• Nie Znaleziono Wyników

Simulatiemodel huisvesting hoger onderwijs

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Simulatiemodel huisvesting hoger onderwijs"

Copied!
44
0
0

Pełen tekst

(1)
(2)

SiDlulatieDlodel

Huisvesting

Hoger Onderwijs

(3)

SiDlulatieDlodel

Huisvesting

Hoger Onderwijs

Het simuleren van de financiële effecten van

strategische investeringsbeslissingen voor de

huisvesting van Hoger-Onderwijsinstellingen

Beschrijving computermodel aan de hand van een case

TNO Bouw

Afdeling Beleidsstudies, kwaliteitszorg en Regelgeving Ing. K.R. Dekker

Technische Universiteit Delft Faculteit der Bouwkunde

Vakgroep Bouwmanagement & Vastgoedbeheer Ir. R.G.P. van Langen

(4)

Uitgegeven door: Delftse Universitaire Pers Stevingsweg 1

2628 CN Delft

Telefoon: 015-2783254 Faxnummer: 015-2781661

In gezamenlijke opdracht van: TNO Bouw

Afdeling Beleidsstudies, Kwaliteitszorg en Regelgeving Lange Kleijweg 5

2288 GH Rijswijk

Telefoon: 015-2842164 Faxnummer: 015-2843995

Vakgroep Bouwmanagement & Vastgoedbeheer Technische Universiteit Delft

Faculteit der Bouwkunde Berlageweg 1 2628 CR Delft Telefoon: 015-2784159 Faxnummer: 015-2783171 ,

.

./

'

CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG Dekker, K.H.

Langen, H.G.P. van

Simulatiemodel Huisvesting Hoger Onderwijs: Het simuleren van de fmanciële effecten van strategische investeringsbeslissingen voor de huisvesting van Hoger-Onderwijsinstellingen / K.H. Dekker en H.G.P. van Langen. - Delft: Delftse Universitaire Pers. 111.

-Zonder lit. opg. ISBN 90-407-1217-4 NUGI 655

Trefw.: facility management / huisvesting / fmancieel beheerinstrument / onderwijs Copyright 1995 by Delft University Press, The Netherlands

(5)

Voorwoord

De Hogeschool Gelderland, de Hogeschool Nijmegen en de HEAO Arnhem hebben zich vanaf maart 1992 op bestuursniveau verenigd in de Stichting Gelderse Hogescholen. Deze

instellingen zijn thans in een veertigtal gebouwen gehuisvest, verspreid over diverse

uiteenliggende lokaties. Naar aanleiding van de omkering kapitaaldienstfmanciering-systematiek

(o.k.f) en de verregaande ontwikkelingen binnen de stichting heeft de Stichting Gelderse

Hogescholen haar huisvestingsbeleidsplan opgesteld, wat een beschrijving geeft van de

toekomstige huisvestingsbehoefte. Besloten is de vastgoedvoorraad te concentreren op twee

unilokaties, waarbij voor het merendeel van de huisvestingsbehoefte nieuwbouw gerealiseerd dient te worden en een gedeelte van de bestaande huisvesting moet worden aangepakt. De omvang, het tempo en de fasering van deze grootscheepse huisvestingsoperatie wordt echter bepaald door de fmanciële mogelijkheden. Het simuleren van de financiële effecten van de te nemen investeringsbeslissingen voor de huisvesting is dan ook strikt noodzakelijk.

Wanneer men zoals bij Hoger-Onderwijsinstellingen te maken heeft met meerdere

opdrachtgevers (faculteiten, sectoren e.d.) en meerdere vastgoedobjecten (complexen) is het

simuleren van de fmanciële consequenties, ten gevolge van de investeringen in het vastgoed,

niet eenvoudig. Men heeft te maken met een zeer ingewikkelde situatie, daar niet alleen de

diverse investerings- en onderhoudsprojecten elkaar beïnvloeden, maar ook de geldstromen van

en naar de opdrachtgevers verschillend zijn. De complexiteit voor de planning van de diverse

projecten is dan namelijk mede afhankelijk van het vermogen van de verschillende opdrachtgevers en de fmanciële speelruimte om te kunnen investeren. Doordat de

opdrachtgevers gebruik maken van meerdere complexen, soms samen met anderen, ontstaat een

dusdanig ingewikkelde situatie dat niet meer volstaan kan worden met een traditioneel fmancieel rekenmodel. Vandaar dat door de Stichting Gelderse Hogescholen in 1994 opdracht is verleend

aan LIAG Architecten te Den Haag en KD/Consultants te Voorburg voor het ontwikkelen van:

a) een budgetteringsmethode voor de onderwijsgebouwen die onder de stichting ressorteren.

Deze methode is op basis van een programma van eisen methodiek door LIAG

ontwikkeld;

b) een gebruiksduurkostenmodel (als zijnde een simulatiemodel) in de vorm van een

computerprogramma. Dit model is als 'maatwerkmodel' door KD/Consultants (dhr. K.H.

Dekker) ontwikkeld ten behoeve van het gebruik door de stichting.

Het ontwikkelde en op 'maat' gemaakte computerprogramma is vrijwel operationeel bij de

Stichting Gelderse Hogescholen. Dhr. K.H. Dekker, die sinds april 1995 werkzaam is bij TNO

Bouw, zal de ontwikkelde kennis medegebruiken om de problematiek van

huisvestingsbeslissingen bij complexe organisaties systematisch aan te pakken. TNO Bouw zal

dan ook de komende periode verder werken aan de ontwikkeling van integrale

afwegingsmodellen. Daarbij zullen gebruiksduurkostenmodellen vervaardigd worden voor het

vastgoed van onder andere universiteiten en grote organisaties die zijn opgebouwd uit meerdere,

al dan niet zelfstandige, instituten. Tot slot dient opgemerkt te worden dat het auteursrechtelijke

eigendom van het in deze brochure beschreven en als zodanig gebruikte computermodel behoort tot de Stichting Gelderse Hogescholen.

(6)

Inhoudsopgave

Inleiding ... ... .... ... ... ... ... . 1

Beschrijving van het probleem ... ... ... .... ... ... 2

Een opdrachtgever, één bouwproject ... . . .. ... 2

Een opdrachtgever, meerdere bouwprojecten .. ... .. ... ... ... .. 3

Meerdere opdrachtgevers, meerdere bouwprojecten ... ... . . . 4

Probleemstelling ... ... .. ... ... ... .. .. 5

Opzet van het simulatiemodel .... . . .. . . ... 6

Geldstromen binnen het simulatiemodel .. .. ... ... ... .. ... 8

Inbreng van de gebouwen ... ... ... ... ... 8

Exploitatie van de gebouwen ... . . . ... ... ... ... ... 8

Verkoop van de gebouwen ... ... ... ... 9

Nieuwbouwprojecten en aankoop van vastgoed ... ... .... 10

Financieringsbehoefte .. ... .. ... .. ... ... ... ... .. 10

Invoeren van gegevens . . . .. . . ... 11

Invoer parameters ... .... ... .... ... ... ... ... . 11

Invoer gegevens studenten ... ... . . . .. . . 12

Invoer nieuwe projecten .. . . .. 13

Invoer bestaande gebouwen .. ... ... ... .. ... .. 14

Simulatie Exploitatie Projecten ... .. .. ... .... .. ... .. ... .... . 16

Simulatie Rekening Courant Instellingen ... ... ... ... 20

Aflossingscomponenten .. . . .. 21

Afschrijvingstechniek .. .. ... ... ... .. ... ... ... . 22

Simulatie Financiering Projecten ... ... ... ... ... 23

Simulatie Totale Financiering .... ... ... ... .. ... .. 26

Menubesturing ... .. .... ... .. ... ... ... .. ... ... . 29

Resultaten .. .... ... .. .. .... .. .. ... .. ... ... ... ... ... 30

Optimalisatie ... ... ... .. . . 30

Stroomschema ... ... ... .. . . .... .. 31

Rekening courant per instelling ... ... ... ... .... ... .. 31

Bijlagen ... ... ... ... . . .. ... ... ... . 32

A. Gebruikte begrippen bij de exploitatiekosten ... ... . . .. ... 32

(7)

Inleiding

De verzelfstandiging van het Hoger Onderwijs door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschappen heeft voor de onderwijsinstellingen uiteenlopende consequenties. De universiteiten en hogescholen kunnen de bedrijfsvoering autonoom uitvoeren, maar dan wel binnen de mogelijkheden van de jaarlijkse normatieve vergoedingen (lump-sum fmanciering) en de voorhanden zijnde subsidies. De verzelfstandiging stimuleert de instellingen risico's zoveel mogelijk zelf te analyseren, waarbij efficiency-verbetering een grotere prioriteit heeft gekregen. De verruimde mogelijkheden binnen de bedrijfsvoering hebben ook gevolgen voor de

huisvesting. De door de decentralisatie ontstane kansen en bedreigingen leiden veelal tot een intensivering van het huidige huisvestingsbeleid. Daarnaast introduceert de decentralisatie een nieuw fenomeen binnen de besturen van de Hoger-Onderwijsinstellingen, namelijk het opstellen van een lange termijn vastgoedbeleid, met daarbij de bewerkstelliging van een flexibel en courant gebouwen bestand zonder ruimtelijke overschotten. Hierdoor zijn de argumenten voor:

de locatiekeuze, de financieringswijze van investeringsprojecten, de beoordeling en waardering van de huisvesting en natuurlijk ook de interne bedrijfsvoering in een ander daglicht komen te staan. Er wordt dan ook een grote druk gelegd op het doelmatig aan- en verkopen,

voorbereiden, realiseren en exploiteren van vastgoed. Er zal nu niet alleen afgevraagd moeten worden hoe met het vastgoed als gebruiksobject om te gaan, maar ook als zijnde een

beleggingsobject.

De strategische beslissingen op bestandsniveau dienen zoveel mogelijk te worden genomen op basis van de te verwachten (netto contante) baten en lasten, met daarbij het rendement van de individuele investeringen in ogenschouw genomen. Hierbij gaat het echter niet alleen om de fmanciële consequenties van een investering, maar dient het vastgoed ook bijvoorbeeld te worden bezien:

vanuit de beeldverwachtingen en het functioneren van de onderwijsorganisaties (denk hierbij aan de motivatie van het personeel en studenten, de bedrijfsstagnatie, etc.); • als zijnde een middel in de concurrentiestrijd (public relation-waarde) ;

uit oogpunt van de directe gebruikswaarde voor het primaire proces, gelet op de onderwijskundige en organisatorische uitgangspunten (profilering en positionering); in het kader van een vergroting van het voedingsgebied en dergelijke.

Bovengenoemde factoren dienen op enig moment in de besluitvormingsprocedure kenbaar gemaakt te worden, omdat zonder deze gegevens een gedegen financiële analyse niet mogelijk is. De hogescholen en universiteiten kunnen zich de investeringsprojecten dan ook niet zomaar permitteren. Vandaar dat een effectief huisvestingsbeleid optimaal moet zijn toegesneden op de kwantitatieve en kwalitatieve behoeften vanuit de primaire organisatie. Op basis hiervan kunnen de integrale huisvestingskosten geminimaliseerd worden, zodat er (eventueel) meer fmanciële bestedingsruimte overblijft voor het onderwijs enlof onderzoek, de benodigde leermiddelen en het personeel. Aangezien de huisvestingslasten bij de Hoger-Onderwijsinstellingen variëren tussen de 25% á 35% van de totale bedrijfslasten, is een fundamentele herijking van een onderwijsorganisatie in zowel organisatorisch als fmancieel opzicht strikt noodzakelijk. Door de meer overheidsonafhankelijke financiering van investeringsprojecten hebben de instellingen niet alleen meer keuze in de financieringswijze, maar lopen ook meer financiële risico' s. Het Simulatiemodel Huisvesting Hoger Onderwijs brengt deze risico's nauwkeurig in beeld, zodat het huisvestingsbeleid hierop effectief kan worden afgestemd.

(8)

Beschrijving van het probleem

Wanneer een Hoger-Onderwijsinstelling de intentie heeft op lange termijn geld te investeren in gebouwen, terreinen enlof infrastructuur, is het voor de bestedingen van dit geld noodzakelijk een adequaat verdeelrnodel te hanteren. Het doel hiervan is niet alleen continu te weten hoeveel geld op een bepaald moment is gemvesteerd of gemvesteerd kan worden, maar vooral om inzichtelijk te maken hoe de investeringen elkaar in de loop der tijd bemvloeden. Een belangrijk aspect binnen het verdeelrnodel is dat de (huisvestings)projecten die in een later stadium zijn gepland ook daadwerkelijk worden gerealiseerd, en wel met eenzelfde investerings- en kwaliteitsniveau als de projecten die volgens het huisvestingsplan het eerst zullen worden gerealiseerd of aangepakt. Naast dit hebben de Hoger-Onderwijsinstellingen ook te maken met de volgende problemen, te weten:

• • • •

de (huisvestings)projecten bestaan uit meerdere deelprojecten, die op hun beurt weer uit meerdere kostenposten zijn opgebouwd;

een onderwijsinstelling kan bestaan uit een aantal van elkaar verschillende hogescholen, faculteiten of sectoren (kostendragers);

de huisvestingskosten moeten worden toegerekend naar de diverse 'kostendragers', die elkaar daarbij ook nog eens bemvloeden;

pe.tijksQijdr.ag voor de 'investeri en wordt verkregen

in de vorm van een jaarlijks niet constant blijvende vergoeding per functioneel netto te"meter.

De bovenstaande problemen moeten fmancieel gezien in onderlinge relatie met elkaar zichtbaar gemaakt en opgelost worden. Dit dient te geschieden met behulp van een eenvoudig en toegankelijk fmancieel beheerinstrum~nt, waarvan de noodzaak met een aantal voorbeelden gemotiveerd en aangetoond zal worden. De argumentatie wordt hierbij aan de hand van de volgende drie uitgangssituaties opgebouwd, te weten:

1. een organisatie met één opdrachtgever en één bouwproject;

2. een organisatie met één opdrachtgever en meerdere bouwprojecten, waarbij elk bouwproject een eigen planning heeft;

3 . een organisatie met meerdere opdrachtgevers en meerdere bouwprojecten, waarbij elk bouwproject een eigen planning heeft.

Een opdrachtgever, één bouwproject

In deze situatie (zie figuur 1) is het noodzakelijk dat bij de voorbereiding en realisatie van een vastgoedobject wordt beschikt over de volgende financiële instrumenten, te weten:

• een begrotingssysteem ter bepaling van het investerings- en bouwkostenbudget; , • een rekenmodel voor het kunnen simuleren van de financiële exploitatie-stromen over de

gehele functionele levensduur, met inachtname van de volgende parameters: de basisparameters (termijn, rente, inflatie, prijsstijgingen, etc.); het ruimtelijke programma van eisen (m2);

het vereiste kwaliteitsniveau (j/m2);

de fasering van het bouwproject (planning).

Op basis van deze gegevens kan worden beslist wanneer, met' welk 'programma en welk kwaliteitsniveau kan worden gebouwd. Voor het formuleren c.q. modelleren van deze

(9)

kwantitatieve en kwalitatieve prestatievraag kunnen verschillende consultants en adviesbureaus geraadpleegd worden.

Figuur 1 Organisatie met één opdrachtgever en één bouwproject

Een opdrachtgever, meerdere bouwprojecten

-In dit geval is de situatie al ingewikkelder, zeker indien de projecten elkaar onderling beïnvloeden (zie figuur 2). De planning is voor elk bouwproject verschillend en voorkomen moet worden dat er te weinig budget overblijft voor de in de toekomst te realiseren projecten. In

deze situatie worden hogere eisen gesteld aan het fmancieel instrumentarium, te weten: • de berekening voor het bepalen van de investerings- en bouwkosten budgetten is

complexer, vooral wanneer de bouwprojecten elkaar beiilvloeden. Er is wat dit betreft voor de verdeling van de budgetten over de (meerdere van aard) verschillende bouwprojecten een heldere systematiek nodig;

• er is nu voor elk bouwproject, voor de simulatie van de financiële exploitatie-stromen over de gehele functionele levensduur, een apart rekenmodel nodig met daarbij ook weer de inachtname van de volgende parameters:

de basisparameters (rente, inflatie, prijsstijgingen, etc.); het ruimtelijke programma van eisen (m2);

het vereiste kwaliteitsniveau (f/m2);

de fasering van het bouwproject (planning).

De resultaten van de afzonderlijke berekeningen voor de projecten moeten aan de hand van een interactief model met elkaar in samenhang worden gebracht. Voor de bestaande traditionele rekenmodellen is dit echter een moeilijke opgave.

(10)

Meerdere opdrachtgevers, meerdere bouwprojecten

In het geval van meerdere opdrachtgevers en meerdere bouwprojecten is de uitgangssituatie nog veel complexer (zie figuur 3). Naast het feit dat niet alleen de projecten elkaar beïnvloeden, zijn ook de financiële stromen van en naar de opdrachtgevers verschillend. De complexiteit voor de planning van de verschillende huisvestings- en bouwprojecten is nu mede afhankelijk van het vermogen van de diverse opdrachtgevers en de verschillen in financiële speelruimte om te kunnen investeren. Daar de opdrachtgevers gebruik maken van meerdere gebouwen, waarbij soms ook sprake is van medegebruik, ontstaat een dusdanig ingewikkelde situatie dat niet meer volstaan kan worden in een traditioneel financieel rekenmodel.

(11)

Probleemstelling

De geldstromen van en naar de opdrachtgevers en financiers moeten in principe voor de functionele levensduur van een gebouw gesimuleerd kunnen worden. Daarna kan pas beslist worden voor welke opdrachtgevers, met welke programma's van eisen, volgens welke tijdschema's, met welke kwaliteitsniveaus en welke huisvestings-of bouwprojecten gerealiseerd kunnen worden. Dit schetst de noodzaak voor een uitgebreid instrumentarium, waarin ten minste op al de volgende vragen antwoord moet kunnen worden gegeven:

wat zijn de reële taakstellende budgetten per bouwproject (vastgoedobject), nu en in de toekomst?

hoe kan voor bijvoorbeeld de komende 30 jaar een haalbare huisvestingsplanning worden opgesteld, die daarbij eenvoudig na elke investering of tussentijdse parameterverandering geactualiseerd kan worden?

hoe kan op een duidelijke wijze inzicht worden verkregen in de financiering van het totale vastgoedbestand?

hoe kan inzicht worden verkregen in de fmanciële situatie per faculteit of sector en hoe kunnen deze inzichten gehandhaafd blijven?

op welke wijze kan het instrumentarium worden ingezet als liquiditeitsbeheerinstrument? Uitgangspunt voor de ontwikkeling van een simulatiemodel is de vormgeving van een rekening

-courantsysteem per faculteit en wel met een dusdanige flexibiliteit, dat het systeem later ook dienst kan doen als rekening courant-model voor de sectoren (samenvoeging van faculteiten) of voor de onderwijsinstelling als geheel. Om dit op een eenvoudige en flexibele wijze te realiseren dient een interactief rekenmodel ontwikkeld te worden waarbij alle relevante geldstromen over de gehele voorbereidings-, realisatie-en gebruiksperiode gesimuleerd en bewaakt kunnen worden.

(12)

Opzet van het simulatiemodel

Het Simulatiemodel Huisvesting Hoger Onderwijs simuleert per betrokken onderwijsinstelling de totale exploitatie van de bestaande (en geplande) vastgoedobjecten. Hiertoe is het fmancieel simulatiemodel opgesplitst in een aantal bestanden en submodellen, waarbij elk submodel een eigen functie toebedeeld heeft gekregen. De verschillende bestanden en submodellen zijn weergegeven in figuur 4.

Figuur 4 Eenvoudig schema simulatiemodel

Hieronder wordt in hoofdlijnen de inhoud c.q. werking van elk submodel en bestand omschreven. In de hoofdstukken die in deze brochure zullen volgen, zal gedetailleerder op de verschillende submodellen en bestanden worden ingegaan.

Het bestand Algemene Invoer voorziet de submodellen van invoergegevens. Om de grote stroom van invoergegevens te structureren, is het bestand Algemene Invoer in een viertal hoofdgroepen opgesplitst, namelijk: de parameters, de studentenaantallen, de bestaande gebouwen en nieuwe (huisvestingslbouw) projecten.

Met het submodel Simulatie Exploitatie Projecten wordt zowel de exploitatie van het bestaande gebouwenbestand als de geplande huisvestings- en bouwprojecten gesimuleerd. Hierbij betreft het zowel de eigen gebouwenvoorraad als het terrein, de infrastructuur, de centrale les- en studentfaciliteiten (bibliotheek, sportcentrum, mensa, etc.) en andere centrale voorzieningen (dienstengebouw, facilitair bedrijf, informatiecentrum, etc.). Bij de Simulatie Exploitatie Projecten worden de inkomsten uit de huurbetalingen gerelateerd aan de kapitaallasten (investeringen), de kosten van onderhoud, schoonmaak en dergelijke.

Het submodel Simulatie Rekening Courant Instellingen simuleert op basis van de inkomsten en uitgaven de rekening courant per instelling. Het bepaalt dus in feite de liquiditeits- en

vermogenspositie van de verschillende faculteiten en sectoren. Onder de inkomsten van deze instellingen ressorteren de rijksvergoedingen, de inbreng van gebouwen in de Stichting Huisvesting en de verkoopopbrengst van de eigen gebouwen. De uitgaven bestaan

voornamelijk uit de huurbetalingen aan de Stichting Huisvesting en de te betalen overnamesom ten behoeve van de economische overdracht van het vastgoed (HBO-instellingen). De te betalen

(13)

- - -

-huurbedragen worden in het submodel Simulatie Exploitatie Projecten berekend en van hieruit ook overgenomen. Uiteindelijk worden de fmanciële tekorten of overschotten verrekend met de

Interne Bank.

In het submodel Simulatie Financiering Projecten wordt de geldbehoefte van de Stichting

Huisvesting gesimuleerd. Hierbij wordt het kapitaal om de 'investeringen in' en de 'exploitatie

van' de individuele gebouwen te kunnen fmancieren bepaald en als lening verschaft. De Interne Bank ontvangt over deze lening rente en aflossing van de Stichting Huisvesting.

Met het submodel Simulatie Totale Financiering wordt de vermogens- en liquiditeitspositie

(externe vermogensbehoefte) van de Interne Bank gesimuleerd. De interne bank kan bij een

externe vermogens behoef te bij een gemeente of bank leningen afsluiten, die vervolgens afgelost zullen moeten worden.

Het bestand Resultaten wordt zowel cijfermatig als in grafische vorm gepresenteerd. Met dit

bestand is het voor de optimalisatie van de fmanciële resultaten mogelijk alle sub modellen aan te sturen. Dit geschiedt door in de volgende invoer-onderdelen variaties aan te brengen, te weten:

de parameters (per parameter of verandering van scenario);

de planning (tijdstip aanvang bouw, aankoop of afstoting van gebouwen, etc.); de behoefte per gebouw aan vierkante meters bruto vloeroppervlak;

(14)

Geldstromen binnen het simulatiemodel

Ter verduidelijking van de samenhang tussen de verschillende submodellen, zullen de belangrijkste geldstromen in het (totale) simulatiemodel worden toegelicht. Deze geldstromen kunnen worden onderverdeeld in vijf items, namelijk:

1) de lump-sum bedragen volgens de regeling 'omkering kapitaaldienstfinanciering' (o.kJ.) of 'integrale verantwoordelijkheid huisvesting' (Lv.h.) en de inbreng van gebouwen; 2) de exploitatie van gebouwen;

3) de verkoop van gebouwen;

4) de voorfmanciering van nieuwbouwprojecten en aankoop van terreinen; 5) de behoefte aan (externe) fmanciering.

De toelichting van de voornoemde geldstromen geschiedt aan de hand van enkele schematische weergaven. Als basisopzet voor de weergaven fungeert het schema van het simulatiemodel (figuur 4), maar nu zullen in de schema' s per item de geldstromen aan de hand van pijlen worden weergeven.

Inbreng van de gebouwen

In het start jaar van het simulatiemodel worden de gebouwen bij de Stichting Huisvesting ondergebracht. Er vindt een verrekening met de gemeente plaats op basis van de o.k.f.-waarde van de gebouwen. Het Rijk ontvangt de betalingen van de (H.B.O.-) instellingen (zie figuur 5, pijll). Omdat de gebouwen bij de Stichting Huisvesting zijn ingebracht, krijgen de instellingen (faculteiten, sectoren, e.d.) een kapitaallastenvergoeding ter grootte van de te betalen o.k.f.-deelnamesom (zie pijl 2). Deze betalingen worden gefmancierd aan de hand van het submodel

'Simulatie Financiering Projecten' (zie pijl 3). Vervolgens vindt er een herfinanciering plaats bij een bank of gemeente (zie pijl 4 en 5).

Figuur 5 Geldstromen bij de inbreng van gebouwen

Exploitatie van de gebouwen

De onderwijsinstellingen krijgen met betrekking tot de huisvestingszaken twee vergoedingen van het Rijk (zie figuur 6, pijl 1), namelijk:

1) een exploitatievergoeding voor het beheer (waaronder klein onderhoud) en gebruik van de gebouwen;

(15)

2) een kapitaallastenvergoeding voor de investeringen in gebouwen (nieuwbouw, aankoop, renovatie, groot onderhoud, up-grading, herbestemming, etc.). Deze vergoedingen worden ook wel de o.k.f.- of i.v.h.-gelden genoemd.

De instellingen (faculteiten, sectoren) huren de gebouwen van de Stichting Huisvesting, waardoor er een huurafdracht plaatsvindt (zie pijl 2). De Stichting Huisvesting verzorgt het operationeel beheer van de gebouwen en maakt dus kosten voor klein onderhoud, schoonmaak en dergelijke (zie pijl 3). Verder betaald de Stichting Huisvesting de leningen af die door de Interne Bank zijn verstrekt. Onder deze leningen behoort bijvoorbeeld ook de lening, welke verstrekt is bij de fmanciering van de gebouwen die van het Rijk (o.k.f.-operatie) zijn overgenomen (zie pijl 4). Tenslotte betaalt de Interne Bank rente en aflossing aan de externe fmanciers ingeval er leningen bij hen zijn afgesloten (zie pijl 5).

Figuur 6 Geldstromen bij het exploiteren van gebouwen

Verkoop van de gebouwen

De Stichting Huisvesting onvangt bij de verkoop van gebouwen een bepaald geldbedrag (zie figuur 7, pijll). In de huurbedragen is een afschrijvingscomponent opgenomen, zodat de gebouwen bij verkoop zijn afgeschreven. Omdat de gebruikers gedurende de exploitatieperiode huur moeten betalen, wordt de verkoopopbrengst van het gebouw aan de betreffende instelling (faculteit) overgemaakt (zie pijl 2).

(16)

_.-'-'-'

....

~

Nieuwbouwprojecten en aankoop van vastgoed

De kosten voor de aankoop of nieuwbouw van vastgoedobjecten worden betaald door de Stichting Huisvesting (zie figuur 8, pijl I). Deze kosten worden gefinancierd door de Interne Bank, wat geschiedt in het submodel 'Simulatie Financiering Projecten' (zie pijl 2). De Interne Bank moet op haar beurt externe fmanciële middelen aantrekken, waarmee de Stichting

Huisvesting de nieuwbouw of koop kan financieren (zie pijl 3 en 4). Na ingebruikname van de

gebouwen ontvangt de Stichting Huisvesting van de instellingen een huurbetaling en moeten de leningen worden terugbetaald. Hiervoor kan weer worden verwezen naar figuur 6, waarin de geldstromen bij exploitatie van de gebouwen zijn weergegeven.

Figuur 8 Geldstromen bij de nieuwbouw en aankoop van gebouwen

Financieringsbehoefte

De geldstromen met betrekking tot de totale fmanciering zijn reeds gedeeltelijk in de voorgaande items toegelicht. Zo zullen de tekorten bij de financiering van projecten (zie figuur 9, pijl I) indien nodig extern worden ge(her)fmancierd (zie pijl 2). Daarnaast worden ook de tekorten van de instellingen op de rekening courant door de Interne Bank gefinancierd (zie pijl 3).

(17)

Invoeren van gegevens

Voor elke hoofdgroep binnen het bestand 'Algemene Invoer' is een aparte file aangemaakt. Een file is een computerbestand, waarin gegevens kunnen worden opgeslagen en bewerkt. In totaal zijn er binnen het bestand vier hoofgroepen c.q. 'invoerfiles', te weten:

1) invoer parameters.

In deze file kunnen de belangrijkste parameters worden ingevoerd, waarbij gedacht moet worden aan bijvoorbeeld de rente, de inflatie, stijgingen van de bouwkosten, stijgingen van de energieprijzen e.d.;

2) invoer gegevens studenten.

Hierbij moeten de studentenaantallen per instelling (faculteit) worden ingevoerd, waarbij een splitsing is gemaakt in voltijd, deeltijd en onderwijsvragende studenten;

3) invoer nieuwe projecten.

In de invoer nieuwe projecten worden, voor de bepaling van onder andere de exploitatielasten, de gegevens van de geplande c.q. toekomstige huisvestings- en bouwprojecten ingevoerd. Hierbij gaat het om projecten als het renoveren,

herontwikkelen, up-graden, verbouwen, etc. van bestaande gebouwen en om het kopen, aan- of nieuwbouwen van onroerend goed;

4) invoer bestaande gebouwen.

De invoer van de gegevens met betrekking tot de bestaande gebouwen worden niet alleen gebruikt voor de bepaling van de bestaande exploitatielasten, maar ook voor de

inschatting van de te verwachten opbrengsten bij verkoop. In dit bestand wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds de gebouwen die in portefeuille zullen worden gehouden en anderzijds de gebouwen die zullen worden afgestoten.

De benodigde gegevens uit de invoerfiles worden automatisch opgehaald door de verschillende submodellen binnen het (totale) simulatiemodel.

Invoer parameters

De belangrijkste parameters zijn in figuur 10 weergegeven. De ingevulde waarden zijn indicatief en kunnen volledig naar eigen inzicht worden ingevoerd. Voor het eenvoudig doorrekenen van varianten zijn in de me 'invoer parameters' een drietal scenario's opgenomen, te weten een trend-scenario, een postief en een negatief scenario. In het trend-scenario (zie cijfer 1) wordt de lijn der ontwikkelingen uit het verleden doorgetrokken naar de toekomst. Een positief scenario (zie cijfer 2) geeft in dat kader de meest gunstige ontwikkeling weer, terwijl daarentegen een negatief scenario (zie cijfer 3) de meest ongunstige ontwikkeling laat zien. Wordt in het bestand bij het vakje 'keuze' het cijfer één, twee of drie ingevoerd, dan wordt in de kolom 'keuze' het betreffende scenario automatisch ingevuld. Aan de hand van dit scenario wordt vervolgens het

(18)

PARAMETERS SCENARIO'S

Keuze Trend Positief Negatief

1 1 2 3

Rente extern (rekenrente) 6,45% 6,45% 6,00% 7.00%

Rente credit 6,45% 6,45% 5,50% 6,50%

Rente debet 645% 645% 650% 7,50%

inflatie 3,00% 3,00% 3,00% 3,00%

Bouwkostenstijging reeel 1,00% 1,00% 0,50% 1,50% Onderhoudskosten stijging reeel 1,00% 1,00% 1,00% 1,00% Toename onderhoud per jaar 1,00% 1,00% 1,00% 1,00% Beheerkosten stij~inJ( reeel 1,00% 1,00% 1,00% 1,00% Energie prijsstijging reeel 1,00% 1,00% 0,00% 5,00% Vergoeding exploitatie totaal 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% Vergoeding exploitatie na omslag 0,00% 0,00% 0,00% 0,00%

Jaren tot omslag 5 jaar 5 jaar 5 jaar 5 jaar

Periode berekening 35 jaar 35 jaar 35 jaar 35 jaar Aflossingsperiode lening 30 jaar 30 jaar 30 jaar 30 jaar Gemiddelde afschrijvingsperiode 37 jaar 37 jaar 37 jaar 37 jaar

Casco 20% 80 jaar 80 jaar 80 jaar 80jaar

Schil 30% 40 jaar 40jaar 40 jaar 40 jaar

lPasisinstallatie 20% 20 jaar 20 jaar 20 jaar 20 jaar

i\nbouw 30% 15 jaar 15 jaar 15 jaar 15 jaar

Il\enovatiejaar 25 jaar 25 jaar 25 jaar 25 jaar

start jaar voor berekeninJ(en 1994 1994 1994 1994

Figuur 10 Voorbeeld invoerbestand parameters

Invoer gegevens studenten

In de me 'invoer gegevens studenten' worden de aantallen onderwijsvragende, vol-en deeltijd studenten apart en per instelling ingevoerd. In figuur 10 is een invoerblok voor het aantal voltijd studenten weergegeven. Naast de studentenaantallen kunnen ook enkele andere gegevens in het bestand worden ingevoerd, zoals: de ruimtebehoefte per instelling volgens de

Ruimtebehoeftemodel voor het H.B.O. (RUMHBO) en het Wetenschappelijk Onderwijs Ruimtebehoeftemodel (WORM), de kapitaallastenvergoeding (o.kJ.-of i.v.h.-gelden) per vierkante meter functioneel netto (vloer)oppervlak en de exploitatievergoeding per

onderwijsvragende student. Verder kunnen in het bestand hulpberekeningen worden uitgevoerd op basis van de ingevoerde waarden. Zo wordt bijvoorbeeld de verkregen exploitatievergoeding (lump-sum) van het ministerie van OC&W voor elke instelling afzonderlijk bepaald.

AANTAL STUDENTEN VOLTUD

Nr. Naam instelling 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1995 1996 1997

Figuur 11 Invoerbestand gegevens (voltijd) studenten

(19)

Voor de bepaling van een verdeelsleutel betreffende de afschrijving van collectieve gebouwen

(bibliotheken, sportcentra, centrale lesgebouwen, etc.) en voorzieningen is ook een invoer in

het bestand aanwezig, waarbij tevens per project c.q. gebouw kan worden aangegeven hoe deze

verdeelsleutel is opgebouwd. Zo is de bepaling van de vastgoedwaarden in relatie tot de

afschrijvingen per individuele instelling (faculteit) op zich goed mogelijk, doch bij de afschrijving van collectieve gebouwen en dergelijke is het erg gecompliceerd een heldere verdeelsleutel te formuleren. Dit vindt zijn oorsprong in het feit dat de verdeelsleutels voor de grond, de infrastructuur en de gemeenschappelijke gebouwen allen verschillend zijn en per jaar aanzienlijk kunnen variëren. Daardoor is het volgens de conventionele methoden niet mogelijk een goede definitie te geven voor de waardebepaling van een gebouw in een bepaald jaar,

waarbij het tevens gerelateerd kan worden aan een bepaalde instelling. Vandaar dat in het

simulatiemodel mogelijkheden zijn ingebouwd om uit de diverse bestanddelen voor de kostprijsberekening van de huurbedragen per bestaand en eigen gebouw, ook per instelling de aflossingscomponenten voor de collectieve gebouwen, de grond en de infrastructuur af te zonderen. In het hoofdstuk Simulatie Rekening Courant Instellingen wordt hierop uitgebreider ingegaan.

Invoer nieuwe projecten

In het bestand 'invoer nieuwe projecten' worden de gegevens betreffende de nieuw te realiseren

projecten c.q. gebouwen en de aanpak van de bestaande projecten (aan- of verbouw, renovatie,

groot onderhoud, herontwikkeling, etc.) opgenomen. Dit invoerbestand is voornamelijk

bedoeld voor de bepaling van de stichtingskosten en de toekomstige exploitatiekosten. Hiertoe

dient men in het bestand de volgende gegevens in te voeren: het totale aantal vierkante meters bruto vloeroppervlak (bvo);

de bouwdeelkosten per vierkante meter bruto vloeroppervlak (flm2 bvo);

de grondkosten (NEN 2631), waaronder de kosten vallen voor: verwerving;

infrastructurele voorzieningen; bouwrijp maken;

• de bouwkosten (NEN 2631), zoals de kosten voor:

bouwkundige voorzieningen; installaties;

vaste inrichtingen;

de bijkomende kosten (NEN 2631).

Dit zijn kosten van algemene aard die gemaakt moeten worden om de realisatie van een bouwproject mogelijk te maken, zoals: voorbereidings- en begeleidingskosten, heffingen, verzekeringen, aanloopkosten, financieringskosten, risicoverrekenen en dergelijke; de toekomstige onderhouds- (inclusief schoonmaak), energie-, moderniserings- en

aanpassingskosten.

In figuur 12 is één deel van het invoerbestand afgebeeld. De gegevens inzake de

bouwdeelkosten voor de casco, de schil, de basisinstallaties en de inbouw zijn hierbij direct gekoppeld aan de uitvoer van een budgetteringsmodel, welke door een erkend architectenbureau

is opgesteld. In de overige delen van het invoerbestand zijn de berekeningen opgenomen, die

(20)

OMSCHRIJVING NIEUWBOUWPROJECTEN

1 Bruto vloeroppervlak in m2 (bvo) totaal 19748 5500 2086 4200

2 KOSlENIBVO GEMIDDElD basisprijs

fn~~

1160 1160 1160 2.1 kostenindex casco

~

100 100 100 2.2 kostenindex schil 100 100 100 100 2.3 kostenindex basisinstallaties 100 100 100 100 2.4 kostenindex inbouw 100 100 100 100

2.5 prijs casco/m2 bvo index 100 f290/m2b 290 290 290

2.6 prijs schillm2 bvo index 100 f250/m2bvo 250 250 250

2.7 prijs basisinstallaties/ni2 bvo index 100 f20/m2 bvo 2D 20 20

2.8 prijs inbouw/m2 bvo index 100 f600/m2bvo 600 600 600

3 KOSlENIBVO DRAGER f 560/m2bvo 560 560 560

4 KOSlENIBVO INBOUW f600/m2bvo 600 600 600

5 BOUWKOSlEN f 1160/m2 bvo 6380 2420 4872

6 STICHTINGSKOSlEN totaal f 1803/m2 bvo 9828 3856 7554

7 EXPLOITATIEKOSlEN eenheid

Figuur 12 Invoerbestand bouwkostendeel nieuwe projecten

Invoer bestaande gebouwen

Met het bestand 'invoer bestaande gebouwen' wordt per gebouw een groot aantal gegevens aangeleverd. Op basis van deze gegevens worden de exploitatiekosten berekend, die nodig zijn in het moduul Simulatie Exploitatie Projecten. De voornoemde gegevens hebben betrekking op de volgende aspecten:

adres en (stand)plaats van het gebouw; de gebruikers in het gebouw;

de juridische staat van het gebouw;

het ruimterecht volgens WORM of RUMHBO (in m2);

het functionele ruimterecht;

• de functioneel netto oppervlakte (m2 fno);

• de exploitatiekosten volgens NEN 2632, zoals de:

vaste kosten (rente, afschrijving, overheidsheffingen, verzekeringen, etc.); technische onderhoudskosten (cyclisch onderhoud ten behoeve van de drager, de installaties en inbouw)

schoonmaakonderhoudskosten; energiekosten (nutsgebruik);

administratieve beheerskosten (verhuur, bemiddeling, boekhouding, personeel); specifieke bedrijfskosten (bewaking, beveiliging, etc.)

De restwaarde van het gebouw (na nieuwbouw) en de grond, alsmede de kosten voor modernisering of aanpassing zijn ook bij de exploitatiekosten onder te brengen. Deze worden echter niet als zodanig in de NEN 2632 vermeld;

de exploitatiekosten per vierkante meter fno; de te ontvangen exploitatievergoeding; de huurlasten;

de marktwaarde van het gebouw; de taxatiewaarde van het gebouw;

de deelname-som in 1993 (ingeval het een H.B.O.-instelling betreft); de bruto en netto deelname-som;

(21)

De gegevens met betrekking tot de bestaande gebouwen zijn in principe niet onderhevig aan veranderingen en behoeven dan ook niet door de gebruiker van het simulatiemodel te worden aangepast. Indien de gebruiker wel enkele aanpassingen wil doorvoeren, dan kunnen de gegevens echter eenvoudig veranderd worden en in het simulatiemodel worden doorberekend. Uit de gewijzigde gegevens wordt informatie verkregen, welke in twee categoriën kan worden onderverdeeld, namelijk:

1) informatie over te handhaven gebouwen; 2) informatie over af te stoten gebouwen.

De informatie over de te handhaven gebouwen kan desgewenst direct in de file 'invoer nieuwe projecten' worden opgenomen.

(22)

Simulatie Exploitatie Projecten

Om het submodel Simulatie Exploitatie Projecten overzichtelijk te houden, is het in drie bestanden opgesplitst. Zo zijn er bestanden voor het simuleren van de exploitatie met betrekking tot (1) de bestaande gebouwen, (2) de geplande c.q. nieuwe bouw-of huisvestingsprojecten voor de instellingen en (3) de collectieve gebouwen en voorzieningen. Met de vastgoedvoorraad van een fictieve H.B.O.-instelling als voorbeeld genomen, is in figuur 13 aangegeven welke gebouwen in welk bestand worden gesimuleerd.

BESTAND BESTAANDE BESTAND NIEUWBOUW BESTAND COLLECTIEVE

GEBOUWEN VOOR INSTELLINGEN GEBOUWENENVooIDaEMNGEN

Gebouwen instelling A Gebouwen instelling A Terreinen

Gebouwen instelling B Gebouwen instelling B aankoop terrein

Gebouwen instelling C Gebouwen instelling C Infrastructuur

Gebouwen instelling D Gebouwen instelling D aanleg infrastructuur terrein

Gebouwen instelling E Gebouwen instelling E aanleg infrastructuur instelling B

Gebouwen instelling F Gebouwen instelling F aanleg infrastructuur parkeren instel. A

Centrale lesfacimeit (congres)

fase 1 van de bouw

fase 2 van de bouw

Nieuwbouw centrale voorzieningen

centraal gebouw diensten centrum

centraal gebouw facilitair centrum

centraal gebouw informatie centrum

Figuur 13 Gebouwbestanden voor het simuleren van de exploitatie

De simulatie voor de exploitatie van de projecten is volgens het principe van een winst- en verliesrekening opgezet. Zo zijn er bijvoorbeeld de huurbetalingen als inkomsten en de exploitatiekosten als uitgaven. Het belangrijkste onderdeel in het submodel 'Simulatie Exploitatie Projecten' zijn de exploitatiekosten in de post uitgaven. Deze kosten zijn onder te verdelen in uitgaven voor: het schoonmaken, het onderhoud, het nutsgebruik, de

gemeenschappelijke lasten, de verzekeringen, het beheer en het afbetalen van leningen (rente en aflossing) die door de Interne Bank aan de Stichting Huisvesting zijn verstrekt.

De inkomsten van de Stichting Huisvesting bestaan voornamelijk uit de huurbetalingen van de diverse instellingen. Het huurbedrag wordt per instelling bepaald op basis van het resultaat van de exploitatieberekeningen van de afzonderlijke vastgoedaspecten. Het resultaat dient als

specificatie voor de door te berekenen huren aan de faculteiten/sectoren en is per vastgoedaspect als volgt samengesteld (zie ook figuur 18):

a) b) c) d) e) f) bestaande gebouwen nieuwe gebouwen centrale lesfaciliteiten centrale voorzieningen terreinen infrastructuur

- huur op basis van kostprijs; - huur op basis van kostprijs;

- huur op basis van feitelijk gebruik en eigen inbreng; - huur op basis van het aantal studenten;

- huur op basis van het totaal aan vierkante meters bruto vloeroppervlak;

(23)

Doordat alle door de Stichting Huisvesting gemaakte kosten worden doorberekend in de huren, kan de stichting zelf geen positief of negatief saldo hebben. De inkomsten en uitgaven dienen ten allen tijden met elkaar in evenwicht te zijn, waarbij het saldo van de Simulatie Exploitatie Projecten jaarlijks gelijk gesteld is aan nul (zie figuur 14).

EXPLOITATIE PROJECTEN

Inkomsten Uitgaven

* Huurbetalingen van instellingen

* Verkoop van gebouwen

Saldo I jaar o

x

* Rente en aflossing aan Interne Bank

* Exploitatiekosten

* Afdracht opbrengst gebouwen

Figuur 14 Opzet submodel volgens principe van winst-en verliesrekening

x

In figuur 15 is een deel van het submodel 'Simulatie Exploitatie Projecten' afgebeeld, zoals dat werkelijk in het computermodel is opgenomen. In deze afbeelding zijn duidelijk de inkomsten, uitgaven en het saldo terug te vinden.

OMSCHRIJVINGEN

NCW Cash flow x f 1000,

-INKOMSTEN x f 1000- 1994 1995 1996 1.00 I Verhuur eigen gebouwen op basis van kostprijs 122613 Ol Ol 5750

2.00 I SUBTOT AAL NIEUWBOUWPROJECTEN 122613 0 0 5750

UITGAVEN NCW Cash flow x f 1000,-1.00 NIEUWE EIGEN GEBOUWEN xflooO- 1994 1995 1996 1.10 Gebouwen instelling A 26984 0 0 1909 1.20 Gebouwen instelling B 37877 0 0 2750 1.30 Gebouwen instelling C 9302 0 0 0 1.40 Gebouwen instellinI! D 15404 0 0 1091 1.50 Gebouwen instelling E 5479 0 0 0 1.60 Gebouwen instellinl! F 27567 0 0 0

2.00 I SUBTOT AAL NIEUWBOUWPROJECTEN I 1226131 Ol Ol 5750

CASH FLOW SALDO 0 0 0 0

Figuur 15 Hoofdopzet nieuwe/geplande projecten in submodel 'Simulatie Exploitatie Projecten'

Het figuur hierboven heeft te maken met de hoofdopzet van het simulatiemodel, waarin duidelijk is te zien dat de uitgaven per gebouw worden bepaald. Een verdere uitsplitsing van de uitgaven c.q. kostenposten wordt in figuur 16 weergegeven. Als voorbeeld is gekozen voor de uitsplitsing van de exploitatiekosten betreffende de geplande nieuwbouwprojecten van

instelling A. Voor ieder gepland en bestaand gebouw wordt een zelfde uitsplitsing van de exploitatiekosten gehanteerd, waarbij voor een nadere toelichting van deze kosten wordt verwezen naar bijlage A. Omdat het voorbeeld een nieuwbouwproject betreft dat in het jaar 1996 in gebruik zal worden genomen, zijn voor de jaren 1994 en 1995 de exploitatiekosten gelijk gesteld aan nul.

(24)

-11" "111 lIJ,i.llljMI'"J

UITGAVEN Bo lex laaIste f pi p2 NCW Cash flow x flOOO-xflOOO- 1994 I 1995 I 1996

1.00 NIEUWE EIGEN GEBOUWEN 122613 0 0 5750

1.10 GEBOUWEN INSTFLLlNG A I sWt-> 1996

1.11 Kapitaallasten investering 1214837 jr2 jr31 1 00% 00% 14072 0 0 1215 1.12 yclisch ondethoud drager 40455 jr2 ir 34 I 5,1% 5,1% 999 0 0 45

1.13 yclisch onderboud installaties 8401 jr2 jr34 I 51% 51% 208 0 0 9 1.14 yclisch onderhoud inbouw 49306 jr2 jr34 I 51% 51% 1218 0 0 54

1.15 Bebeerkosten ABA 44205 ir2 ir 34 I 40% 40% 928 0 48

1.16 Scboonmaken 273191 ir2 ir 34 I 30% 30% 4914 0 290

1.17 Nutsgebruik 166580 ir2 ir 34 I 4,0% 4,0% 3496 0 180 1.18 G=teliike belastin2en 49117 ir2 ir 34 I 30% 30% 884 0 52 1.19 VemkJ:rini!en 14735 ir2 ir 34 I 30% 30% 265 0 0 16

SUBTOfAAL 26984 0 0 1909

Figuur 16 Uitsplitsing exploitatiekosten bij nieuwe/geplande projecten

Hieronder volgt een korte uitleg van de gebruikte afkortingen voor de parameters (Bo, lex, etc.), zoals deze bij elke simulatie in een 'blok' zijn opgenomen (zie figuur 17). De afkortingen hebben de volgende betekenis:

Bo lex laatste f pI p2

de Netto Contante Waarde (NCW) in het start jaar (1996) van een bedrag ter grootte van de annuïteit voor de betreffende post. Bij het bepalen van deze annuïteit zijn ook de kostenstijgingen voor de duur van de exploitatieperiode meegenomen;

het jaar dat het bedrag voor het eerst dient te worden opgenomen; het jaar dat het bedrag voor het laatst dient te worden opgenomen;

de frequentie waarmee het bedrag voorkomt. Zo betekent een frequentie van 1 dat het bedrag ieder jaar moet worden opgenomen;

de stijging van de kosten tot het jaar van omslag; de stijging van de kosten vanaf het jaar van omslag.

Voor de stijging van de kosten is een splitsing in twee delen gemaakt voor de gehele exploitatieperiode_ Zo kunnen er over de eerste (pI) en tweede periode (p2) van een

exploitatietermijn verschillende stijgingen worden ingevoerd. Het omslagjaar geeft aan in welk jaar periode 1 wordt afgesloten en periode 2 aanvangt.

Bo

I

lex

I

laatste

I

f

I

pI

I

p2 1 start -> 1996 1214837 I jr 2 I jr 31 I 1 I 00% I 00% 40455 I ir2 J jr34 J 1 I 51% I 51% 8401 I jr2 I jr 34 I 1 I 5,1% I 5,1% Figuur 17 Parameterwaarden voor de simulaties

Met een cashflow worden de hoeveelheden geld (kasstromen) bedoeld die daadwerkelijk, al dan niet giraal, in de kas vloeien (baten) of uit de kas betaald moeten worden (lasten).

Afschrijvingen en reserveringen worden echter niet als cashflow beschouwd, omdat het hierbij om interne administratieve handelingen gaat. De Netto Contante Waarde (NCW) is het totaal aan contante waarden voor alle in de toekomst te verwachten kasstromen, berekend op tijdstip nul

(25)

(hedendaags). Hierbij hoort echter ook de investering die op tijdstip nul wordt gepleegd. De toekomstige bedragen worden gedurende de gehele exploitatieperiode gecorrigeerd c.q. contant gemaakt aan de hand van een vooraf vastgesteld rentepercentage. In het algemeen wordt voor dit percentage een waarde aangehouden die gelijk is aan de rentepercentage van een alternatieve beleggingsmogelijkheid.

(26)

_ - - " , - u-' U '

Simulatie Rekening Courant Instellingen

Jaarlijks kunnen per instelling (faculteit, sector) de inkomsten en uitgaven op de rekening courant aanzienlijk afwijken. Hierdoor kan de rekening courant van een instelling enig jaar een positief of negatief saldo hebben. Bij een negatief saldo wordt de geldbehoefte door de Interne Bank aangezuiverd. De instellingen kunnen als het ware bij de Interne Bank in het 'rood' staan of een (spaar)tegoed hebben. Over het tegoed (overschot) of tekort wordt bij de Interne Bank, net als in het bankwezen, de rente respectievelijk vergoed of berekend (zie figuur 18).

REKENING COURANT INSTELLINGEN Inkomsten

* O.K.F.- of I.V.H.-vergoeding

* Exploitatievergoeding

* Rente op tegoeden Interne Bank

* Stortingen door de instellingen

* Inbrengwaarde gebouw

* Verkoopwaarde gebouw

Saldo I jaar niet 0

x

Uitgaven

* Huurbetalingen aan Stichting Huisvesting

* Overname gebouwen (O.K.F.-regeling)

* Rente op tekorten bij Interne Bank

* Ontrekkingen door de instellingen

x

Figuur 18 Overzicht inkomsten en uitgaven voor simulatie Rekening Courant Instellingen

Een voorbeeld van de werkelijke weergave in het computermodel betreffende het submodel 'Rekening Courant Instellingen' is in figuur 19 op de volgende bladzijde weergegeven. Dit figuur is een deel van het submodel, waarbij overzichtelijk de inkomsten en uitgaven zijn te herleiden. Sommige posten behoeven hierbij een nadere toelichting, te weten:

a) de totale o.kJ.- of i.v.h.-vergoeding (zie inkomsten, post 2.10) wordt ingelezen uit de file 'invoer studenten' en uit de invoer van de bijdragen van het Rijk, waarbij rekening wordt gehouden met de frequentie (ieder jaar of minder), het start jaar en het eindjaar van de betalingen. De vergoeding wordt berekend op basis van het ruimterecht en de vergoedingen per vierkante meter functioneel netto oppervlak. Het ruimterecht wordt weer berekend door vermenigvuldiging van het aantal voltijd en deeltijd studenten met de respectievelijke te hanteren ruimtenormen volgens het RUMHBO of WORM;

b) het totaal aan exploitatievergoedingen (zie inkomsten, post 2.20) wordt berekend aan de hand een vermenigvuldiging van het aantalonderwijsvragende studenten met de exploitatievergoeding per student;

c) de inbrengwaarde (netto deelnamesom) van de bestaande gebouwen (zie inkomsten, post 3.10) komt alleen in het start jaar van het model voor. De hogescholen hebben een overnamesom voor hun vastgoedvoorraad aan het Rijk moeten betalen (zie uitgaven, post 1.00), waarbij deze post is overgenomen uit de file 'invoer bestaande projecten';

d) de verkoopopbrengst van de gebouwen (zie inkomsten, post 3.20) is gelijk gesteld aan de taxatiewaarde van de betreffende vastgoedobjecten. Deze post wordt rechtstreeks uit het submodel 'Simulatie Exploitatie Projecten' ingelezen;

(27)

e) de inkomsten minus de uitgaven geeft het saldo van de rekening courant (zie uitgaven, post 10.(0). Aan de hand van het cashflow-saldo kan per jaar bepaald worden of de instellingen een tegoed of tekort aan fmanciële middelen bij de Interne Bank hebben opgebouwd. Dit wordt aangegeven als het cumulatief saldo.

OMSCHRIJVINGEN

NCW I Cashflow x i

1000-INKOMSTEN xf1000,- I 0 J 1 I 2

I 1994 I 1995 I 1996 1.00 BESTAANDE GEBOUWEN

1.10 Kapitaal- en expl.-vergoeding in post 2.10

1.20 Totaal inkomsten derden 0 0 0 0

2.10 Totaal O.K.FII.V.H.-vergoeding 138944 11584 10325 10384 2.20 Totaal vergoeding overige kosten 101376 5169 5282 5424

3.10 Inbrengwaarde Cis deeInamesom) 18516 19710 0 0

3.20 Verkoop gebouwen 10208 0 0 0 4.10 Aanvangsstorting 0 0 0 0 5.00 SUBTOTAAL INKOMSTEN 269044 36463 15607 15808 NCW Cash flow x f 1000, -UITGAVEN xi 1000,- 0 1 2 1994 1995 1996 1.00 Totaal overnamesom gebouwen COKF.-regeling) 16344 17398 0 0 2.00 Totaal huur bestaande gebouwen 34476 8867 9017 9172

3.00 Totaal huur terrein 8179 623 623 623

4.00 Totaal huur infrastructuur 2907 0 0 0

5.00 Totaal huur eigen gebouwen 122612 0 0 5750

6.00 Totaal huur centrale lesfaciliteiten 26172 0 0 628

7.00 Totaal huur centrale voorzieningen 22236 0 0 0

8.00 SUBTOTAAL UITGAVEN 232926 26888 9640 16173

9.00 Totaal on trekkingen rekening courant 0 0 0 0

10.00 Totaal saldi van instellingen 36118 9575 5967 -365 Saldi cumulatief inclusief rente 0 7263 13698 14217 Netto Contante Waarde einde i aar x 36118 6823 12088 11786

Figuur 19 Hoofdopzet bestaande gebouwen in submodel 'Simulatie Rekening Courant Instellingen' Aflossingscomponenten

In het simulatiemodel zijn als alternatief voor de cashflow benadering mogelijkheden ingebouwd om, net als voor de eigen gebouwen, uit de bestanddelen voor de

kostprijsberekening van de huren ook aflossingscomponenten voor de collectieve gebouwen en voorzieningen te destilleren. Opgemerkt dient te worden dat het hier gaat om de bepaling van een fictief aflossingsgedeelte in de berekeningen, welke ten grondslag liggen aan de vaststelling van het huurbedrag per instelling. Het aflossingsgedeelte, dat dus onderdeel is van de te betalen huren, is hierbij te beschouwen als een maatstaf voor het aandeel van een instelling in een vastgoedobject. Ingeval na een aantal jaren aan de hand van de aflossingen de oorspronkelijk inbrengwaarde of bij nieuwbouw het investeringsbedrag is betaald, komt de opbrengst bij verkoop van het vastgoedobject volledig ten goede aan de afzonderlijke instellingen. De restantwaarde (is boekwaarde) van het vastgoed in een bepaald jaar kan volgens voornoemde werkwijze worden bepaald door de totale investeringen te verminderen met de reeds gepleegde afschri jvingen.

(28)

Afschrijvingstechniek

Voor de afschrijvingen wordt gebruik gemaakt van een gedifferentieerde afschrijvingstechniek, omdat dit een betere bepaling van de restwaarde geeft dan de normale wijze van afschrijven. De afschrijvingstechniek is per vastgoedobject gerelateerd aan vastgestelde afschrijvingstermijnen, namelijk:

• grond:

o

jaar (0,00%);

• infrastructuur: 40 jaar (2,50%);

• fundering en casco: 80 jaar (1,25%);

• gevels en schuine daken: 40 jaar (2,50%); drager en installaties: 20 jaar (5,00%);

• inbouw: 20 jaar (5,00%).

Het hanteren van deze afschrijvingspercentages geeft de mogelijkheid om binnen de vastgestelde termijnen fmanciële middelen te reserveren voor nieuwe investeringen in de bijbehorende onderdelen. Het is echter bij het afschrijven realistisch rekening te houden met de waarde-ontwikkeling van het vastgoed in de tijd. De waarde-ontwikkeling hangt namelijk nauw samen met de geldontwaarding en de relatieve bouwkostenontwikkeling. Voor de bepaling van de restantwaarde is het dan ook, overeenkomstig voornoemde afschrijvingsschema, mogelijk de restant-boekwaarde te verhogen met de voorspelde combinatie van inflatie en relatieve

bouwkostenstijging. De op deze manier berekende restantwaarde benadert nauwkeuriger de werkelijke marktwaarde dan het op traditionele wijze bepalen van de balanswaarde volgens een lineaire afschrijving. Voorwaarde bij een gedifferentieerde afschrijvingsmethode is wel dat bij het ontwerp van een vastgoedobject reeds rekening wordt gehouden met de toekomstige functie(s). De ervaringen op het gebied van herwaardering en hergebruik van gebouwen leert ons dat:

• indien gebouwen behoorlijk voldoen aan de mogelijkheden andere functies toe te laten (herbestemming), de waarde van de grond, het terrein, de funderingen en de casco de oorspronkelijke waarde vrij nauwkeurig benadert;

de waarde van de gevels in de bestaande gebouwen bij herbestemming arbitrair is. De gevels moeten vaak een aanzienlijke vernieuwing ondergaan;

de waarde van de inbouwen installaties kan worden verwaarloosd. Bij herbestemming worden deze componenten meestal volledig verwijderd voordat de nieuwe functie wordt ingebracht. Bij de keuze van een bepaald type inbouwsysteem dient men dan ook zoveel mogelijk rekening te houden met een meer flexibele toepassing.

(29)

Simulatie Financiering Projecten

Zoals reeds is vermeld wordt in het submodel 'Simulatie Financiering Projecten' de geld behoefte van de Stichting Huisvesting gesimuleerd. Deze fmancieringsbehoefte ontstaat door bijvoorbeeld:

• het (in het kader van de o.k.f.-regeling) betalen van overnamesommen aan de

verschillende instellingen voor hun eigen gebouwen;

het aankopen van bouwgrond of terreinen; de betalingen van de (nieuw)bouwprojecten;

• eventuele huurdervingen door leegstand van centrale lesfaciliteiten in de eerste jaren na oplevering.

Bij de Simulatie Financiering Projecten wordt ervan uit gegaan dat ieder jaar de inkomsten en uitgaven van de Stichting Huisvesting aan elkaar gelijk zijn (zie figuur 20).

FINANCIERING PROJECTEN

Inkomsten

* Rente en Aflossing van de leningen

aan de Stichting Huisvesting

Saldo / jaar niet 0

x

Uitgaven

* Lening overname gebouwen (O.K.F.) * Lening aankoop terrein

* Lening (nieuw)bouwprojecten

* Bijdrage leegstand centrale gebouwen

x

Figuur 20 Overzicht inkomsten en uitgaven bij simulatie Financiering Projecten

Indien er grote uitgaven moeten worden gedaan, bijvoorbeeld voor de aankoop van een stuk terrein, is bij een redelijk constant blijvend huurniveau een financieringsregeling c.q. lening noodzakelijk. Het totale bedrag voor rente en aflossing (inkomsten) is dan ook in principe gelijk aan het bedrag van de verstrekte leningen (uitgaven). Daar het bedrag van de leningen ineens wordt verstrekt en in de vorm van rente en aflossing geleidelijk wordt terugbetaald, zal in de eerste jaren een liquiditeitstekort voor de Interne Bank normaal zijn. Daarentegen zullen in een later stadium de inkomsten groter zijn dan de uitgaven (zie figuur 21).

(30)

Uit figuur 21 blijkt dat het saldo van de financiering per jaar niet gelijk is aan nul, terwijl gerekend over de gehele exploitatieperiode dit saldo in principe wel nul moet zijn. De leningen worden namelijk in de loop der tijd inclusief rente afgelost. Toch laat de fmanciering van de projecten over de gehele exploitatieperiode een tekort bij de Interne Bank zien. Dit tekort wordt niet veroorzaakt door de verstrekte leningen, maar door de fmanciering van eventuele leegstand (inkomstenderving) ten aanzien van de centrale lesgebouwen in de eerste jaren na oplevering. Door deze aanpak heeft men elk jaar bij het in gebruik hebben van de projecten (gebouwen) een kostendekkende exploitatie (zie ook hoofdstuk Simulatie Exploitatie Projecten).

Resumerend ontstaat er dus bij de fmanciering van de (huisvestings- en bouw)projecten over de gehele exploitatieperiode een tekort ter grootte van de eventuele bijdrage aan de centrale lesgebouwen. De opzet van het submodel 'Simulatie Financiering Projecten', zoals deze in het computermodel wordt gehanteerd, is in figuur 22 weergegeven. Hierin is duidelijk te zien dat de Netto Contante Waarde (NCW) van een lening gelijk is aan de NCW van de bijbehorende rente en aflossing. Het negatieve saldo komt overeen met de fmanciële bijdrage in de leegstand. Een aantal posten uit voornoemde figuur behoeven ter verduidelijking een nadere toelichting, te weten:

a) bij de 'rente en aflossing bestaande gebouwen' (zie inkomsten, post 1.1) wordt per gebouw, op basis van de betaalde overnamesom (O.K.F.-regeling) aan de gemeente en de resterende functionele levensduur, de rente en aflossing van de verstrekte lening bepaald. De lening voor de aankoop van het terrein wordt in dertig jaar afgelost (zie inkomsten, post 1.2);

b) de eerste aflossing van een lening vindt plaats aan het einde van het jaar waarin de lening is verstrekt. Indien deze leningen te maken hebben met nieuwbouw, dan begint de aflossing in het jaar van ingebruikname (zie inkomsten, post 1.3 t/m 1.6);

c) het benodigde bedrag aan leningen die te maken hebben met de (nieuw)bouwkosten van projecten, wordt aan de hand van een planning en de jaarlijks veronderstelde voortgang van de diverse projecten vastgesteld (zie uitgaven, post 1.3 t/m 1.6);

d) de bijdrage met betrekking tot de centrale lesfaciliteit (zie uitgaven, post 2.0) is een 'schenking' voor de exploitatie van de projecten (gebouwen) ter grootte van de inkomstenderving, veroorzaakt door.de leegstand van centrale lesfaciliteiten in de eerste jaren na oplevering.

Het saldo van de cashflow voor financiering van de huisvestings- en bouwprojecten (zie

uitgaven, post 4.0) verschilt per jaar. In de eerste jaren is een negatief saldo normaal, omdat in '\ deze jaren de meeste leningen worden verstrekt. Doordat de leningen weer worden afgelost, is na een aantal jaren een positief saldo van de kasstromen normaal. Toch is het saldo voor fmanciering van de projecten over de gehele exploitatieperiode genomen negatief omdat tegenover de 'geschonken' bijdrage, ter compensering van de leegstandskosten betreffende de centrale lesfaciliteiten, geen inkomsten staan.

(31)

OMSCHRIJVINGEN

NCW Cashflow x f

1000,-INKOMSTEN x f 1000,- 0 I 1 I 2

1994 J 1995 I 1996 1.0 RENTE EN AFLOSSING HUISVESTING

1.l Totaal overname bestaande gebouwen{o.k.fJ 19710 4821 4821 4821

1.2 Totaal voor aankoop terrein 8179 623 623 623

1.3 Totaal infrastructuur 1221 0 0 0

1.4 Totaal nieuwe gebouwen 61667 0 0 3844

1.5 Totaal centrale lesfaciliteit(en) 1192~ 0 0 736

1.6 I Totaal centrale geoouwen lUH\!1 U U U

l.U : TUTAAL KhNTh hN A1<LU:;SlNU lUW\! ~444 ~444 luu24

UITGAVEN NCW Cash flow x f 1000,

-x f 1000,- 0 1 2

1.0 LENINGEN HUISVESTING 1994 1995 1996

1.1 Totaal lening overname bestaande gebouwen 19710 19710 0 0 1.2 Totaal lening aankoop terrein 8179 8179 0 0

1.3 Totaal lening infrastructuur 1221 0 0

1.4 Totaal nieuwe gebouwen 61667 0 0 50464

1.5 Totaal lening centrale lesfaciliteit(en) 11925 0 0 9660 1.6 Totaal lening centrale gebouwen . 10897 0 0 0 1.0 TOTAAL LENINGEN HUISVESTING 113599 27889 0 60124

2.0 lBiidrage centrale lesfaciliteit(en) I 8671 Ol Ol 664 3.0 110TAALUITGA VEN I 114466 1 278891 Ol 60788

4.0 SALDO Rekenmg Courant met huisvesting -867 -22445 5444 -50764

(32)

Simulatie Totale Financiering

Het submodel 'Simulatie Totale Financiering' bepaalt de behoefte aan externe fmanciering van de Interne Bank, welke in de vonn van leningen dient te worden voldaan. In het geval van de Stichting Gelderse Hogescholen zijn een deel van deze leningen vaste leningen die over een periode van dertig jaar worden afgelost. Het overige deel van de externe vennogensbehoefte wordt gefinancierd aan de hand van een flexibele lening, waarbij geen aflossingsschema wordt . gehanteerd. Indien er in een bepaald jaar sprake is van een positief cashflow saldo, dan wordt

met het 'overschot' een deel van de flexibele lening afgelost. Bij een negatief cashflow saldo wordt het 'tekort' gefmancierd door vergroting van het flexibele krediet. De bepaling van de externe fmancieringsbehoefte vindt plaats op basis van de externe vennogensbehoefte van de Interne Bank, de saldi van de rekening courant betreffende de verschillende instellingen (faculteiten) en de te ontvangen of te betalen rente en aflossing (zie figuur 23).

TOTAAL FINANCIERING Inkomsten

* Saldo rekening courant instellingen

*

Saldo financiering projecten

* Leningen van de gemeente

* Leningen van de Bank

Saldo I jaar niet 0

x

* Rente en Aflossing van de externe leningen

Figuur 23 Ovenicht ter bepaling externe vermogensbehoefte van de Interne Bank

Uitgaven

x

Bij externe financiering moet voor de betaling van de overnamesom voor de (H.B.O.-) gebouwen aan de gemeente of voor de betaling van de nieuwe (bouw)projecten in de eerste jaren geld worden geleend. Daar de externe lening ineens wordt verstrekt en geleidelijk door middel van rente en aflossing zal worden terugbetaald, is in de beginjaren een fmancieel overschot van de Interne Bank nonnaal. Zoals in figuur 24 is aangegeven, zijn daarentegen in de latere jaren de uitgaven groter dan de inkomsten.

(33)

In het submodel 'Simulatie FinancieÓDg Projecten' worden alle binnen het (totale)

simulatiemodel voorkomende geldstromen samengevoegd. Deze samenvoeging resulteert in een schema, welke in figuur 25 is afgebeeld. In het schema is duidelijk de samenhang te zien tussen de tekorten van de instellingen op de rekening courant en de mogelijkheid voor de Interne Bank deze tekorten extern te fmancieren. Daarnaast wordt de fmancieÓDg van de diverse

(huisvestings- en bouw)projecten ook doorgeschoven naar de simulatie van de totale fmanciering, zodat eenvoudig onderzocht kan worden in hoeverre externe financieÓDg noodzakelijk is.

Figuur 25 Uitgebreid schema geldstromen in simulatiemodel

In figuur 26 is een deel van de opzet aangaande het submodel 'Simulatie Totale Financiering' weergegeven, zoals deze in het computermodel wordt weergegeven. Een aantal posten in deze figuur verdienen een nadere toelichting, te weten:

a) in de post 'saldi met huisvesting' is de financieÓDgsbehoefte vanuit de "Simulatie Financiering Projecten' opgenomen;

b) over de tekorten van de 'Rekening Courant Instellingen' moet rente betaald worden aan de Interne Bank, die deze rente als inkomsten beschouwd (zie post 4.0). De rente op de tegoeden van de instellingen is daarentegen voor de Interne Bank als uitgaven te beschouwen (zie post 5.0);

c) de lening verstrekt door de externe bank bedraagt als voorbeeld 20% van de totale overnamesom van de onderwijs gebouwen, welke in het kader van de o.kJ.-operatie door de hogescholen van het Rijk gekocht dienen te worden (zie post 6.0). Deze lening wordt annuïtair in 35 jaar afgelost;

d) de lening voor de aankoop van het terrein is in twee delen gescheiden. Zo wordt er een vaste annuïtaire lening over 35 jaar en een flexibele lening gehanteerd. De flexibele lening moet gezien worden als een kredietlimiet op de rekening courant van een instelling. Indien bijvoorbeeld in een bepaald jaar externe fmanciering gewenst is, dan zou dit in de vorm van een flexibele lening kunnen worden ondergebracht bij een gemeente (zie post 7.0);

(34)

en de flexibele leningen apart genomen. De betaling van rente en aflossing voor de flexibele lening is afhankelijk van het cashflow-saldo (zie post 10.0). Is er in een bepaald jaar een financieel overschot, dan wordt dit geld gebruikt om (een deel van) de flexibele lening af te lossen. Indien de flexibele lening reeds is afgelost, dan kan het overschot aan liquide middelen bijvoorbeeld extern worden belegd (zie post 11.0). Bij een financieel tekort zal echter niet worden afgelost, maar dient er (extra) geld geleend te worden bij de gemeente.

Het grote voordeel van financiering aan de hand van flexibele leningen is dat met deze methode de jaarlijkse fmanciële overschotten direct kunnen worden gebruikt voor het aflossen van de externe leningen. Volgens deze werkwijze blijft de externe vermogensbehoefte minimaal, waarmee dus ook de verschuldigde rente op deze leningen.

OMSCHRIJVINGEN NCW Cashflow x f 1000

-xflOOO,- 0 I 1 I 2

CASHFLOW POSTEN 1994 I 1995 I 1996

1.0 STORTING DOOR INSlELLINGEN 0 0 0 0

2.0 SALDI MET HUISVESTING -721 -21276 6612 -34648

3.0 SALDI MET REK. COURANT INSTELLINGEN 62846 6260 4943 12016

4.0 ONTVANGEN RENlE INSlELLINGEN 9463 0 147 310

5.0 lE BETALEN RENlE AAN INSlELLINGEN -65082 0 423 -806

6.0 LENING BANK (20% O.K.F.) 2956 2956 0 0

7.0 LENINGEN GEMEENTE 42189 30000 0 116

8.0 RENlE EN AFLOSSING 44397 -2352 -2352 -2352

9.0 UITKERING AAN INSlELLINGEN 0 0 0 0

10.01 SAWO CASHFLOW I 155881 89271 -25364

11.01 BELEGGINGSFONDS I 72541 155881 245151 -849

Figuur 26 Overzicht totale financiering van huisvesting onderwijsorganisatie door Interne Bank

(35)

Menubesturing

Om gebruiksvriendelijk met het simulatiemodel te kunnen werken, is een menubesturing in het computerprogramma opgenomen. Deze menubesturing maakt het mogelijk op eenvoudige wijze de bestanden in het simulatiemodel te openen en in te zien. Het menu (zie figuur 27) is

overeenkomstig de schematische voorstelling van het simulatiemodel op bladzijde 6 vormgegeven. Met deze menubesrnring is in één oogopslag te zien welke submodellen en bestanden geactiveerd zijn, waarbij bovendien gecontroleerd kan worden of de resultaten van het (totale) simulatiemodel overeenkomen met de invoergegevens en berekeningen in de verschillende deelsimulaties. Indien er namelijk iets gewijzigd wordt met de invoer van gegevens of met één van de submodellen, dan heeft dit invloed op andere delen binnen het simulatiemodel. Invoer Studenten Parameters

I

Projecten

I

I

Naamgeving

I

Gegevens

Figuur 27 Schematische voorstelling menu besturing simulatiemodel

Resultaten

I

Optimalisatie

I

I

Stro sc heflUl

I

I

R.C./nstell.

I

De vakjes waarin de namen van de diverse bestanden staan vermeld, zijn zogenaamde 'buttons'. Indien met de muiswijzer een vakje in het beeldscherm wordt aangewezen en vervolgens op de muisknop wordt gedrukt, dan wordt het betreffende bestand van het simulatiemodel geopend.

In de menubesturing worden de bestanden die open staan

m

aangegeven. Als voorbeeld staan

in figuur 27 het bestand 'invoer projecten' en de submodellen 'Simulatie Rekening Courant

Instellingen' en 'Simulatie Totale Financiering' open.

Er bestaan vele relaties en interacties tussen de verschillende submodellen en bestanden van het simulatiemodel. Indien enkele bestanden of submodellen niet zijn doorgerekend met dezelfde

invoergegevens, dan worden deze cursiefin de menubesturing weergegeven. In figuur 27

komen de submodellen 'Simulatie Totale Financiering' en 'Rekening Courant Instellingen' alsmede de bestanden optimalisatie en stroomschema niet in overeenstemming met de waarden van de overige bestanden. Wil het gehele simulatiemodel consistent zijn, dan moeten de submodellen eerst met de juiste gegevens doorgerekend worden. Bovengenoemde toegepaste technieken zijn reeds ontwikkeld in eerdere gebruiksduurkostenmodellen (o.a. Decim van Stichting Bouw Research).

(36)

Resultaten

Na doorberekening van het gehele simulatiemodel kunnen de (eind)resultaten worden onderverdeeld in een drietal bestanden (zie ook figuur 27), te weten:

1) optimalisatie;

2) stroomschema;

3) rekening courant per instelling. Optimalisatie

In het bestand Optimalisatie heeft men de mogelijkheid aan de hand van de uitkomsten van het simulatiemodel de belangrijkste parameters met betrekking tot de verschillende huisvestings- of bouwprojecten te wijzigen. De voornoemde veranderbare parameters hebben daarbij betrekking op:

het verschil in de te betalen en ontvangen rente bij de Interne Bank; het jaartal dat gebouwen in gebruik worden genomen;

het aantal vierkante meters bruto vloeroppervlak (bvo) van de bestaande en nieuwe projecten;

de (exploitatie)kosten per vierkante meter bruto vloeroppervlak voor de bestaande en nieuwe projecten.

Naast de bovengenoemde parameters kan in dit bestand ook het te hanteren scenario worden geselecteerd. Het model kan daarna opnieuw in totaliteit met de gewijzigde data worden doorgerekend. Hiertoe dient men in het vakje 'aanzetten optimalisatie' de waarde 1 in te voeren, waarna in het bestand de melding verschijnt 'optimalisatie is actief'. Figuur 28, waarin het invoergedeelte van het bestand Optimalisatie is afgebeeld, laat zien hoe dit in het computermodel op beeldscherm wordt weergegeven. Ingeval het bestand Optimalisatie is geactiveerd, worden de in dit bestand ingevoerde waarden gebruikt als zijnde een tijdelijke invoer. Met behulp van dit bestand zijn 'gevoeligheden' eenvoudig te berekenen en inzichtelijk te maken. Indien het bestand gede-activeerd wordt, rekent het simulatiemodel gewoon weer met de 'oude' waarden. Door de invoering van het verschil in de hoogte van de rente op tegoeden en tekorten kan de Interne Bank, net als in het bankwezen, geld verdienen. Dit geld kan weer gebruikt worden om de totale last betreffende de fmanciering van projecten te verlichten.

Verder kan er per project het jaar van ingebruikname worden vervroegd of uitgesteld. Zo levert bijvoorbeeld een vertraging van de nieuwbouw vaak een rente-voordeel op, daar de kosten naar een later tijdstip worden geschoven. Met het bepalen van een gunstige planning kan bovendien ook de fmancieringsbehoefte van de Interne Bank beïnvloed worden. Indien namelijk alle projecten gelijktijdig worden gerealiseerd, is de financieringsbehoefte op dat tijdstip groter dan wanneer de realisatie van deze projecten gespreid zal plaatsvinden.

Cytaty

Powiązane dokumenty

Влияние скорости на вероятность получения смертельных травм при столкновении пешехода и транспортного средства При

a proposito della comunione ai divorziati risposati, ciò che non convince dello studio di Moloney non è tanto la scelta di partire dalla Scrittura (in nome del ressourcement),

Other models like provenience, patria, or tribe are not capable of erasing the social and ethnic split which is explicitly rejected in the protopauline letters (cf. The conclu-

Jej zainteresowania naukowe skupiają się na problematyce przekładu i recepcji literatury słowackiej w Polsce oraz polskiej w Słowacji; zajmuje się również tłumaczeniem

Świątynia wykonana z drewna, narażona była szczególnie na zniszczenia wy- wołane przez pożary. Podczas wojny północnej ze Szwecją, jaka miała miejsce na początku XVIII w.

In the present study, the three-dimensional flow organization of the boundary layer undergoing transition induced by isolated roughness elements (cylinder, square, hemisphere

Contemporary political liberalism (to use John Rawls’s terminology for the secular ver- sion of liberalism developed in Anglo-Ame- rican philosophy after World War II) sees the

Refreny w każdej strofie oraz litanijne wezwanie odnotowujemy w wierszu Panie, zmiłuj się i wybacz (Господи, помилуй и прости, 2010) Katali