• Nie Znaleziono Wyników

Visie wordt wakker! Verkenning van de grondvesten van visie in stadsontwikkeling

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Visie wordt wakker! Verkenning van de grondvesten van visie in stadsontwikkeling"

Copied!
10
0
0

Pełen tekst

(1)

Visie wordt wakker!

Verkenning van de grondvesten van visie in stadsontwikkeling

Fransje Hooimeijer (TUD)

Stellingen

Een visie heeft geen visionair nodig maar een groep kortzichtige experts.

(2)

Visie wordt wakker!

Verkenning van de grondvesten van visie in stadsontwikkeling

Introductie

De hedendaagse verandering in de water- en energiebalans door de klimaatontwikkelingen en het opraken van fossiele brandstoffen vraagt om een andere manier van – en een andere visie op en voor - stadsontwikkeling. Door de duurzaamheids- en klimaatopgave wordt hoe de stad “gemaakt” weer belangrijker omdat er aansluiting gemaakt moet worden met het natuurlijke systeem. De

technologische oplossingen blijken niet robuust en flexibel en kosten uiteindelijk meer geld. In een visie op stadsontwikkeling is het betrekken van het “maken”, het betrekken van het natuurlijke systeem een kans. Door de ecologische en economische crisis is ook niet meer alles mogelijk, men gaat weer preciezer kijken naar de kosten en wat men wil. Ten aanzien van de maatschappelijke opgaven is het belangrijk energie, water en bodem in visies te betrekken. Dat is niet makkelijk want dat betekent dat de natuurlijke en technische condities een rol gaan spelen in het socio-economische plaatje, en hoe doe je dat?

In deze paper wordt gekeken naar het verleden om een beter begrip te krijgen van wat een visie was of kan zijn wanneer de lijnen naar het maken korter zijn: hoe was de verbondenheid tussen visie en het maken in de vijftiende, zeventiende en negentiende eeuw? Wat ging er precies met de industriële revolutie verloren en wat betekende dat voor visie op stadsontwikkeling?1

Vijftiende eeuw

Het eerste voorbeeld van stadsvorming in relatie tot de natuurlijke en technische condities is de damstad: Amsterdam, Rotterdam, Edam, Monnickendam etc. De dam, als onderdeel van een dijk die een uitwaterend riviertje kruiste, had een waterkerende functie maar regelde met een spuisluis tegelijkertijd de lozing van rivierwater op het open water. Het spuiwater werd in combinatie met de getijdenbeweging handig ingezet om de haven op diepte te houden en de nederzetting voor zeeschepen toegankelijk te maken. De dam verbond de bewoners aan beide zijde van de rivier en was dus een ontwerpprincipe dat de karakteristieken van het natuurlijke systeem, de beschikbare technologie, economie en maatschappij op elkaar betrok. De dam was het regelpunt van het watersysteem, en werd door de overslagfunctie, de bouw van de waag, het stadhuis en de kerk ook de plek van handel, bestuur en religie. Als er een straat met huizen bij moest komen werd een gracht gegraven ter ontwatering en ophoging, en er was meteen een haven bij.

Het maken van deze plek gebeurde zonder plan maar met principes van het “maken” die gelegen zijn in de regels van het water (getijden en ontwatering) en grondverzet (dijken, dammen en ophoging). De dam stad was het eerste principe waarin een prille visie werd ontwikkeld van wat een stad was: een publieke private samenwerking op basis van het natuurlijke systeem met behulp van de technische mogelijkheden.

1

De in deze paper behandelde case studies zijn gebaseerd op de resultaten van mijn proefschrift The tradition of making: polder cities (2011)

(3)

Overzicht van de relatie tussen technologie en stedenbouwkundige principes als resultaat van het proefschrift The tradition of making: polder cities (Hooimeijer 2011).

Zeventiende eeuw

Het ‘principe’ van de damstad werd in de zeventiende een ‘concept’ van uitbreiding. De damsteden groeiden vanwege economische hoogconjunctuur en door de bewerkelijkheid van het bouwen op natte, slappe gronden is er geen sprake van geleidelijke stedelijke groei. Ten eerste moest de grootte van de uitbreiding worden bepaald voor invulling van de behoefte van dat moment, en die van de eeuwen daarna en daar was visie voor nodig: de eerste visionaire beslissing. Ten tweede was een technisch plan noodzakelijk voor de afvoer en beheersing van het water en de handhaving van een constant peil in de stadsgrachten. Het overtollige water werd afgevoerd en het waterpeil in het grachtensysteem gereguleerd met behulp van sluizen en windmolens. Vervolgens werd het gewonnen land opgehoogd, verstevigd en bouwrijp gemaakt. In de bouwrijpe grond werden tot slot lange funderingspalen

(4)

door het feit dat het grondgebied nat en instabiel is, leidde tot een vroege vorm van planning en was gebaseerd op “hoe het gemaakt” werd met een lange termijn visie op hoe het moest worden. Amsterdam is het mooiste voorbeeld van hoe het principe een concept is geworden dat meteen ook invulling geeft aan de visie van de ontwikkelaars. Het aloude principe van graven en ophogen stond aan de basis van de Grachtengordel. De visie van de kooplieden die de Amsterdamse Grachtengordel bouwden ging niet over een esthetisch eindbeeld, maar wel over het perfectioneren van een kunde, een techniek, een praktijk van landmeetkunde, de ervaringen opgedaan op het gebied van waterbeheersing en landinrichting. De Grachtengordel is een “stedenbouwkundig concept” waarin functionaliteit en esthetiek met een maximalisatie van de grondopbrengst vertaald is naar het “maken”.2Het is intussen

een wereldberoemd UNESCO erfgoed monument vanwege de schoonheid en visie waarmee het tot stand gekomen is. De verbondenheid van het natuurlijke systeem, de technische mogelijkheden en maatschappelijke wensen die in de Grachtengordel gerealiseerd werd is voor die tijd “normaal”. Simon Stevin heeft deze werkwijze geconceptualiseerd in de Ideale Stad.3Deze stad wordt vaak als

ideaal in zijn vorm aangeduid, als esthetisch ideaal. Stevin zag het niet ideaal in de zin van eindbeeld, of als richtlijn voor het ontwerp maar als visie op stadsontwikkeling.4

De Ideale Stad van Simon Stevin

Negentiende eeuw

In de negentiende eeuw veranderde er veel onder invloed van de nieuwe kracht van de stoommachine. Het was het begin van een versnelling en een schaalvergroting die vandaag de dag nog steeds

voortgaat. In maatschappelijk opzicht zorgde de stoommachine voor de groei van steden doordat de werkgelegenheid in de groeiende industrie en scheepvaart toenam, wat tot trek naar de stad,

bevolkingstoename en uiteindelijk tot stadsuitbreiding leidde. Ook maakte de stoommachine het mogelijk op het watersysteem in te grijpen. Het water kon met grote kracht verplaatst en gecontroleerd

2

Abrahamse, J.E. (2010) De grote uitleg van Amsterdam. Stadsontwikkeling in de zeventiende eeuw. Amsterdam: TOTH, 157

3

Taverne, E. (1990). Mercator Sapiens: de Amsterdamse stadsuitleg (1613) in het licht van de humanistische opvattingen over stad en koopman. De Zeventiende eeuw 6, 5

4

Abrahamse, J.E. (2010) De grote uitleg van Amsterdam. Stadsontwikkeling in de zeventiende eeuw. Amsterdam: TOTH, 157

(5)

worden. Verplaatsing van waterwegen, afsluiting van zeearmen kunstmatige verlaging en verhoging van de grondwaterstanden – alles werd mogelijk.5

Het Waterproject 1854 plattegrond (Gemeentearchief Rotterdam)

De eerste grootschalige negentiende-eeuwse stadsuitleg in Nederland was die van Rotterdam. Deze uitbreiding hing sterk samen met de noodzaak van een nieuw systeem van waterbeheer; doordat het water voor alles werd gebruikt en in de toch al overbevolkte landstad nauwelijks circuleerde, stonk het er verschrikkelijk en was de leefomgeving zeer ongezond. Als antwoord hierop ontwierp stadsarchitect W.N. Rose samen met de fabrieksmeter van het Hoogheemraadschap van Schieland W. Scholten in 1842 een van de omliggende polder onafhankelijk stedelijk watersysteem, het zogenoemde

Waterproject. Het plan was er in de eerste plaats voor om het stadswater te spoelen zodat de kwaliteit ervan zou verbeteren. Ten tweede was stadsuitbreiding noodzakelijk; dit was in de omringende natte polder alleen mogelijk door verlaging van het grondwaterpeil. Het nieuwe dijksysteem met

ontwaterende watergang dat door twee stoomgemalen leeg werd gepompt werd met hulp van de landschapsarchitecten J.D en L.P. Zocher voorzien van een parkachtige inrichting ten bate van een sierlijke wandeling en een woonomgeving voor de gegoede burgerij.

Wederom een grote verbondenheid tussen de visie op de stadsontwikkeling, wat de stad ruimtelijk en sociaaleconomisch gezien nodig had en de mogelijkheden van de natuurlijke condities en technische ingrepen. In een periode waarin (nog) niet voor de markt gebouwd werd, maar voornamelijk kleine projectontwikkelaars (eigenbouwers) voor de verhuur of voor zichzelf heeft Rose voor het eert geprobeerd om grote publieke structuren neer te leggen van openbare ruimte en infrastructuur.

Daarvoor werden uitbreiding met de polderstructuur als masterplan ingevuld. Rose had een visie op de groei van de stad en hoe deze het beste begeleid werd. De ruimte die met het Waterproject beschikbaar kwam was binnen tien jaar volgebouwd. Het bleek een succesvolle aanpak die begin twintigste eeuw nog een keer herhaald werd.

Maakbaarheid

Zoals tot aan de Industriële Revolutie een plan gebaseerd was sociaaleconomische wensen in

samenhang met hoe het gemaakt werd, veranderde dat volledig daarna doordat technische gezien alles mogelijk werd. De stedelijke schaalvergroting en de ontkoppeling van het stedenbouwkundig plan met

5

Ham, Dr. W. van der (2002) “De Historie, Een wijd perspectief; een historische verkenning van het Nederlandse landschap in relatie tot het waterbeheer” in: WaterLandschappen de cultuurhistorie van de toekomst als opgave voor het waterbeheer (werk document). Lelystad: RIZA

(6)

de karakteristieken van het gebied (samen het maken van de stad) culmineren in naoorlogse periode. Men bedwingt de grilligheid van het grondgebied met technische ingrepen en landschap en de stad werden rationeel vormgegeven. Dat paste bij het geloof in de maakbaarheid van de samenleving met behulp van techniek en systematiek. Men wilde de maakbaarheid op gecontroleerde wijze

bewerkstelligen in termen van sociale cohesie, sociale voorzieningen, controle op de stad en dus ook het natuurlijke systeem.6

In deze periode werd de ruimtelijke ordening van Nederland diepgaand gewijzigd en veranderde het aangezicht van het land geheel doordat grote opgaven, zoals stedelijke uitbreiding, recreatie,

infrastructuur en ruilverkaveling, tot navenant grote ingrepen in het in voorgaande eeuwen gegroeide cultuurlandschap leidden.

Op nationale schaal werden plannen gemaakt, het hele land kon bestuurd worden, ruimtelijk geordend in “Nota’s voor de Ruimtelijke orde”. Sturing en visie kwam van bovenaf. De ‘natuurlijke’ condities van ons grondgebied werden ondergeschikt gemaakt aan het maakbaarheidprincipe, waarbij een inflexibele techniek hoort. De negatieve effecten hiervan op het hydrologische systeem komen nu, met het veranderende klimaat, sterk naar voren. Meer en heftigere regenbuien, hogere temperaturen en droogte hebben vooral gevolgen voor het hydrologische systeem: rivieren stromen over of drogen op en steden worden door regenbuien overspoeld.

Een van de weinige naoorlogse voorbeelden waarin het natuurlijk systeem onderdeel is van een visie is het (niet uitgevoerde) plan van Lotte Stam Beese (stedenbouwer bij de gemeente Rotterdam) en Jaap Bakema (architectenbureau Van den Broek en Bakema) voor Lage Land in Rotterdam. De

ontwikkeling van het Lage Land was ingewikkeld omdat er in de natte, ver onder NAP liggende polder een grote hoeveelheid mensen moesten worden gehuisvest, met bijbehorende voorzieningen. Het plan van Stam Beese en Bakema stelt een grootschalige technische ingreep voor om het natuurlijk systeem te behouden. Dit idee was een uitwerking van het concept van de ‘verticale woonbuurt’, een visie op hoe woonbuurten verticaal in ruimte, ook verticaal in huishoudensamenstelling konden worden gerealiseerd.7 De duidelijke keuze voor een technische aanpak, met behoud van het natuurlijk systeem was gekoppeld aan een internationale visie op stedenbouw die in 1953 ook is gepresenteerd op het CIAM congres in Aix-en-Provence in 1953.

De slechte grondconditie in Het Lage Land is volgens Bakema een goede aanleiding voor verticale buurten. Zowel de wegen als elf ‘Mammoets’, enorme flats, waren op palen bedacht zodat het

bestaande agrarische landschap behouden kon blijven. Volgens Bakema zullen alleen mensen met een vrije en open levensstijl in deze Mammoets willen wonen en daarbij past het vrije uitzicht over het agrarische landschap uitstekend.8

Uiteindelijk heeft Stam Beese als stadsstedenbouwkundige een “gewoon” ontwerp voor het Lage Land gemaakt en ontwierp zij ook het uitbreidingsplan van het naastgelegen Ommoord. Zij verwoordt zelf de invloed van de slechte grondcondities op de stedelijke uitbreiding:

’Het falen begint eigenlijk al bij de situering van een woongebied. Wij hebben immers geen keuze meer om de meest geschikte plaats hiervoor te zoeken,…[….] Ten gevolge hiervan ontstaan in het kader van de noodzakelijke planning woongebieden vanuit een rationeel-theoretisch schema, evenals vroegere Romeinse legerkampen en missen het natuurlijk milieu, dat bij vroegere nederzettingen zo kenmerkend was voor hun vestiging: het beschutte dal, de rivierovergang of uitmonding, de aanwezigheid van water of de veiligheid van een bergtop. De aanwezigheid van deze gegevens en de innerlijke samenhang daarmee, leidde tot hun

6

Arnold Cornelis (2000) De logica van het gevoel. Amsterdam: Essence

7

F. Palmboom, ‘De planningsgeschiedenis van de Alexanderpolder’, in: A.M. Devolder, De Alexanderpolder; waar de stad verder gaat. (Bussum 1993), 38

8

F. Palmboom, ‘De planningsgeschiedenis van de Alexanderpolder’, in: A.M. Devolder, De Alexanderpolder; waar de stad verder gaat. (Bussum 1993), 38

(7)

vormgeving en was kenmerkend voor hun verschijning. Het gaf deze nederzettingen en hun bewoners een identiteit. Het is dus niet zo vreemd dat hedendaagse woonsteden door hun rechtlijnigheid en gelijkvormigheid in bestemming veel gelijkenis vertonen met Romeinse legerkampen; ook zij hadden immers geen strukturele binding met de omgeving, zij waren op zichzelf staande onderkomen zonder meer, gekenmerkt door een eenzijdige bestemming.’9

De relatie tussen maakbaarheid en met de natuur meebewegen raakte in deze periode bijzonder op de achtergrond. De maakbaarheid zorgde ervoor dat men alles kon wensen, dat met alles kon visioneren waardoor een visie eigenlijk door ontbrekende grenzen aan betekenis en slagkracht verloor.

Het “ver-maken” van het natuurlijk systeem

In de jaren zeventig werd op de naoorlogse periode teruggekeken als een tijd van technocratie en kleinburgerlijkheid. Men wilde zich uit het sociale keurslijf van conventies bevrijden; daarnaast werd een zoektocht gestart naar de identiteit van de stad en aansluiting gezocht bij de natuur.

De publicatie in 1962 van Silent Spring waarin Rachel Carson de invloed van de mens op de natuur op biologisch niveau uiteenzette, had voor het eerst de ogen geopend voor de waarde van natuurlijke systeem in de ordening van de ruimte.10 Het rapport De grenzen aan de groei van De Club van Rome in 1972 en de oliecrisis van 1973 zorgden voor meer aandacht voor het verband tussen economische groei en de gevolgen hiervan voor het milieu.11

Natuur en ecologie kregen een plaats binnen de ruimtelijke ordening in de periode waarin ook de “inspraak” en het sociale “stadvernieuwen” kenmerkend was. Een van de meest interessante voorbeelden geheel met dit gedachtengoed ontwikkeld is EVA12 Lanxmeer (Culemborg). De kleinschalige stedelijke ontwikkeling kwam tot stand door zelforganisatie met een stevige visie op duurzame ontwikkeling. Het plan is gerealiseerd tussen 1994 en 2009 en bestaat uit 250 woningen voor 800 bewoners, heeft een collectieve openbare ruimte dat ook door de verenigde eigenaren onderhouden wordt. Daarbij is er 40.000 m2 kantoorruimte, een biologische boerderij en het EVA Centrum voor onderwijs, informatie en advies.

De visie waarmee de ontwikkeling is gerealiseerd is gestoeld op de ontwikkelingen in de jaren zeventig die hierboven beschreven en luidt als volgt: “het realiseren en in stand houden van een woonwijk zijnde een educatief woon/werkproject, gebaseerd op duurzame ecologische principes; te weten een integratie van organische vormgeving, bio-ecologisch bouwen, permacultuur en

verantwoord omgaan met water en energie.”13 Permacultuur werd opgevat als diversiteit, stabiliteit en veerkracht van ecosystemen die aan de basis staan van de sociale en natuurbewuste leefstijlen. De initiatiefnemers gingen ervan uit dat stedelijke ontwikkeling ook op een andere manier, met een visie vanuit het natuurlijke systeem, gedaan kon worden. Dit ging volledig in tegen de gangbare praktijk van de grootschalige VINEX locaties waarin op infrastructureel handige plekken, buiten de stad uitbreidingswijken gerealiseerd werden door projectontwikkelaars die wisten wat de markt wilde. Om dit voor elkaar te krijgen werden in de verschillende fasen publieke en private partijen en

verscheidenen experts betrokken bij het project die samen vanuit hun belangen en vaardigheden hebben vormgegeven aan een succesvol, maar complex proces van co-creatie. Dit vertoond grote

9

Lotte Stam Beese, Gedachten rondom de nieuwe wijk Ommoord. (Nederlands Architectuurinstituut, archief Lotte Stam Beese nr. 120, 3-4).

10

Carson, R.L. (1962). Silent Spring. New York: Houghton Mifflin

11

Meadows, D., Randers, J., & Behrens, III, W. (1972). The limits to growth: A report for the club of Romes project on the predicament of mankind. New York: Universe Books

12

EVA: Educatie, Voorlichting en Advies

13

(8)

verwantschap met wat Garud & Karnøe (2003) “technologische entrepreneur-ism” hebben genoemd.14 Hij beschrijft dit proces voor innovatie van technologische objecten (zonnepanelen) en hoe dit berust op een proces waarin in verschillende fasen specialisten van verschillende domeinen betrokken zijn. Belangrijk te onderkennen in dit proces is dat alle deelnemers voor het eindproduct verantwoordelijk zijn, Karnøe noemt dat “distributed agency”, om te kunnen innoveren. Het doorlopen van dit proces heeft gezorgd voor het succes van Lanxmeer en is in de huidige economische laagconjunctuur het voorbeeld van “anders doen”.15

Het zelf organiseren, de kleinschaligheid en de grote verbondenheid met natuurlijke systemen door kringlopen en systemen aan de basis van de ontwikkeling te zetten is verworden tot de nieuwe visie.

Denken vanuit de systemen: Systeem Verkenning Ruimte & Ondergrond

De huidige trends van klimaatverandering, energie transitie, terugtrekkende overheden en de financiële crisis vragen om een andere aanpak. Er zijn twee aspecten van stadsontwikkeling die al deze trends met elkaar verbinden: 1) de relatie tussen de beschikbare technologie en het natuurlijke systeem (van water, energie en bodemcondities), en 2) de relatie tussen publiek en privaat. Klimaatverandering en de energietransitie beiden vragen om een adaptieve houding ten aanzien van het natuurlijke systeem (ecosysteem diensten) en een ander afweging in het toepassen van technologie in relatie tot water, energie, bodem en civiele constructies. Tegelijkertijd trekt de overheid zich terug uit de ruimtelijke arena en is de markt door de financiële crisis blijvend verkleind en compleet veranderd.

Stadsontwikkeling wordt overgedragen aan private partijen die niet de kennis in huis hebben en op een kleinschaligere manier, in de bestaande stad, willen ontwikkelen.

In relatie tot de ontwikkelingen binnen de ruimtelijke ordening concludeert De Zeeuw (2011): “Wel moeten we onze planningsattitude veranderen. Grote lijnen voor de langere termijn (publiek kader) met invullingen van de korte klap, kort op de markt van de eindgebruiker (privaat).”16

Dat betekent dus dat er heel precies gekeken moet worden naar wat vanuit de grote opgaven, klimaat, energie en financiën er tot het publieke kader behoort, en hoe er vanuit dit kader de private sector gefaciliteerd kan worden om de invulling te realiseren.

De afgelopen twee jaar hebben TNO en Deltares met SKB, de gemeente Rotterdam en het Ministerie van I&M gewerkt aan het project Ontwerpen met de Ondergrond (OMO).17 Binnen OMO is een methodiek ontwikkeld die de technische, ontwerpende en opdrachtgevende disciplines dichter bij elkaar brengt in het (her)ontwikkelproces van de bestaande stad, de zogenaamde Systeem Verkenning Ruimte & Ondergrond (SVR&O). Uitgangspunt is dat wanneer er eerder gekeken wordt naar

technische randvoorwaarden van een locatie, er een betere aansluiting gemaakt kan worden met de wensen vanuit het gebruik. Zo kan het natuurlijke systeem weer een grotere rol spelen in het stedelijk systeem en kan er duurzamer, klimaatbestendiger, en ook slimmer en dus goedkoper ontwikkeld worden. De methodiek is toegepast in verschillende projecten in Rotterdam waarvan er een zich in de zogenaamde visiefase bevond: Agniessebuurt. Wooncorporatie Havensteder heeft daar het grootste deel van de woningen in bezit en is samen met de deelgemeente en de stedenbouwkundige van de gemeente aan de slag om een ontwikkel visie op te stellen. Deze richt zich voornamelijk op de gewenste invulling van de wijk, woningtypologie, openbare ruimte, utiliteiten en parkeren. Te middel al deze opgaven is in een workshop van vier uur alle ondergrondse kwaliteiten (ruimtexmilieu.nl) die

14

Garud, R., & Karnoe, P. (2003) Bricolage versus breakthrough: distributed and embedded agency in technology entrepreneurship. Research Policy, 32(2): 277-300.

15

Klein Woolthuis, R., F.L. Hooimeijer e.a. (2013) "Institutional entrepreneurship in sustainable urban development - Dutch successes as inspiration for urban transformation". Journal of Cleaner Production

16

F. de Zeeuw (2011) Gebiedsontwikkeling in Nederland: diepe val dwingt tot reflective, Rooilijn nr6, 404-412

17

http://www.skbodem.nl/project/31 ; http://www.deltares.nl/nl/project/1069936/ontwerpen-met-de-ondergrond; Project van auteur en Linda Maring van Deltares.

(9)

in de SVR&O zijn opgenomen doorgenomen met specifieke specialisten en gelinkt aan de

bovengrondse lagen van de SVR&O. Het was met name voor de socio-economische specialisten van de bovengrond een openbaring. De condities van de locatie konden zo snel en goed in beeld gebracht worden en kansen en problemen al in een heel vroeg stadium verkend zonder dat er al beslissingen waren genomen die later onmogelijk zouden blijken. Vanuit alle specialismen werd er meegedacht over wat voor de Agniessebuurt het beste zou zijn. Door het verhaal van de bovengrond en het verhaal van de ondergrond te verbinden is het mogelijk elementen van elkaar mee te nemen en te komen tot een gezamenlijke visie.

Systeem Verkenning Ruimte & Ondergrond (TNO, Deltares 2012)

Conclusie

Maakbaarheid heeft geleid tot een situatie waarin er geen keuzes gemaakt hoeven te worden. Wanneer alles kan en er geen actieve afweging gemaakt hoeft te worden, echt wikken en wegen, moeten kiezen voor wat er echt belangrijk is, wordt er ook geen visie ontwikkeld. Dit proces heeft zich in de

afgelopen eeuw in de ruimtelijke planvorming voltrokken: ideologie, religie en visie zijn vervangen door het streven naar welvaart, het middel is het doel geworden. In de ruimtelijke ontwikkeling is de marktwerking leidend geworden, de projectontwikkelaar wist wat men wilde.

Wat kunnen we leren van het verleden? In de vijftiende eeuw is de damstad het voorbeeld van het samenvallen van territoriale condities, samenwerking en stadsontwikkeling. Het maken van een plan voor de toekomst staat in de zeventiende eeuw aan de basis van onze ruimtelijke ordening. Weer vallen de territoriale condities samen met een hoge mate van samenwerking die leiden tot een specifieke vorm van stadsontwikkeling. De fysisch geografische toestand dwong sturing af want het

(10)

was een gemeenschappelijke opgave die niet privaat kon worden aangepakt en zeker niet betaald.18De

visie op de Grachtengordel gaat over trots op de schaal en capaciteit om een dergelijk project gerealiseerd te krijgen. In de negentiende eeuw spelen de natuurlijke en technische condities nog steeds een rol in het socio-economische plaatje.

De Industriële Revolutie markeert de overgang van stedelijke ontwikkeling op basis van wat mogelijk is gegeven de natuurlijke condities naar het ontwikkelen met de focus op een visueel eindplan dat maatschappelijke en economische ambities behelst. Sinds met technologie in feite elke gewenst stadsvorm mogelijk is, is het stedenbouwkundig ontwerp als visueel plan ontstaan. Daarmee is de visie op stadsontwikkeling ook veranderd. Hoe een visie eerst de gewenste (private) mogelijkheden op basis van de bestaande potentie van de condities was, is het gegaan naar wat men voor de markt wenst! Het voorbeeld van Lanxmeer wordt in de huidige economische laagconjunctuur een interessant ontwikkelmodel. Er wordt ge-zelf-organiseert in de ruimtelijke ontwikkeling en duurzaamheid staat boven aan het lijstje. De projectontwikkelaars worden als opdrachtgevers vervangen en de

georganiseerde burgers hebben een meer precieze visie, op basis van de lokale condities en mogelijkheden en gericht op een kleinere schaal.

In de twintigste eeuw is visie losgeraakt van haar grondvesten en in slaap gesukkel, deze schone slaapster wordt weer gewekt door weer realistisch met het karakter van de plek aan de slag gaan. Het is duidelijk dat visie moet gaan over de territoriale potenties en condities in samenhang met hoe we daar gezamenlijk mee om willen gaan, wat we nodig hebben. Om te innoveren moeten we de stad als een technisch object zien en via een proces van “distributed agency” slimme en duurzame, maar bovenal realistische visies ontwikkelen.

18

Abrahamse, J.E. (2010) De grote uitleg van Amsterdam. Stadsontwikkeling in de zeventiende eeuw. Amsterdam: TOTH, 334

Cytaty

Powiązane dokumenty

Но это только в том случае, если бы н а п лан ете Зем ля не сущ ествовало полтора м иллиарда человек, то есть прим ерно двадцать два

[r]

Although the SPDCM problem is NP-hard, we will show that, by transforming the original graph to an auxiliary graph, the Shortest Path under the Nodal Deterministic Correlated

Bosko tworząc misje w Patagonii posługuje się analogicznyną taktyką, jak posłużył się przy zakładaniu Zgromadzenia Salezjańskiego. Zaczyna też zabiegać o pomoc i

Przechodząc do omawiania podręcz- ników do nauk historycznych, autorka przedstawia dyskusję, jaka toczyła się nad koncepcją nauczania historii, zanim Towarzystwo do

W tym okresie, zwłaszcza w IX–XI w., skarby zyskały specyficzną formę — zazwyczaj tym terminem ozna- cza się gromadne znalezisko przede wszystkim srebrnych, rzadko

Polem izując z kolei z błędnym i interpretacjam i natury podmiotu poznania um ysłowego, autor opisuje em pirystyczny sposób rozum ienia umysłowej w ładzy poznawczej

Autor Listu Jakuba chce zatem powiedzieć swoim czytelnikom, iż w momentach pokusy, próby, czy doświadczenia w wierze muszą być wytrwali, cierpliwi, nieugięci i