• Nie Znaleziono Wyników

Bijlmerbewoners over de toekomst van hun F-buurt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bijlmerbewoners over de toekomst van hun F-buurt"

Copied!
96
0
0

Pełen tekst

(1)

Cl)

w

2

>

b

Cl

«

~

z

0

W i ~ i W

..

)

0

N

~

-

0::

-) W ~

Cl

ll

.~

~

DTB-WERKDOCUMENT

BIJLMERBEWONERS OVER DE

TOEKOMST VAN HUN F-BUURT

=

:===

::::::::::::::

=

.

L.

Bosten

B. Theelen

F.

Wassenberg

...

96-01

. ::: . .

~D~~O~~:

·

·

... .

...

,

~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~

~ ~ ~ ~ ~ ~ ~

~O~::

·

· ...

... .

.

:0:0

:OD.

/U:~U:O~

• • • o . o • • • • • • • • •

:OUUUU

· ... .

·

• • • • •

... .

o . o • • • • • •

·

·

... .

...

.

=

=

::::::::::::

=

(2)
(3)

BIJLMERBEWONERS OVER DE TOEKOMST

VAN HUN F-BUURT

libliotheek TU Delft

(4)

OTB-WERKDOCUMENT

Onderzoeksinstituut OTB Technische Universiteit Delft Thijsseweg 11, 2629 JA Delft

STOGO Onderzoek & Advies Johan Willem Frisostraat 1 3583 JR Utrecht

(5)

BIJLMERBEWONERS OVER DE TOEKOMST

VAN HUN F-BUURT

L. Bosten B. Thee/en

(6)

De OTB-Werkdocumenten worden uitgegeven door: Delftse Universitaire Pers

Stevinweg I 2628 CN Delft Tel.: (015) 2783254

CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG L. Bosten.

Bijlmerbewoners over de toekomst van hun F-buurt / L. Bosten, B. Thee1en, F. Wassenberg. -Delft : Delftse Universitaire Pers. -111. (OTB-Werkdocument / Onderzoeksinstituut OTB, ISSN 1383-8016 ; 96-01. STOGO Onderzoek & Advies)

Onderzoek in opdracht van de Projectgroep Amsterdamse Poort, uitgevoerd door STOGO Onderzoek en Advies en het Onderzoeksinstituut OTB.

ISBN 90-407-1230-1 NUGI 655

Trefw.: woonwensen; stadsvernieuwing; Bijlmerrneer (Amsterdam). Copyright 1996 by L. Bosten, B. Theelen, F. Wassenberg.

No part of this book may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission from the publisher, Delft University

(7)

VOORWOORD

Al jarenlang wordt de Bijlmermeer geteisterd door allerlei problemen, en al jaren-lang worden er allerlei oplossingen gezocht en geprobeerd. De maatregelen die nu worden getroffen, gaan veel verder dan alle voorgaande. De Vernieuwing Bijlmer-meer kent drie pijlers: ruimtelijke vernieuwing, sociale vernieuwing (Bijlmer-meer arbeid en betere scholing) en verbetering van het dagelijkse beheer (de leefbaarheid). De ruimtelijke vernieuwing betekent een verandering van de stedebouwkundige opzet van de Bijlmermeer , de grote honingraatflats temidden van een autovrij groen park. Tussen de gemeente Amsterdam, woningcorporatie Nieuw Amsterdam en het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting zijn afspraken gemaakt over de kosten (bijna 900 miljoen gulden) en de randvoorwaarden waarbinnen de vernieuwing moet

, plaatsvinden.

De F-buurt maakt deel uit van de tweede fase van de vernieuwingsoperatie. De plannen voor de aanpak van de F-buurt staan nog niet vast, maar wel is duidelijk dat ze zeer ingrijpend zullen zijn. Opties zijn diverse soorten verbeteringen, verkoop, sloop en nieuwbouw van andere soorten woningen. Bovendien kan de omgeving op verschillende manieren worden verbeterd.

Voordat er plannen concreet worden, konden de bewoners hun mening over de mogelijkheden geven. Hiertoe hebben wij een groot onderzoek uitgevoerd onder alle bewoners van de drie flats Frissenstein, Fleerde en Florijn. In totaal gaven 737 mensen hun mening over de toekomst van hun F-buurt. Dat is 53 % van de bewoon-de woningen, een bijzonbewoon-der goebewoon-de respons. Op bewoon-deze plaats willen wij alle bewoners bedanken voor hun medewerking.

Het veldwerk is uitgevoerd door een team van vijftien enquêteurs, die alle bewoners, en indien nodig meermalen, bezochten. Ook hen willen we bedanken.

Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de Projectgroep Amsterdamse Poort, waarin deelnemen het Stadsdeel Zuidoost, woningcorporatie Nieuw Amsterdam en het Projectbureau Vernieuwing Bijlmermeer. Het werd begeleid door een commissie onder leiding van Robert Leferink (van het Projectbureau). Verder maakten deel uit Wim Mulder en Susan van der Hilst (namens het stadsdeel Zuidoost), Pedro Gonsalves (van Nieuw Amsterdam) en drie bewoners: Jacqueline van Oosterwijk

(8)

(Frissenstein), Anne de Haan (Fleerde) en Geert-Jan Sieberink (Florijn). Wij willen hen allen van harte bedanken voor de stimulerende ondersteuning bij het onderzoek. Dit onderzoek maakt deel uit van het besluitvormingsproces om de F-buurt te vernieuwen. Ondertussen is de Projectgroep begonnen met het opstellen van enkele scenario's. Hierin worden drie verschillende visies uitgewerkt tot - straks -concrete maatregelen. In het voorjaar van 1996 worden de scenario's bediscussieerd en nader uitgewerkt. In april/mei wordt een nader Plan van Aanpak voor de F-buurt opge-steld. In juni nemen de Stadsdeelraad Amsterdam Zuidoost en corporatie Nieuw Amsterdam een beslissing.

Wij hopen dat het bewonersonderzoek bijdraagt aan een goede besluitvorming voor de toekomst van de F-buurt.

Lilian Bosten Bart Theelen Frank Wassenberg

(9)

INHOUDSOPGAVE

1 INLEIDING

1.1 Inleiding

1.2 Respons bewonersenquête

1.3 Bewonerskenmerken en responsanalyse

2 BEWONERS, TEVREDENHEID EN VERHUISPLANNEN

2.1 Kenmerken bewoners

2.2 Tevredenheid over de woonsituatie 2.3 Verhuisplannen 1 1 4 5 9 9 14 16

3 BEWONERS OVER PLUS- EN MINPUNTEN VAN DE BLJLMERMEER 19

.4 BEWONERS OVER DE MOGELUKE WONINGTYPEN 25

4.1 De bewoners over de verbeterplannen 25

4.2 Verbeteren 26

4.3 Herpositionering 29

4.4 Verkoop 31

4.5 Sloop 33

4.6 Bouw van verschillende soorten woningtypen 35

4.7 Eerste voorkeur 44

4.8 Samenvatting 47

5 MAAIVELDINRICHTING EN VOORZIENINGEN 49

5.1 Het maaiveld 49

5.2 Parkeren 52

6 ALS DE PLANNEN DOORGAAN 57

6.1 Verhuizen als de plannen doorgaan? 57

6.2 De toekomst 60

7 BEWONERSPROFIELEN 63

7.1 Inleiding 63

7.2 Drie typen bewoners 63

7.3 Wie voelt zich gebonden aan de F-buurt? 65

7.4 Wie zijn mogelijk te binden aan de F-buurt? 67

(10)
(11)

1

INLEIDING

1.1 Inleiding

De Bijlmenneer wordt in de media al jarenlang gekenschetst als één van de meest problematische wijken van Nederland. Vervuiling, vandalisme en (on)veiligheid, de drie V's, staan daarbij het meest in de schijnwerpers. Sinds jaren worden er al verbeteringen bedacht en toegepast. Deze waren echter niet structureel genoeg. Ingrijpender maatregelen bleken noodzakelijk.

Sinds 1992 is een grote vernieuwingsoperatie op gang gekomen, waarvoor de gemeente Amsterdam, het stadsdeel Zuidoost en de woningcorporatie Nieuw Amsterdam het startschot hebben gegeven. Het doel van deze operatie is een -structureel betere woningmarktpositie van de Bijlmenneer. Anders gezegd het woonmilieu moet zodanig worden verbeterd dat de huidige bewoners

in

de Bijlmer willen blijven wonen en dat het voor anderen aantrekkelijk wordt om in de Bijlmer te gaan wonen.

De vernieuwingsoperatie heeft betrekking op drie verschillende terreinen. Het eerste terrein betreft de ruimtelijke vernieuwing (differentiatie in de fysieke omgeving), het tweede de sociale vernieuwing (meer deelname aan arbeid en scholing) en het laatste het beheer (verbetering van de leetbaarheid in de dagelijkse leefomgeving).

De vernieuwingsoperatie is verdeeld in fasen. De eerste fase van de vernieuwing is in volle gang: Geinwijk wordt gesloopt, Gerenstein wordt ontruimd en wacht hetzelfde lot, Hoogoord is inmiddels spectaculair opgeknapt. De tweede fase start als de eerste nog loopt, omdat anders het gehele vernieuwingsproces veel te lang zou duren.

De vernieuwing van de F-buurt behoort tot de tweede fase. Het gaat om drie flats van Nieuw Amsterdam: Frissenstein, Fleerde en Florijn (zie atbeelding 1.1). Deze liggen in de FD-buurt, maar de drie flats in de D-buurt maken geen deel uit van fase twee. Voor de planontwikkeling in de F-buurt is de Projectgroep Amsterdamse Poort verantwoordelijk, waarin stadsdeel Zuidoost en woningcorporatie Nieuw Amsterdam deelnemen.

(12)

Afbeelding 1.1 D'UIVENDRECHT

[J

.

ACTlEG'B". • • • ONTWIKKELINGSGEBIED

...

f·BUURT AMe

,

I~

A2/AIO

(13)

Op dit moment wordt de situatie in de F-buurt geïnventariseerd: de feitelijke situatie wordt in kaart gebracht, knelpunten worden geanalyseerd en toekomstvisies worden geformuleerd. Voordat tot deflnitieve planvorming wordt overgegaan, wordt een onderzoek onder alle bewoners van de F-buurt uitgevoerd.

De projectgroep Amsterdamse Poort heeft STOGO Onderzoek en Advies en het Onderzoeksinstituut OTB opdracht gegeven om gezamenlijk dit bewonersonderzoek in de F-flats uit te voeren. Doel van het onderzoek is de mening van de huidige bewoners te peilen over de alternatieve maatregelen vóórdat tot een deflnitieve planvorming wordt besloten. De opdrachtgevers gebruiken de uitkomsten van het onderzoek bij de voorbereiding van het vernieuwingsplan voor de F-buurt. In het voorjaar van 1996 wordt vervolgens een concreet Plan van Aanpak opgesteld. Na de zomer van 1996 besluiten de deelraad Zuidoost, Nieuw Amsterdam en de gemeente Amsterdam over de toekomst van de F-buurt.

Aanpak bewonersonderzoek

Centraal in het onderzoek onder de bewoners staat de mening over verschillende mogelijke maatregelen (nieuwbouw, verkoop, sloop, herinrichting van het maaiveld, etc.). Hierbij is onderscheid gemaakt naar verschillende typen bewoners en is bekeken wat zij zullen doen als de ideeën straks concrete plannen zullen zijn die worden uitgevoerd. Daarnaast is de bewoners gevraagd naar de positieve en negatieve aspecten van wonen in de hele Bijlmermeer en de F-buurt in het bijzonder. Het bewonersonderzoek bestond uit een schriftelijke enquête die met een toelichting persoonlijk werd overhandigd. De vragenlijst was naar keuze in het Nederlands of in . het Engels. Van 23 oktober tot en met 4 november 1995 is ter plaatse geënquêteerd.

Op 23 oktober vormde een bewonersavond de start van het onderzoek. Hierin werden het doel en de opzet van de enquête aan de bewoners gepresenteerd.

Vanaf 24 oktober zijn alle woningen van de F-flats huis aan huis bezocht om de enquêtes af te geven. Tegelijkertijd werd een afspraak gemaakt om de enquête weer op te halen. Als na twee bezoeken niemand thuis werd aangetroffen, werd zowel een Nederlandstalige als een Engelstalige enquête in de brievenbus gedeponeerd, samen met een afspraak om de enquête weer op te halen. Bovendien werd dagelijks tussen 17.00 en 19.00 uur in de binnenstraat geënquêteerd. Niet alleen de bewonersverga-dering, maar ook de vermelding van de enquête in het FD-buurtblad, diverse posters in de flats en aandacht door de regionale TV -zender AT5 hebben bijgedragen aan een brede bekendheid van het onderzoek en daarmee wellicht ook aan de respons op de enquête. Als dank voor het invullen van de vragenlijst kregen de bewoners, indien gewenst, een kraslot.

Opzet rapport

Dit rapport, dat bestaat uit acht hoofdstukken, geeft de belangrijkste resultaten weer van de bewonersenquête in de flats Frissenstein, Fleerde en Florijn. Dit hoofdstuk besluiten we met een overzicht van de respons op de bewonersenquête. De samen-stelling van de respons naar diverse bewonerskenmerken vergelijken we vervolgens met die van de stad Amsterdam en waar mogelijk (en relevant) met die van de

(14)

In het tweede hoofdstuk wordt per flat aandacht besteed aan de bewonerskenmerken leeftijd, samenstelling huishouden, geboorteland, woonduur, geslacht en huishou-densinkomen. Tevens gaan we in op de tevredenheid over wonen in de Bijlmermeer en eventuele verhuisplannen.

De positieve aspecten van wonen in de Bijlmermeer en de problemen vormen het onderwerp van hoofdstuk 3.

Hoofdstuk 4 geeft weer hoe de bewoners van de drie flats denken over de mogelijke maatregelen. De inrichting van het maaiveld en de aanleg van eventuele voorzienin-gen op het maaiveld vormen het onderwerp van hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 wordt aandacht besteed aan de reacties van de bewoners op het doorgaan van de plannen. Op basis van de voorgaande hoofdstukken worden in hoofdstuk 7 bewonersprofielen geformuleerd. De bewoners zijn in groepen in te delen, afhankelijk van hun situatie, wensen en reacties. Er zijn drie profielen opgesteld, namelijk bewoners die zich gebonden voelen aan de F-buurt, bewoners die mogelijk te binden zijn aan de F-buurt en bewoners die zich niet gebonden voelen aan de Bijlmermeer. In hoofd-stuk 8 worden de resultaten van het onderzoek samengevat.

1.2 Respons bewonersenquête

In de F-buurt zijn 1.492 woningen. Ruim de helft hiervan heeft vier kamers (woon-en slaapkamers sam(woon-en). Friss(woon-enstein (woon-en Florijn tell(woon-en elk ruim 530 woning(woon-en, in

Fleerde zijn er 425. Tabel 1.1 laat zien dat in de beide eerstgenoemde flats meer kleine woningen aanwezig zijn. Dit komt doordat hier in de jaren tachtig diverse grotere flats zijn gesplitst.

Van de 1.492 woningen in de drie flats bleken bij het uitvoeren van de enquête 1.384 woningen bewoond (tabel 1.2). Van de 1.384 adressen zijn maar liefst 737 enquêtes ontvangen. Dit brengt de respons op 53 %, wat we een zeer goed resultaat mogen noemen. De respons per flat verschilt nauwelijks.

Tabel 1.1 Aantal woningen en kamertal in de F -buurt

Frissenstein Fleerde

Twee kamers 266 62

Drie kamers 31 41

Vier kamers 237 324

Totaal 534 427

Bron: Nieuw Amsterdam.

Florijn 263 19 249 531 Totaal 591 91 810 1.492

(15)

Tabel 1.2 Responsoverzicht bewonersenquête F-buurt 1995

Aantal Lege Bewoonde Respons Respons

woningen woningen woningen abs. %

Frissenstein 534 30 504 254 50

Fleerde 427 44 383 213 56

Florijn 531 34 497 270 54

Totaal 1492 108 1384 737 53

Bron: Kolom 1-3: Nieuw Amsterdam, leegstandsoverzicht per 10-10-1995 en eigen waarneming. Kolom 4-5: STOGO/OTB-Bijlmerenquête, 1995.

1.3 Bewonerskenmerken en responsanalyse

Het toetsen van de representativiteit van de respons (53 %) is moeilijk vanwege het ontbreken van een betrouwbaar referentiekader. Desalniettemin vergelijken we een aantal kenmerken zoals leeftijd, aantal kamers, huishoudenssamenstelling en geboorteland van de respondenten met andere Bijlmermeeronderzoeken (Van Rosmalen en Wassenberg, Eindmeting project modelflats Bijlmermeer, 1994, en Wassenberg, Conciërges in de Bijlmermeer: effect op criminaliteit, veiligheid en

leefbaarheid, 1991), met gegevens van de woningcorporatie Nieuw Amsterdam over de hele Bijlmermeer en met die van de wijken Bijlmer-Centrum en Bijlmer Oost. Om de Bijlmermeer als wijk te typeren, is tevens een vergelijking met de stad Amsterdam gemaakt.

Leeftijd

Vergelijkbare gegevens over huishoudens zijn maar moeilijk te verzamelen. Uit tabel 1.3 blijkt dat de groep dertigers en veertigers zeer ruim vertegenwoordigd is in de respons. Vergeleken met gegevens over de Bijlmermeer als geheel en een aantal wijken in Bijlmer-Centrum en Bijlmer-Oost is sprake van een ondervertegenwoordi-ging van jongeren en ouderen en van een oververtegenwoordiging van de dertig- tot vijftigjarigen. Bij een vergelijking met de stad Amsterdam blijkt dat er in de Bijlmermeer maar weinig ouderen wonen.

Aantal kamers

Tabel 1.1 toonde reeds het aantal woningen en het kamertal in de drie flats. Ruim de helft van de woningen heeft vier kamers. De respons van bewoners in een vierka-merwoning is overeenkomstig de gegevens van Nieuw Amsterdam (tabel 1.4). De kleinere woningen zijn derhalve ook juist vertegenwoordigd, zij het dat de drieka-merwoningen iets oververtegenwoordigd zijn ten koste van de tweekadrieka-merwoningen. In vergelijking met Amsterdam blijkt dat er in de Bijlmermeer veel twee- en vooral

(16)

Tabel 1.3 Bewonerskenmerk: leeftijd* (in %)

Enquête Stad Bijlmermeer Stad

F-buurt Amsterdam wijk 93+94 Amsterdam

1995 1995 1995 1995 0-20 jaar 29 20 (20-) tot 30 jaar 21 32** 20 20 30 tot 50 jaar 65 31 35 34 50 jaar en ouder 14 37 15 26 Totaal 100 100 100* 100*

* De eerste twee kolommen hebben betrekking op de hoofdbewoner (of partner). De laatste twee op alle inwoners (inclusief kinderen). Wijk 93 omvat buurtcombinatie Bijlmer Centrum (D, F, H buurt). Wijk 94 omvat buurtcombinatie Bijlmer Oost (E, G, K buurt).

** Percentage is tlm 34 jaar

Bron: Kolom 1: STOGO/OTB-Bijlmerenquête, 1995. Kolom 2: O+S, Jaarboek 1995, tabel 4.4.2.

Kolom 3: O+S, Diadam 1995, Stadsdeel T (Zuidoost), tabel 162.8. Kolom 4: O+S, Jaarboek 1995, tabel 3.1.2.

Tabel 1.4 Bewonerskenmerk: aantal kamers (in %)

Enquête Drie flats

F-buurt N.A. 1995 1995 Twee kamers 33 40 Drie kamers 11 6 Vier kamers 56 54 Vijf kamers Totaal 100 100

Bron: Kolom 1: STOGOIOTB-Bijlmerenquête, 1995. Kolom 2: Nieuw Amsterdam, 1995.

Kolom 3: O+S, Jaarboek 1995, tabel 4.1.3.

Huishoudenssamenstelling Stad Amsterdam 1995 25 32 32 10 100

De representativiteit van de huishoudenssamenstelling is moeilijk te vergelijken. Op basis van de enquêtegegevens zou kunnen worden geconcludeerd dat in de F-buurt relatief meer alleenstaanden en eenoudergezinnen wonen. Bij de gegevens over de Bijlmerwijken Centrum en Oost is echter een relatief grote categorie 'overig' aanwezig. Hieronder worden huishoudensvormen verstaan, die in de enquête bij de andere categorieën zijn gevoegd.

(17)

Tabel 1.5 Bewonerskenmerk: samenstelling van het huishouden (in %)

Enquête Bijlmermeer Stad

F-buurt hoogbouwflats Amsterdam

1995 1995 1995

Alleenstaand 32 34 46

Twee of meer volwassenen 13 17 27

Eénoudergezin 28 18 8

Twee of meer volwassenen met kind 25 18 15

Overig 2 13 4

Totaal 100 100 100

Bron: Kolom 1: STOGO/OTB-Bij1merenquête, 1995.

Kolom 2: O+S, gegevens hoogbouwflats Bijlmermeer, 1995 Kolom 3: Jaarboek 1995, Amsterdam in cijfers, Tabel 4.4.1.

Tabel 1.6 Bewonerskenmerk: geboorteland (in %)

Enquête Bijlmermeer Stad

F-buurt hoogbouwflats Amsterdam

1995 1995 1994 Nederland 24 17 67 -Suriname 31 37 8 Nederlandse Antillen 9 8 Ghana 11 9 Overig 25* 29 24 Totaal 100 100 100

• De categorie overig bestaat uit mensen met een niet-Nederlandse nationaliteit (7%) en personen met een Nederlandse nationaliteit die buiten Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen geboren zijn (17%).

Bron: Kolom I: STOGO/OTB-Bijlmerenquête, 1995.

Kolom 2: O+S, gegevens hoogbouwflats Bijlmermeer, 1995 Kolom 3: Jaarboek 1995, Amsterdam in cijfers, Tabel 4.4.3.

Geboorteland

Onder de geënquêteerden is het aandeel Surinamers met ruim dertig procent het grootst. Eén op de vier respondenten is van Nederlandse komaf. Het grote aandeel Ghanezen (11 %) is zeer opmerkelijk, zeker in vergelijking met de stad Amsterdam. In de categorie 'overig' zijn 57 landen genoemd.

Uit een vergelijking met de resultaten van eerdere onderzoeken in de Bijlmermeer kan worden geconcludeerd dat het aandeel Nederlanders verder terugloopt en het aandeel Surinamers, Antillianen, Ghanezen en overige geboortelanden toeneemt.

(18)

de Bijlmermeer voor Surinamers en Antillianen.

Bij bijna 95 % van de respondenten komt het geboorteland van de respondent overeen met dat van één van beide ouders.

Representativiteit van de respons

Van alle huishoudens heeft 53% de enquête ingevuld. De percentages liggen per flat niet ver uit elkaar. De meerderheid van de bewoners in de drie flats is vertegen-woordigd in de uitkomsten. Een onderverdeling van de flats naar korte en lange poot, waarbij de lange poot van Frissenstein en Florijn is onderverdeeld naar gesplitste en niet-gesplitste woningen, laat een maximale afwijking in de respons tussen de verschillende delen zien van 3 %. Dit betekent dat ook binnen de flats de respons evenwichtig verdeeld is over de verschillende flatdelen. Aangezien er geen betrouwbare referentiegegevens over de bewoners . van de flats voorhanden zijn, is het moeilijk de representativiteit hieromtrent te toetsen. Wanneer we de gegevens die wel aanwezig zijn hiermee vergelijken, constateren we geen grote afwijkingen. We kunnen concluderen dat de respondenten een redelijke afspiegeling vormen van de totale populatie in de drie flats. Eventuele weegprocedures blijven daarom achterwege.

(19)

2

BEWONERS, TEVREDENHEID EN

VERHUIS-PLANNEN

2.1 Kenmerken bewoners

In hoofdstuk 1 is aandacht besteed aan de bewonerskenmerken van de F-buurt (enquêteresultaten) ten opzichte van die van de Bijlmerrneer en de gemeente Amster-dam. In dit hoofdstuk vergelijken we de drie flats onderling. De bewonerskenmerken die aan de orde komen zijn respectievelijk: leeftijd, huishoudenssamenstelling, geboorteland, woonduur, geslacht en het inkomen.

Leeftijd

Uit tabel 2.1 komt naar voren dat er met name in Florijn, maar ook in Frissenstein, . relatief veel jongeren wonen. Dit heeft te maken met de vele gesplitste woningen in beide flats. Het is aardig om een vergelijking te maken met eerdere -onderzoeken, waarbij ook Florijn betrokken was (Rosmalen en Wassenberg, 1994). Hieruit blijkt dat Florijn 'ouder wordt'. Begin 1992 was nog 41 % van de hoofdbewoners onder de dertig jaar, begin 1994 was dat 32 % en eind 1995 ten slotte 28 %. De groep 30- tot 50-jarigen groeide van 46 % naar 55 %, respectievelijk 62 %. Het aantal 50-plussers neemt echter niet toe: 13, 13, respectievelijk 10 % .

Tabel 2.1 Leef tij dsklassen per flat

Frissenstein Fleerde Florijn Totaal

% % % %

T/m 29 jaar 22 14 28 22

30 -49 jaar 61 70 62 64

50+ 17 16 10 14

N (absoluut) 245 211 256 712

(20)

Zowel in Frissenstein als in Florijn bestaat bijna de helft van het totale aantal woningen uit twee kamers (in Fleerde is dat slechts 14%, zie tabel 1.1). Van de jongeren in Frissenstein woont 71 % in een tweekamerwoning. In Florijn is dat 50%. In Fleerde is de groep dertigers en veertigers relatief het grootst. Dit zal op haar beurt samenhangen met het grote aandeel drie- en vierkamerwoningen in Fleerde. Huishoudenssamenstelling

De alleenstaanden vormen met 32% de grootste groep in de drie flats (tabel 2.2). In de flats Frissenstein en Florijn scoort deze groep hoger door het hoge aandeel tweekamerwoningen. In Fleerde zijn beduidend minder alleenstaanden, wat samen-hangt met het grote aantal vierkamerwoningen. Dit verklaart tevens waarom in Fleerde relatief veel huishoudens met kinderen wonen. Het grote aandeel eenouder-gezinnen in de F-buurt is zeer opvallend te noemen. Dit aandeel is zelfs groter dan het aandeel volledige gezinnen. In Fleerde gaat het om 39% van het aantal huishou-dens.

Geboorteland

De Surinamers vormen in alle drie de flats de grootste bevolkingsgroep (tabel 2.3). Ongeveer één op de vier respondenten (of hun ouders) is geboren in een 'overig' land. Deze 24% bestaat uit respondenten afkomstig uit 57 verschillende landen.

Ghanezen, maar ook respondenten uit overige landen, worden vaker aangetroffen in Florijn.

Opvallend is de relatie tussen het geboorteland van de respondent en de samenstel-ling van het huishouden. Gemiddeld blijkt 28 % van de huishoudens uit eenouderge-zinnen te bestaan. Bij de Surinamers en de Antillianen is dat respectievelijk 37% en 44%. Nederlanders die in de F-buurt wonen zijn beduidend vaker alleenstaand of samenwonend (echtpaar) en behoren juist veel minder vaak tot de categorie gezin met kinderen. Bij de Ghanezen en de overige nationaliteiten domineert het gezin met kinderen.

Tabel 2.2 Samenstelling huishouden per flat

Frissenstein Fleerde Florijn Totaal

% % % %

Alleenstaand 40 21 33 32

Twee volw. zonder kind(eren) 14 11 15 13

Eénoudergezin 22 39 24 28

Twee volw. met kind(eren) 22 27 26 25

Overig 2 2 2 2

N (absoluut) 252 213 266 731

(21)

Tabel 2.3 Geboorteland per flat

Frissenstein Fleerde Florijn Totaal

% % % % Nederland 26 26 22 24 Suriname 34 32 29 32 Ned. Antillen 10 10 7 9 Ghana 7 11 14 11 Overig 23 21 28 24 Bron: STOGOIOTB-Bijlmerenquête, 1995.

Tabel 2.4 Geboorteland naar huishoudenstype en leeftijd (beide horizontaal gepercenteerd)

Huishoudenstype Leeftijd

Alleen 2 volw. Een- 2 volw. Overig < 30 30-50 > 50 zonder ouder- met jaar jaar jaar

kind gezin kind

% % % % % % % % Nederland 47 21 20 9 3 27 47 26 Suriname 22 12 37 28 19 70 11 . Ned. Antillen 44 6 44 4 2 23 57 20 Ghana 26 9 23 38 4 23 77 0 Overig 30 14 18 37 1 21 70 9 N (absoluut) 235 99 200 179 13 156 454 99 Bron: STOGOIOTB-Bijlmerenquête, 1995.

De relatie tussen huishoudens type en nationaliteit vormt tevens een verklaring voor het feit dat onder de Nederlanders relatief veel jongeren en ouderen zijn, terwijl de Ghanezen en de overige nationaliteiten vooral in de leeftijdscategorie 30-50 jaar relatief sterk vertegenwoordigd zijn.

Woonduur

Meer dan de helft (56%) van de respondenten woont al vier jaar of langer in de huidige FD-buurt. Het zijn, weinig verrassend, vooral de ouderen. Van de vijftig-plussers woont 59% al tien jaar of langer in de FD-buurt.

Een kwart van alle bewoners woont er korter dan twee jaar. Tussen de verschillende flats valt op dat deze groep in Fleerde het kleinst is (20%) en dat tevens de groep die er vier jaar of langer woont het grootst is, namelijk 63 %. In Fleerde is men dus het meest honkvast. Bovendien valt op dat in Florijn de groep die tien jaar of langer

(22)

Tabel 2.5 Woonduur FD-buurt per flat

Frissenstein Fleerde Florijn Totaal

% % % % < 0.5 jaar 11 5 8 8 0.5 - 2 jaar 18 15 18 17 2 - 4 jaar 15 17 24 19 4 - 10 jaar 32 29 37 33 10 jaar of langer 24 34 13 23 N (absoluut) 254 211 267 732 Bron: STOGO/OTB-Bijlmerenquête, 1995.

Tabel 2.6 Geslacht per flat

Frissenstein Fleerde Florijn Totaal

% % % %

Vrouw 45 59 51 51

Man 55 41 49 49

N (absoluut) 247 213 260 720

Bron: STOGO/OTB-Bijlmerenquête, 1995.

Deze verschillen zijn voor een deel te verklaren uit het splitsingsprogranuna midden jaren tachtig, net geen tien jaar geleden. Minstens zo belangrijk is echter de hoogte van de mutatiegraad. In Frissenstein bedroeg deze in 1994 17,4%, in Fleerde 14,3% en in Florijn 20% (gegevens Nieuw Amsterdam).

Geslacht

De enquête is door iets meer vrouwen dan mannen ingevuld, maar het gaat om een miniem verschil (tabel 2.6). In Fleerde hebben meer vrouwen de enquête ingevuld. Het hoge aandeel eenoudergezinnen, waarin in 88 % een vrouw aan het hoofd staat, zal hieraan zeker bijdragen.

Huishoudensinkomen

Tabel 2.7 geeft het huishoudensinkomen per flat weer, verdeeld in vier klassen: bijstandsniveau, beneden modaal, modaal en boven modaal. Hieruit blijkt dat 55 % van de respondenten een huishoudensinkomen heeft tot en met bijstandsniveau, 20% tot beneden modaal en 16% tot modaal. Van alle huishoudens heeft 9% een boven

-modaal inkomen. Uit deze gegevens blijkt dat veel mensen leven van een sociale uitkering. In Florijn wonen relatief de meeste mensen met een inkomen op bijstands-niveau. Dit kan misschien worden verklaard door het grote aantal jongeren in Florijn. De verschillen per flat zijn overigens beperkt.

(23)

Tabel 2.7 Huishoudensinkomen • per type huishouden per flat (in %) Frissenstein Fleerde Florijn

A 54 53 59

B 22 20 18

C 13 18 16

D 11 9 7

N (absoluut) 242 198 243

• netto per maand.

A: tlm bijstandsniveau 1: totf 1.275,- 2: totf 1.625,- 3: totf 1.805,- 4: totf 1.805,-. B: beneden modaal 1: tot f 2.000,- 2: tot f 2.000,- 3: tot f 2.250,-4: tot f 2.900,-.

Totaal 55 20 16 9 683

C: modaal 1: f 2.000,- tot f 2.500,- 2: f 2.000,- tot f 2.500,- 3: f 2.250,- totf 2.700,- 4: f 2.900,- tot f 3.400,-.

D: boven modaal I: f 2.500,- en meer 2: f 2.500,- en meer 3: f 2.700,- en meer 4: f 3.400,- en meer.

Cijfers: 1: alleenstaanden, 2: eenoudergezin, 3: twee volwassenen, 1 inkomen, 4: twee volwassenen, 2 inkomens.

Bron: STOGOIOTB-Bijlmerenquête, 1995.

Samenvatting per flat

Samenvattend kan worden opgemerkl dat de verschillen tussen de drie flats zeer gering zijn .

. Op basis van de aangetroffen verschillen kunnen de flats als volgt worden getypeerd. In Florijn wonen relatief veel jongeren en is de verscheidenheid qua culturele achter-grond het grootst. Hier wonen ook de meeste Ghanezen. De mutatie graad is er het hoogst, evenals het aandeel huishoudens dat van een inkomen op bijstandniveau moet rondkomen.

In Fleerde wonen de meeste huishoudens met kinderen, mede samenhangend met het grote aantal vierkamerwoningen. De meeste gezinnen zijn hier eenoudergezinnen. In Fleerde wonen de minste jongeren (18-30 jaar). Verder valt op dat de gemiddelde woonduur in Fleerde het grootst is.

In Frissenstein tenslotte wonen de meeste alleenstaanden. Verder is het aandeel mensen van Surinaamse en Antilliaanse afkomst er iets groter. Frissenstein kenmerkl zich eigenlijk door weinig uitschieters en kan daarom als gemiddelde van de drie flats worden beschouwd.

(24)

2.2 Tevredenheid over de woonsituatie Rapportcijfers

In de enquête is de respondenten gevraagd om een aantal aspecten van de woning en de woonomgeving te beoordelen. Dit gebeurde met behulp van rapportcijfers waarbij een één staat voor waardeloos en een tien voor uitmuntend. Tabel 2.8 laat de rapportcijfers zien. Frissenstein, Fleerde en Florijn staan naast elkaar, maar voor de laatste flat zijn tevens de cijfers uit 1992 en 1994 gegeven. Dit maakt voor Florijn een vergelijking in de tijd mogelijk.

Gemiddeld is de score in alle drie de flats dik onvoldoende. De bewoners delen eenzelfde gemiddelde uit (bijna 4,5), maar er zijn verschillen tussen de flats. Het aspect woninggrootte scoort als enige in alle drie de flats een voldoende. Wanneer het oordeel van de respondent wordt afgezet tegen de woninggrootte, dan blijkt dat bewoners van een tweekamerwoning vaker het cijfer één tot en met zes geven, terwijl bewoners van een vierkamerwoning vaker een zeven tot en met tien geven. In Fleerde wordt de woninggrootte het meest positief beoordeeld wat te maken heeft met het hoge aandeel vierkamerwoningen.

Het laagst gewaardeerde aspect (nog geen 3 gemiddeld!) in elke flat is de manier waarop medebewoners de algemene ruimten (zoals entree, binnenstraat en lift) gebruiken. Netheid en veiligheid zijn aspecten die eveneens laag scoren, minder dan een 4 gemiddeld. De netheid in de flat en de veiligheid in en rond de flat krijgen in Florijn een hogere waardering dan in de andere flats. De in deze flat werkzame flatwachten kunnen hiervoor mogelijk een verklaring vormen.

Tabel 2.8 Rapportcijfers woning en woonomgeving per flat

Frissenstein Fleerde Florijn Florijn Florijn Totaal 1995 1995 1995 1994 1992 1995 Woninggrootte 6,7 7,3 6,6 7,3 6,8 6,9 Wonen in de Bijlmerrneer 5,7 5,7 5,2 6,1 6,3 5,5 Contact medebewoners 5,4 5,3 5,2 5,2 5,1 5,3 Snelheid reageren NA

*

4,9 4,6 4,8 5,3 4,7 4,8 Onderhoud door NA

*

4,3 4,1 4,4 4,6 4,6 4,3 Hoogte huurprijs 4,2 4,5 4,0 4,4 5,0 4,2 Netheid rond flat 3,7 3,5 3,7 4,4 3,8 3,7 Veiligheid inlrond flat 3,3 2,9 3,8 4,2 3,6 3,4 Netheid in flat 3,3 3,0 3,7 4,2 3,5 3,4 Gebruik alg. ruimten 3,0 2,7 2,9 3,3 3,0 2,9

Gemiddeld 4,5 4,4 4,4 4,9 4,6 4,4

* De snelheid waarmee Nieuw Amsterdam (de woningcorporatie) reageert op technische klachten resp. het onderhoud door Nieuw Amsterdam

Bron: Kolom 1, 2 en 5: STOGO/OTB-Bijlmerenquête, 1995. Kolom 3 en 4: OTB-Bijlmerenquête, 1992 en 1994.

(25)

In Florijn konden bewoners reeds twee keer eerder rapportcijfers uitdelen. In 1994 steeg het gemiddelde, wellicht onder invloed van het project Modelflats (zie Van Rosmalen en Wassenberg, 1994). Eind 1995 echter liggen de cijfers voor Florijn meer op het gemiddelde van de F-buurt. De grootste terugval ten opzichte van 1994 is te constateren bij de aspecten netheid, veiligheid en de snelheid waarmee Nieuw Amsterdam onderhoudsklachten verwerkt. Dat zijn precies de aspecten, waarop het project Modelflat geënt was.

Naar doelgroep bezien, geven Nederlanders over het algemeen een hoger rapportcij-fer voor de hoogte van de huur.

De rapportcijfers over wonen in de Bijlmermeer worden in hoofdstuk 7 gebruikt voor het samenstellen van groepen bewoners die zich al dan niet gebonden voelen of zijn te binden aan de Bijlmermeer (bewonersprofielen) . Om die reden wordt hier nader aandacht besteed aan de waardering van het wonen in de Bijlmermeer naar verschillende bewonerskenmerken.

Respondenten die langer dan tien jaar in de Bijlmermeer wonen geven beduidend vaker het cijfer zeven tot en met tien en minder vaak een één tot en met zes. Het al dan niet willen verhuizen hangt ook duidelijk samen met de beoordeling van het wonen in de Bijlmermeer. Verhuisgeneigden beoordelen het wonen in de Bijlmer-meer vaker met een vier of lager, terwijl de niet-verhuisgeneigden vaker een vijf of meer geven. Naar nationaliteit blijken Ghanezen veel vaker een één en een twee te geven. Naar huishoudenssituatie blijken alleenstaanden relatief vaak een zes te geven en eenoudergezinnen vaak een acht. Gezinnen met kinderen geven zowel vaak een drie als een zeven of een acht. Met het stijgen van de leeftijd stijgt het rapportcijfer over wonen in de Bijlmermeer. Naar inkomen is geen sprake van een significant verband.

Voorzieningen

Eenderde deel van de respondenten heeft kinderen die naar de basisschool gaan. In de flat Fleerde ligt dit percentage op 42 %; in deze flat wonen ook relatief veel huishoudens met kinderen. Tabel 2.9 geeft aan naar welke basisschool de kinderen van de F-buurt gaan. Het totale percentage is meer dan 100%, omdat sommige ouders kinderen hebben die naar verschillende basisscholen gaan.

De meeste kinderen (40%) gaan naar basisschool Polsstok. De tweede plaats wordt -op afstand - ingenomen door de Bijlmerhorst met 10%. Een groot deel van de kinderen gaat echter ook naar een school elders in de Bijlmermeer (26 %) en buiten de Bijlmermeer (32%). Dit geeft aan dat een zeer groot deel van de ouders niet voor de dichtstbijzijnde basisschool kiest. In de categorie 'elders' wordt de wijk Duiven-drecht, grenzend aan de noordkant van de Bijlmermeer, het meest genoemd.

Vrijwel alle respondenten (97%) doen hun dagelijkse boodschappen (onder andere) in het winkelcentrum 'Amsterdamse Poort' (tabel 2.10). Van de markt, grenzend aan het winkelcentrum, maakt 43 % gebruik voor het doen van de dagelijkse boodschap-pen. De verschillen tussen de flats zijn niet groot. Alleen Fazantenhof wordt relatief vaker bezocht door bewoners van Frissenstein (37%, gemiddeld 29%).

(26)

Tabel 2.9 Kinderen die naar de basisschool gaan, per flat

Frissenstein Fleerde Florijn Totaal

% % % % Polsstok (F-buurt) 32 43 46 40 Elders 42 31 22 32 Elders in Bijlmer 36 19 24 26 Bijlmerhorst (F-buurt) 7 9 14 10 As Soeffah (F -buurt) 7 6 3 5 Ala Pikin 1 3 2 Shri Laksmi 0 3 N (absoluut) 73 86 72 231 Bron: STOGOIOTB-Bijlmerenquête, 1995.

Tabel 2.10 Dagelijkse boodschappen doen, per flat

Frissenstein Fleerde Florijn Totaal

% % % % Amsterdamse Poort 99 95 97 97 Markt 46 40 42 43 Fazantenhof 37 28 21 29 Amsterdam 17 18 14 16 Elders in Bijlmer 13 10 10 11 Elders 8 5 9 7 N (absoluut) 253 210 268 731

Bron: STOGOIOTB-Bijlmerenquête, 1995.

2.3 Verhuisplannen

Ongeveer 35 % van de bewoners geeft aan niet nog geruime tijd in de huidige woning te willen blijven wonen (tabel 2.11). Bij de eerder genoemde onderzoeken in Florijn in 1992 en 1994 was deze vraag ook opgenomen. Een vergelijking laat zien dat het percentage aspirant-verhuizers is gestegen van 29% in 1992 naar 38% in 1995. Deze stijging kan een logisch gevolg zijn van de al eerder genoemde achteruit-gang van de waardering voor wonen in de Bijlmermeer.

Aan de respondenten is, nadat de mogelijke plannen voor de F-buurt aan de orde zijn geweest, nogmaals gevraagd naar verhuisplannen. Hierop wordt in hoofdstuk 4 nader ingegaan.

Als we kijken naar de relatie tussen verhuisgeneigdheid en een aantal bewoners- en woningkenmerken, dan blijkt dat respondenten die al lang in de Bijlmermeer wonen (> 10 jaar) veel minder verhuisgeneigd zijn (19%). Dit geldt ook voor ouderen

(27)

Tabel 2.11 Verhuisplannen per flat

Frissenstein Fleerde Florijn Totaal

1995 1995 1995 1994 1992 1995

% % % % % %

Ik blijf nog minimaal

één jaar wonen 67 66 62 66 62 65

Ik wil binnen één jaar

verhuizen 33 34 38 34 38 35

N (absoluut) 248 209 265 162 157 722

Bron: Kolom 3 en 4: OTB-Bijlmerenquête, 1994.

Kolom 1 en 2 en 5: STOGO/OTB-Bijlmerenquête, 1995.

(14%) en voor Nederlanders (23%). De woninggrootte blijkt niet van invloed te zijn op de verhuisgeneigdheid.

Wanneer de rapportcijfers worden afgezet tegen de verhuisplannen, blijkt dat de groep 'blijvers' duidelijk een hoger rapportcijfer geeft voor het wonen in de Bijlmer-meer, de huur die men betaalt, de veiligheid in en rond de flat, de orde en netheid zowel binnen als buiten de flat en het contact met de medebewoners. Er is dus een duidelijke samenhang tussen deze beoordelingen en de verhuisgeneigdheid. Dit geldt

·niet voor het gebruik van de gemeenschappelijke ruimten. Zowel de 'blijvers' als de 'verhuizers' beoordelen dit aspect met een dikke onvoldoende.

(28)
(29)

3

BEWONERS OVER PLUS- EN MINPUNTEN VAN

DE BIJLMERMEER

De goede dingen in de Bijlmermeer

In de enquête konden de bewoners aangeven welke aspecten van het wonen in de Bijlmermeer ze als positief ervaren. Het gaat om zaken, die je volgens hen zeker niet moet veranderen. De vragen over plus- en minpunten zijn over het wonen in de gehele Bijlmermeer gesteld, omdat het over aspecten gaat die de gehele wijk betreffen. De respondenten konden de in tabel 3.1 genoemde onderwerpen aankrui-sen wanneer ze het als goed beoordeelden.

Het vele groen en het autovrije maaiveld worden het meest genoemd, respectievelijk 72% en 50%. De gemengde (multiraciale) samenleving doet het met 48% ook goed. In de categorie 'overig' worden vooral de winkelvoorzieningen en de bereikbaarheid van de Bijlmer genoemd. Tussen de bewoners van de drie flats zien we geen grote verschillen in beoordeling.

Als de bewonerskenmerken worden afgezet tegen de goede dingen in de Bijlmer-meer, dan valt ten eerste op dat vooral vijftig-plussers meer pluspunten zien. Hetzelfde geldt voor mensen zonder verhuisplannen (de 'blijvers') en voor de mensen die al tien jaar of langer in de F-buurt wonen. De categorie gezelligheid wordt vooral door vrouwen genoemd: 40% van alle vrouwen kruist dit aan tegen 23 % bij de mannen. Het vele groen en het autovrije maaiveld worden relatief vaak door Nederlanders genoemd. De categorie gezelligheid scoort het hoogst bij Surinamers en Antillianen. Als laatste valt op dat mensen met een inkomen boven modaal relatief vaker de hoge flats als pluspunt noemen.

(30)

Tabel 3.1 De goede dingen in de Bijlmermeer , per flat

Frissenstein Fleerde Florijn Totaal

Pluspunten: % % % %

Het vele groen 77 69 69 72

Het autovrije maaiveld 50 48 52 50

De gemengde samenleving 54 48 42 48 De woningen zelf 33 34 32 33 De gezelligheid 37 30 29 32 De huren 20 23 22 22 De hoge flats 21 18 18 19 Nabijheid vrienden 20 16 12 16 Overig 4 5 6 5 N (absoluut) 241 201 248 690 Bron: STOGO/OTB-Bijlmerenquête, 1995.

Afbeelding 3.1 De goede dingen in de Bijlmermeer

vele groen autovrije maaiveld gemengde samenleving woningen zelf gezelligheid huren hoge flats nabijheid vrienden overig 0% 20% 40% 60% 80% 100% Bron: STOGO/OTB-Bijlmerenquête, 1995.

(31)

Problemen in de Bijlmermeer

Op eenzelfde manier konden de bewoners aangeven welke problemen zij in de wijk zien en waarin dus wel verandering moet komen. Tabel 3.2 geeft de resultaten weer. De problemen worden vaker aangekruist dan de pluspunten. De categorieën die de respondenten het meest noemen, hangen samen met de beoordeling van verschillende aspecten die in hoofdstuk 2 al aan de orde kwamen. Deze categorieën zijn: onveilig-heid en criminaliteit (87%), vervuiling en vandalisme (79%), de hoge huren (65%), familie/kennissen blijven weg (61 %) en de grote werkloosheid onder de bewoners (54%). De categorie 'de bewoners van de flats' kon worden toegelicht: geluidsover-last, asociaal gedrag en vervuiling worden met name genoemd. Het probleem van de junks en dealers wordt het meest genoemd in de toelichting bij de categorie 'overig' (45%). Tussen de drie flats zijn er geen opmerkelijke verschillen in beoordeling aangetroffen.

Wanneer de bewonerskenmerken worden afgezet tegen de problemen in de Bijlmer-rneer , dan valt op dat de ouderen vaker het probleem van vervuiling en vandalisme aanstippen. De 'verhuisgeneigden' kruisen relatief vaker de categorieën vervuiling en vandalisme, onveiligheid en criminaliteit, de grote werkloosheid onder de bewoners en de bewoners in de flats aan. Te weinig laagbouw en hoge huren worden relatief weinig genoemd door bewoners die in Nederland geboren zijn. De categorie 'de bewoners van de flats' noemen zij juist vaker. Bewoners die al tien jaar of langer in de F-buurt wonen noemen dikwijls het probleem van vervuiling en vandalisme. Ook de respondenten met een bovenmodaal inkomen noemen dit laatste vaak als één van de belangrijkste problemen (92 %).

Tabel 3.2 De problemen in de Bijlmermeer , per flat

Frissenstein Fleerde Florijn Totaal

Problemen: % % % %

Onveiligheid en criminaliteit 84 92 85 87

Vervuiling en vandalisme 82 77 77 79

De hoge huren 67 64 64 65

Familie niet graag op bezoek 64 65 56 61

Grote werkloosheid bewoners 54 54 53 54

Te weinig uitgaansmogelijkheden 44 42 38 41 De parkeergarages 43 42 35 40 Te weinig laagbouw 35 42 41 39 Te veel flats 30 31 35 32 Kwaliteit woningen 22 21 22 22 De bewoners in de flats 20 23 19 20

Het vele groen 5 5 12 7

Overig 27 26 15 23

(32)

Afbeelding 3.2 De problemen in de Bijlmermeer

onveiligh.lcriminal. vervu i I i ng/vandal is. hoge huren fam. niet bezoek grote werkloosheid weinig uitgaansmog. parkeergarages te weinig laagbouw te veel flats kwaliteit woningen bewoners in de flat veel groen overig 0% Bron: STOGOIOTB-Bijlmerenquête, 1995. Stellingen 20% 40% 60% 80% 100%

De respondenten kregen een aantal stellingen voorgelegd over wonen in de Bijlmer-meer . In tabel 3.3 staat wie het hiermee eens is en wie niet.

Volgens de respondenten zijn er voldoende winkels in de Bijlmermeer, moet het vele groen zo blijven en is het niet moeilijk om de Bijlmermeer te bereiken met het openbaar vervoer. Men vindt echter ook dat er meer uitgaansmogelijkheden in de Bijlmermeer moeten worden gerealiseerd. Opvallend is dat bijna de helft het niet prettig vindt om in een hoogbouwflat te wonen. Bijna 45 % woont echter wel graag in de Bijlmermeer.

Tussen de flats zijn er geen opmerkelijke verschillen. In Frissenstein is men over het algemeen het meest tevreden. Ook de betrokkenheid bij de buurt is in deze flat het grootst.

(33)

Tabel 3.3 Stellingen over het wonen in de Bijlmermeer , per flat

Frissenstein Fleerde Florijn Totaal

2 3 2 3 2 3 2 3

Stelling: % % % % % % % % % % % %

-Er zijn onvoldoende winkels

in de Bijlmermeer 16 15 69 20 12 68 24 11 65 20 13 67

- Ik vind het prettig om in

een hoogbouwflat te wonen 29 23 48 28 23 49 26 25 49 28 24 48

- Het vele groen hoeft

voor mij niet zo 18 14 68 18 18 64 22 15 63 19 16 65

-Ik ben blij dat ik

in de Bijlmer woon 51 22 27 44 26 30 36 26 38 43 25 32

- Veel vrienden van mij

wonen in de Bijlmermeer 43 22 35 43 19 38 39 13 48 41 18 41

- Rondom mijn flat is voldoende speelgelegenheid

voor kleine kinderen 33 20 47 32 21 47 31 18 51 32 19 49

- Er moeten meer

uitgaans-mogelijkheden komen 70 20 10 68 22 10 69 20 11 69 21 10

-Het is niet eenvoudig om met OV naar de Bijlmer

te komen 19 14 67 20 26 64 24 13 63 21 14 65

-Ik voel me betrokken bij wat er in mijn buurt

gebeurt 45 29 26 37 33 30 36 35 29 40 32 28

1 = mee eens

2 = neutraal

3 = mee oneens

Bron: STOGO/OTB-Bijlmerenquête, 1995.

De reactie op de vraag of respondenten blij zijn dat ze in de Bijlmer wonen is eveneens als criterium in hoofdstuk 7 gebruikt om bewonersprofielen samen te stellen. Respondenten die al lang in de Bijlmermeer wonen, zijn het vaker met deze stelling eens dan respondenten die er minder lang wonen. De nieuwkomers

«

6 maanden) laten zich over het algemeen neutraal uit. Respondenten die hebben aangegeven het komende jaar te willen verhuizen, zijn veel minder blij om in de Bijlmermeer te wonen (circa 24% is het eens met de stelling) dan mensen die in hun woning willen blijven wonen (55%).

(34)

Afbeelding 3.3 Stellingen over het het wonen in de Bijlmermeer

meer uitgaansmogel. blij wonen Bijlmer vrienden in Bijlmer betrokkenheid buurt vold. speelgel. kind prettig hoogbouwflat moeilijk OV Bijlmer onvoldoende winkels groen hoeft niet w

0% 25% 50% 75%

_ mee eens D neutraal _ oneens Bron: STOGO/OTB-Bijlmerenquête, 1995.

100%

Naar nationaliteit blijken de Antillianen, de Surinamers en de Nederlanders positie-ver te zijn dan respondenten afkomstig uit andere landen. Ghanezen zijn iets meer verdeeld in hun mening. Eén op de vijf respondenten is het helemaal eens met de

stelling 'Ik ben blij dat ik in de Bijlmer woon', terwijl twee op de vijf respondenten het er niet of helemaal niet mee eens is. Alleenstaanden of twee volwassenen zijn over het algemeen 'blijer' om in de Bijlmer te wonen dan twee-oudergezinnen met kinderen. Ouderen blijken ook bij deze stelling veel positiever te scoren dan jongeren die het veel vaker niet eens zijn met de stelling. Naar inkomen is wederom

(35)

4

BEWONERS OVER DE MOGELIJKE

WONING-TYPEN

4.1 De bewoners over de verbeterplannen

Momenteel wordt in de Bijlmermeer gewerkt aan de eerste fase van de ruimte-lijke vernieuwing. In de omgeving wordt het oude winkelcentrum Fazantenhof gesloopt. Aan de kant van de markt, die blijft bestaan, wordt de Amsterdamse Poort uitgebreid met nieuwe winkels. Rond het sportcentrum komt ook nieuw-bouw aan een plein. Op de 'Vogeltjeswei ' waar nu de nachtopvang voor junks is, komen in 1997 nieuwe woningen met veel laagbouw. Ook de F-buurt kan heel anders worden.

De F-buurt maakt deel uit van de tweede fase, dus ook uw flat Frissenstein, Fleerde of Florijn. Maar er zijn nog geen concrete plannen gemaakt. Alles is nu nog mogelijk. Wij willen graag weten wat u als bewoner vindt. Uw mening telt mee.

Deze tekst werd aan de bewoners voorgelegd. Het hoofddoel van het onderzoek is te achterhalen hoe de huidige bewoners denken over mogelijke maatregelen. Sommige maatregelen zijn goed zichtbaar, doordat de bewoners in hun nabije omgeving praktijkvoorbeelden kunnen zien. De flat Geinwijk, waarop Florijn uitkijkt, wordt momenteel gesloopt. De flat Hoogoord, aan de andere kant van het winkelcentrum Amsterdamse Poort, is ingrijpend opgeknapt. Op het Gulden Kruisterrein zijn laagbouwwoningen in aanbouw. De vernieuwingsplannen in de Bijlmermeer zijn in de praktijk duidelijk zichtbaar en gaan bovendien met de nodige publicitaire aandacht gepaard. De meeste bewoners hebben dus in de gaten dat er iets gebeurt en dat straks de F-flats aan de beurt zijn. Alvorens de plannen concreet worden, krijgen bewoners de mogelijkheid om van tevoren hun mening over alternatieve maatregelen kenbaar te maken. Dat gebeurt in dit bewonersonderzoek.

(36)

Tabel 4.1 Mening of maatregelen de problemen in de FD-buurt oplossen, onderscheiden per flat

Frissenstein Fleerde Florijn Totaal

% % % %

Ja 50 46 55 51

Nee 25 23 17 21

Weet niet, rnis- 25 31 28 28

schien

N (absoluut) 250 204 261 715

Bron: STOGO/OTB-Bijlmerenquête, 1995.

Ongeveer de helft van de respondenten verwacht, nadat ze bovenstaande tekst heeft gelezen, dat de maatregelen de problemen in de FD-buurt oplossen. Eén op de vijf respondenten is het hier niet mee eens. Nadat de plannen aan de bewoners zijn voorgelegd, is nogmaals gevraagd naar de effecten van de maatregelen op wonen in de Bijlmer. Een vergelijking van beide cijfers laat zien dat het aantal twijfelaars is toegenomen.

Er zijn diverse maatregelen mogelijk om het woon- en leefklimaat in de Bijlmermeer te verbeteren. De respondenten konden achtereenvolgens hun mening geven over: het verbeteren van flatwoningen (paragraaf 4.2), het herpositioneren van flats (paragraaf 4.3), verkoop van flats (paragraaf 4.4), sloop (paragraaf 4.5) en nieuw-bouw van verschillende soorten woningtypen (paragraaf 4.6). Paragraaf 4.7 gaat in op de eerste voorkeur van de bewoners en paragraaf 4.8 vat dit hoofdstuk samen. Bij ieder aspect (indien van toepassing) is gevraagd of de respondenten zelf gebruik zouden willen maken van de genoemde maatregel.

4.2 Verbeteren

De eerst mogelijke maatregel is een ingrijpende verbetering. Als voorbeeld kan de flat Hoogoord dienen (zie afbeelding 4.1). Deze kregen de respondenten voorgelegd. Er zijn daar woningen op de begane grond gekomen, de entrees zijn mooier en de tuin is opnieuw ingericht. Ook de woningen zelf zijn (gedeeltelijk) verbeterd. Er zijn bijvoorbeeld een nieuwe keuken, douche en toilet aangebracht. Hierdoor zijn de woningen wel duurder geworden, met zo'n

f

120,- per maand.

Leesvoorbeeld

De respondenten konden telkens hun mening geven over een maatregel en hun interesse om er zelf gebruik van te maken. Beide hebben uiteraard met elkaar te maken. Iemand vindt verkoop immers niet een slecht idee en wil vervolgens toch kopen. Daarom hebben we per maatregel beide vragen samen in een tabel gezet.

(37)

Afbeelding 4.1

vereist echter enige oefening in het lezen. Om de opzet van de opgestelde tabellen te

verduidelijken, volgt daarom eerst een leesvoorbeeld.

In de tabellen is eerst aangegeven hoeveel mensen het idee goed of slecht vinden.

Daaronder is aangegeven wie er zelf belangstelling voor hebben. Vervolgens zijn beide met elkaar gekruist.

Tabel 4.2 Mening over flatwoningen verbeteren en uitspraak of de respon

-dent zelf in zo'n woning wil wonen (huurverhoging

f

120,- per maand), onderscheiden per flat

Verbeteren Frissenstein Fleerde Florijn Totaal Idee: % abs. % abs. % abs. % abs.

Goed 62 155 62 130 63 165 62 450

Slecht 21 52 24 49 19 50 21 151

Weet niet 17 44 14 29 18 47 17 120 Belangstelling: % abs. % abs. % abs. % abs.

Ja 14 35 16 33 16 43 15 11

Nee 58 145 56 117 53 139 56 401

Weet niet 28 71 28 58 31 82 29 211 Idee/belang- % % % % % % % % % % % %

stelling: ja nee weet ja nee weet ja nee weet ja nee weet

niet niet niet niet

Goed idee 21 41 38 25 39 36 25 36 39 24 38 38

Slecht idee - 100 100 100 100

Weet niet 5 68 27 62 38 4 60 36 3 64 33 Bron: STOGO-OTB-Bijlmerenquête, 1995.

(38)

Afbeelding 4.2

idee

belangstelling

Mening over flatwoningen verbeteren en uitspraak of de respondent zelf in zo'n woning wil wonen (huurverhoging

f

120,- per maand)

0% 25%

_ goed Idee/belangstel

_ slecht Idee/geen bel

50% 75% 100%

o

weet niet

Bron: STOGO/OTB-Bijlmerenquête, 1995.

In het eerste deel van tabel 4.2 is aangegeven wat de respondenten vinden van het idee om de flatwoningen te verbeteren. In het tweede deel van de tabel is de eigen belangstelling voor een verbeterde flat opgenomen. De relatie tussen beide is weergegeven in het onderste deel van de tabel. Op de horizontale as (rijen) zijn de resultaten weergegeven op de vraag: 'Wat vindt u van het idee om een deel van de flatwoningen te verbeteren?'. De verticale as (kolommen) geeft de uitslag op de vraag: 'Zou u zelf in zo'n verbeterde woning willen wonen tegen een huurverhoging van maandelijks

f

120,-?' De betekenis van 21 % bij Frissenstein is dat 21 % van de respondenten het een goed idee vindt om flatwoningen te verbeteren en daar ook in wil wonen bij een huurverhoging van maandelijks

f

120,-. Daarnaast vindt nog eens 41 % het een goed idee, hoewel men zelf niet in een dergelijke woning na een huur-prijsverhoging van

f

120,- zou willen wonen. De absolute cijfers zijn per flat gebaseerd op het totale aantal mensen dat het respectievelijk een goed idee vindt, een slecht idee vindt en dat het nog niet weet. Op deze wijze zijn ook de tabellen 4.2 tot en met 4.4 en 4.6 tot en met 4.8 opgesteld. Per maatregel zijn bovendien het oordeel over het idee en de belangstelling van de respondent in één figuur gezet. Dit maakt de conclusies in één oogopslag duidelijk.

(39)

Verbetering

Uit tabel 4.2 blijkt dat 62% van alle respondenten het een goed idee vindt om de

flatwoningen te verbeteren. Ruim 20 % van de respondenten ziet een verbetering

tegen gelijktijdige huurverhoging niet zitten en heeft er derhalve zelf geen belang

-stelling voor. Nog eens 17% weet nog niet wat ze van verbetering moet vinden.

In totaal blijkt 15 % daadwerkelijk zelf belangstelling te hebben voor een verbeterde woning. Daarentegen heeft 56% geen belangstelling. Tussen de drie flats zijn er nauwelijks verschillen. Afbeelding 4.2 maakt het oordeel en de eigen belangstelling duidelijk.

Slechts 24 % van de respondenten, die verbetering een goed idee vinden, zou er ook

daadwerkelijk in willen wonen als de huur omhoog gaat. Zo'n 38% haakt gelijk af

(kunnen of willen het niet betalen), terwijl de resterende 38

%

het nog niet weet.

Wie vindt verbetering een goed idee en wie wil naar een opgeknapte woning? Jongeren (tot 30 jaar) vinden het vaker een goed idee. Mensen die al iets langer

(meer dan twee jaar) in hun woning wonen, zijn er minder over te spreken. Naar

inkomen tenslotte bestaat een opmerkelijk verband. Juist de mensen met een beneden

modaal of bijstandsinkomen èn de bovenmodale-inkomensgroepen vinden het relatief

vaker een goed idee, terwijl de modaal verdieners er minder enthousiast over zijn. Zelf belangstelling voor een opgeknapte woning hebben vooral degenen die er pas wonen. De belangstelling neemt af naarmate men langer in de flat woont. Verder bestaat er nog een verband, en dat is niet verwonderlijk, met de verhuiswens. Dege-nen die toch al weg willen, hebben inderdaad de minste belangstelling voor een

. verbeterde woning.

4.3 Herpositionering

Een andere mogelijkheid is de herpositionering van een deel van de bestaande woningen. Dit houdt in dat de woningen nog ingrijpender worden opgeknapt dan bij de bovengenoemde verbeteringen, waardoor luxe appartementen ontstaan. De

huurprijs stijgt hierdoor met zo'n

f

240,- per maand. Deze woningen krijgen dus

een andere status.

Het bovenste deel van tabel 4.3 laat zien hoe de bewoners van de F-buurt dit idee

beoordelen. Van alle respondenten vindt 40% het een slecht idee om dergelijke luxe

appartementen te maken; 34 % vindt het daarentegen een goed idee. Het herpositio

-neren van een deel van de woningen zou dan ook van invloed kunnen zijn op de

samenstelling van de bevolking.

De meeste bewoners zien de eventueel te bouwen luxe appartementen niet weggelegd

voor zichzelf. In totaal wil slechts 9 % van de respondenten in een luxe appartement

wonen bij een huurverhoging van

f

240,- per maand; 70% wil dit niet omdat men

het niet wil of kan betalen. Afbeelding 4.3 vat mening en oordeel samen.

Het onderste deel van de tabel toont dat, van de mensen die het een goed idee

(40)

respon-Tabel 4.3 Mening over verbouwen tot luxe appartement (herpositionering) en uitspraak of de respondent zelf in zo'n woning wil wonen (huurver-hoging

f

240,- per maand), onderscheiden per flat

Luxe woningen Frissenstein Fleerde Florijn Totaal

Idee: % abs. % abs. % abs. % abs.

Goed 36 88 32 66 34 91 34 245

Slecht 38 95 45 93 38 99 40 287

Weet niet 26 65 23 49 28 74 26 188

Belangstelling: % abs. % abs. % abs. % abs.

Ja 5 13 9 18 12 31 9 62

Nee 73 182 71 149 67 178 70 509

Weet niet 22 55 20 42 21 56 21 153

Ideelbelang- % % % % % % % % % % % %

stelling: ja nee weet ja nee weet ja nee weet ja nee weet

niet niet niet niet

Goed idee 15 46 39 24 43 33 31 35 34 23 41 36

Slecht idee 100 100 100 100

Weet niet 69 31 4 55 41 3 63 34 2 63 35

Bron: STOGO/OTB-Bijlmerenquête, 1995.

Afbeelding 4.3 Mening over verbouwen tot luxe appartement

(herpositione-idee

belangstelling

ring) en uitspraak of de respondent zelf in zo'n woning wil wonen (huurverhoging

f

240,- per maand)

0% 25% _ goed Idee/belangstel

_ slecht Idee/geen bel

50% 75%

D weet niet

100%

(41)

denten in Frissenstein willen over het algemeen zelf minder snel in een luxe appartement gaan wonen, ondanks het feit dat ze de bouw ervan een goed idee vinden.

Wat kenmerkt de voor- en tegenstanders van herpositionering? Vooral de jongeren vinden het een goed idee: 42% voorstanders (tegen 34% gemiddeld, zoals hierboven werd geconstateerd). Ouderen (50-plus) zien er het minst in (55% tegen; 40% gemiddeld). Het kenmerk woonduur hangt hier mee samen: het zijn vooral de mensen die er al langer dan tien jaar wonen, die tegen zijn (54%). Opmerkelijk is dat de Ghanezen van alle bevolkingsgroepen het meest enthousiast zijn (47% goed idee). De Nederlanders zijn het meest sceptisch (51 % slecht idee). Qua inkomen zien we hetzelfde beeld als bij de (eenvoudiger) verbetering van flats: de modaal verdieners zijn het meest negatief, de (kleine) groep die meer verdient en de (veel grotere) groep die minder dan modaal verdient, zijn positiever.

Wie wil zelf naar zo'n luxe, geherpositioneerd appartement? We constateerden al dat de belangstelling hiervoor sowieso niet groot is, slechts 9%. Relatief meer belang-stelling tonen mensen die er net wonen (13%), maar ook juist mensen die er allang wonen (> tien jaar, 11 %). Jongeren hebben nog de meeste belangstelling (12%). Ook hier tonen de Ghanezen en mensen die uit andere landen komen dan Nederland, Suriname en de Antillen, de meeste belangstelling (eveneens 11 %). Mensen die toch al verhuisplannen hebben, komen niet op hun verhuiswensen terug; zij tonen de minste belangstelling. Wat inkomen betreft, tonen mensen pas meer belangstelling als ze meer dan modaal verdienen. Bij al deze groepen moeten we wel de geringe . belangstelling in het algemeen in het oog houden, slechts negen procent heeft

belangstelling.

4.4 Verkoop

Het verkopen van flats aan bewoners vindt 38 % van de respondenten een goed idee. Een kwart daarentegen ziet er weinig heil in. Tussen de bewoners van de drie flats vallen wederom maar weinig verschillen te constateren.

De belangstelling is niet groot te noemen. Van alle bewoners wil 15% de eigen flat kopen, terwijl bijna twee derde hiervoor geen belangstelling heeft. Van hen weet twintig procent het nog niet (zie ook afb. 4.4). De belangstelling blijft in Fleerde achter bij die in de twee andere flats.

Van diegenen die het een goed idee vinden, geeft 23% aan bereid te zijn de eigen flat te kopen. In de flat Florijn ligt dit percentage het hoogst (31 %), daarna Fleerde met 24 % en tot slot Frissenstein met 15 %.

Ook hier kijken we weer naar de mensen achter de cijfers. Wie zijn voor verkoop en wie willen zelf de woning kopen? Het blijken vooral jongeren te zijn, die achter het idee staan om de woningen te verkopen. Van de jongeren vindt 47% het verkopen van woningen een goed idee (tegen 38% gemiddeld). Ouderen boven de vijftig lopen

(42)

Tabel 4.4 Mening over verkoop van flats en uitspraak of de respondent zelf zijn eigen flat wil kopen, onderscheiden per flat

Verkoop Frissenstein Fleerde Florijn Totaal

Idee: % abs. % abs. % abs. % abs.

Goed 37 93 37 76 40 103 38 272

Slecht 23 57 27 57 25 66 25 180

Weet niet 40 99 36 74 35 92 37 265

Belangstelling: % abs. % abs. % abs. % abs.

Ja 17 42 11 23 16 41 15 106

Nee 63 158 70 144 64 170 65 472

Weet niet 20 51 19 40 20 53 20 144

Ideelbelang- % % % % % % % % % % % %

stelling: ja nee weet ja nee weet ja nee weet ja nee weet

niet niet niet niet

Goed idee 15 46 39 24 43 33 31 35 34 23 41 36

Slecht idee 100 100 100 100

Weet niet 69 31 4 55 41 3 63 34 2 63 35 Bron: STOGO/OTB-Bijlmerenquête, 1995.

Afbeelding 4.4 Mening over verkoop van flats en of de respondent zelf zijn

idee

belangstelling

eigen flat wil kopen

0% 25%

_ goed Idee/belangstel

_ slecht idee/geen bel

Bron: STOGO/OTB-Bijlmerenquête, 1995.

50% 75% 100%

(43)

nog geen twee jaar wonen, zijn aanmerkelijk positiever dan mensen die er langer wonen, vooral zij die er al langer dan tien jaar wonen.

Er bestaat niet zoveel samenhang tussen kenmerken van bewoners en het willen kopen van de eigen woning. Weinig verrassend is dat mensen die toch al weg willen uit de Bijlmenneer, minder belangstelling hebben. Opmerkelijk is wel de herkomst van de bewoners. De Ghanezen tonen de meeste belangstelling (19%), terwijl de Nederlanders en de Antillianen beduidend minder belangstelling tonen (69 resp. 70% geen belangstelling, tegen 65% gemiddeld).

4.5 Sloop

Om in de F-buurt ook andere woningtypen te kunnen bouwen, zal een deel van de flats moeten worden gesloopt. Veel is mogelijk. Bewoners hebben bij sloop recht op herhuisvesting en krijgen een verhuiskostenvergoeding .

Tabel 4.5 geeft een overzicht van de mening van de bewoners over mogelijke sloop.

Duidelijk is dat in alle flats een meerderheid voor sloop van een heel flatgebouw is (65 % ). In Florijn is dit percentage het hoogst met 69 %. Twintig procent van de bewoners is tegen sloop van flats.

Er kan een hele flat worden gesloopt, maar ook slechts een deel, bijvoorbeeld het begin of eind, een stuk in het midden, de bovenste verdiepingen of juist de onderste zodat een grote poort ontstaat. De bewoners zijn minder enthousiast over zo'n ·gedeeltelijke sloop. Nog maar 43% vindt dit een goed idee, maar een even groot deel verwacht hier niets van. Er zijn tussen de bewoners van de drie flats geen verschillen te onderscheiden.

Afbeelding 4.5 laat het oordeel over gehele en gedeeltelijke sloop zien.

Er bestaat uiteraard een overlap. Eén op de drie bewoners vindt allebei de soorten sloop goed terwijl 12 % tegen elke vonn van sloop is. Er is echter ook een groep respondenten (26 %) die het slopen van een heel flatgebouw wel een goed idee vindt maar het gedeeltelijk slopen een slecht idee. Andersom, alleen gedeeltelijke sloop is goed, maar sloop van een hele flat niet, oogst bijval van 6%.

De conclusie is dan ook dat als er gesloopt gaat worden, er bij voorkeur een heel flatgebouw wordt gesloopt in plaats van een deel van een flatgebouw. Of zoals veel bewoners het zeiden: "Als er toch gesloopt gaat worden, dan moet alles maar plat". De mensen die helemaal tegen sloop zijn (12%), beargumenteren dit met de woorden dat sloop de problemen niet oplost. Er moet worden geïnvesteerd in veiligheid en in het tegengaan van vervuiling en vandalisme, oftewel niet investeren in beton, maar in mensen, aldus de tegenstanders van sloop.

Cytaty

Powiązane dokumenty

Uczymy grać w koszykówkę: taktyka, technika, metodyka nauczania koszykówki w lekcjach wychowania fi zycznego.. 1, Indywidualny i zespołowy

• zalety: duża skuteczność, płaska ch-ka przenoszenia w szerokim zakresie częstotliwości, małe wymiary, mała wrażliwość na drgania mechaniczne i obce pole magnetyczne.

While for fully ceramic material the best piezoelectric properties are obtained for a PZT composition at the morphotropic phase boundary, in PZT–epoxy com- posites the highest

Można jednak zaobserwować zjawisko występowania nietypowych immunofenoty- pów komórek białaczkowych, polegające na braku ekspresji jednej charakterystycznej deter-

wśród Polonii amerykańskiej ścierały się dwa kierunki starające się jedno- czyć Polaków: Zjednoczenie Polskie Rzymsko Katolickie dążyło do zintegrowania działań

Znany był jednak jako leśniczy i to zostało odnotowane nie tylko w metryce jego śmierci, ale również w zapisie metrykalnym dotyczącym jego córki..

By representing continuous piecewise affine systems in the max-form and using a recursive Gauss-Newton algorithm for a suitable cost function, we derive adaptive laws to online

Maryja jest Matką Tego, który jest «chwałą swojego ludu, Izraela» i «światłem na oświecenie pogan», ale również «znakiem, któremu sprzeciwiać się będą» (por. I