deel
"-1.
RAPPORT Nr:G-Opdracht T-Gedeelte
DE RECIRCULATIESEKTIE
F.de Grunt
A. M. Schootstra Mei 1979
TECHNISCHE HOGESCHOOL DELFT
AFDELING DER WERKTUIGBOUWKUNDELABORATORIUM APPARATENBOUW PROCESINDUSTRIE
247-, \ , i I , I' I \ I I I I I I
..
. I~
N~
...
,
'~
'
~
~~
v
'
, I , ~ . ~ ~' ~....
...
"
~
~"
\~
~
~ fo.) -..
~ --~~
0~
p ~ .::!,
~
~ ka elli)f:;i;~e,..... r--
---
~..
-
...
..
~ ~-..
~'_...
~~...
,
-
..•
'"
····C--~
t
~ ~•
, 'TECHNISCHE HOGESCHOOL DELFT
lab appparatenbouw procesindustrie lab chemische technologie
DE RECIRCULATIESEKTIE
G-opdracht
Fabrieksvoorontwerp mei 1979
begeleiders:
ir W.J.B. van den Bergh dr S.J. Jancic ir L.J. Kuijvenhoven drs F.A. Meyer studenten: F. de Grunt A.M. Schootstra
·
.
Samenva tt ing
Dit verslag bevat het f,ysisch ontwerp van de recirculatiesectie voor monofluortriohloormethaan en onomgezet tetrachloorkoolstof in een fabriek voor de produktie van fluorchloorkoolstof verbin-dingen. Het fabrieksvoorontwerp van D.Rekers en A.Steenks diende als basis voor dit ontwerp. In hun verslag beschrijven zij de recirculatiesectie in combinatie met de reactor als onderdeel van de fabriek.
In ons ontwerp is het door hun voorgestelde flashvat vervallen. Voor de fysisohe berekening en de dimensionering van de
destil-latiekolom zijn ideale K-waarden gebruikt, en K-waarden, welke
bepaald zijn met een computerprogramma voor vloeistof-damp even-wichten.
-1-I ' .
Conclusies
Het voorgestelde flashvat is niet rendabel en komt daarom niét voor in het eindontwerp van de recirculatiesectie.
- Het mengsel van stoffen gedraagt zich waarschijnlijk idealer dan het Chao en Seader programma doet voorkomen. Behalve voor R13 liggen de verschillen echter nog binnen redelijke grenzen.
- De grafische- en computerberekeningen ter bepaling van de kolom-condities geven eensluidende resultaten.
Het uiteindelijke kolomontwerp is gebaseerd op ideale K-waarden. Deze kolom bevat 17 schotels en heeft een topdiameter van 1,20 m en een bodemdiameter van 0,75 m.
- Het lukt net om de condensor te koelen met bronwater. Verhoging van de druk is niet mogelijk aangezien de bodemtemperatuur dan te hoog wordt.
Het energieverbruik is ontoelaatbaar hoog. Optimalisering van de reactor in combinatie met de recirculatiesectie is nodig, met inachtneming van de R13-produktie.
-2-1. Inhoudsopgave Samenvatting Conclusies 1. Inhoudsopgave 2. Inleiding 2.1. Algemeen 2.2. Scheidingsscherpte 2.3. Uitgangspunten
3.
Flashvat berekening4.
Kolomberekening4.1. Bepaling van het aantal theoretische schotels en van de refluxverhouding
4.1.1. Grafische methode
4.1.2. Schotel tot schotel methode 4.2. Dimensionering van de kolom
4.3.
Bepaling van de oondensor- en reboilertemperatuur5.
Overzicht resultaten6.
Literatuuropgave Appendices pagina 1 23
44
7
8
9 12 12 12 12 18 2225
30A. Constructie van het MacCabe-Thiele diagram 32
B. De Chao en Seader procedure 40
C. Whendi
45
D. Berekeningsvoorbeeld voor de dimensionering 68
van een destillatiekolom
E. Berekening van de oondensortemperatuur bij 80
ideale K-waarden
Berekening van de condensortemperatuur met 81
de Chao en Seader procedure
Symbolenlijst 82
-3-2. Inleiding
2., t • Algemeen
Dit verslag bevat het fysisch ontwerp van de reoirculatietrap voor onomgezet tetra in een fabriek voor de produktie van
fluorohloorkoolstof-verbindingen. Het fabrieksvoorontwerp van D.Rekers en A.Steenks (10) diende als basis voor dit ontwerp. In hun verslag beschrijven zij de produktie van monofluortri-chloormethaan ( CCl
3F , Ri1 ) en dichloordifluormethaan ( CCl2F2 ' Ri2 ) uitgaande van tetrachloorkoolstof ( CCl
4 ' RiO)
en waterstoffluoride ( HF ) • Zij komen tot een multibed reactor met splitfeed van RiO en recirculatie van onomgezet RiO. Aangezien er aan het eind van de reactor een overmaat RiO is om de
con-centratie van HF laag te houden. Het proces in de reactor vindt plaats in de gasfase bij temperaturen van ca. 200 oe. De kata-lysator is aluminiumfluoride , uitgevoerd als een vast bed. In de recirculatiesectie vindt de soheiding plaats tussen het pro-dukt : Ri1 + Ri2 en het reoiroulaat : RiO + R11 • R12 mag niet recirculeren aangezien dit een verhoging van de produktie van R13 zou betekenen, wat zeer ongewenst is. Ri3 staat voor: monochloortrifluormethaan ( CCIF
3 ) • Als werkdruk in de
reao-tor is
5
bar gekozen om de toptemperatuur in de recirculatie-kolom hoog te houden , zodat koeling met water mogelijk is.Voor het flowschema van de reactor met de recirculatie-sectie zie de figuren 1 en 2 • Rekers en S~enks stellen voor om de recirculatiesectie uit te voeren met een flashvat en een destillatiekolom. Voor de berekening van de prooesstromen hebben zij een computerprogramma ontworpen. Eén van de invoervariabelen is de maximale temperatuurstijging over de katalysatorbedden. Het programma rekent dan de stabiele situatie uit waarbij de opgegeven produktspecificatie gehaald wordt. Voor onze bereke-ningen hebben we de temperatuur bij de ingang van ieder bed gesteld op 190°C. Als maximale temperatuurstijging over elk
o
bed is 20 C gekozen. Het is heel goed mogelijk dat andere waarden een beter ontwerp leveren. De berekende processtromen zijn ook weergegeven in de figuren 1 en 2 • Beide
-4-Uit de reactor : 2,65 R10 26,50 R11 6,21 R12 0,12 RB 16,44
HCL
°1
16 HF 52,08 . totaal Voeding reactor : 10,00 R10 R10 16,45 HF--
---
-- --
-
-
-5-Product : 3,66 R11 6,21 R12 0,12 R13 0,02mr
~~:4~
=
HCL
totaal Recirculaat : 2,65 R10 22,84 R11 0,14 HF 25,63=
totaal fig. 1Reactor met recirculatie, 37 mol% R11 stromen in molen per seconde
Uit de reaotor s 4,02 R10 18,16 R11 2,68 R12 0,03 R13 12,62
HCL
6,11
HF tot. : 37,62 -..--
-
- - -
_
.
_-Voeding reactor : 10,00 R10 12,54 HF R10 -6-Product 7,17 R11 2,68 R12 0,03 R13 0,04 HF ·12.,62
HCL
22,54=
totaal Recirculaat : 4,02 R10 10,99 R11 0,07 HF -15,08=
totaal fig. 2Reactor met recirculatie, 72 mol% R11
woordigen de uitersten van de vereiste produktsamenstellingen.
De reoirculatie zorgt voor een lagere reactortemperatuur en een
lagere produktie van R13 , maar kost wel veel energie!
Het gevormde Hel is dankzij zijn veel hogere dampspanning
als inert te beschouwen. Dat wil zeggen dat voor evenwichtbe-rekeningen gesteld kan worden dat Hel niet oondenseert. Als
systeemdruk voor de freonen moet een lagere druk in rekening
worden gebracht dan de totaaldruk van 5 bar. De molfractie van Hel in de totale dampstroom maal 5 bar is de partiaalspanning
van Hel die van de totaáldnuk moet worden afgetrokken t
Eerst wordt de werking van het flashvat onderzocht ,
daarna de kolom. TIimensionering van de beide componenten volgt daarna. De eisen die aan de soheiding worden gesteld zijn te
vinden in 2.2 • In 2.3 zijn een aantal voorwaarden vermeld die
door AKZO zijn opgesteld. Het ontwerp van Rekers en Steenks is
de basis voor dit ontwerp, dat betekent dat de wenselijkheid van de recirculatieseotie in het totaalontwerp van de fabriek wordt aangenomen.
2.2. Scheidingsscherpte
De gewenste zuiverheid die bij de scheiding gehaald moet worden
is als volgt te berekenen De produkt en R11 en R12 moeten
voor 99,95
%
zuiver zijn. Bij de laatste destillatiekolom inde fabriek is de scheiding nooit ideaal, er zal dus R12 in R11 blijven zitten. In de recirculatiesectie gaat er ook R10 mee met het produkt. Deze R10 zal voor het grootste deel in de R11 terecht komen. We stellen nu dat van de 0,05 % veront-reinigingen die in R11 zitten de helft R10 is en de andere helft R12. Het maximale gehalte aan R10 dat over de top van de
reoir-oulatiekolom mag gaan is dus: 0,025
%
ten opzichte van R11 •Bij een produktsamenstelling van 72 mol% wordt dit
0,025 x 7,17
=
0,008%
t.o.v. de totale produkt stroom.22,54
-7-Dat is 0,025 x 7,17 = 0,018 % t.o.v. de freonenstroom. 9,88
In het geval van 37 mol% wordt dit : 0,025 x 3,66 = 0,0035 % R10
26,45
t.o.v. de produktstroom. Dat is 0,025 x 3,66
=
0,009 % R10 t.o.v.9,99
de freonenstroom. Ook stellen we een maximum gehalte aan R12 in
de reciroulaatstroom , dit in verband met de ongewenste
produk-tie van R13. Een scheiding voor R12 met 99,95
%
over de top en0,05 % in de recirculaatstroom levert voor een produkt
samenstel-ling van 72 mol% : 0,05 x 2,68
=
0,009 % R12 t.o.v. de totale15,°8
reoirculaatstroom.-Voor het geval van 31 mol% :
0,05 x 6,21 = 0,012 % R12 t.o.v~ de totale reciroulaatstroom.
25,63 !
Voor het verdere ontwerp is 0,015 % R12 àangehouden.
Uitgangspunten
Van de uitgangspunten, opgesteld door AKZO, zijn de volgende voor d.e:ze sectie van belang:
I
- Capaciteit 40.000 ton per jaar R11 + R12 , bij 8.000
produk-tieuren per jaar. Dit moet gehalveerd kunnen worden.
- Produkt en minimaal 40 gew.% R11 ( 37 mol% ) en
maximaal 15 gew.% R11 ( 12 mol% ). - Produktspecificatie : R11 en R12 minimaal 99,95 %
maximaal 10 ppm H
20.
- Grondstoffen tetra- minimaal 99,9 % , max. 20 ppm H20.
- Overige
HF --- max. 500 ppm H
20 , max. 100 ppm H2S04
max. 1 ppm S02 ' max. 1 ppm H2SiF6 • -tijdens de destillatie mag de bodemtemperatuur
niet hoger zijn dan 1000C •
-de produktie van R13 moet minimaal zijn.
-er is een koelwatervoorziening, er is bronwater
beschikbaar van 11
°c
max. 100 m3fuur.-Optimalisering van de energie- en waterverbruiken.
3. Flashvat berekening
Een overzicht van de dampspanningen van de diverse oomponenten leert dat de volgorde van de vluohtigheden als volgt is
( beginnende met de minst vluchtige component) H
20 , R10 , R11 , HF , R12 , R13 , HOI. Er is al gesteld dat het HCI als
inert beschouwd kan worden. Het H20 is afkomstig uit de beide
grondstoffen. Door de lage dampspanning blijft dit water oir-ouleren en moet dus worden afgetapt in een fasesoheider. In het water lost ook een aantal andere verontreinigingen op.
Het flashvat is één evenwiohtstrap , met de bedoeling
om R10 alvast af te scheiden , zodat de kolom minder belast
I
wordt. De ligging van het vloeistof-damp evenwicht van het ingaande mengsel is te bepalen met de Chao en Seader procedure ( appendix B ) • Dit computer programma maakt een
flashbereke-ning van een gespecificeerd mengsel bij een gegeven temperatuur
en druk. Als antwoord geeft deze prooedure de ligging van het
evenwicht ( vapor-ratio ) en de samenstellingen van de vloei-stof en damp.
Voor de berekening van het flashvat weten wij de voeding
en de druk. Ook hebben we een maximum gehalte aan R12 gesteld
dat in de reoirculaatstroom mag zitten. ( 0,015 % t.o.v. de recirc. stroom) Wij voeren deze flashberekening uit bij ver-schillende temperaturen en zoeken naar de laagste temperatuur , waarbij nog net aan de voorwaarde van R12 wordt voldaan. De grootte van de vapor-ratio geeft dan aan of het flashvat enig
nut heeft. We stellen dat de kolom en het flashvat beide
even-veel R12 mogen reoirculeren. Het flashvat mag dus 0,0075 % R12
t.o.v. de tot.recycle-stroom door-laten, dat is 0,025
%
t.o.v.R12. De hieronder vermelde invoer is gebruikt voor de berekening-en • Voor 37 mol% R11 :
De voeding bestaat uit: R10
X:r=~
= 0,07535,4 R11 X f = 261
2
0,747 35,48 R12 X f 6z
21 = 0,175 35,48-9-en
Rt3
Y(HCI + HF) = 16,44 + 0,16 = 0,319 52,08
R12 in de vloeistoffase mag maximaal Voor 72 mol% R11 krijgen we :
voeding: R10= 0,162 , R11= 0,730 Y(HCI + HF)
=
12,62 + 0,11 = 0,338 37,62 0,12 = 0,003 35,48 p = ( 1-0,319).5= 3,4 bar s 0,0075 % zijn. , R12= 0,108 , R13= 0,001 p = ( 1-0,338).5= 3,3 bar sDe uitkomsten van de flashberekening zijn weergegeven in tabel 1. y'aarin' staat aangegeven:
- druk (bar) t empera uur t (Oe)
v.r. = vapor-ratio v.r.=1 : alles gas v.r.=O vapor-ratio = molen gas
tot. molen
alles vloei-baar. -per component de molfraotie in het gas en de molfraotie in
de vloeistof.
-het percentage van een component dat aanwezig is in de vloei-stoffase ten opzichte van de totale aanwezige hoeveelheid van die component.
Voor R12 wilden we een verdeling van 99,975 % R12 in de damp-fase en maximaal 0,025 % in de vloeistofdamp-fase. (t.o.v~ R12) Bij een produktsamenstelling van 37 mol% R11 en een temperatuur van 67
oe
zien we dat er 0,58 % van alle R12 in de vloeistof aanwezig is. Deze hoeveelheid is zelfs te veel , terwijl de vapor-ratio al bijna 1 is , namelijk 0,966. Dat wil zeggen dater maar erg weinig R10 gecondenseerd wordt (12 %). Het flash-vat ontlast de kolom maar erg weinig. Eén evenwichtstrap is niet voldoende voor een goede scheiding die we eisen. Het is economisch gezien antunstig om een flashvat te gebruiken ter ontlasting van de kol~.
In het vervolg van ons ontwerp van de recirculatieseotie richten wij ons op het ontwerp van de destillatiekolom en laten we het flashvat weg.
-10-,
R10
R11
R12
R13
T Pv.r.
y X Y X Y X Yx
%
R10 % R11 % R12 % R13
oe
hR.,.37mel% R11 :
r r-67
3,!f~0,966 0,069 0,261
.
O~748 0,709 0,180 0,030
0,0030,000002 11,8
3,2 0,58 0,0023
65 3,4 0,883 0,056 0,222 0,747 0,744 0,194 0,034 0,003 0,000002 34,6 11,6 2,3
-60 3,4 0,626 0,032 0,146 0,713 0,803 0,249 0,050 0,005 0,000003 72,8 40,2 10,7
-I -" -"55 3,4 0,387 0,021 0,109 0,639 0,816 0,332 0,076 0,008 0,000006 89,1 66,9 26,6
-I50 3,4 0,218 0,016 0,092 0,552 0,801 0,419 0,107 0,014 0,000011 95,9 83,8 47,8
-72 mol% R11
I75
3,3 0,912 0,137 0,419 0,746 0,565 0,117 0,016 0,Q91,
0,0
22,8
6,8 1,3
-72 3,3 0,796 0,110 0,363 0,759 0,618 0,131 0,019 0,001 0,000001 45,7 17,3 3,6
",02
70 3,3 0,109 0,094 0,326 0,162 0,652 0,143 0,022 0,001 0,000001 58,6 26,0 5,9
-67 3,3 0,566 0,074 0,276 0,756 0,696 0,170 0,028 0,002 0,000001 73,9 41,4 11,3
-65 3,3 0,467 0,064 0,248 0,743 0,719 0,193 0,033 0,002 0,000001 81,6 52,5 16,3 0,53
Tabel 1 , tlashberekening4.
Kolomberekening4.1. Bepaling van het aantal theoretische schotels en van de re~luxverhouding
4.1.1. Gra~ische methode
Als eerste oriëntatie is een gra~ische kolomberekening uitg~voerd met behulp van de Mc .. Cabe-Thiele methode. Daarhij is uitgegaan van de sleutel componenten R11 en R12 ' waarbij de
idealiteit bepaald werden volgens:
KT
= Pi,T
P s
K-waarden uit de
•
P is hierbij
s
P
t (5 bar) minus de partiële HCI-spannine omdatHCI als iner·t bes chouwd wordt. Als re fluxverhouding is 1.
5x
R .. mm.
gehanteerd. Omdat R
10 slechts in geringe mate in het topprodukt mag voorkomen is eveneens een derg~lijke gra~ische methode toe-gepast voor de top van de kolom met een R
10-R11 scheiding. Ook hier l<lerden ideale K-waarden gebruikt.
De result.aten van de eerste schetsen zijn als startwaardes voor het computerprogramma "Whendi" gebruikt. Naderhand zijn uitgaande van de resultaten van "Whendi" noglllaals enkele diagrammen als controle getekend • . Daarbij is dezelfde refluxverhouding als die in "Whendi" aangehouden. Hier is van ideale en C&S K-waarden gebruik gemaakt en wel voor 5 bar· in de bodem en voor 3.9 bar in de tQTJ.
In bijlage A wordt de Me. Cabe-Thie'le methode nader beschreven en geven de figuren
6
t/m 10 de diverse genoemde diagrammen weer. Daaruit blijkt dat,voor C&S K-waarden en R=
2.5 , er vijf top-en vijf bodemschotels nodig zijn. Bij ideale K-waardtop-en top-en R =1.5 bedraagt dit aantal respectievelijk vijf en acht. Aan he t eindevan paragraa~ 4.1.2. wordt de relatie van deze grafische methode
met de computerberekeningen behandeld.
4.1.2. Schotel tot schotel methode
pgemeen
Om een nauwkeuriger berekening voor het aantal theoretisohe schotels
-12-te verkrijgen is vervolg-ens gebruik gemaakt van het mul ticomponent
des tillatie programma "Whendi 11'. Uitgaande van een bekende voeding
en gewenste hoeveelheden destillaat en bodemprodukt berekent dit programma voor een opgegeven aantal theoretische schotels (N
th)
en refluxverhouding (R) de top-en bodemsamenstellingen. Bovendien
worden de temperaturen op alle schotels en de benodigde hoeveel-heden warmte die condensor en reboiler moeten verwerken berekend. Door variatie van N
th , R en eventueel de voedingsschotel (Vs )
kan de meest optimale kolom bepaald worden.
Zoals in dit gehele verslag, zijn de berekeningen voor de twee
ui terste produktsamens teIl ingen (31% R
11 en 12% R11 ) uitgevoerd.
In bijlage C. wordt het programma gedetailleerder beschreven en
zijn de gebruikte invoergegevens vermeld.!
Het aanwezige HCI-gas is in principe als inert beschouwd. Deze aanname is te rechtvaardigen omdat HCJ,ideaal gezien, de hoogste dampspanning van de aanwezige stoffen vertoont. Bovendien zal het door de afwijkende chemische structuur t.o.v. de freonen extra
vanui t de vloeistoffase de damIlfase in gedreven worden. Om een
zo correct mog-elijke warmtebalans te verkrijgen is het echter wel
in de "Whendi ":"'procedure ingevoerd. Om er voor te zorgen dat het
zich inert gedraagt, werd er een hoge K-waarde aan toegekend.
De werkelijke K-waarden voor een HCI-freonen-systeem waren niet te vinden. De Chao en Seader methode is voor stoffen als HCI helemaal
niet te gebruiken, terwijl idealeK-waarden vrij zinloos zijn
omdat HCI zich voornamelijk boven zijn kritische temperatuur bevindt. Voor HF is dit laatste wel gedaan, waarbij eventuele afwijkingen,
gezien de zeer geringe hoeveelheid , niet zo belangrijk z~jn.
Het inerte karakter van HCI en het feit dat de K-waarden van de
freonen m.b.v. de C
&
S methode zonder HCI en HF berekend moetenworden, betekent dat de werkdruk van het systeem verminderd moet
worden met de partiële HCI-spanning. Daarbij is aangenomen dat de
wet van Dal ton geldig is.
Mogelijkerwijs liggen de werkelijke K-waarden iets dichter bij de
ideale dan uit de C&S-berekening valt te concluderen. Enkele
publicaties zouden daar een aanwijzing voor kunnen zijn ( 9 en 18 ).
-13-Di t zou het gevolg kunnen zijn van de te grote polari tei t van de freonen waardoor de C&S-methode afwijkingen gaat vertonen. Zekerheid hieromtrent is echter pas te krijgen als meer geavan-ceerde evenwichtsrekenprogramma's operationeel zullen zijn. Om na te gaan hoe groot het effect van andere K-waarden op het uiteindelijke kolomontwerp zou zijn, is eveneens een berekening met "Whendi 11' ui tgevoerd met gebruikmaking van ideale K-waarden.
Daarbij zijn uitsluitend die twee gevallen bekeken waar de speci-ficaties het eerst overschreden worden. Dit zijn de topsectie van de kolom bij 72% R11 en de bodemsectie bij 37% R11 • HCI is op dezelfde manier behandeld als bij de eerder beschreven serie berekeningen.
Wanneer de defenitieve K-waarden bekend zijn,kan men uit deze twee series berekeningen vrij eenvoudig schatten hoe de kolom gedimensioneerd moet worden door tussen de twee uitersten in te gaan zitten.
Zuive~heidscriteria
Zoals reeds eerder gesteld mag het percentage R
10 t.o.v. de
andere freonen in het topprodukt respectievelijk 0.009% (bij 37% R11 )
en 0.018% (bij 72% R11) bedragen.
Als zuiverheidseis voor het bodemprodukt is 0.015% genomen. Dit percentage zou eventueel iets hoger gekozen kunnen worden. Daar er echter slechts betrekkelijk weinig schotels voor deze scheiding nodig zijn, is hier gekozen voor de situatie waarbij vrijwel geen extra R13 gevormd kan worden uit de R
12 in de recycle-stroom naar de reactor.
Resultaten
In de tabellen 2 en 3 zijn respectievelijk de resultaten weerge-geven van de berekeningen met C&S en met ideale K-waarden.
Telkens zijn voor een bepaalde combinatie van refluxverhouding, aantal theoretische schotels en de plaats van de voedingsschotel , de uitkomsten voor top- en bodemsectie vermeld.
Men moet bij het interpreteren van de tabellen steeds bedenken
dat de partiële reboiler en condensor als evenwichtstrap zijn ,
meegeteld, zodat het aantal theoretische schotels in de kolom
dus twee minder is dan de hier vermelde aantallen.
Bij de berekeningen met C&S bleek bij 37% R11 de
refluxverhou-ding niet lager dan 2.5 te kunnen. Bij kleinere waarden bevindt
zich op de lagere schotels te weinig vloeistof om een stabiele toestand te kunnen uitrekenen. Bij twaalf schotels is dit zelfs
nog hoger, n.l. 4.2 • In het ideale geval is wel een lagere R
mogelijk. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt door de lagere
K-waarden van R
10 en R11 •
Tabel 2. Berekeningsresultatenivan "Whendi"· met
Chao en Seader K-waarden.
-15-nr.
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
Tabel
3.
Berekeningsresultaten van "Whendi 11' me tideale K-waarden.
% ReP
pro likt in Nth V sR
% R10
top in% R12
bodem inIJ
w cO!ld.IJ
w reboil.KW KW
37
10
6
2.5
0.020
+1860
1183
72
10
6
2.0
0.001
1175
+800
37
10
5
2.5
0.007
+1860
1183
72
10
5
2.0
0.005
1175
+800
37
11
6
2.5
0.006
+1860
1183
37
11
6
2.0
0.015
.:t
1245
819
37
11
6
1.5
0.068
I i +1100
456
72
11
6
2.0
0.001
1175
-
+800
72
11
6
1.5
0.002
883
.:t
445
37
12
6
2.0
0.005
.:t
1245
819
37
12
6
1.5
0.033
+1100
456
37
13
6
1.5
0.015
+1100
456
72
13
6
1.5
0.002
883
+445
-Bespreking van de resultaten
De combinatie die zowel voor
37%
als voor72%
R11
aan dezuiverheidseisen voldoet bljjkt volgens tabel 2 uit de nummers
8 en 9 te bestaan. Dit betekent dus een kolom met tien
theo-retisohe schotels inclusief condensor en reboiler. De
reflux-verhouding ligt tussen de twee
(37%
R11) en de twee-en-half(72%
R11 )
in. Een groot probleem bij dit ontwerp is echter de ontzettend grote warmtestromen in condensor en reboiler.
Bij gebruikmaking van de ideale K-waarden blijkt uit tabel 3 dat bij gelijke N
th, Vs en R de topsamenstelling beter en de
bodemsamenstelling slechter wordt. Door verplaatsing van de voedingsschotel kunnen de specificaties wel gehaald worden.
Bovendien blijkt dat bij ideale K-waarden lagere
-16-dingen mogelijk zijn. Om aan de gestelde zuiverheidscriteria te
kunnen voldoen moet dan wel het aantal schotels verhoogd worden.
Een kolom met dertien schotels inclusief reboiler en condensor en met een refluxverhouding van anderhalf is bijvoorbeeld mogelijk. Wanneer deze resultaten van "Whendi'" vergeleken worden met die van de Mc-Cabe-Thiele methode uit paragraaf 4.1.1 dan blijken de
aantallen. benodigde schotels die met beide methoden gevonden
worden redelijk overeen te stemmen. Voor de top moeten dan wel
R10 en R11 en voor de bodem R
11 en R12 als sleutel componenten
worden beschouwd.
Wordt de minimumrefluxverhouding bekeken dan blijkt dat de XY
-diagrammen van R11-R
12 voor ideale en C&S:, K-waarden beide + 3 zijn.
Een reflux van 3 zonder HCI komt overeen met R =1.2 met HCI. De met "Whendi";"'ideaal gevonden reflux van 1.5 stemt daar goed
mee overeen. De veel grotere waarde van "Whendi";...C&S wijkt echter
sterk af ,deze is n.l. 2.5 wat overeenkomt met R =
6.5
zonder HCI.Of deze refluxverhouding werkelijk niet lager kan,wordt gezien het bovenstaande enigszins twijfelachtig.
Mogelijk is het vloeistof tekort, waardoor het rekenprogramma bij lagere reflux afbreekt, mede een gevolg van de rekenprocedure. Tijdens de twee iteratieve cycli in deze procedure kan door een
nog onjuiste temperatuur-benadering het vloeistof-damp evenwicht
zoveel afwijken dat er vrijwel geen vloeistof meer aanwezig is. Vreemd blijft dan echter wel dat ook bij gewijzigde
voedingstempera-tuur en andere startwaardes het programma nog steeds niet wilde
werken.
Gezien bovenstaande redenering is het waarschijnlijk mogelijk om de
refluxverhouding tot ~ 1.5 te kunnen beperken, waardoor de
warmte-stromen dan ook iets minder groot worden. Ook in dat geval moet
de condensor echter nog ruim één megawatt afvoeren.
Ook de dimensionering van de uiteindelijke kolom is sterk afhankelijk van de refluxverhouding. In de volgende paragraaf zijn een aantal alternatieven bekeken.
-17-"
, ,
4.2 Dimensionering van de kolom
Uitgaande van de resultaten uit paragraaf 4.1 zijn de vereiste dimensies van de destillatiekolom berekend.
Een aantal alternatieve mogelijkheden die in tabel twee en drie staan vermeld zijn daartoe doorgerekend. De belangrijkste gegevens van die uitgekozen gevallen zijn in tabel vier weergegeven.
omschrijving 37% R11 -toP 37%
R
11-bodem 72% R11-toP 72%R
11-bodem 72%-top 50% c. 72fo-bod. 50% c. 37%R
11-toP 37%R
11-bodem 72% R11-toP 72%R
11-bodem 72%-top 50% c. 72fo-top 50% c. Tabel 4 • 7.6 10-3 8.1 10-3 5.1 10-3 5.3 10-3 2.55 10-3 2.6510-3 4.5 10-3 4.7 10-3 3.8 10-3 3.9 10-3 1.9 10-3 1.95 10-3Gegevens van enkele alternatieven t.b.v. de dimensioneringsberekening, 0.52 0.28 0.37 0.18 0.185 0.09 0.36 0.11 0.30 0.11 0.15 0.055 L kg/s 10.2 10.9 7.0 7.0 3.5 3.5 6.12 6.32 5.20 5.20 2.60 2.60 G kg/s 12.1 7.4 8.8 4.9 4.4 2.45 8.4 2.9 7.2 3.0 3.6
1.5
0.11 0.205 0.105 0.206 0.105 0.206 0.09 0.31 0.09 0.24 0.09 0.24 bijzonderheden C&S K-waarden N th = 8 V=
6 s K-waarden ideaal I Nth = 13 V=
6 sR
= 1.5Uit tabel vier blijkt dat de minimumbelastingen in het geval van C&S ongeveer 30% en in het ideale geval : 40% van de maximale belasting bedraagt.
Om deze capaciteitsverschillen goed te kunnen verwerken is gekozen voor klepschotels • De kleppen zijn van het type V-1 •
De dimensioneringsberekening is uitgevoerd volgens de beschrijving van Hoppe ( 14 ) aangevuld met andere methodes uit Perry (5 ), Zuiderweg ( 8 ) en Billet ( 13 ) •
-18-, -,
.
.
" I. " , ' .. ' .' ResultatenVoor de twee in tabel vier vermelde uitgekozen mogelijkheden is het resultaat van de dimensioneringsberekening in tabel vijf weergegeven. Behalve de uitkomst van de volgens Hoppe's berekening meest optimale construktie zijn eveneens een aantal alternatieve mO@9lijkheden en hun consequenties vermeld.
De kolomdiameter is n.l. hoofdzakelijk van de maximaal toegestane gassnelheid afhankelijk • Deze wordt bij de berekeningswijze volgens
Hoppe zo gekozen dat de kleppen juist open staan. Er zijn echter
wel hogere gassnelheden mogelijk; maar dan moet wel een grotere
drukval geaccepteerd worden terwijl bovendien de schotelafstand
;
vergroot dient te worden. Ook kan de effi'ciency t.g.v. entrainment
wat slechter worden. Fig. 3 geeft de relatie tussen drukval en diameter.
Inbijlage'D is een berekeningsvoorbeeld van deze dimensionering
gegeven voor de topsectie van de kolom voor C&S K-waarden met 37% R11 •
Zoals in die bijlage wordt uitgelegd zijn in
waarden voor de schotelafstand (H ) gegeven,
s
een goede keuze lijkt.
tabel vijf twee ft
waarbij het gemiddelde
De efficiencies zijn gedeeltelijk berekend met de in bijlage D aangegeven methode en gedeeltelijk uit grafische relaties(8 ,13)
van de efficiency en de belastingsfactor ()\ ) bepaald.
s
Bespreking van de resultaten
Uit tabel vijf blijkt dat er verschillende kolomconstrukties mogelijk zijn.
Kiest men een kleinere diameter dan wordt de schotelafstand groter
en de efficiency wat lager ,waardoor de kolom hoger wordt. Bovendien is de drukval dan hoger. Gezien het probleem met de
toptemperatuur ( zie par.
4.3.)
moet de drukval 011er de topsectietot een minimum worden beperkt omdat de toptemveru.tw.lr bij druk-verlaging nog verder zakt. En iedere graad is van belang.
VOOl' let C&S geval h~ daarom een dia.meter van
1.45
m de bestekeuze. Uit cons+'ruktieve oveI'li'egingen zou voor de bodem eveneens
1.45 m genOC'len kunnen worden. Om doorlekken te voorkomen moet
-19-;.L " .~ ...
.;.-, ~"~ .,'
Tabel
5.
Resultaten van de dimensioneringsberekeningenkolomsectie
%
R
11
D NFr
b äH H ~Pt\675
H ~Gmin " s ENp~
~Ptotv
(m/m
2
)
vp
6
s ~ 0(m) (cm) (Hoppe) (bar) (Zuider.) (m-/s) (%) (bar)
--- -_. top (C&8)
37
1.45
141
0.076 0.51
13.7
33
0.0096 0.0.50
34
0.12
0.042
"
73
7
0.07
top (C&S)37
1.25
100
0.076 0.64
17.3
6J~0.015
0.073
42
0.09
0.055
,
7C
8
0.12
top (C&S)37
1.20
92
0.076 0.68
18.7
75
0.017
0.080
46
0.08
0.060 65
8
0.14
top (C&S)37
1.05
74
0.076 0.85
23.2
98
0.022
0.105
600.06
0.079 55
9
0.22
I bodem (C&8)37
1.20
82
0.081 0.75
15.5
33
0.011
0.050
32
0.07
0.038 80
4
0.045
'"
0 I bodem (C&3)37
1.00
57
0.081 0.94
20.8
66
0.017
0.068
43
0.05
0.051 75
4
0.07
bodem (C&3)
37
1.45
140
0.081 0.52
1a-.3
"25 11
0.007
0.032
25
0.11
0.024
bodem (C&8)
37
1.45
80
0.081 0.52
13.5
1125 "
0.010
0.032
25
0.07
0.024 82
4
0.040 "
top (ideaal)37
1.20
97
0.045 0.58
11.7
33
0.0096
Ö~05633
0.08
0.042 68
8
0.08
top (ideaal)37
1.00
65
0.045 0.78
17.0
73
0.016
0.079
46
0.06
0.060 60
9
0.15
top (ideaal)37
0.75
32
0.045 1.25
42.5
250
0.948
0.143
100
0.03
0.107
bodem Cid)37
0.75
32
0.047 1.25
15.9
33
0.010
0.047
30
0.03
0.035 70
9
0.09
bodem (id)37
1.00
65
0.047 0.80
10,,9
"22 "
0.007
0.026
"22"
0.053 0.020 65
10
0.p7
bodem Cid)37
1.20
97
0.047 0.59
9.0
"20"
0.0056 0.018
"20 "
0.08
0.014
bodem Cid)37
1.20
32
0.047 0.59
12.9
"2511
0.009
0.018
"25"
0.03
0.014 72
9
0.08
t t ,Als H tussen" t dan wordt deze bepaald door ~H
s vp
,
:,lekt door bij minimale belasting
,
.
: tv:132
mm'
, ,
=
~ .
/
f
/
/
/
____ ' •• ,., 'f.. ,:--"
-"
..
-...: .~ _ . - . 0t-
--
-')
1
\
.f
:
1
/
/
,." ~./.Jt.
/'
.
~
ti
/ ti)/
c.-21-/
Q)/
/
/
iI
I
I
I
'
-
ce
-I
I
+
I
?' ei o cS :-,.._
.
,
J
.;
.
'. ) \ '
dan wel het aantal gaten pe::' opper'vlakte-eenl:ejd vel'kleind
worden. Ook kan de minima.le opening of het klepgewicht ver~mderd
worden.
Kiest men twee verschillende dia.meters , dan lijkt 1.00 meen
acceptabele keuze. In dat geval wordt de kolom + 6 m. hoog ,
in het andere geval is dit slechts 5.25 m •
Bij ideale K-waarden is een diameter van 1.20 m. de beste keuze.
Ook nu kan de bodemsectie weer een gelijke dia.meter krijger.; de
kolom wordt dar.. .: 7.00 m. hooe:. De meest optimale bodemdiameter
is echter
0.75
m., waarbij de kolom7.50
m. boog wordt.Dit laatstg~noemde kolomconcept is tenslotte als meest reëel
bevonden en is dan ook gebruikt in het werktuigbouwkundig gedeelte
van deze opdracht. In paragranf vijf wordt deze keuze nader
bea.rgumenteerd.
4.3.
Bepaling van de 'condensor- en reboilertemperatuurZoals reeds vermeld is in par. 2.1 is er voor een werkdruk van
5
bar gekozen op grond van de condensortemperatuur. Bij deze drukzou de topteml:eratuur minimaal 40 oe bedragen zodat normaal met
water gekoeld kan worden (10). Voor de in de vor'ige paragraven
bescbreven kolommen is gecontroleerd of de. condensorlemperaturen
inderdaad hoog genoeg zijn.
De tempera.turen die door "Whendi" berekend worden, zijn niet gebeel
correct. Dit komt doordat de partiële dampspanning van het HCI in
de destillaatstroom groter is dan in de kolom waardoor de K-waarden
van de freonen veranderen. Voor het damp-vloeistof evenwicht aa.n
de uitgang van de condensor geldt een systeemdruk voor de freonen
van 1.89 bar
(37%
R11) tot 2.07 bar
(72%
R11 ) •Voor de C&S kolom is de temIleratuurberekening ook weer met de
Cl::ao en Seader procedure uitgevoerd terwijl in het geval van de
ideale K-waarden de berekening met de band is verricht.
In bijlage E zijn beide berekeningsmethoden weergegeven.
Tabel zes Graeft een overzicht van de berekende condensortemperaturen.
Bij
37%
R11 blijkt deze temperatuur in het ongunstigste geval( C&So
slechts 18 C te bedragen. Als de K-waarden ideaal worden genomen
-22-komt men tot 20 °C.
De temperaturen in de top van de kolom liggen rondom de 50 °C.
Bij 72% R11 liggen de temperaturen hoger, n.l. 30 °c (C&S) tot
45 °c (ideaal) voor de condensor en 60 °c
(C&B)
tot 70 °c (ideaal)voor de top van de kolom.
Tabel 6. Condensortemperaturen
Berekenings- Druk voor
%
R11 Temperatuurmethode K-waarden ( °c ) Whendi 5 (C&S) 37 11 Whendi 3.4 (C&S) 37 8 C&S 1.89 37 18 Whendi 5(ideaal) 37 17 Hand 1.89 (ideaal) 37 20 Whendi 4.1 (C&S) 72 29 Whendi 4.1(ideaal) 72 45
Om te zorgen dat de condensor niet te krap ontworpen wordt
is voor het wertuigbouwkundig gedeelte 18 °c als minimumtempe-ratuur gehanteerd. Het betekent dat er met bronwater (althans
g~deeltelijk) gekoeld dient te worden.
Op overeenkomstige wijze is de temperatuur van de reboiler
bepaald. Omdat er nu geen HCI-gas aanwezig is stemmen de
temperatuur volgens "Whendi'" en die uit een aparte flashbereke-ning volgens C&S wel overeen.
Nagegaan is of het mogelijk is om de druk nog wat verder te verhogen om zodoende de condensortemperatuur met enkele graden te doen bplopen. De reboilertemperatuur loopt dan ook op. In tabel zeven zijn de. diverse bodemtemperaturen vermeld.
Het blijkt dat verhoging van de druk tot 6 bar de bodemtemperatuur tot 98 °c doet stijgen. Dit ligt erg dicbt bij de maximaal toegestane
o
temperatuur va.n 100 C, zodat een dergelijke bedrijfsvoering niet'
is aan te bevelen. Bij een dergelijke kooktemperatuur zullen n.l.
-23-ongetwijfeld plaatselijk oververhittingen boven de 1000C voorkomen.
De gekozen
5
bar lijkt dus inderdaad de meest aangewezen druk hoewel de condensortemperatuur hinderlijk laag is.Tabel
7.
BodemtemperaturenBerekenings- Druk voor
%
R11 Temperatuur methode K-waarden
( °c )
Whendi 5 (C&S)37
82c&s
5
37
80 Whendi 5(ideaal)37
82 Whendi 5( C&S)72
90 C&S 6( C&3)72
98-24-5. Overzicht resultaten
In paragraaf 4.1.2. zijn enige vraagtekens gezet bij de juistheid van de Chao en Seader K-waarden en bij de grootte van de reflux-verhouding. De conclusie daarbij was dat de werkelijke K-waarden
tussen de ideale en de C&S in zullen liggen en dat een reflux
van + 1.5 reëel lijkt.
Verder is in paragraaf 4.3. aangetoond dat de condensortemperotuur tamelijk laag uitvalt, zodat de drukval over de topsectie van de kolom tot een minimum beperkt dient te worden.
Gezien deze feiten lijkt de uiteindelijk te bouwen kolom het best benaderd te worden door degene die voor i~eale K-waarden is door-gerekend met het "Whendi":,...programma. Dat;is dus de kolom met dertien theoretische schotels (incl. condensor en reboiler) , een topsectie-diameter van 1.20 m en een bodemtopsectie-diameter van 0.75 m.
Voor deze kolom worden in onderstaand overzicht alle relevante
parameters nogmaals weergegeven. De nummers achter de diverse
grootheden corresponderen met de indices in het flowschema (fig.4)
Voedingsstroom 37% R11 (max.) 52.08 mOlls
=
5.5 kg/s 1.voedingsstroom 72% R
11 (max.) 37.6 mOlls
=
3.9 kglsvoedingsstroom 72% R11 (min. ) 18.8 mOlls 1.95kg/s
voedingssamenstelling 37% 5.0 % R10 1 • 50.9 % R 11 11.9 % R12 0.2-% R13 31. 7 % HCI 0.3 % HF voedingssamenstelling 72% 10.7 % R10 1 • 48.3 % R11 7.1 % R12 0.1
%
Rn 33.5 % HCI 0.3 % HF voedingstemperatuur 37% 71°c
1 • voedingstem~eratuur 72% 80°c
voedingdruk 5 bar 1.-25-Destillaatstroom 31%(max.) destillaatstroom 12%(max.) destillaatstroom 12%(min.) destillaatsamenstelling 31% destillaatsamenstelling 12% destillaattemperatuur 31% destillaatemperatuur 12%
druk in de top vld kolom refluxverhouding .
Dimensies topsectie diameter
schotelafstand
afstand topschotel tot de bovenzijde van de kolom lengte vld 'overlooprand spleethoogte tussen val-pijp en schotel
oppervlakte valpijp
oppervlakte bubbling area aantal kleppen diameter gaten diameter kleppen afstand kleppen configuratie kleppen mini~ale kleplichting maximale kleplichting aantal schotels : :
.
a· I a.
-26-26.45
mOl/s 1.9 kg/s 2.22.54
mOl/s1.8
kg/s11.21
mOl/s0.9
kg/s 13.8%
R11 2. 23.5%
R 12 0.4%
R13 62.2%
HCI 0.1 % HF 31.8%
R11 2. 11.9%
R 12 0.1%
R13 56.0%
HCI 0.2%
HF + 18°c
2. -+ 29°c
4.92 bar 2. 1 .5 3. 1.20 m4.
0.35 m 0.85 m 0.66 m 25 IDID 0.045 m 2 0.84 m 2 91 40 mm 50 mm 100 mm driehoeksopstelling 2 mm 8 mm 8Bodemproduktstroom 37%(max.) : bodemproduktstroom 72%(max.} bodemproduktstroom 72%(min.} bodemsamenstelling 37% bodemsamenstelling 72% bodemtemperatuur 37% bodemtemperatuur 72% druk in de bodem Dimensies bodemsectie diameter schotelafstand
afstand bodemschotel tot de onderzijde
vld
kolom lengte van de overlooprand spleethoogte tussen valpijp en schoteloppervlakte valpijp
oppervlakte bubbling area aantal kleppen
diameter gaten diameter kleppen afs tand kleppen configrxatie kleppen minimale kleplichting maximale kleplichting
aantal schotels
Totale hoogte kolom
.
.
-27-25.63
mOl/s 15.08 mOl/s7.54
mOl/s 10.3 % R10 89.2%
R11 0.5%
HF
26.7%
R
10 72.9%
R11 0.4%
HF
+ 82oe
+ 90oe
5.09 bar 0.75 m 0.35 m 0.50 m 0.56 m 25 mm 0.047 0.28 32 40 mm 50 mm m m 100 mm 2 2 3.6 kgIs
2.1 kg/s 1.06kgfs driehoeksopstelling 2 mm8
rom 9 6.95 m6.
6.
6.
6 •
6.
5.
5.
Warmtecapaciteit condensor + 1100 kw
7
.
37 %(max.) warmtecapaciteit condensor : 883 kw 72 %(max.) warmtecapaciteit condensor 72 %(min:) 442 kw Warmtecapaciteit reboiler 456 kw 8. 37: %(max. ) : warmtecapaciteit reboiler : + 445 kw 72 %(max.) warmtecapaciteit reboiler 72 %(min.) : + 222 kw-28-van reactor
..
j 1. I , ; , , 6. , spui-
-
I
1
L_
naar reactorJ
-
-
J
-29-3.-4.
~5.
-2. produkt(
~$
)
7.
~(
~CJ
8.
~ fig. 4 eindontwerp--6. Literatuuropgave
1. Physico-chemical oonstants of pure organic compounds, volume 1,
J.Timmermans, Brussel 1950, p. 225
2e Physioal Properties a guid to the physioal, thermodynamic
and transport property data of industrially important chemi-oal compounds, C.L.Yaws, p. 188
3.
Janaf thermo chemical tables4. Physioal properties of inorganic oompounds, A.L.Horvath
5. R.H.Perr,y C.H.Chilton, Chemical Engineers' Handbook, 5th ed. ,
MoGraw-Hill, New York 1973
6. Handbook of chemistry and physics, R.C.Weast, 54th ed., 1974
7. F.J.Zuiderweg, Fysisohe technisohe soheidingsmethoden W, col
-legedictaat i21 T.H. Delft, 1975
8. F.J.Zuiderweg, Schotelkolommen, collegedictaat i20 T.H.Delft ,
1978
9. E.J. Du Pont de Nemours & oompany ( inc. ) ,Refrigerating
Engineering thermodynamic properties , T-13 : freon 13 ,
RT-21 : freon 12 , T-11-b : freon 11 ,
B-31 :
liquid densityof freon-fluorcarbons , FA-22 : vapor pressure and liquid density of freon
10. D.Rekers A.Steenks, De bereiding van monofluortrichloormethaan
en dichloordifluormethaan, fabrieksvoorontwerp nr. 2465 , 1979,
~aboratorium voor Chemische Teohnologie T.R.Delft
11. K.C.Chao J.D.Seader, a general oorrelation of vapor-liquid
equilibria in hydrocarbon mixtures, A.I.Ch.E.Journal, deo.
1961, p. 598-605
12. Whendi, programmabeschrijving
13. R.Billet, some aspects of the choioe of destillation equip
-ment, I.Chem.E. symposium series: proceedings of the Int.
Symposium of Destillation, Brighton England, sept. 1969
14. K.Hoppe M.Mittelstrass, Grundlagen der dimensionierung von
kolonnenbBden, Theodor Steinkopff Dresden, 1967
15. J.B.Maxwell, Databook on hydrooarbons, Nostrand Co. Ino, 1950
-30-16. E.Kirsohbaum, destillier und rektifizierteohnik, 3e auflage,
Springer-Verlag, 1960
11.
A.P.Colburn, Effeot of entrainment on plate effioienoy indestillation, Ind.Eng .• Chemist. vol 28 no.5 , 1936
18. Frigen, Farbwerke Hoeohst A.G., Frankfurt, 1955
19. Kpaohookhk E.H. e.a., Chlolodylnaja Teohnika nro8 p.26 e.v. 1976
20. B.ter Horst, De invloed van de helling van de evenwiohtslijn op
het rendement van een destillatiekolom, afstudeerverslag Lab.
Apparatenbouw prooesindustrie T.H. Delft, april 1979
-31-Appendix A , Construotie van het MaoCabe-Thiele diagram •
De bepaling van het aantal theoretisohe contaotplaatsen gebeurt met de grafisohe methode in het MacCabe-Thiele diagram. Voor de x-y kromme wordt verondersteld dat het binaire mengsel zioh ideaal gedraagt. Voor de topseotie gelden als sleuteloomponen-ten R10 en R11, voor de bodemseotie R11 en R12. Er gelden de wetten Raoul t en Avogadro!Dalton. Deze leveren voor x en y
p P2 P 1.X s zie ook ( 1 ) X
=
P - P Y=
P 1 2 s met.
P1
=
de dampspanning van de vluohtigste oomp. bij temp. T.
P
2
=
de dampspanning van de andere oomponent bij temp. P de systeemdruk voor het binaire systeem.s
Door bij versohillende temperaturen de dampspanningen in te vullen zijn over een trajeot paren x en y te bepalen. Voor de systeemdruk moet de totaaldruk worden genomen verminderd met
T
de partiëledruk die veroorzaakt wordt door een hoev'eelheid inert. In de topseotie is dat vooral HCI , in de bodemseotie is er bijna geen inert. Afhankelijk van de reflux-verhouding verandert de relatieve hoeveelheid HCI ten opziohte van de hoeveelheid freonen. De dampspanningen van R11, R12, R13 zijn met formules van Dupont te berekenen. ( 9 ) R10 komt uit ( 1 ). Voor de oonstruotie van een MaoCabe-Thiele diagram en daarin de bepaling van het aantal theoretische oontaotplaatsen zijn nog een aantal andere gegevens nodig : Xd ' Xb ' Xf ' R
,
q-lijn. Voor een produktsamenstellulg van 31 mol% R11 : X f=
6121=
26,50 + 6,21 0,00015 • 6,21 22,84( zie ook figuur 1 )
0,19
,
Xd
=
6121 0,6293,66 + 6,21 0,00004 zie ook 2.2
de voeding is verzadigde damp , de q-lijn is dus horizontaal.
R
= 1,5 •R .
m~n,
Y = 0(. X = Xf s s 1+ ~-nx s R.=
X - Y m~n d s y - X s s X=
Y s s zie ( 1 ) 0(- Y (:(-1)
s-32-R .
mlll X d - Xf=
~...;;--~~----X f Xf bij T gem. o(--"';X;"'f""(OC---1'"'f"') in dit geval is 0(=
6,.3 R . ,= 2,8 mln R = 4,2Voor het geval van 72 mol% R11 kri~gen we : ( zie OOk figuur 2 ) X
f = 18,16
=
0,819 4,02 + 18,16,
Xd
=
0,99975 dit volgt uit devereiste produktzuiverheid. R en P
t zijn bepaald met gegevens uit
Whendi.
Voor de diagrammen met C&S K-waarden kunnen X en Y worden bepaald met:
X en Y
Door de twee K's over het geschikte temperatuurgebied te nemen kan de gehele X-Y curve worden geconstrueerd.
De verdere constructie geschiedt analoog aan de boven beschreven
methode voor ideale K-waarden.
Figuur vijf toont de dampspanningslijnen die de basis zijn voor
de ideale berekening.
Figuur zes toont het Mc.Cabe-Thiele diagram voor de gehele kolom
en daarnaast een vergroting voor de bodemsectie,bepaald voor de
C&S scheidingvan R11:-R12.Figuur zeven geeft de C&S·' scheiding
van R10-R11 weer voor de top.
Figuur acht is het diagram voor de ideale scheiding R11-R12 in de
bodem. Figuur negen en tien zijn beide voor de ideule schei<line
van R
10-R11 ' maar bij verschillende refluxverhoudingen.
-33-"
I VJ
t
PRESSURE-TEMPERATURE RElATIONSHIPS OF "FREON" COMPOUNDS
TEMPERATURE. ·e
-1171 -110 -100 -90 -80 -70 -60 -50 -.co 'JO -20 -10 IV <v ~v .ou :>U ou 'u 80 90 100 110 120 130 lAO 1489
1000 n;i~r :.i-~
.
.
i·· .. ! -::ql 't
i
!'l"T;! T:~'I:!;;Wi'l~i:~{;d;;~<t,·, 1" ';;H+:lJ,:~t;:'1'
+
:
!b
1:':
;
" '!!;!'!8~",
j
'i
l
'
!
!;
:J'
!I
=+L;
_
'
;'
d
J
::l+~+4~ "85800 I! l . J . . . ;·:'_J.V . !; , T ", J ", } ' " :~ l" ~:: ;:~j;: :~9:' ~ ':~'~ ;'1<2 ';1" ·~T4--1-. -.. : 600 500 300 200 100 80 60 50 40 30 900 ·"!···~~·~~I:)qd;l~:]~~~
::
~i~t;r~f1L~;~~A AOO 300 200 or
,.;..
:> 1005
80 f6O!
'<10 JO 20 10"
C 20 s fI
i
~
i
10 8 6 5 4 1.0 0.8 O.t o.~ O,A 0.3 0.2 0.1 - H'O, -160 - 140 -120 -100 fig.5
dampspanningslijnen 2 o 5 10 15 20 22 24>-..
:> u 2',=
~ 27 Ö . ,,,.,. overgenomen van~
28 ~ ~ 28.55 unu
Pont ( 9 ) ~ 29 "FREON" PRODUCTS DlVISIONE. I. DU PONT DE N[MOURS & CO. (INt.)
Wilmington. Delawar. 19891 ~~~~:::'::~::E~:E~]:::i·:'I::~::::J::~ 29.6 -80 -61\ -AO -20 o 20 29 n .co 60 80 100 120 ,.0 160 180 200 226 240 260 28C JOC TE ~PE1tATURE. Of
r- -I t ~ . ! -
-i,
.
.
ii
;
~
j __ ._f.- . . . . , . I _.l ~r.'l .. • 1. , II~
t
c r..
• .s
, . "'j' -~ I : . :" , -~ :i
':,;
,
i'.-0."
I". t .. ,03 ,; I . ..:.:.' ~ . -'Cl.
I i .r
i .. .:..::. J .... i : !I
I • - I-~ -... - -I '1 i : .. ... , . .. ; . I 1 • _jo I '1 I :1 -~ ., I , .,._ ... ~~!..
.. .. ' , .' ;. t I i.
..
i,:.'_.+-L
.
·i I ~' ! .. -l--. _ ,. I I ."' i I .,.
I
i
I
I I. Ko.·
~
·
-t
.. ~ I , 1. . I·1
IL
!
i T" I .i.
,
I f· ! ...L
;
...
:-:-
L
:
~!
_
:
i ' -.l: -I -I.1..+
..
.1 . ! J. _ r . ' j~ . _I .. _1.. ' .iI
" .j.:. .1 ..1' ~!
I·
·
i .1 !.: .... -j • • . _. ·i· i.·: , , .. , , , _ .... l __ . . I ï -.1" : ! _ . ...,. " ·1 .. ., I fig. 6 J .. ..: .t
! 1. . . ;.~ , :1I
I . 1I
..
,...
..
i I ... L;. "37
mol%
C&S P t=5
bar r R11 -R12 • geheel/bodemsectie R= 6.6(=
2.5 incl. HCI) XF=
0.19XD=
0.629XE=
0.000045
bodemschotels ,,.
' ji ' -Qo
S
1·':·1 ',' L. __ _ I-i i '....
ó ! . 0, , , , j.-, I ":
'
!' r-36-fig. 1 12 mol
%
R10-R
11 • R=5.8
(=
~=0.819
. -i-
!
-C&S topseotie2.5
incl. HCl)'S>=
0.99915
5
topschotels o I i.!
Ir
- r - ' I , i ,-1-,... .... -! ';'1 ",
-r
i. .. r "' l - . ,,.
:' ··1. J. '.I
'
: l-.~_. - • j" Li
_.--f
' ,
i i· I i--o~ ~: : i L! t- -_· lè I . i / ' . ,;
-
0
.
'
:. I.I
. I i , J~. r . O' I I · . / ' i'"'j.-..!
....
!,
J..~
.
IOot ..
1-'
_j' .. -J ..,_ " :." I ,1.' Î -I T - -j ... 1 .i :\.,
t>.l Oot ., i I 1.. •.. 1. ,i ~ ... ' ----I. I " .1 : , .. ',
-'1'" , Ir
·
.,
I . 'T fig. 831 mol
%
.
ideaal p t=
5
barR 11-R12 bodemsectie
R
=
3.9(=
1.5
incl. Hel)x
F=
0.19 ~= 0.629 ~= 0.000048
bodemschotels-31-,
cu.
I _~ I < .. 0-.3 t .. i ,II
XC)
. j , i .J '1 !.
;
I,
, ,..
-·:
1
-i+-
:.
-I .~ Ir
-
J .J I ' ~_ . . I · i···· I. t I·t
.
.
-~~
•
I" I ~·"7T -.. ' 1 Jf
:.
'l I:l
. i ·.T: .! . . _ L. _ .. I. ~, .1-
'-
'T-r
: -~ I j .- T-
:I:-I ' i ~ -I , --_. r . ! ..j ... -J-.
,
.'
f:---'
-
:
';r- rI"
T
-'1 I I . _L...
'
1
'; , , , ~ . : 1;-'\.
:--
~ " •• -.1 .. . i f'ig9
,....
.
, 0 ...; 'S\~
~
.
;n
'
1
! I • .1 . .., I 'I I·
1
I :1 I 1 -! ",' ...
' 'j72 mol
%
• ideaal Pt=4. 07 barR 10-R11
.
topseotie R= 3.5(=
1.5 inol. Hel) X F=
0.819 ~= 0.999755
topsohotels -. .,..----r--, ,. . " ....•. 1. ,"I w \0 I
X(~/lr
j .•• fig 1072
mol % • ideaal P t=4.07
bar Q.SX,.,
Rtl
R10-R11 • topsectieR= 5.8
(
~2.5 incl. Hel)
X
F=o.e
-
'
-:
~=0.99975
4
topsc~,,' 7els0:if
-'.
o;,,~: ... ,_ IA , « .1.0
,- - - - a91
Je»0.'
Cf
_
Lij
N
0.8 0.;y(~,,)
•
/
Appendix B , De Chao en Seader procedure
Door K.C.Chao en J.D.Seader ( 11 ) is een algemene correlatie gevonden voor vloeistof-damp evenwichten in mengsels van kool-waterstoffen. Deze correlatie was voor ons beschikbaar in de vorm van een computerprogramma. Dit programma is niet gesohikt voor stoffen die zeer sterk van elkaar afwijken. Voor stoffen, anders dan koolwaterstoffen , die een verwante structuur hebben, kan verwaoht worden, dát het programma goede resultaten geeft. Dit geldt dus voor de freonen ( R10, R11, R12, R13 ) , maar niet voor HCI en HF die zeer sterk afwijken van de rest • Door de hoge dampspanning van HCI is dit gas als inert te
be-schouwen.
HF
is maar in zeer kleine hoeveelheden aanwezig en kunnen we zodoende weglaten. Er komt binnenkort een ande~"programma beschikbaar voor de berekening van vloeistof-damp
evenwiohten. Dit programma is wel gesohikt voor stoffen die sterk van elkaar afwijken , aangezien de wisselwerking tussen
de ve~chillende stoffen ,welkeals invoer gegeven moet worden,
in de berekening wordt meegenomen.
De K-waarde in : Y=K.X , wordt berekend met de formule:
K _
lt
I
met:~
~
= de fugaoiteitsco8ffioiänt van een oompo-nent in de vloeistoffase.,~ = de activiteitsoo~fficiänt van een compo-nent in een vloeistof-oplossing.
P
=
de fugaoiteitsooëffioi~nt van eencompo-nent in een dampmengsel.
Deze factoren worden berekend met de vergelijkingen van Pitzer, Hildebrand en Redlich
&
Kwong. Voor een snelle berekening iseen computer onmisbaar , aangezien het aantal vergelijkingen erg groot is. Van e~ oomponent moeten de volgende gegevens worden opgegeven :
- Kw , molgewicht (gram)
T kr't' h
t
t (oK)- , ~ ~so e empera uur
o
P ,kritisohe druk (ata)
o
-40-- W,
acentrische factor 1_ 6,
solubility parameter !, (cal./milili ter)2 bij 25°c
_ V , molair volume (mililiter/grammol) bij 25
°c
_ T
bp , atmosferisch kookpunt (oK) bij 1 bar
-AH, verdampingswarmte (Joule/mol) bij 1 bar
met AH
w= -(
1 + log Pr )T ==0,7. r
bij 25 oe (cal./mol)
P r== P d / Pc' P d bij T= 0 ,
7
T c .Zie tabel 6~00r deze invoer gegevens. Op de volgende twee
blad-zijden zijn respectivelijk een voorbeeld van de invoer en van de uitvoer gegeven. Enkele opmerkingen bij deze invoer
_ het eerste cijfer ( 6) staat voor het aantal componenten
I
_ H2 staat voor waterstof , CH4 voor methaan , deze stoffen
zijn vast in het programma opgenomen aangezien zij vaak'
voorkomen in mengadls van koolwaterstoffen.
- voor elke component zijn de gegevens afgedrukt
- op de een na laatste regel is de temperatuur en de druk
weergegeven.
de laatste regel geeft de samenstelling van de voeding weer
Enkele opmerkingen bij de uitvoer :
Tbub is het kookpunt van de lichtste component
Tdew is het dauwpunt van de zwaarste component
Jtimes en Ktimes zijn programmatellers vr is de vapor-ratio, zie ook 3.1
FCL = " , GAM :s
I
'
PHI=
9 '
VLK=
de K-waarde_ X is de mol fractie van de component in de vloeistoffase _ Y is de mol fractie van de component in de gasfase
_ de hoge K-waarde van R13 k0mt omdat R13 bij deze omstandig-heden bovenkritisoh is.
c~. Mw T 0 P 0
0>
Ó
V TbpAH
R10 153,82 556,2 45,0 0,1920 8,93 97,10 349,5 32400
R11
137,38 411,0 43,2 0,1836 8,02 93,09 296,7 25105
R12 120,93 384,5 40,8 0,1825 6,57 92,26 243,2 20244
R13 104,46 301,--8 38,2 0,1721 2,95 126,16 191,9 15563
H
2
2,0
33,0 13,0 0,0
3,25
31,0
20,5
1052
CH
4
16,04 190,7
46,5 0,0
5,68
52,0 109,0
8943
Tabel
6
,
invoergegevens 0ha0 en Seader-42-1)14GII6-sTICS - . CO\4PIL~~··TIMË:·· ! . '--! -._ .. . _ -.. :- .. _~-~~:;-: ~.:'=-='-:..~-=:-=
"
_
.._-
~-- .._
.
__
._
.... ~ .. ' - - "' .. _.- -.--. -_ .---.-
. - ---.- .-- _.--
_.-
- ~·-~~:~~~~~~~~~.~-~~·I*":~·-~~~d.lS~.~:~~-~~::~~~~~~.f-:~:~::'~~.-~~.'.~ -'.:~-_:i
.. FeL· GA"'." 1.0DOOOOOO .1 • 000 0 0 0 0 0.1.OQj[O(lOO.u 1.0000000e
h.28';SV4.,QO.· ·1. 0420~500' I.S54A7600 3.3 \ 2?1. ,178200 1-;' 00000000', 1. OOOOOOOI!-'".: 0.939620000" ,_. =---::-=-:-.-::"'::. -;--:-. :-:.-::= : -':-1-.:3 ï 97l;i·iO~c=::~ ~ji:~::'-::~~~~565223' ., . ... 7.42052BOÖ· 247R.0080o.
-
_
.. . _--- -. -. 0.015758' o • 0 0.9 00 0···.Q3JECT· :'.)1E= ·141(,0 .~YTFS.I\R>lA'( A~F.:A= 4H24 HYTES.TOTAL AREA' A.VAILAflLE- 1-4195(1.
~J~~E~ ~~ E~~~~5: 0. ~~~HER OF ~ARNJNGS= U. NUMRER lF EXTENSIJNS~
U.53~~C.FXE~uTTO~ TI~E= O.3H SEC. 11.41.13 TUES~AY 13 FE~ 79
o .1It59~9 ~-o .116933' 0.001097 BYTES o wHFI" - JA~