden, die men provincies noemde, de orde en de rust hand-haven.

Het Romeinse leger bestond uit soldaten die een contract voor 25

(20)

20

jaar tekenden. Dit betekende dat een soldaat 25 jaar lang deel uit-maakte van het Romeinse leger: een ontzettende lange periode. Aan het einde van de diensttijd kreeg de soldaat een beloning, vaak in de vorm van een stuk land. In het stripboek Asterix en het geschenk van

Caesar gaat het over deze beloning. Het is een leuk verhaal, dat zeker

de moeite waard is om eens te lezen!

Het Romeinse leger was een beroepsleger. Het waren dus geen dienst-plichtigen, maar mannen die zich vrijwillig hadden aangemeld om sol-daat te worden. Vaak deden ze dat, omdat je als solsol-daat tenminste ze-ker was van een loon en van een portie dagelijks eten.

De soldaten kregen een goede opleiding: ze waren sterk en be-heersten vechttechnieken waarmee ze veel van hun tegenstanders konden verslaan. Hun uitrusting, dure wapens en een harnas, moesten ze zelf betalen. De kosten van zwaarden, speren en dolken werden van de soldij, hun loon dus, afgehouden.

Het legioen was de voornaamste eenheid van het leger, dat bestond uit een strijdmacht van 6000 soldaten. Het legioen telde tien

cohorten,

dit is een legerafdeling van ongeveer 600 soldaten. Ieder cohort be-stond weer uit 6 compagnieën van 80 tot 100 man: de centuriën.

De legioenen lagen in het alle delen van het rijk. Als er een opstand uitbrak onder een van .de overwonnen volken, dan kon het legioen uitrukken om deze opstand te onderdrukken. Door de uitstekende organisatie handhaafde het leger in alle delen van het rijk orde en rust.

Voor de patrouilledienst aan de grenzen werden hulptroepen ge-bruikt. De soldaten van deze hulptroepen waren afkomstig uit de overwonnen volken. Sommige hulptroepen hadden bijzondere ge-vechtstechnieken, zoals de slingeraars van de Baleareno. Omdat de Romeinen geen beste ruiters waren, was ook de cavalerieo opge-bouwd uit hulptroepen: de cavaleristenO werden uit de overwonnen volken gerecruteerd.

In het Romeinse leger heerste een ijzeren tucht. Wangedrag werd gestraft met onder andere stokslagen. Als een legereenheid zich tij-dens een veldslag laf gedroeg, dan werd de gruwelijke

decimering

toegepast: de soldaten moesten in een rij gaan staan en iedere tiende man werd ter dood gebracht.

(21)

Het Romeinse imperium

Rome was een welvarende stad. Er was een overvloed aan luxe goede-ren, zoals edelstenen, dure stoffen en geurige oliën. En ook al kwamen

er steeds meer mensen in Rome wonen, toch was er voldoende voed-sel voor alle iedereen. Een jaarlijks terugkerend feest was de aankomst van de korenschepen uit Alexandrië: de bevolking kreeg dan gratis koren!

Je vraagt je nu misschien af: 'Hoe is dit allemaal mogelijk?' Goede vraag! We zullen het eens bekijken.

Imperium is een ander woord voor wereldrijk. Door het eigen gebied uit te breiden, bouwden de Romeinen een wereldrijk op. Zo kregen ze steeds meer macht en rijkdom. Dit wordt imperialismeo genoemd.

Om meer land te krijgen voerden de legioenen oorlogen. Deze oor-logen werden meestal door de legioenen gewonnen, omdat ze over goede vechttechnieken beschikten.

Na zo'n oorlog kwam het volk onder de heerschappij van Rome. Dan werden zaken als goud, zilver, graan en andere levensmiddelen

Het Romeinse Rijk op het toppunt van zijn macht (Rijksmuseum van Oudheden, leiden)

(22)

22

naar Rome gebracht. Veel van de bewoners van het overwonnen ge-bied werden naar Rome meegenomen. Het ging de Romeinen in hun veroveringsoorlogen dus om de buit, maar vooral in de eerste eeuwen om gebiedsuitbreiding.

De veroverde gebieden werden, zoals je al weet, provincies

ge-noemd. Deze provincies moesten ook nog eens belasting aan Rome betalen en ze hadden zich te houden aan de regels die door de Romei-nen werden opgelegd. Nu begrijp je vast wel waarom de mensen in Rome zo rijk konden leven.

Om de provincies onder de duim te houden, werden er op belangrijke punten in de overwonnen gebieden, zoals bij de grenzen, legertroepen geplaatst. De soldaten die daar gelegerd waren, zorgden ervoor dat de overwonnen volkeren niet in opstand kwamen.

Het kaartje geeft je een indruk hoe groot het Romeinse Rijk was op het toppunt van zijn macht! Uit al deze landen haalden de Romeinen buit en slaven. Rome zou nooit zó rijk zijn geweest zonder deze veroverin-gen. Voor de veldheren was de roem heel belangrijk: de Romeinen waren een trots volk!

Ook Nederland ontkwam niet aan de heerschappij van de Romeinen.

De Romeinen in de Nederland

. Wie woonden er in de Romeinse tijd in Nederland?

In de tijd dat de Romeinen naar Nederland kwamen, was er een aantal stammen die het Nederlandse grondgebied bewoonden. Deze stam -men bestonden uit grote families, onder leiding van een stamhoofd. In Friesland woonden de voorouders van de Friezen. In het midden van Nederland woonden de Bataven, in het westen onder andere de Cana-nefaten en in het oosten de Tubanten, Chauken en Chamaven.

Uit Midden-Duitsland, waar tegenwoordig Hessen ligt, kwamen de Bataven en de Cananefaten. De Cananefaten vestigden zich in het ge-bied dat wij tegenwoordig Zuid-Holland noemen. De Bataven stichtten een rijk in het gebied dat tegenwoordig de Betuwe, Nijmegen en de noordelijke rand van Brabant is.

Om hun landhonger te stillen, trokken de Romeinen in het jaar 12 vóór Christus Germanië binnen, het tegenwoordige Noord-Duitsland. Maar oorlog voeren kost energie en de Romeinse soldaten moesten kunnen uitpuffen van de strijd tegen de Germanen. Het gebied waar de Bata-ven woonden, werd de uitvalsbasis van de Romeinse legers.

(23)

De Bataven hoefden geen belasting te betalen. Máár, de Romeinen eisten wel dat de sterke Bataafse jongemannen soldaat werden in het Romeinse leger, om tegen de Germanen te vechten.

Hetzelfde gebeurde met de Friezen: ook zij kwamen onder het bevel van de Romeinen te staan. Naast het leveren van soldaten moesten de Friezen ook belasting betalen.

De Friezen waren ontevreden met deze situatie en kwamen in

opstand tegen de Romeinse overheersing. In het 28 na Christus werd er tussen de Friezen en de Romeinen een strijd gevoerd, die. door de Romeinen werd verloren.

In het jaar 47 na Christus ondernamen de Romeinen een nieuwe po-ging om de Friezen te onderwerpen. Onder leiding van de veldheer

Cor-bulo kwamen de Friezen onder de heerschappij van Rome. Op hoog

be-vel moest Corbulo zich achter de Oude Rijn terugtrekken en hij liet in die tijd een kanaal graven dat naar hem werd vernoemd: de Corbulo-gracht (tegenwoordig de Vliet). Er werden verschillende wateren met elkaar verbonden en uitgediept, zodat er boten in konden varen. Door de aanleg van de Corbulogracht kon de Romeinse vloot de monding van de Rijn goed bewaken.

Langs de Rijn bouwden Romeinse soldaten twintig castellaO (in het enkelvoud: castelluml. Een castellum is een klein legerkamp van onge

-veer 2 hectare groot. Zo'n kamp bood plaats aan 500 soldaten. De be

-langrijkste functie van een castellum was het bewaken van de Rijn

-grens. De kampen waren met een weg van vastgestampt grind met el-kaar verbonden.

De Romeinen bouwden op belangrijke punten castraO (in het enkel-voud: castrum). Een castrum is een groot legerkamp, waar ruimte is voor een legioen.

Nederland had één castrum. Dit legerkamp, dat bij Nijmegen lag, was ongeveer 40 hectare groot. Het kamp werd, net als een castellum, beschermd door een gracht en een dikke stenen muur met grote zware poorten en verdedigingstorens.

Binnen de muren werden barakken voor de soldaten en woningen voor de officieren gebouwd. Buiten de muren van het castrum te Nijmegen lagen winkeltjes en werkplaatsen. Er was zelfs een amfi-theaterO en een badhuis!

Corbulo, ruiterstandbeeld Voorburg, gemaakt door Albert Termote (foto O.W. v.d. Engh)

(24)

24

Nederland en de Romeinse beschaving

In de ogen van de Romeinen waren de oorspronkelijke bewoners van Nederland ongelukkige mensen. De Romeinse schrijver Plinius schreef over de bewoners van de Oostfriese waddenkust dat het zielige men-sen waren, die dicht bij de zee woonden in ellendige, tochtige hutjes.

Vis was hun belangrijkste voedsel en regenwater de enige drank. Zelfs melk moesten ze ontberen, omdat dit volk geen vee had, schrijft Pli-nius.

Een andere schrijver, Strabo, beschrijft Nederland als een somber land, met veel mist en nevel. De dichte, ondoordringbare bossen en de moerassen zijn volgens deze schrijver ongezond.

Het is natuurlijk niet zo vreemd dat de Romeinen niet erg enthousiast waren over Nederland. Zij waren gewend aan het zonnige klimaat van Italië. De Romeinen hadden geen oog voor de mooie Nederlandse land-schappen.

De Romeinen zijn niet onopgemerkt gebleven bij de oorspronkelijke in-woners van Nederland. De Bataven, Friezen en Cananefaten raakten onder de indruk van de wegen die de Romeinen aanlegden, de badhui-zen die ze bouwden en het sterke Romeinse leger.

De inheemse bevolking zag dat de technieken van de Romeinen

wel-vaart en gemak met zich meebrachten. Ze namen deze technieken daarom over. Oók nam de inheemse bevolking bepaalde kledingstuk-ken van de Romeinen over, evenals sommige Romeinse woorden. Ver-der brachten de Romeinse soldaten een nieuw huisdier mee, de kat.

De invloed van de Romeinen op de bewoners van Nederland wordt romaniseringO genoemd. De manier van leven van de Romeinen werd als het ware nageaapt.

Afsluitend

In dit hoofdstuk heb je gelezen over het ontstaan van het Romeinse Rijk. Zaken als de godenwereld, het dagelijkse leven in Rome en de op-bouw van het Romeinse leger zijn aan de orde gekomen. Je hebt ook gelezen dat de Romeinen in Nederland zijn geweest en dat ze hier hun sporen hebben achter gelaten.

Het volgende hoofdstuk gaat over archeologie. Je komt dan te we-ten wat archeologie is en wat de archeologie betekent voor het opspo-ren van de geschiedenis van Voorburg in de Romeinse tijd.

(25)

Opdrachten

1.

Vertel in het kort het verhaal van het ontstaan van Rome.

2.

Waarom wordt Rome de stad van de zeven heuvels genoemd?

3.

De Nederlandse taal kent een aantal spreekwoorden en gezegden waar de stad Rome in voorkomt:

o

Alle wegen leiden naar Rome.

o

Rome is niet op een dag gebouwd.

o

Zo oud als de weg naar Rome.

o

Hij is in Rome geweest en heeft de paus niet gezien.

Wat is de betekenis van deze spreekwoorden?

4.

a. Waarin kregen de arme kinderen van Rome onderwijs?

b. Was dit voldoende? (Deze vraag niet alleen met ja/nee

beantwoor-den).

c. Vertel in het kort de schoolloopbaan van een rijke Romeinse jongen.

5.

a. Noem vier Romeinse goden en geef aan wat voor kracht de mensen

aan deze goden toeschreven.

b. De godheid Aesculapis kennen we vandaag de dag ook nog.

Waar-van?

c. Welke functies had een priester in het Romeinse Rijk?

6.

a. Geef de opbouw van het Romeinse leger.

b. Wat was decimering?

7.

a. Wat is een imperium?

b. Wat is imperialisme? 8.

Wie woonden er in de Romeinse tijd in Nederland?

(26)

26

9.

Wie was Corbulo? Probeer eens wat meer over hem te weten te ko-men.

10.

Waarom waren de Romeinen die over Nederland hebben geschreven niet

zo

te spreken over het land?

11.

(27)

2. DE ARCHEOLOOG EN ZIJN WERK

Stel je eens voor. ... het is het jaar 2279 en er is iemand die wil weten wie jij was, hoe jij leefde, wat voor kleren je droeg en of je je best deed op school. Hoe komt die persoon aan informatie over jouw leven?

Bij de burgerlijke stand kunnen de juiste gegevens over je naam en je geboortedatum en - plaats worden opgevraagd. Je schoolresultaten zijn misschien bewaard gebleven in de vorm van rapporten en di-ploma's.

Ja, wat voor kleren droeg je in 1992? Als er foto's in dat jaar geno-men zijn, dan kan dat ook achterhaald worden. Wanneer er een video-band, met daarop opnamen van jou, bewaard is gebleven, dan kan die persoon zien hoe je wandelde en horen hoe je stem klonk. Kortom: er is veel informatie over jouw leven beschikbaar.

De wereld waarin wij leven is een informatiewereld. Kranten, tijd-schriften, boeken, radio-en televisieprogramma's zijn informatiebron

-nen, waaruit heel veel gegevens geput kunnen worden. Als je iets wilt weten over de eskimo's, bijvoorbeeld hoe ze leven, wat ze eten en wat voor kleren ze dragen, dan breng je een bezoek aan de bibliotheek. Daar is vast wel een boek aanwezig dat een antwoord geeft op al je vragen.

Ben je niet benieuwd naar je overgrootouders, dus de vader en moeder van je opa en je oma? Hoe zagen zij eruit? Wat voor kleren hadden ze aan? Welke spelletjes speelden zij na schooltijd?

Misschien zijn er foto's bewaard gebleven. Daarop kun je zien of je een beetje op ze lijkt. Je opa en oma weten vast wel wat voor spelle-tjes hun ouders speelden. Door te vragen en te zoeken, kom je een heel eind.

Toch zullen er veel vragen onbeantwoord blijven.

Er

bestaan geen video-opnamen van je overgrootouders, zodat je nooit te weten zult komen hoe ze praatten en wandelden. Foto's werden alleen bij bijzon-dere gebeurtenissen gemaakt. Misschien zijn er wat brieven en an

-sichtkaarten bewaard gebleven.

(28)

Informatiewereld

L

[ GESC/-/l[

Hoe verder we teruggaan in het verleden, hoe minder visuele informa-tie er beschikbaar is.

Een wereld zonder radio, televisie en kranten zal er anders uitzien. Nu weet je in een mum van tijd dat er aan de andere kant van de wereld een vulkaanuitbarsting heeft plaatsgevonden. Zonder de moderne communicatiemiddeleno kom je dit pas dagen later, of misschien wel nooit te weten.

Het merendeel van de informatie over het verleden is afkomstig van geschreven berichten. Als je je realiseert dat heel lang geleden mensen niet konden schrijven, dan weet je dat er over die mensen geen informatie is. Deze periode, dus de tijd waar we geen geschreven berichten van hebben, noemen we de prehistorie 0. De tijd na de

prehistorie noemen we de historie 0, omdat daar wel schriftelijke infor-matie over is.

Als we dan toch iets te weten willen komen over het leven in de pre-historie, of een periode in de historie waar we geen of weinig geschre -ven informatie over hebben, dan zijn we aangewezen op andere berich-ten uit het verleden.

(29)

'I '

De archeoloog

Iemand die vooral op zoek is naar ongeschreven berichten uit het verle-den, is de archeoloog,

Misschien denk je bij een archeoloog wel aan een persoon die, gewa

-pend met een schep, op zoek is naar schatten uit het verre verleden. Met het zweet op het voorhoofd graaft hij naar gouden beelden en ju

-welen. Dit beeld klopt niet: dit soort schatgravers komt alleen in films voor.

Een archeoloog is op zoek naar overblijfselen van mensen die geen (of weinig) geschreven berichten hebben nagelaten. Aan de hand van grondsporenD, funderingen, potten, pannen, scherven, munten en al-lerlei andere voorwerpen, probeert hij na te gaan hoe mensen hebben geleefd,

Hoe gaat de archeoloog te werk?

De archeoloog is niet iemand die zo maar zijn schep in de bodem zet en dan begint te graven. Hij moet eerst een vermoeden hebben dat er iets in de bodem te vinden zal zijn. Bijvoorbeeld omdat iemand anders toevallig op die plek iets ouds heeft gevonden, of omdat uit andere informatiebronnen blijkt dat er op die plek ooit iets bijzonders is gebeurd.

Een pas geploegde akker is een mooie vindplaats voor overblijfselen uit het verleden. In het najaar, als er geen gewassen meer op het land staan, kan het gebeuren dat een groepje archeologen een stuk omge

-ploegde grond onderzoekt. Ze kijken ingespannen naar de grond en ra

-pen elk scherfje dat ze zien op. Als het scherfje interessant is, dan wordt het in een zakje gestopt.

Soms lees je in de krant dat er bij de aanleg van een nieuwe weg of brug de funderingen van een huis dat eeuwen geleden is afgebroken,

zijn gevonden, Omdat we meer te weten willen komen over dit huis en de mensen die er woonden, wordt de hulp van de archeoloog inge-roepen.

Hij gaat dan heel voorzichtig te werk. Met een schep, de archeoloog noemt dit een troffel, graaft hij de funderingen bloot en met een borstel worden de laatste resten grond weggeveegd. Dat moet echt heel voorzichtig worden gedaan. Als de archeoloog te ruw te werk gaat dan kan het gebeuren dat hij de resten die in de grond liggen, be

-schadigt.

Van de funderingen worden foto's en tekeningen gemaakt, Verder schrijft hij op waar hij scherven, potten, munten en botten heeft ge

(30)

30

vonden. Soms zijn er stukjes leer of stof bewaard gebleven. Alles wordt genoteerd en voorzichtig opgeborgen.

De archeoloog is niet alleen geïnteresseerd in funderingen en voorwerpen. Ook de resten van planten, dieren en mensen gaan niet aan hem voorbij. Botresten van dieren kunnen vertellen of de mensen die op de plaats waar de funderingen zijn gevonden, boeren of jagers waren. Plantenresten geven informatie over het voedsel dat de mensen aten.

Als al het materiaal is verzameld, kan het belangrijkste deel van het onderzoek van de archeoloog beginnen. Hij moet dan namelijk ant

-woorden proberen te geven: Wat voor mensen hebben daar gewoond? Hoe lang geleden zaten ze daar?

Met behulp van moderne ingewikkelde meetapparatuur kan de ouderdom van een voorwerp worden bepaald. Dit wordt de

C14-methode

genoemd. Elk organisme (plantenresten, botten) bezit een hoeveelheid radio-actieve koolstof (C14). Wanneer dat organisme sterft, neemt de hoeveelheid radio-actieve koolstof heel langzaam af. De resterende straling wordt dus minder. Dit kan tienduizenden jaren duren. Door de sterkte van de resterende straling te meten kan de ouderdom worden bepaald.

(31)

Een andere moderne manier om de ouderdom van een archeologische vondst te bepalen is de dendrochronologieO, een hele mond vol. Dit

woord is opgebouwd uit twee andere woorden: dendron (dit is Grieks

voor boom) en chronos (Grieks voor tijd). Als de archeoloog geluk

heeft, zit er tussen de voorwerpen die hij heeft gevonden ook iets van hout. Als je goed naar hout kijkt dan zie je dat er ringen in het hout zit-ten: de jaarringen. Met behulp van een tijdbalk kan dan de ouderdom van het hout worden bepaald. Deze meetmethode komt nog niet al te vaak voor, maar is wel in opmars.

Je ziet, een archeoloog moet van veel meer dingen verstand hebben dan alleen van graven.

Naast het bepalen van de ouderdom van de funderingen en de gevon-den voorwerpen, probeert de archeoloog ook uit te zoeken wàt voor mensen er op een bepdalde plek hebben gewoond.

Wanneer er resten van speer- en pijlpunten en stenen bijlen zijn gevonden, dan heeft de archeoloog met een jagersgemeenschap te maken. De mensen leefden vooral van de jacht en de visserij. Bot-resten van beren en herten wijzen meestal op een jagersgemeen-schap.

Wanneer er voorwerpen aanwezig zijn waarmee de grond werd be-werkt, dan hebben op die plaats mensen gewoond die leefden van de landbouw. Als er botresten van koeien en schapen zijn, dan duidt dit erop dat er ook vee aanwezig was. Bij botresten van vissen wijst het op een gemeenschap die van visserij leefde.

Aan het aardewerk kan de archeoloog vaak zien of de gemeenschap die hij onderzoekt, arm of rijk was. Ook oester- en mosselschelpen ge-ven een zekere mate van rijkdom aan: arme mensen aten vaak mosse

-len, rijke mensen konden zich oesters veroorloven.

De archeoloog is niet alleen op zoek naar overblijfselen van mensen die in de prehistorie hebben gewoond. Het kan ook zijn dat hij een vondst onderzoekt die zes- of zevenhonderd jaar oud is, een periode uit de historie dus.

Het gebeurt wel eens dat er in een stad de resten van een oude kerk worden gevonden. Meestal is het wel bekend dat deze kerk er is 'ge

-weest, omdat er in documenten uit die tijd melding van wordt ge

-maakt. Maar we weten niet waar de kerk heeft gestaan. Wanneer er nu

graafwerkzaamheden plaatsvinden, bijvoorbeeld voor de aanleg van een riolering of een metro, kan het gebeuren dat de funderingen van deze zoekgeraakte kerk te voorschijn komen.

De archeoloog wordt daar vaak bijgehaald. Met zijn hulp wordt het fundament van de kerk blootgelegd. Verder zorgt hij ervoor dat

(32)

32

paalde voorwerpen, zoals houten beelden, héél voorzichtig worden uitgegraven.

De voorwerpen die tijdens de opgraving worden gevonden vertellen veel over wat voor kerk het is geweest en hoe zij er van binnen uit heeft gezien. Op deze manier komen we weer wat meer te weten over een stukje geschiedenis dat 'kwijt' was.

Archeologische vondsten in Voorburg

In het eerste hoofdstuk heb je gelezen dat de Romeinen langs de Rijn legerkampen (castelIa) hebben gebouwd. Maar er zijn ook burgerlijke nederzettingen gebouwd. In Voorburg is er een burgerlijke nederzet-ting geweest, met huizen, thermeno, tempels en winkels. De platte-grond van deze stad is haast zeker door militaire landmeterso uitgezet en lijkt een beetje op die van een castellum.

Nadat de Romeinse burgers en Cananefaten uit Voorburg waren ver-trokken raakte de nederzetting van Voorburg uiteindelijk in verval. Wat overbleef waren ruïnes, die langzaam in de loop der eeuwen met on-kruid, gras en zelfs bomen begroeid raakten en nauwelijks waren terug te vinden. Eeuwen lang keek niemand er naar om en vergaten de men-sen dat op die plaats de Romeinen hadden gewoond.

Zo omstreeks dertiende en veertiende eeuw werden de ruïnes uitge-graven. Niet voor archeologisch onderzoek, maar voor de stenen van de ruïnes. Deze konden gebruikt worden voor andere gebouwen: het aanvoeren van nieuwe stenen uit het buitenland was te duur. Tijdens het uitgraven van de ruïnes kwamen veel voorwerpen uit de Romeinse tijd boven water. Onder andere een van pot van aardewerk vol zilveren munten. Niet veel later na de muntvondst werd er aan de Vliet een huis dat uit de vijftiende eeuw stamde, herbouwd en uitgebreid: Arents-burgh.

Ongeveer twee eeuwen na de bouw van Arentsburgh begon men zich af te vragen wàt er nu op het terrein van het landgoed had gestaan.

Koning Willem I, die leefde van 1772 tot 1843, was geïnteresseerd in de Romeinse periode en liet opgravingen op het terrein van het land-goed verrichten. Hij kocht daartoe het gebied bij de Vliet bij Arents-burgh.

De leiding van dit onderzoek kwam in handen van professor C.J.C. Reuvens. Hij was de eerste professor in de archeologie ter wereld! Tus-sen 1827 en 1833 werkte Reuvens op het landgoed: de eerste officiële opgravingen ter wereld!

(33)

' , "

Reuvens werkte als volgt. Allereerst haalde hij de laag grond met daarop de bomen waaronder de ruïnes verborgen zaten, voorzichtig weg. De funderingen kwamen dan vrij en het onderzoek kon beginnen. In het verslag dat hij maakte over dit onderzoek schreef hij dat de bouwvallen op de grond van Arentsburgh bedekt lagen onder een laag grond van 1 à 11/2 el dik. Een el is ongeveer zo groot als een onderarm,

dus er moest nogal diep worden gegraven.

Reuvehs ontdekte veel resten van oude gebouwen. Hij vond zijn ont

-dekking zo belangrijk, dat hij er een artikel over schreef. Dit artikel werd op 12 oktober 1827 op de voorpagina van de Staatscourant gepubli

-ceerd. Reuvens schreef, in oud-Nederlands:

'De opdelvingen hebben in dit loopende jaar, sedert de maand Junij tot nu toe, meestal met een aanzienlijk aantal arbeiders, plaats gehad; en derzelver uitslag is, zoowel voor de oudere geschiedenis des lands, als voor de oudheidkunde in het algemeen, reeds aanvan

-kelijk zeer belangwekkend en leerzaam.

Er zijn grondslagen van een uitgestrekt Romeinsch gebouw te voorschijn gekomen.'

33

(34)

34

Reuvens schreef in deftige taal dat zijn vondst zeer belangrijk was voor de oudere geschiedenis van Nederland. Hij had dus sporen gevonden van zaken waar weinig over bekend was. In het artikel uit de Staats

-courant

schreef hij ook nog dat hij er niet zeker van was wat hij had ge

-vonden.

Wàt heeft Reuvens nu precies gevonden?

Reuvens heeft verschillende Romeinse stenen gebouwen gevonden.

Hij vond onder andere de resten van een badhuis. De vloeren van dit badhuis stonden op zuiltjes. In de ruimte tussen de bodem en de vloe

-ren van het badhuis werd vanuit een stookhok warme lucht aange-voerd, die door holle buizen in de wanden naar boven steeg. Een uniek verwarmingssysteem!

De wanden van het badhuis waren versierd met eenvoudige schil-deringen van waarschijnlijk planten, dieren, bomen en struiken. De Romeinen hadden deze fraaie tekeningen op de muren van het badhuis geschilderd om de bader de indruk te geven dat hij in de vrije natuur was.

Enkele andere gebouwen die Reuvens vond waren ook voorzien van een heteluchtverwarming. In de wanden van de gebouwen hadden de Romeinen holle buizen aangebracht, zodat hete lucht omhoog kon stijgen. De Romeinen noemden dit unieke verwarmingssysteem

hypo

c

austum

0

(35)

Reuvens vroeg zich af wat hij nu eigenlijk had gevonden. Hij wist af van het bestaan van een oude landkaart, de zogenaamde Peutingerkaart, van het Romeinse imperium. Deze kaart is vernoemd naar Konrad Peutinger, een Duits geleerde die leefde van 1465 tot 1547. De Peu-tingerkaart is uit het jaar 1500 en is nagetekend van een kaart die stamt uit de derde of vierde eeuw na Christus. Vraag is of deze drie meter lange landkaart wel betrouwbaar is. Heeft Konrad Peutinger per ongeluk iets vergeten? Lette hij wel altijd goed op als hij de kaart na-tekende?

Op deze kaart wordt een Romeinse nederzetting genoemd die in de omgeving van Voorburg ligt: Forum Hadriani. Een Forum, dat heb je al

in het eerste hoofdstuk kunnen lezen, is een marktplein waar het volk bijeen kwam. De toevoeging Hadriani heeft betrekking op keizer Ha

-drianus. Deze keizer, die het Romeinse Rijk van 117 tot 138 na Christus regeerde, heeft aan de nederzetting zijn naam gegeven.

Reuvens had nog meer bewijzen nodig om aan te tonen dat op de plaats waar nu Voorburg is, de stad Forum Hadriani had gelegen.

Helaas overleed hij op vrij jonge leeftijd. Gelukkig had hij goede aan-tekeningen gemaakt, waar archeologen na hem gebruik van konden maken. Maar dit zou nog lang duren.

Peutingerkaart

(36)

36

Dr. H.J. Holwerda

De archeoloog H.J. Holwerda

In 1909 pakte de directeur van het Rijksmuseum van Oudheden, H.J.

Holwerda, de draad weer op. Gewapend met de aantekeningen van zijn

voorganger ging hij aan de slag. Maar hij zou tot een andere conclusie

komen dan Reuvens: volgens Holwerda was deze nederzetting

hele-maal niet Forum Hadriani.

Holwerda ging op een andere plaats graven en vond de resten van een stadsmuur. In de bodem vond hij grote hoeveelheden scherven.

Deze scherven waren versierd met afbeeldingen van mensen en die

-ren, zoals panters, wagenmenners, gladiato-ren, leeuwen én goden. Op

sommige scherven was ook het merk van de pottenbakker gestem-peld. Verder vond Holwerda ook zilveren ringen, messen, glazen, mantelspelden en kleine beeldjes.

Met behulp van deze archeologische vondsten probeerde hij te verklaren wat nu precies de functie van deze Romeinse nederzetting

was geweest.

(37)

Na vijf jaar graven kwam Holwerda tot de conclusie dat de Romeinse nederzetting te Voorburg geen stad was geweest, maar een militaire vesting, een castellum, gecombineerd met een vlootstation.

Wat waren de conclusies van Holwerda?

Het gebouw met het badhuis dat Reuvens had blootgelegd, was vol-gens Holwerda de villa van de commandant van het legerkamp. De commandant had een privé-badhuis.

Holwerda vond ook de resten van een muur met twee grachten er omheen, twee poorten én een grote hoeveelheid militaire dakpans

-tempels. Deze stempels waren afkomstig van een Romeinse vloot, dacht hij. Deze nederzetting, zo redeneerde Holwerda, was niet Forum Hadriani. Maar wat dan wel?

Voorburg was een Romeinse legerplaats met een haven, schreef Holwerda in zijn in 1923 uitgekomen boek

Arentsburg

,

een Romeins

militair vlootstation

.

Het gebouw dat Reuvens had gevonden was

dus de villa van de commandant en de dakpanstempels wezen erop dat er Romeinse schepen en een Romeinse legereenheid waren geweest.

De conclusie die Holwerda trok, dus dat Voorburg een Romeinse leger-plaats was geweest met een haven voor militaire schepen, kwam in de plaats voor de theorie van Reuvens. Dit was een klap voor de gemeen-te: Forum Hadriani had niet bij Voorburg gelegen, de resten van de nederzetting die de archeologen hadden gevonden waren afkomstig van een 'gewoon' legerkamp.

Holwerda had ongelijk

Maar veertig jaar later werd bewezen dat Holwerda ongelijk had: zijn theorie bleek niet te kloppen. Voorburg was wel degelijk gebouwd op de plaats waar eens het beroemde Forum Hadriani had gelegen. Wat gebeurde er in 1963, veertig jaar na het verschijnen van het boek van Holwerda?

Mevrouw E. Kraan uit Rijswijk liet dagelijks haar hondje uit op een stukje braak liggend land in de buurt van haar woning. Het beestje liep daar vrolijk rond en speelde er wat. Regelmatig besnuffelde het hondje een geheimzinnige stenen zuil. Niets bijzonders, dacht mevrouw Kraan.

(38)
(39)

Maar op een dag vroeg ze zich af waar haar hondje toch altijd aan snuf-felde. Ze had de stenen zuil eens beter bekeken en opeens viel haar oog op de letters COS. Ze meldde deze vondst aan de gemeente, die op haar beurt contact opnam met de Nijmeegse professor J.E. Bogaers.

De professor was zo onder de indruk van de vondst, dat hij in Nijme-gen op de trein naar Rijswijk stapte. De letters COS, zo wist hij, waren de afkorting voor consul. Een consul is een hoge Romeinse ambtenaar.

Bogaers bekeek vervolgens de steen eens wat beter en concludeer

-de dat het een Romeinse mijlpaal was. De professor haal-de -de ou-de aantekeningen van Reuvens te voorschijn en vergeleek ze met het boek van Holwerda. Hij vroeg zich af waarom de nederzetting bij Voor

-burg niet Forum Hadriani kon zijn geweest. De Romeinse gebouwen waren helemaal niet specifiek militair, terwijl Holwerda dat juist wel beweerde. De theorie van Holwerda klopte niet!

Opeens wist Bogaers de puzzel op te lossen. Rond 1500 was er bij Monster of Naaldwijk, de precieze plaats wist men niet meer, een Ro

-meinse steen gevonden met de afkorting M.A.C. erop gebeiteld. De

af-korting betekent: Municipium Aurelium Cananefatium. Dit houdt in dat er in het land van de Cananefaten een stad met stadsrechtenO was ge-weest. Alle aanwijzingen gingen naar Forum Hadriani. Reuvens had dus toch gelijk gehad: Voorburg was gebouwd op de resten van deze Romeinse stad.

Maar dit was nog niet alles. In het Rijksmuseum van Oudheden vond de Leidse professor Brunsting een steen met een inscriptie erop. Deze steen was in 1910 door Holwerda in Voorburg opgegraven, maar om een duistere reden snel daarna zoek geraakt. Deze steen kwam ook in

handen van Bogaers.

Op deze in Voorburg gevonden steen stond een titel van een raadslid uit Forum Hadriani. De puzzel was nu helemaal opgelost: Forum Hadri-ani lag bij Voorburg!

Na de ontdekking van Bogaers is het zoeken naar overblijfselen van Fo

-rum Hadriani niet gestopt. De Archeologische Werkgroep Voorburg heeft in de jaren tachtig nog veel overblijfselen gevonden. Zo werd in 1984 een deel van de stadsgracht en de stadsmuur opgespoord en uit een waterput kwamen een ring, een ronde handspiegel, een leren

schoenzool, aardewerk en een Romeinse mantelspeld te voorschijn. Je gelooft het misschien niet, maar de mantelspeld die eeuwen in de grond had gezeten werkt hetzelfde als onze veiligheidspeld. De ar-cheologen van Voorburg zetten hun speurtocht voort: in de bodem van Voorburg zijn ze op zoek naar overblijfselen van Forum Hadriani.

(40)

40

Opdrachten

1.

Leg uit wat een informatie wereld is. 2.

Probeer eens wat meer te weten te komen over je grootouders. Welke spelletjes speelden zij? Wat voor boeken lazen ze? Welke vakken kregen

ze

op school? Wat voor snoep aten zij?

Als je grootouders nog leven, dan kun je dit aan

ze

vragen, anders weten je ouders je wel wat te vertellen. Probeer hier een verhaaltje van te maken.

3.

Leg het verschil tussen prehistorie en historie uit. 4.

a

.

Wat is een archeoloog en waar is hij naar op zoek?

b. Vertel in het kort hoe hij te werk gaat. 5.

Wat is de C14-methode?

6.

Wat heeft de archeoloog Reuvens in Voorburg gevonden? 7.

a. Wat is de Peutingerkaart?

b. De landkaart stelt het Romeinse imperium in de derde eeuw na Christus voor. De kaart is nagetekend in het jaar 1500. Denk je dat de kaart betrouwbaar is? Antwoord toelichten.

8.

Welke conclusies trok Holwerda? 9.

Op de stenen zuil die door het hondje van mevrouw Kraan is gevonden, waren de letters COS gebeiteld. Wat is de betekenis van deze letters? 10.

(41)

3.

VOORBURG IN DE ROMEINSE TIJD

In dit laatste hoofdstuk wordt de geschiedenis van Voorburg in de Ro-meinse tijd behandeld. Aan de hand van geschreven en ongeschreven bronnen wordt deze geschiedenis verteld.

De oorspronkelijke bewoners van Voorburg

In de eerste eeuwen van onze jaartelling zag het gebied rond Voorburg er heel anders uit dan tegenwoordig. De kustlijn lag verder naar het westen. Langs de kustlijn hadden zich strandwalleno gevormd. Achter deze strandwallen lagen rivieren en kwelders

°

en daarachter lag een groot veengebied. De rivieren in dit veengebied overstroomden regel -matig. Hierdoor werd er vruchtbare klei afgezet. Langs de rivieren groeide gras en landinwaarts waren er bossen.

In het eerste hoofdstuk heb je gelezen dat in de provincie Zuid-Holland de Cananefaten woonden. Deze stam leefde van akkerbouw en veeteelt. De leden van de Cananefaten woonden in vele nederzet-tingen dicht bij elkaar in het Westland en Rijswijk

De families hadden regelmatig contact met elkaar. In de oogsttijd of als er een boerderij werd gebouwd, dan hielpen familieleden elkaar meestal. Ook wisselden de Cananefaten-families goederen met elkaar uit

De archeoloog Holwerda heeft tijdens zijn onderzoek in Voorburg scherven van zogenaamd inheems aardewerk gevonden. Deze scher-ven zijn afkomstig van een Cananefaten-gezin dat op het landgoed Arentsburgh heeft gewoond: een bewijs van de aanwezigheid van een familie in Voorburg.

In de eerste eeuw na Christus, dus aan het begin van onze jaartelling, woonden de Cananefaten in boerderijen met lage muren van hout -vlechtwerk en leem. Op deze muren rustte een enorm rieten dak.

(42)

/" 1,,-/

V. CUlt: STiCHfII!lG

VA~

HET

/

ROMêjtJ5~ RijK.

---'----ïf'L'-..-i.J~-_=

CE.fR.: }(f(ZEfl

#ArJRiANUS

,

: 'Ir

NA

;JAAR O.

I

COR5L.JLD-I

GEfJ(JORTG

: 6RACHT

: YAN CHRlfJTiJS

I

6etJOIJWlJ.

,

,

~

v.

C/{g.

ZO.NA.

CRI?:

ALJGLJSTLJS

iN'

ST/?!ifJ

Tt.J(,SEN

GERMt\fVië.

fRieZE.N

GN

ROMEkiEN.

: 300 :

.~.

[.,AGE [.ANlIE.N.

..

, '19

NA CF1R.:

\

R.Ol'1E.jN~N iJlJIJWSN AAN 'Of '-iME$ + fJWIf1VAw

FORUM

HADRiANi.

f?oM~i

AréN

Vé,f{f..f!\Tf,N

[JE

LAtE

~ANJJEN

Z9~7'-z9J3:

AFtCTlEtX,DDG

RêUVSNS ~~ VOORöUElG. Tijdbalk Z909~

ARCHEDUJOC

HOl.weRDA.

'7,.6 NA CHR

.

:

Bi/'l{[J!

~N

filET

W'=ST -}?OMEiNSE

RUk.

,

\

19cYà~

A

f?CHWr.

oGiscwe

W~RkGF?OEf' VOOREJt/f:lG ON"lJER'ZOef<

T

VeRfJSR •....

(43)

De Romeinen in Nederland

Vanaf het jaar 49 na Christus bouwden de Romeinen aan de oevers van de Rijn een aantal legerkampen, de zogenaamde castelIa. Deze castelIa vormden tezamen een verdedigingslinie. Deze linie langs de rivier de Rijn was een onderdeel van de Limeso: de grens van het Romeinse Rijk. Hulptroepen van het Romeinse leger bewaakten de Limes. De Romeinen zijn vier eeuwen lang in Nederland gebleven.

In opdracht van de Romeinse veldheer Corbulo werden er in het gebied waar nu de Vliet stroomt verschillende kreken door een kanaal met el-kaar verbonden. Deze kreken werden ook uitgediept, zodat de Romein-se boten niet meer over de gevaarlijke Noordzee naar de grens behoef-den te varen. Nu konden de boten binnendoor, vanaf de Maas, de Rijn (de Limes) bereiken en zo de hulptroepen in de castelia aan de Oude Rijn van handels-en landbouwprodukten voorzien.

Boerderij van een Cananefaten-familie

(44)

I~

.~

~

1~

...

,~\\\

.J

r -

,.--I

]

[

.-,

f

[]]

I

ut-

g

I

I

D

[

J

[

]

~CJ

[

1

~\~

--- .. -.

-

.

-n.n-

.

' .. .o

-~

~~

~

e:

I!!! ::::;--

t

,

I I I

Plattegrond van Valkenburg, 40 jaar na Christus (bron: Robbert Jongepier, 'M.A.C:I

Forum Hadriani

De castelIa die langs de Rijn werden gebouwd hadden allemaal dezelf-de vorm. Er werden twee hoofdstraten aangelegd en daar omheen bouwde men vier muren. De hoofdstraten sneden elkaar in het midden. De zijstraten liepen parallel aan de hoofdstraten. Hierdoor ontstonden er stukken grond waarop huizenblokken werden neerge-zet.

Ook bij de bouw van Forum Hadriani hebtIen de Romeinen voor deze bouwvorm gekozen. Alleen was Forum Hadriani stukken groter dan de meeste castelIa.

Op de tekening zie je de plattegrond vam Valkenburg, ongeveer 40 jaar na Christus.

Houten huizen

Op de meeste rechthoekige stukken grond bouwden de Romeinen houten huizen. Het is moeilijk om uit te zoeken hoe een houten huis er in die tijd precies uitzag, omdat er weinig gegevens over bekend zijn.

(45)

ge-Houten huizen in Forum Hadriani (bron: Robbert Jongepier, 'M.A.C:1

Doorsnede van een bedrijf-woonhuis in Forum Hadriani

vonden en de afbeeldingen van houten huizen die we kennen van Romeinse muurschilderingen, weten we ongeveer hoe zo'n huis er uit-zag.

Op de tekening kun je zien dat de daken van de huizen ondersteund werden door palen. Voor de huizen lag een stoep, overdekt door de daken. Op het dak lagen zware rechthoekige Romeinse dakpannen met legioenstempels, gemaakt door de in Nijmegen gelegerde sol -daten.

Op de tekening met de doorsnede van een huis kun je zien dat er in dit huis een bedrijf was gevestigd. Dat was vermoedelijk in veel huizen zo. In en voor de huizen werden landbouwprodukten verhandeld en produkten als meel, brood, zuivel en vlees te koop aangeboden.

(46)

46

Stenen overblijfselen

In hoofdstuk 2 heb je gelezen dat Reuvens onder andere de funderin-gen van een badhuis heeft gevonden. Forum Hadriani had dus ook stenen gebouwen. Hoe zagen die stenen gebouwen eruit?

o

Het badhuis

De archeoloog Reuvens heeft tijdens zijn opgravingswerkzaamheden de funderingen van een groot gebouw blootgelegd. In dit gebouw ontdekte hij enkele zalen waarvan hij dacht dat het badhuizen zijn geweest.

Er waren twee bad zalen met baden voor een koud, een lauw en een warm bad. Ook vond Reuvens in de muren van het badhuis ruimtes waar de badgasten gemasseerd konden worden. Verder waren er ook kleedkamers voor mannen en vrouwen. Reuvens vond ook een stook -ruimte. Via deze ruimte werd, zoals je weet, het badhuis verwarmd.

Badhuis van Forum Hadriani; 1. frigidarium (koud waterbad); 2. tepidarium (lauw waterbad met vloer-, wandverwarming; 3. Caldarium (heet waterbad met vloer-, wandverwarming 4. verwarmde voorruimten voor ontspanning; 5. ingang; 6. kleedruimte; 7. rustruimte (?);

8. rust- of massageruimten; 9. buitenruimte voor lichamelijke oefeningen; 10. grote water-put; 11. toilet (7); 12. stookruimten (7).

10

(47)

o

Een tempel

In bijna alle grote steden van het Romeinse Rijk kon je tempels vinden. Ook in Forum Hadriani zijn waarschijnlijk enige tempelresten op het landgoed Arentsburgh teruggevonden. Er zijn vermoedens dat er in de stad meerdere tempels hebben gestaan.

Reuvens ontdekte bij de Vliet de funderingen van een gebouw,

waarvan hij dacht dat het als tempel dienst had gedaan. Hij vond in dit

gebouw twee vertrekjes waarvan hij dacht dat het kapellen waren, waarin de Romeinen waarschijnlijk godheden vereerden. Inscripties in stenen die zijn gevonden, vertellen over de goden Sarapsis en Isis. Sarapsis was de god van de geneeskracht (vergelijkbaar met de

godheid Aesculapis). Isis was de godin van het leven en de

vrucht-baarheid.

o

Grote gebouwen

In zijn verslag over de archeologische opgravingen op het landgoed

Arentsburgh, heeft Reuvens geschreven dat hij de funderingen van

een aantal grote gebouwen heeft ontdekt. In dit verslag noteerde hij dat er in een van de gebouwen een kamer was die zeker als huiskamer dienst had gedaan. Verder vond hij op de plaats waar de funderingen

van enige grote gebouwen liggen het bronzen beeldje van een

haze-windhondje, een beker en wat munten.

o

De stadsmuur

Rondom Forum Hadriani lag ook een stadsmuur. De muur was er niet

om de stad in tijden van oorlog tegen de legers van de vijand te be-schermen. De muur was slechts 4,10 meter hoog en diende meer om aan te geven dat Forum Hadriani een stad was van waaruit het

omlig-gende gebied werd bestuurd. De muur kon de stad niet daadwerkelijk

beschermen.

Je hebt nu een beeld van Voorburg in de Romeinse tijd. Forum Hadriani

was een grote stad met houten én stenen gebouwen. In deze stad

woonden natuurlijk mensen.

De bewoners rondom Forum Hadriani

Om de stad heen lagen de boerderijen van de Cananefaten. Recente

opgravingen aan de overzijde van de Vliet hebben dit nogmaals duide

-lijk aangetoond. Naast de boerderijen stonden opslagschuren waarin de boeren de graanprodukten bewaarden die op de akkers werden

ver-bouwd. Deze opslagschuren zagen er eenvoudig uit: vier palen met

een rieten dak erop.

Cytaty

Powiązane dokumenty

(voorai Den Oever geeft een grote afwljklng te zlen). Dlt wordt veroorzaakt door de vr13 sterke afwaallng In het model. Het is uit tekeningen en beschrijvingen van

Test set The set of objects with known class labels used for estimating the classification error of a trained classifier .... 2.0 A small

próbek zgrzewów wykonanych w warunkach minimal- nych i maksymalnych do dopuszczalnej wartości naprę- żeń wzdłużnych w ściance rury polietylenowej poddanej działaniu

Attributes that can be obtained from the microelec- trode recorded signal can be most generally divided into two groups: based upon spike occurrence and

Отже, з огляду на аналіз статей, надрукованих на сторінках педагогічного видання «Народній учитель» (1925) щодо ідей про

Jeden ze statków przybył do celu później od pozostałych (Jordanes nie widzi w tym żadnego szczególnego wydarzenia, stwierdzając, że taka sytuacja „nieraz się zdarza”) i

In general, a mathematical relationship is found between the Green’s function associated with the locations of two receivers (i.e., the response, observed at one of the receivers, to

The computed from the black box model terminal voltages might be used as inputs on which the linearized matrix of the voltage distribution factors applies and the vector of