• Nie Znaleziono Wyników

Een inventarisatie van componenten, systemen en regelgeving m.b.t. elektrische voortstuwingsinstallaties

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een inventarisatie van componenten, systemen en regelgeving m.b.t. elektrische voortstuwingsinstallaties"

Copied!
128
0
0

Pełen tekst

(1)

EEN INVENTARISATIE VAN COMPONENTEN, SYSTEMEN EN REGELGEVING MET BETREKKING TOT ELEKTRISCHE VOORTSTUWINGSINSTALLATIES

J. van den Hul Groningen, 1995

Rapportnr. OEMO 95/01

(2)

INHOUDSOPGAVE

INLEIDING 5

DELL EEN: EIGENSCHAPPEN VAN ELEKTRISCHE COMPONENTEN EN SYSTEMEN, TE GEBRUIKEN AAN BOORD VAN SCHEPEN 7

1 EEN ELEKTRISCH NET

8 1.1 VERMOGENS IN EEN ELEKTRISCH NET

8 1.2 NETVERVUILING 10 2 DRAAISTROOMMOTOREN 12 2.1.1 DE SYNCHRONE MOTOR 12

2.1.2 FYSIEKE EIGENSCHAPPEN VAN DE

SYNCHRONE MOTOR 13 2.2 DE ASYNCHRONE MOTOR 14 2.2.1 DE KOOIANKER MOTOR 15 2.2.2 DE ONDERSYNCHRONE CASCADE REGELING 17 3 FREQUENTIE OMVORMERS 18 3.1 HALFGELEIDERS 18 3.1.1 DE DIODE 19 3.1.2 DE THYRISTOR. 19 3.1.3 DE TRANSISTOR 20

3.1.4 WELKE HALFGELEIDER WORDT WANNEER

TOEGEPAST 21

3.2.1 PULSBREEDTEMODULATIE

21

3.2.2 FYSIEKE EIGENSCHAPPEN VAN DE

PULSBREEDTE MODULATOR 23

3.3.1 DE SYNCHRO -CONVERTOR 24

3.3.2 FYSIEKE EIGENSCHAPPEN VAN DE

SYNCHRO -CONVERTOR 26

3.4.1 DE CYCLO CONVERTOR

26 3.4.2 FYSIEKE EIGENSCHAPPEN VAN DE

CYCLO-CONVERTOR 28

4 REMMEN EN VAART MINDEREN MET EEN ELEKTRISCHE VOORTSTUWING

29

4.1 REM-ENERGIE IN COMBINATIE MET EEN CYCLO-CONVERTOR

30

4.2 REM-ENERGIE IN COMBINATIE MET EEN

SYNCHRO-CONVERTER 31 4.3 REM-ENERGIE IN COMBINATIE MET PULSBREEDTE MODULATIE 31 . . .

...

...

...

(3)

6

FREQUENTIES, SPANNING EN.AARDING.4.-.

5..,1 DE FREQUENTIE VAN HET BOORDNET 32

5.2 DE SPANNING EN AARDING VAN HET BOORDNET . . 3,2

DE GENERATOREN. a,.

.

.36

6,.1 DE SYNCHRONE GENERATOR.. 4. , 37

6.2 FYSIEKE EIGENSCHAPPEN VAN DE SYNCHRONE

GENERATOR 38

7

DC AANDRIjVINGEN___

*1.

7.1 DE DCPIOTOR. . .

.41

B

'ENKELE PRAICT I SCHE AS PECTEN. sh ,. .43

DEEL TWEE: REGELGEVING EN CLASSIFICATIE, VAN INVLOED

ZIJNDE OP ELERTRISCHE VOORTSTUWINGSINSTALLATIES 46

9 CONSEQUENTIES VAN DE REGELGEVING.. . . 47

9.1 SOLAS EN SI...

9.2 IECPUBLICATION 92-501 ... ., .48

9.3 KLASSEBUREAU DET NORSKE VERITAS 50

9.4 KLASSEBUREAU BUREAU

9.5 KLASSEBUREAU LLOYDS REGISTER OF SHIPP ING_ . 52

10

10.1 SAMENSTELLING VAN DE EMISSIES...,. 10.2.1 DE PRESENTATIE VAN GEMETEN

EMISSIES 54

101.2Y2 HET VERMINDEREN VAN SCHADELIJKE

EMISSIES 55

10.3 EMI SS IE E I,SEN DOOR IMO, 55

10-.4 EMISSIES VAN EEN DIESELELEKTRISCHE: INSTALLATIE 11

CONCLUSIESENAANBEVELINGEN. .----59

11.1 CONCLUSIES

...I

.59 11.2 AANBEVELINGEM,...,... .

61

JI 5 32 39 39 7.2 GELIJKRICHTERS 47 VERITAS 51 EMISSIES 53 53 57

(4)

aW4K6V

-tITERATUURLIJSTENINFORMATIEBRONNEN .. ... .62 BI iTLAGEN.

..*.* .mm*.***..**,* fot eVM wo45

BIJLAGE II, HOOFDSTUK C, BOUW EN UITVOERING VAN WERKTUIGLIJKE INSTALLATIES EN DE INRICHTING DER

RUIMTEN WAARIN ZIJ ZIJN GEPLAATST ARTIKEL 26, ALGEMEEN

ARTIKEL 27, BEVEILIGING VAN NERKTUIGEN ARTIKEL 28, ACHTERUITVERMOGEN

HOOFDSTUK D, ELEKTRISCHEINSTALLATIES

ARTIKEL 40, ALGEMEEN

ARTIKEL 41, ELEKTRISCHE HOOFDKRACHTBRONNEN' EN VERLICHTINGSINSTALLATIES ARTIKEL 43, ELEKTRISCHE NOODKRACHTBRON AAN

BOORD VAN VRACHTSCHEPEN VAN 500 TON OF MEER

ARTIKEL 45, VOORZORGSMAATREGELEN TEGEN GEVAREN VAN ELEKTRISCHE

OORS PRONG

ARTIKEL 45a, LID 3, ELEKTRISCHE AANZET INRICHTINGEN VOOR VOORT-STUWINGSMOTOREN

HOOFDSTUK E, AANVULLENDE VOORZIENINGEN VOOR TIJDELIJK ONBEMANDE MACHINEKAMER

ARTIKEL 53, BIJZONDERE VOORZIENINGEN VOOR WERKTUIGEN, KETELS EN

ELEKTRISCHE INSTALLATIES

INTRODUCTION

SECTION ONE - GENERAL CONSIDERATIONS SECTION TWO - GENERATORS, MOTORS, SEMI-.

CONDUCTOR CONVERTORS AND ELECTRIC SLIP-COUPLINGS

SECTION THREE

SECTION FOUR - CABLES AND WIRING

SECTION FIVE - MAIN AND CONTROL CIRCUITS SECTION SIX - PROTECTION OF THE SYSTEM SECTION SEVEN TESTING

III ICLASSEBUREAU DET NORSICE VERITAS

, . .9 6

PART 4, CHAPTER 4, SECTION

la:

ELECTRIC PROPULSION

A GENERAL REQUIREMENTS DESIGN PRINCIPLES

C ELECTRICAL SYSTEM DESIGN CONTROL SYSTEM DESIGN TESTS

65 I SOLASENSI

II IEC-PUBLICATION 92-501

(5)

PART 4, CHAPTER 1, SECTION 3: DESIGN PRINCIPLES CONSTRUCTION AND FUNCTION (RELIABILITY) RELIABILITY AND AVAILABILITY (REDUNDANCY) PART 5, CHAPTER 3: OIL TANKERS, SECTION 8: ELECTRICAL INSTALLATIONS

BASIC REQUIREMENTS

PART 6, CHAPTER 2, ELECTRIC PROPULSION REDUNDANT

IV KLASSEBUREAUBUREAUVERITAS 110

PART III, CHAPTER 18: ELECTRICAL INSTALLATIONS, SECTION 13: ELECTRIC PROPULSION PLANTS

GENERAL WORKING CONDITIONS

PRIME MOVERS

GENERATORS AND ELEKTRIC MOTORS SEMICONDUCTOR CONVERTORS

CONTROL CONSOLES AND EQUIPMENT

CONTROL, MANOEUVRING AND PROTECTION DEVICES

TESTING

'ART III, CHAPTER 18, SECTION 14: SHIPS CARRYING INFLAMMABLE LIQUEFIED GASES OR LIQUID CARGOES IN BULK

18-141 COMMON REQUIREMENTS

V KLASSEBUREAU LLOYDS REGISTER OF SHIPPING 118 PART 6, CHAPTER 2-2, SECTION 13: SPECIAL

REQUIREMENTS FOR ELECTRIC PROPULSION 13.1 GENERAL

13.2 EXCITATION

13.3 MANOEUVRING CONTROLS 13.4 CABLES

13.5 OVERLOAD AND SHORT-CIRCUITPROTECTION

13.6 EARTH LEAKAGE DETECTION

13.7 DISCHARGE PROTECTION

13.8 SAFETY DEVICES 13.9 ALARMS

13.10 IDENTIFICATION

PART 6, CHAPTER 2-2, SECTION 9: SPECIAL

REQUIREMENTS FOR TANKERS INTENDED FOR THE CARRIAGE IN BULK OF OIL, LIQUEFIED GASES AND OTHER HAZARDOUS LIQUIDS

9.3 SYSTEMS OF SUPPLY 9.4 DISTRIBUTION

VI EMISSIE BEREKENING VOOR HET VOORBEELD

VAN BLZ 58 123 C . 18-131 18-132 18-133 18-134 18-135 18-136 18-137

(6)

INLEIDING

flit rapport is geschreven als

eerste gedeelte van de

afstudeeropdracht: gecombineerde elektrische aandrijving van voortstuwing en hulpwerktuigen. Het principe van een

elektrische aandrijving voor hulpwerktuigen is niet nieuw, bijvoorbeeld pompen en lieren. Ook elektrische voortstuwing is niet nieuw. Het streven naar een minimaal geinstalleerd vermogen door combineren van hulp- en

voortstuwings-vermogen, gesplitst in, op het operationele

scenario afgestemde eenheden, is op zijn minst vernieuwend.

Een groot nadeel van elektrische voortstuwing is dat er

door twee extra energie-conversies, bij vollast een rendements-verlies ten opzichte van de diesel-directe

situatie optreedt.

Er zijn echter ook nogal wat voordelen op te noemen die in

een aantal gevallen het toepassen

van een elektrische

voortstuwing rechtvaardigen:

fysieke scheiding tussen voortstuwing en energie-opwekking,

flexibel en economisch toepassen van verschillende vermogensniveaus,

de mogelijkheid am voortstuwings- en hulpvermogen te

combineren,

grotere keuzevrijheid met betrekking tot de

diesel-motoren,

makkelijk en betrouwbaar achteruitslaan, toerenregeling van nul tot ± max,

hoge vermogensdichtheid en kleine, makkelijk te vervangen componenten,

stille en rustige bedrijfsvoering, hoge betrouwbaarheid en redundantie,

groat onderhoud aan dieselmotoren hoeft niet ten koste van al het beschikbaar vermogen te gaan,

hoge koppels bij lage toeren.

Een aantal van deze voordelen heeft er toe geleid dat veel cruise-schepen en onderzoeksvaartuigen en bijna alle schepen met een dynamisch positioneer inrichting en

ijsbrekers diesel-elektrisch zijn uitgevoerd. Echter de

voordelen 1, 2, 9 en 10 kunnen in een aantal gevallen oak

voor andere scheepstypen economische voordelen met zich

meebrengen.

Wanneer het vermogen tijdens havenbedrijf en

manoeuvreren een aanzienlijk percentage is van het hoofdvermogen, kan

door een handige splitsing altijd op een optimale belasting gedraaid warden. flit zou het rendementsverlies op

dienst-snelheid gedeeltelijk kunnen compenseren. Het plegen van onderhoud terwijl er op een lager vermogensniveau

door gefunctioneerd kan warden geeft wellicht een hogere bezettingsgraad. Door middel van een elektrische

voortstuwing is een hoge mate van redundantie makkelijker

te realiseren dan met een diesel-directe voortstuwing.

(7)

2:-Om deze voordelen optimaal te benutten, is het van belang

om naast de operationele scenario's en bijbehorende

vermogens

ook op

de hoogte te zijn van

de mogelijke

uitvoeringsvormen van een elektrische voortstuwings-installatie en de van invloed zijnde regelgeving. Daartoe

is de rapportage betreffende de opdracht in tweeen

gesplitst. Een gedeelte dat tot een model moet komen op basis waarvan een uitspraak gedaan kan worden of voor een

bepaald schip met een bepaald scenario een

diesel-elektrische installatie zinvol is, en een gedeelte waarin

de mogelijke uitvoeringsvormen van een elektrische

voortstuwings-installatie alsmede de van invloed zijnde

regelgeving behandeld wordt.

Voornoemde laatste gedeelte wordt in dit rapport behandeld. Om een en ander overzichtelijk te houden is dit rapport ook weer in twee delen gesplitst en wel als volgt:

DEEL EEN: EIGENSCHAPPEN VAN ELEKTRISCHE COMPONENTEN EN

SYSTEMEN, TE GEBRUIKEN PAN BOORD VAN SCHEPEN.

DEEL TWEE: REGELGEVING EN CLASSIFICATIE VAN INVLOED ZIJNDE OP ELEKTRISCHE VOORTSTUWINGSINSTALLATIES.

Deel een is gestructureerd in een aantal hoofdstukken die

ieder een aantal componenten en hun eigenschappen

beschouwen. Er wordt bij de verschillende componenten tevens behandeld wat voor invloed deze eigenschappen op het te vormen systeem kunnen hebben. Dit deel wordt afgesloten

met een hoofdstuk waarin een aantal praktische aspecten

staan vermeld.

Het gaat hierbij om informatie die niet

altijd direct uit de tekst is af te leiden maar die wel de moeite van het vermelden waard is.

In deel twee wordt aandacht geschonken aan de regelgeving.

Na enig wikken en wegen is er voor gekozen om door losse commentaren een zeer globale indruk te geven van wat de regelgevers eisen.

De letterlijke teksten staan in een

bijlage zodat er altijd opgezocht kan

worden wat

er specifiek geeist wordt. De problematiek rond de normen voor emissies komt in dit gedeelte ook aan bod.

Het rapport wordt afgesloten met conclusies en aanbevelingen.

(8)

DEEL EEN: EIGENSCHAPPEN VAN ELEKTRISCHE COMPONENTEN EN

SYSTEMEN, TE GEBRUIKEN AAN BOORD VAN SCHEPEN.

In dit onderdeel wordt gekeken wat voor componenten er

momenteel beschikbaar zijn om een elektrische voortstuwings installatie voor een schip samen te stellen. Er is hierbij

rekening gehouden met het felt dat vanaf het begin van de

jaren negentig hoofdzakelijk gewerkt wordt met draaistroom-draaistroom systemen, een enkele uitzondering zoals onderzeeers daargelaten. Dit heeft erin geresulteerd dat er van draaistroom (AC) systemen op component niveau

beschrijvingen warden gegeven

en van gelijkstroom

(DC)

systemen slechts enkele aspecten behandeld warden.

De keuze voor AC-systemen in plaats van de in het verleden toegepaste DC-systemen is een gevolg van twee factoren:

1 de ontwikkelingen op het gebied van de vermogens elektronica,

2 de toename van het gewenste vermogen.

Er is altijd gebruik gemaakt van DC-motoren vanwege het makkelijk te realiseren, nauwkeurige regelgedrag.

AC-motoren zijn veel moeilijker te regelen namelijk

door middel van frequentie variatie. Met de komst van

steeds krachtiger en betrouwbaarder half-geleiders

is het mogelijk am voldoende nauwkeurige en

bedrijfszekere frequentie omvormers te maken zodat het regelgedrag van een DC-motor nu met een AC-motor gerealiseerd kan warden.

Het maximale vermogen dat door middel van een DC-motor geleverd kan warden is begrensd tot:

output(kw) x omw/min < 1,6E6 [Borman en Sharman, 1994]. Deze begrenzing wordt veroorzaakt door het felt dat bij de gelijkstroommotor de rotorstroom per omwenteling een aantal maal van richting moet

veranderen, commuteren, zie hiervoor 7.1 DE DC-MOTOR.

Dit is voor de in het verleden vereiste vermogens geen bezwaar geweest echter met het toenemen van

afmetingen in de scheepvaart zijn oak de

vermogensbehoeften toegenomen en daarmee is de geschiktheid van de DC-motor voor een groot aantal

toepassingen afgenomen. Een bijkomend nadeel van de

DC-motor is dat door de commutatie de motor meer aan slijtage onderhevig is dan een AC-motor.

Resumerend kan er gesteld warden dat wanneer men

voor een

AC-systeem kiest in plaats van een DC-systeem er voor een

prijs in dezelfde orde grootte een toerenregeling verkregen

kan warden van een vergelijkbare

nauwkeurigheid maar met

een onderhoudsvriendelijkere motor die in grotere vermogens beschikbaar is.

ad 1t

(9)

a

EEN ELEKTRISCH NET'

Omdat er voor de opwekking van elektrische energie meerdere generatoren gebruikt worden en er ook meerdere consumenten

gevoed worden is er feitelijk sprake van een elektrisch

net.

Er zal hier echter geen complete beschrijving van

elektrische netten gegeven worden, er zullen enkele

ynderwerpen belicht worden die voor de elektrische

voort-stuwingsinstallatie van belang zijn.

Er zal slechts gekeken worden naar driefasen draaistroom-metten. De eerste vraag die daarbij opkomt is of het net geaard wordt of niet? Het doel van aarden is te voorkomen

dat een fout tussen een fase en aarde escaleert in een fout

tussen twee fasen [Peters en van Zeyl, 1989]. In principe wordt een niet geaard net alleen toegepast wanneer er als

gevolg van asymmetrische belasting geen hogere capacitieve

stromen gaan lopen dan 5 ampere, [Hensler, 1989]. In de praktijk betekent dit dat systemen boven 660 volt vrijwel

altijd geaard zijn. De wijze van aarden is afhankelijk van

de gebruikte spanning en van de voor bepaalde schepen

geldende regels met betrekking tot stromen door de scheeps-constructie. Bij de behandeling van de spanning en aarding van het boordnet en bij de behandeling van regelgeving meet hier over.

De vermogens in een elektrisch net zijn mede afhankelijk

van het fase verschil tussen spanning en stroom. De stromen

zijn niet altijd exact sinusvormig, er kan vervuiling van het net optreden. Beide aspecten zullen in het navolgende

behandeld worden.

1.1 VERMOGENS IN EEN ELEKTRISCH NET

Het vermogen in een net, spanning x stroom, is eigenlijk

een schijmvermogen en kan gesplitst worden in twee

componenten een actief deel en een reactief deel. Wanneer

de stroom in het net in fase achterloopt op de spanning, is

de stroom te ontbinden in een component evenwijdig aan de spanning en een component loodrecht op de spanning, zie

figuur 1.1. De evenwijdige componenten vormen na vermenig-vuldiging het actieve vermogen, de twee loodrechte componenten vormen na vermenigvuldiging het reactieve

vermogen. Het actieve vermogen is in staat om arbeid te

verrichten, het reactieve vermogen is a.a.

nodig voor

magnetiseringsstromen.

In de praktijk wordt de fasehoek tussen spanning en stroom phi genoemd en wordt cos.phi vaak de arbeidsf actor genoemd.

Het actieve en het reactieve vermogen vectorieel opgeteld

vormen dan weer het schijnvermogen (sin20+cos20=1).

Het actieve vermogen wordt

in de vorm van mechanische

energie aan de generator geleverd en het reactieve vermogen moet in de vorm van elektrische energie aan de bekrachtigingswikkeling van de (synchrone) generator worden bijgeregeld (Hame1s,1992).

(10)

Hierin ligt ook de keuze voor synchrone generatoren voor een elektrische voortstuwingsinstallatie, een asynchrone generator kan zonder hulpmiddelen geen reactief vermogen

leveren. Bij de behandeling van generatoren meer hier over.

figuur 1.1 fase achterstand

van de stroom.

Ter verhoging van het inzicht in de invloed die de

basis

elementen hebben op de faseverschillen tussen stroom en spanning volgen hier de relaties voor de weerstand R, de

inductie L en de capaciteit C.

Een weerstand waarover een wisselspanning staat:

t=RI ( t)

_T( t) - 'sinCI t

Er is dus geen faseverschil

tussen spanning en stroom. Een inductie waarover een wisseispanning staat:

Un.sina t-L ( t)

dt

Ld_z-( t) =Umax(sin0 t) dt

x

(11)

Elm

- - ax cosD t- 'sin Cat- *

La

De term LQ heeft de dimensie van een weerstand, er ontstaat

een fase-achterstand van de stroom ten opzichte van de

spanning, er wordt reactief vermogen gevraagd. De term LQ

wordt reactantie genoemd.

Een capaciteit waarover een wisselipanning istaat2

UmasinQt=11/(t)dt

dU sinOt

"dt

=C1CU cosa t =Oar sin(Q )

De term QC heeft de dimensie van een geleiding, er ontstaat

een fase voorsprong van de stroom ten opzichte van

de

spanning, er kan reactief vermogen geleverd worden.

Het reactieve vermogen vergt geen mechanisch vermogen maar

leidt wel tot een vergroting van de netstromen en dus van

de verliezen in het net [Hamels, 1992]. Bij het dimensioneren van generatoren en omvormers moet niet alleen

naar het actieve maar ook naar het schijnvermogen gekeken

worden, dit kan in sommige gevallen maatgevend zijn.

1.2 NETVERVUILING

In het net lopen in principe sinusvormige stromen met een

bepaalde frequentie, in de praktijk zal dit niet altijd het geval zijn en dan spreekt men van netvervuiling. Netvervuiling kan op drie manieren voorkomen,

er lopen ook stromen met een afwijkende frequentie, er lopen stromen met een van de sinus afwijkende vorm,

op een bepaald punt wijkt het verloop af van een

sinusvorm.

--figuur 1.2 twee vormen van netvervuiling

2,er /open

stromen met een van een sinus

afwijkende

vorm 3,op een

bepaald

punt wijkt het verloop at van een sinus.

t)

1(t)-C

(12)

tabel 1.1 invloed van harmonischen op de netvervuiling van

het

voedende

net.

Ook het door de omvormer gevoede net wordt vervuild door de, omvormer, bij de behandeling van de verschillende omvormers zal daar aandacht aan besteed worden.

harmonisch orde getal

invloed van harmonische 6 puls

00

12 puls (%) 5 ;18 3 , 7 1,11 , 2 ill , 1 4,5 4,5 1 13 '2,9 2,9 1 17 1 1,5_ 0,2 19 1

1,0

,

0,1

r 23 , 0,9 0,9 25 0,8 , 0,8

Een statische omvormer zal door zijn werkingsprincipe

altijd stromen, met frequenties die hoger liggen dan de

voedingsfrequentie, injecteren

in het net waaruit

hij

gevoed wordt. Dit noemt men vervuiling met harmonischen,

deze harmonische stromen zullen door de inwendige

impedantie van het net merkbaar zijn als spanningen. Deze

spanningen kunnen andere gebruikers van het net storen en

storende capacitieve stromen opwekken in kabels die niet

tot het net zelf behoren maar wel door hetzelfde pad lopen.

Op deze manier kunnen er storingen in onder meet

besturingen en communicatie ontstaan en kunnen generatoren en motoren een grotere temperatuurstijging ondergaan.

De frequentle van de harmonischen wordt bepaald door het

aantal direct met het net

in verbinding staande

half-geleiders van de omvormer. Hier zal van het algemene geval

uitgegaan worden dat er zes halfgeleiders zijn (6 puls), voor het verband tussen de harmonische frequenties en de

net frequentie geldt clan de volgende formule: le

harm= (6n±1) ft

In deze formule is n

een geheel positief getal. Om de

invloed van harmonischen te verminderen kan ook van een met

twaalf halfgeleiders uitgeruste gelijk/wisselrichter (12

puls) gebruik gemaakt worden [Mijnarends, 1994].

Het veelvoud dat de harmonische is van de netfrequentie noemt men het orde getal. De invloed ten opzichte van het

onvervuilde net neemt af met het toenemen van het orde

(13)

Ii

2 DRAAISTROOM-MOTOREN

Er zijn verschillende soorten draaistroom-motoren

i(AC-motoren) op de markt. Hier zullen slechts de twee

basisvormen besproken worden die voor de toepassing aan

boord van schepen van belang zijn. Deze motoren hebben drie wikkelingsfasen op de stator die, wanneer het driefasen net daarop aangesloten wordt, een symmetrisch draaiveld ontwikkelen. De rotorspoelen kunnen bekrachtigt zijn, een

synchrone motor, of kortgesloten, een asynchrone motor. Bij een verandering van het toerental, door wijzigen van de

frequentie of door

een verandering van

de belasting,

verandert ook de rotorstroom. De hierdoor opgewekte flux,

ankerreactie,

verstoort de flux van het

statorveld en

daarmee het geleverde koppel.

Bij een DC-motor met een

stilstaand statorveld kan dit opgelost worden door het

toepassen van compensatiewikkelingen. Bij een AC-motor met

een draaiend statorveld is dat niet mogelijk. Er kan voor

AC-motoren gebruik gemaakt worden van de .2ogenaamde vectorregeling.

Vectorregeling komt nu hierop neer, dat de hiervoor

bedoelde componenten, de statorstroom en daarmee de flux,

en de arbeidsstroom in de rotor, onafhankelijk van elkaar worden beheerst. Het gaat daarbij on het beheersen van twee

patronen waarvan de onderlinge positie afhankelijk is van de belastingstoestand. Dit is niet mogelijk door met vast ingestelde regelaars de drie fasenstromen in de stator te

regelen.

Voor de praktische realisatie is het nodig dat een besturingsschakeling beschikt over motorparameters en

gegevens over de toestand van de motor, toerental en de verandering daarvan. Aan de hand van deze gegevens is het mogelijk om wenswaarden van de stromen te berekenen en te vergelijken met werkelijke waarden.

Op basis van deze

vergelij king wordt de frequentie omvormer zodanig

aangestuurd dat bij

een bepaalde frequentie de

juiste stromen lopen om een optimale flux te garanderend.

Met behulp van vectorregeling ontstaat bij de AC-motor dus een regelgedrag dat gelijk is aan dat van de DC-motor. Het principe van vectorregeling kan ongeacht het type frequentie omvormer of het type motor worden toegepast.

Z-1-1 DE SYNCHRONE' MOTOR

Zoals vermeld heeft de synchrone motor een stator met drie wikkelingsfasen,

tezamen noemt men dat de

draaistroom-wikkeling. Een rotor met een noord- en een zuidpool zal, ingebracht in het draaiveld,

ontwikkeld door de

draai-stroomwikkeling, dit draaiveld gaan volgen.

Een preciezer voorstelling van zaken is te stellen dat de

rotor per periode van de draaistroom - positieve stroom en negatieve stroom - twee polen - noord en zuid - verdraaid.

(14)

r

rotor en kunnen er meerdere draaistroomwikkelingen op de.

stator voorkomen (redundantie).

De rotorpolen worden tot stand gebracht door bekrachtiging

met gelijkstroom. Omdat de polen niet van teken wijzigen vindt de bekrachtiging plaats door middel van sleepringen

die, omdat er geen richtingsverandering van stroom

plaatsvindt, lang niet 204n beperkende factor zijn als de commutator in een DC-motor. Net vermogen dat aan de rotor wordt toegevoerd wordt omgezet in warmte en is this op te

vatten als verlies, dit is een

van de redenen dat bij

grotere vermogens de draaistroomwikkeling

altijd op de

stator zit. De andere reden is dat het vermogen dat via

sleepringen toegevoerd moet worden liefst zo klein mogelijk

is

De synchrone motor kan alleen in synchronisme een constant koppel ontwikkelen en heeft derhalve een koppeltoerenkromme

die bijna loodrecht op de toeren-as staat ter plekke van het synchrone toerental.

Dit betekent dat de

synchrone motor die direct uit een draaistroomnet gevoed wordt niet geschikt is voor sterk wisselende belastingen, een sterke daling van het toerental betekent dat de motor uit de pas

valt en geen koppel meer levert.

Een synchrone motor kan niet

uit zichzelf aanlopen er

zullen aparte voorzieningen getroffen moeten worden. Deze

voorzieningen betekenen in de praktijk dat met een

hulpmotor, die in de synchrone machine ingebouwd kan zijn,

de motor op gang geholpen wordt of dat er met behulp van een frequentie omvormer vanaf 0 Hz opgestart wordt.

De toerenregeling van een synchrone motor kan wanneer er

slechts enkele toerentallen gewenst zijn gebeuren door

aan-en uitschakelbare rotorpolaan-en te gebruikaan-en. Wanneer er eaan-en continu variabele toerenregeling nodig is. moet er gebruik

gemaakt worden van een frequentie omvormer. In de praktijk

worden hiervoor, met name de laatste jaren, bijna alleen

Tiaar statische omvormers gebruikt.

2.1.2 FYSIEKE EIGENSCHAPPEN VAN DE SYNCHRONE MOTOR

Er zijn synchrone motoren voor veel doelen en toepassingeh

te verkrijgen, aan boord van

schepen worden ze

hoofdzakelijk gebruikt als voortstuwingsmotor.

Voor de

aandrijving van pompen en andere werktuigen gebruikt men

liever asynchrone (kooianker) motoren vanwege het robuuste karakter daarvan.

De afmetingen van synchrone motoren die hier volgen hebben betrekking op motoren die in een vermogensrange vallen die

voor de voortstuwing van

schepen interessant is. De

koelvoorzieningen zijn in de afmetingen meegenomen, bij, inbouw moet nog wel rekening gehouden worden

met aansluit

mogelijkheden hiervan. In de meeste gevallen is er sprake

van interne luchtkoeling, op de motor is dan

(15)

wisselaar gemonteerd die de koellucht met behulp van water koelt,

er zal

dus een koelwater systeem geinstalleerd

moeten worden.

tabel 2.1 afmetingen van synchrone motoren voor 1500/3300

volt en een toerenbereik tot 100/150 omw/min.

Synchrone motoren zijn in principe niet erg onderhoudsgevoelig, de enige bewegende delen zijn de

rotorlagers en de sleepringen. Deze onderdelen worden al sinds een groot aantal jaren toegepast en er zijn dan ook

betrouwbare gegevens over slijtage en faalgedrag. Hierdoor is het mogelijk om goede levensduur voorspellingen te doen

an de hand van draaiuren en belastingen, dit

wil niet

zeggen dat fabrikanten deze gegevens voor algemene

doeleinden beschikbaar stellen.

Het onderhoud kan dus

beperkt blijven tot controle en eventueel vervanging van

sleepringen en lagers.

Het rendement van een synchrone motor in de vermogensklasse

van duizend kilowatt en meer ligt in de orde van 94-96% .

De arbeidsf actor is afhankelijk van de bekrachtiging en kan

gevarieerd worden als dat wenselijk is. Bij een normaal gebruik zal het echter niet voorkomen dat de rotorstromen erg veel vergroot worden, de arbeidsfactor zal meestal zo

rond de 0,8

liggen-2,2 DE ASYNCHRONE, MOTOR

De werking van een asynchrone machine is gebaseerd op een

rotor met kortgesloten wikkelingen die in een draaistroom-wikkeling, zoals ook in de synchrone motor toegepast, wordt

blootgesteld aan een draaiveld.

Zoals bij de synchrone

motor aangetoond is wisselt de stroom door de

stator-windingen per periode twee keer van richting. De aldus

gerealiseerde flux veranderingen kunnen in de rotorspoelen stromen induceren omdat de rotorspoelen zijn kortgesloten.

"Door deze stromen ontstaan er

krach

ten op de spoelen die een koppel vormen dat de rotor als het ware het

draaiveld

van de stator wil doen inhalen, conform het principe van

Lenz voor inductie verschijnselen" [Hamels, 1992].

Het toerental dat de rotor tracht te bereiken wordt op

dezelfde manier bepaald als het synchrone toerental van de

synchrone motor. Wanneer dit toerental bereikt zou wordEn

asvermogen (kW) LxBxH (mm) massa (kg) 1000 600x800x800 2500 5000 3000x1600x2100 56000 7500 10000 4400x6000x4200

(16)

wlymi!.44:7g..V9,;4

levert de asynchrone motor geen koppel meer, in de praktijk

zal de motor dit toerental dus nooit bereiken vandaar de

naam asynchrone motor.

Er bestaan twee hoofduitvoeringen van de asynchrone motor

namelijk de kooiankermotor waar de rotorspoelen zijn vervangen door verbonden staven, en de sleepringankermotor

waar de rotorspoelen via sleepringen near buiten gevoerd worden alwaar de spoelen in serie met weerstand, dan wel

direct kortgesloten kunnen worden. De kooiankermotor heeft bij een bepaalde ingangsspanning en frequentie een vaststaande bedrijfskarakteristiek, de

bedrijfs-karakteristiek van de sleepringankermotor

ken door het

wijzigen van de weerstand of door het terugvoeren van de rotorstroom near het net nog belnvloed worden. De eerste mogelijkheid levert door extra warmte ontwikkeling in de

weerstanden rendementsverlies op en is minder geschikt voor continubedrijf. De tweede mogelijkheid levert

door het

terugvoeden van de rotorstroom een hoog rendement en is dus wel geschikt voor continubedrijf.

Laatst genoemde manier besturen van een sleepringankermotor

berust op het regelen van het rotorslip-vermogen en staat

bekend onder de naam ondersynchrone cascade regeling.

Vanwege het robuustere karakter van de kooiankermotorwordt er naar gestreefd deze verreweg het meest te gebruiken voor

de aandrijving van pompen, ventilatoren enz. Het principe

van toerenregeling door terugvoeden aan het net is echter een energetisch interessant principe, daarom zal naast de kooiankermotor ook de ondersynchrone cascade regeling van sleepringankermotoren behandeld worden.

2.2.1 DE KOOIANKER MOTOR

Bij een kooiankermotor zijn de rotorspoelen vervangen door

staven die aan hun uiteinden

verbonden zijn door twee

ringen. flit levert een robuuste

constructie die in verschillende uitvoeringen mogelijk is. Er zijn motoren met

een dubbele kooi of met ronde staven of met smalle hoge geleiders, die ieder hun eigen karakteristiek hebben, zie

figuur 2.1.

Zoals uit het werkingsprincipe blijkt is de kooiankermotor een onderhoudsvriendelijke motor, de enige bewegende delen

zijn de aslagers. De toepassingsgebieden

van de motor

kunnen wel eisen stellen aan de afdichting en dat ken weer aanleiding zijn voor extra aan slijtage onderhevige

onderdelen. Hierbij moet bijvoorbeeld gedacht worden aan

asafdichtingen van onderwater motoren.

De warmte die ontstaat tijdens het aanlopen van de

kooiankermotor is gelijk aan het verschil in kinetische

energie tussen begin- en eindsituatie [Hamels, 1992]. Deze

warmte ontstaat in de

rotorstaven en is

een beperkende

(17)

Het rendement van een kooiankermotor ligt in de orde van circa 95% voor een 500kW motor tot 97% voor een 10000kW

motor,

verschillende

figuur 2.1 koppeltoerenkrommen van

rotorvormen:

1,dubbe1kooi

2,hoogkantstaven 3,ci1indrische staven 4,s1eepringanker.

Omdat de kooianker motor zijn werking ontleent aan inductie

zal er altijd een achterstand van de stroom optreden ten

opzichte van de

spanning. De arbeidsfactor is daarbij

afhankelijk van de belasting, zie figuur 2.2. Een hoge belastingsgraad geeft dus een klein reactief vermogen en daarmee weinig 'nutteloze' stromen.

0#

cosy

06

az

0

-al age as 0.0 to

figuur 2.2

de arbeidsfactor

van

functie van

de

be1asting.

De nu volgende tabellen geven

eeh

indicatie van de afmetingen van motoren die in een vermogensrange liggen die hier van belang is.

116

een kooiankermotor all

7; 100--P/p /Z. 0 50 0 100

(18)

tabel 2.2 afmetingen van kooianker motoren voor 660 volt en een toerenbereik tot circa 1200 omw/min.

tabe1 2.3 afmetingen van kooianker motoren voor 1700-3300

volt en een toerenbereik tot circa 900 omw/min.

2.2.2 DE ONDERSYNCHRONE CASCADE REGELING

Zoals bij asynchrone motoren is aangetoond, ontstaat er bij deze motoren een koppel door de geinduceerde rotorstromen.

Door deze rotorstromen gedeeltelijk 'af te tappen' wordt het koppel kleiner, daardoor de slip

groter en dus het

toerental lager.

De ondersynchrone cascade regeling voert een gedeelte van

de rotorstroom via een omvormer terug near het net, figuur

2.3. Op deze manier is het mogelijk om door variatie van het teruggevoerde vermogen het toerental te varieren. Er

ontstaat slechts extra verlies door het rondlopen van deze

stromen, dit is een veel kleiner verlies dan wanneer deze

stromen door externe weerstanden gevoerd zouden worden. Dit is de reden waarom een cascade regeling voor continubedrijf veel gunstiger is dan het toepassen van externe weerstanden.

Als een motor wordt ingeschakeld dan zal er een

inschakel-stroom lopen die 4 tot 10 keer groter is dan de nominale

stroom [Hamels, 1992].

Dit kan op een aantal

manieren

beperkt worden, twee veel gebruikte mogelijkheden zijn: de vermogens elektronica voorzien van een soft-start,

met behulp van aanloopweerstanden de impedantie van de

rotorketen verhogen. asvermogen (kW) LxHxB (mm) massa (kg) 500 500x500x500 150 750 1250 2500 2600x2400x2100 9100 asvermogen (kW) LxHxB (mm) massa (kg) 1500 2400x2000x1450 7500 3000 2800x2400x2000 9000 5000 3000x3000x2500 15000 7500

(19)

Zit

Wanneer de motor gevoed wordt door een frequentie omvormer

dan wordt

er van een

soft-start gebruik gemaakt. Bij

ondersynchrone cascade regeling wordt de motor direct uit het net gevoed,

er wordt dan ook gebruik gemaakt van

aanloopweerstanden, zie figuur 2.3.

figuur 2.3 ondersynchroae cascade regeling.

Een nadeel van de ondersynchrone cascade regeling is dat er

een beperkt regelgebied bestreken wordt, 60-100% van het

toerental.

S FREQUENTIS OMVORMERS

Aan boord van de elektrisch Voortgestuwde schepen

uitgerust zijn met een AC-installatie worden drie soorten frequentie omvormers toegepast. De keuze voor een bepaald type omvormer wordt bepaald door de eigenschappen van de

omvormer en de voorkeur en ervaring van de bouwer en reder.

Om die reden is

ervoor gekozen cm van alle drie de

omvormers het werkingsprincipe te beschrijven, en aandacht te besteden aan aspecten als rendementen en afmetingen.

Aangezien er bier sprake is van statische omvormers die gebruik maken van halfgeleiders

zal er eerst aandacht

besteed worden aan de verschillende soorten halfgeleiders.

Er zal gekeken worden naar mogelijkheden van de

half-geleiders, voor de werkingsprincipes wordt verwezen naar de betreffende literatuur zoals Woudstra [1993].

3.1 'HALFGELEIDERS

Halfgeleiders 2ijn elementen die zijn opgebouwd

materiaal dat van zichzelf slecht geleidt. Door het

inbrengen van vervuiling op atoomniveau kan de ge1eidin4

die

(20)

E"

beinvloed worden.

Wanneer er laagjes met verschillende

soorten vervuiling op elkaar gelegd warden ontstaan er elementen die door het aanbrengen van spanningen gemanipuleerd kunnen worden voor wat betreft hun geleidbaarheid.

Er ontstaan op deze manier schakelaars

zonder bewegende delen waarmee vrij grote stromen aan en

uit geschakeld kunnen worden, zie figuur 3.1.

Momenteel zijn er drie verschillende soorten halfgeleiders

algemeen toepasbaar zij het dat er van iedere soort weer een aantal varianten zijn. In de hier van belang zijnde

frequentie omvormers worden alle drie de soorten

half-geleiders gebruikt vandaar dat aan zowel de thyristor, de transistor als de diode een paragraaf gewijd is. In het

algemeen kan

nog gesteld worden dat het

tegenwoordig

mogelijk is om de halfgeleiders in watergekoelde vorm toe.

te passen.

3.1.,1 DE DIODE'

De diode is een halfgeleider die opgebouwd is uit

drid

lagen en twee elektrische aansluitingen heeft, zie figuur

3.1.

Deze aansluitingen, de anode en de kathode warden

aangesloten in een circuit waar de stroom maar een kant op mag lopen. Wanneer de anode een positieve potentiaal heeft ten opzichte van de kathode komt de diode in geleiding, de

doorlaatrichting is

van anode naar

kathode. Keert de

spanning over de diode van polariteit on dan houdt de diode

op te geleiden. De werking van de diode is het

best te

vergelijken met een ventiel.

Wanneer de diode in geleiding is staat er, ongeacht de stroom die er loopt, circa 0,5V tot 1,2V over de diode. De

stroom die door de diode loopt levert voor dit voltage

verlies op dat in warmte wordt

omgezet. Wanneer het on

grote stromen gaat moet nagegaan worden of de warmte die op deze manier ontstaat wel door de diode aan de omgeving kan

worden afgegeven. In geval van oververhitting raakt een

diode onherstelbaar beschadigd, er zal dus gekeken moeten worden hoe de diode gekoeld moet worden.

3.1-2 DE THYRISTOR

De thyristor is een uit vier lagen opgebouwde halfgeleider met drie elektrische aansluitingen, een anode een kathode en een stuur- of poortelektrode (gate), zie figuur 3.1. De doelstelling van de thyristor is dezelfde als van de diode echter de thyristor is 'bestuurbaar'. Wanneer de anode en

kathode aangesloten zijn dan zal de thyristor pas gaan geleiden als er op de gate een kortstondige spanning is gezet, een stuurpuls. Pas als de stroom door de thyristor

tijdelijk vrijwel opgeheven is, bijvoorbeeld de nuldoorgang

van een wisselstroom of doordat een hulpketen, het doof-circuit, de stroom uit de thyristor 'wegzuigt' stopt de

(21)

Er zijn ook thyristoren op de markt die zowel aan ale uit gestuurd kunnen worden, de zogenaamde 'gate-turn-off (GTO)

thyristoren, deze maken een nauwkeuriger besturing mogelijk dan gewone thyristoren. Nadelen zijn dat er een vrij grote

stuurstroom nodig is om de GTO-thyristor te cloven, circa

20% van de te onderbreken stroom, en dat de stuurstroom een nauwkeurig omschreven verloop in de tijd moet hebben.

Thyristoren worden in de praktijk meestal door een 'programmeble-logic-circuit' (PLC) ontstoken. Voor het cloven wordt soms gebruik gemaakt van de 'back-EMF' die de

te voeden motor opwekt zie hiervoor de synchro-convertor. De spanning die over een geleidende thyristor staat bedraagt 1V tot 2V en deze spanningsval wordt in combinatie

met de stroom door de thyristor omgezet in verlieswarmte. Evenals bij de diode moet aandacht besteed worden aan te

verwachten warmte ontwikkeling en methode van koeling.

3.1.3 DE TRANSISTOR

Transistoren zijn halfgeleider elementen die reeds lang in

gebruik zijn als versterkers. Ook bij een transistor zijn er drie aansluitpunten,

de collector de emitter en de

basis, zie figuur 3.1. In een aangepaste uitvoering Ran men de transistor ook als schakelend element gebruiken [Hamels,

1992]. De collector en de emitter zijn dan te beschouwen als de aansluitingen van de schakelaar en de basis is de besturingsaansluiting. De transistor gaat geleiden als er een stuurstroom wordt aangeboden aan de basis en blijft

slechts dan geleiden als deze stuurstroom aangeboden blijft.

Gedurende de tijd dat de stroom loopt staat er over

de

transistor slechts enkele tienden volt waardoor de verliezen niet al te groot zijn. Desalniettemin zal ook bij

de transistor

de ontwikkelde warmte op

afdoende wijze afgevoerd moeten worden ten einde beschadiging te

voor-komen.

De laatste jaren is er een nieuw soort transistor op de

markt de Insulated-Gate-Bipolar-Transistor (IGBT). Met de

IGBT is

het mogelijke om sneller te schakelen dan met

conventionele transistoren terwijl het stuurstroom circuit

een kleiner vermogen vergt. Het maximale vermogen waarbij

de IGBT toegepast Ran warden ligt lager dan dat van de GTO-thyristor ANODE A TO DE thyristor E_d B Transistor

figuur 3.1 schematische voorstelling van halfge1eiders.

k

diode

N

(22)

tabe1 3.1 parameters van vee1 gebrulkte halfge1eiders. De keuze van een halfgeleider is dus mede afhankelijk van de toepassing. Globaal kan men

stellen dat voor hoge

frequenties en niet al te grote vermogens de transistor of

de IGBT de voorkeur geniet, wanneer de vermogens groter worden is men gebonden te kiezen voor de GTO-thyristor.

Voor de aller grootste vermogens rest dan de thyristor. De

diode wordt eigenlijk alleen gebruikt voor gelijkrichters die een constante spanning moeten aanbieden en vormen qua vermogen geen belemmering [symposium vermogenselektronica,

1994].

3.2.1 PULSBREEDTE MODULATIE

De frequentie omvormers die volgens het pulsbreedte modulatie principe werken zijn gelijkstroomtussenkring omvormers. flit wil zeggen dat de omvormer opgebouwd is uit een gelijkrichter en daarop aangesloten een wisselrichter. Wanneer men tussen de positieve en de negatieve tak van een

gelijkrichter een grote capaciteit aansluit ontstaat een

spanningsbron met een constante spanning, deze spanning is

-eNFT.,Meolt2e#4.

3.1.4 WELKE HALFGELEIDER wORDT WANNEER TOEGEPAST

Bij de keuze van de halfgeleiders zijn er twee criteria die

een rol spelen namelijk het doel van de schakeling en het

te beheersen vermogen.

Het doel van de schakeling is een criterium dat soms een vrije keuze laat, voor een ongestuurde gelijkrichter kan men volstaan met diodes, voor een volgestuurde

wissel-richter kan het heel aantrekkelijk zijn om snelle makkelijk te besturen transistoren te gebruiken.

Het te beheersen vermogen is een bindend criterium dat voorgeschreven wordt door de maximaal toelaatbare stromen door de halfgeleiders, de doorlaatstromen en de maximaal

toelaatbare spanningen over de niet geleidende half-geleiders, de sperspanningen.

Om een indicatie te geven volgen hier enige richtwaarden

van de sperspanningen en doorlaatstromen van moderne half-geleiders, met name de IGBT is nog in ontwikkeling en vormt een steeds geduchtere concurrent voor de GTO-thyristor.

halfgeleider sperspanning(V) stroom(A)

diode 6600 4000 thyristor 6600 4000 GTO-thyristor 4500 4000 IGBT 2000 1200 transistor 500 500

(23)

--instelbaar (nul-ingangsspanning) of niet, afhankelijk van

de gebruikte gelijkrichter. Een parallel aan deze

capaciteit aangesloten wisselrichter kan door een juiste

aansturing, door een PLC, deze gelijkspanning in pulsen van varierende breedte en wisselende polariteit aanbieden. Door nu afwisselend positieve en negatieve series van

spannings-pulsen, met een varierende breedte, te genereren is het mogelijk een stroom te laten lopen die een sinusvorm benaderd, zie figuur 3.2.

Men noemt deze omzetter oak wel een spanningsbron omzetter.

Airlit

I

Ii h

J

[

RECTIFIER TRANSISTOR INVERTER

.T...Z...

..-,,, ...

,

figuur 3.2 het principe van pulsbreedte modulatie.

De nauwkeurigheid waarmee de sinusvorm

door de stroom

benaderd wordt hangt af van de schakelfrequentie van de

wisselrichter, hoe hoger het aantal pulsen per periode aan

de uitgang hoe mooier de sinus. Dit is de reden waarom er

tegenwoordig voor de wisselrichter bij voorkeur transistoren of IGBT's gebruikt worden, voor grotere vermogens gebruikt men GTO-thyristoren.

De netvervuiling die een pulsbreedte modulatie omvormer genereert in

het net waar hij

uit gevoed wordt is

de standaard netvervuiling die door een gelijkrichter

gegenereerd wordt, tabel 1.1. De frequenties van de harmonischen die gegenereerd worden in het net dat door de

omvormer gevoed wordt zijn moeilijk

in een formule te

vatten, er is een afhankelijkheid van de netfrequentie, de

uitgangsfrequentie en de pulsfrequentie. Het gaat dan om

harmonische spanningen die stromen doen lopen, deze stromen zijn nauwelijks te detecteren [Hensler, 1989].

,1 ^

(24)

-4,NbnareW

W4S4*.a,-.44

3.2.2

FYSIEKE E1GENSCHAPPEN VAN DE PULSSREEDTE MODULATOR

De pulsbreedte modulator is een veel toegepaste vorm van toerenregelaar voor draaistroommotoren. Door de algemene toepassing is er een grote varieteit aan regelaars op de

markt. De hier gegeven afmetingen en gewichten zijn dan oak richtwaarden en kunnen niet zomaar gebruikt warden voor een correcte vergelijking tussen een elektrische aandrijving en

een ander alternatief. Ook wordt hier niet geprobeerd een

compleet overzicht te geven van de in de handel zijnde

omvormers. Er wordt van een aantal omvormers, die in een vermogensrange vallen die voor dit onderzoek interessant

kan zijn, de hoofdafmetingen gegeven.

tabel 3.3 afmetingen van de 660/850 volt uitvoerince (uitgangsspanning tOt

1700 volt mogelijk mbv.

step-up trafo's).

tabel 3.4 afmetingen van de 3000/3300 volt uitvoering. Voor alle voltages geldt een nauwkeurigheid van ±10%,

voor

de ingangsfrequenties, 50 Hz voor de

380

en

660

volt units

en 50 of 60

Hz voor de

3000/3300

volt units geldt een

nauwkeurigheid van ±3%. De omvormers kunnen een rendement

bereiken van

98-99%

wanneer ze op hun nominale

vermogen belast warden.. De arbeidsfactor varieert van 011.05

bij vermogen (kVA) 1HxDxB (mm) Massa (kg)

125

2250x750x900

1550

200

2250x750x1200

500

300

2250x750x15001

1650

500

2250x750x1900

750

800

2000x1000x2400

1000

1800.

2000x1000x3000

2500

2500

2000x1000x4600.

2500

3000

p2000x1000x4600

2500

vermogen (kVA) HxDx13 (mm) massa (kg)

1250/2000

3000x1250x1700

2500

1250/2000

i2500x1250x2250

13000

1250/2000/2800

4

2250x1250x3550

3500

3150/5000

12250x1250x4100

4500

6300

12250x1250x6850

16500,

10000

250x1250x8150

esoo

I

(25)

uitgangsfrequentie nul tot circa 0.85 bij nominale

uigangs-frequentie voor een omvormer met een gestuurde

gelijk-richter.

De omvormer met een ongestuurde gelijkrichter

heeft een constante arbeidsf actor in de orde van grootte van 0.95 [Rautelin, 1990], zie oak '7.1 GELIJKRICHTERS'. Voor de koeling van de vermogenselektronica in de omvormers

wordt in de meeste gevallen gebruik gemaakt van

waterkoeling. De maximale temperatuur in de kast is voor 100% belasting 40°C bij toenemende temperatuur geldt een afnemende belastbaarheid met ongeveer 5% per 1°C. Wanneer de omgevingslucht gebruikt wordt voor koeling moet deze

schoon zijn of gefilterd worden waarbij tevens de relatieve vochtigheid zodanig laag moet zijn

dat onder gegeven

condities geen condensatie optreedt.

emdat er in het hele omvormingproces geen bewegende delen

zitten hoeft er nagenoeg geen onderhoud gepleegd te worden. 1

In feite behoeven alleen de filters en/of waterkoeling

onderhoud, natuurlijk verdient het wel aanbeveling om de elektronica regelmatig te inspecteren.

Met name

grote

condensatoren waar hoge spanningen over staan hebben een

niet zeker te voorspellen verouderingsgedrag en dienen dus volgens een

in overleg met

de leverancier te bepalen. routine gecontroleerd te warden.

De meeste omvormers hebben vrij uitgebreide diagnose systemen. Dit in combinatie met

een modulaire opbouw

waarbij de verschillende onderdelen op standaardkaarten in

een frame of kast geschoven of geschroefd kunnen worden

resulteert in een korte mean time to repair.

Een voordeel

van de pulsbreedte modulator is dat er

meerdere motorenr parallel geschakeld, tegelijk bestuurd

kunnen warden.

343.1 DE SYNCHRO-CONVERTER.

De synchro-converter is evenals de pulsbreedte modulator een gelijkstroomtussenkring omvormer. De gelijkstroom-tussenkring is bier echter voorzien van een zware

smoor-spoel waardoor het karakter van een stroombron ontstaat. De op deze stroombron aangesloten wisselrichterwordt gestuurd door de last die gevoed wordt, hetgeen in het geval van een

motor een synchrone motor moet zijn. Deze wekt namelijk,

omdat de

rotor bekrachtigd is,

op de stator reactief

vermogen op.

"Als de rotor draait, wordt in de

stator-spoelen oak een spanning opgewekt. In principe werkt deze

spanning de voedingsspanning tegen." [Hamels, 1991].

Volgens dit principe wordt de statorspanning in de

verschillende wikkelingen steeds even naar nul gedrukt als

er een rotorpool 'voorbij komt'. Een zogenaamd "voltage

clocking computer circuit" i(VCCC) zorgt op dat moment voor

het ontsteken van de volgende thyristor. Deze volgende

(26)

overnemen, zie figuur 3.3. Motor en omvormer moeten voor

een goede werking nauwkeurig op elkaar afgestemd zijn.

Wanneer de motor aan moet 1open of hele lage toerentallen moet draaien, <10% van het nominale toerental, levert de motor niet genoeg reactief vermogen om de thyristoren te

cloven.

Een veel gebruikte oplossing is dan het zogenaamde pulsen,

de gelijkrichter zo sturen dat de gelijkstroomtussenkring

'nuldoorgangen heeft zodat het eerder genoemde VCCC de

motor en de wisselrichter op kan starten, zie figuur 3.4.

figuur 3.3 principe werking van de synchro-converter, de

zwarte delen zijn in geleiding.

figuur 3.4 toerental, tussenkringstroom en

uitgangsstroom,

gebied I pulsen, gebied II motor gestuurde commutatie.

n ' '

1

t

U

Ii"lHalta, Plar 1

1.14rik WOMAINIANNOWNMONIS

1 L;'11111111 I

iliVil

i it, II!. 0 1 0 0: !!

i

i.

i 11

I Miii

I II,..,': I!

.IL

'i II 1 ri II i ' I i il i° .1° 11.11 i %

#N if

001

If rill

I

(27)

Het toerental dat de synchrone motor bereikt is bepaald

door de lastkarakteristiek van het aangedreven werktuig en

het koppel dat de motor bij

de ingestelde stroom kan

leveren. Mocht door een plotselinge belastingstoename het

toerental opeens sterk dalen dan bestaat er geen gevaar dat de motor 'uit de pas valt de voedingsfrequentie wordt

immers bepaald door het toerental.

De netvervuiling die een synchro-converter genereert is in

het voedende net gelijk aan die in het gevoede net, het

gaat dan om de standaard zespulsvervuiling, zie tabel 1.1 (uiteraard geldt dit voor een zespuls omvormer).

3.3.2 FYSIEKE EIGENSCHAPPEN VAN DE SYNCHRO-CONVERTER De synchro-converter is in de vermogens range van klein tot

groot beschikbaar enkele kW tot 11000kW aan boord van de

QE2. Er wordt aan de gelijkrichterbrug gecommuteerd doordat

de wisselstroom steeds nuldoorgangen heeft en aan de

wisselrichterbrug wordt gecommuteerd door de motor en een eenvoudig circuit. Dit maakt de synchro-converter een storingsongevoelige frequentie omvormer.

Het onderhoud zal dan ook geconcentreerd zijn op

de koeling die afhankelijk van het vermogen lucht,

lucht-water of water-water is. De converters

zijn over het

algemeen modulair van opbouw due in geval van een defect is er makkelijk een gedeelte te vervangen.

De synchro-converter heeft een arbeidsfactor van circa 0.05 voor uitgangsfrequentie nul tot circa 0.85 voor nominale uitgangsfrequentie [Peters en van Zeyl, 1989].

3.4.1 DE CYCLO-CONVERTER

De cyclo-converter (CCV) is een frequentie omvormer zonder tussenkring die gebruik maakt van de techniek van bestuur-bare gelijkrichters. Met een volgestuurde gelijkrichter is

het mogelijk om van een ingangsspanning met een constante

frequentie en een constante maximum spanning een

uitgangs-spanning te maken die varieert tussen nul en nagenoeg de ingangs spanning.

Deze variatie

kan door

een

juiste aansturing van

de halfgeleiders de vorm aannemen van een halve sinusperiode.

Wanneer op deze gelijkrichter een

tweede gelijkrichter

antiparallel wordt aangesloten, figuur 3.5, is het mogelijk om achter eerder genoemde halve sinusperiode een tweede

halve sinusperiode van tegengestelde polariteit te plakken. Deze twee halve sinusperioden vormen samen een hele

sinusperiode, het

blijven herhalen van deze handeling

levert een (benaderde) wisselspanning.

Met behulp van drie zulke schakelingen die 120 graden in

face zijn verschoven

ten opzichte van

elkaar is het

mogelijk om een driefasen net

te maken. De

(28)

ontstekings-tijdstippen en geleidingsduur

van de thyristoren en

is hier, net als bij de pulsbreedte modulator, onafhankelijk

van de belasting en door een PLC gestuurd. Het is dan ook

mogelijk om met de CCV zowel

synchrone ale asynchrone

motoren te voeden.

De werking van de CCV berust op het gelijkrichten van een driefasen net, de op deze manier verkregen gelijkstroom bevat altijd een rimpel die bepaald is door de voedings-frequentie. De met behulp van deze gelijkstroom gemaakte

wisselstroom bevat die rimpel dus ook, figuur 3.6, en wordt daardoor beperkt in de maximaal te bereiken frequentie. Dit heeft als consequentie dat de uitgangsfrequentie van de CCV niet hoger mag worden dan eenderde van de ingangs-frequentie. In de praktijk zal die situatie weinig

voorkomen, er wordt bijvoorbeeld in geval van een voeding

van 60 Hz niet hoger gegaan dan een uitgang van 18 Hz. Doordat bij een CCV de drie takken parallel zijn geschakeld bestaat het gevaar dat er over die takken kringstromen gaan

lopen. Om dit te voorkomen moeten de drie takken aan de ingang of aan de uitgang galvanisch gescheiden zijn. flit

betekent dat er twee soorten

CCV's zijn,

een met een

galvanische scheiding aan de ingang, door middel van

transformatoren, en een met een galvanische scheiding aan

de uitgang, door iedere brug op een losse statorwinding aan te sluiten.

(29)

Zoals uit de figuren blijkt is het bij de rechter CCV

mogelijk dat er kringstromen gaan lopen en bij de linker niet. De CCV met galvanische scheiding op de motor wordt

dan ook een CCV met kringstroom genoemd, de andere

uiteraard een CCV zonder kringstroom. De CCV met kring-stroom vergt vanwege de kringstromen veel nauwkeuriger en tegelijkertijd robuuster besturingselektronica en

smoor-spoelen om pieken in de kringstromen at te vlakken. bit

maakt de CCV zonder kringstroom verreweg de meest toegepaste CCV.

Wanneer er aan de uitgang slechts een beperkt aantal

frequenties nodig is, is het mogelijk am de ontsteking van de thyristoren synchroon met de voedingsfrequentie te laten

lopen. Op deze manier ontstaan trapeziumvormige golven, de

zo gegenereerde spanning en stroom zijn niet zo mooi maar

de besturing is aanmerkelijk simpeler, deze besturing wordt ook wel aangeduid als synchrone CCV.

Omdat de CCV bestaat uit een combinatie van gelijkrichters is de netvervuiling die in het net waaruit hi] gevoed wordt gelijk aan de vervuiling zoals genoemd op blz 5 tabel 1.1. De vervuiling die de CCV genereert in het net dat hi] voedt wordt bepaald de ingangs-en de uitgangsfrequentie:

f uit

f harm -5net [6/2±(2m+1)7,;]

Hierin zijn n en m gehele positieve getallen. De

harmonischen zijn in het geval van de CCV spanningen die

stromen doen lopen. Deze stromen zijn echter nauwelijks te detecteren, [Hensler, 1989].

3.4.2 FYSIEKE EIGENSCHAPPEN VAN DE CYCLO-CONVERTER

De CCV bevat door

zijn werkwijze minimaal zesendertig

halfgeleiders hetgeen aanzienlijk meer is dan de twaalf van de eerder genoemde frequentie omvormers. Hierdoor is de CCV

relatief duur, daar komt bij dat de CCV een wat lagere

maximale arbeidsfactor heeft dan de

gelijkstroom-tussenkring omvormers, circa 0,7 [ABB Rotterdam] bij een rendement van circa 97% flit zijn redenen waarom de CCV

eigenlijk alleen gebruikt wordt als er grate vermogens

nodig zijn bij niet al te hoge frequenties [Hamels, 1992].

tabel 3.5 afmetingen van cyclo-convertors, spanningen van

1000 tot 10000 volt zijn

mogelijk.

vermogen (kVA) HxDx13 (mm) massa (kg)

7000 2300x1200x8500 6600

11000 2300x1200x10800 9500

(30)

-4trx,%Nm-.7.711:

var.

rfiglittentani

4014141013:07111011

PIITASSIVASA

(4701141)1(1/1

tiaatreffaiso

tat .11.,

figuur 3.6 uitgangsspanning van een

cyclo-converter

a,synchroon b,met kringstroom d,zonder kringstroom.

De

CCV wordt vanwege de

grote vermogens hoofdzakelijk

gebruikt in de besturing vanuit 3300 volt en hoger netten. Dit maakt met de eerder genoemde lage arbeidsf actor dat de

CCV eigenlijk alleen daar wordt toegepast waar vanwege de grote vermogens een gelijkstroomtussenkring

omvormer niet meer gebruikt kan worden. Daarmee wordt voor de schepen waar dit onderzoek op van toepassing is de CCV

een wat minder voor de hand liggende oplossing.

4 REMMEN EN VAART MINDEREN MET EEN ELEKTRISCHE VOORTSTUWING

Er bestaan twee manieren om een driefasen draaistroommotor te laten remmen:

gelijkspanning op de statorwikkelingen aanbrengen, van de drie fasen omdraaien, waardoor de draai-richting van het statorveld omdraaid.

Bij de eerste methode komt de rotor van een synchrone motor

tot stilstand en blijtt daarna vaststaan zolang de motor

a

(31)

bekrachtigd is.

De rotor van een asynchrone motor zal

gezien de werking pas tot stilstand komen als het schip

stilligt.

Bij de tweede methode zal de rotor het omgekeerde

draaiveld willen volgen. De rotor komt dus tot stilstand om

vervolgens in tegengestelde richting aan te lopen. Deze

methode is geschikt om de draairichting van de schroef snel

om te keren. Wanneer de schroef

slechts tot stilstand

gebracht moet worden is bij deze methode een mechanische

rem nodig.

Bij deze beide methoden komt de warmte die onstaat

door het afnemen van de kinetische energie vrij

in de

rotorketen. In dit geval heeft een sleepringankermotor het

voordeel dat een gedeelte van deze energie in de

weer-standen buiten de motor, dus makkelijk te koelen, vrijkomt.

Bij

een synchrone motor

kan het mogelijk

zijn om de

bekrachtiging van de sleepringen af te halen en de rotor

kort te sluiten met dissipatie-weerstanden.

In de hiervoor beschreven situaties is er steeds sprake van

een energiestroom van de omvormer naar de voortstuwings-motor. Laten we echter een elektrisch voortgestuwd schip

vaart minderen door slechts het voortstuwingsvermogen te

reduceren dan zal de energierichting omdraaien en de voortstuwingsmotor energie leveren aan de omvormer.

4.1 REM-ENERGIE IN COMBINATIE MET EEN CYCLO-CONVERTER

De werking van de CCV berust op de werking van volgestuurde gelijkrichters. Het

is mogelijk om deze gelijkrichters

zodanig aan te sturen dat ze over gaan tot wisselrichter

bedrijf, zie 7.2 GELIJKRICHTERS. Op deze manier kan er over

de 'gelijkrichters waar de CCV uit is opgebouwd energie

aan het net worden teruggeleverd.

De aan het net teruggeleverde energie kan op twee manieren 'verdwijnen':

er is sprake van een groot nevenverbruik en de teruggeleverde energie wordt geconsumeerd;

de generatoren gaan als motor werken en de energie

wordt in de dieselmotoren gedissipeerd.

De eerste mogelijkheid is in werkelijkheid niet zo mooi als

ze klinkt. Beschikbare rem-energie vormt maar een klein deel van de totale energie behoefte en manifesteerd zich in pieken.

Het consumeren wordt dan ook vooral vanuit een

praktisch oogpunt gedaan en niet vanuit rendements-overwegingen.

Wanneer de rem-energie teruggevoerd wordt naar de diesels

moet het net hierop berekend zijn. Het verminderen van het generatorvermogen en vervolgens het voeden van de

generatoren door de omgekeerd werkende omvormers mag de

(32)

figuur 4.1 spanningsbron

omzetter (pulsbreedte modulator)

met

vrijloopdiodes

en dissipatie-weerstand.

_

fthotsiv INt

Een derde mogelijkheid is de elektrische energie direkt in

weerstanden dissiperen. Dit is technisch gezien de

makkelijkste oplossing maar vergt wel

extra ruimte en

massa.

4;2 REM-ENERGIE IN COMBINATIE MET EEN

SYNCHRO-CONVERTER 'De synchro-converter heeft in zijn gelijkstroomtussenkring

een voorgeschreven stroomrichting en een door middel van de ontsteekhoek van de gelijkrichter vrij te kiezen polariteit [Hamels, 1992]. Een synchro-converter kan dus met de

'gelijkrichter in wisselrichterbedrijf'

en de synchrone

motor extern aangedreven, energie terugleveren aan het net. Voor de aan de synchro-converter teruggevoerde elektrische

energie gelden dezelfde beschouwingen als voor de aan de

CCV teruggevoerde elektrische energie.

4.3 REM-ENERGIE IN COMBINATIE MET PULSBREEDTE

MODULATIE' Bij een spanningsbron omzetter zijn de stroomrichting en de

polariteit in de gelijkstroomtussenkring voorgeschreven THamels, 1992]. Het is daardoor niet mogelijk om zonder

extra aanpassingen energie terug te voeren over de pulsbreedte modulator.

Ook bij de spanningsbron omzetter geldt dat het dissiperen

van de

rem-energie in weerstanden technisch

gezien de

makkelijkste oplossing biedt. Om de energie van de drie fasen symetrisch op te nemen en te dissiperen wordt deze

eerst door vrijloopdiodes in de wisselrichter

gelijkgericht. Vervolgens is het mogelijk om in de gelijkstroom-tussenkring tussen twee thyristoren een

dissipatie-weerstand te plaatsen, zie figuur 4.1, het is

ook mogelijkheid de dissipatie-weerstand via een chopper te voeden.

(33)

Wanneer de rem-energie aan het net terug geleverd moet

warden moet er een extra wisselrichter anti-parallel aan de

reeds aanwezige gelijkrichter geschakeld worden, of er moeten in plaats van diodes thyristoren gebruikt warden, de arbeidsfactor zal dan variabel warden. De hoeveelheid

energie die op deze manier terugkomt en nuttig gebruikt kan warden zal meestal niet voldoende zijn am de extra

investering te rechtvaardigen.

In de praktijk zal rem-energie bij

toepassing van een

spanningsbron omzetter vrijwel altijd in weerstanden

gedissipeerd worden.

5 FREQUENTIES, SPANNING EN AARDING

In dit hoofdstuk zal aandacht besteed warden aan de keuze

van de frequentie alsmede de spanning en daarmee in

samenhang het aarden of niet. Dit is vooral een keuze van praktische aard die per schip bekeken moet warden. Hier

zullen alleen algemene richtlijnen gegeven warden en zullen enkele aandachtspunten belicht warden. Met name aarden van het boordnet is al jaren een discussie punt, in '8 ENKELE

PRAKTISCHE ASPECTEN zijn de voor- en nadelen van aarden

ter verduidelijking nog eens opgesomd.

5.1 DE FREQUENTIE VAN HET BOORDNET

De keuze van de frequentie is

er een die vooral wordt

bepaald door de reder aangezien de meeste systemen in zowel

60Hz als 50Hz uit te voeren zijn.

In Europa hebben de

meeste landen een 50Hz net, dus als er alleen in Europa gevaren wordt is het praktisch am aan board oak 50Hz te

gebruiken. Buiten Europa is de gebruikelijke netfrequentie

veelal 60Hz zodat het praktisch is de boordfrequentie ook 60Hz te kiezen. Op deze manier is het mogelijk am zonder

problemen van een walstroomaansluiting gebruik te maken. In geval van intercontinentale reizen is de keuze voor een

60Hz boordnet de meest voor de hand liggende omdat veelal

de grote 60Hz verbruikers ook wel functioneren op 50Hz. Er

zijn dan maar kleine aanpassingen nodig am de gevoelige

apparatuur van een

juiste frequentie te voorzien. Het

geschikt maken van een 50Hz net voor een 60Hz voeding is in

praktische zin niet mogelijk. De intercontinentale reizen vallen echter buiten de operationele scenario's van dit

rapport.

5.2 DE SPANNING EN AARDING VAN HET BOORDNET

In principe is het niet juist am aan board van een

diesel-elektrisch schip te spreken van 'de spanning' omdat het

zelden voorkomt dat alle verbruikers van eenzelfde

spanningsniveau zijn. In grate lijnen kan men stellen dat

(34)

itattiwOw4Ilt,w-functioneert en dat er spanningsniveaus

zijn waarop de

avenge gebruikers functioneren.

Deze overige gebruikers, verlichting, kombuis, navigatie en dergelijke zijn op een diesel-elektrisch schip niet anders dan op een conventioneel schip. Wanneer er hier gesproken wordt over de spanning van het net, heeft dit betrekking op

de spanning in het net dat gebruikt wordt voor het voeden

van de voortstuwing.

De spanningen die aan boord van schepen gebruikt worden

voor de voortstuwing zijn 400V/440V, 660V/690V, 3000V/3300V, 6000V/6600V, 10000V/11000V [IEC 92-201]. De

eerste twee komen alleen voor bij kleine vermogens, tot 500kW, en de laatste twee komen alleen in aanmerking voor

zeer grote vermogens, bijvoorbeeld de Queen Elizabeth 2 met 2x44MW heeft een 10000V 60Hz net. Verder zij opgemerkt dat 690V een 'toekomst aanbeveling' is, tegenwoordig wordt nog 660V toegepast, bijvoorbeeld het onderzoeksvaartuig Zirfaea van rijks-waterstaat.

Wat opvalt bij het bekijken van spanningen en frequenties is dat bij 3000V en 6000V meestal een frequentie van 50Hz

gebruikt wordt, en bij 3300V en 6600V meestal een frequentie van 60Hz gebruikt wordt.

Bij de bepaling van de te gebruiken spanning zijn er een

aantal beperkende factoren. Allereerst zijn dat de

kart-sluitstroom en het kortsluitvermogen. De kortsluitstroom moet door een beveiliging onderbroken kunnen worden, is

voor een generator circa 8 keer de nominale stroom (aanname) [Bolt, 1985] en mag maximaal circa 75kA bij 660V bedragen.

"Het kortsluitvermogen is

gedefinieerd als het

driefasenvermogen dat men berekent uit de (stationaire)

kortsluitstroom en de nominale (gekoppelde) spanning in het desbetreffende punt van het net; in formule:

Pk.s1.=0-

UnIk.s.z.

"Het is echter een rekengrootheid en niet het vermogen dat,

als ergens een kortsluiting is ontstaan, werkelijk wordt toegevoerd aan de pleats

waar dat is gebeurd, omdat de

kortsluitst room en de nominale spanning daar nooit tegelijkertijd optreden." [Hamels, 1992].

Dit levert voor een 660V systeem een kortsluitvermogen van circa 85,7MVA en, onder de aanname van een kortsluitstroom van 8 keer de nominale stroom, een maximaal geinstalleerd generator vermogen van 10,7W/A.

Deze waarden zijn indicatief, de maximale kortsluitstroom

is een ervaringsgegeven en zal

in overleg met de

installateur bepaald warden. Vaak wordt er een behoorlijke veiligheidsmarge in acht genomen, en gaat men uit van een

Cytaty

Powiązane dokumenty

This paper presents some design approaches to hybrid control systems combining conventional control techniques with fuzzy logic and neural networks.. Such a mixed implementation

Na wystawie zaprezentowane zostało wy­ dawnictwo Towarzystwa - „450 lat toruńskiego Podgórza 1555-2005”, na którego treść składały się artykuł Karoli

Książkę uzupełniają 53 zdjęcia, ry­ sunki i plany obiektów, którym poświęcono uwagę w kolejnych rozdziałach publikacji, począwszy od projektu flagi miasta z

$contrl scftyp=rhf runtyp=tdhfx nosym=1 ispher=0 $end $system mwords=1 $end.. $basis gbasis=n21 ngauss=3 $end $guess

The article presents an algorithm for the detection of inter-turn short-circuit in the stator winding of an induction motor with the use of deep neural network and the Intel

W tej procedurze instrukcję For Each umieszczono dodatkowo w strukturze obsługi błędów Try … Catch, aby uniknąć błędu wtedy, gdy funkcja konwersji CSng(Element.Text)

Free trial available

In this image-based method, flow around a motor cycle with a person and aerodynamic characteristics of the motor cycle were successfully obtained.. 1