• Nie Znaleziono Wyników

Etnisch ondernemerschap en de stadsvernieuwing

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Etnisch ondernemerschap en de stadsvernieuwing"

Copied!
80
0
0

Pełen tekst

(1)

,

Max Jeleniewski

PLANOLOGISCH MEMORANDUM 1984-3

Technische Hogeschool Delft, Afdeling der Civiele Techniek, Vakgroep Civiele. Planologie,

(2)
(3)

stadsvernieuwing op de ontwikkelingen binnen het etnisch ondernemer-schap in de Haagse Schilderswijk. Het blijken met name turkse en marokkaanse ondernemingen te zijn die getroffen worden door een pro-ces van (koude) sanering, veroorzaakt door een stadsvernieuwingsbe-leid en de uitvoering daarvan, dat weinig rekening houdt met het et-nisch ondernemerschap.

Het onderzoek sluit aan bij een aantal andere onderzoeken op dit ge-bied. De themadag "Etnisch ondernemerschap" in sept. 1983 in Rotter-dam was een belangrijke eerste stap in dit geheel (106).

In Amsterdam is onderzoek gedaan naar de turkse confectie industrie en in Utrecht is men op de universiteit bezig met een onderzoek naar etnische ondernemingen in die stad. De documentaire "lijn 6" heeft de Haagse situatie indertijd (december 1983) goed belicht (104).

Er komt steeds meer aandacht voor dit onderwerp, een teken dat er nu ook iets gedaan moet worden.

De studie is een onderdeel van het afstuderen aan de afdeling Civiele Techniek bij de vakgroep Civiele Planologie. Het laatste jaar bestaat daarbij uit het meedraaien in een Interuniversitaire Studiegroep Pla-nologie (ISP), welke in mijn geval het onderwerp had "Krottenwijkver-betering in Klong Toey Slum, Bangkok" (59), en een individuele stu-die, welke in dit rapport zijn weerslag vindt.

Voor het tot stand komen van deze studie 'Wil ik in de eerste pl.aats

mijn begeleider Rob van Garneren bedanken. Voor de rest ben ik dank verschuldigd aan Gerard Bosscha-Erdbrink (beëdigd tolk-vertaler

turkse taal), T. van der Caay van de dienst Stadsontwikkeling in

Den Haag), het Woonkomitee Stationsbuurt, het Regionaal Centrum Buitenlanders in Den Haag in de personen van Alexander Messelaar en

Ali Laz r ak , en anderen voor de adviezen, .informatie en commentaren.

Den Haag, maart 1984 Max Jeleniewski.

(4)
(5)

Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 Hoofdstuk 3 3.1 3.2 3.3 Hoofdstuk 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 Hoofdstuk 5 5. 1 5.2 5.3 5.4 5.5 Hoofdstuk 6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 Hoofdstuk 7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 Hoofdstuk 8 8.1 8.2 8.3 8.4 INLEIDING

ETNISCH ONDERNEMERSCHAP EN DE STADSVERNIEUWING Migratie Minderhedenbeleid Etnische infrastruktuur Stadsvernieuwing Probleemstelling DE STATIONSBUURT Beschrijving Overleg Hoefkade en omgeving WONINGEN EN BEWONERS Geschiedenis van de wijk Woningkwaliteit

Bewoners 1983

Eigendomsverhoudingen Conclusies

ONDERNEMERSCHAP

Geschiedenis van de wijk Detailhandel en horeca Vestigingsfactoren Eenzijdige structuur Conclusies

BELEID

Voorgeschiedenis van de stadsvernieuwing in de Schilderswijk (1948-1980)

Opties van het beleid De uitvoering

De A.P.V. Conclusies

OVERIGE CONCENTRATIES IN DE SCHILDERSWIJK Van der Vennestraat

Hobbemastraat Hoefkade

Overige concentraties Conclusies

CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

Etnisch ondernemerschap in de Schilderswijk De stadsvernieuwing Aanbevelingen Slotoprerkingen 1

4

6 9 13 15 18 21 22 24 26 27 29 31 32 33 38 40 42 43

44

48 49 50 51 54 55 57 59 61 63 65 67

(6)

_ CONCENTRATIES

(7)

i , INLEIDING

Op dit moment telt Nederland meer dan 600.000 immigranten. De meesten zijn de laatste 20 jaar hierheen gekomen of gehaald, waarvan zo'n 250.000 uit Turkije en Marokko [IIOJ. Zij kwamen in de jaren 60 en 70

om in een periode van hoogconjunctuur het ongeschoolde en minst

gewaardeerde werk te doen. In de jaren 70 kwamen de gezinsherenigin-gen op gang en verwierven de migranten zich een bescheiden plaats op "de woningmarkt. Het merendeel kwam terecht in de sterk verouderde 1ge

eeuwse wijken van de grote steden.

In de jaren 70 startten de gemeenten met het verbeteren van die

wijken, door het renoveren van de bestaande panden of door middel van sloop en/of nieuwbouw.

Etnische ondernemingen in de oude wijken

In de wijken waar veel migranten wonen ontstaan inmiddels steeds meer ondernemingen, gerund door en gericht op de migranten. Met name eind

jaren 70 en begin jaren 80 werden veel ondernemingen opgericht onder

invloed van de toenemende werkloosheid en de toenemende vraag naar

producten en gebruiksmiddelen, waar het autochtoon ondernemerschap niet in voorzag of voorziet.

Chinese restaurants, italiaanse ijssalons en pizzeria's waren de

voorgangers van deze opleving, al tientallen jaren geleden. Nu zijn er ook toko's, islamitische slagerijen, koffiehuizen, reis- en

adviesbureau's, videotheken, textielfabriekjes en allerhande winkels. Op dit moment zijn er zo'n 5000 etnische ondernemingen in Nederland, waarvan een tiende zich in Den Haag bevindt [111].

De stadsvernieuwing in Den Haag is voor een belangrijk deel geconcen-treerd in de Schilderswijk; daar woont meer dan de helft van het aan-tal mediterranen in Den Haag. In de Schilderswijk vinden we zo'n 140 mediterrane bedrijven en 52 surinaamse (zowel surinaamse als neder-lands-surinaamse) ondernemingen.

Bij een korte beschouwing van het etnisch ondernemerschap, blijkt dat de stadsvernieuwing geen rekening houdt met de ontwikkelingen binnen dit ondernemerschap.

De voorwaarden waaronder dit ondernemerschap ontstaat en bestaat

ver-slechteren in de Schilderswijk; goedkope bedrijfsruimten verdwijnen,

renovatie en nieuwbouw zijn gericht op een ander type ondernemer.

Dit is tegenstrijdig aan het belang van het etnisch ondernemerschap, dat niet zozeer ligt in het functioneren als ondernemingen alswel in de functie die deze ondernemingen vervullen als plaats waar een "mi-grantencultuur" gestalte kan krijgen. Dit levert een bijdrage aan de emancipatie van de migranten in de nederlandse samenleving.

Aanleiding van de studie

De feitelijke aanleiding voor deze studie vormde de problematiek van de (mediterrane) etnische ondernemingen in de Stations buurt (deel van de Schilderswijk) in Den Haag. Ik ben daar verbonden aan de

bewoners-organisatie en kreeg te maken met- het Ilklein Istanboel" aan de

Hoef-kade aldaar. Door de nadruk op de horeca (koffiehuizen, restaurants) is een eenzijdig beeld ontstaan van de etnische ondernemingen in de buurt, bij de gemeente, maar ook bij buitenstaanders.

(8)

Omdat op deze manier alleen in negatieve kwalificaties over de etni-sche ondernemingen wordt gesproken is het idee opgekomen om deze ont-wikkeling in"een breder perspectief te zien. Bovendien zit binnen zienbare tijd de stadsvernieuwing rond de Hoefkade in de fase van af-weging sloop/handhaven en zal minimaal renovatie op het programma staan. Dit heeft ingrijpende gevolgen voor de concentratie etnische ondernemingen aan de Hoefkade en in de naaste omgeving.

Doel

De positie van migranten in de Nederlandse samenleving is marginaal en zwak. Het etnisch ondernemerschap is een van de mogelijkheden die voor migranten open staat om zich een zelfstandige plaats te verwer-ven. Bovendien zijn deze ondernemingen een belangrijke ontmoetings-plaats voor de verschillende etnische groepen. Als door de

stadsver-nieuwing deze ondernemingen in het nauw komen te zitten, door o.a.

koude sanering en sloop van bedrijfsruimten, dan is dat voor deze et-nische ondernemingen een belemmering om zichzelf verder te ontwikke-len. Deze studie is allereerst bedoeld om de problematiek duidelijk te maken. Op deze manier kan het een handvat geven aan hen die het beleid gestalte geven, in de hoop dat er in ieder geval iets gebeurt aan de problematiek van het etnisch ondernemerschap in de Schilders-wijk. Op dit moment is daar nog weinig van te merken.

Terminologie

In deze studie is gebruik gemaakt van een eenduidige terminologie. De (im-) migrant staat voor degenen die in de afgelopen jaren in Nederland zijn komen wonen. Het betreft hier in deze studie" met name degenen die uit de mediterrane landen en uit Suriname en de Antillen naar Nederland migreerden. Etnische groepen zijn groepen hieruit met een bepaalde culturele of nationale achtergrond. De etnische onderne-mingen zijn die onderneonderne-mingen die gerund worden door deze migranten en voor een deel gericht zijn op de verschillende etnische groepen. De autochtonen zijn veelal hen die reeds voor de komst van de

migran-ten in de wijken, waar deze studie over gaat, woonden, of daar een onderneming hadden.

Autochtone ondernemingen zijn die ondernemingen welke niet tot de

et-nische ondernemingen behoren.

Het onderzoek

Deze studie strekte zich uit van september 1983 t/m februari 1984. In de eerste drie maanden werden de vestigingsfactoren en de ruimte-lijke spreiding van etnische ondernemingen in de Schilderswijk geïn-ventariseerd. In de laatste drie maanden vond de verwerking van de gegevens en de verslaggeving plaats. Deze tijd waS te kort om een volledig beeld van het etnisch ondernemerschap in de Schilderswijk te verkrijgen. Daarom is met name ingegaan op de mediterrane vestigingen en zijn alleen die aspecten in de studie meegenomen die betrekking hebben op de directe relatie tussen stadsvernieuwing en etnisch

on-dernemerschap. Een onderzoek naar de ondernemingen zelf, in de zin van een economische beschouwing, is, mede gezien de lastig te

(9)

Gedurende de studie is er sprake geweest van een aantal veranderingen in de etnische ondernemingen en de stadsvernieuwing. Voorzover dit van belang was voor de eindconclusies is dit meegenomen.

Als teldatum voor de inventarisatie is september 1983 gebruikt, de tabellen en kaarten zijn hier op gebaseerd.

Leeswijzer

Voor degenen die niet de tijd hebben om het hele rapport te lezen raad ik in ieder geval hoofdstuk 8 aan. Hierin komen alle elementen van het onderzoek terug en worden de conclusies en aanbevelingen t.a.v. het etnisch ondernemerschap in de Schilderswijk verwoord. Hoofdstuk 2 bevat een inleiding op het onderwerp; en loopt uit in de probleemstelling.

Hoofdstuk 3 behandelt de problemen in de Stationsbuurt en gaat in op de overlegsituatie m.b.t. de stadsvernieuwing in die buurt. Er wordt

een overzicht gegeven van de problematiek van een

stadsvernieuwings-wijk en de plaats van het etnisch ondernemerschap daarin.

Hoofdstuk 4, 5 en 6 gaan over een gebied rond de Hoefkade in de Sta-tionsbuurt. Daarbij behandelt hoofdstuk 4 de huisvestingssituatie en de bewoners in dat gebied; hoofdstuk 5 behandelt de etnische onderne-mingen en de ontwikkelingen daarin op de Hoefkade en hoofdstuk 6 gaat in op de stadsvernieuwing daar met de gevolgen die daar uit voortvloei-en voor het (etnisch) ondernemerschap.

Hoofdstuk 7 zet de bevindingen uit de Stationsbuurt naast die van an-dere gebieden waar etnische ondernemingen voorkomen.

(10)

2. ETNISCH ONDERNEMERSCHAP EN STADSVERNIEUWING

2.1. Migratie

Door de eeuwen heen heeft er emigratie en immigratie plaatsgevonden. Redenen hiervoor konden zijn; het moeten vluchten (met politieke, etnische of religieuze motieven), de koloniale politiek, economische gronden (gastarbeid of op eigen initiatief) of noodsituaties. Bekende voorbeelden van immigratie uit het verleden zijn de portugese joden, de hugenoten en de duitse marskramers.

Meer recentelijk vinden we allereerst de Chinezen,in 1929 slachtoffer

geworden van de crisis en de vervanging van de kolen- door oliestook [9]. Deze etnische groep is nu aangegroeid tot zo'n 30.000 mensen

[U2).

Na de tweede wereldoorlog zien we de immigratie van, meest indo-europeanen uit het toenmalige Nederlands-Indië. Deze tot in de jaren 60 voortdurende immigratie bedroeg totaal 280.000 mensen [78].

Een belangrijke groep vormen de Molukkers eerst Ambonezen geheten

-die in 1951 naar ons land kwamen.

Een ander gevolg van de koloniale politiek en de dekolonialisatie was de stroom van surinaamse Nederlanders rond de onafhankelijkheid van

dat land. In het topjaar 1975 kwamen er 36.500 migranten,

hoofdzake-lijk Hindoestanen, naar ons land. Voorheen was de migratie vanuit

Su-riname gering en bestond uit voornamelijk Creolen. Er woonden in 1981

zo'n 180.000 surinaamse migranten in Nederland [80].

Vergeleken met de surinaamse migratiestroom is die uit de Antillen

altijd gering geweest. Vanaf 1960 kent Nederland op grote schaal het

verschijnsel gastarbeid. Waren er in 1960 nog maar 700 arbeiders (uit

Italië) in Nederland, dit was in 1970 opgelopen tot 93.000, en nog

20.000 gezinsleden, uit meer dan 9 landen [78]. Gastarbeid was nodig;

een periode van hoogconjunctuur met een overspannen arbeidsmarkt

maakte het aantrekken van arbeiders uit perifere landen noodzakelijk. De officiële wervingen onder toezicht van de overheid startten in

Italië (1959) en Spanje (1961). Turkije (1964), Griekenland (1966) en

Marokko (1969) volgden, terwijl nog met verscheidene landen

inciden-tele contracten werden gesloten [78J. Hoewel gastarbeid slechts als

tijdelijk werd gezien, was de aanwezigheid van de ongeschoolde arbei-ders al spoedig structureel. Dit blijkt als tijdens de korte

economi-sche teruggangen in 1967 en 1972-74, toch nog arbeidskrachten

gewor-ven worden. Toen werd duidelijk dat gastarbeid een permanent karakter

zou krijgen [78]. In 1983 waren er ruim 250.000 migranten van turkse

en marokkaanse nationaliteit in Nederland; zij vormen daarmee de grootste groep.

Op de vraag wie de gastarbeider is, is geen eenduidig antwoord te geven. De interne (o.a. religieuze en regionale) verschillen in de

landen van herkomst werken immers door na emigratie.

In eerste instantie kwamen de gastarbeiders meer uit de

verstedelijk-te gebieden; laverstedelijk-ter, en zij vormen het overgroverstedelijk-te deel, emigreerde men

rechtstreeks vanuit het platteland. Zo bestaat het grootste gedeelte

van de marokkaanse arbeiders uit Berhers [84] en komen de meeste

turkse arbeiders uit Anatolië of het minder ontwikkelde oosten van het la nd [7 I) •

Waar komt de mediterrane gastarbeider in Nederland terecht?

(11)

- In het eerste stadium zorgen de bedrijven voor huisvesting (was verplicht), veelal in de vorm van pensions.

- Wanneer gastarbeid een permanenter karakter krijgt, komen de ge-zinsherenigingen op gang. Er ontstaat een vraag naar goedkope

huur-en koopwoninghuur-en.

- Het derde stadium is dat migranten gaan verhuren en verkopen aan landgenoten. Financiering van koopwoningen wordt aldus mogelijk en

er ontstaat een aanbod.

We kunnen constateren dat voor wat betreft het tweede en derde

stadium het proces ook op gaat voor uit Suriname of de Antillen

afkomstige immigranten. Voor deze laatste groep geldt dat zij meestal al in het derde stadium zitten. Voor de mediterrane gastarbeider geldt dit een stuk minder.

Wanneer we nu de grote steden in Nederland bekijken dan zien we dat de etnische groepen maar in een beperkt aantal wijken gehuisvest zijn. Dit zijn dan vooral de centrale buurten in de stad, en de 1ge

eeuwse wijken, waar de woningen van slechte kwaliteit zijn, de

ste-de bouwkundige structuur verouste-derd is en allerlei voorzieningen ont-breken. Het zijn de wijken die in de Chicago-school [53] de over-gangs zone genoemd worden (zone of transition). Karakteristiek voor dit soort stadsdelen is dat behalve de woonfunktie er veelal sprake is van commerciële activiteiten en lichte industrie. Deze menging van funkties gaat samen met de meest verkrotte gedeelten van de stad [53] •

De migrant die in Nederland een plaats op de veelal particuliere wo-ningmarkt wil verwerven ontdekt dat deze markt krap is. Op grond van zijn etnische afkomst, zijn positie als immigrant en zijn inkomen vindt hij moeilijk een plaats op die markt. Een gevolg is een strijd rond het gebruik van huizen, doordat de toegang tot de woningmarkt niet voor iedereen gelijk is [76]. Ook de overheid, die regulerend zou kunnen optreden (middels de woonruimtewet 1947), laat het initia-tief over aan particulieren, die zich laten leiden door een marktin-zicht dat voor een belangrijk deel wordt bepaald door vooroordelen en negatieve kwalificaties [97].

De gemeentes kunnen de volgende instrumenten hanteren om de

verdelin-gen van woninverdelin-gen te reguleren [25]:

Woonvergunningenstelsel

- Bemiddeling voor woningzoekenden - Vordering van woningen

In het recente verleden is door verschillende gemeenten zelf meege-werkt aan een verslechtering van de positie van migranten op de wo-ningmarkt, in de zin van belemmering van gelijke kansen, o.a. door;

- de "gesloten wijken" en de "portieknormll in Amsterdam [8]

- de - B(uitenlanders) norm voor woningbouwcomplexen in Breda [94] - het spreidingsbeleid van Rotterdam [72].

Ondanks de woonruimtewet van 1947 blijkt de overheid weinig invloed te hebben op de verdeling van woonruimte. De gemeentes maken (te) weinig gebruik van hun bevoegdheden t.a.v. particulieren, anderzijds zijn de sancties weinig effectief (vordering duurt jaren) [72].

Het aantal ingeschreven woningzoekende migranten is procentueel 2x zo

hoog als bij autochtonen, de wachttijd 2 x zo lang; de woningnood kan op 2 x zo hoog worden gesteld [72]*. Migranten maar ook de laagste beroepscategorie van autochtonen worden geweerd uit de goedkope, aan-trekkelijke woningen [I] en zijn op die manier aangewezen op de

slechtste gedeelten van de stad.

(12)

op het aanbod; dit is niet en Nederlanders gelijk niet is afgestemd

migranten groepen

[25) •

Behalve aan het functioneren van de woningmarkt kan segregatie, in de zin van het ruimtelijk geconcentreerd zijn van bevolkingsgroepen met gemeenschappelijke kenmerken [84J, ook nog toegeschreven worden aan; - het feit dat woonsegregatie een functie is van de beroepsopbouw

[72]

- het feit dat migranten minder bekend zijn met het functioneren van de woningmarkt [96]

- het feit dat de vraag voor de verschillende (bijv. gezinsgrootte)

Om een indruk te krijgen van het proces van segregatie zullen we aan-dacht besteden aan de verschillende fasen van dat proces [53]:

- Infiltratie.

In een stabiel woongebied (weinig migratie, een

bevolkingscatego-rie) komen door verhuizingen vertegenwoordigers van een andere

bevolkingscategorie (inkomen, beroep, cultuur) zich vestigen. Bij een zgn. tipping-point (een bepaald percentage immigranten) verandert dit in:

Invasie.

Dit is een periode met veel migratiebewegingen en slechte sociale

contacten. Steeds meer "nieuwell bewoners komen in de buurt wonen.

Wanneer na verloop van tijd dit proces zich gestabiliseerd heeft (soms met navolging van de ene door de andere groep, meestal al

eerder), dan is er sprake van: Successie.

Een belangrijk kenmerk van dit proces is de "self-fulfilling pro-phesy". Vooral bij een anders gewaardeerde bevolkingsgroep betekent de mogelijkheid dat meer nieuwe mensen zich zullen vestigen, dat er

meer mensen zullen verhuizen waardoor de "wens" vader van de gedachte

wordt.

Het proces van infiltratie - invasie - successie ls er één zonder dat

de feitelijke oorzaak of gevolg onderscheiden kunnen worden [84).

2.2. Minderhedenbeleid

Eind 1983 verscheen in Nederland de minderhedennota, die de verschil-lende beleidsterreinen van de overheid die betrekking hebben op etni-sche groepen in een beleid samen brengt [67]. In deze nota wordt de verandering naar een beleid gericht op een permanent verblijf verant-woord. Er zijn drie aandachtsvelden; de achterstandspositie, de

rechtspositie (discriminatie) en de (geringe) participatie [67). De hoofddoelstelling is gericht op het verkrijgen van een gelijkwaardige plaats en volw"ardige ontplooiingskansen voor de "minderheden".

Er wordt gekozen voor een benadering van de gesignaleerde problemen vanuit het algemeen beleid. Algemene beleidsmaatregelen zullen speci-aal op hun effecten voor minderheden worden getoetst. Het toepassen van specifieke regelingen zou een oneigenlijk gebruik in de hand wer-ken en de minderheden "anders" (dan de andere ingezetenen) behandelen [67J. De minderhedennota legt de nadruk op het uit te zetten beleid;

de uitvoering en financiële verantwoording zijn opgenomen in het

ac-tieprogramma minderhedenbeleid van het ministerie van binnenlandse zaken, dat jaarlijks bij de begroting is gevoegd.

(13)

Algemeen kan voor het minderhedenbeleid in de stadsvernieuwingsgebie-den worstadsvernieuwingsgebie-den opgemerkt dat er geen specifiek beleid is. Nadruk komt er alleen te liggen op de grote-gezinnen problematiek, de positie van alleenstaanden en de gezinshereniging. Stadsvernieuwing moet bezien

worden vanuit de achterstandspositie van de migranten, het algemene

beleid staat echter voorop.

Wat betreft het etnisch zelfstandig ondernemerschap wordt gesteld dat dit onder een algemeen beleid behoort te vallen waarbij geen uitzon-deringen gemaakt mogen worden. Er wordt opgemerkt dat de marktmoge-lijkheden voor de nieuwkomers beperkt zijn in de traditionele bran-ches (los van de koopkrachtdaling). Nieuwe producten en diensten bieden nog wel mogelijkheden (met name genoemd de horeca). Vesti-gingsmogelijkheden in stadsvernieuwingsgebieden worden van belang ge-zien (goedkoop). Daarom moet er ook een beleid gevoerd worden gericht op het behoud van goede en goedkope huisvesting voor ondernemingen, zowel rekening houdend met starters als met bestaande bedrijven. In de nota worden behandeld de centra voor beroepsoriëntatie en be-roepsuitoefening (CBB) die gericht zijn op de minderheden en proberen door middel van cursussen de kansen van migranten op de arbeidsmarkt te vergroten [22]. Ook in Den Haag is zo'n centrum. Het CBB is echter niet gericht op opleidingen voor het midden en kleinbedrijf.

Aandacht voor emancipatie is er in de minderheden-nota in de vorm van

de onderdelen; eigen organisaties, religie, onderwijs, media en par-ticipatie. Nadruk ligt op activiteiten en niet op instituties, en op specifieke achterstandssituaties. Waar dat niet het geval is worden algemene maatregelen voldoende geacht.

In de nota "Culturele minderheden in Den Haag" uit 1982 [22] is geen aandacht voor het zelfstandig ondernemerschap van etnische groepen.

De nota is een zgn. raamnota waarin een overzicht gegeven wordt van

de knelpunten op de verschillende aandachtsgebieden, zoals huisves-ting, werkgelegenheid, onderwijs, etc.

Bij huisvesting van migranten worden concrete maatregelen

aangekon-digd op het gebied van de problematiek m.b.t. grote gezinnen en

al-leenstaanden,

en

verder informatie (ambtenaren) en

voorlichtingsma-teriaal. Halverwege 1981 waren er 1953 woningzoekenden afkomstig uit etnische minderheidsgroepen, waaronder 170 met een gezin groter dan 8

personen.

Grootste aandacht bij het beleid ligt op onderwijs waar bijna 50% van de gelden (13,4 miljoen in 1982) heen gaat. Naar de dienst huisves-ting gaat in totaal 5 miljoen gulden waarvan weer meer dan de helft naar de exploitatie van woonwagenstandplaatsen, die ook onder het minderhedenbeleid- vallen. Voor het overige wordt het geld besteed aan de aankoop van woningen (1.615.000,=). Maatregelen in het kader van zelfstandig ondernemerschap moeten uit algemene middelen of extern (ministerie) betaald worden. Zo bestaan er plannen om met vnl.

rijks-gelden een IlKashba" project te starten, waarin een aantal ondernemers'

en 1/2 persoons-huishoudens onderdak vinden.

Wat betreft het beleid voor de stadsvernieuwingswijken is niets ex-pliciet gesteld, behalve dat gedwongen spreiding wordt afgewezen. Er is een beleid geformuleerd waarin duidelijk gesteld wordt dat iedereen in staat moet zijn te wonen waar men dat wil. In dit kader

is het eerste deelrapport van een onderzoek naar de woon- en

leefsi-tuatie van migranten van belang [24]. Daaruit blijkt dat -migranten

co~centratie ongunstig beoordelen en dat velen buiten de huidige

(14)

Met het huidige aantal van bijna 50.000 migranten in 1982 in Den Haag kan slechts moeilijk aan zo'n wens worden voldaan. Verwacht wordt dat

in 1990 het aantal migranten verdubbeld zal zijn tot ± 20% van de

be-volking [24]. Het huidige percentage in de Schilderswijk van 42,3% (1982) zal in de naaste toekomst zelfs met vrijwillige spreiding blijven toenemen. De werkloosheid (niet meer op te brengen woonlas-ten), de slechte toegankelijkheid tot de rest van de woningmarkt en de beperkte herhuisvestingscapaciteit van de dienst volkshuisvesting zullen de eerste jaren hun effect blijven uitoefenen op de bevol-kingssamenstelling in de wijk.

In het beleid zoals dat nu gevoerd gaat worden onderscheiden we twee componenten;

- integratie

- behoud van eigen cultuur.

De nadruk in overheidsnota's [22], [67] ligt op de eerste component: integratie. Dit betekent dat van een "minderheid" een zekere aanpas-sing verlangd wordt. Dat kan in strijd zijn met de normen en waarden, de religie of andere onderdelen van de culturele identiteit van de migrant. Er zijn hierbij twee standpunten te onderscheiden [103]. Je kunt twijfelen of je tot integratie, in de zin van volwaardige deelname aan het maatschappelijk leven, kunt komen als je tegelijk werkt aan een eigen culturele identiteit. Behoud van de eigen cultuur wordt dan als obstakel van het integratieproces gezien. In deze zin wordt paternalistisch over de migranten gedacht, in termen als aan-passing en (gedwongen) spreiding (zoals toegepast op woonwagencentra of de poging in Rotterdam [51], [52]). De keuze voor algemene, inte-grale voorzieningen past in dit beeld en hiervoor is dan ook in het minderhedenbeleid gekozen.

Een tweede visie stelt dat het streven naar integratie op zich geen betere garanties biedt voor het opheffen van ongelijkheid ("Je kunt alleen integreren als je onbedreigd bent"). Juist de ontplooiing van de eigen culturele identiteit, geënt op de Nederlandse situatie,

vormt een voorwaarde voor emancipatie van etnische groepen. Een eigen

cuLtu reLe identiteit, zoals eerder omschreven, staat dan voorop. Om

deze identiteit te kunnen ontwikkelen, vanuit de positie van migran-ten in de Nederlandse samenleving, is een eigen (sociale) ruimte no-dig. Een keuze voor categoriale voorzieningen en zelf organisaties volgt hieruit.

Uitgangspunt van veel literatuur, discussies of voorlichtingsmateri-aal is een statisch cultuurbegrip [103], dit houdt in dat er van uit-gegaan wordt dat een bepaalde groep één cultuur zou hebben; als

zou-den individuen binnen een groep zich conformeren aan die cultuur, en

dat dit zo zou blijven. In voorlichtingsmateriaal zien we b.v. Turken geafficheerd tegen de achtergrond van moskeeën uit het eigen land, die de meesten wellicht nooit hebben gezien. Bij de migranten zien we

op deze manier een barriëre opgeworpen tussen een nederlandse en

turkse of andere cultuur. De migrant woont echter al jaren in Neder-land, en die omgeving is van invloed op zijn leven hier. Turkse win-kels in Nederland zijn niet zoals in Turkije, hun functie is ook an-ders (zie hfdst. 5). Sommige waarden en normen zijn door de Neder-landse omgeving gerelativeerd, anderen zijn juist versterkt [103].

In een statische zienswijze zien we migranten "doodgeknuffeld" worden in hun "ande r s-izd jn" van het land van herkomst, dat niet gelijk is

(15)

dat er zoiets bestaat als een migrantencultuur, welke continu in

be-weging is [103].

Voor de migranten in de Nederlandse samenleving is het van belang dat er een op hen toegesneden voorzieningenpakket aanwezig is. Over het algemeen zijn dergelijke voorzieningen op eigen initiatief van start gegaan. Zo ook met de etnische ondernemingen. In een tijd van grote

werkloosheid zien we steeds meer ondernemers die de stap wagen.

Voor de ondernemers betekent het aanzien, sparen en economische

onaf-hankelijkheid terwijl men de eigen taal kan blijven spreken, familie (ook vrouwen) in dienst kan nemen en de zoon de zaak kan overnemen op de lange termijn. Voor de bezoeker of klant betekent het dat hij daar zijn vrienden kan ontmoeten, bekende producten kan kopen en advies kan vragen of een reis kan boeken. De gemeenschap heeft als het ware

een eigen ruimte gecreë~ waarbinnen men zichzelf kan zijn, waar de

nederlandse maatschappij vanaf een afstand kan worden bekeken.

Een etnische infrastructuur in de zin van een net van voorzieningen,

koffiehuizen, winkels en bedrijfjes is zo van belang voor de emanci-patie van de etnische groep.

Terugkomend op het te voeren beleid van de verschillende overheden kan gesignaleerd worden dat deze hun beleid richten op integratie van de etnische groepen. Hierbij worden de etnische ondernemingen be-séhouwd als ondernemingen die moeten voldoen aan alle, ook aan de

autochtone ondernemingen, gestelde eisen.

De problematiek van het etnisch zelfstandig ondernemerschap wordt in het minderhedenbeleid nu wel onderkend, maar de maatregelen daarbij

zijn daar echter niet op afgestemd. Hierdoor kan het specifieke be-~

lang van het etnisch ondernemerschap in het nauw komen•

2.3. Etnische infrastructuur

In de wijken waar grote concentraties etnische groepen wonen hebben

we de laatste jaren een opbloei gezien van ondernemerschap van en

door deze etnische groepen. De turkse pazari's (kruideniers), firini's (bakkers) en kasap's (slagerijen), de marokkaanse

kledingzaken, de im- en exportzaken, de koffiehuizen, vertaal- en

reisbureau's, "tropische" winkels en afhaalcentra etc. schieten als

paddestoelen uit de grond. In 1982 werden er in heel Nederland zo'n

5.000 geteld, waarvan ± 500 in Den Haag [111].

In zijn algemeenheid kan er een opbloei van het ondernemerschap ge-constateerd worden, alhoewel de "sneuvelkans" hoog is [111). Het

et-nisch ondernemerschap is daar een onderdeel van [90). Boissevain

geeft als redenen voor de geringe groei sinds 1978 (b.v. 1980/81'

11.080 nieuwe inschrijvingen, 9.018 vestigingen opgeheven en 3.072

eigendomsoverdrachten [60]), nadat er vanaf de jaren 50 ·sprake was

van een daling [90],

- decentralisatie tendenzen,

- de grotere aandacht voor het bestaan (o.a. Memobedrijven), - de immigratie.

Hier kan nog de toenemende werkloosheid als reden aan toegevoegd wor-den. We zullen ons nu met name richten op de immigratie en het daar-aan gekoppelde etnisch ondernemerschap, met name de detailhandel en de.horeca. Bovenkerk schetst een aantal kenmerken van dergelijke

on-dernemingen [92]'

- Een etnische onderneming zit in de sfeer van ambacht en handel,

sectoren waarin de toegang makkelijk is te verwerven en die arbeidsintensief zijn.

(16)

Culturele voordelen

- Solidariteit binnen de groep - Eigen informeel circuit - Eigen bronnen

- Eigen mark t

- Traditie in klein ondernemer-schap

- Eigen doelstellingen, los van de samenleving in zijn geheel - Flexibiliteit t.o.v. behoeften

in een markt

- Bereidheid, of eerder noodzaak tot hard werken en het nemen

van risico's. Barriëres - Vestigingswetgeving - Taalbeheersing - Opleiding - Huisvesting - Arbeidsmarkt - Rechtspositie - Achtergrond en ontwikke-ling - Discriminatie

- Isolement t.o.v. het

open-bare informatie circuit

2;1. Voordelen en barriëres voor etnische ondernemers [82).

- De ondernemingen worden opgericht in de informele sector van de economie. Er is weinig of geen reglementering door de overheid, men zoekt de open plekken op. Er is sprake van een afwijkende gelde co-nomie, waarbij geld minder domineert in het betalingsverkeer.

- Veelal zijn het familieondernemingen (goedkoop personeel, lange da-gen, makkelijk liquide kapitaal te verzamelen).

- Er is etnische loyaliteit. Het bedrijfstype moet men begrijpen

van-uit morele verplichting; vertrouwen en vertrouwdheid vormen de ba-sis voor het ondernemen.

- Het economische handelen is (deels) gericht op het land van her-komst en op de eigen groep in Nederland.

Over het ontstaan, met name de snelle opkomst van de laatste jaren, van deze ondernemingen kunnen vanuit 3 invalshoeken verklaringen ge-geven worden. Bovenkerk onderscheidt [10]:

- De etnische infrastructuur. Wanneer in een buurt nieuwkomers

arri-veren worden na verloop van tijd winkels en bedrijfjes overgenomen

door hen en ontstaat er, al naar gelang de grootte van de

concen-tratie een heel netwerk van middenstand, religieuze en welzijnsin-stellingen, bedrijfjes etc. Deze worden gerund door en zijn gericht op dezelfde etnische groep. De ondernemingen dienen veelal als ont-moetingsplaats en diensten worden er aangeboden en gevraagd.

Met name in Amer~ka is dit proces waargenomen, maar ook in

Neder-land zien we dezelfde tendenzen. We zullen de term "etnische

infrastructuur" in het vervolg ge bru Lken voor het werk van winkels

en horeca voor migranten.

- De opbloei kan in verband gebracht worden met de groeiende loosheid en de discriminatie. Er bestaat een verband tussen

werk-loosheid en opkomst van kleine zelfstandigen (jaren 30).

- De "theoriell

van de oorspronkelijke ondernemersemigratie. Men

emi-greert om te kunnen ondernemen. De italiaanse ijsbereiders zijn

daar een voor~3eld van. Kenmerkend is dat de betrokkenen meestal

afkomstig zijn uit één bepaalde regio.

Bij dit laatste kan nog worden toegevoegd dat migranten uit Turkije en Marokko voor een groot deel afkomstig zijn van het platteland, waar zij of hurt familie als agrarische zelfstandigen werkten.

Er zijn nog twee aspecten specifiek van belang voor het turks en ma-rokkaans ondernemerschap in de oude wijken:

(17)

- Deze ondernemingen zijn practisch allemaal gericht op de eigen groep. Ze kennen een klantenkring waarin de autochtone bevolkings-groep een marginale plaats inneemt.

- De meeste ondernemingen zijn niet zozeer afhankelijk van één natio-naliteit maar nog meer van een bepaalde regio. Men drinkt zijn kof-fie of thee in een kofkof-fiehuis met een eigenaar uit de eigen streek. Bij marokkaanse ondernemingen betreft het vaak verschillende dia-lecten of talen, bij turkse ondernemingen spelen vaak religieuze en politieke factoren een rol. De meeste benamingen van winkels of koffiehuizen refereren direkt of indirekt naar de streek waar men woonde voor men naar Nederland emigreerde. We zullen dit regiona-lisering van de ondernemingen noemen.

We constateren een verschil tussen de recente opkomst van turkse en

marokkaanse ondernemingen en de over het algemeen "ouderell

andere on-dernemingen van surinaamse, italiaanse of spaanse afkomst. Omdat deze

zaken al langer bestaan zien we hier vaak een klantenkring buiten de eigen groep en een veel minder doorwerkende regionalisering.

We kunnen dit, voor wat betreft de surinaamse ondernemingen signale-ren in Den Haag in hun structuur (zie tabel 2;2) en hun spreiding (zie kaart 2.l).

Vooral in de wijken Regentes en in mindere mate Transvaal zien we

veel surinaamse ondernemingen, terwijl de turkse en marokkaanse

ondernemingen vrijwel alleen in de Schiîderswijk of net daarbuiten te

vinden zijn. De meeste mediterrane migranten vinden we daar, meer dan

50% woont in de Schilderswijk.

De Surinamers wonen meer gespreid over de stad. Veel ondernemingen

vinden we op de Beeklaan (veel kruideniers en/of afhaalcentra), de Weimarstraat, de Boekhorststraat en de Paul Krugerlaan. Voor de

Medi-terranen speelt alleen de Paul Krugerlaan en de Wagenstraat (rond de moskee) een rol, terwijl er nog een paar verspreide vestigingen over

de stad te vinden zijn (zie kaart 2.1).

In de Schilderswijk vinden we 199 etnische ondernemingen (zie tabel 2i~

2;4). In 1978 waren er in totaal 518 detailhandelvestigingen en 253 horeca- en andere vestigingen in de wijk. Het percentage etnische

on-dernemingen van het totaal bedraagt ongeveer 25%. Dit is minder dan

het percentage migranten, maar voor het aantal ondernemingen in de

wijk is het des te belangrijker. Dit geldt dan zeker voor de medi-terrane ondernemingen. Bij het bestuderen van het spreidingspatroon

blijkt dat de ondernemingen geconcentreerd zijn in 3 gebieden (zie

kaart 4.1).

We zullen de 3 gebieden langs lopen (zie kaart 2.3):

- De driehoek Van der Vennestraat/Vaillantlaan/Hobbemastraat. We

con-stateren dat in dit gebied zowel mediterrane -al s surinaamse

(hin-doestaanse ) winkels gevestigd zijn. Voor de Van der Vennestraat

valt het grote aantal koffiehuizen op, terwijl op de Vaillantlaan

een aantal (creoolse) cafe's zijn gevestigd. Bijna 50% van alle

et-nische ondernemingen in de Schilderswijk zijn gevestigd in deze driehoek.

- Rond de kruising Vail1antlaan/Hoefkade. In dit gebied zitten een turkse moskee en nogal wat turkse koffiehuizen, slagerijen en bakkerijen daaromheen. Het aantal surinaamse vestigingen is betrekkelijk gering, al valt een groothandel aan de Vaillantlaan op.

- De kop van de Hoefkade in de Stationsbuurt. In dit gebied ontbreken

(hindoestaanse) surinaamse vestigingen. Veel mediterrane

(18)

lengte café / koffiehuis .restaurant turks

straat turks marokko surin. turks ch/sur/ind slagerij marokko surin. over!

Hoefkade e.o. (Stationsbuurt) 11 300 m. 10 9 2 5 1 5 2 2

Hoefkade (nabij Vaillantlaanl 21 710 m. 10 3 1 1 3 2 4 2

Hobbemastraat 31 550 m. I 2 4 3 5 1

Vaillantlaan 'I 700 m. 8 3 5 1 6 4 4 1

Van der Vennestraat 450 m. 12 3 I 2 1 2 2 3 5

Wagenstraat 350 m. 6 1 1 2 1 3

Boekhorst::;traat 500 m. 1 I 2 3 2

r

Beeklaan 5) 1400 m. 4 11 61 8

Weimarstraat 1400 m. 2 7 1

Paul Krugerlaan 760 m. 4 2 2 4 4 3 8 1

2.~. Etnische ondernemingen in Den Haag; Concentraties (Zi~ kaart 2.1 en 2.2 ).

1) Inklusief stukje Oranjelaan, en andere straten in de nabijheid

2) Inklusièf vestigingen in stortenbekerstraat

3) Vanaf het Hobbemaplein tot de Gerard Doustraat

4) Vanaf Vaillantlaan tot Stortenbekerstraat

S} Vanaf Loosduinseveg tot de Laan van Heerdervoort

6) Hieronder vallen ook winkels die tevens afhaalmogelijkheden hebben

De koncentraties

krulsing Vaillantlaan/Hoefknde . lIoefknde f'!0bij I

driehoek v ,d ,vennestr aat/HobbcmastrAatil_.sil..f\lI1Yo.,,·t Vaillantlann 8 ""lIoskce.. horeca + .. slagoriJ o ..o'l'crir aitualil!l 1-9-83 KAART 2.3 CONCENTRATIEGEBIEDEN VAN ETNISCHE ONDERNEMINGEN IN DE SCHILDERSWIJK

(19)

Opvallend zijn enige goklokaliteiten en koffiehuizen in woonstra-ten. De vestigingen zitten relatief erg dicht op elkaar.

Deze 3 gebieden zijn te vinden in straten waar vroeger autochtone winkelvestigingen waren. Behalve in de Hobbemastraat, waar het aantal etnische ondernemingen relatief laag is, is in geen van de gebieden sprake van een florerend autochtoon winkelbestand. Het gaat immers al jaren slecht met de middenstand en dit geldt ook voor de Schilders-wijk. De gebieden zijn wel centraal gelegen voor de vele migranten die in de wijk zijn komen wonen.

Bij een inventarisatie in de Schilderswijk van verschillende

bran-ches, waarin etnische ondernemers aktief zijn, valt op dat er een

duidelijke voorkeur voor een beperkt aantal branches is. Met name de horeca is in de Schilderswijk bij de turkse en marokkaanse

ondernemers favoriet, 62% van de ondernemers is een café of

koffiehuis begonnen.

Horeca 87

Slagerij 22

Vertaal/adviesbureau 6

Im- en export firma 9

Bakkerij 4

Videotheek 3

Overig (kapper, fotograaf etc.) 8

139

2;3. Branchesamenstelling turkse en marokkaanse ondernemers Schil-derswijk.

Voor surinaamse ondernemingen vinden we voor de Schilderswijk een

zelfde patroon (zie 2;4). Verder vinden we nog een tweetal

joegosla-vische ondernemingen, een italiaanse ijssalon en een viertal

shoar-mazaken (die niet door één van bovengenoemde groepen wórden gerund). ·Café (Afhaal)restaurant Levensmiddelen Drukkerij Kledingzaak Reisbureau

Im- en export firma Overig 18 14 11 2 2 2 2 2 53

2;4. Branchesamenstelling surinaamse ondernemers Schilderswijk.

2.4. Stadsvernieuwing

Sinds halverwege de jaren 70 kan er gesproken worden van een stads-vernieuwingsbeleid in Den Haag. Stadsvernieuwing is bedoeld om tot

een integrale aanpak en stucturele verbetering van verouderde wijken te komen. Daarvoor is het nodig om, behalve het vernieuwen van de woningen door middel van renovatie en nieuwbouw, ook aandacht te besteden aan de problematiek rond de voorzieningen, verkeer,

(20)

De aan het einde van de vorige eeuw gebouwde Schilderswijk is een wijk waar de stadsvernieuwing in volle gang is. De slechte bouw-methoden, de ongunstige marktsituatie tijdens de bouwen een jaren-lange overheidspolitiek van "niet-ingrijpen" maakten dat de Schil-derswijk één van de eerste wijken was die na de tweede wereldoorlog toe waren aan een opknapbeurt. Na een periode waarbij men incidenteel in bepaalde gebieden werkte werd in 1978 tenslotte het kader voor de stadsvernieuwing neergelegd in de nota "structuurschets

Schilders-wijk".

De belangrijkste kenmerken van die nota zijn [36]:

- de nadruk komt te liggen op de woonfunctie voor de huidige

bewo-ners; verval moet worden tegengegaan d.m.v. renovatie en nieuwbouw.

- bedrijvigheid moet worden geweerd uit dit woongebied, winkelvesti-gingen. moeten worden geconcentreerd in een aantal (6) al dan niet versterkte buurtcentra.

- er komen geen grote verkeersverbindingen door de wijk. - er worden een aantal buurtparken in de wijk gepland.

De juridische en meer gedetailleerde vorm van de beleidslijnen uit de structuurschets is neergelegd in bestemmingsplannen. De uitvoering ligt vast in de zgn. actieprogramma's. Voor de wijken zullen er 4 be-stemmingsplannen verschijnen. Geen van de plannen is al definitief goedgekeurd, er lopen nog bezwaarschriftprocedures bij de verschil-lende instanties. De verschilverschil-lende bestemmingsplannen zijn er voor:

- de Stationsweg e.o. [44]

- Schilderswijk-centrum [42]

- Schilderswijk-west [39]

- Hollands Spoor e.o. (nog in voorbereiding)

De voorbereiding en planvorming van de stadsvernieuwing was in eerste instantie in handen van de dienst stadsontwikkeling. Er werden over-leggroepen opgericht om het overleg met de bevolking te structureren. Deze overleggroepen vormen een integraal onderdeel van een kerngroep die bestaat uit ambtenaren van de dienst stadsontwikkeling, en advi-seren aan B & W.

In 1980 wordt besloten een volledige projectgroepenstructuur in het leven te roepen, min of meer volgens Rotterdams model [100].

Deze structuur komt erop neer dat vertegenwoordigers van de

verschil-lende diensten, bewoners en bedrijven "in harmonie" de

stadsvernieu-wing zullen bepalen. De vertikale organisatiestructuur van het ge-meentelijk apparaat wordt zo doorbroken. De projectorganisatie stads-vernieuwing (POS) coördineert de voorbereidende en uitvoerende akti-viteiten op het gebied van de stadsvernieuwing. Sinds 1982 is er in

Den Haag een aparte wethouder stadsvernieuwing, waaronder deze

orga-nisatie ressorteert.

Intussen is de uitvoering in volle gang. In Schilderswijk-Centrum

zijn al verscheidene nieuwbouw complexen opgeleverd en zijn de eerste

renovatiewoningen betrokken. In Schilderswijk-West gaat het net als in de Stationsbuurt iets langzamer. In deze gebieden worden de eerste uitvoeringsactiviteiten in 1984 ondernomen.

In het kader van het etnisch ondernemerschap kunnen we constateren

dat de in 2.3. genoemde gebieden (behalve de Ho bbemast r aat ) in de

structuurschets niet aangewezen zijn als (versterkte) buurtcentra.

Blijkbaar worden de gebieden niet levensvatbaar geacht voor een func-tie in de toekomstige detailhandelstructuur. De etnische ondernemin-gen zijn niet opondernemin-genomen in de geplande toekomstige structuur van de

(21)

Schilderswijk, wat leidt tot een situatie waarin de positie van vele

etnische ondernemingen onzeker is.

We zullen nu de positie van bedrijven in stadsvernieuwingsgebieden in zijn algemeenheid bekijken. Er zijn een aantal studies verschenen over de invloed van stadsvernieuwing op het midden- en kleinbedrijf. Duidelijk in die studies is dat stadsvernieuwing in het algemeen ten koste gaat van het aantal bedrijfspanden, de huurhoogte en de

broed-plaatsfunctie die zo'n wijk heeft [lal), [109).

Goed Onzeker Slecht Onbekend Zonder S.V. 67 16 11 6 Met S.V. 55 16 22 7

2;5. Continuiteitsverwachting bedrijven [lal].

Over het aantal liquidaties als gevolg van stadsvernieuwing is men het niet eens. Volgens prof. Kruyt ligt dat percentage tussen de

22-33% [la]. Een studiegroep van de TH Delft vond voor een

stadsver-nieuwingsgebied in Rotterdam dat het aantal liquidaties in het

alge-meen juist gering is [60]. Stadsvernieuwing zou volgens de groep

eerder aanleiding zijn voor opheffing dan oorzaak ervan [60].

De huurhoogte bleek na verplaatsing over het algemeen minimaal

ver-dubbeld te zijn [60J.

De redenen waarom bedrijven gevestigd zijn in de oude wijken zijn

[lal], [60];

- aanbod ruimten

- lage huisvestingskosten

- bereikbaarheid (parkeren/laden en lossen/verkeersligging) - ligging t.o.v. afnemer/opdrachtgever

Juist bij de detailhandel is de ligging van een vestiging van groot belang ten opzichte van de afnemers. Voor etnische ondernemingen komt daar nog bij dat deze ondernemingen afhankelijk zijn van de oude wij-ken, als de Schilderswijk, die vaak als stadsvernieuwingsgebied zijn

aangewezen. Daar immers wonen de migranten.

Er is een regeling voor ondernemers die door de stadsvernieuwing in problemen komen. de regeling VSBS, de gemeentelijke verordening "Steun bedrijven stadsvernieuwing" [50]. Tegemoetkomingen zijn er voor; winst- of inkomensdaling, verbouwings-, herinrichtings-,en verhuiskosten. Ook in geval van beëindiging van een bedrijf is een bijdrage mogelijk. Deze regeling vangt de (financiële) bijeffecten op

van de stadsvernieuwing.

We kunnen constateren dat er bij de uitvoering van de

stadsvernieuw-ing een specifiek uitplaatsstadsvernieuw-ingsbeleid gékoppeld aan nieuwe vesti-gingsplaatsen vooralsnog ontbreekt.

2.5. Probleemstelling

Het etnisch ondernemerschap is in ontwikkeling, steeds meer

vestigin-gen worden geopend, nu al zijn er bijna 200 vestiginvestigin-gen in de Schil-derswijk. Op sommige plaatsen in deze wijk in Den Haag vinden we con-centraties van detailhandel, koffiehuizen, afhaalcentra, reis- en

(22)

vertaalbureaus en lm- en exportzaken. Deze concentraties bevinden

zich veelal buiten de bestaande winkelstraten en ze zijn alleen te vinden in de Schilderswijk en een paar andere wijken. Deze wijken zijn tegelijk de zgn. stadsvernieuwingswijken en het merendeel van de immigranten in

Den Haag woont daar.

De structuur in de ondernemingen is eenzijdig. Het merendeel bestaat uit afhaalcentra en koffiehuizen voor resp. de surinaamse (hindoe-staanse) en mediterrane bevolkingsgroepen. Hierdoor is de aandacht dan ook meestal gericht op die vestigingen, terwijl juist ook de de-tailhandel een zekere groei doormaakt. In de Schilderswijk is de stadsvernieuwing in volle gang. Het kader voor de uitvoeringsmaatre-gelen is vastgelegd in een structuurschets die in 1978 verscheen. De wijk wordt daarin in de eerste plaats aangewezen als woongebied.

De vele bedrijven worden als ongewenst naar de rand van de wijk of

daarbuiten verplaatst gedacht. Voor de detailhandel, die een

moei-lijke periode had meegemaakt, werd voorzien in een verbetering van haar structuur door deze te concentreren in een aantal, al dan niet versterkte, buurtcentra.

Er bestaat een behoefte aan een etnische infrastructuur in een wijk als de Schilderswijk. Dit etnisch ondernemerschap is van belang voor; - het verzorgen van een voorzieningenpakket dat tegemoet komt aan de

specifieke eisen en wensen van een bepaalde groep, betrekking heb-bend op religieuze voorschriften, gewoontes gebonden aan een streek of op speciale producten, onbekend in Nederland.

- het creëren van een klimaat waarbinnen een (etnische) groep zich

kan ontwikkelen, waar een migrantencultuur kan ontstaan en waarin

emancipatie van groepen in een achterstandssituatie gestalte kan krijgen.

- het fungeren als ontmoetingspunt voor de eigen groep. - het bieden van werkgelegenheid.

We constateren nu dat de ontwikkelingen binnen het etnisch onderne-merschap niet of onvoldoende hun weerslag vinden in de planvorming en

uitvoering van de stadsvernieuwing. Dit betekent:

- De plannen in het kader van de stadsvernieuwing gaan uit van de ontwikkelingen binnen het "autochtoon" ondernemerschap. Het etnisch ondernemerschap als nieuwe ontwikkeling en als nieuw type

ondernemerschap wordt zo niet onderkend in de beleidsplannen. In de planning wordt een traditionele benadering voor de toekom-stige detailhandelstructuur gehanteerd. Nieuwe ontwikkelingen pas-sen niet in dit jaren geleden ontwikkelde model.

Bij de planning wordt voor een aantal gebieden waar nu etnische on-dernemingen zijn gevestigd uitgegaan van de woonfunctie voor de

lange termijn. De toekomst voor deze concentraties is nu onzeker.

Dit heeft consequenties voor de ontwikkelingsmogelijkheden van be-staande bedrijven en, bij uitvoering van de stadsvernieuwing, ook voor het aanbod van goedkope ruimten, waardoor startmogelijkheden kleiner worden.

De etnische ondernemingen kennen een eenzijdige structuur, het

ver-gunningenstelsel is niet ingesteld op een andere vorm van

onderne-men.

In deze studie zal de relatie tussen stadsvernieuwing en het etnisch

ondernemerschap centraal staan. Deze relatie uit zich in een

ruimte-lijk spreidingspatroon en vestigingsfactoren en heeft invloed op de kwaliteit van de leefomgeving. Deze factoren hangen onderling nauw

(23)

De stadsvernieuwing in de Schilderswijk is van start gegaan in een tijd dat er nog geen kijk was op het etnisch ondernemerschap.

Indertijd (1978) werd nog geen rekening gehouden met de belangen en

het wensenpakket van, en voorzieningen voor etnische groepen. Er dreigt nu een situatie waarin de voorwaarden waaronder deze on-dernemingen ontstaan verslechteren en waarbij bestaande onon-dernemingen

in hun voortgang worden belemmerd. Deze "koude" sanering uit zich in afbraak van bedrijfspanden, renovatie en nieuwbouw met hoge huren en

het weg-, of niet expliciet, bestemmen van ondernemingen. Deze

situa-tie leidt tot onzekerheid, waarvan het wenselijk is dat hieraan een einde wordt gemaakt. In deze studie worden de volgende doelen nage-streefd:

a. Een nadere beschrijving van het verschijnsel etnisch ondernemer-schap in de Schilderswijk.

b. Het aangeven van de consequenties van de stadsvernieuwing voor het

etnisch ondernemerschap.

c , liet aanduiden van aanbevelingen ten aanzien van het huidige beleid inzake de stadsvernieuwing.

Daartoe is de volgende werkwijze gevolgd. In zijn algemeenheid, ter

ondersteuning van de hierboven staande doelen, is gebruik gemaakt van

op de nederlandse situatie gerichte literatuur betreffende migranten, hun huisvesting, hun ondernemingen en de segregatie in de grote ste-den. Daarnaast is informatie ingewonnen op de volgende terreinen:

a. Etnische ondernemingen; gesprekken met mensen die op de hoogte

zijn van het functioneren van turkse en marokKaanse ondernemingen.

Enquêtes zijn mede uit oogpunt van de informele sector en de be-perkte taalvaardigheid (turks en arabisch) en tijd niet toegepast. De vestigingen zijn voor een groot deel bezocht om een indruk van het functioneren ervan te bekijken.

b. liet onderzoeksgebied; hiervoor is één concentratie nader bekeken. De geschiedenis van het etnisch ondernemen, de

eigendomsverhou-dingen, de eenzijdige structuur, de stadsvernieuwing en een aantal

aan de problematiek verwante aspecten zijn toegespitst op de lIoef-kade e.o. in de Stationsbuurt. Onderzoeksresultaten zijn vervol-gens voor andere gebieden in de wijk nagetrokken in hoeverre ze hun geldigheid behouden.

c. De stadsvernieuwing; geput is uit de stapels nota's van de gemeen-te met betrekking tot de stadsvernieuwing in de Schilderswijk. Verder is er meegedraaid in de overleggroep, de werkgroep leef-baarheid en het verbeterteam van de Jan Blankenstraat. Voordat deze studie van start ging woonde ik enige tijd in de omgeving.

(24)

3. DE STATIONSBUURT

De Stationsbuurt is een gedeelte van de Haagse Schilderswijk. De buurt is gelegen tussen het centrum van de stad en station Hollands Spoor en tussen het Oranjeplein en het Rijswijkseplein. Er staan zo'n 1360 woningen [43], er wonen ruim 4.500 mensen [116]. De buurt is aangewezen als stadsvernieuwingsgebied.

3.1. Beschrijving

De buurt is gebouwd tussen 1850 en 1904, behalve de bebouwing aan het Groenewegje en de "Bogt van Guinea" (nu Huygenspark), die van oudere datum zijn.

Van 1850 tot 1875 kwam de bebouwing tot stand van de Huygensstraat, een deel van de Stationsweg, de Van der Duynstraat, de Van Hogendorp-straat en de Van Limburg StirumHogendorp-straat [31].

In deze periode werden 168 woningen van de "Vereniging tot

verbete-ring der woningen van de arbeidende klasse te Is-Gravenhaghe" gebouwd,

in de Van der Duynstraat en de Van Hogendorpstraat (1864-1869), alsmede het complex "het rode dorp" aan de laantjes van de Iloefkade (1874) [15]. De complexen tussen de Van Limburg Stirumstraat en de Hoefkade kwamen tot stand van 1870-1890. De Jan Blankenstraat en de Krayenhoffstraat waren in 1887 gereed, de woningen rond het

Ilofwijck-plein in 1904 [97]. De bevolking veranderde in de loop van de jaren sterk en hun aantal is sinds de tweede wereldoorlog gestaag

achter-uitgelopen tot 4.631 op 31/12/82. Waren de bewoners bij de oplevering

over het algemeen ambt.ena re n, meesterknechten, ambachtslieden,

onderwijzers [97] en later geschoolde arbeiders, nu wonen er de

mensen die ergens anders moeilijk aan een huis kunnen komen, naast de

mensen die altijd in de buurt zijn blijven wonen. 31/12/1959 1969 1973 1977 1979 1982 6.727 5.572 4.794

3.662 (daling i.v.m. sloop van de Gortmolen)

4.752 4.631

3;1. Bevolking Stationsbuurt [31] [43] [116] (volkstellingsblok 18).

Wel moet onderscheid gemaakt worden tussen de omgeving rond het Huy-genspark en langs de Stationsweg met de rest van de buurt. De grote herenhuizen van dit eerste gebied contrasteren met de lange straten met 3 verdiepingen panden die de rest van de buurt domineren.

In de buurt wonen in vergelijking met de hele Schilderswijk relatief

veel bejaarden (17 ~ 18% van de buurtbevolking) en is de

leeftijdsca-tegorie van 30-39 oververtegenwoordigd. Daarentegen zijn er minder jonge gezinnen (20-30 jr.) en zijn er weinig personen van 0-20 jaar [116]. In de Stationsbuurt is een relatief langere verblijf tijd te constateren in vergelijking met de hele Schilderswijk. Dit heeft te maken met de gemiddeld grotere woningen en de betere kwaliteit, in sommige gedeelten van de buurt (Huygenspark, Stationsweg, Huygens-straat) [31].

Wanneer we naar de verschillende etnische groepen kijken dan zien we

dat op 31/12/82 25% van de bevolking tot een dergelijke groepering

(25)

Hierin zijn dan alleen de in tabel 3;2 genoemde groepen begrepen. Geen rekening is gehouden met Aziaten (Pakistani), Afrikanen (behalve Tunesiërs en Marokkanen) of andere nationaliteiten.

Turkije Marokko Suriname Europese Nederland

Antillen Mediterranen

31/12/79 215 232 463 61 3541

31/12/82 270 298 514 60 ?

3;2. Etnische groepen in de Stationsbuurt [116].

Met behulp van de gegevens uit tabel 3;1. en 3;2. kunnen we schatten dat het totale percentage immigranten op 31/12/82 30% bedraagt. Voor de hele Schilderswijk bedroeg op hetzelfde tijdstip het

percen-tage immigranten 42,3%. In vergelijking met de hele wijk is het

per-centage minder, echter de meeste migranten wonen rond de Hoefkade en

de Oranjelaan. We kunnen constateren dat er een aantal gebieden zijn in de buurt waar beduidend minder migranten wonen. Dit is o.a. het geval op het Huygenspark en in de nieuwbouw (b.v. de Gortmolen (ge-reed 1978); de woningbouwvereniging wilde geen cijfers bekend maken over hoeveel migranten er in hun complex woonden).

De woningen zijn, vanwege hun ouderdom en het achterstallig onderhoud (veel particulieren die weinig aan hun pand doen) technisch verou-derd. Bovendien is de indeling niet meer aangepast aan de huidige

normen (woningen te groot~klein, kamers te hoog, geen eigen opgang,

etc.), wat de functionele veroudering genoemd wordt.

In de buurt zaten in 1977 393 bedrijfsvestigingen met een gezamenlijk

vloeroppervlak van ± 120.000 m2• Ruim 30% daarvan stond leeg of werd

gebruikt voor opslag; een hoog percentage.

Kantoor Café-restaurant Hotel Detailhandel Overige bedrijven Leeg/opslag Aantal 58 38 12 82 78 125 393 Oppervlak (m2) 55.000 4.600 2.800 7.900 15.700 33.600 120.000 3;4. Bedrijfsvestigingen in de Stationsbuurt 1977 [43].

De detailhandel is voornamelijk gevestigd aan de Stationsweg en de Hoefkade. Deze heeft een - beperkt - bovenwijks karakter [43].

Voedingsmiddelen

Overige dagelijkse goederen

Duurzame en gespecialiseerde goederen Overig Aantal 13 22 24 20 79 Oppervlak 1.000 2.000 2.800 2.000 7.800 3;5. Detailhandel in de Stationsbuurt 1977 [43].

(26)

KAART3.1 GAEN,S PLANGE81ED

.$fA.lIC>1SWV/2.T "~

".I··.~I--I~ BESTEMMINGSPlAN sunONSWEO '.0_

In de buurt waren in 1977 nog 119 voormalige detailhandelpanden te vinden, welke voor andere functies in gebruik waren. De detailhandel liep sterk terug [47].

De horeca is voornamelijk te vinden op de Hoefkade en aan de Sta-tionsweg. De ontwikkeling aan de Hoefkade, met name de horeca van en

voor turkse en marokkaanse migranten, is van recente datum. Met het

vertrekken van een deel van de detailhandel en andere ondernemingen kwamen vele bedrijfspanden leeg te staan waarna deze panden geschikt werden gemaakt om er op basis van een horecavergunning een bedrijf te starten. Op de Stationsweg nabij de Wagenbrug zien we ook een derge-lijke ontwikkeling, het betreft daar broodjeszaken en snackbars. In een aantal woonstraten rond de lIoefkade zien we in voor woondoel-einden bestemde panden (illegale) gokpraktijken. Behalve de

woning-onttrekking brengt dit voor omwonenden overlast bezorgende activi-teiten met zich mee, waar tegen slechts sporadisch door de gemeente

(politie) wordt of kan worden opgetreden.

Rond het Stationsplein en op het terrein van de NS en de daaraan grenzende terreinen van de PTT bestaan sinds jaren plannen voor grootschalige kantoorontwikkeling. In de buurt zien we met name rond het Huygenspark, Stationsplein en aan de Stationsweg steeds meer (grote) panden een kantoorbestemming krijgen.

In de Stationsbuurt zijn een aantal welzijns en religieuze voorzie-ningen te vinden. De grootste hiervan zijn:

- Bejaardentehuis "de Terp" aan de Van Limburg Stirums traat (± 210 bewoners) •

- Buurtcentrum IIde Ster" aan de Stationsweg.

- Trefcentrum "Samen sterk" aan de Hofwijckstraat (voor surinaamse

jongeren).

- Marokkaanse moskee IIEI Mouhsinin" aan de Stationsweg.

- Werklozenprojekt "Woko l ..ezi" aan de Oranjelaan (gericht op suri-naamse jongeren).

Opvallend voor de buurt is het ontbreken van onderwijsvoorzieningen, daarvoor is men aangewezen op Schilderswijk-centrum of, voor middel-baar onderwijs, op andere wijken. Het voorzieningenpakket is onvol-doende voor de wijk en niet gericht op alle huidige bewoners; voor-zieningen gericht op specifieke bevolkingsgroepen ontbreken of zijn slechts in beperkte mate aanwezig.

(27)

In de onmiddellijke"omgeving van de buurt spelen met name de prosti-tutiestraten een belangrijk rol. Deze straten (Poeldijksestraat,

Hunzestraat, Geleenstraat, Katerstraat en Doubletstraat) zorgen in de avond en nachturen voor veel (rondrijdend) autoverkeer in de buurt.

Het Groenewegje, de Jan Blankenstraat, de Van Limburg Stirumstraat, de Stationsweg, de Van der Duynstraat en de Van Hogendorpstraat

heb-ben op deze manier veel extra verkeer te verwerken. Dit trekt dan

weer straatprostitutie aan, wat alleen van 2.00-14.00 uur geoorloofd is volgens de A.P.V •• Deels komt straatprostitutie voort uit heroine-verslaving. In de buurt zijn ook een aantal zgn. heroine panden te

vinden.

De problemen in de buurt zijn grotendeels terug te voeren op de con-flicten tussen de woonfunctie en andere functies, die het leefklimaat negatief beinvloeden.

Samengevat levert dit het volgende op voor wat betreft de

woonfunc-tiej

- de technisch en functionele veroudering van de woningen

- de huidige eigendomsverhoudingen, die een verbetering van de wonin-gen in de weg staan

- de hoge doorstroming in de woningen.

Dan zijn er ook nog de problemen die betrekking hebben op de woonom-geving;

- het gemis aan (buurt)winkels

- overlast van illegale gokgelegenheden - de eenzijdige nadruk op de horeca - verkeershinder en parkeerdruk

- onvoldoende op de buurt gerichte voorzieningen

- randverschijnselen (drugshandel en straatprostitutie).

3.2. Overleg

In 1986 wordt de Stationsbuurt aangewezen als stadsvernieuwingsge-bied. In de structuurschets Schilderswijk wordt voorgesteld de buurt als zodanig te handhaven en te renoveren, waar dat nodig mocht zijn [36]. Slechts een paar plekken komen in aanmerking voor sloop en

nieuwbouw.

De overlegstructuur (waarin bewoners, ambtenaren en bedrijven par-ticiperen) zit nog in het overleggroepstadium in de Stationsbuurt.

Zo'n groep treedt nu adviserend op ten aanzien van een ambtelijke

projectgroep, die belast is met de uitvoering van de stadsvernieuw-ing. De ambtelijke projectgroep bestaat uit ambtenaren van de ver-schillende diensten die met de stadsvernieuwing te maken hebben. De reden dat er voor de buurt nog geen volledige projectgroep func-tioneert is dat er een probleem ligt in de huisvesting van die pro-jectgroep (de bewonersorganisatie wil dat ze in de buurt gehuisvest wordt) en in de reserves die er bestaan bij de projectgroepenstruc-tuur. Dit omdat bij een projectgroep er vertegenwoordigers van

bewo-ners en bedrijven samen met gemandateerde ambtenaren overleggen.

In de overleggroep kan iedere bewoner of ieder bedrijf zijn stem

la-ten horen. Daar tegenover staat dat een projectgroep beslissingen

(hoofdelijke stemming) kan nemen, zij is daartoe gemachtigd, en een

overleggroep alleen adviserend kan optreden.

De overleggroep behandelt de algemene zaken en de projecten op de (middel)lange termijn. Voor de korte termijnproblemen is de werkgroep leefbaarheid in het leven geroepen. Hierin zijn naast ambtenaren van de verschillende diensten ook de bewoners en bedrijven via hun

(28)

be_u

bedr rlv."

SAl\EHSTHlIHG PIlOJECTGP.OEP (In prlncl,II

.co lldle uk." \ UIChapP,lljk....,hljn en volkl9lzon6held \ OII61,..,IJI 9"",,,,,uIIJh dl.,,"o" ddtllngon ... thouoHr

OIENST'~OJEtTO"lOAHIS"TIE SlAOSV[IUlIUNING OAGANISATlE

3.2 OVERLEGSTRUCTUUR IN DE

STADSVERNIEUWING IN DEN HAAG (1983).

Deze organisaties zijn resp. het Woonkomité Stationsbuurt en de werkgroep bedrijven. De laatste bestaat uit een aantal (autochtone) ondernemingen in de buurt. Het Woonkomité is een organisatie die in 1982 is (officieel) opgericht, als afsplitsing van BOS (Bewonersorga-nisatie Schilderswijk, gezeteld in Schilderswijk-centrum). Het comité bestaat voornamelijk uit autochtone buurtbewoners en een aantal

betaalde krachten. Er zijn contacten met diverse organisaties van migranten, maar de migranten zelf zijn niet actief. Er is een opbouwwerker voor de buurt en binnenkort is er speciaal ook een turkse opbouwwerker.

Aanleiding om tot oprichting van een "eigen" buurt organisatie over te

gaan waren de plannen om kantoren te concentreren rond Station

Hol-lands Spoor en de problemen rond (straat)prostitutie, de handel in verdovende middelen en de ontwikkeling in de horeca.

Voor de uitvoering van renovatie- óf nieuwbouwprojecten worden resp.

verbeter- of bouwteams ingesteld door de (ambtelijke) projectgroep. Hierin kunnen bewoners uit de desbetreffende gebieden meepraten over

de inhoud van de plannen. Deze teams treden adviserend op naar de projectgroep. Deze moet haar voorstellen weer voorleggen aan het

oor-deel van de gemeenteraad.

Wat is nu de inbreng van etnische groepen in dit geheel? In het lo-pende proces in de Stationsbuurt kunnen we constateren dat hun in-breng nog gering is, maar wel groeiende. Hoewel de bewonersorganistie aandacht heeft voor de problemen van de migranten kunnen hun wensen en specifieke problemen alleen dan verwoord worden als dat door hen-zelf gebeurt. Taalvaardigheid speelt hierbij een grote rol. Een stap op de goede weg is het organiseren van aparte informatieavonden bij

renovatie/nieuwbouw projecten voor turks en arabisch sprekenden door

de gemeente. Daarbij was de opkomst redelijk (met name bij de turks-sprekenden). Bij het nemen van beslissingen kan dit model echter moeilijk functioneren (bevolkingsgroepen kunnen tegen elkaar worden uitgespeeld). Wat dat betreft zijn er nog geen kanalen waarlangs deze

groepen hun inbreng naar voren kunnen brengen.

3.3. De Hoefkade en omgeving

De etnische ondernemingen vinden we practisch allemaal geconcentreerd

(29)

vin-den we op de Oranjelaan en de Stationsweg, maar ook in de woonstraten rond de Hoefkade.

KAART 3.3

HOEFKADE EN OMGEVING

Blok 1&2: renovatie of sloop Van Limburg Stirurnstraat

Blok 3&4: renovatie Jan Blankenstraat/ Krayenhoffstraat o~~·-

:

her~ver-'/~' weg mg : \ .;'/ sloop/ renovatie

In de nu volgende hoofdstukken zal het gebied tussen de Van Limburg Stirumstraat en het Stationsplein en tussen het Oranjeplein en de Stationsweg centraal staan. In dit gebied is de stadsvernieuwing in voorbereiding op twee plaatsen (zie kaart 3.3):

- Van Limburg Stirumstraat. Hier is het nog onzeker wat er gaat ge-beuren, maar voorgesteld is, door de (ambtelijke) projectgroep, blok 1 en 2 te slopen, en van het tussenstuk de wand aan de straat nader te onderzoeken, de hofjeswoningen te slopen en bij de wonin-gen ervoor te trekken. De "bewoners zijn het alleen met de aanpak van blok 1 eens; de raad moet hierover een beslissing nemen. - Jan Blankenstraat/Krayenhoffstraat (incl. de wanden aan het

Sta-tionsplein en de Hoefkade). Na de aanvankelijke renovatieplannen van de blokken 3 en 4, werd in een heroverweging de toekomst van het hele gebied ter discussie gesteld. De uitslag van

discussieavonden in februari 1984 was niet eensluidend. De

discussie gaat over de vraag renovatie of indien sloopJ in welke

mate. De problemen van de woonstraten, het Stationsplein en de Hoefkade dienen hierbij als uitgangspunt.

In het gebied zijn 462 huisnummers te vinden. De panden zijn gebouwd in de periode 1865 en 1887, in 3 woonlagen. De etnische ondernemingen

zijn voornamelijk turkse en marokkaanse koffiehuizen en slar~rijen.

In de nu volgende hoofdstukken zal ingegaan worden op achtereenvol-gens; de woonomstandigheden en de bewoners van het gebied (hfdst. 4), de etnische ondernemingen (hfdst. 5) en het stadsvernieuwingsbeleid in deze (hfdst. 6). In hoofdstuk 7 worden de overige concentratiege-bieden van etnische ondernemingen in de Schilderswijk getoetst op de bevindingen in de Stationsbuurt. Hoofdstuk 8 geeft de conclusies,

aanbevelingen en een nadere beschouwing over getto-vorming en

(30)

4. WONINGEN EN BEWONERS

Al vanaf 1750 wordt er in de "Schilderswijk" gewoond. Het grootste gedeelte van de wijk kwam tot stand tussen 1870 en 1904. In de loop der tijd veranderde het karakter van de wijk. De laatste jaren wordt er weer flink gebouwd en krijgt de verbetering van de wijk gestalte. Hoe is die kwaliteit van de woningen en wie woonden en wonen er in de wijk?

4.1. Geschiedenis van de wijk

De geschiedenis van de Schilderswijk kan bezien worden tegen de ach-tergrond van de maatschappelijke en economische ontwikkelingen. De bouw kwam tot stand onder een economische opleving in de tweede helft van de vorige eeuw. De overheden hadden wat betreft de

huis-vesting de houding van "1aissez-faire, laissez-passer". De gronden

die niet van haar waren, daar mocht de overheid niets over te zeggen hebben [97]. De crisis in de landbouw (met hoogtepunt 1878) veroor-zaakte een steeds grotere trek naar de stad. Tegen deze achtergrond veranderde de bouwmarkt. In tegenstelling tot eerder werd er niet meer gebouwd voor een opdrachtgever maar voor de markt (70).

De woningschaarste zorgde ervoor dat men zijn woningen toch wel kwijt kon. Een gebrek aan een doeltreffende bouwverordening resulteerde in

met hofjeswoningen volgebouwde binnenterreinen en later, toen de

hofjeswoningen niet meer gebouwd mochten worden, voor uitbouwen die geen licht en lucht meer toelieten (97). De woningen werden aldus in een snel tempo dicht op elkaar gebouwd en waren, door allerlei

besparingen en bouwmaterialen, van slechte kwaliteit.

In eerste instantie woonde de kleinburgerij in de wijk, met op de binnenterreinen de geschoolde arbeider en zijn gezin. Pas vanaf de eeuwwisseling verandert dit langzaam en door het wegtrekken van die kleinburgerij en de sloop van vele arbeidersonderkomens in de binnen-stad verandert de wijk in een echte arbeiderswijk [18J.

Binnen de wijk is er een verschil tussen rangen en standen, tussen de

straat en de hofjes, tussen straten en zelfs binnen één straat [18]. Voor de buitenstaander is het veelal alleen de "Schilderswijker". De naam die de wijk heeft wordt er in de loop van die tijd niet beter op. De mensen worden op hun schilderswijker-zijn aangekeken en gedis-crimineerd. Er wordt zelfs voorgesteld de wijk een andere naam te geven (Burgemeester Marijnen, 1968). Na de tweede wereldoorlog verkeert de wijk continu in onzekerheid. Het saneringsplan van 1953 hangt als een zwaard van Damokles boven de wijk. De achteruitlopende kwaliteit van de woningen en woonomgeving doet veel bewoners

besluiten naar de nieuwbouw te verhuizen.

Andere groepen doen hun intrede in de wijk; jongeren, alleenstaanden en immiganten. Zij zijn de nieuwe bewoners van de wijk, de slechte positie van deze groepen op de woningmarkt brengt hen naar de slecht-ste en onaantrekkelijks te woningen (zie hfdst. 2.1). 'Iet lage prijs-of huurniveau is niet de belangrijkste factor. De vele hoge huren en het bestaan van noodkopers wijzen hierop. We zien nu door de jaren

heen een komen en gaan van bewoners. Zowel in de eerste jaren in de

wijk, als in de jaren 20 en 60 zien we door de nieuwbouw elders, men-sen wegtrekken.

(31)

VAN

~~~-~---_ ~~~-~---_ ~~~-~---_~--...U...Ju....JUJlIJUJ....I:!.)

HOGENOO,l;P sn ... 'T ~ ViONEt·) 100io (63) 100;"(63) _ 4.3 Vergelijking kwaliteitsonderzoeken woningen door ISP Stadsvernieuwing Den Haag 1978.

KAART 4.2 KWALITEITSKAART

Hoefkade en omgeving

. . slechte Douwkundige staat

OJ matige Douwkundige staat

Cytaty

Powiązane dokumenty

Światło widzialne jest to promieniowanie elektromagnetyczne, czyli zaburzenie pola elektromagnetycznego rozchodzące się w przestrzeni, na które reaguje oko ludzkie.. Do

Rozważania programowe Stronnictwa Demokratycznego „Prostokąt”, Stron- nictwa Polskiej Demokracji, Ruchu Młodej Demokracji zostały opublikowane na łamach własnej

2 ustawy o zapobieganiu oraz zwal- czaniu zakażeń oraz chorób zakaźnych u ludzi podejrzanym o chorobę zakaźną jest osoba, u której występują objawy kliniczne lub odchylenia

KOŚCIÓŁ WOBEC INNOWIERCÓW W DE SYNODIS HILAREGO Z POITIERS 705 Obok rzeczownika damnatio napotykamy wielokrotnie pokrewny czasow­ nik damnare.. Omawiając piąty anatematyzm

A layered reservoir with 300m wide and 10m thick meander channel sandstones surrounded by impermeable floodplain fines (based on Figure 3). The sandstone body in

Jako historyk literatury wierny jest także głoszonemu przez siebie hasłu, że badacz nie powinien się izolować od bieżącego życia literackiego; że - co więcej -

Jak już nadmieniano, wśród ogółu mieszkańców gminy, 1555 osób pośrednio lub bezpośrednio związanych z rolnictwem, nie było źródłem utrzymania, przy czym więcej kobiet niż

Uczymy grać w koszykówkę: taktyka, technika, metodyka nauczania koszykówki w lekcjach wychowania fi zycznego.. 1, Indywidualny i zespołowy