b
o
o
.
,
I·
c
.
.
bt~
r
echnische
H~gescbool
Belft
Laboratorium voor Chemische Technologie
'\ ,
.
..
onderwerp:
... HEl ... TESTE.N .. EN.~HET._VE.B.B.E.'IEBEN .. V.AN._HE.'I_._ .. ___ . ___ .. _._ .. _ ... __ ... _._ ... __ ... ~ ..
J
UNICORN REKENSCHEMAFROGRAMMA
.,
~ naam: ... Erik .. Hobb.el--& .. .Di-ede*'ik-.. Weve ... ópdrachtdatum: N&vembe; .. -I.g,S+ ... .
( .
adres: ..... J~.ç.!y.!.~~:i,~.r.~.n},~~IL9. ... 2.6J.3 .. Hl' ... D.elf.t yerslagdatum: .lL~laart .. .l9.82 ...
& Heyermanshove 145, 2627 AG Zoetermeer
'
..
1" " / !o";o. '-i'. ", c \ , .....
, " "o
-~. ~-- .... . :-o
o
o
o
o
o
" .-" ~ ..o
o
~, . -''>0
.,',.
0
l ' ( ( "
.
\.,cc.
( I,.
,
[c
-I \. ( j ( r -\HET TESTEN [N VERBETERfN VAN HET UNICORN REKENSCHEMAPROGRAMMA
eriK hobbel
heyermanshove 14S
2627 ag zoetermeer 079-51288'4
CHEMICAL ENGINEERING DEPARTMENT
DELfT UNIVERSITY OF TECHNOLOGY
FEB. 1982
diederik weve
jacoba van beierenlaan 9
2613 ht delft
I
( <. (e
'
( ( , ( (fabrleksvoorontwerp samenvatting pagina 2
I
SAMENVATTING:
In het kader van het fabrieksvoorontwerp is het rekenschemaprogramma
UNICORN onderzocht en aangepast aan een aantal eisen.
Deze
eisen zijngeformuleerd uitgaande van de gedachte dat het programma steun en
tijdbesparing moet zijn voor toekomstige gebruikers.
Het programma moet op eenvoudige en doelmatige wIJze bij
doorrekenen van massa-en warmtebalansen toegepast kunnen worden
daarbij zo flexibel zijn dat de meeste flowsheets, die
fabrleksvoorontwerpen voorkomen kunnen worden opgelost.
het en bij
De verbeterde versi e van het UrnCORN programma, UNC2 00, voldoet
redelijk aan de gestelde eisen.
Voor een goed geformuleern probleem d.w.z. een volledig rekenschema
met alle parameters en zonodig d€ juiste convergentie versnellende
procedure kan het progra~ma binnen enkele seconden rekentijd de
steady-state waarden benaneren.
Het programma moet vooral gezien worden als een raamwerk waarin op
eenvoudige wijze de afzonderlijke apparaatmodellen kunnen worden
geplaatst en dat dan op juiste wijze de interactie tussen de
modellen, de convergentiecontrole en de uitvoer verzorgt. Als zodanig
zal het programma een grote tijdswinst geven bij veel berekeningen die
vroeger door hun uiterst complexe karakter niet werden aangepakt.Omdat
veranderingen eenVOUdig aon te brengen zijn kunnen variaties in het
stroomschema zeer snel doorgereKend worden.
Een aantal eenvoudige monellen voor de meest voorkomende unit
operations zijn reeds aan het pro~ramma toegevoegd zodat de aandacht
nu geheel aan specialistiscne en zonodig complexere modellen kan
( worden besteed. Ook zlJn reeds twee programma's voor
convergentieversnelling toegevoegd, ZOdat voor de meestp problemen al
vrij snel een benaderde oplossing te vinden is en hierop de verdere
strategie kan worden afgestpmd.
Aanbevelingen voor verdere verbetering en uitbreiding van de
(- . faciliteiten zijn aan het verslag toegevoegd.
-
)o
(
r----C
Vooral de aanbevelingen van de gebruikers zullen gebruikt moeten
( ,
(
<.
( ( ( -C'·ei
\ fabrieksvoorontwerp INHOUD: HOOFDSTUK Samenvatting Inhoud I Inleiding inhoud11 Inventarisatie van het UNICORN programma
111 Eisen
IV Formulering van de dOAlstellln3en
V Analyse en Verbeterin~pn
VI
Vergelijkingen oude/nieuwe progrèmrra nieuwe programm~/p.isen VII Conclusies VIIILiteratuur t;ijl ag en : 1 - Gebruikershandleiding 2 UNIT programmabibliotheeK 3 Systeembeschrijvi~g4 Testcase: Etnyleenoxide fabriek ETHCX
5 Testprogramma's / .J-t"t~ ,- ; f" :./.- '-,
11},;~<"
...
iS'c,:L, ..
/'1.><v,t<.<,I..~/
'1 i , : / / I , I " [ , L L . ; . I L - .. r (X<-1O...t..L t "' ... , . J.--~( (~ •. -, .J J ' ) / ' ).
, , ~ 1.'..._ i ) ' : ' .'<-., {/"ol i;/;.~~ ·~tJ..-;'l~<·"''''''''''''-<)o:'''
( , ' - , / \ ~L.. .. ~::.. /
o
~~)" .>.. t ,r-e
(c'
/ I~ ';~ A. G. Montfoort blz 2 3 ti 7 9 20 21 27 29 31 26 pagina 3. I I . , ": . FOTO 2: • • • een w 3 re~--..!~:.:J~
•••
II.liiii
r---..,'~ , ! ••• I • • • • I • • •• •• • • 0 r - - -. o •• • • • • • • i~ , \. 'l., ((
((
)
,J ) .., j(. ( ( '-.. , '-, ( . ( (
.
, ( -( '- ,-( / (-fabrieksvoorontwerp hoofdstUK 11 pagina 4
INLt::IOING:
Het onderzoek van een cornputerrrogramma voor de berekening van de
massa- en warmtebalans van stroomschema's is een onderwerp dat
sterk afwijkt van de gebruikelijke ond~rwerpen voor een
fabrieksvoorontwerp.
Bij de huidige fabrieksvoorontwerpen wordt veelal weinig tijd
besteed aan het vergelijken van meerdere alternatieven voor
stroomschema's. De reden hiervoor is dat het uitrekenen van de
massa- en warmte~alans van een stroomschema al snel 1 week
rekenwerk vergt(foto 1). Omdat het vergelijken -zowel qualitatief
als quantitatief- van meerdere alternatieve procesontwerpen is
een belangri jk deel van de procestechnologie 1s, en het rekenwerk
grotendeels door computers overgenomen kan worden dient het
gebruik van programma's die stroomschema's kunnen doorrekenen
onderzocht te worden. Een dergelijk programma -het
rekenschemaprOglamma UNICOPN- is ons ter beschikking gesteld door
de ETH te ZUllCh.
Aangezien er op de afdeling der Scheikundige Technologie van de
THD nog geen ervaring met dit programma is, werd UNICORN als
fabrieksvoorontwerp onderzocht.
Oe afwijkende opdracht een computerprograama voor
fabrieksvoorontwerpen te on~erzoeken wierp op zich al een aantal
specifieke problemem op.
Allereerst de onbekendheid met rcrtran. De eerstejaars college
informatica zijn toegespitst cr ALGOL, zodat we, voor enig licht
in de duisternis verscheen, op de tast een teeld moesten vormen
van wat later een ware prosrarnma-jungle tleek te zijn (foto 2).
Om onze eventuele opvolgers dit t~ besparen hebben we een (zeer
verkorte) FORIAN beschrijving aan het verslag toegevoegd. Voor
een volledige beschrijving zie bijlage 2. Deze verkorte
beschrijving is natuurlijK ook uitstekend te gebruiken voor
gebruikers van UNC200, die: hun eieen UNITS willen schrijven.
Dankzij de steun van de heer C. van Leeuwen op het gebied van
fORTRAN, JeL en computers in het algemeen zijn deze problemen ons
niet boven het hoofd gegroeid en konden we ook nog aandacht aan
andere aspecten scnenken.
Ten tweede was er het probleem van hoe pakken we zo'n probleem
aan en in welke vorm gieten we het verslag. Het verslag wijkt
uiteraard van de normen af die veor een proces of
fabrieksbeschrijving gegev~n zijn. We hebben ons min of meer aan
een indeling gehouden die overeenkomt met het flowscherna van de
methodologische aanpak (zie fig 1). De prcbleemaanpak is goed in
te delen in deze categorieen ofsçhoon ze chronologisch gezien
niet zo scherp gescheiden zijn geweest. De fasen die in fig.l
overeenkomen
met
analyse, verbeteringen en vergelijking zijn inhet werk zo vaak doorgelopen, dat ze in het totaaloverzicht met
elkaar verweven lijken. Ook in het verslag hebben we analyse en
verbeteringen niet gescheiden; vergelijking (toetsing aan de
eisen) is voor de duidelijkheid wel in een apart hoofdstuk
ondergebracht.
(
c
( ei z x z o c:: ~ " ('~ ( (o
~
I
o
~
I
o
o
L
PROBLEEM OBSERVA1IE FORMULERING EISEN ANALYSE : VERBEtERING lOEtSEN .--'L ... NEE JA .--, JUISI? OPLOSSING ...( \
(
I ( \, ( ( -( .O·
fabrieksvoorontwerp hcofdstuk 11 pagina 5
Een eerste check van het programma leverde direct moeilijkheden
op. De handleiding bleek v@rre van accuraat: vreemde ommissies,
misleidingen en kleine vergissinkjes wisselden elkaar af.
Het bleek noodzakelijk eerst dp hele handleiding en programma op
elkaar te controleren.
In feite leek het er sterk cp dat de
misschien ouder en groter programma
nodig om hierin klaarheid te brengen. vooral veel arbeid in het nalopen van werd.
handleiding voor een ander,
bedoeld was. Veel tijd was
Waarbij in eerste instantie de aanwezige UNITS gestoken
Om het probleem volgens de methodologische categorieen in te
delen: in de observatiefase lichtten we het bestaande UNICORN
programma door op alle aanwezige mogelijkheden. (zie hoofdstuk
11: Inventarisatie van het UNICORN programma) Onze bevindingen
waren dat er erg weinig UNIT-subroutines aanwezig waren, dat
degene die
er
waren vaak technologisch niet veel voorstelden endat de beloofde massa- en warrrtebalans er maar slecht afkwam. De
massabalans moet nog door de gebruiker in de molstromen opgezet
worden, voor de warmtpbalans wordt standaard alleen de
temperatuur uitgevoerd, uitvoer van de stroomenthalpie is
mogelijk.
De convergentiesnelheid is sterk afhankelijk van het probleem
omdat uitsluitend met directe substitutie gewerkt kan worden. Wel
bleek het systeem op de juiste wijze de modellen te beheren en
door te r~kenen volgens het rekenschema, waarbij de rekentijd
voor het programma sec la~g was.
Nadat we enig inzicht in de mogelijkheden en de beperkingen van
een rekenschemaprogramma hadden verkregen formulperden we de
eisen waaraan het programma naar onze mening aan moet voldoen.
Hiervoor hebben we een aantal reeds gemaakte
fabrieksvoorontwerpen bekeken en aan de hand van deze gegevens
een gemiddelde capaciteit bepaald. Andere eisen werden vooral
opgesteld naar ons idee van ~en gemakkelijk te gebruiken
programma.
Formulering van de doelstellingen was eenvoudig: eerste doel was
een goed werkend programma te naken dat een hulp kon zijn bij het
berekenden van massa- en wRTmtebalansen.
Verdere uitsplitsing hiervan leverde een aantal kleinere
doelstellingen op waarmee we Konden werken.
Uitwerking van de doelstellingen leverde in de analysefase een
groot aantal te verbeteren onderdelen op, waar we derhalve een
lange tijd mee zoet zijn geweest. Het aanvullen van de bestaande
UNIT-bibliotheek nam' hierbij het leeuwendeel. Hierdoor hebben we
wel veel ervaring gekregen in het zelf schrijven van
UNIT-subroutines en voor de toekomstige gebruikers hebben we dit
zo goed mogelijk vastgeleg in de Gebruikershandleiding (zie
bijlagen). Onze SChatting is dat een nieuwe subroutine, gegeven
de juiste formules, niet meer dan drie dagen zal vergen; dit
uiteraard afhankelijk van de ervaring van de schrijver.
In de verg~lijking van het cude versus het nieuwe systeem en het
, r nieuwe systeem versus de eisen hebben we nogmaals aangegeven in
o
welke opzichten het systeem vooruit is gegaan en in welke( (
(
( ( ( ( (o
0-'é
(
fabrieksvoorontwerp hoofdstuk Ir pagina 6
opzichten het nieuwe systeem nog niet volmaakt is en verbetering
behoeft.
Van de bijlagen is voor de toekomstige gebruiker vooral de
Gebruikershandleiding (zie bijlage 1) van primair belang: hierin
is de invoerwijze van de data voor het systeem beschreven.
Voor meer inzicht in het systeem is de systeembeschrijving (zie
bijlage 3) toegevoegd. Hierin is globaal beschreven hoe het
systeem de data binnen haalt en hoe de subroutine hierarchie in
elkaar zit. Omdat het volledig uitpluizen van het systeem
wellicht nog weer een maand zou eisen hebben we de flcwschema's
niet toegevoegd, wel is het structuurschema opgesteld.
In de verdere bijlagen hebben we testprograrrma's van de nieuwe
UNIT's, de nieuwe UNITts zelf en voorbeeld programmas opgenomen,
voor de gebrui~er zal vooral het laatste van belang zijn om zich
snel een indruk te kunnen vormen van de wijze van datainvoer en
I~
I \"
( , (' \ " ( \,(
(c"
( ( -(-o
( .' Ifabrieksvoorontwerp hoofdstuk 111 pagina 7
INVENTARISATIE: onderzoek van het UNICORN-prograrema
1) Herhalen van de voorbeelrlen, beschreven in de handleiding_
In de handleiding was de zgn. SYSCHEM fabriek opgenomen. Een
eenvoudige fabriek. met een recycle CID het Uf'JICORN programma mee
te demonstreren. Na veel var1ati~s in de invoer om de juiste
invoerwijze op te sporen (de handleiding liet op enkele plaatsen
verstek gaan) hadden we het pro3ramma draaiend en bleek dit
voorbeeld van het UNICORN programma zeer snel naar een
steady-state toestand te itereren. Echter,iedere poging om iets
wezenlijks aan de parameters te veranderen ging de mist in. Nader
onderzoek wees uit dat het SYSCHEM ~rograrnma voor een aantal (de
meest belangrijke) ap,nrat~n volstekt is vastgelegd en dat er
geen enkele andere betekenis aan mecht werden gehecht dan als
mooi dummy programma.
2) Het testen van een ei~pn stroemschema,zo eenvoudig mogelijk
van opzet, met een recycle en met ~odellen, die wel
technologische betekenis leken te hebben.
Gaandeweg kregen we meer ervaring met de invoerwijze hoewel deze
met try and error methode langzaam veroverd moest worden. Het
eigen programma (zie bijla~e 5, fabriek 1) liep goed. Er werd een
steady state bereiKt. Format controle van de uitvoer werkt zoals
beschreven. De uitvoer is in kmol/h en in mol% maar niet in
massa-eenheden te krijgen. Van een werkelijKe massabalans is
derhalve nog geen sprake.
Het uitproberen van een warmte balans is op langere termijn
geschoven omdat er nog geen temperatuurafhankelijke apparaten aan
de UNIT-bibliotheeK toegevoegd zijn.
3) Verhogen van het aantal recycles.
In hoeverre het prosrawma, dat gebruik maakt van directe
substitutie, kan convergoren hebben we het voorbeeldprogramma,
testfabriek 1 met meerdere recycles uitsebreid. Zoals te
verwachtten was vermeerderde het aantal recycles maar het viel
nog niet mee een voorbeeld te vinden dat echt instabiel om zijn
steady state waarde bleef heenslingeren. Later hebben we wel
belangrijke rekenschema's gebruikt waarbij directe suhstitutie
onaanvaardbaar lange tijd vergde om tot de stpady-state waarde te komen.
4) ~en poging om data m.b.v. CHEMCO uit de EURECHA-databank op te
roepen faalde eerst op de handleiding en vervolgens op het
systeem.
In deze fase van het onderzoek was het echter nog volledig
onduidelijk waar de fout kom zitten, zodat het probleem moest
wachten tot de programmastappen beter bekeken waren.
5) Het doorlezen van de UNI1-bibliotheek en het systeemprogramma.
Omdat we geen van beiden Fortran kenden nam het enige tijd in
beslag voordat we de programma's echt konden lezen. Na enige tijd
ging dit goed en leerden we ook de verschillen in stijl van de
verschillende programmeurs herkennen. Het systeem wordt
gekenmerkt door zijn onoverziehtelij~heid en het zoveel mogelijk
vermijden van verklarenne tekst. Telkens nieuwe reviseringen
-,
••• no g al irriponf'eLr:.Ee~pudLlLeQ.QQ~k,., •
...,r---'"
. , , , , "
.
, , c, , " ,; - ,./
. \/ I~ j ,-
,,, ) ,~ 'i,
. I . 1 ' FOTO 4: J \ 1 f \ )fabrieksvoorontwerp hoofdstul\ 111 pagina 6
van commentaar hebben het tet een ~luwen g~maakt, met hier en
( daar nog resten van vroegere probeersels. Het systeem, dat
aanvankelijk nogal imponerend leek, kan slechts door een wonder
datgene gepresteerd hebben, wat de handleiding belooft (foto 3).
Het de UNIT-bibliotheek is het in veel gevallen niet veel beter
gesteld. Naast de niet te gebruiken SYSCHF.M-subroutines zijn er
nog tal van routines die aanpassing of revisering behoeven.
( ,
6) Testen van de capaciteit. UNICORN kan 50 stromen, 30 apparaten
en 10 componenten aan. Dit in tegenstelling tot de handleiding
die van resp. 100, 60 en 15 spreekt.
Later -toen we de CHEMCO en ~OMPAD subroutines konden
aanroepen-hebben we ook hiervan de ~ataopslag-capaciteit getest: deze was
49 component/methode combinaties.
(
, ( J I
( ( ( ( " ( ( , ,
r
fabrieksvoorontwerp hoofdstuk 111 pagina 9
FORMULERING VAN DE OPDRACHT NA DE INVENTARISATIE:
UNICORN kan zoals ze nu is niet gebruikt worden voor massa- en
warmtebalansberekeningen. Daarvoor loopt het systeem nog te
stroef, de capaciteit is te laag en de handleiding is onvolledig,
misleidend en kost te veel tijd. Het UNICORN-programma heeft ook
een aantal goede kanten: de rekentijd is ~crt, de systeemopzet is
zodanig dat op eenvoudige wijze nieuwe modellen aan het programma
kunnen worden toegevoegd, de invoer van gegevens en de
mogelijkheden tot het veranderen v~n gegevens is plezierig en er
zijn veel mogelijKheden O~ d~ programma uitvoer op een mooie
manier te regelen.
Onze doelstelling moet derhalve zijn: ~aak een goed werkend
programma dat gebruikt kan worden bij een massa- ~n warmtebalans,
uitgaande van het UNICORN programma en dat voldoet aan de
volgende eisen: EISEN:
Uitgangspositie:
1. een correct reKenschema (zie Iit 1)
2. alle parameters voor de apparaten
3. beglnschattingen veer de input- en recyclestromen.
randvoorwaarden: resultaten: 4. 5. 6. 1. 8. 9.
een job moet binnen een dag uitvoer geven. (d.w.z.
reele rekentijd minder dan 20 s, anders komt de
job overdag niet aan bod en wordt ze pas ts nachts gerund. )
Een doorsnee gebruiker moet niet meer dan een a
twee dagen nodig hebben om te begrijpen hoe hij
het prograrrm~ Kan gebruiken voor zijn rekenschema.
de meest voerKomende unit eperations mopten door
een adequaat model !Jeschreven zijn.
de capaciteit van h~t programma moet zodanig ZIJn
dat qO% van de gan3bare fabrieksvoorontwerpen er
zonder ~unst9reren van gebruik kunnen maken.
de invoer van data meet overzichtelijk en
eenvoudig ZIJn.
data moet eenvoudig te veranderen zijn, wanneer in
de zelfde job meerdere runs worden gedraaid met
afwijkende apparaatparameters of
stroomschattingen.
lO.een sluitende massabalans, gebaseerd op een
stabiele situatie.
ll.uitvoer moet aan de gebruiker voldoenèe informatie
geven om zonder veel gereken de massa- en
warmtebalans op te kunnen zetten.
I
I \ ( ( ( ( /-\
\ ( , ( ( ( ( ( 0'fabrieksvoorontwerp hcofc'lstult 111 pagina 10
beperKte~ everzichteli ke uitvoer als
eindresultaat~ als een u tgebreide uitvoer voor
het bestud~ren van het proces, of het opsporen van
fouten.
UNICORN
voldoet aan alle bovengenoemde eisen, behalve aan de( ( ( ( '-( \
fabrieksvoorontwerp hoofdstuk. 111 pagina 11
ANALYSE EN VERBETEHINGEN
Verreweg de meeste tijd werd oeste~d aan het opsporen van fouten of tekortkomingen (= analyse) en het corrigeren of aanvullen ervan. Aanvankelijk nam het analys~ren verreweg de meest~ tijd in beslag, later werd het verbeteren belangrijker.
Teneinde een overzicht te geven van de het soort problemen en het daaruit voortvloeiende werK waar we ons de afgelopen maanden mee hebben beziggehouden, worden de belangrijkste problemen (veelal chronologisch) behandeld. De relevante uitvoer is gebundeld in de bijlagemap, welke vooral bedoeld is voer hen die later nog wijzigingen in het systeem willen aanbrengen.
In het nu volgende stuk text zal een nummering worden aangehouden die overeenkomt met de numm~rin9 van de computeruitdraai in bijlage 5. De nummering voer de figuren is hier ook aan ontleend.
1.1 SYSCHf~M
Dit is het voorbeeldprogramrna van UNICORN (zie figuurl.1). De berekening van dit stroomschema gaf dezelfde resultaten als in de handleiding. Oe convergentie met 1 recycle was zeer snel: in ij
iteraties was de steady-state ~ot op 0.001 (kmol/hour) benaderd. Het varieren van de relatieve vluchtigheid van de componenten in
( de destillatiekolom was i . t . t . de beschrijving van de handleiding - niet mogelijk.
2.1 - 2.3 SYSCHEM met 2 recycles (zie figuur 2.1).
Om de convergentie met meerdere recyclestromen te onderzoeken
( . werd het topproduct van
ne
destillatie teruggevoerd naar de inlaat. Tevens zou de benutting van de grcndstof AD2 vollediger moeten worden.Ondanks de abusievelijk h0ge st~rtwaarde voor de 2e recycle convergeert dit stroomschema in 4 iteraties.
Verschillende parameters werden gewijzigd:
( - de beginschattingen voor de recyclestromen, - de verhouding tussen de twee grondstoffen,
0" ) I
)
0" r-,,..-- de verhouding tussen de Tank,..-- en Buisvoeding.
De convergentie blijkt steeds binnen 11 iteraties bereikt te worden, hetgeen wel bijzonder snel is voor een methode die enkel directie substitutie gebrui~t.
Het wijzig~n van de relatieve vluchtigheid van de componenten in
de destillatiekolom -een mogelijkheid volgens de handleiding-blijkt geen verschillen in de samenstelling van top- en bodemproduct op te leveren!
Genoeg redenen dus om de handleiding niet meer te vertrouwen: De apparaat-subroutines in de UNIT-bibliotheek worden onderzocht. Het blijkt dat he~ fysisch gebeuren in SYSCHEM grotendeels is vastgelegd; vele parameters van de SYSCHEM apparaten blijken dummy's te zijn. SYSCHE~ is dus een bijzonder schools schoolvoorbeeld.
~
r
( r -( -( f',.
r
( (r
-r ('r
r
f ( (" ( ( (FIG
o
1 . 1
3
15
o
1'"'\ '-./ (') '!18
8
UNICORN REPRESENTAIE VAN SYSCHEM
'""I i""I
[16
IABSORB I I I1
15
1'"'\ (",17
13
14
1'"'\ ""',
,
-,
.-. ,( ( 18 16 (
17
15 (3
8
5
1213
('14
o
FIG 2.1 SYSCHEM MET 2 RECYCLESTROMEN
o
\
fabrieKsvoorontwerp hoofdstuk 111 pagina 12
testen wordt een van het product buisreactor. Ook bereiKt.
3e recycle toegevoegd: de verontreiniging ABD wordt afgescheiden en teruggevoerd naar de nu wordt de convergentie weer in 11 iteraties
Dat SYSCHEM zo snel convergeert, ondanks de verschillende startwaatden en alle recycles, wordt veroorzaaKt door de werking
'. van de voedingsregelaars. Deze zorgen ervoor dat de totaalstroom (of een ander opgegeven criterium voor de stroom) constant
( blijft. blijft. Het "bewaken" van een recyclestroom met een
. ~ voedingsregelaar levert een snellere convergentie op.
De fysische voorstelling van deze regelwijze is weinig reeel:
r voor elKe component is een oneindig groot reservoir beschiKbaar,
~ dat naar gelang de situatie aangesloten wordt (zie figuur 3.1) 4.1 UNCCHEM
UNCCH~M is een eigen fabriek die ontworpen is om te testen of de
andere apparaten in de UNIT-bibliotheeK goed werKen.
~ De belangrijkste onderdelen van UNCCHEM zijn de evenwichtsreactor en de gestuurde stroomregelaar (zie figuur 4.1 en 4.2). Oe stroomregelaar regelt de voeding A zodanig dat de concentratie A
in het product 10% bedraagt. Het meetsignaal wordt teruggestuurd naar de regelaar, zodat van 1 recycle sprake is. Convergentie bleeK in 3 iteraties.
4.3 - 4.6 UNCCHEM met 2 recycles (figuur «.3)
Een afvalstroom, welke wat
e
bevat, wordt teruggeleid naar de voedingsregelaar, waar met zuivere vceding B wordt aangevuld. Oeonzuiverheden in deze recycle beinvloeden de evenwichtsreactie en daardoor de productsaroenstelling.
Component 8 Kan de fabriek enkel dcor reactie verlaten,
B zal'
derhalve langzamer veranderen dan A. Zoals verwacht werkten de 2 recycles elkaar tegen, en oscilleerde de roassabalans om een steady-state waarde heen. In 30 iteraties werd totaal geen convergentie berei~t.
r Hierna werd de invloed van de gevoeligheid G van de regelKlep
onderzocht. Voor instabiele systemen gaf de handleiding : O<G<1 Hiermee kon echter geen convergentie binnen 100 iteraties bereiKt worden, indien als conversentiecriterium een stroomverandering van minder dan 0.1 werd aangenomen. Met G= 2.0 werd convergentie bereiKt.
r
(
Tijdens het testen van UNCCHEM werden vele fouten ontdekt in de handleiding en in net UNICORN-rrogramma:
- Bij het herhaald gebruik van EQUIPMENT om apparaat-parameters te wijzigen werd weliswaar een juiste echo (=afdruK van de invoergegevens) gegeven, maar de wijziging zelf werd op de verkeerde plaats oPgeslag~n, zodat de verandering niet gebruikt werd (zie 4.5). Vit werd opgelost door de pointer-formule, die de plaats van de parameters in het array met apparaatgegevens aanwijst (zie systeembeschrijving), te wijzigen.
- Het herhaald gebruik van SIREAMS cm stroomwaarden te wijzigen gaf een onverwacnte foutmplding: "stream no. IS is not input or
( (
18
16
(17
20
(r
·
_
·
·
_
·
·
··-
-1
... _----.:1 MAKEUP I :=-
~
15
3
8
( (5
12
13
c
14
21
22
c
FIG 3.1 SYSCHEM MET 3 RECYCLESTROMEN
o
( ( (
SP1
1
(
A
. . ," - - - 1MAKE1
B
__
- - - 1 ( (o
VALV1
·
12
r - - - -
-I3
REAK1
7
1
4
1 15
1
0
MEAS1
FLASH
FIG 4.1 UNCCHEM STROOMSCHEMA
o
o
o
( ( ( ( ( (
c
o
o
o
12 RECYCLE 3 1 1FIG 4.2 UNC200 REKENSCHEMA VAN UNCCHEM
1 RECYCLESTROOM
l ( ( ( ( ( (
c
o
o
o
12 RECYCLE 3 6 RECYCLEFIG 4
.
3 UNC200 REKENSCHEMA VAN UNCCHEM
( (
,
\ ( '. ( ( ()
(fabrieksvoorontwerp hoofdstuk 111 pagina 13
recycle". De W1)Zlging werd daarbij niet opgeslagen.
De oorzaaK van deze combinatie van 2 fouten bleek te zijn dat het algoritme voor het analyseren van de stromen geen
tussentijdse veranderingen kon verwerken. Dit werd ondervangen door de gehele stroomanalyse steeds na elke wijziging te laten herhalen.
- Indien voor elke iteratie de afdruk van meer dan 1 stromen gevraagd werd, brak het hoofdprogramma de rrogrammaloop af. De handleiding eenter, beloofde de rrogelijkheid van 10 tussentijdse stromen. De fout werd veroorzaakt doordat in MAIN voor twee verschillende variabelen dezelfde naam werd gebruikt. Door aan een van de variabelen een andere naam te geven werd dit probleem opgelost.
- De beginschattingen voor de recyclestrornen worden niet bewaard. Voor de meeste processtrornen zal dit geen bezwaar zijn omdat aan het einde van de berekeningen veelal betere waarden voor de recyclestromen bekend zijn. Het is echter wel lastig dat de regel-stroom van een meetapparaat bij een nieuwe massabalans de eindwaarde van de vorige berekening heeft. Om deze te resetten dient men deze stroom de startwaarde 0.0 te geven.
Indien het meetsignaal wordt het signaal om factor 10.
M groter dan 2. cf kleiner dan 0.5 is, stabiliteits redenen afgevlakt met een
- De voedingsregelaar Kan zelfs negatieve stromen een gesteld criterium te breiken. Sommise andere de UNIT-bibliotheek zijn daar niet op berekend.
berekenen om apparaten uit
Besloten werd om alle apparaat-SUbroutines te controleren. De kleine foutjes in de beschrijving van de UNIT-bibliotheek zijn daarbij gecorrigeerd. Aan de subroutines van UNIT 6,7,9
&
11 zijn extra berekeningen toegevceg~, om aan alle eisen van de beschrijving te voldoen.5.1 en 5.2 CHEMCO
&
COMPADDe aansluiting van de CHEMCO fysische-databank en de COMPAD fysische-datainvoer op het UNICORN rekenschemaprograrnma werd onderzocht. Het UNICORN programma bleek niet aansluitbaar op CHEMCO
&
COMPAD! (in schril contrast met de beloftes van dehandleidingen)
- Het commando BANK, dat voor aanroep van CHEMCO dient, bleek niet als zodanig herkend te worden maar werd als componentnaam ingelezen. Dit werd verhol~en door de array IBANK, waarin het woord BANK wordt oPgesla~en, als een real array te declareren.
UNICORN en CH~MCO gebruikten gezamelijk 2 verschillende variabelen (respectievelijk het aantal componenten en het aantal component-methode combinaties) onder een en dezelfde naam: NTOT. Voor CHEMCO werd de variabele in NALL veranderd. - De handleiding gaf onvoldoende informatie over de invoer van de
; , > , . \ f. '. " 'r
.
" ... ! ' I ( \\
("
( , " ~ ,.
( ~ , I .' .,', r,\
r
,~r
r
\ , ('--fabrieKsvoorontwerp hoofdstUK 111 pagina 14
6.1 - 12.3 Het schrijven van extra apparaat subroutines.
Oe UNICORN UNIT-bibliotheek bevat voor enkele apparaten alleen
zeer vereenvoudigde modellen. Dit was het geval voor
warmtewisselaars, pompen, compressoren, turbines, absorptie,
stripping en extractie.
Voor deze apparaten zijn sutroutincs geschreven en getest, welke
een massa- en warmtebalans kunnen berekenen op grond van reeele
(zij het soms geidealiseerde) modellen.
Ook was er geen subroutine aanwezig voor versnelde convergentie,
hiervoor zijn 2 modellen ingevoerd.
6.1 - 6.11 UNIT 21, warmtewisselaar
Voor het verwarmen en afkcplen van processtrcmen was alleen een
temperatuur insteller beschikbaar. Fysisch gezien maakt deze
gebruik van een onbeperkt e~tern energiereservoir.
Voor warrnteuitwisseling tussen twee processtromen, echter, kan
soms een echte warmtewisselaar (w.w.) nodig zijn; daarom is een
warmtewisselaar subroutine geschreven. (zie
gebruikershandleiding). Het model verondersteld een constante
warmteoverdrachtscoefficient voor de gehele w.w. en is ontleend
aan literatuur 7. Van de volsend~ parameters is er 1 vast te
kiezen: uitgangs temperatuur van stroom 1 of 2, w.w.-oppervlak of minimaal temperatuursverschil tussen de stromen
Het apparaat is beveiligd veor een aantal veelvoorkomende fouten
en werd getest a.h.v. een vocrbeeld uit bovenstaande literatuur.
Na een latere toevoeging 7ijn enkele modellen (5
&
7, zie bijlagelS.5) niet meer betrouwb;:wr. Deze mcdellpn dienen nog verbeterd
te worden.
7.1 - 7.3 UNIT 13 compressor en expansieturbine
Hiervoor was enkel een isotherme drukinsteller aanwezig. De
energie die bij de drukverandering hoort wordt hierbij niet
\ bere~end. A.h.v. literatuur 6 werd een isentrope/isotherme
compressor/turbine geschreven welke tevens het
( benodigde/geleverde vermogen berekent.
(
C '
, )( r
-
'-UNIT 13 is getest met voorbeelden uit literatuur 6 en is
beveiligd tegen de meeste fouten.
8.1 - 8.2 UNIT 14 pomp en vloeistof turbine
Zie UNIT 13. Oe bron was literatuur 4.
9.1 - 9.q UNIT 12 Absorptie- stripper- en extractiekolom
Hiervoor was enkel een component splitser aanwezig, welKe alle
componenten volgens een vaste, opgegeven verhouding splitst over
twee uitlaatstromen.
Dit model is te eenvoudig indien de processtromen varieren
tijdens de berekeningen, aangezien de splitsingsfactoren van de
processtromen afhankelijk ZIJn. Bovendien moeten de
splitsingsfactoren zelf uitgerekend worden: in het gunstigste
geval dient dit twee keer te gebeuren.
Een subroutine werd geschreven welke het splitsen van de
(
'.
'. ( ('-(
( ( ( ( (c )
fabrieksvoorontwerp hoofnstlJl\ 111 pagina 15
abs/strip./extr. De verhouding van de stromen van de twee fasen wordt hierbij constant verondersteld (literatuur 5). De unit is getest a.h.v. de absorptie -en stripperkolorn van de ethyleenoxide fabriek(zie verder). Hij IS beveiligd tegen slechts enKele fouten en derhalvp niet geheel stunent-proof.
Oe extractiekolom is getest met een literatuurvoorbeeld. Zie bijlage 9.4.
10.1 UNIT 15 eenvoudig reactormodel
In de UNIT-bibliotheek was reeds een evenwichtsreactor aanwezig. Deze berekent op omslachti9€ wijze de evenwichtsconcentratie. De door ons geschreven reactor wordt beschreven door een overall reactievergelijking:
aA+bB+cC+ •••• ==)dD+eE+fF+ •••• Alle coefficienten worden hierbij oPgegeven.
Dit is een bijzonder algemene vorm die gemakkelijk te gebruiken is en meestal voldoet. Inrlien een reactor model meer op fysische gronden gebaseerd moet zijn zal door de gebruiker zelf een apparaat-subroutine geschreven moeten worden. Speciaal voor hem 15 een hoofdstuk aan de UNIT-bibliotheek-beschrijving toegevoegd. Daar in worden alle eisen aan vorm en inhoud vermeld en een raamwerk voor en programma uitgele~d.
11.1-11.2 UNIT 19 Convergentieversneller I
UNICOHN is een rekenschemaprogramrea dat gebruik maakt van directe substitutie: Oe uitkomst van een vorige berekening wordt gebruikt als beginschatting voor een volgende berekening. De convergentiesnelheid van rlpze methode is nogal langzaam; men denke bijvoorbeeld aan de OpbOUW van inerte componenten in een recyclestroom met spui.
De langzame convergentie kan ook het gevolg zijn van het oscilleren van een systp~rn: het regelmatig schommelen van stroomwaarden rond de evenwjchtswaarèe (zie bijlage 4.3). UNIT 19 gebruikt de verandering van cen stroom(component) om de convergentie te beinvloeden. Oe verandering na elke iteratiestap wordt versterkt of ,verzwaKt -met een constante grootheid-doorgegeven. Oscillaties zijn te dempen door een constante verzwakking van de stroomverandering; trage systemen zijn te versnellen door het versterken van een verandering.
Het principe is simpel (en daardoor waarschijnlijk niet altijd toepasbaar)
12.1-12.2 UNIT 20 Convergentieversneller 11 Dit is een 3e generatie convergentieversneller, hij is gebaseerd op literatuur 2 en gebaseerd op de theorie van de Dominante Eigenwaarde. Deze methode maakt gebruik van het feit dat de convergentie van de meeste iteratieprogramma's een e-curve volgt.
Deze unit werkt bijzonder goed voor bijv. het spui-voorbeeld, maar is niet werkzaam in s~stemen oscilleren.
13.1 CAPACITEIT VAN UNICORN
De capaciteit van UNICORN is getest a.h.v.
~i-J\P-'(,
\
-"
(
(
(
(
(
fabrieksvoorontwerp hcofdstuk 111 pagina 16
fabrieksvoorontwerp: een ethyleenoxidefabriek met een c2pac~
van 75.000 ton/jaar. Voor deze relatief eenvoudige fa~f~bl~ek
hij net voldoende te zijn. Een inventarisatie van een aantal
fabrieksvoorontwerpen leert dat meer dan 90% van de
fabrieksvoorontwerpen in UNICORN ~astte indien de capaciteit op
60 apparaten, 200 stromen en 99 component-methodes werd gebracht.
De capaciteit is uitgebreid tot bovenstaande getallen, bovendien
zijn nu 15 componenten zonder 3ebruik van CHEMCO mogelijk.
De capaciteit van UNICORN wordt bepaalt door de grootte van de
tientallen array's welke in de berekeningen gebruikt worden. Het
wijzigen van al deze ar~ay's is ~en omslachtig werk omdat zij
allen stuk voor stuk met de hand moeten worden gewijzigd.
Bovendien staan ze her ~n der over het programma en zijn
subroutines verspreid.
Oe volgende variabelen hebben invloed op de arraygrootte:
1. aantal componenten van UNICORN
2. aantal componenten van CHEMCO
3. aantal apparaat typen en sebTuikte apparaten
4. aantal stromen van en na~r de apparaten
5. aantal combinaties van CHEMCOmethode en component
6. aantal malen dat eenzelfde apparaattype gebruikt mag worden.
7. aantal inlaatstromen van de fabriek
8. aantal recyclestromen
9. aantal integer- en real paramet€rs van een apparaat.
Met het oog op de toekomst is een overzicht çemaakt
wijzigen array's en pTogr~rnmare~els, en de plaats
vinaen zijn (zie systeembeschrijving).
van alle te
waar ze te
( Een betere oplossing voor het dimensioneringsprobleem zou ZIJn
een variabele arraygroott~. Hierbij worden de parameters voor de
arraygrootte ~oegevoegà bij de invoer van het UNICORN programma,
bijv. onder het keyword DIMENSION. Deze parameters moeten dan via
een extra COMMON block doorgegeven worden naar alle subroutines.
Voor deze oplossing, die een aanzienlij~e ingreep in het
( programma betekent, was helaas geen tijd.
c
r · r\ , ,r--( 1q. l -14.4 UNIT 6UNIT 6 is een voeàlngsregelaar welke een uitgangsstroom constant
houdt. Dit constant houden kan 1clden voor de totaalstroom, de
verhouding tussen twee componenten, of de concentratie van een
enkele component. Deze laatste mogelijkheid werd wel in de
handleiding beschreven maar bleek nog niet opgenomen in het
(
,
'-fabrieksvoorontwerp hootdstuK 111 pagina 17
( 15.1-15.5 Ethox proef fabriek.
" ( (
.-"
( ( ( ( (' ÎETHOX: een ethyleenoxide plant beschreven in fabrieksvcorontwerp
no. 2513.
Met een aan de praktijK ontl~end rekenschema hebben we willen
nagaan in hoeverre UNC200 geschikt is om tee te passen veor een
fabrieksvoorontwerp. Hiertce hebben we een bestaand ontwerp
genomen en dit omgezet naar een rekenschema en dit aan het
programma aangeboden. Zoals we in de handleiding aanraden hebben
we ons in eerste instantie beziggehcuden met alleen de
massabalans. Nadat deze redelijk in orde was hebben we meer
modellen toegevoegd om co~ zoveel mogelijk gegevens voor de
warmte balans te verkrijgen.
1)
De
omzetting van het flowschema naar een rekenschema.Zoals boven vermeld hebben we het flowsche~a in eerste instantie
vereenvoudigd. Alle apparaten die niet nocdzakelijk zijn voor de
massabalans worden voorlorig w~9gelaten. Stroomnummpring en
apparaatnamen hebben we zov~el mogelijk
overeenkomstig genomen om de vergelijking tussen beiden balansen
te vergern~kkelijken. Waar nieuwe strorren geintroduceerd of
bestaande stromen ongenummerd voorkwamen hebben we nog vrije
stroomnummers gekozen.
2) Keuze v~n de moaeltypes cm de apparaten te simuleren.
We starten bij stroom 1, fig 15.1. Het knooppunt van de
ethyleenvopding (stroom 1 ) en de recycle die opgebouwd is uit
stroom 10 en 17 is te beschrijven met type 1 (voor de type
nummers en de beschrijving van de modellen: zie
UNlT-beschrijving. bijlage 2). Stroom 1 krijgt hierbij een vaste
waarde. Aan de uitlaatstroow van dit knooppunt, stroom Q2, wordt
zuurstof en argon toegevoegd. In het stroomschema werdt deze
voedingsstroom op een flowcriterium geregeld, voor ons doel, nl.
het constant houden van de concentratieverhouding van de zuurstof
en ethyleen zoals beschreven in de verhandeling over de
voedingssamenstelling voor de reactor, is het beter te regelen op
deze concentratieverhcudin9. Hierveor nemen we model 2 van type
6. Vervolgens wordt aan de uitlaatstroom van deze unit CH4
toegevoegd om de concentratie ethyleen beneden een bepaalde grans
te houden. Ook hier is èe regeling aangepast, we kiezen voor
model 3 van type 6. Dit is de eenvoudigste wijze om aan de
specificaties te voldoen.
Voor de reactor nemen we tYre 15. Dit is een temperatuur en
samenstellingsongevoelig medel, maar de specificaties 1n het
ontwerp zijn dusdanig dat deze goed gebruikt kan worden. Alle
torens 1n het schema worden gesimuleerd door
componentenverdelers: type 9. Consequent hebben we de eerste
uitlaatstroom voor de topstroom genomen. De regeling tussen de
torens T 15 en T 20 die de hoeve~lheid vlceistof binnen zekere
grensen moet houden wordt gesimuleerd door een stroomregelaar
type 4. Ook de spui in de topstroom van T 15 en de spitsing van
stromen naar de C02-sectie en naar het knooppunt wordt rtoor zo'n
'J ':J 00 H H H ETHYLEEN ~
~él
;> Cl H FC ~ ~ ::r: Cf) ~ 0 H r.:« 0~
LI"\ ~I :;J' :;J 0 H r.:« I C 1 COMPRESSOR C 2 COMPRESSOR C 3 COMPRESSOR R 4 BUIlENREACTOR C 5 COMPRESSOR H 6 WARMTEWISSELAAR 3~ P 7 POMPo
a
..,
... ,..,
I ) l70l&~
/
T' ,G5->""----,
r
~ ', I /'I ~~~
H6 )H14 koelwat~,. 10}-fÄcl TC H12 po1,~
.
1
~
_ T
~ . Fr<. J T15 P 8 POMP P 9 POMP Hl0 STOOMKETEL PIl POMP H 12 OVERVERHITTER V13 STOOMDRUM H14 KOELER ~upplet.e water T 15 ETHOXIDE ABSORPTIE C 16 COMPRESSOR H 17 VOORVERWARMER P 18 POMP T 19 C02 ABSORPTIEKOLOM T 20 E TH OXIDE STRIPPER P21 POMP r - - -1-*, LC C 22 COMPRESSOR H 23 CON DENSOR T 24 C02 STRIPPERT 25 ETH OXIDE DESTILLATIE
H 26 CONDENSOR P27 POMP H 28 REBOILER r'I
"""
~
G
,... ';:;:LDIO>,ICE ~ r3?l ~ r-:--e
OXICC:: -~ f - - - 1 ( T C --, S~oom r'la ar- RIOOlDE BEREIDI NG VAN ETHYLEENOXIDE
DOOR DIRECTE OXIDATIE VAN ETHEEN MET ZUURSTOF A Clobu!. J,M,Wlgm~n . Q s troomnr ~Temp,n·C FVO No 2513 Oktober 1981
8
ab~ drUk"n b~r r "~ ::) 0 0 C r"\ '"""' 1""'\ r \ r \ ,,... r- I r" 1 (- ' \ ' \ ' \
17
.,
,
10
14~24
28
39
, - - 4 - - - "2 1
RECYCLE .----1-+'--. RECYCLE T 2440
[:>- I UNIT 1230
RECYCLE50
23
36
1933
15 RECYCLE 13( ( ( -( ( ( ( ( ( \. r I I
fabrieksvoorontwerp hoofdstuk 111 pagina 18
uit de torens komen verzadigd zouden zIJn met water hebben we een
luchtbevochtiger opgenomen. In het meest eenvoudige schema hebben
we alleen toren
T
15 hiervan voorzien, later ookT 19
enT
24. PARAMETERS VOOR ETHOXDe parameters voor alle apparaten rabrieksVoorOntwerp (F.V.O) van de
(literatuur 8).
werden gehaald ethyleenoxide
uit net fabriek
JUNCTl: voegt een constante ethyleenvoeding van 262.3 krool/hr en
de recyclestroom bij elKaar. MAKUPl:regelt zuurstof bij met gelijk aan 0.25.
de verhouding (zuurstof/ethyleen)
MAKUP2: regelt methaan bij zodat de ethyleenfractle 5 % wordt. R 4 : simulatie van de reactor; de overall reactie is:
0.45 C2H4 + .562 02
===>
.21 02 + .315 C2H40 + .27 H20T 15 : componentsplitser (~et vaste splitsingsverhouding) • 95%
van de ethyleenoxide en 100 % van het water wordt geabsorbeerd.
De rest wordt niet geabsorbeerd.
T 20 componentsplitser. Ethyleenoxide wordt gestript, water voor 15.2 % (komt overeen met waterdamp), de overige co~ponenten (weliswaar niet worden voor 100 % gestript.
voor 95 ~~
vp.rzadigde aanwezig)
RIOOL : begrenst de totaalstroom absorptievloeistof welke naar de
absorptietoren T 15 terugstroomt o~ 2300 krool/hr.
T 25 destillatietoren. Ethyleenoxide-fractie die naar de
topstroom gaat benadert de specificaties. Alle verontreinigingen
worden in water ui t<:ed ruk t. ( 200 ppm) • Omdat deze componentsplitser afhankelijk is van de verhoudingen tussen de
ingangsstromen is een eerste schatting van de splitsingsverhouding noonzaKelijk; deze werd op 0.08 % water gesteld.
VOCHT1: voegt waterdamp tee aan het uitlaatgas van T 15 totdat de
partiaalspanning 0.1 atmosfeer is (verzadigde waterdamp bij 313
K) •
SPUI : loost 0.4 % van de totaalstroom
C02SPL: splitst de gasstroorn in twee stromen zodat 8.7 % van de
totaalstroom naar de C02 ahsorptie-unit gaat.
T 19 : componentsplitser: absorbeert 91.1 % van alle ingevoerde C02 en 100 % van al net ingevoerde water.
T
24componentsplitser; stript 100 % van de ingevoerde C02 , het C02
gas is zuiver.
DRUM! : componentsplitser; splitst CC2 en H20 volledig.
H20SPL: voert de helft van het water in de striptoren terug en loost de andere helft.
ETHOX2: WIJZIGING~N
Hier zijn enkele parameters van de C02 absorptie-en strippingunit gewijzigd zodat de gasfase steeds verzadigd is met waterdamp.
T
19T 24
absorbeert 98.4 % van het water.
: stri pt 3 % van het wa ter.
EIHOX3: WIJZIGINGEN
Hier wordt een betere simulatie van het verzadigen van gas met
waterdamp verkregen door het toevoegen van aparte "VOCHT-units"
t')
o
o
o
o
iJ'"
.... .--,-.. .~ .. ,., -',.,~. ", .. --" i""'i."""
r-( '.,
(-. """\ """\,
98
95
17
î ''''\10
484
20.----L-.
21
RECYCLE 30 61349
50
23
36
1933
15 RECYCLE13
<-\ ,
(
( ."
fabrieksvoorontwerp Iîootrts tUK 111 pagina 19
VOCHT2: waterdamp bijvoegen tot 3.7 % (komt overeen met 1 ata waterdamp partieelspanning).
VOCHT3: waterdamp bijvoegen tot 67 mol% ( = 0.8 ata waterdamp partieelspanning). \, BESPREKING RESULTATEN: ( ( ( \, " l
De EIHOXl convergeert langzaam. Door echter de ers. maar voldoende groot t~ kiezen (hi~r is eps.=l.) krijgen we er toch snel een aardige beginschatting uit. De waarden zoals die in het verslag voorkomen worden redelijk benadert en erkunnen Onze reactor voldoet beter aan d~ opgegeven specificaties waardoor de waarden van de recyclestromen iets anders zijn.
Ook voor ETHOX3 geldt dat de convergentie snelheid laag is. Met een eps.= 0.01 is dit voorbeeld in 100 iteraties nog niet bij de geconvergeerde waarde. Ond~nks d~t kunnen we de uitvoer goed gebruiken. Oeze uitvoer ~ebben we uitvoeriger met de voorbeeldwaarden vergeleken. Zie oek tabellen 1,2 en 3. Deze bevatten de massanalans van 11t.9 (kgIs) en ETHOX3 (krnol/hr en kg/s respectievelijk).
Het eerst~ verschil zit in de reactor. In het ontwerp wordt
aangenomen dat er een 70% sPlective omzetting naar ethyleeenoxide zal plaats vinden. In onze reactor gebeurt dat ook. Dit betekent dat wij meer zuurstof gebruiken en meer kooldioxide en water produceren. Ue opbouw v~n deze laatste stoffen is hierdoor aanzienlijk groter. Omdat r.~ argonconcentratie bij ons hoger ligt (deze is gekoppeld aan de ~uurstofvecding) gebruiken wij minder
( methaan.
(
Doordat onze absortie- en strippingtorens water verdampen is onze waterhuishouding reeeler.
De eerste schatting voor de componenten verdeling van de destillatietoren moet nog aangepast worden; het opgegeven percentage verontreiniging ligt nu iets te hoog.
ETHOX4 is een voorbeeld om te laten zien hoe snel een andere bedrijfsvoering gesimuleerd en vergeleken kan worden. Het verschil m~t
ETHOX3
is de plaatsin~ van de spui.Deze is nu opgenom~n in de recyclestroom 11 van de
( kOOldioxide-sectie.
De
spuiverhouding is verhoogd tot 5% om de Argonconcentratie ongeveer gelijk te houden aan ETHOX3.'.
Doordat er nu minder C02 gespuid wordt neemt de calorische waarde van het spuigas toe. Ook de argonconcentratie neemt toe waardoor de toe te voeren hoeveelheid methaan af kan nemen.
15.5 VOLLEDIGE ETHOX-FABRIEK HEl WARMTEEALANS
Voor deze test hebben ~e een groot aantal apparaten toegevoegd en bestaande apparaten gewijzigd. De toevoegingen zijn warmtewisselaars, pompen en compressoren. Zie tig 15.5. Omdat door de tegenstroom warmtewisselaar HEATXl een nieuwe recyclestroom introduceert verandert het rekenschema nogal.
u
'p' ! " • j:~,'j:: -u f : '~J .. j ' 21 ri.\
'.' -~. ~:,:., ~ .~.
.
.!:": f:~. : , . ( ., ,'" , . ' ;, iI
),'
r
',..
J ... i " ;~t hf 'ii ~!u
"~' '-I....,.u
(; G I....,. I....,. ~ I....,. \... L ,. '-.: L I....,. l,.. , ~:. \"... ~ J I'.:
e
,:,.! ~ " .: ~ ~ u \...-.. " ',' )3 \...-> \."u
STRlAM DAH· STREMl 1 TEMP (K) PRESSURE PHA SE CONTRCl TOT Al E TH YlE t~E OXYGEN METHA'IE ARGON ( DIOXID~ ETHYl-OXID WATER. 293.ll·O 27.8tûl' I.Ouet:\; .ll 262.3UC 262 .3~!~' .0 .0 .0 .0.
~ ", STREM'. 17 TEMP (K) PRE S SURE PHA SE (ONTROL TOT Al ETHYlENE OXYGEN METHANE ARGON ( DIOXIDE ETHYl-OXID WATER 313.((J( ;n. 8(' (iC; 1.0()(,(lll .0 764.217 2'i.4211 158.2P2 4;)8.2['5 128.624 14 .5((+~ • (l., 1527 28. 2Sb ,: STREfI, j j TEMP (K) PRE SSURE PHASE CONTROL TOTAl ETHYlEr·IE OXYGE'I HETHA'IE ARGON C DIOXID~ ETHYl-OX 10 WATER 323.00(; n.üc(jCI .0 ,e ,,64.622 .e .0 .0 .r; .0 .145257 464.477 STREf.M SC TEMP (r.) PRE S SURE PHhSE CONTROL TOTAl ETHYLENE OXYGEN HETHA'IE ARGON ( DIOXIDE ETHYl-OXID WATER 313.C()0 ~ 7. 8«)Q 1.0ÜC(·0 .0 39.tiC9ó .0 .0 .0 .0 .0 .0 39.0C96u
IN Kf1fJl/IICUR '2 29 -".1 UI.' 27.fl i(j(;!
~ ')QijCfl) )ft ! .297 .0 331, . . D O ,') 7. ')M73.
?
.u .0 18 113.:)\)(1 27.:J:J')1) .1·
~) 271)3.34 .r, .:J .D·
:) .,) 191.1;>4 2512.22 35 313. 'JO,) 27.IJ.IO(; 1. I JIJ .'1 )(,.
.
)1411.462-.
.) .t} • c) .V 11, 'J. ',68 .J .') 60 37 'I. ';no 't.7.IlV;(I .G .') 671,3.12 .r) .1) .e; .0 .0 • r) 671.3.12 n 3 2<; :.\ • Ion è7 .flrOO 1. ·)(,,(1 i".7900·
(. .r 1').7900 .(, .r.,·
( . .C' 19 3i~ j .1~·0.C 27.GliDO·
~; ,(I 26 '2.92 .r' • C' .(, ,i\ .{. 9.~jSG(?(~ 2593.37 36 313. cc·() 27.f],-,{;(] 1. ,/(,00 .i· lel.794 .(; .!' .;? .r. • r lil 1 .422 .371879 95 3J:~ • eGo '(7. n(I(':(J 1. :.;ç'jO .!' Z')(, .fJ46 .0 .(\ .l' • Cl .0 .C' 29', .1)46STRLAM COI'f 051 TIOII If~ PU,CENT
'/ STRElH 1 ETHYlE/jE OXYGION HETHANE ARGON COl 0)( WE ETHYl-OXID WATER 100.00(' .0 .0 .0 .0 .0 .0 S TRfY1 17 ETHYLENE OXYGEN HETHANE ARGON ( DIOXIDE ETHYl-OXlO WATER 3.32302 2fJ.7739 53.3EJI, 16.8177 1.89647 .104P.OO 3. 7(1('(11) .IJ n.n95 •• J 2. r17055
·
:) .') .0 18 .0 .() .0 .1) .IJ 7.1)6991 Cl? .91111 ,r.,·
~ ) 3 11',; .000 .I! .r: .r, , (~ 19 .0 .0 .f) .n .C .3',7133 90. '. ??O Î ',....
5TRH.M f~ATf<.lX 4 313.'iu\'! 27 .,Ij '.\{"I'J 1.'::)(08 • f~\ 116')1.3 SU I~. (',64 232') .26 51,?3.'J13 1614.24 leUS.bQ 1<). r,l '1 1 64.f14'ti; · 2,; 373.nCJ(; 26.tlijUiJ .r) • (1 65)Q.üc) .0 .0 .0 .0 .0 .1) 65J:) • (:'] 38 373.1..1(.'/) 27. e ,)1,,0 .1.' .0 140. ')2 3 .0 .0 .0 .CI .0 .0 14!l .<iZJ 96 313.':00 27.tL·OG I.·)'J:;'OO .0 14H .468 .0 iC .0 .0 14 il. 46/3 .0 .0 4 5. ·,()::UO 2:) .1):,0') ',4.1674 13 .9143 16. ?'f!I,'O .C6jbliJf - >l .5520't2 2') () ::113. 'JIJf, 27.il h.I ; 1." ~ .. ~ 'l'" ..1 ti5'J.,.9 J 19 • '~I.J~ 1'193.,7 ~ 123. ,tJ 1~14.<4 ? '"J 4 c.I. jJ) 112.7~<J ne.bbl n 313 • ,jc.J ?l.'3'j·v!) 1. l.i') 1)-.... t: • J 4 'I .4':,:;: 1 1.271--7 7.944U, 2" • ~ 1·,4 /,;.431,,7 I'. I ~Ó(; 7 .~Cé.7d,I-'.,1 .1554113 j') 373.i)(,J 27.8-),,'.' .')·
) 29ó .'J~(, .:j • J .:.J ( ' • ,J .J·
, 2 '16 .'J~(, 7 313.0 ~) 27 .B) I, 1. C (,0 '.1 .J 736. 'j IC: l'5.4nl 1,1: .',H.:~'. 4...J~.2(),) lZE.6,,4 1 tw .? ')'t I) .S01?i7 .Q Ij 2. 771oJ 11.323') 44 • ') 1 iJ'''' ·14 • '.: 2'> 7 17.76~9 1.674';') I • '1 1 114 f"'\ ('"'.JOl: CIII,E - f:Tllül."(IAASSI
1· I 31 J • . di' 27 .;,.~ ~I'l' 1 .: )~, I I ( ! .:.J 1;213.1 292. ],,:' ló':7.14 46'.':' •. ~I' 14 l .' • 11' 1 ':l7" • 11· 9. 2175~l 35.7 "'IH ,~:i 41 J. ,,'i' .7;.\) ;11i l 1 .' ! ~ I;{'