0
'
~ ,o
O
·
o
o
o
o
adres: Nr:Laboratorium voor Chemische Technologie
.' .;.:- .
Verslag behorende
bij het fabrieksvoorontwerp
van
.----________________________ ..J_. ___ Di.j.c.km.eester _________________________ .
onderwerp:
. ____________________ Q_tÜJl.1~~l~DE~rL_~~ ___ g§ ____________________ _
_____ Euro_pe.se __ .a.lielC.erJlerkende __ iDdll.strie. __ _
Oude Delft
35
2611 BB
Delft . opdrachtdatum :.28-9-1979
v~rslagdatum:·lO-1
2t'1979
.
;
. I I/'
..
'o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
l ( ( ( ( ( ( (
o
o
ONTWIKKELINGEN IN DE EUROPESE
OLIEVERWERKENDE INDUSTRIE.
J. Dijckmeester December1979.
l ( ( ( ( ( ( (
o
o
1. -1-Korte samenvatting .In dit rapport zijn factoren, welke van invloed zijn op de toekomstige ontwikkelingen in de V'est-Furo-pese olieververkende industrie onderzocht.
Aardolie wordt schaarser, en de gemiddelde
samenstelling van de gelmporteerde aardolie verandert in voor raffinage ongunstiee zin.
Fr i s een overcapaciteit in de furopese oliever-werkende industrie,welke zeker tot
1985
aanhoudt.De productverdeling van de raffinaderiJen in
~'est-Furopa sluit niet meer aan op de marktvraag, terwijl milieu-eisen en restricties in maximaal toeg
e-laten zwavelgehaltes va~ olieproducten in toenemende mate aanpassing van verwerkingseenheden noodzakeJ,ijk maken; Ontzwaveling van residufracties lijkt binnen afzienbare tijd onvermijdelijk.
Aanpassing van raffinaderijen van het hydroskim
-ming type door middel van uitbreiding met een ·vacuum
destillatie-unit en een visbreaker-unit lijkt een productverdeling te geven, die het beste aansluit
bij de huidige en toekomstige marktvraag in West-Europa.
( ( ( ( ( ( (
c
o
o
(î 2. Inhoud. 1. 2.4.
5.
Korte samenvatting Inhoud InleidingOntwikkeling van de wereldvraag naar energie
~e rol van aardolie -2- -1-
-2-
-4-
-5-
-9-6. Invloeden op de Europese olieverwerkende industrie
-11-6.1 Verandering in samenstelling van het 6.1.1
6.1. 2
6.1.
3
6.1.4
6.2
aanbod van ruwe olie voor de Europese markt. .
Ruwe olie wordt schaar~er
Stijgende prijs van ruwe olie Ruwe olie vlOr d t gemiddeld zwaarder
Het gehal t e aan verontreinigingen van ruwe olie neemt toe
Verandering in de vr aag naar geraffineerde olieproducten
"
6.3
Discrepantie i~ type en capaciteit vanverwerkings-eenheden ten opzichte van de marktvraag in Europa
6.4 Be~uste beperking door landelijke overheden van de inzet van stookolie
6.5
Voorschriften voor zwavelgehalte van olieproductenteneinde luchtverontreinigin~ door S02-emissie te
beperken
7.
Aanpassing van de West-Europese olieverwerkendeindustrie aan marktvraag en milieu-eisen
7.1
7.2
7.3
7.4
8
.
9.
10. Inl eiding \Optimale raffinaderijstr~ctuur
~
Raffinaderij-zwavelbalans
(Vacuum) Resi du-ontzwaveling Plaats van de ontzwavelingsunit
Conclusies Literatuur Bijlagen
-12-
-14-
-15-
-16-
-18--22-
-25-
-26-
-29-
-30-
-35-
-37-
-39-
-41-
-43-
-45-l ( ( ( ( ( ( (
o
(\ Inleiding.De toekomstige ontwikkeling van de Europese olieverwerkende industrie is momenteel enigermate
onduidelijk; In een relatief klein aantal jaren
zijn grote veranderingen opgetreden in vraag en
aanbod van ruwe olie, vraag en aanbod van
geraffi-neerde olieproducten, de totale energiesituatie en
de politieke omstandigheden, dit laatste met name
in de olie-exporterende landen.
In dit rapport wordt gepoogd deze invlo~den
-4-te inventariseren, en aan de hand van deze
inventari-satie de richting van de ontwikkeling van de gebruikte
processen in de Furopese olieverwerkende industrie
t
( ( ( ( ( (o
o
(î-5-Ontwikkeling van de wereldvraag naar energie.
De ontwikkeling van df wereldvraag naar energie wordt in belangrijke mate beInvloed door de volgende twee factoren:
Blijft er sprake van voortgaande economische groei, en zo ja, in welk tempo zal deze groei plaatsvinden? In welke mate gaan vrijwillige of opgelegde bespa-ringsprogramma's daadwerkelijk het energieverbruik afremmen?
Worden alternatieve vormen van energieopwèkking zo-danig ontwikkeld, dat zij een wezenlijke bijdrage in het voorzieningspatroon kunnen leveren, of zijn verdere rendementsverhogingen in bestaande vormen van energie-opwekking mogelijk?
Voorspellingen over de stijging van de wereldvraag naar energie in de komende decennia zijn dan ook specu-latief; Zeker gezien de huidige onstabiele situatie is niet duidelijk hoe de verdere ontwikkelingen zullen ver-lopen. De situatie is echter in elk geval in die zin ge-wijzigd, dat in plaats van een ruim aanbod aan goedkope energie er momenteel sprake is van een ,al of niet kunst matig in stand gehOUden schaars aanbod van dure energie.
Vele scenario's zlJn denkbaar; Een voorbeeld is ge-geven in figuur (1), on tleend aan [1].
100,lAJJI,.;..M....:.T _ _ _ ,--_ _ _ _ ----._ J"A'QM 06 J 7500,+-_ _ _ -+ _____ ~---~~~ 5000+-_ _ _ -:;;>"t""f-_ _ _ _ ---,~---t---_j
PETROLE
2500 _ _ _ _CHARBON
O~======db======:J=====N~U~C~LE~
,
n~E=-
___
l.
1975 1980 1985 1990 1995 Fig (1). Ontwikkeling wereldenergievraag in aardolie-equivalenten.( ( ( ( ( ( Cl
o
o
o
-6-Deze schatting lijkt al ver bezijden de werkelijke
ont-wikkeling; Op basis van 1 steenkoolequivalent (SKE)
=
1.42 t olie zou de grens van 8000 M SKE pas in het
begin van de tachtiger jaren overschreden worden; Uit
figuur (2) ui t
[l7]
blijkt, dat deze grens al in1976
gepasseerd is.
2,5
8000
Voorspellingen zijn dus een moeilijke zaak;
Alge-meen lijkt men vooralsnog rekening te houden met een
lichte stijging. (2-4
%
per jaar)In figuur
(3)
is ter vergelijking de ontwikkelingvan het Nederlands energieverbruik weergegeven; Het aandeel
van aardgas is groot, dat van steenkool, afgezien van de
( ( ( ( ( ( ()
o
-7-700 -'--.- --- . - -- --.-- .. -1 !
----
r
- .-.--.----.-.---... --,,- --- 3000 600 overige aardgas ~ aardolie ~ steenkool i-+
II
I 500 -;- -- --
I
I,
I
400-
j_
.
- --
-
- - -
-1----·---
-
---• I 200 100o
1960 1965 I I 1970 1975Figuur
(3).
Totaal Nederlands~ergieverbruik naar type brandstof in J.De vraag naar energie moet worden opgebracht door
de energiedragers:
aardolie, aardgas,
steenkool, en
splij tstoffen,
aangevuld met een groep diversen, waarin vormen van
energie-opwekking als hydro-electrische energie,
geo-thermische energie, zonne-energie en wind- en getijden
energie. 2500 2000 1500 1000 500
o
De inbreng van deze groep diversen is in Europa
momen~eel niet groot; Op l angere termijn zal het aandeel
van deze groep in de totale energie-opwekking wel toenemen;
De mate waarin is echter nauwelijks te schatten, en
onder-meer zeer afhankelijk van researchinspanningen op dit
( ( ( ( ( { C'
o
o
o
-8-Op kortere terrr.ijn lijken in verband met
energie-opwekking ook andere dan financiele aspecten een rol
te gaan spelen:
Het <,anbod van energiedragers wordt niet meer bepaald
door de technische gr(,nzen van de productie, maar
door de op ter plaatse geledende motieven vastgestelde
productieplafonds van de olie-producerende landen; De
energiemarkt is van de 'buyers-marketl van weleer de sellers-market van nu geworden.
De invloed van de publieke opinie op de keuze van de vorm van energieopwekking; Een lid van de NEC-commissie
voor atoomenergie in de Verenigde staten schatte, dat
tengevolge van het inmiddels bekende incident met een
kerncentrale op Three Miles Island de datum van
opleve-ring van 200 kerncentrales uitsluitend ten gevolge van
dit incident was vertraagd of voor onbepaalde tijd was
ui tgesteld. [16J
- De invloed van milieu-hygienische aspecten op de keuze van voor energieopwekking gebruikte drager en de vorm van energieopwekking; In de gemeente Dordrecht wordt
thans op milieuhygienische gronden al bezwaar gemaakt
tegen de bouw van een conventionele kolencentrale na
1990~
- De wens van energie-importerende landen minder
afhanke-lijk te worden van energie- exporterende landen door verschuiving van het gebruik van energièdragers, en door spreiding van het gebruik volgens een patroon
met zo min mogelijk risico's voor de continuiteit van
de energievoorziening.
Voor al met het oog op dit laatste aspect komt
steenkool weer sterk in de belangstelling.
Kernenergie krijgt al sinds langere tijd meer aandacht;
Frankrijk bijvoorbeeld wenst in
1985
54
%
van debe-hoefte aan electriciteit met kernenergie op te wekken, en heeft daartoe een ambitieus bouwprogramma opgezet.
c
( ( ( ( ( (5·
c
o
o
-9-Inmiddels loopt het Franse programma wel reeds twee jaar op schema achter.
Opvallend is, dat ondanks alle bezwaren, die men aan kernenergie vindt kleven, op lange termijn toch aan kernenergie gedacht wordt om in het energietekort te voorzien: Op het symposium 'Energy, what now' , Am~ sterdam
1979
stelden vrijwel alle sprekers, dat toepassing van kernenergie naar hun mening niet te vermijden was. [2J Maar ook met toepassing van kermenergie wordt in eenaantal scenario's op langere termijn een energietekort voorzien; Op korte termijn dreigt bovendien het gevaar, dat een lager dan geraamde energieproductie uit steenkool en splijtstoffen gecompenseerd moet worden door opwekking uit gas en olie, waardoor deze sectoren extra onder druk komen.
Samenvattend kan men stellen, dat pogingen worden ondernomen om het aandeel van olie in de totale energie-productie terug te brengen, maar dat daar op korte ter-mijn geen grote resultaten van verwacht mogen worden; Olie blijft vooralsnog een grote rol in de energieopwek-king spelen.
De rol van aardolie.
De rol van aardolie is tweeledig; Olie wordt ge-bruikt als:
- energiedrager voor energieopwekking
- grondstof voor de chemische industrie voor een scala van producten.
Aangezien de prijs van olie relatief laag was ten opzichte van steenkool, gas en kernenergie, vooral in de jaren vijftig en zestig, v:f'-rd een groot deel van de beschikbare olie gebruikt voor goedkope energiepro-ductie. Vooral sinds de oliecrisis van
1973
is dit beeld door een aantal factoren veranderd:L ( [ ( ( (
r
[)o
o
-10-De prijsstijging van ruwe olie
Een tekort in aanbod aan ruwe olie
Een nog steeds toenemende vraag naar olieproducten
voor niet-stationaire energie-opwekking. (benzines e.d.)
De behoefte om ui t milieu-hygi~nische overwegingen
schone brand- en grondstoffen te gebruiken.
Een op economische gronden en om motieven van
nationaal belang omschakelen van de
electriciteits-productie van oliestook naar steenkool, gas en
nu-cleaire opwekking.
De economische motieven voor deze verschuivingen worden
nog versterkt, daar olie in toenemende mate een schaarste
markt kent.
In
1979
schatte men het ~ereldaanbod (exclusiefcommunis-tische landen) ca. 100 mln. ton OF lager dan de vraag,
wat neerkomt op een tekort van
5
%
.
L3J
~inds op grond van deze factoren olie schaarser en
vooral duurder is geworden, is er een steeds toenemende
trend olie te vervangen door goedkopere of minder
schaar-se producten; Li t gebeurt zowel voor olie die als
energie-bron wor dt gebruikt, als olie, die als grondstof voor de
chemische industrie gebruikt wordt.
Di t betekent dat
Olie als energiedrager vervangen wordt door gas,
steen-en bruinkool en kernenergie; In de totale vraag naar
aardolieproducten wordt derhalve het aandeel van die
producten, waar (nog) geen vervanging voor is, steeds
groter. Motor- en vliegtuigbrandstoffen zijn daar
voor-beelden van.
Voor beelden van vervanging van olie als grondstof zijn:
synthese-gas uit steenkool of naràgas.
~. LPG en LNG als grondstof voor poly-etheen.
• ~ynthetische Erondstoffen uit steenkool •
. Alcoholen uit organisch materiaal.
Natuurlijk spelen ook hier zowel economische als politieke
( (
6.
( ( ( ( ( ()o
(îr
-11-Invloeden op de Europese olieverwerkende industrie.
~omenteel zijn er een aantal ontwik~elingen gaande
welke van invloed zijn op de Europese olieverwerkende industrie.
Deze ontwikkelingen zijn:
Verandering in de samenstelling van de geimporteerde
ruwe olie.
Verandering van de vraag naar geraffineerde olieproducten.
Behoefte tot aanpassing van de bestaande (over) capaciteit
van de verwerkingseenheden aan de marktvraag:
Bewuste beperking van de inzet van stook lie voor
elec-triciteitsopwekking door landelijke overheden.
Voorschriften voor zwavelgehalte van olieproducten en
emissie van verwerkingseenheden teneinde verontreiniging
door S02 zoveel mogelijk te beperken.
Buiten Europa is de situatie duidelijk anders:
Bij gebrel\.: aan gegevens ui t de landen met centraal geleide
economi~n wordt de situatie in Europa vergeleken met die
in Noord-Amerika en Japan.
In Noord-Amerika is het aandeel van de geimporteerde
olie in het totale- verbruik belangrijk lager dan in
Euro-pa; Verder wordt aardgas op veel grotere schaal voor
ener-gie-opwekking ingezet.
De ontwikkeling in de vraag naar olieproducten is minder
ingrijpend dan in West-Furopa; Het aandeel van benzines
is al groot, en zal in de toekomst eerder af- dan toenemen.
Ook van overcapaciteit of het niet op de juiste wijze op
de marktvraag zijn afgestemd kan nauweli jks gesproken worden.
Japan is tr aditioneel V00r zijn energievoorziening voor een groot deel afhankelijk geweest van invoer van
ruwe oliei In deze situatie zal ook geen verandering komen.
Grote verschuivingen in de marktvraag zijn niet te
verwach-ien, overcapaciteit in verwerking is er niet, en aanzienlijke
( ( ( ( ( ( (
o
o
o
6.1 Verandering in samenstelling van het aanbod van rUwe olie voor de Furopese markt.
Engelhard
[4J
signaleert een aantal trends voor ruwe olie:Ruwe olie wordt schaarser
De prijs van ruwe olie blijft stijgen Ru~e olie wordt gemiddEld zw~arder.
Daaraan zou kunnen worden toegevoegd:
Het gehalte aan verontreinigingen in ruwe olie neemt toe.
6.1.1 Ruwe olie ~ordt schaarser.
Het schaarser worden van rUwe olie heeft drie
oorzaken:
-12-1. De geweldig gestegeri vraag naar olie in de jaren na
de tweede werledoorlog.
De wereldraffinagecapaciteit bijvoorbeeld is met 500
%
gestegen van ca 15 mln. vaten per dag in 1950 tot ca
72
mln. vaten per dag in1975,
alhoewel momenteel niet de volledige capaciteit benut wordt. In de landen met centraal geleide economieën is een capaciteit van9
mln. brldj Van derresterende63
mln brld capaciteit werd in1977 49
mln. brld benut, wat resulteert in eenbezet-tingsgraad van
78
?( tegen een theoreti sch haal bare bezettingsgraad van85
%
resp. 90%
in Japan en de Verenigde staten.ftlhowel sinds de oliecrisis in
1974
de vraag naarruwe olie minder snel is gaan stijgen, houdt de stijging
van de vraag momenteel nog vfel aan; Om aan deze vraag te kunnen blijven voldoen moeten steeds nieuwe
produc-tiegebieden ontwikkeld worden, die steeds hogere inves-teringen eisen, zoals d0 Noordzee en Alaska.
( ( ( ( ( ( (
o
o
-13-2. De neiging van de olie-exporterende landen, waaronder
in het bijzonder de OPEC-landen, om hun exporten zodanig
te beperken, dat door de grote vraag hoge prijzen be-dongen kunnen worden (sellers-market). Dit maakt het buitendien eenvoudiger ook mindere kwaliteiten olie te verkopen, terwijl ook de oliereserves voor deze landen over een langere periode beschikbaar blijven.
3.
Politieke instabil i teit (Iran) kan de olieproductie ge -durende langere tijd ernstig ontwrichten, waardoor de productie-verhoudingen tussen de olie-exporterende landen verstoord raken en de totale productie aanziènlijk kandalen.
r ls voorbeeld hiervan is de variatie in herkomst voor
de in Nederland aangevoerde ruwe olie genomen ten Gevolge van de productiedaling in Iran
r]
Ruwp. olie·invoer naar land van herkomst
1977 in % 1978 in % 1979 (jan. tfm juni) in % (i" 1000 tonI Iron 13409 23,2 13865 . 25,7 1 620 5,3 S.)oud,-Arabi'l 17 1 Cl7 29,7 11 604 21,3 8609 27,9 Kuwilit 5350 10,1 6776 12,4 4333 14,0 Iröq 3342 5,3 31Cl5 5,a 1 557 5,0 Ern,,~ ten I incl.
Abu·Dh'lllil 4211 7,3 3420 6,3 2789 9,0 Ni<1t~rJa 91GCl 15,9 91138 17,3 7485 24,2 AI'Jcri)" 184 0,3 323 0,6 486 1,6 LviJie 973 1,7 1 756 3,2 538 1,7 Overil) OPEC 633 1,1 1368 2,5 480 1,6 Overig 2841 4,9 2631 4,9 2974 9,6 Totaal 57319 100,0 54426 100,0 30871 100,0 Bron: 1977/1978 CBS/EZ. 1 97U EZ.
Tabel 1. Ruwe. olie-invoer in r-:ederland naar land van herkomst.
~en ziet , dat de daling van de invoer uit Iran is ge
com-penseFrd door een verhoging van de invoer uit vooral
Saoudi-Arabi~ en Ni geria.
Bovendien wordt de huidige distributie-flexibili-teit bedreigd door het streven van een aantal
-
<-( ( ( ( ( (c
o
o
o
terende landen om r echtstreeks leveringscontracten
met olie-exporterende landen af te sluiten.
-14-Al met al betekent dit, dat de hoeveelheid ruwe
olie, die op de markt is, niet voldoende is om aan de
vraag te voldoen. Dit brengt tevens met zich mee, dat
een koper niet kieskeurig zal kunnen zijn wat betreft
kwaliteit van de ruwe olie: Men zal vanzelfsprekend een
voorkeur hebben voor olie met een laag zwavel- en
metaal-gehalte, maar :an deze voorkeur zal slechts ten dele
tegemoet gekomen kunnen worden.
6.1.2 Stijgende prijs van rUwe olie.
~et blijven stijgen van de ruwe olie-prijs brengt
een aantal effecten met zich mee:
1. Voortdurende prijsstijging veroorzaakt op lange duur
een daling van de vraag.
2. Prijsstijging maakt gebruik van alternatieven voor
olie-producten mogelijk, die daarvoor economisch niet
haalbaar waren; Het duidelijkst is dit merkbaar bij
stookolie voor ondervuring, die waar mogelijk vervangen
wordt door steenkool, gas of nucleaire energie.
3.
Het steeds hoger worden van het aandeel van degrondstof-kosten in de totale productkosten maakt het financieel
gewenst te streven naar conversie van weinig gevraagde,
en dus laag geprijsde producten naar producten met een
grote vraag en dus hoge prijzen.
4e Een stijgende prijs brengt met zich mee, dat olie-reserves,
die voorheen niet economisch winbaar waren, dat op een
gegeven moment wel worden; Hierdoor kan de
productiever-deling tussennde olie-producerende landen verschuiven,
en daarmee wellicht het prijsmechanisme. Het is echter
.
niet duidelijk, of nieuw ontdekte reserves van grote
[
-15-(6.1.3
Ruwe olie wordt gemiddeld zwaarder.r
Het zwaarder worden wat betreft soortelijk gewicht( ( (
o
o
o
van de aangevoerde ruwe olie brengt bij raffinage een verschuiving in de productverdeling van lichte naar zware producten met zich mee.
De stijgende trend in het soortelijk gewicht was de afge-lopen jaren duidelijk aanwezig, en zal zich vermoedelijk de komende jaren voortzetten, al is er enige onzekerheid in verband met de toekomstige productie van de velden in de ~oordzee en Alaska, en het eventueel tàt ontwik-keling brengen van de productie van ruwe olie uit
teerzanden en oliehoudende leisteen.
Een schatting van de ontwikkeling is weergegeven in tabel (2) uit
[5J
1977 1985 Incrcase API 0/ 0/ e~) 10 10 Under 27° R 9 11 27.0-·31.9" 21 26 52 . 320-36.9" 41 36 7 Over 36.9" 25 23 13 NGLs 5 6 17 100 100 100Tabel 2. Huidig en toekomstige dichtheid van de totaal geproduceerde ruwe olie in 0 APl.
Opvallend is de stijging van de groep
27-32
.
0 APl, en de afname van de groep32-37
°APl in de totale samen-stellingsverhouding voor1985
ten opzichte van1977,
voornamelijk veroorzaakt door een vermindering van de productie van lichte arabische ruwe olie.In
1977
werd, afgezien van CGE-landen,49.3
mln brld ruwe olie geproduceerd, en15.1
mln brld werdtevens in het land van productie verwerkt. Geëxporteerd
~erd dus
34
.2
mln brld.Gezien het feit, dat Furopa (nog) weinig olie
geimpor-( ( ( ( (
-16-teerde ruwe olie uit het Midden-Oosten afkomstig is,
zal deze'verzwaring' in Europa zelfs extra merkbaar
zijnt De exportcijfers zijn weergegeven in tabel
(3)
Crude 011 ,upply patttm to prlndplIJ mnrktt!'! 1977 and
~tim.tl'd 19R5 (million hrl/day) 1977
Crude oil \Vnlern Wc~lcrn
sou ree USA Eurnpe Jaran USA EUlOpe Jllpnn
---~-~--~--Middle Ea~1 2.5 Norlh Arrica I .. ' Wc~t Arrico 1.2 Norlh Sea 0.2 Me1lÎco 0.2 Vcnc7.cula 0.2 US lower 48 9.0 US A In~ko 0.5 Indonesio 0.5 Ot her 0.5 Total 16.1 9.2 3.6 2.5 1.5 -" 1.1 0.8 I.S 0.9 0.5 0.7 0.1 0.3 90 1.7 _._" 0.6 0.4 0.8. I 0.(, 0.4 D.J 4.8 IR.I 9.4 4.0, I.J 0.5 2.7 0.1 0.1 0.7 0.7 1l.7 I~.R 5.4 I
'-
I
Tabel
3
.
Overzicht van ge~xporteerde ru~e olie uit( gebied van herkomst naar gebied van verwerking.
(
()
o
6.1.4 Het gehalte aan verontreinigingen neemt toe.
Het gehalte aan verontreinigingen van de ruwe
olie is vanzelfsprekend afhankelijk van de plaats van herkomst; De belangrijkste verontreinigingen zijn opgeloste zouten, zwavel, stikstof- en metaalver-bindingen en complexFn.
Ontzouting levert in het algemeen geen problemen
op.
~at betreft zwavel kan het Behalte sterk varieren
van 0.1
%
w
voor sommige indonesische types ruwe olietot meer dan
3
%
voor een aantal types uit het MiddenCosten, Gemiddeld is echter het zwavelFehalte in de
aangevoerde rUwe olie langzaam maar zeker aan het stijgen tengevolge van het al eerder gesignaleer de teruglopen van het aandeel van laag-zwavelige ruwe olie-types in het totale aanbod van ruwe olie.
( ( ( ( ( ( ( (
o
o
(î'.
Sulfur amounts
IApproxlmate . sulfur In U.S. reflnery ·. i
runs) .: . . . . " I .. ~~~~ ;;.; ••.. ~.; .• ;, .... ;; , .. 0.48 .:. '. 1925 ... ; .. ; ... ' .• '. ~ .... 0.47 ,. ,~,
... ;, ...
'e ....
0.82 1927 ....>
..
i •... , •..•• ': •.• 0.75 1928 .. ;;: ... : ... 0.88 1929 ... j • • • • • • • • • • • • • • • • 0.90 1930 ••••.•..••••••.• ; ... 0.77 1932 .•.••••. , .••• ; .••... 0.65 )934 ..••.•••••.•.•...••.. 0.55 . 1936 .•....•. ; • • . . . • . . . •. 0.55 19~0 •...•. ;; .•• ; •.•.... I I • • ; 0.59 . ": 1915 ~ •.•..•...•• , ...•..• 0.62 1946 ;~ ~.~ .. ;:.' •• ;.~ ... !.; ~j .. 0.63' : : 119 94478 .. ;,,' •.•• ; .• " c •• '. i • ; ; ; ; ; •• 0.65 ", .; I •• ~·l\'., ,';. ~·" ·I·l.,
'
t "
"
0.70 ' . . 1949 ... ·i; ... ; ... 0.67 1950 ••.•••• i ; . • . . • . . . • . •. 0.66 1951 ....•.. ,..i ... 0.68 1962 .: •• : . I \ , • • • • • • • • • • • • •• 0.79 ·1965 ... , ... 0.74 1968 •...•...•...•. 0.72 1969 ...•... 0.71 1971 •.••• ; .• , ..•..•... ;. 0.73 1973 •.••...•..•••.... I • • • • • 0.76 .Tabel
4.
Toename van hetzwavel gehalte in ruwe
olie in de V.S.
-17-Een voorbeeld van deze trend
is weergegeven in tabel
(6)
waarin de stijging van het zwavelgehalte in de door
raffinaderijen in de Verenigde
Staten verwerkte ruwe olie is weergegeven.
In Frankrijk is in
de periode 1971-1978 het g
emid-delde zwavel~ehalte van de
ver-werk te ruwe 0 lie van 1. 22 to t
1.
53
%
gestegen. ~JTegenover d~ze stijging van het zwavelgehalte staat juist
aan de andere kant, dat in het
kader van de bestrijding van
de luchtverontreiniging (Vooral
in Japan, en in mindere mate in
de V.S. en Europa) ontzwaveling
steeds belangrijker wordt; Een
complicatie hierbij is, dat de
zwavel zich voornamelijk in
ver-bindingen in de zwaarste ruwe
oliefracties bevindt.
Tijdens het raffinage-proces stijgt het zwavelge-halte van atmosferische residu's vaak tot 3 à 4
%
,
envan vacuum-residu's zelfs tot
5
à6
r
zwavel.In de toekomst zal echter in Europa om aan de w
ette-lijke eisen ~at betreft zwavelgehalte te kunnen voldoen, en om conversie van zware fracties naar lichtere producten
met laag zwavelgehalte mogelijk te maken, ook voor deze
residu's ontzwaveling moeten worden toegepast. Dit gaat dan op voor die cevallen, waarin een wettelijk maximaal
zwavel-gehalte voor het betreff ende product is voorgeschreven;
Indien uitslbitend een zwaveldioxyde-emissiebeperking
( ( ( ( (
6.2
(o
ontzwaveling van de gebruikte brandstof
ontzwaveling tijdens het verbrandingsproces
rookgasontzwaveling.
-18-Financiele motieven zullen dan uiteindelijk de doorslag
geven.
In nauwe samenhang hiermee is het gehalte aan
me-talen in ruwe olie; Dit kan varieren van een tiental ppm
Ni + V tot ~eer dan 1000 ppm nikkel en vanadium in
residu's van Venezolaanse soorten als Boscan.
Deze metalen zijn daarom niet gewenst, omdat ze
de eigenschap hebben de katalysatoren welke in ontzwa
-velingsprocessen gebruikt worden te deäctiveren;
Aange-zien ook hier weer geldt, dat de metalen zich in de zwaarste
fracties concentreren, zal ontzwaveling van de zware
r esidu's de meeste procestechnische pr oblemen met zich
mee brengen.
Verandering i n de vr aag naar_geraffineerde olieproducten.
Bij het taxeren van de huidige en de toekomstige
vraag in Furopa naar olieproducten is het interessant
vergelijkingen te trekken met de ontwikkelingen in de
Verenigde staten en in Japan
(4).
De situatie in de V.S. kenmerkt zich door een rela-tief grote mate van energieopwekking uit aardgas, steen-kool en kernenergie. stookolie speelt in deze markt een
bescheiden rol, zodat de raffinage eericht is op de grote
markt voor motofbrandstoffen en middeldestiJlaten.
Co! versieprocessen voor residuale olie zijn hier in
een vroeg stadium ontwikkeld.
In Japan daar entegen is er vooral vraag naar
stook-olie; Japan moet vrij~el alle energiedragers impotteren,
en een groot deel van de energieopwekking geschiedt op basis van olie; De vraag naar middeldestillaten is in
r
,
r
-19-vergelijking met stookolie matig, en de vraag naar motor-br andstoffen beperkt te noemen. Gezien het grote gebruik van stookulie is het niet ver\':onderlijk , dat in het kader
van bestrijding van de luchtverontreiniging in Japan
ontzwavelingsprocessen al in een vroeg stadium tot
ont-wikkeling gekomen zijn.
Alvorens hier dieper op in te gaan lijkt het nuttig
de verschillende raffinage-productgroepen nader te
definieren. De indeling wordt gemaakt op basis van kooktraject. stookgas Cl
-
C 2 lPG C 2-
C5 nal' ta/benzines C 5+-
177 °C/350 oFmiddel destil~
laten 177 °C/350 oF 3l+3 °C/650 oF gasolie 343 °C/650 oF 510 °C/950 oF
stookolie 510 °C/950
°F+
overigen producten, die op basis van andere ,eigen-schappen, meestal visco si tei t,
geselec-teerd zijn zoals smeerolie en bitumen. In overzichten wordt de groep middeldestill aten en gas-olie vaak bij elkaar genomen.
Binnen Europa zijn er ook aanzienlijke verschillen in productverdeling; Onderstaand overzicht is van 1976 voor vijf EEG-landen, de_EEG~?_taa~~~_y. S. en Japan.
[s]
Tabel 7 Frank- West- I talie r eder- Groo t- EEG USAc rijk dui ts- land Bri
t-land tannie lPG 2.4 2~8 2·3
1.7
I.i
-2 .. 3 2._2 benzines nafta 20.1 21.7 21.2 20.1 22.0 21.2 li8.7 midcel desti-~Jaten 39.2 41. 6 29.3 : 5. L~ 34.1 36.5 27.4 stooko lie 31.8 23·5 44.4 :,5.1 36.233
.7
9.4 overigFn 6.5 10.4 2.8 7.7 6.0 6.3 12.3 Japan6.3
23.9 18.3 48.9 2.6( ( ( ( (
c
( ( , ()o
r
-20-Bij de afzonderlijke EEG-landen valt op het hoge percen-tage aan middeldestillaten voor ~est-Duitsland en het
gr ote aandeel van stookolie in Italie.
Bij een vergelijking van de EEG met de V.S. en Japan vallen de volgende a~centen weer op:
VS - accent op benzines
EEG - accent op middeldestillaten
Japan - accent op stookolie
De vraag rijst, of de verdeling van de productie is afgesteld op de markt. Fenvergelijking van de
Neder-landse cijfers is in dit verband wellicht interessant, omdat de rederlandse benutte raffinagecapaciteit ruwweg
t~ee en een half maal zo groot is als het volume van de
afzet: Ce federlandse r affinaderijen vervullen samen met
de Ant~erpse capaciteit duideJijk een balanceringsfunctie voor de Furopese markt.
Ver gelijking van productie en markt levert voor Nederland
het volgende beeld:
_. _"-"-."
---1975
1976
1977
prod. markt prod. markt prod. markt
l.PG
1.7
2.4
1.7
3.0
1.7
benzines/ nafta1
9
.4
37.6
20.5
37.1
1
8
.9
middel destillaten3
6.3
36
.4
:5.4
34.8
;6.3
stookolie36.7
12.8
35.2
12.6
36.5
overigen5.9
10.8
7.2
12.5
6.6
to t mln ton/jaar54
21
62
24
60
- _._ - - - ---Ven ziet in de markt ~en licht stijcende trend voor
benzines en een licht dalende trend voor stookolie.
3.7
4
\'
.4
35.3
10.7
9.9
23
Rij de ver[elijking van product- en marktcijfers ziet
men ec h ter een struc tureel tekort aan naf ta I s en benzi ne, en een overschot aan stookolie; De Nederlandse raffinage-capaciteit lijkt duidelijk op de Furopese markt afgestemd; De r'ederlandse markt wijkt nogal van de Europese markt af.
r
( ( r , ro
-21-Ook Frenkel en Newton
[
5J
hebben aan de hand vanmarktgegevens van
197
7
een prognose voor1985
opgesteJd. Deze gegevens zijn in tabel ~ weergegeven.Dcnlopmcnt of petroleum products demand in principal markets 1977 and estimated 1985
USA
Motor gasoline/naphtha
Kerosene/jet fuel
Gas/dieseloil"
Residual fuel oil·
Others'
Total
Westan Europe
Motor gasoline/naphtha
Keroscne/jet fuel
Gas/dieseloil"
Re~idunl fuel oil·
Othcrs' Total
Japan
Motor gasoline/naphtha
K cros.:ne/j~t fuel Gas/diesel uil"
Rcsidual fuel oilo
.b
Ot hers' Total
Principal Markets
Motor gasoline/naphtha
Kerosene/jet fuel Gas/diesel uil
Residual fuel oil
Others Total 1977 million brl/day 7.5 1.2 3.4 3 I 3.2 18.4 J.I 0.5 4.5 4.0 2.0 14.1 1.1 0.5 (J.7 2.2 0.7 5.2 11.7 2.2 8.6 9.3 5.9 37.7 % 41 7 18 17 17 100 22 4 32 28 14 100 21 10 1.1.5 42 D.5 100 31 6 23 25 15 100 1985 million brl/day 8.1 1.4 4.3 3.2 3.9 20.9 3.7 0.6 4.9 4.3 2.3 15.8 1.4 0.7 0.9 2.3 1.1 6.4 132 2.7 10.1 9.8 7.3 Hl % 39 7 20 15 19 100 2.l 4 J I 27 15 I ilO
"
11 14 .16 17 100 3 I 6 23 23 17 100 Increase 1977:-85 (~~ p.a.) 1.0 1.9 I 3.0 ' 0.4 2.5 1.6 2.~ 2. ~ 14 0.9 1.8 U J.I 4 .~ J.~ 0.6 58 26 1.5 26 2.0 0.6 2.7 17Tabel
7.
Marktvraag naar ol ieproducten in de V.S, Japanen V'est-Europa in
1977
en1
98
5.
Vergelijking van de marktcijfers voor
1977
en de geschatte marktcijfers voor1985
met de productiecijfers van1976
geven voor West-Europa het volgende beeld: .-- - -- - - - --_ ..
1
9
77
1
985
197
6
markt markt markt markt prod. (%) br ld(
%
)
brl d (% ) naf tal benzines22
3.1
middel23
3.7
21.2
destillaten36
5.0
35
5.5
36.5
stookolie28
4.
0
overigen27
4·3
33.7
incl. LPG14
2.0
15
2·
3
8.6
tot1
00
14.1
10
0
15.8
10
0
1;.;
( ( ( ( ( ( (
o
-22-Bij vergelijking van de cijfers valt vooral het verschil tussen ~e marktvra~g naar de groep 'overigen' en het
geproduceerde volume van deze groep; Fen verklaring hiervoor is niet te vinden, terwijl de productgroep
-definitie ook niet wezenlijk verschilt.
Als de cijfers echter inderdaad op dezelfde
produc-ten slaan, wijst dit op een structureel tekort in de sector overige produeten, en een overschot in de sector
stookolie. Vo~r benzines wordt op langere termijn een
klein tekor t verwacht, terwijl middeldestillaten
wat vraag en aanbod betreft op elkaar aansluiten.
6.3
Discrepantie in t~ en capaciteit van verwerkingseenheden ten opzichte van de marktvraag in Vrest-Europa.Om de richting van de toekomstige ontwikkeling
van de olieverwerkende industrie in V'est-Europa
eniger-mate aan te kunnen geven is het nodig inzicht te hebben in de volgende punten:
Is de bestaande verwerkingscapaciteit voldoende om
aan de huidie;e .. en toekomstige vraag te kunnen voldoen? Is de huidige verwerkingscapaciteit wat producten
betreft afgestemd op de marktvraag?
Op welke wijze moet met toekomstige beinvloeding van
de marktvraag rekening gehoudtn worden?
Momenteel kent Furopa een overschot aan raffinage-capaciteit; Deze is voornamelijk veroorzaakt door een
snelle stijging van vraag en aanbod van ruwe olie in de
jaren v66r de oliecrisis van
1
9
74.
De prijs van ruwe olielag ten opzichte van andere energiedragers laag in de
zesti ger j~ren, en vele projecten voor uitbreiding date-ren uit die tijd; Er werd rekening gehouden met een forse blijvende stijging van de vraag, terwijl de vraag ten tijde van de oliecrisis in feite afnam.
<-( ( ( ( ( (
o
-23-In tabel
(
9)
is de raffinage capaci tei t op basis vana tmo sf erische destillatie weergee;even.
[4]
Zone Distillation
Cokéraction économique Date atmosphérique CCF Hydrocraquagc HDS (nuide +
retardee) USA 1.1.74 711
CP
2R4 42.8 50.5 22.2 ,S".S- 39.9% 6.0!~ 7.1~~ 3,1 ~,~ debut 1978 8420/"
29.1 45.6 96.7 5J l4.8~~ 5.4% 11.4~-:; 6.3~~ Japon I 1.74 247(f)
13.1 1.2 58,5 0.08 lIJ''f
5Y~ 0.5% 23.7% 0.3°~ fin 1978 274r,
16.3 0.45 144.6 0.08 777 @ 5.9% 0.2% 52.8~~ 0.3% CCE 1.1.74 5'.1) 39,5 6,2 74.7 0.9 5.1% 0.8~-:; 9,6% 0,1% fin 1978 820rIJ
61,1 3,9 129.8 4.4 905Cfj
7,5% 0,5% 15,O/~ '. 0.5~~ Europe de rOuest 1.1.74 41..1 7.4 91.5 0.9 ti. . 4.6"/~ 0,8% I 0.1 o~ 0,1 ~~ fin 1978 1001-f,
62.9 6,4 164.2 4,4 6.3% O,6~'~ 16,4% 0.4"~Tabel
9.
Capaciteit en type verwerkingseenheden op basisvan atmosferische destillatie.
Hieruit blijkt onder meer, dat voor geheel West-Europa
de capaciteit in de periode
1974-1978
met 10.6%
isgestegen; Voor de EEG ligt dit percentage lager, namelijk
Deze voortgaande uitbreiding van de verwerkings
-capaciteit bij achterblijvende vraag betekent, dat in
Europa met een aanzienlijke onderbezetting gwerkt wordt;
Voor Nederland was de doorzet in
1977
63
%
,
terwijl menverwacht, dat in
1979
weer een bezettingsgraad van 70%
bereikt wordt.
Ook in Frankrijk is sinds de oliecrisis de
bezet-tingsgraad van de raffinaderijen niet boven
70
%
gekomen.Ook Frenkel en ]I; ewton
f?J
hebben enige progno sese;edaan met bEtrekking tot de verwachte cap
aciteitsont-wikkeling; Deze prognoses zijn ~eergegeven in tabel (10).
__ ~ .n-•• Viscoréduction 10.2 1.4~1. Y,2 1.1% 6.1 0.8~~ 8,4 I/~ 6.3 0,7% 8,6 0.9%
( ( { ( ( (
o
o
o
-24-Refining capacity compart~d to oil demand 1977 and estimatcd 1980 and 1985 (million brt/day)
1977
- -- -- - --- -
-Rcfining Polenlial Actu;d ()0ml'~lic (lil SII' I'lus/(deficil) capacity" throu/(hputh throllghpllt demand' P"knli .. 1 Adll;!1
- - -- - - -- - -_ ._- -_.-._---_ ... _._---~ --. . --- - ---. -----
-USA
Canada HC
Ol her Furope .. n l"0Unlfl~~
Japan
Auslralia New Zealand Sl'ulh Africa T01al induslriali~ed OPEC Olher LDCs' SutHolal World (c,,1. CPb'l 17.1 2 . .1 16.6 4.0 5.6 1.1 46.7 4.9 11.4 16.) 6).(; 16.9" 2 .. Y 14.1
:
1.1
5.0 0.9 42 . .'i 4.5" 9.R" 14.)" 56.R 16 . .'irl IR4 (I ~) 2.1' 1.7 0.6 10.6 10.7 14 2.7 14 (0 I) 4.) 5.2' (02) 0.9 1.0 (Ol) .17.1 40.4 2.1 4.1" 2.0 2.5 7.7' 7.0 2.R II.R" ' 9.0 5.) 4R.9 49.4 74 1980"
1985 USA Canada HeOlher Furopean r0unlries Japan AlIstralta·Ncw Ze:lland' South Arrica Total industriali~ed OPEC Olhcr LDCs' Sub-total
World (e~cl CPEs')
Refining t'lpacily" I R2' 2.4 1(,.4 4.5 6.0 U 4R.R 5.9 LU 19.1 67.9 Potcnlial throughputh 17.Rrl 2.3' IH 2.9' 5.4 1.1 44.4 5.R' 11 .. l" 17.1" 6l.5
Domeslic oil Surplusl Rerming demand' (deficit) capacity'
19.6 ( I.R) IR 7j I.R 0.5 2.5 IU 2.7 16.4 :15 0.4 4.R .'i 4 , 6.1 10 0.1 1.4 42.5 1.9 49.9 24 .'-4 n 7.6 .1.7 14.0 10.D 7.1 21.) 52.5 9.0 71.2
• E~limaled caracily al end year. 19RO and 19X.~ figurrs on ":tsis of fi"n p'Pjecls only (c~crrl US"'). • 90~. of capac,I~· f"r US" and Japan. and ~5n~ for all "Iher "rcas.
, Indudinp, intcrnalinnal 3vial,on ~nd nwrinc hunker fuel and rdincry rucl/I(lS~.
Potenlial throllghput~ ISY 2.4' 14.0' 4.1' 5.5 1.2 45.5 7.7' 12.0" 19.7 65.2
d Indude~ I moll,on hrl da)" NGI. "ui put from natural gas prnccssinp, rlants. and 0.5 lIlillion hrllday rHlccs.in~ ~ain. 'Indudes NGL <'1Itput nfO.) millinn brl/day Inr 1977.0.2 millitln hrl/day ror I'IXO IQR5.
Domcslie oil demand'· 20.9 1.9 12.0 . l.8 64' U 4/i.) .1. 2 9.1 12 . .1 511.6 (19) (IA (0 I) (()7) (D. ()) (Ol) (~)' 2.1 0.7 2.R (05) SlIrplllS' (deficit) (26) 0.5 2.0 0 . .1 (09) (0.1 ) O.R 4.5 2.9 74 6.6
f Include~ crude oil ror direcl h1lrning ofO. 5 milli"n hrl/d:ty ror 1977.0.4 milli"n hrl/day I 9RU. 0 .. 1 millinn "rl/dny ! QR~ anti 1.1'(; i"'I'("I, "".Ir, 1''''p''ClIlt contracl <,f 0.2 million hrl'day for 1977. (U milli .. n hrl/tlay !9xn. (1.7 million hrl/day 19R5.
'Includes eslimaled NGI. nul pul. • Less devcloped counlries.
, Cent rail, planned economies.
J On basis firm projecIs to end 1979. plus 200 (HHI hrl/day in I'IX(l. IOnd a rurlher 100 000 hrl/d:ty pcr annum Iher~aflcr.
• Includes 0.1 million "r1/day NGL output for 19&5. .
, IncludesO.! million brliday NGLoUlpul fnr I'IRO 19R5.
Tabel
10.
Vergelijking van de beschikbare raffinage -capaciteitmet de marktvraag in
1977
en geschat voor1980
en1985
.
Opvallende punten in riit overzicht zijn:
De raffinage-capaciteit voor de EEG-landen neemt in de
periode
197
7-
198
5
per saldo wat af, maar aangezien de vraag in deze periode niet veel stijgt, voorziet men een blijvend capaciteitsoverschot.( ( ( ( (
c
( ( , ,o
-25-Indien deze prognoses inderdaad uitkomen, is het de vraag,
of de bezettingsgraad van de raffinaderijen in ~est-Furopa
binnen afzienbare tijd boven
70
%
zal uitkomen.In de Europese landEn buiten de EEG bestond in
1977
nogeen tekort in capaciteit, maar naar verwachting zal ook
in deze landen in de nabije toekomst een overschot gaan
ontstaan.
De Verenigde staten, die nu reeds met een
capaciteits-tekort worden geconfronteerd, zien geen kans de achter-stand in te lopen, mede door een blijvende groei van de vraag.
In Japan is de capaci tei t steeds vrijwel in e.venwicht met
de te verwachten vraag.
Conclusie: In Europa kan de groei van de vraag naar
geraffineerde producten nog voor lange tijd door de
bestaand e raffinage-capaci tei t worden opgevangen; 1Nij
zi-ging van de productverdeling zal dus bereikt dienen te
worden door de bestaande ver~erkingscapaciteit aan te passen,
of door vervanging van bestaande capaciteit; Uitbrei-ding met nieuwe verwerkingseenheden ligt niet voor de hand.
Bewuste beperking door l andelijke overheden van de inzet van stookolie.
Sinds het begin van de zeventiger jaren zijn de
olieimporterende landen zich in toenemende mate bewust
geworden van hun kwetsbaarhEid ten gevolge van de
nodzaak van olie-importen. Los van economische motieven
is er een groeiende tendens waar te nemen bij met name
de EEG-landen om voor electriciteitsopwekking gebruik
te maken van gas, steenkool en kernenergie in plaats
l ( ( ( ( ( (
o
6.5
o
o
-26-Frankrijk en Beleie wensen in de jaren tachtig
hun electriciteit voor meer dan 50
%
uit kernenergiete betrekken, en het resterende vermogen zoveel mogelijk
uit steenkool op te wekken; ~est-Duitsland denkt in
toe-nemende mate steen- en bruinkool te gaan toepassen,
ter-wijl Engeland als kolen-producerend land steeds een
aanzienlijk kolenvermogen heeft behouden.
Nederland vormt in dit beeld een uitzondering:
Men wenst in de eerste plaats de inzet van aardgas voor
electriciteitsopwekking zoveel mogelijk te beperken;
In de tweede plaats is op korte termijn na het gereedkomen
van twee 300 MW eenheden in 1980 geen uitbreiding vanhet
kolenvermogen te verwachten. Ten derde is van uitbreiding
van het nucleair vermogen voor 1990 geen sprake, zodat
uitsluitend stookolie als vervanging voor aardgas voor
electriciteitsopwekking in aanmerking komt.
De verwachting is dan ook, dat in Nederland het aandeel
van stookolie in het voor electriciteitsopwekking
ge-bruikte energiedragerpakket zal oplopen van 17
%
in 1977tot ca 50
%
in 1980.Algemeen kan men echter stellen, dat er in
West-Europa een duidelijke trend waarneembaar is het gebruik
van stookolie voor electriciteitsopvekking zoveel als
mogelijk is te beperken; De invloed van dit streven is
echter vooralsnog moeilijk te kwantificeren.
Voorschriften voor zwavelgehalte van olieproducten teneinde ,
luchtverontreiniging door S02-emissie te beperken.
In toenemende mate worden door landelijke en locale
overheden voorschriften uitgevaardigd ten einde de
S02-emissie zoveel mogelijk te beperk~n.
Deze maatregelen kunnen voorkomen in de vorm van
emissieplafonds voor bedrijven als raffinaderijen en
electriciteitscentrales, die zwavelhoudende brandstoffen
voor ondervuring gebruiken, alsmede voorschriften voor
het maximum zwavelgehalte van als brandstof gebruikte
( ( ( ( ( ( ( , () 0 (\
-27-Sulphur content of gas oils and fue! oils: evolution of national standards restrictions
Fueloils Gas Extra
uil lIght Light Medium Heavy France na'~ltic;lti,lO by VISC()~lty ') :; cSt IS 110 eSt 110-3!!0 cSt t:iO ( ) (SOC) (50°C) j·tkLtl\<: frclill I ,t ~kl. I')ïl! 450 eSt (SOT> I.ilillb t' tr<:Cli \ <: "11 trum I ,"lpIl"r Cllllt<:llt (Uo> 0.5 0.5 2.0 4.0
0" . 1'I7l) IU 0.3 Uc:lgium Classilicatlun by v iscusity 7.4 cSt 10 cSt 18 eSt 106 eSt (20°C) (20 "C) (50 "C) (50°C) Limlts on sulphur CQntc:nt (~~) 1.0 1.5 2.7 3.8
EtTC:Ltive from I EtTcctivt: from lOcI. 1980 OLI. 1')7!! OA 0.7 1.9 2.6
0.3 0.5
Nc:thc:rlands
Limits on sulphur eontc:nt e~) (1974) 0.5 0.7 2.5 "- 2.5
UK
CI..I"ilieatwn by vi~coslty 6 eSt 12.5 eSt 30 eSt 70 eSt
(3l! Oe) (82°C) (82 °C)
(82°C) Limlb un sulphur cuntc:nt ('\ 1 3.5
4 4.5
Etfective frum 1976 0.8
Elft:.:tive trom lOet. 1980 0.5
Federal RepublIc uf Gennany
C1asslhl:atiun by viscosity 6 eSt
450 eSt (20 'Cl (50°C) Limlls on sulphur content (~.~)
2.8 Elfc:ctive from I May 1976 0.5 0.5
Etfeetive from I Jan. 1979 0.3 0.3
Tabel 11. Toegelaten zwavelgehalte voor een aantal olie-producten voor enige V'est-Europese landen.
Tabel 11 geeft een overzicht van in Europa geldende
of in voorbereiding zijnde voorschriften voor toegestane
maximum zwavel-percentages.
[9J
In Nederland zijn de voorschriften inmiddels verder
verscherpt; Per 1 september 1979 gelden hier de volgende
normen: 10
maximum zwavelgehalte gasolie: 0.5 %
maximum zwavelgehalte lichte stookolie: 0.7 ol
/!
maximum zwavelgehalte zware stookolie: 2.0 %
maximum zwavelgehale andere brandstoff en: 1.5
%
Extra heavy 41l! eSt (50°C) 4.5 3.5 115.:St (!!Z 'C) 5.0
I
l ( ( ( ( ( ( ()
o
-28-Per 1 oktober 1980 wordt in Nederland het toegelaten maximum zwavelgehalte voor gasolie verder verlaagd van
0.5
%
tot 0.3%
.
Aangezien de schaarste aan ruwe olie het
nood-zakelijk maakt, een optimaal gebruik te maken van de
voor verwerking beschikbare hoeveelheden ruwe olie
en de maximale grenzen voor het toegestane
zwavel-gehalte steeds lager komen te liggen, zal men aan
ont-zwaveling van steeds meer olieprod~ctstromen niet kunnen ontkomen.
Ook de atmosferische- en vacuumresidu's, welke de hoogste zwavelgehaltes bevatten zullen in zwa
vel-gehalte moeten worden teruggebracht; De
S02-emissie-voorw~arden zullen ook niet meer toestaan, dat deze hoogzwavelige producten in de r affinaderijen zelf
gebruikt worden, tenzij er ontzwaveling tijdens het
verbrandingsproces of rookgasontzwaveling wordt toegepast.
Daar voor een bedrijf meestal een totaal
S02-emissieplafond is vastgelegd, is men tot op zekere hoogte vrij om te kiezen om de S02-emissie afkomstig van ondervuring te beperken, of de emissie uit andere bronnen, bijvoorbeeld het tail-gas van-een Claus-plant.
Ondanks veel ontwikkelingswerk is rookgasreiniging
als methode voor S02-emissiebeperking niet onverdeeld
gunstig.
- Veel rookgasreinigingsmethoden geven ongewenste
bij-producten.
Rookgasreiniging is een vooral energetisch ongunstig,
en dus duur proces.(Speciaal als gaswassing wordt toe-gepast)
Speciale ver br andingstechnieken met een ontzwave-lend effect, zoals wervelbedver branding met mergeldeeltjes, verkeren nog in een ontwikkelingsfase; In welke mate deze
techniek aan de beperking van S02-emissie zal kur.nen
( ( ( ( ( ( (
o
o
('>r
-29-Daarentegen is een bijkomend voordeel van
brandstof-ontzwaveling dat met de zwavel vaak ook andere
veront-reinigingen als stikstof en metalen mee verwijderd worden.
Nederland heeft de beleidsvoornemens ten aanzien
van de beperking van de S02-emissie vastgelegd in het
'Beleidskaderplan S02-emissie' . Dit plan is aan andere
Europese landen voorg~l~gd om op den duur te komen tot
een Europese standaardisatie van de normen in deze;
De Nederlandse overheid verwacht, dat de Nederlandse
normen over enige tijd ook in andere West-Europese
1 anden van kracht zullen worden. [l~
7.
Aanpassing van de West-Europese olieverwerkende industrie aan marktvraag en milieu-eisen.7
.1
Inleiding.Uit de vorige paragrafen kunnen een aental
conclu-sies getrokken worden:
- De Europese raffinage capaciteit zal op korte termijn niet worden uitgebreid.
- De verdeling van het aanbod van olieproducten voldoet
niet meer aan de marktvraag, zodat aanpassing gewenst is.
- De voortdurende daling van maximaal toegestane
zwavel-gehaltes van olieproducten maakt ontzwaveling van
steeds meer raffinage productstromen noodzakelijk.
Komt men op grond hiervan tot de beslissing
verwer-kingscapaciteit aan te passen, dan rijzen de vragen:
- ";at is de optimale raffinaderij structuur om aan de
marktvraag naar diverse olieproducten te voldoen ?
- V'elke mogelijkhFden zijn er voor gehele of gedeeltelijke
ontzwaveling van de raffinage-productstromen?
<.
( ( ( ( ( (o
-30-7.2
Optimale r affinaderijstructuur.In de figuren 4 en 5,(bijlagen 1 en 2, pag. 45 en
46) zijn de blokschema's gegeven van twee vaak
voorko-mende raffinaderij-types.
Fig 4: Dit is een raffinaderij van het 'hydroskimming'
type, de klassieke raffinaderij-opzet.
Fig 5: Dit is het schema van een 'fuels refinery'; Het
voornaamste kenmerk is de uitbreiding ten opzichte van het hydro-skimming type met een vacuumdestilla-tie-eenheid; Verder is een aantal units opgenomen voor conversie van zware producten tot lichte.
tndere configuraties zijn evenwel mogelijk.
Daar binnen West-Europa het zwaartepunt van de
olie-verwer-kende industrie in de EEG-landen ligt, en de EEG-capaciteit
een balanceringsfunctie voor West-Europa vervult, is
specifieke aandacht besteed aan de verwerkings-capaciteit
in de EEG-landen.
In tabel 12 (bijlage
3,
pag 47 ) is aan de hand van een productieoverzicht van de raffinaderijen in deafzonderlijke landen 12 een overzicht gegeven van de
productie in de negen EEG-landen en van de EEG als totaal.
Uit deze cijfers komt al een aantal punten naar voren:
Hydrotreating en hydrodesulfurization (verzadiging en
ontzwaveling) zijn de meest toegepaste extra behande-lingsprocessen.
Processen voor residu-behandeling worden nauwelijks to egepast.
De, productie ~it vacuumdestillatie' bedraagt,15
%
van deproductie uit atmosferische destillatie; Neemt men aan,
d?t gemiddeld 45
%
residu geproduceerd wordt uitatmos-ferische destil latie, dan betekent dit, dat behalve een
stroom van 2.5
%
die thermisch gekraakt wordt, 65 à70
%
van het totale volume aan atmosferisch residu( ( ( { ( ( (
n
o
-31-Dit betekent ook in feite, dat ca.
70
%
van de raffinaderijen in de9
FEG-landen van het hydro-skim-ming type is.De gegevens van tabel 12 zijn ook in een
Sankey-diagr am weergegeven; 7ie hiervoor figuur
6,
bijlage4
op pag. '18 .Om het diagram te kunnen samenstellen zijn een aantal aannamen gedaan:
De beschikbare capaciteit voor katalytische hydrotreating wordt gebruikt voor LPG-nafta-benzine-ontzwaveling.
De beschikbare capaciteit voor katalytische w
ater-"
stofontzwaveling is niet voldoende om de meest daar-voor in aanmerking komende productstromen, met name de voedinf sstroom voor kat&lytische kraking, de kero
-sinestroom en de middel-destillaten stroom geheel te ontzwavelen; Gaat men er van uit, dat de FCC-stroom en de kerosine-stroom geheel ontzwaveld worden, dan blijft voor de gasoliestroom slechts 5-10
%
van deze stroom aan ontzwavelingscapaciteit beschikbaar.De beschikbare thermocracking capaciteit wordt uit-sl~itend gevoed met atmosferisch residu.
De beschikbare visbreaking capaciteit wordt gevoed met vacuumresidu.
Ook uit het Sankey-diagram komen een aantal punten naar voren:
De hydro-skimming productverdeling blijft in grote trekken gehandhaafd.
Fluid Catalytic Crac~ing draagt als enig proces wez en-lijk bij aan de conversie van zware naar lichte produtten. Van de zware stookolie wordt slechts 15
%
in verbandmet conversie ontz~aveld;
65
%
van de stookoliefractiekrijgt geen enkele vorm van nabehandeling.
Ontzwaveling blijft vooralsnog vrijwel uitsluitend be-perkt tot de lichte productstromen; Van zowel middeldes-tillaten als stookolie wordt
80-90
%
niet ontzi'aveld.( (
c
( (c
o
o
o
o
-32-Slechts een beperkt deel van de zwavel in de ruwe olie wordt als zwavel tergeewonnen. (ca. 27
%
in dit geval)'.'·ordt conversie van stookolie overwogen, dan zal in het algemeen een raffinaderij van het hydro-skimming type worden uitgebreid met een vacuum-destillatie unit, in combinatie met een of meer andere eenheden.
Een overzicht is gegeven in figuur
7,
bijlage5
op pag. 4jBehalve de in dit schema aangegeven enkele pro-cessen zijn er natuurlijk ook combinaties van processen mogelijk.
Eens te meer is de uiteindelijke keuze afhankelijk van plaatselijke f actoren als:
Productenmarkt
Samenstelling van de te verwerken ruwe olie
Mogelijkheden voor proceskeuze (eigen technologie, licenties, wettelijke beperkingen)
Toegestane maximum zwavelgehale van de producten.
Pan de hand van eerder gepubliceerde gegevens i~
gepoogd een raming te maken van de productverdeling voor een aantal mogelijke configuraties, zoals weerge-geven in figuur
8,
bijlage6
op pag $0 .Uitgegaan is weer van een raffinaderij van het hydroskimming-type; Voor verwerking van het atmosferisch residu wordt de raffinaderi j met een aantal eenheden uitgebreid; Er zijn vier scenario's.
I. Geen extra units (basiscase) 1.
11. De raffinaderij wordt uitgebreid met: - vacuum destill atie eenheid
- vacuum destillaat verwerking, bestaande uit
een ontzwavelings-unit (HDS), een fluid Catalytic
Cracking eenheid (FeC) en een alkylatie eenheid. - vacuum-residu verwerking; Een aantal
( ( ( ( ( ( ( (I
o
o
2. Geen vacuumresidubehandeling
3. Deasfalter.
4. Visbreaker
5. Residu-hydrocracker
6. Vercookser.
111. De raffinaderij wordt uitgebreid met:
- vacuum destillatie eenheid
-33-- vacuum destillaat verwerking door een hydro-crack-unit.
- vacuum-residu-behandeling door
7.
Deasfalter, gevolgd door HDS en FCC.IV. De raffinaderij wordt uitgebreid met:
- vacuum destillatie eenheid
- vacuum destillat verwerking door een hyd
ro-crack-unit.
- vacuum-residu- behandeling door een
8. fluid cokingunit.
Het resultaat van deze vergelijking is weergegeven in tabel 13, bijlage
7
op pag ~Steeds is gerekend met een light (IC) en een heavy crude,
(HC) respectievelijk Purban en Gash Saran.
Ter vergelijking is tevens een ram~ng van de
verwerkings-kosten per ton opgenomen, gebaseerd op een ruwe olie verwerkings-capaciteit van 5 mln ton per jaar.
Basis van de berekeningen was:
Af schrijving: 11.1
%
pj Flectriciteit: O.Cj$/kwhFinanc . kosten 6.1
%
Stoom 8.44$/tonRente
3.0
0/Koel v:a ter 0.013 $/m
3
/e-Onderhoud 4.0
%
Ketelvoedingswater"2;
0.44$/m./
'Ta t 24. 2 0/
Stockgas 100.e $/ton
;0
op investering. stookolie 88.9 $/ton
oplosmiddel 155 S/ton
Totaal kosten: 0.242 ~ Investering plus ar beidskosten,
c
-34-De cijfers van tabel 13 zijn ontleend aan
(9)
en[41 ;
De prijzen zijn inmiddels wel gewijzigd, maar het ging in dit [ eval vooral om de vergelijking. van de
verwerkings-kosten per ton.
Vergelijkt men de cijfers van tabel 13 met de
marktcijfers van 1977 en de prognose voor de markt-cijfers van 1985, dan springt vooral de configuratie
met visbreaker resp. deasfalter er relatief gunstig uit:
-Tabel 14 Markt Vacuum destillatie
West-Europa Ned met
..
1977 1985 1977 Deasf al ter Visbreaker
(%)
(
%
)
(5{)(%)
(%)
(%)(%)
benzines naf ta 22 23 40.4 37.6 37.0 33.0 31.5 middel destillaten 36 35 35.3 36.7 33.7 35.9 31.4 stooko lie 28 27 lC.7 13.3 16.0 22.7 30.3De Deasfalter configuratie lijkt goed aan te sluiten
bij de huidige ~ederlandse markt; De vraag is echter, of deze markt zich niet meer naar de Europese markt
zal gaan richten. In dit licht is de visbreaker con-figuratie gunstiger; Middeldestillaten en stookolie liggen in een gunstige grootte-orde .• en een overschot benzine is voor de marktaanpassing gunstig.
Alle hydro-cracking configuraties trekken de verhouding teveel naar de bezine-zijde; Dit is voor een fmerikaanse markt wellicht gunstig, maar niet voor de Europese verhoudingen.
( ( 7.3 ( ( ( ( (
o
o
-35-Raffinaderij-zwavelbalans.
In deze paragraaf wordt aangegeven,hoe de zwavel ,
die met de ruwe olie wordt aangevoerd, in een
rij Vlord t ver deeld over de diverse producten, teruggewonnen of vrij komt in de vorm van SO 2'
Fen zie het volgende overzicht.
Tabel 15 Invoer ruwe olie 1.5 % s. stookgas benzines, naf ta, lPG kerosines middel destillaten
Claus Unit zwavel
"
tail gas cokes stookolie tot uit ruwe olie ( %) 2.5 20.0 3·0 -36.0 I zwa-;vel, geh. (%) 0.1 0.4 zwa -vel bal. (%) 0.2 9.6 12.5 0.7 3.0 77.0 100.1 uit ruwe ... olie(
%
)
3.5 29.0 4.0 37.0 raffinade -wordt 11 zwa- zwa vel vel geh. bal. (%)(
%
)
0.1 0.3 0.4 9.9 24.0 1.2 1.0 3.6 57.6 100.0steeds is aange8even, welk deel van de betreffende stroom
uit de ruwe olie afkomstig is, wat het zwavelgehalte van
de betreffende stroom bedraagt en welk percentage van het
totale zwavelvolume in de betreffende stroom aanwezig is.
Geval I is een raffinaderij van het hydroskimming type, voor [ eval Il uitgebreid met een vacuumdestil~atie
unit, een vacuumresidu-visbrea~er en een
Hr
S
en een FCCunit voor vacuumdestillat-behandeling.
Uitgegaan is van lichte arabische crude met een
zwavelgehalte van,l.5
%
;
Stookgas, bezines en naftaworden in een hydrotreater antzwaveld tot minimaal
zwavelniveau, kerosine en middendestillaten worden
ont-zwaveld tot resp. 0.1 en 0.4
%
.
-c
c
r .... ( (o
o
o
(1 De geproduceerde H2S wordt in een klassieke Claus-unit verwerkt.
-36-In geval I blijkt, dat ruim driekwart van de
zwa-vel zich concentreert in de stookolie-fractie, die
daardoor ten opzichte van de ruwe olie in zwavel-gehalte verdubbeld. Ruwweg 10
%
blijft in dekero-sine- en de middeldestillatenfractie achter;
Uiteinde-lijk wordt circa 12.5
%
van zwavel in de Claus-unitteruggewonnen.
~waveldioxyde komt in dit geval uitsluitend vrij
als tailgas van de Claus-unit, en in _het rookgas van
de eventueel door de eenheid voor eigen
energieopwek-king gebruikte stookolie.
Bij hogere gehal tes aan zwavel in"dé ruwe olie stijgt het zwavelgehalte in de stookolie navenant tot steeds
ruw~eg de dubbele waarde van de ruwe olie.
Als ontzwaveling op grote schaal nodig is, heeft
residu-ontzwaveling bij dit type raffinaderij het grootste
effect; re capaciteit van de Claus-unit moet natuurlijk
wel aanzienlijk verhoogd worden.
In geval 11 wordt een aanzienlijk deel van de zwavel in het vacuumdestillaat naar de HDS-unit gevoerd
I
en vervolgens als H
2S door de Claus-unit verwerkt; Het
percentage door de Claus-unit teruggewonnen zwavel stijgt aldus tot 24 ~. De emissies nemen in deze configuratie
iets toe, dO lrdat meer zwavel als tailgas van de
Claus-unit wordt geëmitteerd
Nog steeds is echter ruim de helft van de zwavel
in de stookoliefr actie geconcentreerd; Daar deze fractie
bij deze configuratie l'.leiner van omvang is dan in geval
I, is het zWDve~gehalte zelfs hoger dan in geval I.
Conclusie: Slechts een bescheiden deel van de zwavel in
de ruwe olie wordt in de thans algemeen toegepaste