• Nie Znaleziono Wyników

Dynamiek van het strand bij Noordwijk aan Zee en Egmond aan Zee en het effect van suppleties

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Dynamiek van het strand bij Noordwijk aan Zee en Egmond aan Zee en het effect van suppleties"

Copied!
71
0
0

Pełen tekst

(1)

Dynamiek van het strand bij Noordwijk aan Zee en

Egmond aan

Zee en het effect van suppleties

(2)

Deze rapportage is vervaardigd in opdracht van het Rijksinstituut voor Kust en Zee (RIKZ) onder overeenkomst RKZ-1667.

(3)

Inhoudsopgave

Contents i

Voorwoord viii

1 Inleiding

1.1 Handhaving van deBasis Kustlijn (BKL) 1.2 Strand- en onderwatersuppleties

1.3 Effecten van onderwatersuppleties 1.4 Focus op het intergetijdestrand

1 1

1

2 3

2.2 Morfologischeen hydrodynamische gegevens 2.2.1 Bodemhoogtes . 2.2.2 ARGUS . 2.2.3 Hydrodynamiek. 5 5 6 6 7 7 2 Studiegebied en data 2.1 Hollandsekust .. 3 Methode

3.1 Definities vanstrandparameters . 3.2 Interpolatie strandhoogtes . . . . 3.3 Bepalingkust dwarse positie subgetijde bank.

9 9 10 10 4 Stranddynamiek

4.1 Egmond aan Zee . . . . 4.1.1 Temporele variatie op korte termijn 4.1.2 Ruimtelijke variatie .

4.1.3 Vergelijking maandelijkse enjaarlijkse metingen

4.1.4 Effect van suppleties op strandbreedte en strandvolume 4.2 Noordwijk aan Zee . . . .

4.2.1 Temporele variatie op korte termijn 4.2.2 Ruimtelijke variatie .

4.2.3 Vergelijking maandelijkseen jaarlijkse metingen

4.2.4 Effect van suppleties op strandbreedte en strandvolume

12 12 12 14 16 18 21 21 23 23 25 5 Relatie brekerzone en strand

5.1 Egmond aan Zee .

5.1.1 Volumeveranderingenvan binnenste brekerzone en strand 5.2 Noordwijk aan Zee . . . .. 5.2.1 Volumeveranderingen van binnenste brekerzone en strand

5.2.2 Kustdwarse positie brekerbanken .

(4)

5.2.3 Kustdwarse positie onderwatersuppletie . . . .. 33

6 Modelberekeningen

6.1 Crosmor .

6.2 Golf- en getij klimaat . . .

6.3 Optimalisatie (calibratie) 6.4 Drie suppletie-scenario's getest

6.4.1 Scenario 1 6.4.2 Scenario 2 6.4.3 Scenario 3 35 35 36 36 37 37 37 39 7 Conclusies 7.1 Algemeen . . . . 7.2 VergelijkingvanJARKUS met hoogresolutiemetingen 7.3 Effect van suppleties . . . .

7.3.1 Opbasis van metingen .

7.3.2 Op basis van modelberekeningen

40

4

0

41 41 41 42 Appendices 43

A Bepaling hoog- en laagwaterkustlijn 43

B Interpolatie xyz-data 44

C Strandbreedte en -volume Egmond 46

D Strandbreedte en -volume Noordwijk 50

E Momentane Kustlijn MKL 53

(5)

Lijst van tabellen

1.1 Suppleties Bergen, Egmond, Noordwijk en Noordwijkerhout vanaf 1990 4

4.1 Statististieken strand Egmond aan Zee, huidige data 2002-2004.. . . 14

4.2 Strandbreedte en -volumetrends voor de periode 1964-1989en 1990-2005. 19

4.3 Statististieken strand Noordwijk aan Zee, huidige data 2001-2004. 23

6.1 Golf- en getijklimaat 2001-2004 . . . 36

6.2 Crosmor standaard instellingen en instellingen na optimalisatie (calibratie) 36

(6)

Lijst van figuren

2.1 Kaart van Nederland met daarin de ligging van twee stranden: Noordwijk en Egmond, en posities van MPN en YM6 aangegeven.In detail worden de twee stranden getoond met daarbij de ligging van de meetgebieden en de nummers van de RSP's. . . .. 6 2.2 Golfhoogteen verschil in gemeten en voorspeld waterstand ('T}surge) over de

periode november2001 en 2004, waarbij de data afkomstig van MPN en, als er data miste van MPN, YM6 gebruikt is. De afwisseling van grijs en zwart is om de verschillende periodes tussen twee opeenvolgende opnames

te laten zien. . . .. 7

3.1 Kustdwars strandprofiel met definities van de verschillendestrandparameters 9 3.2 ARGUs-beeldvan de kustnabije zone bij Noordwijk genomen tijdens

laag-water op 30 mei2002. Meerdere witte lijnen laten plaatsen zien waar de golvenbreken en waar de buitenste en binnenste brekerbank, en de kustlijn (volgordeinlandwaartse richting) zich bevinden. . . .. 10

4.1 Kustlangsgemiddelde duinvoetpositie, hoogwaterlijnpositie, laagwaterlijn-positie, intergetijdestrandbreedte, intergetijdestrandvolume, strandbreedte en strandvolume als functie van de tijd bij Egmond aan Zee. De streeplijn geeft de kustlangse standaard deviatie om het gemiddelde.. . . .. 13 4.2 Kustlangse variatie van duinvoetpositie, hoog-en laagwaterkustlijnpositie,

strandbreedte en strandvolume bij Egmond aan Zee op 22 januari 2004. .. 15 4.3 In de tijd gestapelde strandvolumes bij Egmond aan Zee als functie van de

kustlangse RSP-positie. Warmere kleuren geven een groter strandvolume aan. .. . . .. 16 4.4 Kustlangsgemiddeldeintergetijdestrandbreedte,intergetijdestrandvolume bij

Egmond op basis van de huidige data (zelfdeals in figuur 4.1) en JARKUS-opnames van 1983

tjm

2005. De streeppuntlijn en de streeplijn geven de standaard deviatie om het kustlangsgemiddeldeaan. De aangegeven sup-pleties werden hoofdzakelijkten noorden van het studiegebied uitgevoerd. . 17 4.5 Kustlangsgemiddeldestrandbreedte en strandvolume bij Egmond op basis

van de huidige data (zelfde als in figuur 4.1) en JARKUS-opnames van 1983 t/m 2005. De streeppuntlijn en de streeplijn geven de standaard de-viatie om het kustlangsgemiddelde aan. De aangegevensuppleties werden hoofdzakelijkten noorden van het studiegebied uitgevoerd. 18

(7)

4.6 Kustlangsgemiddelde strandbreedte en strandvolume tussen RSP 40.000 en 41.000 op basis van JARKUS-opnames van 1964

t/m

2005. De momenten waarop strandsuppleties (gele bolletjes) en onderwatersuppleties (groene vierkantjes) werden uitgevoerd zijn ook weergegeven.Details van deze sup-pleties zijn te vinden in tabel 1.1 en figuur 4.5. De getoonde trend en bandbreedte is gebaseerd op de periode van 1964

t/m

1989 19 4.7 Kustlangsgemiddeldestrandbreedte en strandvolume tussen RSP 37.000en

38.000 op basis van JARKUS-opnames van 1964

t/m

2005. De momenten waarop strandsuppleties (gele bolletjes) en onderwatersuppleties (groene vierkantjes) werden uitgevoerd zijn ook weergegeven.Details van deze sup-pleties zijn te vinden in tabel 1.1 en figuur 4.5. De getoonde trend en bandbreedte is gebaseerd op de periode van 1964

t/m

1989 20 4.8 Kustlangsgemiddeldeintergetijdestrandbreedte en intergetijdestrandvolume,

strandbreedte en strandvolume als functie van de tijd bij Noordwijk aan Zee. De streeplijn geeft de kustlangse standaard deviatie om het gemiddelde. .. 22 4.9 Kustlangse variatie van duinvoetpositie, hoog- en laagwaterkustlijnpositie,

strandbreedte en strandvolume bij Noordwijkaan Zee op 30 september 2003. 24 4.10 In de tijd gestapelde strandvolumes bij Noordwijkaan Zee als functie van de

kustlangse RSP-positie. Warmere kleuren geven een groter strandvolume aan. . . .. 25 4.11 Kustlangsgemiddeldeintergetijdestrandbreedte, intergetijdestrandvolume bij

Noordwijkop basis van de huidige data (zelfdeals in figuur4.8) en JARKUS-opnames van 1983

t/m

2005. De streeppuntlijn en de streeplijn geven de standaard deviatie om het kustlangsgemiddelde aan. . . .. 26 4.12 Kustlangsgemiddelde strandbreedte, intergetijdestrandvolume bij

Noord-wijk op basis van de huidige data (zelfde als in figuur 4.8) en JARKUS-opnames van 1983

t/m

2005. De streeppuntlijn en de streeplijn geven de standaard deviatie om het kustlangsgemiddelde aan. . . .. 27 4.13 Kustlangsgemiddeldestrandbreedte en strandvolume tussen RSP 81.250en

82.750 op basis van JARKUS-opnames van 1964

t/m

2005. De momenten waarop onderwatersuppleties (groene vierkantjes) werden uitgevoerd zijn ook weergegeven. Details van deze suppleties zijn te vinden in tabel 1.1. De getoonde trend en bandbreedte zijn gebaseerd op de periode van 1964

t/m

1997 . . . .. 28

5.1 Kustlangsgemiddelde strandvolume en volume van binnenste brekerzone tussen RSP 40.000en 41.000op basis van JARKUS-opnames van 1964

t/m

2005. De momenten waarop strandsuppleties (gele bolletjes) en onderwa-tersuppleties (groene vierkantjes) werden uitgevoerd zijn ook weergegeven (zie tabel 1.1 en figuur 4.5). De getoonde trend en bandbreedte is gebaseerd op de periode tussen 1964 en 1989. . . .. 30 5.2 Kustlangsgemiddelde strandvolume en volume van binnenste brekerzone

tussen RSP 37.000en 38.000 op basis van JARKUS-opnames van 1964

t/m

2005. Zie verder onderschrift bij figuur 5.1. , 30 5.3 Kustlangsgemiddelde strandvolume en volume van binnenste brekerzone

tussen RSP 81.250 en 82.750 op basis van JARKUS-opnames van 1964

(8)

5.4 Tijdseries van de gemiddelde kustdwarse positie, X(t), van de brekerbanken en de vooroeversuppietie t.O.V. de duinvoet. Deze gegevens zijn bepaald voor de kustlangse afstand

Y

=-1500 t/m -900 m (a) en voor de kustlangse afstand Y = -750 t/m +750 m (b). . . .. 32 5.5 Tijd-ruimtediagrammen van de kustdwarse positie,

x(t),

van de binnenste

(bovenste figuur) en buitenste (middelste figuur) brekerbank en de vooroev-ersuppietie (onderste figuur) over de periode van 1995 tot en 2004. De gestippelde verticale lijn geeft het moment aan wanneer de vooroeversup-pletie is aangebracht. De gestreepte horizontale lijnen zijn y =-900 m en y

=

-750 m. Warmere kleuren (rood) geven verder zeewaartse posities aan. 34 6.1 Gemeten en berekende morfologischeveranderingen tussen 1995 en 1996in

RSP-raai 82.500. . . .. 37 6.2 Berekend jaarlijks volumetransport (boven) voor een profiel zonder en met

onderwatersuppletie geplaatst tussen de binnenste en buitenste brekerbank (onder). Het gebruikte initiële profiel is dat van RSP-raai 82.500 in 1995. . 38 6.3 Zelfde als figuur 6.2 maar dan voor een suppletie geplaatst tegen de

zee-waartse flank van de buitenste brekerbank . . . .. 38 6.4 Zelfde als figuur 6.2 maar dan voor een suppletie geplaatst tussen de -7 m

NAP en -5 m NAP 39

B.1 Duinvoet positie tussen november 2001en 2004bij Noordwijk (punten) met de exponentiële trendlijn (doorgetrokken lijn). . . .. 44 B.2 In het bovenste figuur staat de origineledGPS-data (punten) van 16februari

2002 (Noordwijk), die gefilterd is voor de kustlangse variate door de duin-voetpositie met het gemiddelde strandprofiel (zwarte lijn; tweede figuur) en tot slot het verkregen hoogtekaartje met indeling van de strandvakken (derde figuur). Het onderste figuur laat een hoogtekaart van Egmond (9 oktober 2002) zien, waarin alletwee de meetgebieden staan en eveneens de indeling van de strandvakken. . . .. 45 C.1 Kustlangsgemiddelde strandbreedte en strandvolume in vijf strandvakken

tussen RSP 37.000en 43.000op basis van JARKUS-opnames van 1964t/m 2005. De momenten waarop strandsuppleties (gele bolletjes) en onderwa-tersuppleties (groene vierkantjes) werden uitgevoerd zijn ook weergegeven. Details van deze suppleties zijn te vinden in tabel 1.1 en figuur 4.5 . . . .. 46 C.2 Kustlangsgemiddeldestrandbreedte en strandvolume tussen RSP 37.000en

38.000 op basis van JARKUS-opnames van 1964t/m 2005. De momenten waarop strandsuppleties (gele bolletjes) en onderwatersuppleties (groene vierkantjes) werden uitgevoerd zijn ook weergegeven.Details van deze sup-pleties zijn te vinden in tabel 1.1 en figuur 4.5. De getoonde trend en bandbreedte is gebaseerd op de periode tussen 1964 en 1989. 47 C.3 Kustlangsgemiddeldestrandbreedte en strandvolume tussen RSP 38.000en

39.000 op basis van JARKUS-opnames van 1964 t/m 2005. Zie verder onderschrift bij figuur C.2 . . . .. 47 C.4 Kustlangsgemiddeldestrandbreedte en strandvolume tussen RSP 39.000en

(9)

C.5 Kustlangsgemiddelde strandbreedte en strandvolume tussen RSP 40.000 en

41.000 op basis van JARKUS-opnames van 1964 t/m 2005. Zie verder

onderschrift bij figuur C.2. . . .. 48 C.6 Kustlangsgemiddelde strandbreedte en strandvolume tussen RSP 41.000 en

42.000 op basis van JARKUS-opnames van 1964 t/m 2005. Zie verder onderschrift bij figuur C.2. . . .. 49 C.7 Kustlangsgemiddelde strandbreedte en strandvolume tussen RSP 42.000 en

43.000 op basis van JARKUS-opnames van 1964 t/m 2005. Zie verder onderschrift bij figuur C.2. . . .. 49

D.1 Kustlangsgemiddelde strandbreedte en strandvolume in drie strandvakken

tussen RSP 80.000 en 84.000 op basis van JARKUS-opnames van 1964 t/m 2005. De momenten waarop onderwatersuppleties (groene vierkantjes) werden uitgevoerd zijn ook weergegeven. Details van deze suppleties zijn te vinden in tabel 1.1. . . .. 50

D.2 Kustlangsgemiddelde strandbreedte en strandvolume tussen RSP 80.000en 81.250 op basis van JARKUS-opnames van 1964 t/m 2005. De momenten waarop onderwatersuppleties (groene vierkantjes) werden uitgevoerd zijn ook weergegeven. Details van deze suppleties zijn te vinden in tabel 1.1. De getoonde trend en bandbreedte is gebaseerd op de periode van 1964 t/m 1997. . . .. 51 D.3 Kustlangsgemiddelde strandbreedte en strandvolume tussen RSP 81.250en

82.750 op basis van JARKUS-opnames van 1964 t/m 2005. Zie verder onderschrift bij figuur D.4 . . . .. 51

D.4 Kustlangsgemiddelde strandbreedte en strandvolume tussen RSP 82.750en 84.000 op basis van JARKUS-opnames van 1964 t/m 2005. Zie verder

onderschrift bij figuur D.4 52

E.1 MKL definitie. . ... 53

F.1 Kustlangsgemiddelde strandvolume en volume van binnenste brekerzone voor vijf strandvakken tussen RSP 37.000 en 43.000 op basis van JARKUS

-opnames van 1964 t/m 2005. De momenten waarop strandsuppleties (gele bolletjes) en onderwatersuppleties (groene vierkantjes) werden uitgevoerd zijn ookweergegeven. Details van deze suppleties zijn te vinden intabel 1.1

en figuur 4.5. . . .. 54 F.2 Kustlangsgemiddelde strandvolume en volume van binnenste brekerzone

tussen RSP 37.000 en 38.000 op basis van JARKUS-opnames van 1964 t/m 2005. De momenten waarop strandsuppleties (gele bolletjes) en onderwa

-tersuppleties (groene vierkantjes) werden uitgevoerd zijn ook weergegeven.

Details van deze suppleties zijn te vinden in tabel 1.1 en figuur 4.5. De getoonde trend en bandbreedte is gebaseerd op de periode tussen 1964 en

1989. . . .. 55 F.3 Kustlangsgemiddelde strandvolume en volume van binnenste brekerzone

tussen RSP 38.000 en 39.000 op basis van JARKUS-opnames van 1964 t/m

2005. Zieverder onderschrift bij figuur F.2 55

F.4 Kustlangsgemiddelde strandvolume en volume van binnenste brekerzone tussen RSP 39.000 en 40.000 op basis van JARKUS-opnames van 1964 t/m

(10)

viii

F.5 Kustlangsgemiddelde strandvolume en volume van binnenste brekerzone

tussen RSP 40.000 en 41.000 op basis van JARKUS-opnames van 1964 tjm

2005. Zie verder onderschrift bij figuur F.2 56

F.6 Kustlangsgemiddelde strandvolume en volume van binnenste brekerzone

tussen RSP 41.000 en 42.000 op basis van JARKUS-opnames van 1964 tjm

2005. Zie verder onderschrift bij figuur F.2 57

F.7 Kustlangsgemiddelde strandvolume en volume van binnenste brekerzone

tussen RSP 42.000 en 43.000 op basis van JARKUS-opnames van 1964 tjm

(11)

Voorwoord

Deze rapportage is uitgevoerd in opdracht van Rijkswaterstaat - RIKZ in het kader van het

SLA Kustlijnzorg programma. Dit programma zoekt naar toegepast beleid en beheer van

de Nederlandse kust zone d.m.v. monitoring, programmering, advisering en verkenning. De kwaliteitswaarborging van dit rapport is uitgevoerd door ir. R.S. Steijn (Alkyon) en dr. J. Cleveringa (Alkyon). De data afkomstig van de ARGusbeelden is verkregen met dank aan dr. I.M.J. van Enckevort en M.Sc. E. Ojeda.

(12)

Hoofdstuk

1

Inleiding

1.1

Handhaving van de

Ba

s

i

s

Kustlijn (

BKL)

In november 1990 heeftde TweedeKamer ingestemd met het voorstel van de Minister

van Verkeereen Waterstaat om deligging van dekustlijn van 1 januari 1990 in principe

dynamisch te handhaven. Voor het beheer van de kust is de zogenaamdeBasis Kustlijn

(BKL) als criterium vastgesteld. DeBKL is een berekende kustlijn over de jaren 1980

-1989. Als de trend over tien jaar van de momentanekustlijn (M KL) erop wijst dat het

jaar daarop de BK L in landwaartse richting overschreden zal worden, dan is dat het

signaal om overleg te gaan voeren over een mogelijkesuppletie. In het algemeen werd

dezedan aangebracht op het strand. Sinds enkelejaren worden ook onderwatersuppleties

toegepast. Soms wordt uitsluitend een onderwatersuppletieaangebracht, zoals bij

Ter-schelling,Delfland,Katwijk,Noordwijk, Amelanden Scheveningen.Een enkelekeer wordt

een combinatievaneenstrand- en onderwatersuppletie aangebracht, zoalsbij Egmond in

1999 (Spanhoff

e

t

al.,2004).

1.2

Strand- en onderwatersuppleties

Suppleren omvathet aanbrengen van grote hoeveelhedenzand op het strand of onder water op devooroever methet doel dekustlijn verder zeewaarts te brengen. Suppleties worden uitgevoerd langs kusten die aanhoudende erosieondervinden. Na een initiëlesuppletie wordtdeze vaakvoortgezet opeen periodiekebasisvan in het algemeenenkelejaren.

Het aanbrengen van suppleties op het strand is met een kostprijs van €800 tot €2500 per strekkendemeter kustlijn niet goedkoop.Toch isdezemethodevan kustbescherming aantrekkelijk (Dean, 2002). Ten eerste neemt behoefte aan woon- en recreatieverblijf

aan de kust toe en zijn de waarde van bebouwing en infrastructuur van dien aard dat

additionele kosten voor bescherming tegen stormen en voor uitbreiding van recreatieve voorzieningenzijngerechtvaardigd.Tentweedeheeftdezemethodeuitsluitend voordelige effecten voor naburige kusten. In tegenstelling tot strandhoofdenen golfbrekersdie het zand vasthouden ten nadele van benedenstroomse stranden voegensuppleties in het a

(13)

HOOFDSTUK 1. INLEIDING 2

gemeen zand toe aan naburig gelegen kusten. Tot slot kan een suppletie de natuurlijke situatie herstellen in door erosie beschadigde gebieden.

In Nederland zijn sinds 1970 ruwweg 200 suppleties uitgevoerd op ongeveer 35 locaties met een opgeteld volume van 110x106m3. Sinds 1991 is het gemiddelde suppletie-volume

6 x 106m3per jaar (Hanson et al., 2002). Mede door zorgvuldige monitoring van meerder

suppletie-projecten is er in de kennis van kustlijnontwikkeling en het ontwerp en toepass-ing van suppleties de afgelopen jaren grote vooruitgang geboekt. Een van de belangri-jke uitdagingen binnen deze ontwikkeling is de discussie over effectiviteit van

suppletie-projecten (Dean, 2002).

Relatief nieuw in deze ontwikkelingzijn onderwatersuppleties, eventueel in combinatie met

strandsuppleties. Naast effectiviteit speelt ook efficiëntiehier een rol. Experimenten met

dit type suppletie zijn uitgevoerd in Nederland, Denemarken en Duitsland (Hamm et al.,

2002). Gebaseerd op het succes van deze experimenten zijn verschillende vervolg-projecten uitgevoerd. In 1999 is er aan de kust van Egmond bijvoorbeeld een suppletie uitgevoerd

waarbij een onderwatersuppletie (400

m

3

/m

over een afstand van 2250 m, aangebracht

in de zomer) werd gecombineerd met een strandsuppletie (200m3

/m

over een afstand

van 1500 m, aangebracht in de voorafgaande lente). In dit geval is het niet alleen van belang hoe snel de suppletie weer verdwenen zal zijn (effectiviteit) maar ook wat suppletie

kost in verhouding tot zijn erosie-snelheid (efficiëntie).Een onderwatersuppletie is in het

algemeen 2 to 3 keer goedkoper dan een strandsuppletie waardoor het efficiënter kan zijn

een grotere erosie-snelheidtoe te staan dan voor een strandsuppletie alleen.

1.3

Effecten van ond

e

rwatersuppletie

s

Eerdere studies laten zien dat onderwatersuppleties invloed hebben op het gedrag van brekerbanken. Op jaarlijkse tijdschaal wordt in het algemeen langs de Nederlandse kust een netto zeewaartse cyclische migratie van bij de kust gegenereerde banken geobserveerd

(Wijnberg, 1995a; Wijnberg and Terwindt, 1995; Van Enekeuort and Ruessink, 2003). Het aanbrengen van een onderwatersuppletie stopt in het algemeen deze migratiecyclus voor

enkele jaren of zorgt juist voor landwaartse migratie (De Keijzer, 2004; Grunnet and

Ruessink, 2005). In een enkel geval is echter ook zeewaartse migratie waargenomen (De

Keijzer, 2004). De vorm en locatie van de suppletie, welke op zijn beurt de brekerbank vervormd, lijkt bepalend voor de wijze van migratie.

De Boer (2000) en De Keijzer (2004) laten zien dat de hoogte van brekerbanken van

invloed is op de breedte van het strand. Daarmee is ook de relatie tussen

onderwater-suppleties en het strand gelegd. Onderwatersuppleties hebben een gunstig effect op de

kustlijn en het strandvolume (Hoekstra et al., 1996;Hamm et al., 2002; Spanhoff et al.,

2002,2004;De Keijzer, 2004; Grunnet and Ruessink, 2005). Bij Terschelling werd de

au-tonome terugtrekking van de kustlijn met een snelheid van ,..,_,3m/jaar na aanbreng van een

onderwatersuppletie bijvoorbeeld omgekeerd tot een vooruitgang van rv15 m/jaar

(Grun-net and Ruessink, 2005). Ongeveer 6-7 jaar na de suppletie werd het autonome gedrag

met een terugtrekking van ,..,_,3m/jaar hervat. Effecten van migratie van zandgolven langs

de kust van Terschelling konden worden onderscheiden van het effect van de

onderwater-suppletie maar zorgden wel voor vergelijkbare veranderingen van de kustlijn-ontwikkeling.

Monitoring van volumeveranderingen bij Terschelling laten zien dat het strand tweemaal

(14)

onder-HOOFDSTUK 1. INLEIDING 3

watersuppietie was ongeveer 40%van het aangegroeide zand in de binnenste brekerzone

afkomstig van de suppletie. De aangroei van het strand na een onderwatersuppletie wordt daarom niet alleen aan kustdwarse beweging van zand toegekend maar ook aangroei door gradienten in het kustlangse zandtransport kunnen hiervoor verantwoordelijk zijn. Ook bij Egmond en Bergen lijkt het strandvolume voor een deel van het gesuppleerde vak te

groeien na aanbrengen van een onderwatersuppletie (Spanhoff et al., 2004; De Keijzer,

2004). De kustlijnpositie bij Noordwijk verplaatste zich na een in 1998 aangelegde onder

-watersuppietie sterk zeewaarts (Spanhoff et al., 2002). In 2002 lag de momentane kustlijn 30 m zeewaarts van de positie voor aanleg van de suppletie. Ook de duinvoetpositie ver-plaatste zich zeewaarts. De verplaatsing van de duinvoet en de kustlijn was van dezelfde orde van grootte waardoor de strandbreedte en het strandvolume ongeveer gelijk bleven.

1.

4

F

ocus op h

e

t

i

n

te

rge

ti

jd

estr

a

n

d

In dit rapport richten we ons op het intergetijdestrand, gedefinieerdals het gebied tussen

de duinvoet en de laagwaterlijn. Deze zone heeft als sedimentbuffer een belangrijke

kustverdedigingsfunctie. Het erodeert tijdens stormen en groeit weer aan tijdens rustig

weer in de vorm van landwaarts migrerende strandbanken. De afwisseling van stormen en rustige condities zorgen zo voor seizoenfluctuaties in het gedrag. Bij aanwezigheidvan voldoende zand op het intergetijdestrand blijft het achterland beschermd.

Eerdere studies van het intergetijdestrand (bijv. Kroon, 1998; Aagaard et al., 1998;

Mad-sen and Plant, 2001; Aagaard et al., 2005) laten zien dat tijdens rustige condities een

strandbank wordt gevormd aan de waterlijn welkezich binnen enkele dagen in landwaartse richting naar het duin verplaatst. Gedurende ruwere omstandigheden wordt de strandbank

veelal binnen een dag afgebroken.

Onder stormcondities is het zandtransport op het intergetijdestrand getij-gemoduleerd met zeewaarts zandtransport tijdens hoogwater en landwaarts transport tijdens laagwater

(Aagaard et al., 2005). In deze situatie lijkt een quasi-evenwichtmogelijk met een negatieve

terugkoppeling tussen initiële strandhelling en netto zandtransport patronen. De snelheid waarmee de strandhelling zich aanpast is afhankelijk van de inkomende golfenergieen de

mate waarin het strand uit haar evenwicht is.

Veel morfologischestudies maken gebruik van video-technieken voor het in kaart brengen

van de kustmorfologie. (Holman et al., 1993; Plant and Holman, 1997; Turner et al.,

2000; Kingston, 2003; Aarninkhof et al., 2003). Met behulp van deze techniek worden vergelijkingengemaakt tussen voorspelde en gemeten kust- en brekerbanklijnen. Ook is het mogelijk aanpassingen aan de kustlijn als gevolg van suppleties of andere ingrepen direct te kwantificeren. Naast de onderwaterbathymetrie is het sinds kort met deze techniek

ook mogelijk de intergetijdemorfologie in kaart te brengen. De nauwkeurigheid van de

hoogtekaarten van het intergetijdestrand is verticaal 0.15 m en horizontaal 4.5 to 6 m. In de afgelopen jaren is grote vooruitgang geboekt in de kennis van het intergetijdestrand. Voorgaande studies zijn echter vaak procesgeoriënteerd waarbij de observatieperiode in

het algemeen slechts enkeledagen tot weken omvat, terwijl onderzoek naar kustgedrag

op langere tijdschalen zich in het algemeen heeft gericht op ontwikkeling van kust- en

brekerbanklijnen. Morfologischestudies van het intergetijdestrand op basis van lange

(15)

HOOFDSTUK 1. INLEIDING 4

Tabel 1.1: Suppleties Bergen,Egmond, Noordwijk en Noordwijkerhout vanaf 1990

Plaatsnaam Begin datum Eind datum Raainummers Type suppletie volume m3 volume m3/m

Bergen 05/1990 06/1990 32.250-33.750 strand 385774 257 Bergen 05/1990 06/1990 32.250-33.750 banket 60000 Bergen 06/1994 06/1994 32.900-33.500 strand 100683 168 Bergen 05/1995 05/1995 32.625-33.625 strand 306000 306 Bergen/Egm. 05/1997 05/1997 34.500-35.750 strand 158000 126 Bergen 06/1997 06/1997 30.050-31.050 kerf 132690 Bergen 06/1998 06/1998 31.050-33.500 strand 352000 144 Bergen 04/1999 05/1999 32.500-33.750 strand 205793 165 Bergen 06/2000 06/2000 32.750-33.250 strand 225000 450 Bergen 04/2000 08/2000 32.250-34.250 onderwater 994000 497 Egmond 05/1990 05/1990 37.000-38.500 strand 323318 216

Egm./C'duin 05/1992 11/1992 26.200-38.500 strand 1472640 120

Egmond 09/1992 11/1992 37.650-38.600 strand 69225 73 Egmond 06/1994 06/1994 37.850-38.200 strand 106343 304 Egmond 05/1995 05/1995 37.250-38.750 strand 306000 204 Egmond 07/1997 07/1997 36.250-38.800 strand 314000 123 Egmond 06/1998 07/1998 37.500-38.750 strand 244442 163 Egmond 04/1999 04/1999 37.250-38.750 strand 214515 143 Egmond 06/1999 09/1999 36.900-39.100 onderwater 880100 400 Egmond 06/2000 07/2000 38.000-38.800 strand 207000 259 Egmond 06/2004 11/2004 36.200-40.200 onderwater 1606056 402

Egmond 04/2005 OS/2005 37.000-39.250 strand 500000 222

Noordwijk 02/1998 04/1998 80.500-83.500 onderwater 1266028 422

Noordwijkerh. 01/2002 12/2002 73.000-80.000 onderwater 3000000 429

In deze studie beschrijven en analyserenwemaandelijks hoogtemetingen uitgevoerdop tweeintergetijdestranden langsdeHollandsekust. Naast de wetenschappelijkvragen bij het seizoensgebondengedrag vanhet intergetijdestrand richtenwe ons op vragenomtrent kustbeheer. Dekennis over de effecten van strand- en onderwatersuppleties op het inter-getijdestrand is beperkt. Het doelvandeze studie is daarom meerinzicht te verschaffen in het seizoensgebondenen langjarig gedrag vanhet intergetijdestrand en het effect van suppleties op deze zone.

De stranden hier beschreven zijn dat bij Noordwijk (81.250-82.750),waar in 1998 een onderwatersuppletieis uitgevoerd, en het strand ten zuidenvanEgmond (ruwweg40.100

-41.100), waar in de subgetijdezone en op het intergetijdestrand geen ingrepen hebben plaatsgevonden (zie Tabel 1.1).Vanbeide intergetijdestranden wordt het seizoensgebon-den gedrag bepaald aan de hand van duidelijk gedefinieerde strandparameters. Naast de maandelijkse hoogtemetingen hebben wij gebruik gemaakt van dejaarlijkse JARKUS raaien (raaienloodrecht in zee waarlangsdebodemdiepte wordt gemeten).

(16)

Hoofdstuk

2

Studiegebied en data

2.1

Holland

se

ku

st

De Hollandse kust is een gesloten zandige kust. De strandhelling varieert tussen de 2° en

7°. De gemiddelde korrelgrootte tussen de 250 en 350 /-Lm(Kroon, 1998). De morfologie

wordt gekenmerkt door een dynamisch bankensysteem. De subgetijde morfologiebestaat in het algemeen uit een tweetal brekerbanken met een cyclisch gedrag waarbij een bank ontstaat aan de landwaartse zijde van de brekerzone. Deze migreert vervolgens zeewaarts en verdwijnt uiteindelijk geleidelijkaan de zeewaartse grens van de brekerzone. De tijds-duur van deze cycliciteit varieert tussen de 4 tot 15 jaar langs de gehele kust (Wijnberg,

1995b).Ook het intergetijde gebied wordt gekenmerkt door de aanwezigheidvan banken.

Deze zijn dynamischer dan de subgetijde banken en hun levensduur is afhankelijk van

stormfrequentie en -intensiteit. Tijdens een storm vindt er erosie van het strand plaats

waarbij de intergetijdebank verdwijnt. Tijdens rustiger condities wordt er een nieuwe

in-tergetijdebank rond de laagwaterlijn gevormd welke onder voortdurende kalme condities

landwaarts migreert (e.g. Kroon, 1994; Quanel et al., subm).

De studiegebieden in deze rapportage omvatten twee stranden aan de Hollandse kust,

namelijkdat bij Noordwijkaan Zeeen bij Egmond aan Zee. Het studiegebied bij Noordwijk bevindt zich aan de boulevard tussen RSP 81.250en 82.750 (figuur 2.1). Dit strand wordt

aan de landwaarts zijde begrensd door een smalle en lage duinenrij. De antropogene

invloed is hier groot door recreatie. In februari en maart 1998is er een vooroeversuppletie

uitgevoerd voor de kust van Noordwijkwaarbij 1.25x 106m3zand werd gesuppleerdtussen

RSP 80.750 en 83.500 op een waterdiepte van 5-8 m. Het studiegebied bij Egmond aan

Zee ligt circa 2.5 km ten zuiden van het dorp. Voor de periode van mei tot en met oktober

2002 is een gebied tussen RSP 40.750 en 41.750 (meetgebied 1) ingemeten. Van oktober

2002tot en met juni 2004tussen RSP 40.100en 41.100 (meetgebied2; figuur 2.1). Voor en op het strand van Egmond aan Zee werden in voorgaande jaren regelmatig vooroever-en

strandsuppleties uitgevoerd. Deze vonden echter altijd ten noorden van het studiegebied

plaats (zie Tabel 1.1).

(17)

HOOFDSTUK 2. STUDIEGEBIED EN DATA 6

83. strandpa:enmet ki:ometer indicatie

o

duinen

1 km

Figuur 2.1: Kaart van Nederland met daarin deligging van twee stranden: Noordwijken

Egmond, en posities van MPN en YM6 aangegeven. In detail worden de twee stranden

getoond met daarbij de ligging van de meetgebieden en de nummers van de RSP's.

2.2

Morfologische en hydrodynamische gegevens

2.2.1 Bodemhoogtes

De bodemhoogte data zijn beschikbaar uit tweedatabestanden: korte-termijn (seizoenen)

data met een hoge temporele resolutie m.b.v. dGPS enlange-termijn (decennia) data met

lagetemporele resolutie uit het JARKUS bestand. De dGPS (differential GlobalP

osi-tioning System) data van het strand is gemeten volgens de reai-time kinematic methode.

Bij deze methode is er een dGPS die bestaat uit twee GPS-ontvangers:één op een vaste,

bekende positie (basisstation) en één de verplaatsend over onbekende punten (rover). Het

basisstation berekent continu de meetfout die wordt gemaakt bij een normale GPS

met-ing d.m.v. de coördinaten van een GPS-meting van zijn eigen positie te vergelijkenmet

de reeds bekende coördinaten. De meetfout wordt doorgegeven aan de rover via een

radioverbinding, en deze voert onmiddelijk de correctie van de meetfout toe op een met

-ingvan een onbekend punt. Op dezewijzekunnen de coördinaten van punten met een

nieuwkeurigheidvan 2.5 cm horizontaal en 4 cm vertikaal bepaald worden.

Dekorte-termijn hoogtemetingen werden uitgevoerd op een stuk strand van 1.5 (1.0) km

langin Noordwijk (Egmond) op 31 (21)kustdwarse raaien met een onderlingeafstand van

50 m. Somswerd er ook tussen deraaien gemeten, wanneer er kustlangse onregelma

tighe-den aanwezigwaren (bijv. muien). Een kustdwarseraai liep vanaf de duinvoet tot iets

onder de waterlijn. Depositie van dewaterlijn werd sterk bepaald door de golfcondities,

omdat hoogenergetische condities een waterstandsverhogingtot gevolg hebben. Deme

tin-genwerden gedaan tijdens springtij a.g.v. nieuwe maan (4-wekelijks) en rond laagwater

tussen november 2001en 2004 voor Noordwijk, en mei 2002 en juni 2004voor Egmond.

Lange-termijn data van debodemhoogtedatais beschikbaar door JAaRlijkse KUStmet

in-gen (JARKUS). Over de periode van interesse(1995)is het natte deel van de kust

(18)

HOOFDSTUK 2. STUDIEGEBIED EN DATA 7 o ~ ~ 1.5 3 S 1.5,----,-,---,---n---,---,---,--r--"---,---,, Ê 0.5 !.h

J.

-0.5 _1~----~---~---~----~---~---~--~~---- ___L ~

Nov01 Mrt02 Jul02 Nov02 Mrt03 Jul03 Okt03 Feb04 Jun04 Okt04

Figuur 2.2: Golfhoogte en verschil in gemetenen voorspeld waterstand (1]surge) over de

periodenovember2001en 2004, waarbij dedata afkomstigvan MPNen, als er data miste van MPN, YM6 gebruikt is. De afwisseling van grijs en zwart is om de verschillende

periodes tussentweeopeenvolgendeopnamestelaten zien.

aan boord vaneen vliegtuig (laseraltimetrie). JARKUS data geeft hoogtegegevensvan

kustdwarseraaien behorendebijeen RSP,met een onderlinge afstand van 250 m.

2.2.2

Argus

Het ARGUSvideosysteem is een monitorings systeem waarbij er op elk dag uur video

opnames gemaakt worden van dekustnabije zone (Holman et al., 1993). Van maart 1995 tot enmet september 1998 bestond het ARGUSsysteembij Noordwijk uit tweezwart-wit camera's waarvanééncamera geörienteerdwasop het noorden enéén op het zuiden. In

september 1998werd dit systeem vervangendooreensysteemmet vijf kleurencamera'sdie alle vijf een andere oriëntatie hadden, maar waarvan de beeldenwel op elkaaraansloten. Beide systemen maakten oblique beelden vanhet strand, die gerectificeerdwerdennaar

een5x5mgrid (Holland et al., 1997).

2.2.3

Hydrodynamiek

Golfdata en waterstanden worden o.a. buitengaats gemeten bij Meetpost Noordwijk

(MPN) en IJmuiden Munitiestortplaats (YM6jfiguur 2.1). Figuur 2.2 laat de gemeten golfhoogte (Hrms,o ) en het verschilin gemeten en voorspelde waterstand (1]surge) over de 3-jaar durendedGPS-meetperiode bij Noordwijk zien, om een indicatie te gevenvan het golfklimaat aan de Hollandsekust. In deze periode varieerdeHrms,o tussen een aantal

(19)

HOOFDSTUK 2. STUDIEGEBIED EN DATA 8

met maart) neemt de frequentie en intensiteit van de hoogenergetische condities (Hrms,o

>

1.5 m) toe in vergelijkingmet de zomermaanden (april tot en met september). De hoogste golven tijden hoogenergetischecondities in de zomer bereikten net 2 m (juli 2002 en mei 2003),en kwamen sporadisch tot de 3 m (juni 2004). Door het frequent voorkomen van hoogenergetische condities aan de Hollandse kust, wordt er ook wel naar gerefereerd als een golf- of stormgedomineerde kust.

Het getij bij Noordwijken Egmond is tweemaal daags, en heeft gemiddeld een getijverschil van 1.8 (1.4) m rond springtij (doodtij). Het getijis asymmetrisch waarbij de periode van afgaand water 8 uur duurt en van opgaand water 4 uur. Een verschilin het getijsignaal tussen de twee plaatsen is dat er bij Noordwijk een agger aanwezig is. Door de agger stagneert het water tijdens afgaand water voor eenlangere tijd tussen de-0.4 m en -0.2m NAP. De meer frequent enintensievere hoogenergetischecondities in de winter waren ook zichtbaar in1]surgedoorhet vakervoorkomenen hogerepositieve waarden van1]surge(figuur

2.2). De toename van de spreiding van1]surge in de wintermaanden is ook het gevolgvan

het vaker voorkomen van negatieve waarden voor1]surge. Deze worden veroorzaakt door

(20)

Hoofdstuk 3

Methode

3.1

D

e

finities van strand pa

r

ameters

In dezestudiekwantificerenwededynamiek van het intergetijdstrandopbasisvan de kus

t-dwarsepositie van de duinvoet

(XD),

gemiddelde hoogwaterkustlijn

(XGHWK)

en

gemid-delde laagwaterkustlijn (XGLWK). Verder worden de strandbreedte (Bs) en het stra

nd-volume(Vs) gebruikt. Een definitieschets van de verschillendeparameters is gegeven in

figuur 3.1(a). strandbreedte Bs

,

intergetijde , strand breedte Bs, : Ê -;;1.5 Ö> 8 1 s: I

,

,,

,

,

---~---~-ZD

,

,

,

,

,

,

,

,

,

, : strandprofiel :

Y

,

:

,

---

,

---~-

,

Z(;HWK

,

,

,

,

,

,

strandvolumeVs : :

,

,

,

,

---:--- ---~- Z(;WK

,

,

,

,

-0.5 , , ~---~---~~ Z(;L~

-1

~--~----~----

~

--~----~~

: 20 40 60: 80 100: : kustdwarse'atstand (m) :

,

,

,

,

,

,

Xo ~HWK ~LWK 3 2.5 2 0.5 o

Figuur 3.1: Kustdwars strandprofiel met definitiesvan deverschillende strandparameters

Wedefiniëren het strand als het gebiedtussen deduinvoet en de gemiddeldelaagwater

-lijn. De strandbreedte isdan deafstand tussen duinvoet engemiddeldelaagwaterkustlijn

en het strandvolume het volume over dezezelfde afstand. De intergetijdestrandbreedte

is de afstand tussen de hoogwaterkustlijn en de laagwaterkustlijn en het intergetijd

(21)

HOOFDSTUK 3. METHODE 10

De duinvoetpositie en gemiddelde hoog- en laagwaterkustlijn zijn gebaseerd op verticale grenzen. Voor de duinvoet is dit ZD

=

+3.0 m NAP.Rekening houdend met het effect van

brekende golven en swash processen zijn de verticale grenzen voor de gemiddelde hoog- en

laagwaterkustlijn voor Noordwijk ZGHWK=1.32 m NAP en ZGLWK= -0.76 m NAP, en

voor Egmond ZGHWK =+1.34 m NAP en ZGLWK= -0.76 m NAP. Voor details over de

bepaling van de verticale grenzen verwijzen we graag naar appendix A.

3.2

Interpolatie strandhoogtes

De dGPS-data en ARGUS-datazijn gecorrigeerd voor het grootschalig kustlangs verloop van de duinvoet. Na het verwijderen van deze kustlangse trend, zijn de dGPS-data met behulp van kriging geïnterpoleerd tot hoogtekaarten met een gridresolutie van 1 m x1m.

De wijze van interpolatie volgt de methode van Swales (2002) en wordt beschreven in appendix B. DeJARKUS-data zijn niet geïnterpoleerd.

Figuur 3.2: ARGUs-beeldvan dekustnabije zone bijNoordwijkgenomen tijdens laagwater op 30 mei2002. Meerdere witte lijnen laten plaatsen zien waar de golven breken en waar de buitenste en binnenste brekerbank, en de kustlijn (volgorde in landwaartse richting) zich bevinden.

3.3

Bepaling kust dwarse positie subgetijde bank

Voor de bepaling van de kustdwarse positie van de subgetijdebank hebben we de tijdens laagwater genomen lO-minuten-gemiddelde ARGUs-beeldengeselecteerd. Deze beelden bevatten, vaak duidelijker ten opzichte van de beelden genomen tijdens hoogwater, witte banen waar golven breken figuur (3.2) en waaruit de kustdwarse locatie van de banken afgeleid kan worden (Van Enekeuort and Ruessink, 2001).

Tussen maart 1995 en september 1998 bestond het ARGUSvideo-systeem bij Noordwijk uit twee zwart-wit camera's en werd er alleen het noordelijk en een zuidelijk deel t.o.v.

de camera's van de kustnabije zone vastgelegd. Voor deze periode is daarom alleen de

positie van de twee subgetijde banken in het gebied tussen y = -1500 en y = -900 m

(22)

HOOFDSTUK 3. METHODE 11

(23)

Hoofdstuk

4

Stranddynamiek

4.1

Egmond aa

n

Ze

e

4.1.1 Temporele variatie op korte termijn

Figuur4.1 toont dekustlangsgemiddeldestrandparameters voor het studiegebied bij Egmond aan Zee. De ruimtelijk,kustlangse,variabiliteit is weergegevenin de vorm van de stan-daard deviatierondom het kustlangsgemiddeldeen wordt besproken in devol gendepara-graaf. De waarden zijngebaseerd op metingen tussen RSP 40.750 en 41.750 (mei 2002 t/m oktober 2002), en tussen RSP 40.100en 41.100 (oktober 2002 t/m juni 2004). Demeetgegevenswerden gecorrigeerdvoor degrootschalige kustlangse trend van de duin-voet waardoor dezein figuur 4.1 rond nul varieert. Gedurende de meetperiode vertoont de duinvoetpositie een geringemaandelijkseverandering van minder dan 1 m per maand. Vol-gensdetrend overtweejaar trekt deduinvoetpositiezich ongeveer3 m per jaar landwaarts terug.

Zoweldehoogwaterkustlijn als delaagwaterkustlijn variëren in detijd gemiddeld met 4à 5 m per maand maar vertoneneen verschillendgedrag met een licht negatieve correlatie. Delaagwaterkustlijn varieert ietssterker dan dehoogwaterkustlijn.De hoogwaterkustlijn trekt zich over demeetperiodevantweejaar ongeveer 2 m per jaar terug terwijl delaag -waterkustlijn min of meer stabiel blijft.

Deintergetijdestrandbreedte varieert indetijd met ongeveer 7 m per maand en vertoont sterke overeenkomsten met het gedrag van de laagwaterkustlijn

(

r

2 ~ 0.8). Over de

meetperiodevantweejaar vertoont deintergetijdestrandbreedte een lichte trend met een toenamevan ongeveer 2 m per jaar

Het intergetijdestrandvolumevarieertin de tijd metongeveer 9

m

3

/

m

per maand rondom

een gemiddelde van 63 m3/m. Periodes van relatief hogeintergetijdestrandvolumes zijn

in het algemeente vinden na de stormen in januari 2003en februari 2004. Het zand boven de hoogwaterkustlijn wordt tijdens deze stormen zeewaarts verplaatst naar het intergetijdestrand. Over de meetperiode van tweejaar vertoont het intergetijdestra nd-volume een trend met een toenamevan ongeveer 10 m3/m per jaar.

(24)

HOOFDSTUK

4.

STRANDDYNAMIEK

13

J

~~

May02 JulO2 Sep02 Nov02 Jan03 Mar03 May03 Jul03 Sep03 Nov03 Jan04 Mar04 May04 JulO4 kustlangsgemiddelde duinvoetpositie Egmond aan Zee

~

] >~:::~~~-::-:::~-~_~-:

_

'

.

,

...

~

May02 Jul02 Sep02 Nov02 Jan03 Mar03 May03 Jul03 Sep03 Nov03 Jan04 Mar04 May04 Jul04

kustlangsgemiddelde hoogwaterlijnposrtie Egmond aan Zee

Ff :--:.-

May02 Jul02 Sep02 Nov02 Jan03 Mar03 May03 Jul03 Sep03 Nov03 Jan04 Mar04 May04 Jul04

>:::-::-

~~tt:

-:-.-:~

"

..

~

'

::

'

~

j

~f

:sc:~=~~;~~·;~~'~~

.

~

.

.

~

May02 Jul02 Sep02 Nov02 Jan03 Mar03 May03 Jul03 Sep03 Nov03 Jan04 Mar04 May04 Jul04

.

f

~f:~:--~

;:::~~~:~~~,~mff~~

= ~ ~

'

:"

-

~

May02 Jul02 Sep02 Nov02 Jan03 Mar03 May03 Jul03 Sep03 Nov03 Jan04 Mar04 May04 Jul04

kustlangsgemiddeld intergetijdestrandvolume Egmond aan Zee

!~f:~:~-

~_-~~):~~:~t

·

~

May02 Jul02 Sep02 Nov02 Jan03 Mar03 May03 Jul03 Sep03 Nov03 Jan04 Mar04 May04 Jul04

kustlangsgemiddelde strandbreedte Egmond aan Zee

~

~f:

May02 Jul02 Sep02 NoV02 Jan03 Mar03 May03 Jul03 Sep03 Nov03 Jan04 Mar04 May04 Jul04

~:=-~:~;~~ _~~~-:>~

l~:~i-=:~

·

··

,

~

kustlangsgemiddeld strandvolume Egmond aan Zee

~

,oot

.§.'oo

,~ o

May02 Jul02 Sep02 Nov02 Jan03 Mar03 May03 Jul03 Sep03 Nov03 Jan04 Mar04 May04 Jul04 datum (mmmil)

Figuur 4.1: Kustlangsgemiddeldeduinvoetpositie,hoogwaterlijnpositie,

laagwaterlijnposi-tie, intergetijdestrandbreedte, intergetijdestrandvolume,strand breedte en strandvolume

als functie van de tijd bij Egmond aan Zee. De streeplijn geeft de kustlangse standaard

deviatie om het gemiddelde.

De strandbreedte varieert in de tijd met ongeveer 5 m per maand rondom een gemid-delde van 95 m en vertoont door de geringe verandering van de duinvoetpositie sterke

(25)

HOOFDSTUK

4.

STRANDDYNAMIEK

14

Tabel 4.1: Statististieken strand Egmond aan Zee,huidige data 2002-2004.

Parameter Symbool Gemiddeld Standaarddeviatie Temporele variatie Trend kustlangs kustlangs kustlangsgemiddeld kustlangsgemiddeld Duinvoetpositie Xv Om 4m <1 m/maand -3 rn/jaar Hoogwaterkustlijn XGHWK 31 m 8m 4 rn/rnaand -2 ru/jaar Laagwaterkustlijn XGLKL 95 m 22 m 5 m/maand omfjaar Intergetijdestrandbr Bfn 64 m 18 m 7 m/rnaand +2 m/jaar Intergetijdestrandvol. VSI 63 m3/m 14 m3/m 9 m3/m/maand +10 m3/mfjaar

Strand breedte Bs 95 m 20 m 5 m/rnaand +3 m/jaar

Strand volume Vs 149 m3/m 23 m3/m 5 m3/m/maand +13 m3/m/jaar

van twee jaar vertoont de strandbreedte een lichte trend met een toename van ongeveer 3

m per jaar. De lichte toename in strandbreedte na november 2003 lijkt verband te houden

met het stormseizoen tussen 2003 en 2004.

Het strandvolume varieert in de tijd met ongeveer 5

m

3

/m

per maand rondom eengemid

-delde van ongeveer 150

m

3

/m

.

De trend in het strandvolume over de meetperiode van twee

jaar toont een toename van ongeveer 13

m

3

/m

per jaar. Het is opvallend dat de temporele

variatie van het intergetijdestrandvolume

(9

m

3

/m

per maand) bijna twee keer zo groot is

als dat van het strandvolume (5

m

3

/m

per maand). Een groot deelvan de variatie van het

intergetijdestrand tussen laag- en hoogwaterkustlijn wordt opgevangen in de zone hogerop

tussen hoogwaterkustlijn en duinvoet. Dit wordt bevestigd door een negatieve correlatie

tussen de volumes in deze zones (niet getoond).

4.1.2

Ruimtelijke variati

e

De kustlangse variabiliteit isin figuur 4.1 weergegevenin de vorm van de standaard

de-viatie rondom het kustlangsgemiddelde. Deze standaarddeviaties worden ook vermeld in

tabel 4.1.

De duinvoet vertoont een geringe kustlangse variabiliteit met O"XD

=

4 m. De kustlangse

variabiliteit van delaagwaterkustlijn met O"XGLWK

=

22 mis bijna driemaal zo groot als die

van de hoogwaterkustlijn metO"XGHWK

=

8 m. Het gedrag van de intergetijdestrandbreedte

en strandbreedte is vergelijkbaar met dat van de laagwaterkustlijn en kunnen van het

kustlangsgemiddelde afwijken met respectievelijk O"BSI = 18 m en aBs = 20 m. Het

intergetijdestrandvolume en strandvolume variërenkustlangs met respectievelijkO"VSI= 14

m3 enO"vs

=

23m3.

Een voorbeeld van de kustlangse variatie van de verschillende parameters is te zien in

figuur 4.2 waarin de duinvoetpositie, hoog-en laagwaterkustlijn, intergetijdestrandbreedte,

intergetijdestrandvolume, strandbreedte en strandvolume worden getoond als functie van

de kustlangse RSP-positie op 22 januari 2004.

Duidelijk in figuur 4.2 is de geringe kustlangse variatie van de duinvoetpositie en

hoog-waterkustlijn. De laagwaterkustlijn, intergetijdestrandbreedte, intergetijdestrandvolume,

strandbreedte en strandvolume in figuur 4.2 vertonen een structuur met een relatief breed

strand (150 m) rond RSP-positie 40.400, een smaller strand (100 m) rond RSP 40.700 en

wederom een breed strand bij RSP 41.000. De grotere strandbreedte kan worden

gekarak-teriseerd als de top van een zandgolf, de kleinere breedte als het dal. De lengte van de

zandgolf is in dit geval ongeveer 600 m. De top van de zandgolf heeft een volume van

ongeveer 5000 m". De overeenkomst in gedrag tussen strandbreedte en strandvolume

(26)

HO

O

FD

STU

K

4.

STRAN

DD

YNAM

I

E

K

15

duinvoetpositie.Egmond aan Zee 22-01-2004

J]

:;

40.250

---

40.500

:

~

40.750 41.000

_..-... hoogwa1erkustlijnpositie.Egmond aanZee 22-01-2004

i!200r---,---,---,---,---,

...

~ 100

~

O

t=====~c=======~=========I=========I====~

40.250 40.500 40.750 41.000

_..-... laagwaterkustlijnpositie.Egmond aan Zee 22-01-2004

S

2OOr---.---.---~---_,,_--__,

}

~

t

~

40

~~

.250

--

40.500

40.750 41.000 in1ergetijdestrandbreedte. Egmond aanZee 22-01-2004

40.250 40.500 40.750 41.000

,...._ intergetijdestrandvolume. Egmond aanZee 22-01-2004

S 200,---_,,_---,---,---,---,

l~t

+----~---

40.250 40.500

:

40.750 41.000

==4

strandbreedte. Egmond aan Zee 22-01-2004

40.250 40.500 40.750 41.000

i

~L

__

t

~

__

..L____ stra_nd_Vol_u_lme_.E_g_mO_nd_a_an_z_ee_22_-O.L1-_2004__ ---_:_-:_l:~~j _ ____J 40.250 40.500 40.750 41.000 40.250 40.500 RSP raai(km) 40.750 41.000

Figuur 4.2: Kustlangse variatie van duinvoetpositie, hoog- en laagwaterkustlijnpositie,

strandbreedte en strandvolume bij Egmond aan Zee op22 januari 2004.

met r2 ~ 0.6,was typerend voor de gehele dataset.

Figuur 4.3 toont de gemeten strandvolumes bij Egmond aan Zee voorde gehele meetperi

-ode van twee jaar. De strandvolumes zijn in de tijd gestapeld. Dekustlangse variatie van

het strandvolume en de veranderingen in de tijd zijn het duidelijkst tussen 6 januari en

(27)

HOOFDSTUK

4.

STRANDDYNAMIEK

16

40.250. Dit volume migreert in een jaar zuidwaarts over een afstand van ongeveer250 m.

De relatief grote strandvolumes corresponderen met de top van een zandgolf, de lagere

met een trog. Door de beperkte grootte van het meetgebied kunnen we niet meer dan een

grove schatting geven van de dimensies van deze fenomenen. Figuur 4.3 suggereert een

zandgolfiengte van ruwweg500-1000m.

Sirandvolume Egmond aan Zee

20-Jun-2004 n=--r-71!r="""I!:,..r'----'" ----,----,---, 20-May-2004 21-Apr-2004 23-Mar-2004 23-Feb-2004 22-Jan-2004 23-Dec-2003 28-0ct-2003 29-Sep-2003 29-Aug-2003 02-Aug-2003 01-Jul-2003 03-Jun-2003 05-May-2003 05-Apr-2003 04-Feb-2003 06-Jan-2003 09-Dec-2002 06-Nov-2002 09-Dcl-2002 10-Sep-2002 13-Aug-2002 12-Jul-2002 15-Jun-2002 15-May-2025.000 40.250 40.500 40.750 41.000 41.250 41.500 41.750

Figuur 4.3: In de tijd gestapelde strandvolumes bij Egmond aan Zee als functie van de

kustlangse RSP-positie. Warmere kleuren geven een groter strandvolume aan.

4.1.

3

V

e

r

ge

lijkin

g

m

aa

nd

e

lijk

se e

n ja

a

rlijk

se

m

e

tin

ge

n

We vergelijken de kustlangsgemiddelde (intergetijde-) strandbreedtes en -volumesuit de

jaarlijkse JARKUS-opnames met die uit de huidige maandelijkse metingen tussen 2002

en 2004. De JARKUS-waarden zijn bepaald uit opnames tussen RSP-posities 40.000 en

41.000met een onderlinge raaiafstand van 250 m. Niet alleen de temporele resolutie van

de maandelijkse metingen is hoger dan die van JARKUS, ook de ruimtelijke resolutie is

hoger met een raaiafstand van 50 m. Voor een goed beeld zijn niet alleen de

JARKUS-opnames overlappend met de huidige metingen gebruikt maar ook deopnames van enkele

jaren eraan voorafgaand vanaf 1964. In de figuren worden voor de duidelijkheid alleen

de waarden vanaf 1983getoond. We kijken naar overeenkomstenen verschillen tussen de

maandelijkse en jaarlijkse metingen.

Figuur 4.4 laat zien dat de intergetijdestrandbreedtes uit deJARKUS-opnames zeer dicht

bij huidige maandelijkse metingen liggen. De seizoensvariatiein de maandelijkse gegevens

toont echter met name in het zomerseizoen een 10 tot 20 m kleinere in

tergetijdestrand-breedte dan in het stormseizoen. Deze seizoensvariatie kan door de relatief lage temporele

resolutie met de JARKUS-opnames niet worden vastgelegd.Dit geldt ook voor het

inter-getijdestrandvolume dat in de zomer tot ongeveer 30

m

3

/m

kleinerkan zijn dan in het

stormseizoen.

Evenals de intergetijde-waarden liggen de totale waarden van strandbreedte en

strandvol-ume uit de JARKUS-opnames dicht bij die uit de maandelijkse metingen (zie figuur 4.5).

(28)

metin-HOOFDSTU

K

4.

ST

R

AN

DDY

N

A

M

IEK

17

kusUangsgemiddeldeintergetijdestrandbreedEtegmondaanZee 250~-,----.----.---,----,---;c==~~==~==~====c====c====~ -- BSI huidigedata 40.750-41.750 of 40.100-41.100 - - - HSl ±aBSI huidige data ---+--BSIJARKUS40.000-41.000 ._. _. BSI ±UBs<JARKUS /

,

\ .... 200 150 ]: _.,

-100 -, /

'

-t;; ,~ 50 .... \ \ -, .... . / v -0 /

,

.

-

'

\

Jan84 Jan86 Jan88 Jan90 Jan92 Jan94 Jan96 Jan98 Janoo Jan02 Jan04

datum(mmmjj)

kusUangsgemiddeintldergetijdestrandvolumeEgmondaanZee

250 200 ~ 150 Ei ~ -<; 1l-1oo /

'

i

.... \ 50 \ / v 0 -- VSlhuidigedata 40.750-41.750of40.100-41.100 - - - VsI±aVsl huidigedata ---+--VSlJARKUS 40.000-41.000 ._. _. VSl±UV., JARKUS /' \ OWS36200-40.200 \ /'

-

.

_

"

""

. '. . ..... '._.--(0,1 -<./ ss37.850-38.200~S 36.2W-38.800 SS37.250-38.750 I SS26.200-38.600" SS37.250-38.750~s 37.5\:.38.750/ OWS36.900-39.100 5837.000-38.5 .~ ~ ~ ~

~I

j?SS38.100-38.800

-

.

Jan84 Jan86 Jan88 Jan90 Jan92 Jan94 Jan96 Jan98 JanOO Jan02 Jan04 datum(mmmm

Figuur 4.4: Kustlangsgemiddeldeintergetijdestrandbreedte, intergetijdestrandvolume bij

Egmond op basisvan dehuidigedata (zelfdeals in figuur 4.1) en JARKUS-opnamesvan

1983

tj

m

2005. De streeppuntlijn en de streeplijn geven de standaard deviatie om het

kustlangsgemiddelde aan. De aangegeven suppleties werden hoofdzakelijkten noorden

van het studiegebied uitgevoerd.

genlaten zien dat de seizoensvariatiein strandbreedte en strandvolume kleiner isdan die

van deintergetijde-waarden. Kennelijk vind er een uitwisselingplaats tussen dehogere en

lageredelen van het strand (zieparagraaf overtemporele variatie op korte termijn).

Ruimtelijkefenomenenzoalsde zandgolvengetoond in figuur 4.2en 4.3 kunnen met de

JARKUS-opnamesniet wordenvastgelegd. Deruimtelijkeresolutie is met een raaiafstand

van250mdaartoe onvoldoende. Ook detemporeleresolutieis te laagomde migratie van

zandgolvente kunnen volgen.

Figuren 4.4 en 4.5 tonen ook de momenten waarop suppleties hebben plaatsgevonden.

Hoeweldeuitschieter in (intergetijde)strandbreedte in 1994 verband zou kunnenhouden

met de grote strandsuppletie uitgevoerdten noorden van het studiegebied in 1992 is dit

volumesnauwelijkszichtbaar. Oorzaak voor dit beperkte effect is waarschijnlijk derelatief

grote afstand tussen het studiegebied en de locatie van de suppleties. Voor een beter

beeld van het effect van suppleties op het strand kijken we in de volgendeparagraaf

naarkustlangsgemiddeldestrandbreedtes en strandvolumesbepaaldvoorvijfstrandvakken

(29)

HOOFDSTUK 4. STRANDDYNAMIEK 18

kustlangsgemiddelde strandbreedte Egmond aan Zee 350~-.----,----,----~--~----~===c====~===c====c===~====~

:g:

200 IcQ 150 /

,

100 -~ Eshuidigedata 40.750-41.750of 40.100-41.100 - - - Es±aBshuidigedata _ EsJARKUS 40.000-41.000 - ._. Es±aBs JARKUS 300

250

50

JanB4 JanB6 JanB8 Jan90 Jan92 Jan94 Jan96 Jan98 JanOO Jan02 Jan04 datum (mmmm

kustlangsgemiddeld strandvolume Egmond aan Zee 350 300 250

:ê:

200 / "

,

S ~ 150 I~ ~ 100 50 0 -~ Vshuidigedata40.750-41.750of 40.100-41.100 - - - Vs±avshuidigedata

-Vs JARKUS40.000-41.000 _.-'Vs±avs JARKUS

,

./ " ~ . SS 37.850-38.200 SS 36.250-38.800 SS 37.250-38.750 1 OWS 36.200-40.200 SS26.200-38.600"_""~~ ~~.250-38.750'\.S37.\~8.750 / OWS36.900-39.100 1 SS37.000-38.5~ .~ ~ ~ ~ ~

~I

~SS38.100-38.800

l

Jan84 Jan86 JanB8 Jan90 Jan92 Jan94 Jan96 Jan9B JanOO Jan02 Jan04 datum (mmmm

Figuur 4.5:Kustlangsgemiddelde strandbreedte en strandvolume bij Egmond op basis van

de huidige data (zelfde als in figuur 4.1) en JARKUS-opnames van 1983 t/m 2005. De

streeppuntlijn en de streeplijn geven de standaard deviatie om het kustlangsgemiddelde

aan. De aangegeven suppleties werden hoofdzakelijk ten noorden van het studiegebied

uitgevoerd.

4.1.4

Effect van suppleti

e

s op strandbreedte en strandv

ol

ume

Het effectvan suppleties op strandbreedte en -volumeis bepaald aan dehand vanJARK

US-opnames tussen 1964en 2005.In de eerste 25 jaar, tussen 1964 en 1989,zijn voor de kust

van Egmond geen suppleties uitgevoerd. Deze periode hebben we daarom gebruikt voor

bepaling van de trends in het natuurlijke gedrag van een strand. Vervolgens hebben we

deze trends doorgetrokken tot voorbij 1989om voorspellingen te doen over strandbreedte

en strandvolume en te zien of suppleties een trendbreuk veroorzaakt hebben. We geven

in de figuren steeds de bandbreedte van de voorspellingen aan. Dezebandbreedte is een

schatting van de standaard deviatie van de fout in de voorspelling.Aangenomen dat de

voorspellingis gebaseerd op onafhankelijknormaal verdeelde variabelen met een constante

variantie zal tenminste 50%van de toekomstige waarden binnen de getoonde bandbreedte

vallen.

De trends van de kustlangsgemiddelde strandbreedte en -volume hebben we bepaald voor

vijf strandvakken met een lengte van 1 km tussen RSP-raai 37.000 en 43.000. De trends

zijn weergegevenin tabel 4.2,de bandbreedtes wordenin de figuren getoond. Het kustvak

tussen RSP 37.000en 38.000viel binnen de meeste suppleties (zie tabel 1.1 en figuur 4.5).

(30)

HOOF

D

STU

K

4.

ST

RA

N

DDY

N

A

M

I

E

K

19

kustlangsgemiddelde strandbreedte Egmond aanZee

350r----,---.,---~~--r---~====~====~=====c====~~

100

-+- BsJARKUS40.000-41.000

300 ---- voorspelling op basisvan trend 1964-1989

250 - - - bandbreedte voorspelling ]: 200 IcQ 150 ~ ~ - -r - -~

-

,$ ~

-

-

..Ft-- ..Ft-- ..Ft--

-

-

"'V~

---==

'l"Oi"

-

_'t'_ - - - "!. _ 50

Jan65 Jan70 Jan75 JanBO JanB5

datum (mmmii)

Jan90 Jan95 JanOO

kustlangsgemiddeldstrandvolume Egmond aan Zee

350~---.---r---r---.---~====~=====c=====c====~~

-+- VsJARKUS40.000-41.000

J}

--- voorspelling opbasisvantrend 1964-1989

- - - bandbreedte voorspelling

100 300 250

:ê:

200 '"'s ~ 150 I~ ~---~---~-~

-

- -

~

- - - -

-

Ç7

1__ ~

- - - -

- _

_

50 OL_ ___J ~ L_ L_ L- ~_<~~_<xx~r_--~~

Jan65 Jan70 Jan75 JanBO JanB5 Jan90 Jan95 JanOO Jan05

datum(mmmm

Figuur 4.6: Kustlangsgemiddeldestrandbreedte en strandvolume tussen RSP 40.000en

41.000 op basisvan JARKUS-opnames van 1964tjm 2005.Demomenten waaropstrand -suppleties (gelebolletjes)en onderwatersuppleties (groenevierkantjes) werden uitgevoerd

zijn ook weergegeven.Detailsvan dezesuppletieszijn te vinden in tabel 1.1en figuur4.5.

De getoondetrend en bandbreedte is gebaseerd op deperiodevan 1964tjm 1989

twee suppleties,namelijk destrand en onderwatersuppleties in 2005,liepen doortot RSP

40.200. De strandvakken tussen RSP 41.000en 43.000 zijn tussen 1964en heden (2006)

nooit gesuppleerd.

Tabel 4.2: Strandbreedte en -volumetrendsvoor de periode 1964-1989en 1990-2005.

Strandvak Trend Trend Trend Trend

strandbreedte 1964-1989 (rn/jaar) strand breedte 1990-2005 (rrr/jaar) strandvolume 1964-1989 (m3/m/jaar) strandvolume 1990-2005 (m3/m/jaar) 37.000-38.000 38.000-39.000 39.000-40.000 40.000-41.000 41.000-42.000 42.000-43.000 -0.5 +0.3 +0.2 -0.1 +0.6 +0.5 +1.5 -0.9 +1.1 -0.7 -0.5 -0.5 -0.2 +0.5 +0.4 -0.7 +0.4 -0.2 +3.8 +0.1 +2.7 -0.9 -0.8 -1.9

Figuur 4.6 toont de strandbreedte en het strandvolume voor het kustvak tussen RSP

40.000 en 41.000. Dit is het studiegebied waar ook de huidige korte termijn metingen

werden gedaan. De strand- en onderwatersuppleties, welke voornamelijk enkelekilome

-ters noordelijker werden uitgevoerd, zijn ook in dezefiguur weergegeven. Verder toont

(31)

HOOFD

STU

K

4.

STRANDDYNAMIEK

20

met de voorspellingsbandbreedtedoorgetrokkentot 2005 en vertoont voor strandbreedte en-volume een neerwaartse trend van respectievelijk -0.1 ru/jaar en -0.7 m3/mjjaar (zie tabel 4.2). Hoewel de noordelijker uitgevoerde suppletiesinvloedlijken te hebben op de strandbreedte in het kustvak tussen RSP 40.000en 41.000 is dit niet terug te vinden in het strandvolume. Dezevolgt, zei het aan de bovengrens,de voorspellingenvan de 1964-1989-trend.

kustlangsgemiddelde strandbreedte Egmond aan Zee

350r----,---.r---r---r---~====~====~=====c====~~

--- EsJARKUS37.000-38.000 I~

--- voorspelling opbasis van trend 1964-1989

- - - bandbreedte voorspelling

I~ 150 ~ _L 100 300 250 ]:200 50

Jan65 Jan70 Jan75 Jan60 Jan85 Jan90

daturn(mmmm

Jan95 JanOO Jan05

kustlangsgemiddeld strandvolume Egmond aan Zee

350~---.---r---r---'---~====~=====c=====c====~~

--- VSJARKUS37.000-38.000

J

--- voorspelling op basis vantrend 1964-1989

- - - bandbreedtevoorspelling

100 300 250 -ê_200 "'s ~ 150 I~ - - - - -,;;.~ ~- - z.-;: - - - -e-:: - ~ ~ ---V--~-?~ 50 OL---~---L---L---L---~----~~~DO~~~r_--~r_ Jan95

Jan65 Jan70 Jan75 Jan80 Jan85 Jan90

dalum(mmmm

JanOO Jan05

Figuur 4.7: Kustlangsgemiddelde strandbreedte en strandvolume tussen RSP 37.000en 38.000op basis van JARKUS-opnames van 1964t/m 2005.De momenten waarops trand-suppleties(gelebolletjes) en onderwatersuppleties (groene vierkantjes) werden uitgevoerd zijn ook weergegeven.Detailsvan deze suppleties zijnte vinden in tabel 1.1 en figuur 4.5.

De getoondetrend en bandbreedte isgebaseerd op deperiode van 1964 t/m 1989 Figuur 4.7toont de strandbreedte en het strandvolume voor het kustvak tussen RSP 37.000en 38.000. Dit ligt 2 km ten noorden van het studiegebied en valt binnenvri -jwelallesuppletiezones.Het effect van suppletieszou zich in dit kustvak het duidelijkst moeten manifesteren. Duidelijk isdat zowel de strandbreedte alshet strandvolume een neerwaartse trend vertonen.tussen 1964 en 1989. Dezeneerwaartse trend lijkt te wor -den doorbroken door deplaatsing van de strand- en onderwatersuppleties (zie tabel4.2) . In 1999 bereikt dekustlangsgemiddelde strandbreedte een maximum dat 30 m bovende bandbreedtein de voorspellingen ligt. Ook in dejaren daarna blijft de strandbreedte aan debovenkantvan de voorspeldebandbreedte liggen.De strand- en onderwatersuppleties in2005 doen de strandbreedte vervolgensongeveer20mboven de 1964-1989-bandbreedte uitkomen. Ook het strandvolume neemt toe door de plaatsing van de strand- en onder -watersuppleties. In 1995stijgt het strandvolume voor het eerst met ongeveer 10 m3/m

(32)

HOOFDSTUK 4. STRANDDYNAMIEK 21

onderwatersuppletie in 1999, een maximum dat 25 m3/m boven de voorspellingen ligt.

Dit neemt echter na een periode zonder suppleties af tot in 2004 de voorspelde waarde op basis van de 1964-1989-trendis bereikt. Het strandvolume ligt na de plaatsing van de strand- en onderwatersuppletie in 2005 ongeveer 35 m3/m boven de voorspellingenen

bereikt daarmee een waarde die in de 40 jaren daarvoor nog niet eerder is bereikt. Naast de kustlangsgemiddelde strandbreedte en -volume in de kustvakken tussen RSP 40.000 en 41.000 en tussen RSP 37.000 en 38.000 zoals hier beschreven worden in ap-pendix C ook die van de overige kust vakken tussen RSP 37.000 en 43.000 gegeven. Uit vergelijking van deze figuren wordt duidelijk dat het effect van de suppleties naar het zuiden toe afneemt. Terwijl in het meeste noordelijke strandvak tussen RSP 37.000 en

38.000 het strandvolume vanaf 1990toeneemt met +3.8 m3/m/jaar is het meest zuidelijke

strandvak tussen RSP 42.000en 43.000 aan een erosie van -1.9 m3/m/jaar onderhevig (zie

ook tabel 4.2).

4.2

Noordwijk aan Zee

4

.2.1

T

e

mpo

re

l

e

v

a

riati

e

op kort

e

t

e

r

m

ijn

Figuur 4.8 toont de kustlangsgemiddelde strandparameters voor Noordwijk aan Zee. De ruimtelijk, kustlangse, variabiliteit is weergegevenin de vorm van de standaard deviatie

rondom het kustlangsgemiddeldeen wordt besproken in de volgende paragraaf. De

waar-den zijn gebaseerd op metingen tussen RSP 81.250en 82.750 in de periode van november

2001 t/m november 2004. Statistieken worden vermeldin tabel 4.3.

Gedurende de meetperiode varieert de duinvoetpositie ongeveer 2 m per maand. Volgens

de trend over drie jaar trekt de duinvoetpositie zich ongeveer 0.5 m per jaar landwaarts terug.

De hoogwaterkustlijn varieert in de tijd gemiddeld met 6 m per maand en verplaatst zich

over de meetperiode gemiddeld 1 m per jaar zeewaarts.De laagwaterkustlijn varieert met

10 m per maand en trekt zich juist 7 m per jaar landwaarts terug.

De intergetijdestrandbreedte varieert in de tijd met ongeveer 13 m per maand en vertoont

evenals bij Egmond sterke overeenkomsten met het gedrag van de laagwaterkustlijn

(r

2 ~

0.9). Over de meetperiode van drie jaar vertoont de intergetijdestrandbreedte een trend

met een afname van ongeveer 8 m per jaar.

Het intergetijdestrandvolume varieert in de tijd met ongeveer 14 m3/m per maand rond

een gemiddelde van 91 m3/m. Periodes van relatief hoge intergetijdestrandvolumes zijn

in het algemeen te vinden na stormcondities. Het zand boven de hoogwaterkustlijn wordt

dan zeewaarts verplaatst naar het intergetijdestrand. Er is daarom een relatief sterke

maar negatieve correlatie (r

=

-0.83, r2

=

0.7) tussen het intergetijdestrandvolume en

het volume daarboven (van hoogwaterkustlijn tot duinvoet). Dit laatste volume wordt in

defiguren niet getoond maar is eenvoudig te verkrijgen door het intergetijdestrandvolume

van het (totale) strandvolume af te trekken. Over de meetperiode van drie jaar vertoont

het intergetijdestrandvolume een trend met een afname van ongeveer 6 m3/m per jaar.

De strandbreedte varieert in de tijd met ongeveer 10 m per maand rondom een

(33)

HOOFDSTUK

4.

STRANDDYNAMIEK

22

~

] >-: :~~~~~";~:~

"

:~~

-

~

,'

.

.

.:;~~

...

~

OctOl Jan02 Apr02 JulO2 Oct02Jan03Apr03 Jul03 Oct03Jan04 Apr04 Jul04 Oct04 kustlangsgemiddeldehoogwalerlijnposijieNoordwijkaanZee

.l

~=f

:

_=

_

:

_~_=:.

:=

__

~:..

_1;-=$:

'

~!===

..

'

._n

IJ

OclOlJan02Apr02 Jul02 Oct02 Jan03Apr03 Jul03 Ocl03 Jan04Apr04 Jul04 Ocl04 OclOl Jan02Apr02Jul02 Oct02 Jan03Apr03 Jul03 Ocl03 Jan04Apr04 Jul04 Oct04 OctOl Jan02Apr02 Jul02OclO2 Jan03Apr03 Jul03Oct03 Jan04Apr04 Jul04Ocl04

kustlangsgemiddeldinlergelijdeslrandvolumeNoordwijkaanZee

200~--'--'--'-~~-.--~~'--r--.--.~=c==~~====~

l!

':f

L___

_L __ _L __ ~ __ ~ __ ~ __ ~ __ ~ __L_ __ L_ __

L___L_~__~

~

octet Jan02Apr02Jul02 OclO2 Jan03Apr03 Jul03Ocl03 Jan04Apr04 Jul04 Ocl04

OclOlJan02Apr02 Jul02OCI02Jan03Apr03Jul03Ocl03 Jan04Apr04 Jul04Ocl04

kustlangsgemiddeldslrandvolumeNoordwijkaan Zee

OclOl Jan02Apr02 Jul02 Oct02 Jan03 Apr03 Jul03 Ocl03 Jan04Apr04 Jul04Ocl04 daturn (mmmil)

Figuur 4.8: Kustlangsgemiddeldeintergetijdestrandbreedte en intergetijdestrandvolume, strandbreedte en strandvolume als functie van de tijd bij Noordwijkaan Zee. De streeplijn geeft de kustlangse standaard deviatie om het gemiddelde.

overeenkomstenmet het gedrag van de laagwaterkustlijn

(r

2

>

0.9).Over de meetperiode

van driejaar vertoont de strandbreedte een trend met een afname van ongeveer7 m per jaar.

Het strandvolumevarieert in de tijd met ongeveer 8

m

3

/m

per maand rondom een

gemid-delde van ongeveer 189

m

3

/m.

De trend in het strandvolume over de meetperiode van drie

jaar toont een afname van ongeveer 3

m

3

/m

per jaar. Evenals bij Egmond aan Zeeis ook

Cytaty

Powiązane dokumenty

The crisis pertains to nation-states and the model of current liberal democracies, which are sway- ing under the pressure of globalization, migration, climate change, as well

Otóż i na tym obszarze - literatury dziecięcej - wyraźne zmiany zachodzą grubo przed 1949 rokiem, właściwie już w okresie pierwszych powojennych zjazdów poświęconych

Trzecie  posiedzenie  Komisji  Badań  nad Antykiem  Chrześcijańskim  odbyło  się  w  dniu  21  II  2013  r.  i  zgromadziło  30  uczestników.  Otworzył  je 

wiedzią wydaje się być stwierdzenie, iż do celebracji liturgicznych, zwłaszcza Mszy Świętej w katedrze płockiej. Brakuje jednak w kodeksie podziału na perykopy,

Pamięci Zygfryda Gardzielewskiego.. Rocznik Toruński

Discussed model explains the rates of immigration and integration (1) by the relative wages of the minority compared with the wage of the majority (2) and by the relative wage of

Celem części pierwszej pt.: „Perspektywa naukowa&#34; (s. 49-143) jest nakreślenie, tak bezstronnie jak to jest możliwe, naukowej panoramy świata przyrody, od

biblijnej hipokryta (hebrajskie hänef) oznacza bezbożnego, który nie przestrzega praw a Jahwe i poprzez swe czyny oddalił się od Boga. H ipokryta utrzym uje, że jest