RIJKSUNIVERSITEIT GENT
Fakulteit der Toegepaste WetenschappenNATIONAAL FONDS VOOR WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
Derde-orde-potenticiciltheorie
ter bepaling van de
hydrodynamische krcichten
op axisymmetrische drijvende en
ondergedornpelde lichamen
in gedwongen periodieke dompbeweging
door
Ir. Marc VANTORRE
Deet I: Tekst
Promotor: Prof. Ir. V. FERDINANDE
Dienst voor Scheepsbouwknnde
Proefschrift voorgedragen tot het bekomen van de graad van
Doctor hi; de Toegepaste Wetenschappen September 1985
VOORWÇORV
VWL (Ja ?7VCj
£)L .tt ZA4U vanj bex.t be.n da..t de. vottooi..uuig vari dL
p.'we-4htt ¿ortdvi. de.
.teui en rndepki.iig va.n
.Len moBe.UjIz zou eweeZ4..jrL,
een wootd vaaidaniz op de.ze. p&iat4 zeizeìi. ge.p44t.
In de. e.vi..te p&a.tt gaa.t nvcjn eken..teL'..jfthed na.a
he.t Na.t.wnaa2 Fondo voo/i.We.te.hzppeLcjh Onde.ìt.zoeia, mc.jn wvthgeve, d.c.e nuj dooJL ftet .toeizennen van
hv ma.ncLw.-t van A4p.iiitzn. mo9eLjIz he.egmaaki mede. .te. weîthen aan het
p'w-Jek.t "En'tennJng aLt zee.go/ven" van de Vevtt voo
Sche.e.p4bouw!zunde (RUG),en naaM. rn.Ljn pìwmo.to)., pìw QL V Fed,tnaLnde, de riu..jn uvte/Le.46e. voon. de.
htjdwdynamica he.et opgewe.Izt, en weno be.geZe.14ùL9 en otein voot de.
vvwJeze.rt-van ciLt we.ìth onnvLbaû vwLe.n.
M.Ljvt op'tech.te. d.rtIa aa.t e.ve.ne.en.6 ruzaM. dn.. L'c..
6. KLU voo.'L zi.jn wa.ade.voUe.
huip bj hei tot.iiandízome.n van hei nurnve.Jae. gede.eLte. van de. pitoe.op6-te!L'.ng.,
naa& ¿'L. P. Tn.wije.n4, WLen4 nwttLe. aDxwJJ.jzÁJl9e.n
j 4neLWL veiwwud
ma.afz.tc.n niez de beAtaavide. ptoeop4teJJng en de. beiehiJabaìt.e eornpuieM.pn.o9fl.CLflTfla'4,en naa't pn.o
¿'i
J J 1V tkbbe..ti..ng, d.c.e. be.'Le.d wa...6 mj wi.t de nood te. h9lpenbi..j deeJz-te.n aan de expvmeivteie opoieLLng.
P'w,.
í.'L. R. Ve.c.hae.ne en d.en me.dewe.ìthe.ì..o van hei Senvntvt..Le voo Mec.han.Lc.avan de. Madvc.ne (RUG) e.n CRlF ben .dz ze.e e enteLc.jiz vooìL han 9oede.
veM.-4fandhoud4J19 bj hei geb.'wAJa van de. c.ornpwte)t.teAnu..nc24 en -)wndcppa.k.a.tLLw'L,
a&ooia vOO'L han niittge. wentzen b1j hei nwne.'iJe.lze. ge.de.eLte. van hegt ondvLzoeiz.
Een bíjZondeM. woon.dje van danfa we.n4 Ait te. iz..Lc.h..ten aa.n ¿'L. L. Van den Ke.tcizhove
(vooiuiaL
rnedewe.nizvL van hei Labociotw.ni voo'i. ELe!zi'wrza en Mee tech.e'.L,
RUG) voo'L z.qn w.adgev.uI9en en daadweM.Iae.tc.jtze hu2p bí..j hei e2eiattoníoc.he
gedeeUe va.n de expe..tí.meveLe. opo.te/Jíng.
Ve. heen F. Vepayd-t (VLe.no.t yoo'i. Scheepobouw(zunde, RUG) dan!a Aia van ha'zie voon..
zjn
waa.tde.uoUe., c)Le.aLe.ve. bíj4.tand bj de ve
ezeUjfthl9 van de.
j&weop-eULng an voon.. de ve'z.zon.n9 van de. onbe.hípeLLjfae
L9WLe.n.Vôon.. hei vaa ze.rw.w4Íope.nde - .typwvdz ve.xd.-Le.n.t Mevn... M. Van
oem-Bct_te.
zehen. .ji mijn dankbeiwL9i.ng ve,e1d te. wonden.
TenoZo.tie Lo
hei dwLde.Ujfa dai m.i.jn £czmLUe, mJ.jnec.hteno.te
Geei endec.htejzije Le.obeih A.n hei bA.jzonde.M., hJ.cVL 9e.en4zín4 mag, ön..tbn.eiaen.
INHOUDSOPGAVE
- Voorwoord i
- Inhoudsopgave ii
- Lijst van symbolen vii
- Hoofdstuk I Situering van de niet-lineaire studie van het radiatieprobleem voor een
dom-pend axisymmetrisch lichaam 1
1.1. Het projekt "Energiewinnirig uit zeegolven door
drijvende lichamen't 2
1.1.1. Algemeenheden in verband met energiewinning
uit zeegolven - 2
1.1.2. Beschrijving van het systeem 2
1.1.3. Belang van de niet-lineaire studie van het
radiatieprobleem
1.2. Overzicht van de hydrodynamica van lichamen in golven
1.2.1. Historisch overzicht van de vroegste
ontwikke-lingen 8
1.2.2. Lineaire potentiaaltheorie ... . 9
I.2.3. Niet-lineaire theorieën 21
a) Hydrostatische krachten 21
b,) Hydrodynamische krachtèn 21
.2.11. Beschrijving van de voorgestêlde methöde 27
- Hdofdstuk II. Derde-orde-theorie ter bepaling van de krachten inwerkend op een dompend
axi-symmetrisch drijvend of ondergedompeld
lichaam 29
11.1. Probleemstelling 29
11.1.1. Notaties - Conventies ...29 11.1.2. Vergelijkingen., waaraan de potentiaalfunktie
moet voldoen 30
'11.1.2.1. Vergelijking van Laplace 30
1.1.2.2. Randvoorwaarde op het vrije
vloeistofopper-viak SF 30
11.1.2.3. Randvoorwaarde op het oppervlak Sb van het
lichaam 32
11.1.2.11. Randvoorwaarde op de bodem en op andere
stilstande opperviakken 33
11.1.2.5. Radiatievoorwaarde 33
11.2. Opsplitsing van de potentiaalfunktie
. 3411.2.1. Eerste-, tweede- en derde-orde-potentialen
34II.2.2
Randvoorwaat'den van de complexe deeipptentialen.
4011.2.2.1. Eerste-orde-potentialen
'4011.2.2.2. Tweede-orde-potentialen
4111.2.2.3. Derde-orde-potentialen
:..
4211.2.3. Formulr*ing van de radlatievoorwaarde
...
'4611.3. Berekening van de krachten:
'4811.3.1. Formulering Van drukk:en en krachten. ...48
11.3.1.1. Uitwerking van de integraal ovèr b
11.3.1.2. Uitwerking Van de integt'aai over S
4911.3.2. Uitwerking van de eerste-örde-krachten
5311.3.3. Uitwerking vari de tweede-orde-krachten
5411.3. 4. Uitwerking van dç derde-orde-kr'achten
5711.3.5. Hydrostatische krachten
6311.4. Reduktie van de orde van het probleem met behuip
van een methode naar H. Söding ...65
IÍ.'4.1. Tweede-orde--probleerri
66..II.4. 2. Derde-orde-probleem
70i:i.s. Bepaling van de potentiaalfunkties van de eerste
en tweede orde met behui
Vanen methode riaar
B. Kritis
7811.5.1. Werkwijze
7811.5.2. Eerste-orde-potentialeiTl
7811.5.3. Tweede-orde-potentialen
8111.6. Benaderende bepaling van de tweede- en
derde-orde-krachtcompönerìten, uitgaande van bijzondere
gevalien...83
11.6.1. Bijzondere gevallen
8311.6.1.1. Tweede-orde-krachten ...83
11.6.1.2. Derde-orde-krachten
8511.6.1.3. Numerieke bepaling vari de benodigde
potentiaal-funkties
9211.6.2. Eigenschappen van de krachtcomponenten
9511.6.2.1. Syrnrnetrie-eigenschappen
9511.6.2.2. Continulteit van de partiële afgeleiden
naarde frekwenties
95.11.6.2.3. Symmetrie-eigenschappen van de partiële
afgeleiden naar de frekwenties
9911.6.3. Bepaling van de krachtcomponenten van de tweede
èn derde orde voor een willekeurige combinatie
van frekwenties door interpolatie
100
11.6.3.1. Tweede-orde-grootheden
iPOI1.7. Krachten in geval Van een zuiver Tharmonische
iv
dompbeweging
110
11.7.1. Opsplitsing in harmonischen
110
11.7.2. Toegevoegde massa en dempii-ig
111.11.8. Invloed van een (kleine) diegangsverandering
op de dimensieloze krachtcomponenten
114- Hòofdstuk III.
Beschrijving van de experimentele
121
opstelling
11.1.1. Mechanisch gedeelte van de experimentelé
òpstelling
122
111.1.1. De modeltaPk
12211.1.2. De oscillator
122
ILI.1.3. De dyrìamometer
:123
111.1.4. Modellen
. .125
111.2. Elektronisch gedeelte van de experimentee
òpstelling
126
111.2.1. Overzicht
126
111.2.2. Voorbereidirig van het krachtsignaal
126
a) De draaggolf-meetversterker
.. 126
b) De F.A.S. (Filter-Amplifier-Suinmator) ... 127
111.2.3. Meting van de golfrijzing in de tank
130
a) Belang van de golfrneting
130
b) Beschriving van de
pparatuur
c) Voor- en nadelen van de resistieve
golf-meting.
Kalibratie
...
131 132
III.2.4. De trigger
133111.2.5. A.D.C. (Analog to Digital Converter)
133111.3. Registratie en verwerking van de signalen
13111.3.1. Irivoer vän gegevens
135:111.3.2. Registratie van designalen
135
111.3.3. Analyse van het triggersignaal
137111.3.4. Analyse van het golfsignaal
139111.3.5. Analyse van het krachtsjgnaaJ.
140a) Fourieranalyse.
140b) IJkproeven
146c) Proeven met modellen ...
d) Invloed van de veranderiijkheid van de
tijdsduur tusseri twee opnamen
148 151
111.3.6. Bijkomende mogçlijkheden van het
computer-programma ter verwerking van de resultaten
152
- HOOfdSt-Uk V.
Besluit ...199
y
Hoofdstuk IV.
Numerieke en experimentele evaluatie
van de derde-orde-theorie
155
IV.1. Belangrijke aspekten bij het opstéllen van de
numerieke methode
155
IV.1.1. I'et diskretisatiemodel
155
Verdeling van dç punten over het vrije
vloeistofoppervlak en de bodern
155
Verdeling van de punten over de
radiatie-çjlinder
156Aanta.1 punten öp deverchillendé
oppex-viakken
156
Conclusies
157
IV.1.2. Belang van de nauwkeurigheid van de
coëfficiënten P.. en Q
157
3-:
'3
-IV.1.3. N-dmerieke be.paiing van de potentiaafunkties.
160
IV.1.Li. Bepaling van de afgeleiden van dé
potèntiaal-funkties
162IV.j..5. Keuze van dé
traal van de radiatiecilinder
16IV.2. Bespreking van theoretische én experimentele
resultaten
170
IV.2.1. Eerste-orde-grootheden
170
IV2.i.1. Theoretisóhe resultaten
170
Toegevoegdé massa
171Dempingscoëfficiënt
172Krachten op de traagheidsplaat
1ThIV.2.1.2. Experrnentele resultaten
176Toegevoegde massa
176Dempingscoëfficiënt ...177
IV.2.2.
'weéde-orde-grootheden
179IV.2.2.1. Theoretische resuitaten...
179IV.2.2.2. Experimentele Î'esuitaten
182IV.2.3. Derdeorde-grootheden
183IV.2.3.i. Theoretische. resultaten ...183
IV.2.3.2. Expermente1e resultaten
185
1V.3. Vergélijking van de gebruikte werkwijze rriet
andere mogelijke QplOsSingen
186IV.3.1. Berekening van de krachten
.86IV3.2. Beping van de potentiaalfunktie
- 190vi
- Appendix A. Uitdrukking van de afgeleiden naa s en n in funktie van afgeleiden naar
de booglengte L 202
- Appendix B. Theoretisòhe transferfunktìe F.A.S 20
- Appendix C. interpretatie Van de golfhoogteppaen 208
Ö.1. Bepaling van de hydrodynamische
dempings-coëffiôiënt 208
C.2. Bepaiing van de fasehoek 209
-Appridbç D. Analytische uitdrukking van de
potentiaal-funkties 211
Potentiaalfunktie van de eerste örde 211
Potentlaalfunkties van de tweede orde. 218
Appendix E. I-iogere-örde-krachten bekomen met de
methode van Jensen en Pedersen 9I ...227
a' dyn
a0
A. jk A m J kz J J (i) J B kP. Cexperimenteel Vastgestelde wa.rde vor a+a
-dyn
experimenteel vastgesteide waarde voor a+a0
ziè uitdrukking (1:1.2.28)
(mQ,1,2,. .
J
amp1itùd van de. mde harmonische van hét kracht-signaal
hydrodynamische dempitisòoëfficiënt (kg/s)
experimenteel vastgestelde waarde Voor b+b
(m1,2,. .
coëfficiënt voor de sinuscomponent vai de m-de harmonisdhe van et krachtsignaal
zie uitdrukking (11.2.37), met vervanging van door
zie uitdrukking (11.2.55), met vervanging van door
zie uitdrukking (11.2.56), met vervanging van door
zie uitdrukking (11.2.37) zie uitdrukking (11.2.55) zie uitdrukking (11.2.56) zie uitdru.kking (Ii.2.4)
hydrostatische eerste-orde-coëfficiënt
gro e ps s n e The i d
cos(i°)
aantal volledig.e you (bij verwerking van de experimentele data)
(m=1,2,3,L) capaciteiten
vii
LIJST VAN SYMBOLEN.
a toegevoegde massacoëf.ficiënt (kg) (xI,I.I,III)
versterkingsfaktoren
(m;O,1,2,. . .)
coëfficiënt voor de cosinuscomponent van de m-de harmonische. van het krachtsignaal
C.
i
C. j ,kP d d0, d 21(wj ,Wk) -(w..+ + ) 3f k i
dimensieloze Voorste:ding van.
f(w
(nw)
viii.
zie uitdru]çking (II.2.'6.)
aantal opgenomen data per kanaal
"decay factors" in verband met' de invloed van lokale storingen; zie uitdrukkingèn (IV.1.iO-11)
uitwendige dernping
DkL zie uitdrukking (II.2.47)
dimensieloze voorstelling van
dimensielozë voorstelling van
(n=1,2,3)
-(n ) dimensieloze Voorstelling. van F W dimensieloze voorsteiling van
p p
n1L
gedeelte vaì afkomstig van integratieover S
F vertikale kracht
F (n1,2,3)
n-de-orde-kracht (n=O,1,2,...)
harmonische krachtcornponent met frekwentie nw
1Fj
harmonische. component van de eerste-orde-kracht met frekwentie w.-J
wj+k)
harmonische component van de tweede-orde-krachtmet frekwentie
3Fjki
harmonische component va de derde-orde-krachtmet frekwentie .+w- +w
j k
(n1,2,3)
(
n
complexé voorstelling van nF W
F5t
hydrostatische kht
nst
n-1,L,hy:drostatische termen van
F"
- n
(Zw)
(-i1,2,3)
n st
F kracht inwerkend op de stilstaande
taagheids-p plaat
complexe voorstelling van F
p p
F- deel van de kracht afkomstig van integratie van
Sb de drkken over het gemiddelde natte oppervlak
van het. liòhaam
F... deel van de kracht afkomstig van integratie van
Sb de drukken over het gedeelte van het oppervlak
van het lichaam dat afwisselend boyen en onder het vloeistofoppervlak komt
zie uitdrukking (11.2.36), met vervanging Va.n
door*
zie titrucking (11.2.53), met vervanging van
door
zie uitdrukking (11.2.51.1), met vervanging van door
ziéuitdrukking (t1J4.36)
zie uitdrukking (11.2.36)
1
zie uitdrukking (II2.53)
zie uitdrukking (II.2.5L)
J,
zwaartekrachtsversnelling (9.81 mIs2 )
zie paragraaf II.6.3.2b
g C G(P,Q) G0 ( P., Q) h
H2
i (ook j)funktie van Green
niet-singulier gedeelte van G(P,Q)
diepte van, de 'bodem
zie uitdrukking (11.6.63) Zie uitdrukking (11.6.64)
tweede funktie van Hankel van de òrdè y imaginaire eenheid (12=_1),
(m:1,. .
,n)metingen waarbij he-t triggernivéau overschreden wordt
gemodificeerde funktie van Bessel van de eersté
soört Van orde y
(m=1,2,.,. . ,15)
elektrische stroom
iritegraal över Sb van
2
'jki integraal over Sb van
3t
jkJ funktie van Bessel van de eerste soort van orde y
V
-k golfgetai
gemodificeerde funktie. vari Bessel van de tweede soort van orde y
K1.
(iO,1 ; jO,1)
versterkingsfaktor (bij experimentele opstelling) L booglengte gemeten langs
5b
golfiengte
in massa (kg)
m. (i1,2,. ..)
zie uitdrukking (IV.1.2)
n frekwentie in Hz (blj -proefnerningen)
n uitwendige normaal ten opzichte van het lichaam
n uitwendige normaal ten opzichte van de vloeistof
N aantal harmonischen waaruit de dompbeweging is
opgébouwd
N . . (m;1,2,3,T)
m
rangnummer van het laatste diskretisatiepunt
van respekt1evelijkS, SF, SR
SBp druk
PO atmosferjsche drük
gemiddeld aantal metingen per cyclus
Pn aantal metingen van de kortste cyclus
Px aantal metingen van de. langste cyclus
PS totaal aantal metingen van alle voiledige cycli
samen X I V I m
pw -(Zw)
vermogen in een goIfkam per eenheid van lengte
maat voor de d'uk op het dompende lichaam bij-dragend tot
Zu)
xi
maatvoor de druk op de traagheidsplaat vermogen in eèn gblfkam
vermogen op hydrodynamische wijze gedissipeerd door het dompende lichaam
zie uitdrùkking (I1.5.6)
q. coëfficiënteri gebruikt b±j numerieke integratie
van de experimentele data
zie uitdrukkng(II.6.75)
zie uitdrukking (11.5.7)
r straal van de waterlijn
r0 ref erentie-afmetíng
straal y de genbljkkelijke wateriijn
R straal van de rdiatieci1inder
R1
str1 var de opening in de tag]eidspat
R2 buitenste straal van de traagheidspiaat
R
m
e1ektrische weerstanden
(m;1,2,.. . ,17)
afstand tussen twee punten van het
diskretisatie-n.
módél
kromtestraal
raaklijn in een. punt van Sb
doorsriede van met het Oxz-vlak
s doorsnede van S met bet Oxz-viak
s doorsnede van S met hét Oxz-vlak
p
S opperviakte van dê waterlijn vañ bet dornpende
lichaam
nat opperv.lak Van bet lichàam
gemiddeide stand Van het natte opperViak van het dompende lichaam
SB t T T p
T.
V V o Xopperviak van de bodem en andere st.iltaade objekten
vrij vloeistofoppervlak
gemiddeide stand van het vrije vloeistofopper'vlak
s . opperviak van de traagheidspiaat
SR opperviak van de radiatiecilindet
S, Sb
+ 'F SR + SB
t tijd
begintijdstip van de opname van de experimentele
data
eindtijdstip van de opname van de experimentele data
dikte van de traagheidsplaat
diepgang
gemiddelde diepgang van de traagheidsplaat periode
snelheidsvektor
volume van de cárene
ref eretitievolume
, V (x=in,O,I,II,III,IV,1,2) elektrische spanningen
horizontale as van een polair cöördinatenstelsel,
vast in dè ruimtè
.hörizontale as van een polair coördinatenstelsei,
meebewegend met het lichaam
(mO,1,2,.
. . )(dm,dZm) Op
krachtsignaa]. bi,j opname i
<i>
Xt
<i>
X
triggersignaal bij opnáme i
golfsignaal bij opname i.
n-de harmonische van het .krachts:ignaal
afstand van de oorsprong tot de plaáts van de
golf meting
z z
z , z 2
-.k m' .k+m
(i=O,1,2,3,'4.)
coëfficiënten van interpolatieveeltermen voor
.benaderende bepali.ng van en
(iO,1,2,3)
coëfficiënten van interpolatieveeltermen vòor benaderende bepaling van 2f en
furiktie van Bessel van de tweede soort van
ordev
vertikale as van een polair coördinatenstelsel, vast in de ruimte
vertikale as van een polair coördinatenstelsel,
meebewegend met het lichaam
zie uitdrukking (II.3.L3) golfrijzing
golfrijzing veroorzaakt door dompbeweging van
resp kegel, watermassavat en combinatie van
beide
amplitude van de golfr.ijzing
complexe voorstelling van de golfrijzing,
volgens de eerste-orde-theorié (:xk ,m,k+m) amplitude van Z X zie uitdrukking (11.3.35)
X
z. J6.. jk a, dyn C ptot 1Jst ¿p, dyn
hoek tussen de raaklijn aan en de z-as
hoek tussen de raaklijn aan s en de z-as
ruimtehok
Kroriecker-symbool - zie uitdrukking (11.2.14)
derde-orde-bijdrage tot a ()
gedeelte van ¿a afkomstig Van hydrostatisòhe
effekten (;.)
gedeelte Van ¿a afkömstig van hydrodynamische
effektèn (;:)
derde-orde-bijdrage tot b () derde-ord--bijdrage tot ö ()
derde-orde-bi.jdrage tot A ()
derde-orde-bijdrage tot p ()
gedeelte van ¿p afkomstig Van hydrostâtische
effekten ()
gedeelte van ¿p afkomstig 'van hydrodynamische
effekten (;:)
¿o derde-orde-bijdrage tot o ()
(t) vertIkale verplaatsing van het lichaam
harmonische component van de dompbeweging met
J
. frekwentie Wi
jA amplitude van
complexe voorstelling van.(t)
amplitude van c, indien het een harmonische
be-weging betreft
n(W) veeltermbenadering voor Im(2?)
e hoekcoördinaat van een polair coördinatenstelse1
0m (rn1,2,3)
fasehoek van de m-de harmönische van de kracht
(*) ingeval van een zuiver harmonische beweging
(m:1,2,3)
fasehoek van de m-de harmonische van het kracht-signaal
fasehoek van de golfrijzing
e (x;k,m,k+m)
WX
fasehoek van de golfrijzing veroorzaakt door de dompbeweging van resp. kegel, massavat en combi-natie van beide
e fasehoek van de kracht op de traaghéidsiaat
e (xI,II,III)
X
faseverschuivingen veroorzaakt door deelschake-lingen vän de F.A.S.
À
dimensieloze hydrodynamische depicoëfficiënt
À'experimenteel Vastgestelde warde voor ÀX
totale dempingscoëfficiënt viskeuze dêmpingscoëfficiënt.
I.1
dyn
tot
hydrodynamische dempingscoèfficiënt, afgeleid uit de goifmeting
(x=k,m,k+m)
hydrodynamische dempingscoefficient voor resp
kegel, masEavat en combinatie van beide dimensieloze toegevoegde-massacoëfficiënt
experimenteel vastgstelde waarde voor
experimenteel vastgestelde waarde voor
tot xv
dimnensieloZe frekwent.ie
veeltermbenadering voor Re(2)
p densiteit van de Vloéistof (kg/rn3)
dimensieloze hydrostatische eerste-orde=coeffiöient
t
wachttijd(m1,2,3,)
tijdsconstanten
poteit laalfunkt le
potentlaal Van de inVallende golf diffraktiepotentiaal
(1:1,... 6)
n
-(w.)
J
L).+W )
j k
(w+wk+w)
cömplexe voorstelling van de harmonische compo-nent van de derde-orde-potentiaal met frekwentiew. -(w.)
j voor bewegingsamplitude
i(wi+ck) ie uitdrukking (11.2.38)
(wj+wk+w) zie uitdrukking (11.2.57)
x geornetriche faktor - zie uitdruking (II»4.25)
(1)
zie uitdrukking (11.3.33)
zie uitdrukking (II.3.Ll.7)
zie uitdru]çking (II.3.34)
zie uitdrukking (II.3.8) zie Uitdrukking (II.3.9)
zie uitdrukking (11.3.50)
w frekwentie (radis)
(ji,2,..!,N)
frekwentie van een harmonische component van de dompbeweging
wik w.+wk
w.k wj+wk+w2,
punt van het funktiedomein van punt van het funktiedoréin van
zie uitdrukking (II..37) zie uitdrukking (II..38)
zie uitdrukking (IÏ.'i.39) (n=1,2,3)
n-de-orde-potentiaal
complexe voorstelling van de harmonische compo-nent .van de eerste-órde-potentiaal met fre-kwentie w.
complexe voorstelling van de harmonische compo-nent van de tweede-orde-potentiaai met
fre-kwènt:ie w. + w
j k
Indices
toegevoegd complex getal van
B'
B'
amplitude van B
imaginair deel van B
waarde van B, bekomen met de theorie volgens J.Jensen en P.Pedersen 1891
reëel deel van 8
B
HOOFDSTUI< I. SITUERING VAN DE NIET-LINEAIRE STUDIE VAN HET RADIATIEPROBLEEM VQOR EEN DOMPEND AXISYHMETRISCH
LICHMN.
Deze thesis behandelt een theoretische en experimentele studie van de hydrostatische en hydrodynamische krachten waaraan een driedimensionaal axisymmetisch lichaam onderhevig is, wanneer
deze een ge4Wongen vertikale beweging uitvoert in een aanvankeiijk
ka1rn Vloeistofoppervlak. De oscillerende dornpbeweging, die aan het
lichaam wordt opgelegd, wordt beschouwd ais de superpositie van
een aantal harmonische coJnponnten met verschillende frekwentie. Aan de geometrie van het iichaam en de oiflgeving waarin het zich bevindt, worden, buiten de voorwaarde vari de axisymmetrie, geen
verdere eisen gesteld. Bij deze studie wordt'de aandacht in
hoofd-zaak gevestigd op de niet-lineaire aspekten van het probieem.
Deze behandeling van het hierboven geschetste radiatieprobleem kadert in een on4erzoek dat in de Dienst voor Scheepsbouwkunde
van de Rijksuniversiteit Gent onder leiding van prof. ir. V,.
Ferdinande wordt uitgevoerd aangaande de mogelijkheden van energie-winning uit zèegolven door middel van eerì drijvçnd tweedelig sys-teem.
Het lijkt dan ook aangewezen vooreerst een beknopte voorstelling van bet projekt te geven, etì de plaats de de onderhavige studie daarin inneemt, toe te lichten. Vervolgens zal de methode die in de volg.ende hoofdstukkn als oplosing van het beschreven probleem wordt voorgesteld, gesituerd worden in de huidige statid van de
hydrodynamica.
1.1. Het projekt "Energiewinninguit zeegoiven door drijvende
lichamen".
1.1.1. A1g nbedenin veraii4. met energiewinning uit zeegolven.
De studie van de. energiewinning uit zeegoiven werd in de Diens
voor Scheepsbouwkunde toegespitst op bet ontwerp van een
zogenaam-de "point-absorber", d.i. een golfenergieconvertör waarvan zogenaam-de af-ìetingeÏ klein zijn vergeleken met de golfierigte. nergieòpnarne
gebeurt doòr een veid van identieke, op geschikte afstanden van
elkaar gep,iaatste point-absorbers.
De grote voordelen van dit type convertor zijn de eenvoud van con-structie, de gernakkeiijke handelbaarheid en de sprelding van het risico ingeval van beschadiging of Veriles.,. 0m die redenen werd dit type verkozen boyen de zogenaamde "terminator"- en "attenuator"-types, waarvan de afmetingen m.instens van de grootte-orde van de
golfiengte zijn. Bij dé eerste soort, dIe loodreçht staat op de.
voortplantingsrichting van de golven, heeft men daarenboven af te
rekenen met extreem hoge verankeringskrachten ; dit probleem is
kleiner bij bet tweede type, waarvan de langsas parallel met de
voortplanting-srichting loopt.
Binnen de klasse van de point-absorbers werd geopteerd voor een boeisysteem, dat een reiatieve beweging uitvoert ten opziçhte van
een referentlestelsei ; de Systemen die gebruik maken van een
oscillerende waterkolom werden, orn reden van de lagere omzettings-rendeinenten, buiten beschouwing gelaten.
Voor verdere gegevens aangaande de verschiliende principes van
golfenergiecotiversie wordt verwezen naar ö.a.
i,
121,131 en1.1.2.
Beschrijving van bet systeern(ISt
Een principiêie schets van het tweedelige systeem wordt gegeven in figuur 1.1. Het deel (A+B), het dompende vlotersysteem, voert in
zeegolven een relatieve vertikale beweging uitten opzichte van bet deel (C+D), bet referentiesysteem. Via een dempingssysteem E, dat beide delen verbindt, wordt bruikbare golfenergie opgenomen.
3
Het dompende viottersysteem bezit een axisymmetrische geometrie
met veitikale Symmetrieas, en bestaat uit een wt?richte boei A,
star verbonden met een niet-waterdicht watermassavat B. Het
wa-ter binnen en buiten. het vat heeft, dank zij enkele openingen
in de rnnte.l, eenzelfde statische druk. De invloed van de
aan-wezigheid van het massavat op de ströming rond de boei zal
klei-ner zijn naarmate B dieper ondergedompeld is..
Het dornpende viottersysteem kan tot een bepaalde artiplitude
ver-tikaal oscilleren binnen het referentiesysteem, bestaande uit
een ondergedompelde horizontale
tr'aagheidsplaat D, met een
cen-trale- omrande cirkelvormige opening, waardoor het watermassavat
vrij op en neer kan bewegen, en een aantal vertikale waterdihte
kolommen C, star verbonden met de plaat, en bovenaan verbonden
door middel van traversen. Door een geschikte dimensionering van
de traagheidsplat zal de beweging van het referentiesysteem
gering zijn vergeleken me-t deze van het viottersysteem.
Tussen de kolommen en de boei enerzijds, en tussen de vertikale
boord van de centrale opening van de traagheidsplaat enhet
waterrnassavat anderzijds,
ordt de nodige speling gelaten voor
glijvlakken en leibanen, teneinde het dompende vlottersysteern
toe te laten gleid op çn neer te bewegen ten opzichte van het
ref erent le st els e i.
De twee delen moeen onderling gekoppeld worden door een
dempirigs--
systeem E, waaraan de gewonnen golfenergie onttrokken wordt. F
stelt het verankeringssysteern voor, dat de traagheidplaat
et
de zèebodem verbindt.
De geometrie van het viottersysteern vereist Wel enige toelichting.
Door het viottersysteem op een dergelijke wijze samen te stellen,
bekomt men het voordeel dat de natuurlijke periode van de
dompbe-weglng van het systeem veel gemakkelijker aangepast kan worden
aan een gegeven golfenergiespectrum, dan het geval zou zijn bij
een enkelvoudig drijvend lichaam, waarbij voor een optimale
wer-king zeer gr.ote afmetingen vereist zijn. Voor een beperkt gewicht
van het gèheel, bekomt men nu irnmers een veel grotere versnelde
massa, daar de massa van het viottersysteem niet alleen
4
maar ook met de massa Van het water binnen het vat. In 161 wordt
aangetoond dat dit een verhoging van de efficiëntie van
vermogen-opname uit een onregeimatige zee tot gevoig heeft, wegens een
ver-hoging van het rendeent van de ene'gieopnaiie uit goifcomponenten
met, een frekwèntie die verschilt van de natuurlijke dompfrekwentie
van de viotter. Daarenboven wordt het rendement minder benvlöed
door sòhornme1ngen in de uitwendige elasting.
0m identieke redenen bleek uit ruwe, voorlopige berekeningen
dat een kegelvormigè boei waarschijrilijk gunstiger hydrodynamische
karakteriÈtiéken bezit dan de reeds in 181 en
l onderzochte
ci-lindrische vorm. ovendien zal de kans ppschad ingeval van slam-ming nagenoeg onbestaande zijn.
.1.3. ang ya.p. e riet-lirieairé studie van het radiatieprobleem
In 151 werd,voor een eerste, beiiaderende evalUatievan de
verrnogen-opname, gbruik gemaakt van een lineaire theorie. Hierbij Wordt de onregelmatige zee voorgesteld als de som van een aantal hmonische componenten, en wordt voor elke frekentie het geabsorbeerde
yermo-gen apart berekend orn nadien gesommeerd te worden : op die wijze
wordt het probleem teruggebrcht tot de studie van de
energiecon-versie in regelmatige goiven.
Voor elke frekwentie wordt nu, teneinde een uitdrukkïng te bekamen
voor de responsie van het systeem, een evenw.ichtsvergelijking
opgesteld tussen de krachten, voortkomende uit de beweging van de viotter (radiatiekrachten, massatraagheidskrachten,
terugroe-pende kracht en uitwendige dempingskracht) en d. exciterende go1f
krachten (FroudeKryiov- en diffraktiekrachten). Hièrbij wrdt een lineair verband ondersteld tussen de radiatekrachten en de bewging, en tussen de exciterende golfkrachten eti de golfamplitu-de.
Noemt men c(t) de vertikale beweging van het dompende lichaam, dan kunneti de uit deze beweging voortvioiende krachten ais voigt
geschreven woren
waàrbij m = massa van het systeem (kg)
a hydrodynamische (toegevoegde) massa (kg)
b hydrodynamische demping (kg/s)
D uitwendige demping (kgls)
c hydrostatische coëfficiënt (kg/s2)
5
pgS, met s opperviakte van de waterlijn (m2) Voor de bepaling van de coëfficiënten a en b werden modelprpeven
verricht in de tank van de Dienst voor Scheepsbouwkunde ; de
beschik-bare meêtaparatuur bleek daarbij echter niet zeer accuräat te zijn,
en dit voornamelijk bij de lagere frekwenties.
Verder werd bij de berekeningen de waade van de toegevoegde massa van de combinatie kegel-watermassavat vervangen door de som vän de toegevoegdç iassa's van beide samensteliende delen, terwiji de
invloed van de aanwezigheid van het inassavat op de hydrodynamische demping verwaarloosd werd.
Met het oog op een eerste evaluati? van het ontwerp ijn deze
be-naderingen n vereenvoudigingen beslist verantwoord. BÌj een line-aire aanpak wordt echter ondersteld dät de grootteorde van de be-wegi:ngsamp]4tuden klein is ; aangezien deze met het oog op
energie-opname aànzienljke waarden kunnen aannemen, is het duidelijk dat
in een verder stadium van het onderzoek een studie vereist wordt van de invloed van de verwaarloosd,e effekten. Onderhavige thesis
behandelt dan òok een eerste aspekt van deze studie, met name de
niet-lineaire studie van het radiatieprobleem.
Hierbij kan menteilen dat een tweede-ôrde-aanpak van het probleem niet voldoende is. Beschouw daartoe het geval van de gedwongen harmonisché beweging van een kegelvormige viotter in een
aanvanke-lijk.kalm V1oeistofoppervak (fig.I.2) Bij rust bedraagt de straal
op de waterlijn r, de diepgang T ; de halve tophoek van de kegel
wordt a genoemd. De hydrostatische kracht en het gewióht heffen
elkaar op bij rust
1 2 1
32
mg pgY pgr T .- rrpgT tg a (1.1.2)
Legt men het lichaam nu een opwaartse verplaatsing op, dan
F5t
1rpgtg2 [T_r3
6
-iîg
(T2 tg2
C - a tg 2 - tg2a C3)= -pg (SC irr tg +
-±g2 C3)
(1.1.3)Beschouwt men nu de harmonische beweging
(t) = COS wt
dan neemt (1.1.3) na uitwerkirg de voigende vorm aan
1
2.
F5t - Trpgr tg CA
(S + - tg )cos wt
+ itpgr tga
cos 2t
iTpg
tg2
CCOS 3wt
Men bemérkt dat reeds bij de beekening van de hydrostatica van
deze beweging derde-Orde-termen aati bod komen, zodat men kan ver-wachtef-i dat ook bij de hydrodynamica niet-verWaarioosba±e
verschijn-seien van de derde orde zullen optreden. Bovendièn biikt dat he.t
de derdé-orde-krachten .zijn die een bijdrage leyeren tot de eerste harmonische van dekracht, en.. op die manier een invioed uitoefenen op de energieconversie.
Bij het op,steflênvan de
t
orle zaJ men dus slechts termen vnvierde en hogere ordé mogen verwaarlozen. Daar het bovendien ook
wetiselijk is de interak.tie tüssen de verscheidene sathent-eiiende
delen van de viotter na ç gaa.n, mögen r qua geometrie geen eisen
worden opge.legd aan de iidhaiflen, op de voorwaarde van de
axisymme.-trie na. Ook is het wenselijk, met het oôg op de studie van de
in-vioed van de traagheidsplaat, dat. de geothetrie van de omgevi.ng
vrij gekozeni rg worden .
Aangezien rèn gèmnteresseerd is in energieopname uit een
onregel-matige zée, zal men zieh niet mogen beperken tot de studie vafl
de zuiver haDmonische :beweging. De theorie zal dn ook worden
samenge-stelde beweging.
Ter onde±'steuning van de theoretische resultten wérd het wenselijk geachtmodelproeven uit te voeren. De proefopstelling, waarover de Dienst voor Scheepsbouwkunde beschikt voor de bepaling van de krachten iWeÌkend op harnonisçh òsçillerende viotters, diende
echter .wei enige aanpassingen te ondergaan. Vooreerst werden enige
wijzigingen aangebracht aan het mechanische gedeelte teneinde mö-dellen met grote diepgang (zoals een massavat) op éen betrouwbare wijze té kunnen beproeven. Verder kon de analoge opnam-apparatuur, dank zij de beschikbaarheid van een A.D.C. en een i4croöpmputer
met
pppaauur, vervangen worden door digitale systemen.
Ten-siotté werd de proefstand aangevuld met een golfmeter, waardoor
het mogeiijk werd de demping op hydrödyaiuische wijze te verifiëren, en eventuele viskeue invloeden na té gaan.
1.2. Overzicht van de hydrodynamica van lichamen in golven.
8
De behandelde stUdie kan onêrgebracht worden in de richting van
de hydrodynamica die de krachten en bewegirigen bestudeert waaraan
drijvende of ondergedornpelde lichamen onderworpen worden onder
in-vloed van een regelmatig öf onregel-matig golfsysteem.
in de volgende paragraf en zal vooreerst een historisch overzicht
gegeven worden, van de ontwikkelirig van deze tak van de wetenschap.
Daarbij zullen termen als "scheepshydrodynarnica" en 'thydrodynarnica
van de scheepsbewegingent' veelvuldig gebruikt worden, wat niet
verworiderlijk is ais men bedenkt dat tot voor enkele decennia
sche-pen de enige aan golfkrachten onderhevi.ge lichamen waren.
Verder zal de plaats, die bet in dit werk gestelde probleem en de
voorgéstelde theoretische oplossing in bet geschetste kader innemen,
be sproken worden.
1.2.1. Historisch overzicht van de vroegste Qntwikkeiingen (181 ,1101)
Hoewel het fenomeen van de scheepsbewegingen in viak water en in
goiven reeds in de achttiende eeuw de aandacht genoot van enkele
universeel-wetenschappelijk ingestelde geleerden zoals
Euler,
Bouguer en Daniel Bernoulli, wordt algemeen erkend dat de
grond-slagen van, dit aspekt van de hydrodynamica werden gelegd in
1.861,met de publikatie van William Froude's paper ttQ
the Rolling of
Shipst9. Zijn werk werd voortgezet door zijn zoon, R.E. .Froude,
en werd in
1896-1898door Krylòv uitgebreid tôt zes vrijheidsgraden.
Froude en Krylov gingen uit van dezelfde hypothesé
zij benaderen
de werkelijke drukken op de scheepsromp door de overeenkomstige
drukken in de ongestoorde inkomende golf
;zij verwaarloosden
zo-doende de storing die het aanwezige lichaam in het drukpatroon
te-weegbrengt. Deze zogeheten Fröude-Kr,lov-.hypothese is van zeer
groot belang geweest voor de verdere ontwikkeling van de
scheeps-hydrodynamica, eri heeft deze wetenschap tot ca.
1950volledig
ge-domine erd.
Kort na de tweede wereldoorlog heeft de studie van de hydrodynamica
onder invloed van verscheidene faktoren een zodanige impuls gekregen,
dat .in korte tijd grote vooruitgang werd geboekt. Een eerste faktor
die daarin een rol heeft gespeeld was de toepássing van de
spectrum-9
analyse op het geval van zeegoiven (St. Denis en Pierson, 1953),
waardoor het verantwoord werd het geval van een regelmatige,
sinusoidale golf te bestuderen. Andere stimulerende faktòren waren. ongetwijfeld de opkomst van rekenautomaten, waardoor voòrheen on-. praktische berekeningsrnethoden nieuwe perspektieven kregen, en de
uitbreiding van hët tòepassingsgebied : nieuwe constructiemethodes
en scheepstypes, en de opkómst van de offshore-industrie Vereisten
wetenschappelijk gefundeerde berekeningsrnethoden.
1.2.2. Lineairepotentiaaitheöríe
Gezien de complexiteit van het probleem dringen verscheidene
vereenvoudigingen zich op. Vooreerst wordt ondersteld dat de
vloei-'stôf een ideale vloeistof is, vrij van viskositeit. Voor een
der-glijke vioe!stof kan men bewijzen (zie o.a. 11,I12I) dat de
dir-culatie
r,
die wordt gedefinieerd alsr
= u dx. (1.2.1)J 3- 3.
C
aarbij C een geloten cofltour in de vloeistof is, die de beweging
van de vloeistof volgt; de booglengte is;
u1 de tangentile sniheid langs C i;
constant is. Dit houdt in dat in een vloeistof die aanvankeiijk
in rust verkeert, geen rotatie veroorzaakt kan worden (irrotationele
vloeis-tof), wat fysisch verklaard kan worden door de afwezigheid van schuifspanningen.
De hypothese van de irrotationele vloejstof m'aakt het invôeren
van een snelheidsotentiaal rnogelijk, wat aanzienlijke praktische voordelen oplevert, daar de beweging van de vloeistof nu beschreven
kan worden met behulp van een skalaire funktie in plaats van een
vektorfunktie. Er geldt immers
V (1.2.2)
waarbij de snelheidsvektor, en de potentiaalfunktie in een punt van de vioeistof voorstellen.
Aangezien de vergelijking van. Bernoulli
10
metp =druk
p0 = atmosferische drük
z vertikale coördinaat (naar boyen gericht) p densiteit van de vloeistof
t tijd
g = zwaartekrachtversnelling
het verband legt tussen de drukverdeling en de potentiaa]funktie,
kan het probleem. van de hydrodynamische krachten herleid worden tot
de bepaling van de potentiaalfunktie. Men besçhikt daarvoor over
de vergelijking van Laplace,
= o (I.2.L1)
de de wet van het behoud van de massa (continuìteitsvergelijking)
weergeeft voor het geval van sen onsarnendrukbare, irrotationele
vloeistof, en over een aantal randvoorwaarden
- op het vrije vloeistofoppervlak geldt
dat de
v1oestofpari-culen de beweging van de golf rnoeten volgen (kinematische
voor-waarde), en dat de druk gelijk is aan de atmosferische druk
(dynamische voorwaarde)
- op vaste oppervlakken (by. .bodem) moet de normale component van
de snelheid nul zijn ()
- op de bewegende opperviakken moeten de noriliale componenten )an de sneiheid van de vloeistof en deze van het opperviak gelijk ziin ().
Verder wordt de vloeistof onderstéld vrij te zijn van opperviaktespannhng.
Een tweede reeks onderstellingen is gebaseerd op het aannemen van
het principe van de lineaire superpositie.
In de eerste plaats kan daardoor de studie beperkt 'worden tot de
bepaling van de responsie in ei g_golven. Eeti onregelmatige
zeegang kan immers in harmonische componenten opgesplitst worden, en de aangenomen ljneariteit laat toe de responsies op alle
compo-tienten te sommèren.
Een lineaire aanpak van het probleem impliceert echter de verwaar-lozing van alle niet-lineaire termen in de berekening van de drukken
(zie vergelijking (1.2.3) van Bernoulli) en in de randvoorwaarden
In het tweede hoofdstuk zal immers blijken dat de vergeiijking op het vrijé opperviak niet alleen nietlineaire termen bevat, doch
(*) Bj een viskeuze vloe±stof wordt dit ook vereist vòôr de tauigentiële component.
bovendien ook moet toegepast worden op een oppervlak dat niet a'
priori gekend is. Dit laatste geidt ook voor de randv.00rwaarde op
het oppervlak van het beschouwde lichaam, die nochtans op zichzeif
lineair is. Men kan de positie Van deze opperviakken benaderen
door een Taylorreeksontwikkeling orn de gemiddelde stand
; hierdoor
zullen echter niet-lineaire termen ontstaan die opnieuw
verwaar-ioosd moeten worden teneinde het superpositiebeginsel te kunnen
toe-passen. Deze werkwijze komt hierop fleer, dat de gelineariseerde
randvoorwaarden worden vóldaan op de gemiddelde positie vari de
bes chouwde opperviakken.
Door deze vereenvoudigingen wordt irnpliciet aangenornen dat de
invallende golf, en bijgeVolg ook de responsie,
ein_
arnplituden bezitten, aangezien dezelfde vergelijkingen worden
be-komen indien men zich baseert op een perturbatietheorie en enkel
de termen van de eerste orde behoudt. Algemeen genomen vertrekt
men voor de oplossing van een randvoorwaardenprobleem met behuip
van een perturbatietheorie (zie o.a.
ll3I,IlI)
van een gekende
partióuliere oplossing (bijvoorbeeld de triviale oplossing van de
potentiaal bij rust) en kiest men vervolgens een dimensieloze
para-'meter
,die het fysische probleem karakteriseert én zodanig
gekó-zen is dat de oplossing gelijk wordt aan de gekende particuliere
oplossing als c tot nul nadert. De funkties die in de
randvoor-waarden voorkomen, worden nu in machtreeksen van e ontwikkeld, en
iÏ
die vorm in de vergelijkingen gesubstitueerd, waarna de
groot-heden per macht van
gegroepeerd worden. Men bekomt aldus een
reeks van randvoorwaardenproblemen
de coëfficiënten van
(n
1,2,...) leyeren de geevens voor de n-de-orde-theorie.
Wanneer men zich beperkt tot de eerste orde, dan zullen de
resul-taten slechts met de werkelijkheid overeenstemmen als
zeer klein
wordt.
Net aldus geschetste probleem wordt vervolgens rneestal in twee
deeipröblemen opgesplitst. De kracht, die op een lichaam in golven
aangrijpt, kan immers beschouwd worden als de som van de
12
Voor de berekening van de excitatiekracht wordt het lichaam
vast-gehoiiden in de inkomende golf. Door de aanwezigheid van het ichaam
wordt de golf gestoord, zodat er een hydrodynanisch drikvel
ont-.s±aa : men spreekt van diffraktie van de invallendê golf.
De bepaling van de reaktiekracht vereist de opios sing van het
zo-genamde radiatieprobleem, waarbij het lichaam onderworpen wordt
aan een edwongen harmonische oscillatie orn zijn evenwichtsstand
in een oorspronkelik kahn vloeistofoppervlak.
De potentiaalfunktie wordt aldus als voigt opgesphitst
6
+ +
ti
(1.2.5)
i=1
waarbij de potentiaal van de invallende golf de diffraktiepotentiaal, en
de radiatiepotentiaal voorstelt voor de bewegings-mödus i.
De potentiaalfunkte vn de aankomende, ongestoorde infinites.-'
male golf kan gevonden worden in o.a.
1131, liii, IiI,
15!.In de laatste drie werken worden de potentia.ler overeenkomstig
an-dere golftheorieën evéneens uitvoerig beheld.
De diffrakie- en taditiepotentialen zijri de opossingen van de vergelijking van Laplace, die voldoen aan een aantal randvoorwaar-den die hoofdzakelijk van het Neumann-type zijn (dat wil zeggen dat de normale afgeleide van de gezochte funktie gegeven is op de grensoppervlakken 1161). Het probleem wordt een gemengd Neumann
-of ook nog een Keivin-Neumann-probleem genoemd.
Het verschil tussen de twee problemen betreft de randvöorwaarde op he-t opperviak van het bewegende hichaam.Bij het radiatiepro-bleem wordt de normale afgeleide van de pçtentiaal opgelegd door
de gedwongen beweging, terwiji de randvoorwaarde voor de diffraktia-\ poten-tiaal voortvloeit uit de fysische betekenis van het diffraktie-probleem : het hichaarn wordt vastgehouden in de golf, zodat
+
7)/fl
O (I. 26)13
Overigens voldoen beide types van potentialen aan dezelfde
randvoor-waarden op het vrije vloeistofoppervi.ak en op de bodem, en moeten
ze beide op grote afstand van het lichaam voidoen aan eetizelfde
radiatievoórwaárde, die uitdrukt dat de door diffraktie
respektie-velijk radi,atie ontstane golven progressieve golfsystemen vorrnen.
Daar: de randvoorwaarde (1.2.6) voor
moeilijker te behandelen is
dan deze van de radiatiépröblemen, werden middelen gezocht orn
het diffraktieprobleem te ornzeilen. Met behuip van door }iaskind
1171 opgestelde betrekkingen, werden de exciterende golfkrachten
door Newman 1181 in verband gebracht met de hydrodynamische
reaktie-kraòhten. De amplitude van de exciterende kracht kan, o.a. in het
geval van axisymmetrische lichamen, berekend worden indien de
hydro-dynamische dempingscoëfficiënt gekend is, maar over de
faseverschui-ving kunnen geen gegevens verstrekt worden (161,1101). Voor
drijven-de lichamen waarvan drijven-de dimensies klein zijn vergeleken met drijven-de
golfiengte, kan een zogenaamde TTlange_golf_approximatie
toeepast
worden
:hierbij wordt een uniforme verdeling van de snelheden over
het oppervlak van het beschouwde lichaarn ondersteld. De resultaten
van deze werkwijze suggereren dat een "hypothese van relatieve
be-weging" tot dezelfde uitdrukkingen leidt 1131. Deze methode werd
door Ferdinande 161 verder uitgewerkt door de attenuatie van de
golfeffekten 'met de diepte'onder het vloeistofoppervlak in rekening
te brengen.
In andere gevall,en moet men echter zijn toevlucht zoeken in dè
oplossing vari het hierboven geschetste Kelvin-Neurnann-probleern.
Tal vn werkwijzen werden voorgesteld, die in grote lijnen
onder-gebracht kutinen worden in vier klassen (1191,1201).
Bij e'en eerste groep van methoden worden binnen het beschouwde
lichaarn een aantal singulariteiten op zodanige wijze aangebracht,
dat
an de randvoorwaarde op het lichaam völdaan is. Deze methode
is de oudste, en werd voor het eerst toegepast door Ursell 1211
voor het tweedimensionale geval van een dompende,
halfondergedom-pelde horizontale cilinder met cirkelvormige sektie.Daartoe werd
de cilinder vervangen door een bron en een reeks multipolen in
C.Re [bron
+m:1
(1.2.7)
Op een analoge wijze behandelde Havelock 1221 het driedimensionale
probleem van de dompende hemisfeer
; Grim
1231benaderde de
poten-tiaalvoor cilinders met andere sekties (ellipsen, Lewis-vormen)
door de som van een beperkt aantal partikuliere oplossingen.
Uitgaànde van de (exaôte) opiossing van Urseli kon
door toepassing
van een conforme transformatie
w
a
+
_(2n+1)]
(1.2.8)
het radiatieprobleem opgeiost worden voor tweedimensionale lichamen
met sekties van diverse vormen. Tasai 1241 berekende op die manier
de hydrodynamische krachten voor eiliptische cilinde±s en
Lewis-vormen (waarbij de reeks in uitdiukking (1.2.8) wördt afgebroken
nade tweede term)
; Pörter
1251beschouwde ook andere vormen.
De Jong
1261gebruikte een methode van Smith 1271 ter bepaling
van de coëffjcjën-ten van de conforme transformatie voor een
wille-keurige vorm van de sektie. Een geiijkaardige werkwijze werd gevolgd
door Landweber en Macagno 1281
De Jong 1291 breidde de methode
verder uit tot het geval van twe
paralielie identieke ciliiders
(catamaran).
Het belgrijkste nadeel van deze methöde is de beperking die an
de geometrie vari de ciinder wordt opgelegd
een conforme afbeeiding
op een cirkel is slechts mogelijk indien de sektie de waterlijn
iood'echt doorsnijdt, en de raakiiji op de vertikale symmetrie-as
horizontaal verloopt
Daarenboven is de transforrnatie tijdrovend
ingeval van arbitraire vormen.
BÌj een tweede reeks methoden wordt het lichaain vervangen door
een reeks Duiserende bronnen en doubletten o_1_9pervlak van
het lichaam (zie o.a.
I131,l15I,1301,131D.
De potentiaal van deze
individuele singulariteiteri voidoet aan alle randvoorwaarden,
uit-gezonderd aan .deze op het oppervlak van het lichaarn
;de sterkte
van de singulariteiten moet zodanig gekozen worden dat ook aan
deze laatste voorwaarde voldaan wordt.
m
e
De waarde van de potentiaalfunktie in een punt Q indien zich in Peen bron met eenheidssterkte bevindt., wordt. gegeven door een Greense funktie:
G(P,Q) = + G0 (P,Q) (1.2.9)
waarbij de afstand tussen P en Q voorselt.
(Notà : deze uitdrukking geldt voor het driedimensionale geval.
Wanneér het een twee.dimensionaal probleem betreft, moet 1I/L
ver-varigen worden door in /).
Uitdrukkingen voor G(P,Q) werden voorgesteld door John
(1321,1331)
in de vorm vaneen oneindige reeks, en door Wehausen en Laitone
I1I
in integraalvorm (zie oak 311 voor meer gedetailleerdetheoretische ontwikkelingen van de twee- en riedirnensionale
ge-vallen).
Daar de gezochte potentiaa1funkte en de potentiaalfunktes G
van debronnen Voldoen aan de vergelijking van Laplace, en aan de radiatievoorwaarde en de randvoorwaarden op het vrije opperviak en op de boden, bekomt men door toepassing van het theorema van
Green
y (P)
=
JJ
[G(P,Q)
-- (Q) - (Q) (P,Q)]dS(1.2.10)
Sbwaarbij y = O indien P buiten de vloeistof ugt ;,
y 2ir indien P een punt van het grensopperViak is. ;
y ir indien P binnen de vloeistof ugt.
Sb telt het natte opperviak van het lichaa.m voor.
De gezochte potentiaal in een punt binnen. de vloeistof wordt nu ,gelijkgesteid aan de potentiaal veroorzaakt door een verdeling vari bronnen over het opperviak Sb
-
JJ
f(Q) G(P,Q)dS . (1.2.11)
S.b
met f(Q) de sterkte van de singulariteit in het punt Q van Uit (1.2.11) voigt, na uitwerking, een integraalvergéiijking
van Fredhoim van de tweede soort
15
- f(P) +
._. J
16
waarbij het rechterlid gegeven wordt door de randvoorwaarde öp Sb.
Deze methode wordt dan ook. de interaalverelijkings- of
Greense-funkt je-methode genoernd.
Newman
(I3I,I35I,I36I)
wist de oplossing van de int?graalverge-lijking (1.2.12) te omzeilen met behulp van een "thin shipapproxi-mation". Hij beschouwt de gekoppelde domp en stampbeweging van
een schip, waarbij de berekeningen doorgevoerd worden met twee
perturbatieparameters : de bewegingen en de
breedte-lengte-verhau-ding. Daardoor kunnen de integralen (I.. 2.12) analytisch berekend worden.
Gelijkaardige berekeningen werden uitgevoerd door MacCamy voor
het tweedimensionale geval van een "shallow draft cylinder"
(1371,1381) ; Kim breidde diens werk uit tot drie dimensies door
het geval van öscillerende ellipsvormige horizontale schijven
391 eri ellpsoîden °l in het vrije opperviak tç beschouwèn.
Wanneer men de methode echter wil toepassen op lichamen met een
arbitraire vorm, dan is men genoodzaakt zijn toevlucht te nernen
tot numerieke benaderingsmethoden. Het opperviak Sb wordt verdeeld
in een aantal (N) diskrete elementen Sb, waarover de potentiaal
constant wordt ondersteld. Deintegraal in (1.2.12) wordt dan
be-naderd door een eindige som ; stelt men een dergelijke vergelijking
op voor elk element tSb, dan bekomt men een lineair stelsel van N
vergelijkingen met N onbekendn ; de opiossing ervan geeft de
sterkte Van de singulariteitei in de disjcretisatiepuntefl, zodat
met behuip van uitdrukking (1.2.11) de potentiaal berekend kan worden. De numerieke oplossing v.n het prOblem werd voor hét
eerst bewerkstelligd door FraÑk (Ttclose-fitt'-methöde : 1411, 142.1)
voor tweedimensionale gevallen, en door Garrison (l3 I ,
I4l
,I5l)
voor toepassingen in drie dimênsis.
Een meer algemene en direkte methode werd geînroduceerd door
Potash 1841. Hierbij wordt het theorema van Green toegepast op de
Greense funktie G en de gezoc1ite otentiaalfùnktie, wt aanleiding
geeft tot een niet-homogene iiitegraalvergelijking van Fredholm
van de tweede soort, met de potentiaalfunktie zeif als onbekende
funktie (integraalvergeliking van Helmholtz). Black 1461 en
Fenton
k71
gebruikten de méthode voor de berekening van debehandelden daarenboven het radiatieprobleem.
Eén van de nadelen van deze methode is bet optreden van ogenaamde
!'irregularfre9uencies" waarvoor de determinant van de
coëffici-entenmatrix van hogervermeld stelsel gelijk nul wordt. Het
voor-komen van deze onregelmatighederi is niet van fysische aard, maar
is buter te wijten aanhet wiskundige model.. Door het opperviak van bet lichaam te vervangen dbor singùlariteitén ontstaat ook binnen het opperî1ak een hydroynaniisch drukveld; de "onregeirna-tige frekwenties" komen overeen met de frekwenties waarbij de
in-wendige vboeistof in resonanti.e komt en een staand golfsys.teem veroorzaakt. 'Dit verschljnsel werd voor bet eerst onderkend door John 1331.
Verscheidene methoden orn het optreden van deze onregelmatige
frekwenties te omzeilen, werden voorgesteid. P. Wood bracht ook op de inwendige Ñaterlijn singulariteiten aan, en beschouwde dat oppervlak als onbeweeglijk door middel vn een randvoorwaarde.
Deze werkwijze werd theoretisch verantwoord door Ohmatsu
I9I.
En gelijkaardige methode werd1 voorgesteld door Ursell SOI, die
een brondistributie op het oppervlak van bet lichaam aanvult met een aantal multipolen binnen dat opperviak. Andere alternatieven
worden gegeven doör 'Kobus (151,1, zie ook. 1521) en Ohmatsu 1531. Alle methodén hebben echter ee'n. gemeenschappelijke filosofie controle van de beweging van de "inwendige Vloeistof".
Len ander nadeel van de Greense-funkt.ie-methode betreft de
nurne-rieke bepaling van de waarde van deze funkties zelf. Len analytische
uitdrukking is slechts mogelij:k in de vor'm van een oneindige reeks
of van (oneigenlijke) integralen ; bovendien bezit de funktie
singulariteiten. Het is dan ok logisch dat er verscheidene
metho-den wermetho-den voorgesteld orn de funkties met een minimun aan
computer-tijd voldoende nauwkeurig te benaderen (Hearn Newman
1551).
Een methode die een aparte plaats inneemt binnen de
integraal-vergelijkingsmethoden, is deze van, Yeung 1561, die de Greense
bronfunkties vervangen heeft door de potentiaalfunkties voor
bronnen in een. onbegrensd fluidum (ilk). Daar deze funkties aan
geen der randvoorwaarden voldqen, komen in de integraalvergelijking
(1.2.12)
nu niet enkel integralen voor over het opperviak van hetlichaam, maar ook over de. andre begrenzingsviakken. Bij een
18
diskret:izatie moëten dan ook deze andere v,lakken in elementen
opgedeeld worden. Het is bijgevolg noodzakelijk over eèn
radiatie-voorwaarde te beschikken, die geldig is op een eindige afstand
tot de oorsprong ;
Yeung maakte hier'voor gebruik van deze
ontwik-keld door Bai
I 57I.
Deze werkwijze heeft het voordee]. dat de nuinerieke moeilijkheden
bu
de berekening van de Greense funkties vervallen ;
bovendien
is niet alleen de geometrie van ht. lichaam, maar ook deze van
de omgeving (bodem, eventuele stilstaande obstakels), willekeurig.
En nadeel is echter de grotere omvang van het op te lossen stelsel.
Kritis
(181,191,1581)
paste Yeung's methode toe voor de berekening
van de krachten die inwerken op dörpende axisymmetr.ische licharnen.
De grensoppervlakken werden in axisyrn.nietrische eleÏntaire
opper-viakken verdeeld. De opperviakte-integralen, de door deze
diskre-tisatietechniek in de coëfficiëntèn en bekende termen van de
li-neaire vergelijkingen ontstonden, werden op een deels analytische,
deelsnumerieke manier benaderd.
Een derde klasse van methoden rnaakt gebruik van eindige elementen.
Een min of meer gedetailleerde beschrijving vindt men o.m. in
151,1301,1311,1591; krt
samengevat verloopt de redenering als
voigt.
Het doein van de vioeistof wordt ingedeeld in "eindige elementen",
subdomeinen die elkaar niet over].appen en die bepaalde "knopen"
op of binnen hun randen hébben. De. funktiewaarde van de gevaagde
potentiaal zal slechts bepaald worden in de rposterpunten ;
ornde potentiaal in andere punten van het element te berekenen,
wor-den zogenaamde "interpolatefunkties" (gewichtsfunkties) ingevoerd.
De potentiaal moet voldoen aan de vergeiijking (I.2»4) van Laplace
in het domein c, en aan een aantal randvoorwaarden die önder de
volgende vorm geschreven kunnen worden
+ + ß O
op S
(.2.13)
Beschouw nu de funktionaal
n =JJ
. v2 dc2 + + B)dS
(I.2.1.i)
19
Mén kan bewijzen 1601 dat aan de v.ergelijking van Laplace en aan de randvoorwaarden voldoet indien 11 stationair is voor de funktie .
Men stelt daarom de voorwaarde
O , i 1, ...,N (1.2.15)
waarbij de waarde voor in knoop i, en N bet totaal aantal
knopen voorstelt. Op die manier bekomt men een stelsel van N
li-neaire vergelijkingen met N onbekenden.
Het nadeel van deze methode bestaat erin, dat de potentiaalfunktie berekend wordt in een groot aantal punten, verspreid over het do-mein van de vloeistof, terwiji men meestal slechts geinteresseerd
is in de potentiaalverdeling op het lichaam, en eventueel op het vrije vloeistofoppervlak. .Hetstelsel, kan daardoor, vooral bij
een grote bodemdiepte, aanzienlijke afmetingen aanneinen. De matrix
van het stelsel bezit bij de eindige-elementenmethode echter een
beperkte bandbreedte-, terwijl deze van de singulariteitenmethoden volledig "vol" is.
Bij gebruik van een eindige-elernenten-methode duikt dezelfde rnoei-lijkheid op di,e reeds vermeld werd bij de beschrijving van Yeung's singulariteitenmethode in een vloeistof waarvan het domein zich
in horizontale richting oneindig ver uitstrekt, moet een geschikte formulering voor de radiatievoorwaarde gevonden worden. Tussen de methoden, die hiertoè gebruikt worden, kn men verscheidene groepen
onderscheiden (zie o.a.
151,1301 ,1611).
Een eerste methode maakt gebruik van een formulering voor de
radi-atievoorwaarde op eindige afstand tot de oorsprong. Deze methode
werd uitgewerkt door Bai
(1571,1601).
Tot een tweede groep behoren de zogenaamde "hybride elementen-methoden". Het vloeistofdomein wordt ingedeeld in een "inwendig"
domein in de omgeving vá.n het lichaam, en een "uitwendig" domen,
dat zich oneindig ver uitstrekt. Een eindige-elementen-methode wordt aangewend voor de oplossing van het inwendige probleem, terwiji de potentiaal van het uitwendige gebied geformuleerd kan
worden als een analytische reeks (Bai èn Yeung
1601;
Chen en ?1e11621;
Zienkiewicz, Kelly en Bettess1631),
of door middel van een singulariteitenverdeling over bet grensopperviak tussen de twee domeinen (Zienkiewicz et al1631).
De oplossingen voor de twee20
deèlgebieden bevatten nog een aantal onbekenden, die gevonden kunnen
worden door gelijkstelling van de oplossingen op bet grensoppervlak
("matching").
Een laatste werkwijze impliceert het gebruik van zogenaamde
"on-eindige elementen", met een aangepaste, expönentleel afnernende
in-terpolatiefunktie (Bettess
I64l
,1651).
De auteur waagt het niet een overzicht te geven van
e specifieke
radiatie- en diffraktieproblemen die rnè.t een eindige-elementenmethode
werden opgelost.. Algemeen kan gesteld worden dat de meest diverse
twee- en drie-dimensionale geometrische omstai-idighederi behandeld
kunnen worden, maar dat daarvoor wel een kractige computer vereist
is.
Een vierde en laatste.groep werkwijzen biedt een opiossing voor de
radiatie- en diffraktieproblernen in zeer specifieke, eenvoudige
geometrische omstandigheden, voornamelijk vertikale cilinders met
een cirkelvormige of elliptische doorsnede.
I-let domeih van de vloeistof wördt ingedeeld in verscheidene
subdo-meinen
; voor het geval van een drijvende ciliider met straal a
bijvoorbeeld, hèschouwt men een "inwendig" (r < a) en een "uitwendig"
(r > a) domein. Voor elk deelgebied zoekt men partikuliere
óplossin-gen Van de vergelijkirig Van Laplace, die aan de randvöorwaarden
voldoen
;dit kan gebeuren door bet principe van de scheiding van
de veranderlijken toe te passen. De potentiaalfunktie kan in de
verschillende subdomeinen geschreven worden als een
reeksontwikke-ling van deze
igenfunkties
;de coëfficiënten worden gevonden door
"matching" van de oplossingen opde grenzen van de subdömemnen.
De aanpassing van de deelóplossingeri 'geeft aanieiding tot een
inte-graalvergelijking, die op verscheidene manieren aangepak-t kan
wòr-del-i (methode van Galerkin, variationele methode van Schwinger).
De methode werd ondermeer tÖegepast door Miles en Gilbert
I 66Garrett 1671, Black, Mel en Bray
1681,Kokkinowrachos eti Wilckens
1691, Calisal en Sabuncu(1201,1701), voor de berekening van
radiatie-of diffraktiekrachten op axisyrnmetrische vertikale cilinders met
constante of trapsgewijs verlopende diameter. Chen en Mei 1711
be-handelden de diffraktiekrachten op een vertikale cilinder met
21
tussen verscheidene vertikale cilinders.
Het grote voordeel van deze methoden bestaat erin, datde computer
bijzonder weinig werk te verrichten krijgt, maar daartegenover staat
dat het voorafgaande theoretische werk des te groter.is. Bovendien
is de oplossingswijze gebonden aan één bepaalde geometrie.
1.2.3. Niet-lineaire theorieën Hydrostatische krachten
Daar de wetten van de hydrostatica reeds veel langer doorgrond z:ijn
dan deze van de hydrodynamica, is het niet verwonderlijk dat de
studie van de niet-lineaire termen in de hydrostatische
(terugroe-pende) krachten en hun invloed op de bewegingen van drijvende
li-chamen, en in het bijzonder van.schepen, reeds geruim t:ijd aan de
gang was op het ôgenblik dat de lineaire hydrodynamische theorieën
nog in volle ontwikkeling waren,
Een van de oudste voorbeelden is de stabiliteitskromme van een schip,
die de veanderlijkheid van het térugroepende koppel met de dwars-scheepse helling weergeeft. Dedaaruit volgende niet-lineariteit
van de rolbeweging, en de invloed van de rolarnplitude o de
natuur-lijke frekwentie werd o.m. behandeld door Blagoveshchensky
3L
Een ander voorbeeld is de niet-lineaire interaktîe tussen de domp-. en de stampbeweging van schepen, die gedeeltelijk van hydrostatische aard is (Paulling en Rosenberg
I7I).
-Cok in recentere publikaties worden van de niet-lineaire effekten
soms alleen de hydrostatische termen beschouwd, zoals Sommèr 751,
die eveneens de domp- en stampbeweg-ing vn schepen bestudeert.
Dit is verantwoord wànneer verwacht wordt dat de hydrodynamische krachten klein zijn vergeleken met de hydrostatische (bijvoorbeeld
bij lage frekwenties), of wanneer de beschikbare middelen ontoei'ei-kend zíjn orn een hydrodynamische studie door te voeren.
Hydrodynamische krachten
Zoals vermeld in paragraaf 1.2.2., werden heel wat vereenvoudigingen ondersteld cm een lineaire aanpak van het.probleem mogélijk te
22
- de randvoorwaarden werden beschouwd op de gemiddelde, en nietop de ogenblikkelijke positie van het vrije vloeistofoppervlak en
het natte opperviak van bet lichaam ;
- de niet-lineaire termen in de randvoorwaarden werden. verwaarloosd
- bij de berekening van de drukken werd geen rekening gehouden
met de niet-lineaire termen in de vergelijking van Bernoulli ;
- de krachten werden bekomen door integratie van de drukken over
het gemiddelde, en niet over het ogenblikkelijke natte opperviak. Wanneer men nu in de exacte vergçlijkingen slechts de terrnen van
een orde hoger dan n verwaarloost, dan bekomt men een theorie van de n-de orde. Uit een literatuurstudie is gebleken dat er tot op
heden nog geen enkele theorie voor de oplossiti van radiatie- of
diffraktieproblemen ontwikkeld werd die verder gaat dan de tweede
orde.
Zoals zal blijken in Hoofdstuk II, geeft een opsplitsing van de
potentiaalfunk-tie in termen van de eerste en de tweede orde, naast
bet randvoorwaardenprobleem voor de eerste-orde-potentiaal,
aaniei-ding tot een gelijkaardig probleem voor de tweede-orde-potentiaal. Voor de bepalin van de niet-homogene termen vati de ratidvoprwaaden
voor deze laatste moet het verloop van de lineaire potentiaal
ech-ter gekend zijn.
Het is dan ook logisch dat de eerste volwaardige potentiaaltheorieën
van de tweede. orde slechts op het einde der zestiger' jaren
voorge-steld werden. Voorheen werden er echter wel werkwijzen ontwikkeld
ter behandeling van zekere deelaspekten van het tweede-orde-probleern, met behuip van de resultaten van linea.ire theorieën. Zo stelden
Goodman en Sargent 1761 een perturbatietheorie op orn bet effekt
na te gaan van een kleine verandering van de geometrie van een
lichaam öp de elementen van de hydrödynamische
toegevoegde-rnassa-tensor. Men beschouwt nu als wijziging aan de geometrie de
verande-ring van he.t natte opperviak dat het ]Jchaam ondervindt bij een dompbeweging. De kracht te wijten. aan deze verandering kan dan toegeschreven worden aan de wijziging van de toegevoegde massa.
Er wordt aangetoond dat deze perturbatie aanieiding geeft tot een
niet-lineaire term, evenredig met het kwadraat van de sneiheid,
met als evenredigheidscoëfficiënt de afgeleide van de toegevoegde