LABORATORIUM VOOR
SCHEEPSBOUWKUNDE
TECHNISCHE HOGESCHOQL DELFT
r
T
MANOEUVREERPROEVEN MET EEN TWEETAL SCHEPEN VAN
DE KLEINE HANDELSVPLART door C.C. Clansdorp augustus 1975 Rapport no. 424
TN
LIJST VAN FIGUREN
draaicirkelproef SB a/b Barendsz draaicirke1pro.ef BB a/b Barends'z
crashstop Barendsz
draai ci rkeiproef SB a/b bij 4 çj B'arendsz .draa.icirke1.proef BB a/b bij 4 kn Barendsz
draaicirkel.proef SB 20 Barendsz draaicirke:lproef BB 20 Barends z
draâicirkeipro.ef 'SB 10 Barendsz draaicirkelp.ro.ef B'B 10 Barends z
zigzagproef 20/20 Barendsz
1F. uitIoo.pproef Bar end s z
1 2. draaicirke1.proef SB a/b Veerhaven 13'. draaicirkeLproef BB a/b Veerhaven 14,. crashs'top Veerhaven draa'icirke'lproef SB 20 Veerhaven s'tutproef BB a/b Vee rhaven stutp.roef SB a/b Veerhaven zigzagproef' 10/10 Veerh aven draaitijden draaicirkeis
snelheidsafval ais functie van koershoek en roerhoek
SANENVATTING
In dit rapport word,t de uitvoering van een aantal manoeuvreerproeven met
schepen van de Kleine Handelsvaart tijdens de proeftocht beschreven.
Ht betref t hier een tweetal zusterschepen. De proeven zin uitgevoerd met
s cheeps apparatuur.
De resultaten van de proeven werden beoordeeld met het oog op:
(j) nautische bruikbaarheid aan boord ten dienste van de navigator, dus de mogelijkheiLd orn met de' acheepsapparatuur de gegevens voor het manoeuvreerboek te bepalen,
(I i) bruikbaarhe id als input- c. q. vergel ijkingsmateriaal voor de con-structie c.q. toetsing van een mathematisch modeli t.b.v. een ship-handling simuiator als trainingsfacilliteit vobr scheepsofficieren.
De conclusiewordtgetrokken dat, mits de organisatie van de proeftocht goed is, men bruikbare manoeuvreergegevens kan verzamelen, die voldoende
nauw-keurig zijin orn de operationele gegevens voor hetmanoeuvreerboek vast te
stellen. Rekening houdend met de nauwkeurigheid van de metingen kunnen de
proeftochtmetingen mede gebruikt worden als vergelijkingsmate.riaal voor de
uitkomsten van een theoretische simulatie van de manoeuvreerbaarheid van deze schepen. De nauwkeurigheid van de resultaten zal in het algemeen niet
voidoende zijn orn met succes een "modelmatching" techniek toe te passen ter
1. INLE1DING
De Koninklijke Nederlandse Redersvereniging hêèf t het laboratorium voor
Scheepsbouwkunde van de afdeling der Scheepsbouw- en Scheepvaartkunde van de Technische logeschool Deift verzocht manoeuvreerproeven uit te
voeren tij dens de proefvaart van een aantal schepen van de Kleine
Handelsvaart met het doel in de praktijk na te gaan of de verwachting gerechtvaardigd was dat tijdéns de proefvaart bruikbare gegevens over de
manoeuvreerbaarheid kunnen worden verkregen.
Daarnaast leek het raadzaam na te gaan of de verzamelde meetgegevens van voldoende kwaliteit zijn orn cofficinten van een vereenvoudigd
mathematisch model te schatten of te berekenen ten behoeve van een
trainings:simulator. De directies van enige Rotterdamse rederijen werden
bereid gevonden tijdens de proeftocht van een drietal schepen, die door
hen berederd zullen worden, tijd te reserveren orn metingen te doen. In het bijzonde.r ging het erom de voorstellen die de Scheepvaart-inspectie bij bi-ief van ii oktober 1974 aan de leden van de nationale
werkgroep Navigatie had doen toekomen, ten aanzien van vorm en inhoud
van de door haar vereiste manoeuvreergegevens. te toetsen op uitvoerbaar-heid. De Scheepvaartinspectie heef t met debijlagen bij 'bedoelde brief
uitvoering gegeen aan resolutie A.209(VII) van de IMCO, aanvaardop
12 oktober 1972, door het opstellen van een manoeuvreer.staat Ç
Op grond van deze manoeuvreerstaat en de wens meer over de. manoeuvreer-eigenschappen te weten te komen ten' behoeve van simúIatörwerk werd een meetp,rogramma opgesteld,. Dit meetprogramma werd ve.rdeeld over. een
drie-tal zusterschepen met dien verstande dat de volgens de manoeuvreerstaat
verplichte proeven door iederschip dienden te worden uitgevoerd.
Diordat gemeend werd dat
manoeuvrecrproeven gehou
Op 25 maart ¡'975 werd de
Op 15 april 1975 werd de
het weer te ongi.instig was zijn met de Tellfgeen
den..
proeftocht met de Barendsz geho.uden. p.ro.ef.tocht met de Veerhaven uitgevoerd.
-.2. SCHEEPSGEGEVENS EN UITGEVOERDE I'TINGEN
De hoo.fdafmetingen van de .schepen zijn in de volgende tabel vermeld: Tahei 1: Hoofdaflnetingen der onderzochte ache pen
prop
1ontw. 4020 m3
De diepgangen van dé beide schepen tij dens de proefvaart zijn te lezen uit de volgende tabel:
Tabe i 2.: Diepgangen en dep:iacement tijdens de proefvaart Barends z Veerhaven Tv 2,03 m 2,21 rn TA 3, rn 3,:66 m T 2,77 m 2,9.35 m gem A 1880 m3 2020 m3
In de vo1lgende tabellen is een overzicht gegeven van de uitgevoe.rde proeven. Tevens is aangegeven in weike f iguur de resultaten van de
betreffende proeven grafisch z,ijn weergegeven Tenslotte is er een kolom
waar opmerkingen t..a.v. de proeven in zijn opgenonien. in tabel 3 is het proevenschema met de B.arendsz gegeven:
Tahel 3: .Proeftochtprog.ramma Barendsz
Proef Aanl.00psiieiheid'(kn) Roerhoek(8) Fig.no. Opm.
draaicirkel 1:3 SB a/b I verpiicht
draaicirkel 13 BB a/b 2 verpiicht
crashstop 13 - 3 verpiicht draaicjrkel 41 SB a/b 4 draaicirkel 4 BB a/b 5 draaicirkei 13 SB 20 6 draaicirkej 13 BB 20 7 dLtaaicirkel 13 SB F0 8 draaicirke] 113 BB 110 9 zigzagproe.f 3 20/20 10 - -uitloopproef 13 - 11 'oa 81,70 in
L1
74,50 B 14,00 in H 6,45 rn 5,38 m D.W. 3000 APK 2450 Roeropperviak 7,6 in2 D24 m
De volgende tabel geeft een overzicht van de proeven met de Veerhaven: Opm. verplicht verplicht verplicht 2 pompen bij 2 pompen bu Proef
Tahel 4,: Proeftochtprogzctnvna Veerhaven
Aanloopsneiheid'(kn) Roerhoek(°) Fig.no.draaicirkei 13 SB a/b 12 draaicirkei 13 BB a/b 13 crashstop 13 - 14 draaicirkel 13 SB 20 15 stutproef 13 SB a/b 16 stutproef 13 BB a/b 17 zigzagproef 13 10/10 18
3. UITVOERING VAN DE METINGEN EN GEBRUIKTE APPARATUUR
De metingen zijn uitgevoerd op de Eems op ,gemiddeld 15 rn water, door een meetpìoeg die uit 2-4 personen bestond, afhankelij!k van de proef.
Waarnemingen werden visueel gedaan, iedere 5 seconden, na het begin van de proef/)&conimando van een fluittóon van een claxon die doo,r een accu werd gevoeden geregeld door een os1i1ator en teller.
De volgende instrumenten zijn gebruikt (zie tabel 5). Tevens is
op-genomén wat de afleesnauwkeurigheden zijn:
Tabe i 5: Gebruikte scheepsinstrurnnten en afieesnazkeurigheid
signaal instrument afleesnauwkeurigheid
koers gyrokompasrepeater + 10
roerhoék roerhoeksitand-aanwiijzer + 30
rpm tachometer -F5
snelheid EM-log + kn
Tidens de uitvoering van draaicirkeiproeven werd met behulp van de radar een schatting gemaakt van de diameter. Tijdens de stopproeven werd de weg bepaald door het werpen van blokken vanaf de bak in het water
ledere keer als een blok de brug.vieuge passeerde werd een nieuw bl,ok te water gezet (de z.g. !'Dutch log"-methode).
De weersomstandigheden op de proeftochten z:ijn in de volgende tabel
weergegeven:
Tabel 6: Weersornatandigheden op de proeftochten
TijLdens de proeftocht met de Barendsz werkte het EM-log niet, waardòor geen sne]heidswaarnemingen werden gedaan. Op de pro.eftocht met de
Veerhaven bleek dat er geen blokken aanwezig waren voor de bepaling van
de stopweg.
De organisatie van de proeftochten liet te wensen over. Op de Barendsz
was het draai'boek voor de proeven niet compleet en er was te weinig tijd gepland orn proevén die niet naar behoren waren uitgevoerd, te kunnen
overdoen. Op de Veerhaven was van een goede organisatié geen sprake.en bleek dat door siechte cordinatie lange wachttijden optraden.
Hierdoor kon van het voorgenornen programma minder worden uitgevoerd dan
gewenst was. De omstandigheden waarin de meetploeg moest werken waren
mo e il ij k.
datUm windkr. windrichting zeeconditie
25 maart 1975 BF6 NNW golvend
4. RESULTATEN VAN DE 'METING
in figo 1 t/m 11 zijn de resultaten van de Barendsz grafisch weergegeven.
In f ig'. 12 tIm 18 zijn de resultaten van de Veerhaven grafisch
weer-gegeven.
4.1. Draaicirkeiproeven
De draa'icirkelproeven leyeren de voigende tabel op t. a.v. draal-tij den en sneiheden:
In fig. 19 zijn de draaitijden uit:gezet. Opvallend is de grote. s,preiding
bij roerhoeken van 20 en 10 in draaitijden en d zeer kleinê spreiding bij proeven met het roer aan boord.
Di.t kan worden verklaard dóor:
het aan boord instelien van de roerhoek is eenvoudig en
repro-duceerbaar,
andere roerhoeken exact instellen is minder eenvoudig en niet
rep:roduceerbaar. Het instellen van een zelfde nominale roerhoek
over bakboord en over stuurboord levert andere effectieve roer-hoeken op, daar het schip rechtuit vaart met een roerhoek die
ongelijk nul is.
Stel dat, deze roerhoek 20 is, dan is het verschil in schepsrespons
tuesen 33° en 37°°effectief roer ering. bij nominaal 35 roer.
Ret verschil in respons tussen 12 en 8 0roer is echter groot, ais men uitgaat van een nominale roerhoek van FG
Uit fig. 19 blijkt echter dat de SB 20 proef bij de Barends'z zo ver
buiten het ve.rwchtingspatroon ugt, dat het verinoeden gerechtvaardigd
lijkt dat. er' 30 roer is gegeven. 0p.grond van het feit dat er te weinig gegevens beschikbaar zijn orn onderscheid te maken tussen bakboord en
stuurboord, zijn de draaitijden gemiddeid (zie de stippellijnen in
fig. 19). Wordt van deze geiniddeiden uitgegaan dan is de uiteindelijke koershoeksneIheid als in tabel 8 te berekenen:
Tabel 7:
Fig.no. Roerh. 10°9''°
Draatij en ene lhedn voor cirkeiproeven
360° DD
1800 270° 180° 270° 1 SB a/b 9 49 :1.32 2.18 3.08 - - - - 280 2 BB a/b 8 49 1.32 2.18 3.06 - - - - 280 6 SB 20 14 56 1.40 2.27 3.15. - - - 430 7 BB 20 17 1.09 .2.05 3.05 4.08 - - - 460 8 SB 10 22 2.25 4.50 7.30 10.55 - -. - - .890 9 BB 10 22 1.45 3.35 5.20 7.15 - - - - -, 850 12 SB a/b 9 0.50 138 2.26 3.15 14.8 135 11.3 1.1 9.1 300 13 BB a/b 11 0.50: 1.35 2.20 3.02 13.0 9.0 6.5 5.7 5.1 '320 15 SB 20 11 1.1 .'30 3.46 459 15.3 15.0 14.5 14.2 15.0Tahe i 8: Stationaire koers'hoeksneihe den in een draaicirkei r t Roerhoek 360 a/b 1.96 °/s 3.04 m 20 1.37 °/s 4:.23 ifl loo 0.:72
0/
8.20 (30°) 1.90 °/s 3.09 rnDe snelheidsmetingen in draaicirkeis moeten ais zeer onbetrouwbaar
worden gekwalificeerd, gezien het zeer ingewikkeide grenslaagprofiel van
de stroming orn de draaiende scheepsrotnp waarin de opnern&r voor het
EM-log staat opgesteid. In fig. 20 is een schatting van het verloop vn de sneiheden gegeven in fracties van de aanioopsnelheid ais functie van de
koersverandering.
Per draaicirkei kunnen nu gemi!ddeide sneiheden worden uitgerekend voor de eerste draaicirkei, zuiks ter vergeiij king met de radarwaarneming.
De uiteindeiijke draaicirkel-diameter is ook uitgerekend en vermeld in
de volgende tabel:
Tabel 9: Daaicirke idiarneter-bepaling
Roerh.
D1DR
DR Di84S
28Orn- 290 m 230 m20 263 S 450 rn 445 m 410 rn
10 500 S 1020 ni 87:0 m 950 m
Uit deze tabel voigt dat de schatting van de sneiheidsverliezen
redelijk geacht moet worden, daar er redeiijke overeenkomst is tus sen de gemiddelde d.raaicirkeîdiaméter die bereikt wordt in de eerste rondtorn
en de radarmeting. Al te veel waarde kan echter aan al deze zeer globale
berekeningen niet worden toegekend.
4.2 Stopproeven
in fig. 3 en figo 14 zijin de resultaten van de meting grafisch
weer-gegeven. De stopweg van de Barendsz was 485 m, gemeten met de Dutch log-methode. Integratie van de snelheid ter berekening van de stopweg bieek
niet mogeIijk, gezien de afwezigheid van bet snelheidssignaal.
De stopweg van de Veerhaven was 540 m, bepaaid door integratie van de snelheid, gecorrigeerd voor stroom. Controle met de Dutch log-methode bleek niet mogelijk, daar er geen blokken aan boord van de Veerhaven
waren.
In de navolgende tabel zijn de tijden voor het bereiken van sti]stand van de schroef, voor het bereiken van het macimale achteruit-toerental
Tab el 10: Verge lijking van diverse j'den en toerentai'len in een crashs top
1BEG
TNO
NACH tAd tSTOPBarendsz 310 1.05 -220 1.1.7 2.22
Veerh'aven 310 1,. 48' _,250 - 2.48
De gemiddeide stopweg is ca.. 500 rn, dat is 6. tot 7 scheepsIengten. 4.3' Zigzagproeven
In fig. 10 en fig. 18 zi.jn de resultaten weergegeven.
De voigende tabel met gegevens t.a..v. doorzwaaihoek en periode kan worden o.pgesteld:
Tabel 11: Resultaten van zi.gzagproeven Proef d'oorzwaai'hoek periode
20/20 +8° . i ..42
10/FO +3 1.35
4.4 U:itioopproe.f
in fig. 11 'zijn. de resultaten w&ergegeven.
De motor staat na 1.4.0 m na het begin van de proef stil. He.t minimâle toerental biij'kt ca. 40 te bed.ragen..
De uitioopweg bedroeg ca. 770 rn.
'Opvaiiend' en geruststellend is de overeenkomst van het begin van deze rnanoeure met d'e crashstop. Bij de c.rashstop wordt b'i'j ca. 60 omwente-unten het' omkeermechanisme in werkin'g gesteIdwaarna' :de schroef gaat
terugsiaan. Bi] dç uitloopproef bleek dat de sneiheid bij 40 happen
niet meer vo,Idoendè was orn een machinedrij vend koppel van de schroef te veroorzaken1
4.,5 Stutproeven
De do.orzwaaihoek ais het s chip in een maximale draai. wordt gebracht n
dan met vo tegenroer wordt 'gestut, bed'raagt voor draaien over SB 12 en over BB 13 ((volgens de 'fig,. 16 en 17).
4.6 Draaicirkels' b'ij zeer langzaam vooruit
De gegevens van deze proeven zijn. weergegeven in .de fIg. 4 en 5.
De resultaten wrden, naar verwarchting, behoo.rlíjk benvloed door de
harde heers.ende wind.
Worden de draaitij den voor een complete draaicirkei gemiddeid dan is de. .gemiddeidè draaitijd 555 sec. De sneiheid is' echter' 13/4.5 '= 2.9
lager. Derhalve zou een 'draaicirkei bij 13 kri 'd'us 555/2.9 sec. = 191 sec moeten durenr De gemiddelde tijd bleek te zijn F84 sec Dit lijkt een aanwijzing te zin dat het quotient tussen
Dit is een bijzonder beiangrij,k gegeven voor eventuele modelvorming daar
nu de zgn. dimensieloze "yaw rate" r* = ! ais afhankelijke vari abele
kan worden genomen. U
Praktisch gezegd:. een schip dat op de0heift van zijn oorspronkeiijke sneiheid vaart in een draaicirkei, heeft twee maal zoveel tijd daarvoor nodig ais met de oorsprònkeiijke sneiheid.
Hieraan zijn echter praktische grenzen: de oorspronkeiijke sneiheid
dient zo laag te zijn dat de optredende go]ifvorming relatief klein biijft.
5., DISCUSSIE
De discussie valt uiteen in drie onderdelen:
van de door de Scheepvaartinspectie verplichte proeven
andere proeven
algemené opmerkingen.
(i) Draaicirkels en crashstopproeven
in de volgende tabellen worden de door de Scheepvaartinspectie
ge-vraagde gegevens voor de Barendsz en de Veerhaven sainengevat.
Deze gegevens zijn niet ttbewerktIt door ze te zien in verband met
andere proeven en waar dat nodig is te corrigeren met behuip van
resultaten van andere proeven.
Voor de Barendsz zou de tabel er als voigt uitzien:
Tabel 12.: Metingen daäicirkels met roer awi boord Barendsz
-
---draaicirkely
erBB7
SB-roerhoek
a/b
a/b
windricht:ing
windkracht
6 6toestand zee
licht g& vend
licht golvend
voorwaartse verplaa.tsing
-zij.deiingse verplaatsing
-Voor de Veerhaven zou de taibel er ais voigt uitzien:
Tabel 13: Metingen draaicirkeid met roer aan boord Veerhaven
draaicirkei
over BB
over SB
roerhoek
a/b
a/b
windrichting
WNW WNWwindkracht
3 3toestand: zee
viak
vla:k
omw.. schroef)
bij aanvang
aanvangssnelheid
aanvangskoers
tijd en snélheid bij
een koersverandering van
tijd
310
13,2
304snelh.
tijd
14.5
300 302snelh.
10 1213.1
l'IH4.7
90 559.5
5113.5
1801.40
6.3
1.38
11.4
2702.22.
5. 6 2.. 25 10. 1 3603.02
5.1
3.
'59.2
voorwaartse verpiaatsing
-zijdelingse verplaatsing
-tij'd en sneiheid bij
éen koersverandering van
tijd
snelh..
tijd
snelh.
10 10
-
9 90 . 50-
49 1801.32
-
1.32
2702.18
2.17
360 .3.06
-
3.08
0mw. schroef)
bij aanvang
310 310aanvangssnelheid
13.5
13.5
aanvangskoe.rs
332 298Deze gegevens op zich lijken niet voldóende te zijn..
Bi.j, de ßarend:sz werkte het log niet, waardoor op de
radar-waarnemirgen t.a.v. de draaicirkeldiamét,er geen controle kon worden toegepast. Bi] de Veerhaven zijn geen radarwaarnerningen t..a.v. de draaicirkelparameters besch±kbaar. De navigator is niet in staat uit
de hier gepresenteerde gegevens esséntile informatie te halen. Vooral de verschillen in scheepssnelheden in een draaicirkel varend
over BB eh S:B zullen het de navigator moeilijk maken redelijke schattingen te doen.
Het is daarom. essentieel dat.:
er gezien de nauwkeurigheden van radarwaarnemingen en van het snelheidsver]!oop in een draaici.rkel, beide gegevens
beschikbaar zijn, ter verkrijging van een zo redelijk
rnogelijke schatting.
Wenst men hogere nauwkeurigheden dan kan rne:
a) de gegevens van draaicirkels bi] 20 en 1.0 gebruiken, ter aanvuiling en correctie op de a/b draaicirkels, Bf
:b) zichtpeiiingen den op een voorwerp, waaruit de baan
kan worden geconstrueerd, òf
c) HIFIX-öf Decca-systemen gebruiken ter bepaling van de
baan van het schip over de grond.
De no,odstop.+manoeuv.re kan volgens de tabellen van de Scheepvaart-inspectie àls voigt s:amengevat worden:
Tabel 14: Stopproef Barendez
aanvangssnelheid en 13.5
omwentelingen van de schroef 310
stop.tijd 2 m 28
stopweg 485 m
aanvangskoers 37
gestopte koers 355
windkracht en-richting NNW 6
zeetoestand licht goivend Tabel 1.5: Stopproef Veerhaven
aanvangssnelheid en 13.8
omwentelingen van de schroef 310
stopti]d 2 rn 48 stopweg . 540 m aanvangskoers gestopte koers windkracht en-richting WNW 3 zeetoestand vlak
Bi] een nadere beoord'eling van de gege ens van de
noodstop-manoeuvre dient in aanmerking te worden genomen dat de .nauwkeurig-held van de wegbepaling döor middel van de Dutch log-methode niet erg groot is. T.a..v. de snelheidsrneting geldt hetzelfde.
Daarom is het wederom noodzakelijk beide methoden te combineren om
nauwke.urig rnogeiijke:resultaten te krijgen. Verbetering van
nauwkeurigheid kan worden verkregen door toepassing van
Tabel 16': Draaicirkelparaineters ala functie van de tijd bu
roer aan
boord
Uit de constructie van de draaicirkel is nu a.f te leiden dat de transfer 130 m bedraag.t, d'e tactische diameter 295 m, de advance 200 rn en de uitçindeiijke draaicirke'istraai 125 m.
De nauwkeurigheid van de berekening is niet groot, daar vooral de
sneIheidsschatting een zeer bröze schakel in het gehele proces is. De doo.r de Scheepvaartinspectie gevraagde voorwaar.tse en ziwaartse verpia.atsíng is uit fig. 21 af te leiden.
Met een zorgvuid'ige uitvoering van de proeven en waar nodig extra iniormatie ,t.a.v. lengtematen is het moge1ijk de door de Scheep-vaartinspectie vereiste gegevens te verzameien.
De nauwkeurigheid is laag, maar voor de navigator zeer waars'chijn-lijk bruikbaar.
<iii) Andere proeven
Het nut van draaicirkeÏproeven bij kleinere roerhoeken is voor de
navigator van beperkter belang,. 'Deze proeven: kunnen evenwel dienen orn zo juist mogelij'k het gehele rnanoeuvreergedrag vast te leggen. De stutproef is van onmiddeilijk belang voor de navigator, daar de.
stuteigenschappen vaak bij manoeuvres van belang zin.
De zigzagproef levert soortgelijke informatie, maar is voornameiijk
van belang bij de vergeiijking van dooi.zwaaihoeken en periode-tij'den met andere schepen, waartoe de periodetijd dimensieloos gemaakt moet vor.den met scheepsiengte en snèlheid,
Ook de üitloopproef heef t waarde als ve.rgelijikingsproef en ter controle van berekeningen betreffende dèceleratie-eigenschap.pen.
De manoeuvreerbaarheid van deze klasse van schepen in de
onder-zochte beladingstoestand kan gekarakteriseerd worden met goed De draaiicirkeidia ter4énte-verhouding ugt tussen 3 en 4,. de
stuteigenschappen zij,n goed; dat wil zeggen dat d'e draai snel uit het schip gehaaid kan worden, zonder al te veel doorschot.
De koersstabiiiteit, aihoewel niet onderzocht, zal vermoedeiijk
groot genoeg zijn. Dit is gebaseerd op de resultaten van de draai-cirkeiproeven die daartoe geTnterpoieerd worden.
De aandacht wordt er op gevestigd dat deze conciusies gelden voor
de onderzochte beiadingstoestand.. Ze zij,n niet zonder meer geidig voor de' toegeladen diepgang.
12 -tijd koer.s
X>
0 00 i iO O 20 300 .96 127 1110 40 70° 84 119 197 60 119° .74 202 204 80 147° .6.9 27.8 141 100 18:6° .65 300 52 120 225° .62 263 -25 140. 264° '5'9'5 189 -60 160 303° .59 1IJ -41 180 342° .58 63 22 188 360' .58 58 53Diepgangsverschiiien beTnvIoeden het karakter van de manoeuvreer-baarheid in het aigenieen in geringe mate; trimverschiiien
benvIoeden de manoeuvreerbaarheid in sterkte mate. Daar van de
gekozen beladingstoestand naar een voliedig beladen toestand gaande flinke trimve.rschilien moeten worden overwonnen, is in feite van het manoeuvreergedrag in toegeladen toestand niets te zeggen. De Scheepvaartinspectie wenst dat tijdens de eerste twee j aren de gegevens voor de toegeladen toestand worden verzameid.
Deze. wens is terecht als er tussén voi beladen toestand en proeftochttoestand grote tr.imverschillen bestaan..
(iii) Aigemene opmerkingen
De nauwkeurigheid van de resultaten bleek bij deze proeven niet hoog, daar, voornameiijk met betrekking tot de scheepssnelheid, niet erg, accurate informatie beschikbaar was. De scheepssneihèid
is daarorn meer ais iindicatie van een trend gebr.uikt dan ais exacte informatiebron. Met andere gegevens., bijvóorheeid van de Radar of
met de Dutch log-methode, is extra informatie verstrekt waardoor met een tend in de sneiheid tot een schatting van 4e gevraagde
grootheden kon worden overgegaan. De resultaten iijken voor
navigatiedoeleinden nauwkeurig genoeg. Wil men deze gegevens nu
gebruiken voor modeirnatching-technieken, dan kan van enige
nauwkeurige bepaling van cofficinten in een mathematisch model
dt het s:cheepsgedrag beschrijft geen sprake zijn.
Heeft men echter de cofficidnten van een mathematisch model
gevonden, hetzij op een theoretische wijze, hetzij met behuip van modeiproeven, dan is het wel mògelijk de resultaten van
computer-simulaties te vergelijken met de trend van de proeven die hier gerapporteerd zijn.
In feite is het probleem te vertalen in eenvoudige termen: de naiigator is niet in preciese en accurate waarden geTnteres-seerd, daar door de altij.d optredende verstoringen de uitkomst van bijv. de draaicirkeidiameter aitijd anders zal zijn.
Zijn ervaring leidt ertoe niet met zeer nauwe veiiigheidsmarges te werken, integendeel. In dit verband inoeten de relevante parameters
in grootte ongeveer vast liggen; ruime spreidingen zijn echter geen bezwaar, daär deze spreidingen toch aitijd kleiner zullen zijn als de door de navigator geaccepteerde veiiigheidsmarges. Een ruwe proef is derhaive voidoende orn de grootte van de rele-vante nautische parameters vast te leggen.
Een onderzoeker die mét behulp van modeimatching-technieken pro-beért het scheepsgedrag vast te leggen, wordt geconfronteerd met
het felt dat een nauwkeurige schatting van cofficinten lange. en
nauwkeurig gemeten runs vereisen Een hoge informatiedichtheid is
noodzakelijk voor dit probleem Het is derhaive duidelijk dat een
nauwkeurige meting t.b.v. modeimatching wel geschikt is orn de gevraagde nautische kriteria te bepalen; het omgekeerde is niet
het geval, een ruwe proef zal niet voldoende informatie opieveren
6. AANBEVELINGEN EN CONCLUSIES
De voigende aanbevelingen kunnen naar aanleiding van de uitgevoerde
proeven opgesteid worden:
(i)
Een goede proeftochtorganisatie is onontbeeriilk voor het doen
van aan redelijke eisen voldoende proeven.
(II)
De proefleider en de proeftochtleider dïenen de p.roeven door te
spreken voor het begin van de proeftocht en voidoénde tijd voo.r
de proeven te reserveren.
(iii)
De genomen maatregelen dienen door de proefleider in ogenschouw
te worden genomeñ.
De proefleider dient tijdig van te voren met de gezagvoerder en
de loods (indien aanwezig) contact op te neuen.
Indien de leden van het meetteam uit de aan boord aanwezigen
gerecruteerd worden, dan dient de proefleider deze mensen heider
en duidëlijk te "briefen" over hun taken.
Alvorens met de proeven te beginnen dienen de
coinmunicatie-kanalen uitvoerig op goede werking te zijn getoetsit.
In dit verband is een goede set "waiky-taikies" onmisbaar.
Voor de navigator voidoend nauwkeurige resultaten kunnen worden
verkregen indien de zwakke stee
van iedere zeemeting kan worden
versterkt, te weten: de snelheidsmeting. Indien een Sallog of een
EM-log wordt gebruikt, dient men radarpeilingen te doen t.a.v
draaicirktdiamtëïs. Zichtpeilingen op boeien künnen heipen de
baan t.o.v. de boei vast te ieggen.
Het gebriiik van plaatsbepa'lingsssytemen, zoals DECCA en HIFIX of
SEAFIX kunnen ertoe bijdragen dat hogere nauwkeurigheden worden
verkregen.
Indien de beladingstoestand sterk afwijkt tussen proeftocht en de
normale dient: waarop het schip wordt ingezet, voorai met
betrekking tot de trim, dan is het noodzakelijk dat in de
dienst-toes tand nadere manoeuvreergegevens worden verzameid.
Bet is wenseiijk dat uitvoeringsvoórschriften aan de
gezag-voerder vanwege scheepvaartinspectie worden medegegeven.
Naar aanieiding van de manoeuvreerproeven kunnen de volgende conciusies
worden getrokken:
(I)
De proeftochtorganisatie liet t.aav. de uitvoering van de
manoeuvreerproeven te wensen over; op de Veerhaven meer als op de
Ba rends z.
(H)
Door de gelukkige omstand'igheid dat bij dezelfde proeven op de
zusterschepen steeds andere grootheden niet meetbaar bieken, is
het toch mogelijk geweest de door de Scheepvaartinspectie
gevraagde gegevens te verzameien.
(III)
Tca.v. de manoeuvreerbaarheid van d'e beide schepen kan gezegd
worden dat deze bevredigend is als naar draaicapaciteit en
stut-eigenschappen wordt gekeken. Bet vermoeden bestaat dat' de schepen
-v-nj koers'stab-i'e'l zijn.
-(IV) Voor schepen van de Kleine Handélsvaart 1ijken de door de Scheepvaartinspectie vereiste proeven voldoende uit een
navigatorisch oogpunt.
(v) De nauwkeurigheid van de metingen uitgevoerd op de hier
be-schreven wijze, is te gering orn de verzamelde gegevens te gebruiken voor modelmatching. Als controle voor sirnulatie-uitkomsten zijn de metingen overigens wel geschikt.
DANKBETUIGING
De. schrij ver is dank verschuldigd aan de heer ir:. G
Van Uden' s Scheepsagentuur Mij. LV. voor zijn huIp
u'itvoering van de proeven.
De heer ir. FF, van. Gunsteren heeft voor de nodige
De s.chrijver is hem daarvoor dankbaar.
De heren ir. R. Holtrop en R. Onnink hebben met enthoúsiasme deelgenomen aan de daadwerkelijke uitvoering van de proeven Hen komt dank toe voor het
vele werk dat verzet is.
.H. de 'Boer van
bij de voorbereiding en contacten gezorgd.
e
1
300
IFig.3
"BARE NDSZ"
CRASH STOP
STOPWEG 485 M.
-ò--- KOERS
-o-- RPM.
0
20
40
1mm.
120
tijd
-10
310
140
2mtn.
2.20
2/.0
3mm.
min.
350
j
3/.0
f
330
320
C
w L.C
In L. wo
270
240
210
180
150
120
90
60
30
o
330
300
270
240
OHARD SB
DEAD SLOW
'BARENDSZ"
Fig.4
13
4
5
6
7
8
9
10
tijd
-
min.
C
(n wo
-x
1
90
120
150
180
210
240
270
300
FIg.5
tijd
min.
270
300
330
o
30
60
HARD BB
DEAD SLOW
"BARENDSZ"
i
Fig.9
1,
5
6
7
8
9
10
1112,
s
s
s
340
330
Cw
310
290
280
1
Fig.10
O" BARENDSZ"
ZIG-ZAG 20/20
t ijd
sec
360
330
350
340,.
Fig. li
roerbew.
PH
tijd
UIT LOOPPROEF 1BARNDSZ
kop in de wind
3
min.
KOERS
-- RPM
4
5
400
300
E
200
100
320
OSn eLheid
koers
toerental
Fig. 12
o-300
250
C
w
-DL
Dl
200
C
UIL
w
o
-150
100
50
350
300
-310
300
290
15
280
¿
-x
10.E
w-c
-J
w C5
ï
Oi
2
3
tijd
min.
1
Fig.14
lo
C
1
V
w
-C
-I
w
C
I/i"VEERHAVEN"
CRASH STOP
RPM=O
SCHIP STIL 1.0V. DE WAL
NA 2./8 MIN.
1.48 MIN
SCHROEF STIL
i
2
160
150
G) -D ro L-D)140
z:
o
L. 110100
'I02
/
/
/
,1
I
VEERHAVEN
/
\ STUTPROEF
I,,
3'O 41050 60
7
810 910/
tijd
- sec
i
/
/
/
fi'
SNELHEID
--a-- KOERS
ROERHOEK
li'
15
12.510
O170
160
w150
z:
o
I-120
110Fig.17
II
10
20
30
40
"VEERHAVEN"
SlUT PROE F
o
SNELHEID
--o-- KOERS
ROERHOEK
j J I I I I60
70
80
90
100
110tijd
-.
sec
ib
1512.5
10
7.5
2.5
c
-x
150
C
aiI-130
120
A
15
T
1413
V
a,-J
a,C
n
O110
Fig.18
VEERHAVEN I'
ZIG-ZAG 10/10
6
tijd
min.
tijd
min
360
270
180
90
Fig. 19
J IDRAAITIJDEN
V.DRAAICIRKELS
2
3
L.5
6
7
8
9
tìjd
min.
1
X O
1.21.0
0.8
0.6
0.4
0.2
o
o
I I90
180
koersverschit.
graden
Fig. 20
360
50
o
-50
-100
Fig. 21
BEREKENDE DRAAICIRKEL SB A/B
824825
TECHNISCHE HOGESCHOOL DELFI
AFDELING DER MARITIEME TECHNIEK
LABORATORIUM VOOR SCHEEPSHYDROMECHANICA
,-MANOEUVREERP R EVEN MET EEN TWEETAL
SCHEPEN VAN DE KLEINE HANDELSVAART.
CC. Giansdorp
Rapportno. 424-P
1977
Publikatie in "Schip en Werf"
Deift University of Technology
Ship Hydromechanics IJ.aboratory Mekelweg 2
2628 CD DELFT The Nètherlandi
Man. euvrE erpro even met een tweetal schepen van
de Kleine Handelsvaart*)
1. Inleiding
De Koninklijke Nederlandse Redersvereniging heeft het
labora-torium voor Scheepsbouwkunde van de afdeling der
Scheepsbouw- en Scheepvaartkunde van de Technische Hoge-school Delft verzocht manoeuvreerproeven uit te voeren tijdens
de proefvaart vaneen aantal schepen van de Kleine Handelsvaart
met het doel in de praktijk na te gaanof de verwachting gerecht-vaardigd was dat tijdens de proefvaart bruikbare gegevens over de manoeuvreerbaarheid kunnen worden verkregen.
Daamaast leek het raadzaarn na te gaan of de verzarnelde
meet-gegevens van voldoende kwaliteit zijn orn coëfficiënten van een
vereenvoudigd mathematisch model te schatten of te berekenen ten behoeve van een trainingssimulator. De directies van enige
Rotterdamse rederijen werden bereid gevonden tijdens de
proef-tôcht van een drietal schepen, die door hen berederd zullen
worden, tijd te reserveren orn metingen te doen.
In het bijzonder ging het erom de voorstellen die de
Scheepvaart-inspectie bij brief van 11 oktober 1974 aan de leden van de
nationale werkgroep Navigatie had doen toekomen, ten aanzien
van vorm en inhoud van de door haar vereiste
manoeuvreergege-yens te toetsen op uitvoerbaarheid. De Scheepvaartinspectie
heeft met de bijlagen bij bedoelde brief uitvoering gegeven ann
resolutie A.209(VII) van de IMCO, aanvaard op 12 oktober
1972, door het opstellen van een manoeuvreerstaat.
Op grond van deze rnanoeuvreerstaat en de wens meer over de manoeuvreereigenschappen te weten te komen ten behoeve. van simulatorwerk werd een meetprogramma opgesteld. Dit meet-programma werd verdeeld over een drietal zusterschepen n.l. Tell, Barendsz en Veerhaven met dien verstande dat de volgens
S. en W: - 44ejaargang no. 22 - 1977
door Ir,
Ç.Ç. G1ansdop*)
aineiivàttig
In dit rapport wordt de uitvöering van een aarital manoeuvreerpoeven met schepen van
de Kleine Handelsvaart tijdens de proeftocht beschreven
Het betreft hier een tweetal zusterschepen De proeven zijn uitgevoerd met scheepsappa
ratuur.
De résultaten van de pröeyen werden beqordeeld met het oog opz
nautische bruikbaarheid aan boord ten dienste van de navigator, dus de mogehjk heid orn met de scheepsapparatuur de gegevens voor het manoeuvreerboek te be-palen,
bruikbaarheid als input- c.q. vergeiijkingsmateriaal voor de constructie c.q. toetsing van een mathematisch model t.bv. een shiphandling simulator als
trainingsfaciliteit voor scheepsoÇficieren.
De conclusie wordt getrokken dat, mits de organisatie van de proeftocht goed is, men
bruikbare rnanoeuvreergegevens kan verzarnelen, die voldoende nauwkeurig zijn orn de operationele gegevens voor het manoeuvreerboek vast te stellen. Rekening houdend met
de nauwkeurigheid van de metingen kunnen de proeftochtmetingen rnede gebruikt
worden als vergelijkingsmateriaal voor de uitkomsten van een theoretische simulatie van de manoeuvreerbaarheid van deze schepen. De nauwkeurigheid van de resultaten zai in
het algemeen niet voldoende zijn orn mçt succes een 'modelmatching' technik toe te passen ter verkrijging van coëfficiënten in een mathematisch model.
-de manoeuvreerstaat verplichte proeven door je-der schip dien-den te wordien-den uitgevoerd..
Doordat gemeend werd dat het weer te ongunstig was zijn met de
Tell geen manoeuvreerproeven gehouden.
Op25 maart 1975 werd de proeftocht met de Barendszgehouden.
Op 15 april: 1975 werd de proeftocht met de Veerhaven
uitge-voerd.
2. Scheepsgegevens en uitgevoerde metingen
De hoofdafmetingen van de schepen zijn in tabel 1 vermeld. Tabel 1': Hoofdafmetingen der onderzochte schepen
De diepgangen van de beide schepen tijdens de proefvaart zijn af
te lezen uit tabel 2.
*) Rapport nr.' 424 van 'het Laboratorium voor Scheepsbouw-kunde T.H. Delft, aug. 1975. -**) Than s verbonden aan het Ned. Mar. lnstituut te Rotterdam.
683 Loa 81,70 m Lii 74,50 m Boa 14,00 m H 6,45 m Toni 5,38 m D.W. 3000 APK 2450 Roeropperviak 7,6 m2 2,4 m ¿X 4020 rn3
684 330 300 270 240 210 180 150 120 90 60 30 O 330 300, O 2
3
tijd-
min.Tabel 3: Proeftochtprogramma Barendsz
5 30
:
::
300 200Ì
100 100 200 300 oTabel 2: Diepgangen en deplacement tLjdens de proefvaart Tabèl 4 geeft een overzicht van de proeven met de Veerhaven:
. Tabel 4: Proeftochtprogramma Veerhaven
.
Aanloop-snelheid
In de tabellen 3 en 4 is een overzicht gegeven van de uitgevoerde proeven. Tevens is aangegeven in welkefiguur de resultaten van de betreffende proeven grafisch zijn weergegeven. Tenslotte is er
een kolom waar opmerkingen t.a.v. de proeven in zijn
Ppgeno-men, .
In tabel 3 is het proevenschema met de Barendsz gegeven.
BARENDSZ CRASH STOP STOPWEG £85 M. 6-- KOERS .0--- RPM. Fig.3 2 3 tijd
- min.
o o 10 O 340 330 350 X Aanloop-snelheid Fig.Proef (kn) Roerhoek (°) no. Oprn.
draaicirkel 13 SB a/b i verplicht
draaicirkel 13 BB a/b 2 verplicht
crashstop 13
-
3 verplicht draaicirkel 4V2 SB a/b 4 draàicirkel 4V2 BB a/b 5 draaicirkel 13 SB20 6 draaicirkel 13 . BB 20 7 draaicirkel 13 SB 10 '8 draaicirkel 13 'BR 10 9 zigzagproef 13 20/20 .10 uitloopproef 13-
. Barendsz Veerhaven Tv 2,03 m 2,21 m TA 3,51 m. 3,66 mTern... 2,77 m
2935-m--1880m3 2020m3Proef' . (kn) Roerhoek(°)
Fig.no«r Opm.
draaicirkel 13 SB a/b 12 verplicht
draaicirkel 13 BB a/b 13 verphcht
crashstop 13
-
14 verplichtdraaicirkel 13 SB 20 15
stutproef 13 SB a/b 16 2 pompenbij:
stutproef 13 RB a/b 17 2 pompenbij
zigzagproef 13 lO/IO 18 I I 310 220 2/.0 3mm. i, . I I I I 20 1.0 lme i20 11.0 2mm tijd . min. Fig.1 Fig.2
270 240 210 180 150 120 go 60 30 O 330 300 270 240 0 HARD SB DEAD SLOW BARENDSZ" 2 3 1. tijd - min. 5 6 7 8
3. Uitvoering van de metingen en gebruikte apparatUur
De metingen zijn uitgevoerdop de Eems op.gemiddeld 15m
water, dbor een meetplöeg die uit 2-4personen bestond,
afhanke-Iijk van de proef.
Waarneniingen werden visueel gedaan, iedere 5 seconden, na het
begin van de proef op commiiandb van een fluittoon van een claxon die door een accu werd gevoed en geregeld door een oscillator en teller.
De vigende instrumenten zijn gebruikt (zie tabel 5). Tevens is opgenomen wat de afleesnauwkeurigheden zijn:
Tabel 5:. Gebruikte scheepsinstrumenten en .afleesnauwkeu-righeid
signaal instrument afleesnauwkeurigheid
koers gyrokonipasrepeater ± lo
roerhoek roerhoekstand-aanWijzer ± 30
rpm tachometer
±5
.snelheid EM-log -. ± '/, kn
Tijdèns de uitvoering van draaicirkelproeven werd. met behulp van de radar een schatting gemaàkt van de diameter. Tijdèns de stopproeven werd de weg bepaald door het werpen van blokken vanaf de bak in het water.
ledere keer alseen blok de brugvleugel passeerde werd eennieuw
blok te water gezet (de z.g. 'Dùtch lóg'-methode)..
-- - 44e Jaargang no. 22 f977
10 270 300 330 O 30 60 90 120 150 180 210 240 270 300 HARD BB DEAD. SLOW "BARENDSZ' 2 ...3. 4 tijd - min. Fig6 685 10 3 4 5 6 min. tijd Fig.4 F!g.5
686 30 60 90 120 150 b 240 C 210 o 180 150 FIg. 7 300 0 1 2
3 45
tijd 6 7 8 9 10lt
12 min.De weersornstandigheden op de proeftochten zijn in tabel 6
weergegeven:
TabeE 6: Weersomstandigheden op de proeftochten
Tijdens de proeftocht met de Barendsz werkte het EM-log niet, waardoor geen sneiheidswaamemingen werden gedaan. Op de
proeftocht met de Veerhaven' bleek dat er geeri biokken aanwezig
waren voor de bepaling van de stopweg.
De orgañisatie van de proeftochten liet te wensen over. Op de
Barendsz was het draaiboek voor de proeven niet compleet en er
was te weinig tijd gepiand orn proeven die niet naar behoren waren uitgevoerd, te kunnen overdoen. Op de Veerhaven was van een goede organisatie geen sprake en bleek dat door siechte coördinatie lange wachttijden optraden.
Hierdoorkon van het voorgenomen programma minder worden
uitgevoerd dan geWenst was De omstandigheden waarin de
meetploeg moest werken waren moeilijk.
G 270 330 O 30 60 90 120 150 180 210 21.0 270 0o 3 1. 5 .6 7 8 9 10 11 12 tijd = min.
damm windkr. windrichting zçeconditie
25 maart 1975 BF 6 NNW golvend 15 april 1975 BF 3 WNW viak Fig. 8 Fig.9
- Balo
BARENDSZ" 300F 1g. 10
4. Resultaten van de meting
In fig. I tini II zijn de resultaten van de Barendsz grafisch
weergegeven.
In fig. 12 tim 1.8 zijn de resultaten van de Veerhaven grafisch
Weergegeven.
250 4.1. Draaicirkelproeven
In tabel7 zijn de draaitijden en snelhedenvan de.draaicirkelproe- 200
ven opgenomen.
S. en W. -44e.jaargangno. 22- 1977
In fig. 19 zijn de draaitijdn .uitgezet. Opvallend is de grote
spreiding bij roerhoeken van 20° en 100 in draaitijden en de zeer
kleine spreiding bij proeven met het roer aàn boord. Dit kan worden verklaard door:
het aan boord insteflen van de roerhoek is eenvoudig en reproduceerbaar,
andere roerhoeken exact instellen is minder eenvoudig en niet reproduceerbaar Het instellen van een,zelfde nominale roerhoek over bakboord en over stuurboord levert andere effectieve roerhoeken op, daar het schip rechtúit vaart met een roerhoek die ongelijk nul is.
Steldatdeze roerhoek 2° is, danishet verschil in scheepsrespons tussen 330 en 37° effectief roer gering bij nominaal 35° roer. Het verschil in respons tussen 12° en 8° roer isechter groot, als men uitgaat van een nominale roerhoek van 10°.
Tabel 7: .Dräaitijden. en snelheden voor .cirkelproes'en
s C 350- -... ____... -300 3404- -200 KOERS RPM I I i I o 1 2 3 1. 6 tild min. O 300 150 100 50 350 300 - sneiheid koers toerentat I I I UITLOOPI1ROEF BARENDSZ 360
-roerbew. kopie de wind -hOE
i
T31° -300 -290 15 -280 z o-687. DraaitijdenFig. no. Roerh. . 10 90° l80 270°
1 SB a/b 9 49 .1.32 2.18 2 BB a/b . 8 49 1.32 2.18 6 SB 20 14 56 1.40 2.27 7 . BB 20 17 1.09 2.05 3.05 8
SB 10
22....
2.25450
.30 9 BB IO 22 1.45 3.35 5.20 1.2 SB a/b 9 0.50 1.38 2.26. 13 BB a/b Il Ó.50 1.35 2.20 1.5 SB 20lI
.1.18 2.30 3.46 Snetheden 360° 10° 90° F809 270° .360° DRAb. 3.08-
-
-
-
-
280 3.06-
-
-
-
-
. 280 3.15-
-
-
430 4.08-
-
-
-
4601055-
.-
--
890 7.1.5-
-
-
-
850 3.15 . 148 13.5 1.1.3 10.1 9.1 300 3.02 13.0 9.0 6.5 5.7 5 I 320 4.59 15.3 15.0 14.5 14.2 15.0 tijd sec F 1g. 11 330 320 O 2 3 tijd - min. Fig.12s 688 15 10 o Fig.1L HARD RB 'VEERHAVEN" snetheid koers toerentat RPM O 1.L9 MIN SCHROEF STIL tijd VEERHAVEN CRASH STOP min.
SCHIP STIL TOR DE WAL
NA 28 MIN.
Uit fig. 19 blijkt echter dat de SB 20 proef bij de Barendsz zo ver Tabel 8: Stationaire koershoeksnelheden in een draaicirkel,
buiten het verwachtingspatroon.iigt, dathet vermoeden
gerecht-vaardigdlijkt dater 300 roer is gegeven. Op grond van het feit dat er te weinig gegevens beschikbaar zijnom.onderscheid te maken tussen bakboord en stuurboord zijn de draaitijden gemiddeld (zie de stippellijnen in fig 19). Wordt van deze gemiddelden uitge-gaan dan is de uiteindelijke koershoeksnelheid als in (abel 8 te
berekenen. .
.
De snelheidsmetingen in draaicirkels moeten als zeer
onbe-trouwbaar worden gekwalificeerd, gezien het zeer ingewikkelde grenslaagprofiel van de stroming orn de draaiende scheepsrornp
Waarin de opnemer voor het EM-log staat opgesteld. In fig. 20 is
een schatting van het veribop van de sneiheden gegeven in
fracties van de aanloopsnelheid als functie van de koersverande-ring.
Per draaicirkel:kunnen nu gerniddelde sneiheden worden
uitgere-kend voor de eerste draaicirkel, zuiks ter vergelijking met de
radarwaarnerning.
De uiteindelijke draaicirkeldiarneter is ook uitgerekend en ver-meld in tabel 9.
-
Tabel 9: DraaicirkeldiameterbepallngRoerh. t36o DIeOR DRAD D
a/b 184S 280m 290m 230m 20 263 S
450m
445m
4.10 m 10 500S . 1020m 870 rn 950m . Roerhoekr
t 360 a/b 1 96 0/s 3 04 m 20 1.37 0/. 4.23 1* 100 0 72 0/ 8 20 m (30g) . I .90 0/ 3;09 m o 2 3 tijd-
min. I. Fig. 13 Fig. 15C 140 130 w 120 110 L 15 14 13 81 C Fig 16 150 VEERHAVEN ZIG-ZAG 10/10 F1918 tijd - min. tijd VE ER HAy E N STUIPROEF A 15 170 /
izs
160 A g 10 °' 150 O 2 3t3 £Oi0
60 7 JO 0 1d10f
140 tijd sec _ 130 D e 2.5 120 -ò---_ SNELHEID / --A-- KOERS0
110 ROE RHOEK min. 360 270f
180 90 Fig. 17 k VEERHAVEN' SIUTPROEF o--- SNELHEID --o-- KOERS ROERHOEK - 15 - 12.5 10 7.5 70 80 90 100 110 tijd sec _ 2.50
j /V I A DRAAITIJDEN V. DRAAICIRKELS A/B-X----V-
BBZOBARUit tabel 9 voIgt dat de schatting van de snelheidsverliezen Tabel 10: Vergelijking van diverse tijden en toerentallen in
redelijk geacht moet worden, daar er redelijke overeenkomst is een crashstop
tussen de gemiddelde draaicirkeldiameter die bereikt wordt in de
eerste rondtorn en de radarnieting. Al te veel waarde kan echter NBEO TN=o NACH IACH tSTOP
aan al deze zeer globale berekeningen niet worden toegekend.
Barendsz 310 1.05
220
1.17 2.224.2. Stopproeven Veerhaven 310 1.48
250
-
2.48In fig. 3 en fig. 14 zijn de resultaten van de meting grafisch
weergegeven. De stopweg van de Barendsz was 485m, gemeten De gemiddelde stopweg is ca. 500 m, dat is 6 tot 7 scheepsleng-met de Dutch logscheepsleng-methode. Integratie van de snelheid ter bereke- ten.
fling van de stopweg bleek niet mogelijk, gezien de afwezigheid
van het snelheidssignaal. 4.3. Zigzagproeven De stopweg van de Veerhaven was 540 m, bepaald door
integra-tie van de sneiheid, gecorrigeerd voor stroom. Controle met de In fig. IO en fig. 18 zijn de resultaten weergegeven.
Dutch log-methode bleek niet mogelijk, daarergeen blokken aan De tabel met gegevens t.a.v. doorzwaaihoek en periode kan boord van de Veerhaven waren, worden opgesteld (zie tabel Il).
In tabel 10 zijn de tijden voor het bereiken van stilstand van de Tabel 11: Resultaten van zigzagproeven
schroef, voor het bereiken van het maximale achteruit-toerental
en van stilstand van het schip t.o.v. de wal gegeven: Proef doorzwaaihoek periode
20/20
±8°
1.42 10/10 ± 3° 1.35 S. en W. 44ejaargang no.22-1977 6890.
I 0 1 2 3 4 tijd -5 6 7 min. 8 g Fig. 19 160 150 B I. 140f
130 120 e 110 100f
i
690
5. Discussié
De discussie valt üiteen in drie onderdelen:
van de door de 'Scheepvaartinspectie verplichte proeven
andere proeven
algemene opmerkingen.
(i) Draaicirkels en crashsloppr9even
In de volgende tabellen worden de door de Sc,heepvaartinspectie gevraagde gegevens voor de Barendsz en de Veerhaven samen-gevat.
Deze gegevens zijn niet 'bewerkt' door ze te zien in verband met
andere proeven en waar dat nodig is te corrigeren met behuip van
resultaten van andere proeven.
Voor de Barendsz zou de tabel er als voigt uitzien: (zie tabel 12).
Tabel 12: Metlngen draaicirkels met roer aan boord
Ba-rendsz. draaicirkel roerhoek windrichting windkracht - toestand zee
omw. schroef bij aanvang
aanvangssnelheid -aanvangskoers over BB a/b NNW 6 licht golvend 310 13.5 332 draaicirkel over BB roerhoek a/b windrichting - WNW windkracht - 3
toestánd zee ' ' viak'
omw. schroef bij aanvaiig 1 t)
aanvangssnelheid -aanvangskoers 304 ovèr SB a/b NNW '6 licht golvend 310 13.5 298
Voorde Veerhaven zoude tabel erais volgtuitzien (zietabel. 13).
Tabel 13: Metlngen draaicirkel met 'roer aan boord
Veérha-ven ' ' ' over SB a/b WNW 3 vlak 300
'14.5-302'
tijd en snelheid bij een koersverandering van
over BB over SB
tijd . snelh." 'tijd snelh.
lO 12 13.1
lI
14.7 - 90 55 9.5 51 13.5 180.:140
6.3 1.38 11:4 270 2.22 5.6 2.25 10.1 360 voorwaartse verpiaatsing zijdelingse verplaatsing 3.02 5.1 3.15 9.2tijd eñ,'snelheid bij een koersverandering van
overBB over SB
tijd snelh. tijd snelh.
10 10 9 - 90 50 49 180 1.32 1.32 '270 2.18 2.17 360 3.06 3.08 voorwaartse verplaatsing zijdelingse verplaatsing
Fig. 20 'koersverschit graden
4.4 Uitloopproef
In fig. 11 zijn de resultaten weergegeven.
De motor staat na ¡.40 m ña het begin van de proef stil. Het minimale toerental blijkt ca. 40 te bedragen. De uitloopweg bedroeg ca. 770 m.
Opvallend en geruststellend is de overeenkomst van het begin
van deze manoeuvre met de crashstop. Bijde crashstop wordt bij ca. 60omwentelingen het omkeermechanisme in werking gesteld
waarna deschroef gaat terugslaan. Bij de uitloopproef bleek dat de snelheid bij 40 klappen niet meer voldoende was orn een
machinedrijvend koppel van de schroef te veroorzaken;
4.5 Stutproeven
De doorzwaaihoek als het schip in een maximale draai wordt gebracht en dan met vol tegenroer wordt gestut, bedraagt voor
draaien over SB 120 en over BB 13° (volgens de fig. 1 6en 17). 4.6 Draaicirke!s by zeer Ian gzaarn vooruit
De gegevens van deze proeven zijn weergegeven in de fig. 4 en 5.
De resultaten werden', naar verwachting, behoorlijk beïnvloed door de harde heersende wind. '
Worden de draaitijden voor een complete draaicirkel gemiddeld
dan is de gemiddelde draaitijd 555 sec. De snelheid is echter 13/4.5 =.2.9 lager. Derhalve zou een draaicirkel bij 13 kn dus
555/2..9 sec. = 191 sec.. moeten duren. De gemiddelde tijd bleek te zijn .184 sec.
Dit Iijkt een aanwijzing te zijn dathet' quotiënt..tussen koershoek-' snelheid en scheepssnelheid onathankelijk is van de
scheepssnel-heid. '
Dit iseen bijzonder belangrijk gegeven voor
eventuele.'model-vorming daar nu de zgn. dimensieloze' 'yâw rate'- r* i'L
als afhankeijke variabele kan worden genomen. ' U
Praktisch gezegd: een schip dat op'de helft' van.'zijn 'òorspronke-iijke snelheid vaart in een draaicirkel, heeft twee maal zoveel tijd
daarvoor nodig als met de oorspronkelijke snelheid.'
Hieraa'n zijn echter praktische grenzen: de oorspronkelijke
snel-heid dient zo laag te zijn dat de optredende golfvorming'relatief
Deze gegevens op zich lijken niet voldoende te zijn
Bij de Barendsz werkte het log niet waardoor op de radarwaar nemingen t.a.v. de- draaicirkeldiameter geen controle kon wor den- toegepast. Bij de Veerhaven zijn geen radarwaarnemingen t.a.v. de draaicirkeiparameters beschikbaar. De navigatoris niet
in staat uit de hier gepresenteerde-gegevens essentiële infomiatie
te halen.
Vooral de verschillen in sche,epssnelheden in een draaicirkel varend over BB en SB zullen het de navigator moeilijk maken redelijke schattingen te doen.
-Het isdaarom essentieel dat:
er gezien de nauu'keurigheden van radarwaarne,nin gen en van hei sneiheidsverloop in eeii draaicirkel, beide gegevens beschik-baar zj,i, 1er verkr/ging van een zo redel j/k inogeljke schatring.
Wenst men hogere nauwkeurigheden dan kan men:
-de gegevens van draaicirkels bij 200 en 10° gebruiken, ter aanvulling en correctie op de a/b draaicirkels, òf
-zichtpeilingen doen op een voorWerp, Waaruit de baan kan worden geconstrueerd, òf
e) HIFIX- - of Decca-systernen gbruiken ter bepaling van de baan van het schip over de grond.
De noodstop-manoeuvre kan volgens de tabellen van de Scheep-vaartinspectie als voigt samengevat worden: (zie tabeE 14 en IS)
Tabel 14: Stopproef Barendsz.
aanvangssneiheid 13.5
omwentelingen- van de schroef - 310
stoptijd 2 m 28
stopweg 485 rn
aanvangskoers 337
gestopte koers 355
Windkracht en -richting NNW 6
zeetoestand - licht golvend
Tabel 15: Stopproef Veerhaven
aanvangssnelheid 13.8
.omwentelingen van de schroef 310
stoptijd 2-m 48 stopweg 540 m aanvangskoers gestopte koers windkracht en -richt-ing- WNW 3 zeetoestand viak
Bij een-nadere beoordeling van de gegevens van de
noodstopma-noeuvre dient in aanrnerking te wrden genomen dat de
nauw-keurigheid van de wegbepaling door middel- van de -Dutch
log-methode niet erg groot is. T.a.v. de snelheidsmeting geldt
het-zelfde.
--Daarom-is hetwederom- noodzakelijk beide-methoden te combi-neren orn zo'nauwkeurig mogelijke resultaten-te krijgen. Verbete-ring van nauwkeurigheid kan worden verkregen door-toepassing
van zichtpeilingen of-de toepassing vaneen HIFIX- of Decca-systeem. (zie tabel 16).
S. en W. 44e ¡aargang no22 1977
-Tabel 16: Draaicirkelparametërsals functie- van de tiJd bij -roer aan boord
Uit de constructie van, de draaicirkel is nu af 'te leiden dàt de
-transfer 130m bedraagt, de tact-ische diameter 295 rn, de advance
-200 ni en de uiteindelijke draaicirkelstraal 125 m.
-De nauwkeurigheid van de berekening is niet groot, daar vooral de snelheidsschatting een zeer-broze schakel in het geheleproces is.
De door de Scheepvaartinspect-ie gevraagde voorwaartse en zij
waartse verplaatsing is uit fig 21 af te 1iden.
Met een zorgvuldige uitvoering van de proeven en waarnpdig extra informatie t.a.v. lengtematen is het mogelijk-de door de Scheepvaartinspectie vereiste gegevens te verzamelen.
De nauwkeurigheid is laag, maar voor de navigator zeer waar
schijnlijk bruikbaar.
-Y
F 1g. 21
691
BEREKENDE DRAAICIRKEL SB: A/B
tijd koers UA/uo Xm Y(m
0 0° I O 20 3Ø0 .96- 27 110 40 70° .84 '119 197 -60. 119° .74 202 204 --80 147° .69 278 I41 100 - 186° .65 - 300 52 120 225° .62 - 263
25-140 264° .595 - 189 -60-160 - 303° .59lii
-41. 180 342° .58 63 22 188 360° - .58 5853-Andere proeven
Het nut van draaicirkelproeven bij kleinere roerhoeken is voor de
navigator van beperkter belang. Deze proeven kunnen venwel
dienen orn zo juist mogelijk het gehele manoeuvreergedrag vast te leggen.
De stutproef is van onmiddellijk belang voor de navigator, daar de stuteigenschappen vaak bij manoeuvres van belang zijn.
De zigzagproef levert soortgelijke informatie, maar is voorname-lijk van belang bij de vergevoorname-lijking van doorzwaaihoeken en
peno-detijden met andere schepen, waartoe de periodetijd dimensie-loos gemaakt moet worden met scheepsiengte en sneiheid. Ook de uitloopproef heeft waarde als vergelijkingsproef en ter controle van berekeningen betreffende
deceleratie-eigenschap-pen.
De manoeuvreerbaarheid van deze klasse van schepen in de
onderzochte beladingstoestand kan gekarakteriseerd worden met goed.
De draaicirkeldiameter-lengte verhouding ugt tussen 3 en 4, de
stuteigenschappen zijn goed; dat wil zeggen dat de draai snel uit
het schip gehaald kan worden, zonder alte veel doorschot. De koersstabiliteit, aihoewel niet onderzocht, zal vernioedelijk
gmot genoeg zijn. Dit is gebaseerd op de resultaten van de
draaicirkelproeven die daartoe geïnterpoleerd worden.
De aandacht wordt er op gevestigd dat deze conclusies gelden
voor de onderzochte beladingstoestand. Ze zijn niet zonder meer
geldig voor de toegeladen diepgang.
Diepgangsverschillen beïnvloeden het karakter van de
rnanoeu-vreerbaarheid in het algemeen in geringe mate; trimverschillen
beïnvloedende manoeuvreerbaarheid in sterke mate. Daar van de
gekozen beladingstoestand naar een volledig beladen toestand
gaande flinke tnimverschillen moeten worden overwonnen, is in
feite van het manoeuvreergedrag in toegeladen toestand niets te
zeggen.
De Scheepvaartinspectie wenst dat tijdens de eerste twee jaren de
gegevens voor de toegeladen toestand worden verzameid.
Deze wens is terecht als er tussen vol beladen toestand en
proef-tochttoestand grote tnmverschillen bestaan.
Algemene oprnerkingen
De nauwkeurigheid van de resultaten bleek bij deze proeven niet hoog, daar, voornamelijk met betrekking tot de scheepssnelheid,
niet erg accurate informatie beschikbaar was. De scheepssnel-heid is daarom meer als indicatie van een trend gebruikt dan als exacte informatiebron. Met andere gegevens, bijvoorbeeld van
de Radar of met de Dutch log-methode, is extra informatie
verstrekt waardoor met een trend in de sneiheid tot een schatting van de gevraagde grootheden kon worden overgegaan. De
resul-taten lijken voor navigatiedoeleinden nauwkeunig genoeg. Wil
men deze gegevens nu gebruiken voor
modelmatching-technieken, dan kan van enige nauwkeurige bepaling van
coëffi-cienten in een mathematisch model dat het scheepsgedrag
be-schnijft geen sprake zijn.
Heeft men echter de coëfficiënten van een mathematisch model
gevonden, hetzij op een theoretische wijze, hetzij met behuip van. modelproeven, dan is het wel mogelijk de resultaten van compu-tersimulaties te vergelijken met de trend van de proeven die hier gerapporteerd zijn.
692.
In feite is het probleem te vertalen in eenvoudige termen: de navigator is niet in preciese en accurate waarden geïnteresseerd,
daar door de altijd optredende verstoringen de uitkomst van bijv.
de draaicirkeldiameter altijd. anders zal zijn.
Zijn ervaning leidt ertoe niet met zeer nauwe veiligheidsmarges te werken, integendeel. In dit verband moeten de relevante parame-ters in grootte ongeveer vast liggen; ruime spreidingen zijn echter geen bezwaar, daar deze spreidingen toch altijd kleiner zullen zijn
als de door de navigator geaccepteerde veiligheidsmarges.
Een ruwe proef is derhalve voldoende orn de grootte van de
relevante nautische parameters vast te leggen.
Een onderzoeker die met behulp van modelmatching-technieken probeert het scheepsgedrag vast te leggen, wordt geconfronteerd
met het feit dat een nauwkeurige schatting van coëfficiënten
lange en nauwkeurig gerneten runs vereisen., Een hoge
informa-tiedichtheid is noodzakehjk voor dit probleem. Het is derhalve duidelijk dat een nauwkeurige meting t.b.v. modelmatching wel geschikt is orn de gevraagde nautische kriteria te bepalen; het omgekeerde is niet het geval; een ruwe proef zal niet voldoende informatie opleveren voor rnodelmatching.
6. Aanbevelingen en conclusies
De volgende aanbevelingen kunnen naar aanleiding van de
uitge-voerde proeven opgesteld worden:
(I) Een goede proeftochtorganisatie is onontbeerlijk yoorhet
doen van aan redelijke eisen voldoende proeven. De proefleider en de proeftochtleider dienen de proeven
door te spreken voor het begin van de proeftocht en
voldoende tijd voor de proeven te reserveren.
(Ill) De genomen maatregelen dienen door de proefleider in ogenschouw te worden genomen.
(IV) De proefleider dient tijdig van te voren met de gézag-voerder en de loods (indien aanwezig) contact op te
ne-men.
Indien de Jeden van het meetteam uit de aan boord
aanwezigen gerecruteerd worden, dan dient de proef-leider deze mensen heider en duidelijk te 'briefen' over
hun taken.
(Vi) Alvorens met de proeven te beginnen dienende commu-nicatiekanalen uitvoerig op goede werking te zijn
ge-toetst.
In dit verband is een goede set 'walky-talkies'
onmis-baar.
(VII) Voor de navigator voldoend nauwkeunige resultaten
kunnen worden verkregen indien de zwakke stee van
iedere zeemeting kan worden versterkt, te weten: de
snelheidsmeting. Indien een Sallog of een EM-log wordt
gebruikt, dient men radarpeilingen te doen t.a.v. draai-cirkeldiameters. Zichtpeiiingen op boeien kunnen hei-pen de baan t.o.v.' de boei vast te leggen.
Het gebruik van plaatsbepalingssystemen, zoals DECCA
en HIFIX of SEAFIX kunnen ertoe bijdragen dat hoge-re nauwkeunigheden worden verkhoge-regen.
(VIII) Indien de beladingstoestand sterk afwijkt tussen
proef-tocht en de normale dienst waarop het schip wordt
in-gezet, vooral met betrekking tot de trim, dan is het nodzakelijk dat in de diensttoestand nadere
manoeu-vreergegevens worden verzameid.
Het is wenselijk dat uitvoeringsvoorschriften aan de
gezagvoerder vanwege schèepvaartinspectie worden
medegegeven.
Naar aanleiding van de manoeuvreerproeven kunnen de volgen-de conclusies worvolgen-den getrokken:
De proeftochtorganisatie liet t.a.v. de uitvoering van de manoeuvreerproeven te wensen over; op de Veerhaven meer als op de Barendsz.
Door de gelukkige omstandigheid dat bij de dezelfde proeven op de zusterschepen steeds andere grootheden niet meetbaar bleken, is het toch mogelijk geweest de door de Scheepvaartinspectie gevraagde .gegevens te
verzamelen.
T.a.v. de manoeuvreerbaarheid van debeide schepen kan gezegd worden dat deze bevredigend is als naar
draaicapaciteit en stuteigenschappen wordt gekeken.
Personen-autoveerponten
op pontons
De firma Intemavia in Göteborg heeft een nieuw type ponton-vaartuig ontworpen, dat wordt gekenmerkt door een hoge
ca-paciteit en een laag brandstofverbruik. De
model-testen zijn succesvol verlopen en naar verluidt zal binnenkort in Italië een
grote versie van het nieuwe vaartuig
Wor-den gebouwd.
Het nieuwe vaartuig - genaarndSea Sulky
-
bestaat uit een dek dat wordtonder-S. en W. 44eJaargang no. 22 1977
steund door twee pontons. De capaciteit van het vaartuig is 175 passagiers of 50 passagiers en zes auto's. Het
brandstof-verbruik ligt volgens berekeningen op
nauwelijks meer dan de helft van een
ver-gelijkbare draagvleugelboot, terwijl de passagiers-capaciteit ca. 40% hoger ligt.
De Sea Sulky zal worden aangedreven
door tWee 600 pk motoren dietesamen een topsnelheid van 30 knopen opleveren. De
brandstoftanks en de motoren zijn inge-bouwd in depontons,. waardoor een laag zwaartepunt wordt bereikt terwiji boyen-dien de stabiliteit wordt verhoogd.
- Het vermoeden bestaat. dat de schepen vrij koersstabiel
zijn.
Voor schepen van de Kleine Handelsvaart lijken de door
de Scheepvaartinspectie vereiste proeven voldoende uit een navigatorisch oogpunt.
De nauwkeurigheid van de metingen uitgevoerd op de hier beschreven wijze, is te gering orn de verzamelde gegevens te gebruiken voor modelmatching. Als
con-trole voor simulatieuitkornsten zijn de metingen oven-gens we! geschikt.
Dankhetuiging
De schrijver is dank verschuldigd aan de heer ir. G. H. de Boer van Van Uden's ScheepsagentuurMij. B.V. voorzijn huip bij de voorbereiding en uitvoening van de proeven.
De heer ir. F. F; van Gunsteren heeft voor de nodige contacten
gezorgd.
De schrijver is hem daarvoor dankbaar.
De heren ir. R. Holtrop en R; Onnink hebben met enthousiasme deelgenornen aan de daadwerkelijke uitvoering van de proeven. Hen komt dank toe voor het vele werk dat verzet is.
Bij stilstand of bij lage sneiheden drijven de pontons op het water, maar zodra -de snelheid wordt opgevoerd zinken ze tot onder het oppervlak.
PIPi .i: i..:
The future of nuclear propulsion in
merchant ships
The last two decades have been witness to remarkable innova-tions in merchant shipping. While many ideas have developed from the drawing board into actualities throughout this period, the nuclear powered merchant ship has remained an idea whose time has not yet arrived.
Even though the nuclear powered merchant ship has been the object of intense interest and study, a number of broad ranging, interrelated, and complex issues have retarded its progress. It is not possible for me to cover all aspects of the issues here today.
However, I will endeavor to identify those issues which must be
resolved before any firm commitment to build a commercial nuclear powered ship will be made.
Basically, these can be grouped into three major problem areas: first, economic; second, indemnification and liability; and third, port entry and international clearance. There are many other
factors presently hindering the development of nuclear vessels, to be sure,btit it is generally accepted that these couldbe worked out
once the three main problem areas are settled. Beforelaunching into these directly,I would like to mention the state of technology
for nuclear powered merchant vessels as i believe it might be of
some interest and will provide some useful background for what follows
Today there are in excesAof 200 operating nuclear powered ships, which, incidentally,:lis more than the total; number of
[and-based nuclear plants. Some of these 200 ships have been in
service for more than 20 years. Granted, these are virtually all navy ships, but they have nuclear powered propulsion plants, nonetheless, and have enabled the shipbuilding industry and
related suppliers in the public sector to gain considerable
techni-cal knowledge and experience. This expertise could be readily applied to 'building nuclear powered merchant ships.
To date two nuclear merchant ships have been built the Savan-nah in the United States, and the Otto Hahn in West Germany. Also, a third non-military nuclear ship, the Mutsu, has beenbuilt
in Japan for use in government assignments.
The Savannah of 9,830 deadweight tons, was powered by a
pressurized water reactor nuclear plant and it operated from 1962
to 1970, travelling over 500,000 miles. The service record of its nuclear propulsion system was nearly flawless, having had a 99.88 percent availability record.
The Otto Hahn,' of 15,000 deadweight tons, incorporates a consolidated steam nuclear reactor a more advanced nuclear
propulsion system than that of the Savannah. The Otto Hahn
entered service in 1968 and is still active; its nuclear plant has had one of the best operating records of any nuclear plant constructed in Europe.
694
This speech was delivered by Robert T. Young,
Chairman and Presiçlent of the American Bureau
of Shipping, to the Hong Kong Shipowners
Asso-ciation in Hong Kong on 21 July 1977.
The Mutsu, although completed, has been at anchor for more than P/2 years as a result of a reactor leak that was discovered during initial trials. Unfortunately, corrections have not been possible as political pressures have worked to deny the Mutsu access to all Japanese ports to date.
The nuclear plants of these three vessels are fundamentally
the same as military nuclear vessels and, notwithstanding the experience of the Mutsu, the operating record of the Savannah and Otto Hahn, together with the more than 200 nuclear naval
vessels, clearly indicates that the technology exists today to
prodûcesound and reliable nuclear powered commercial vessels.
Further to the subject of technology, a good deal of interest has been directed towards three aspects in particular-standardized nuclear reactor systems, fuel, and reactor collision barries. To facilitate design and construction and to reduce the financial
burden, much effort is being given to engineering phases of
reactor technology which would enable prospective owners to
build such systems on somewhat of a standardized basis, thereby
bypassing thé custom-made, one-of-a-kind type approach. For
instance, in the United States, the Maritime Administration,
through its Competitive Nuclear Ship Program, has designed a standardized nuclear system with plans, specifications, safety,
and environmental analyses prepared in sufficient detail topermit
interested shipbuilders and perators to assess for themselves the future of nuclear power.
An important consideration related to technology is the fueling of the nuclear unit. There has been some concern expressed on this.
I have been informed by industry experts that their projections indicate no problem regarding fuel availability. They anticipate sufficient uranium sources to fuel all nuclear ships well into the
next century.
Also, I have been told that the disposability of spent fuel should pose no problem either. Nuclear ships would be fueléd at their
home port. No spent fuel would be carried on board and it would
be disposed of in the same manner as that of on-shore nuclear
generating plants which are, by the way, a good deal larger in size
than the marine propulsion plants.
Another item of public c uncem related to the technology is the
structural protection of the nuclear plant or, as commonly called, its barrier effectiveness. The Savannah was designed with effec-tive collision barriers and other structural features to avoid perils
from other ships and the sea itself. Tl{e Ottò Hahn was designed
and built only after rigorous model testing to determine resistance
to potential collision.