I
I
I
Vakgroep Vloeistofmechanica Afdeling der Civiele Techniek Technische Hogeschool Delft
ANALYSE EN VOORSPELLING VAN HET GETIJ BIJ VLISSINGEN D.M.V. DE SYSTEEMAANPAK VOLGENS MUNK EN CARTWRIGHT
R/!983/!/H
Joh. G.S. Pennekamp
I'
I
'
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I'
ANALYSE EN VOORSPELLING VAN
HET GETIJ BIJ VLISSINGEN
D.M.V. DE SYSTEEMAANPAK
VOLGENS
MUNK
EN CARTWRIGHT
I
Joh.G.So
Pennekamp Delft, januari,1983.
I
I
\,I
I
I
I
I
I
I
-
I
I
I
I
I
I
1
I
I
I.
I
I
Inhoudsopgave. SamenvattiI!g 1. Inleiding. 1 1 1 1.1. De Opdracht. 1.2. Analyse van de Opdracht. Grondbeginselen en gere~dschap. 2.1. Systemen. 2.101. Alljemeen.2.1.2. Het systeemmodel binnen dit onderzoek. 2.2. Mathematische systeemaanpak.
2.2.1. Eigenschappen van lineaire, t~dsinvariante systemen.
2.2.2. Naar het frequentiedomein m.b.v. de Fouriertransformatie. 2.2.3. Korrelatiefunkties en dichtheidsspectrao 2.2.4. De coherentiefunktie.
3
3
3
5
9
9
12 Signaalverwerking. 1417
19 2.3.1. Vensters. 19Het rechthoekige venster. 19
Het Hann-venster. 22
2.3.2. Aliasing. 23
2.3.3. Bepaling van de frequentieresponsiefunktie 25 van een systeem met ruis.
2.3.4. De methode der kleinste kwadraten.
28
Algemeen.
Mathematische beschrtving.
Rekenformalisme voor de overdrachtsfunktie.
31 31
33
39 3947
Het'systeem volgens Munk e~ Cartwright.3.3.1. Berekening via het frequent.LedomeLn , 3.3.2. Berekening via het t~dsdomein.
I
I
I
I
I
4.
Eerste doelstelling. 401. Eerdere berekeningen.4.1.1.
Algemeen.4
01.20 De berekeningsopzeto4.1.3. BeschQuwingen van de rekenopzet. 4020 Herberekening.
4.201. Opzet van de herberekening. 402020 Resultaten van de herberekeningo
52
5
2
52
52
53
55
55
57
I
I
I
I
50
'I'weede doelstelling.60
5.10
Algemeen.60
5.2.
Niet-lineaire uitbreiding in de berekening62
via het frequentiedomein.5.3.
Niet-lineaire uitbreiding in de berekening65
via het tjjdsdomein.I
I
I
I
6.
Nabeschouwingen en conclusies.68
Appendices. Ljjstvan gebruikte symbolen•. Literatuur ltst.
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
Samenvatting.I
De gangbare methoden om het getijte analyseren en voorspellen zijnde harmonische methoden. Bijdeze methoden worden defrequenties van de get~komponenten bekend verondersteld, zodat uit een getijvaar-nemj.nge nz-eeks de bijbehorende amplituden en fasen kunnen worden bepaald.
Munk en Cartwright (LitolO) hebben met hun aanpak een geheel andere methode geintroduceerd. Bijdeze methode worden
veranderingen in de gravitatiepotentiaal rond de aarde en meteorologische veranderingen als ingangssignaal beschouwd op een "bLack box" systeem, waarvan het verticale getijop een bepialde plaats (A) op aarde het uitgangssignaal is. Beoogd wordt om msb ,v ; een getij.vaarnemingenreeksvan A de impuls- of frequentieresponsiefunktie van het systee~ voor A te berekenen.
I
I
I
I
I
I
I
Reeds eerder is er aan de Technische Hogeschool Delft onderz.oekverricht (Lit.19) naar de mogelijkheidom deze methode op het getijbijVlissingen toe te passen, waarbij de analyse was beperkt tot de invloeden van de gravitatie-potentiaal.
Voortbouwend op dat onderzoek is in dit onderzoek geprobeerd het resultaat van de analyse en de voorspelling m.b.vo de systeemaanpak van Munk en Cartwright te
verbetereno Ook in dit onderz.oekis afgezien van de mogeltkheid de meteorol~gische invloed op het'getijin de analyse te
betrekken.
I
I
I
I
I
Als eerste wordt d.m.vo een breedere opzet van de berekeningen het resultaat van de zuiver lineaire berekening verbeterd. Vervolgens wordt getracht de analyse en de
voorspelling verder te verbeteren door een niet-lineaire
·uitbreiding in het systeem mogel:iJkte makeno Deze uitbreiding is mogelijkmet behoud van het lineaire karakter van het
systeem door ook ingangssignalen to~e~aten die produkten van de zuivere lineaire ingangssignalen zijn,
I
.
1
I
I
I
I
I
I
van de lineairDeze prGduktfe ingaunnkties bgssignalen met zirengen somc-h meeen vero De moschilfrequentigeljJkheides is nu aanwezig dat de produktf~nkties gedeeltel~k of geheel lineair afhankel~ ztn van de oorspronkel~ke lineaireingangssignalen, waardoor er geen scheiding kan worden
gemaakt tussen de invloed van het lineaire ingangssignaal
en de invloed van de lineair afhankelijke-produktfunktie
op het uitgangssignaal.
M.bov
o onderlirigecoherentie van de ingangsfunktiesen een gladheidseis voor de frequentieresponsiefunkties wordt toch een scheiding van invloeden mogelijkgemaakt en z~n de frequentieresponsiefunkties van elke ingangsfunktie
afzonderlijkte bepalen.
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
.
1
-
I
I
I
I
I
I
I
I
I
-1-Afstudeeropdracht.I
I
I
~el •. De Opdracht.I
I
I
I
I
·
1
I
1
1
I
I
I
I
I
I
I
Buiten de bekende aanpak voor de analyse en voor-spelling van het getijdoor middel van beschouwing van de in het getijte verwachten frequenties, is er een systeem -aanpak mogel~k zoals beschreven in de publicatie van
Munk en Cartwright (1966), die meer fysisch expliciet is. De fysica van deze responsiemethode uit zich hierin dat reeds in het begin van het rekenformalisme astronomische variaties worden gekenmerkt als verwekker van het getij. De geometrie van de banen van de hemellicpamen veroorzaakt wijzigingenin het gravitatieveld van de aarde, die als zog. excitatie (input) een responsie (output) oplevert, die het getijis. Beoogd wordt de overdrachtsfunktie of responsie funktie zo nauwkeurig mogelijk te bepalen.
Als eerst zal het afstuderen zich richten op een onderzoek van onbevredigende/resultaten uit eerdere lineaire responsie berekeningen voor het verticale getij bijYlissingen en zo nodig vaststellen in hoeverre de geconstateerde onnauwkeurigheden hun oorsprong vinden in niet-lineairiteiten.
Vervolgens zal voortbouwend op deze kennis onderzocht worden in hoeverre de juistheid van de voorspelling kan worden verhoogd doo.rhet lineaire systeem uitte breiden tot een zwak niet-lineair systeem.
( Originele tekst, Mei 1981)
1.2. Analyse van de Opdracht.
Doelstelling van het onderzoek waarbinnen deze
opdracht is gegeven is het realiseren van een voors pellings-methode voor het getijvan Nederlandse havens d.m.v~ een
systeemaanpak volgens Munk en Cartwright (1966). Munk en Cartwright zetten in hun artikel met redelijk succes een voorspellingssysteem op voor de meetstations Honolulu (USA) en Newlyn (GB). Deze twee stations onder-scheiden zich evenwel van'de Nederlandse stations.
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
-2-Honolulu mag als lineair geken~erkt worden en Newlyn als zwak niet-lineair.
Het get~ zoals dat wordt waargenomen aan de Nederlandse kust is veel meer beinvloed door niet-lineairiteiten dan de stations die gebruikt z~n door Munk ~n Cartwright. De systeemaanpak volgens Munk en Cartwright staat open Voor invloeden op het get~ van verschillende oorsprong zoals astronomische en meteorologische ~nvloeden, zonne-straling en mogel~e andere.
In dit onderzoek worden slechts de astronomische invloeden in beschouwing genomen.
De probleemstelling is een zo goed mogel~ke
voorspellingsmethode voor het get~demeetstation Vlissingen te ontwikkelen met betrekking tot het astronomische
gedeelte zoals aangegeven door Munk en Cartwright. Als eerste deel-probleemstelling ~eldt: Wat z~n de oorzaken van de onbevredigende resultaten van eerdere berekeningen aan zo'n systeemaanpak voor Vlissingen?
Als tweede deel-probl~emstelling geldt: Is de systeemaanpak d.m.v. het beperkt toelaten van niet-lineaire interacties te verbeteren?
-3-I
lIoofdstuk20 Gr.ondbeginselen en gereedschap.I
I
I
2.1. Systemen. 2.1.1. Algemeen.I
I
I
I
I
We komen in de ervaringswereld om ons heen een rijkeverscheidenheid aan systemen tegen. Het is moeilijk een algemene beschrijvingvan systemen te geven waarmee een ieder instemde Een mogelijkedefinitie is de volgende:
"Een systeem is een met een bepaald oogmerk binnen de totale werkelijkheidvan de omgeving te onderscheiden geordende verzameling van elementen, die in relatie
kunnen staan tot elkaar of tot de omgeving". (Schönfeld
1978)
In het algemeen kunnen we een systeem als volgtvoorstellen:
-~~JOooI~,,-1
_5_Y_S_;.~E_t:_M
_
_;--
:"_
I
I
I
I
I
1
-Oftewel er is een systeem, dat bestaat in een syst eem-omgeving, dat door die omgeving wordt beinvloed of waarop de omgeving inwerkt (ingangssignalen, input). Het systeem beinvloedt de omgeving of werkt op deze in
(uitgangssignalen, output).
We onderscheiden dus een systeem, een systeemomgeving, ingangssignalen en uitgangssignalen. In principe is het mogelijkdat de uitgangssignalen via de omgeving weer de ingangssignalen kunnen beinvloeden.
Een doel van de theorie van systemen is een uitspraak doen over de relatie tussen de ing angs-signalen en de uitgangssignalen. Om zinnig aan een systeem te kunnen rekenen, proberen we het systeem in een model te weerspiegelen. Afhankelijkvan hetgeen we aan een systeem willen onderzoeken zijnverschillende modellen mogelijk.
I
I
I
I
I
V
I
I
-4-I
I
D.e gehele verzameling van.systeemmodellen laat zich door'
overeenkomsten en verschillen qua karakter en kenmerken in verschillende - onderling niet pers§ disjunkte
-klassen indelen.
Mogelijke klassificàties kunnen b~voorbeeld z~n: - lin~air / ~iet lineair: Is'va~het systeem een lineaire, mathematische beschr~ving mogelijkof niet?
- t~dsvariant / t~dsinvariant : Z~n de gedrag s-bepalende kenmerken van het systeem konstant in de tijd
of niet?
- statisch / dynamisch: Verwerkt het systeem veranderingen momentaan of vergt dat tijd?
- continu / discreet: Z~n in het inwendige van het systeem de eigenschappen ononderbroken verdeeld
in de ruimte of zijndeze samen te nemen in onderscheidelijke elementen? (Binnen de klasse van de continuemodellen kan· weer worden ingedeeld naar het aantal ruimtel~"ke
dimensies).
- n - voudig / enkelv~udig: Kent het systeem meerdere beinvloedingen of rekenen we slechts met één ingangssignaal en één uitgangssignaal?
- terugkoppelend / niet terugkoppelend: Beinvloedt het systeem de o~geving zodanig dat daardoor de omgeving het systeem weer anders beinvloedt of niet?
deterministisch / stochatisch: Z~n de oorzaken voor het gedrag allen bekend en te beschrijvenof moeten we met een waarschijnlzycheidwerken?
- parametrisch / niet parametrisch: Is het inwendige van het systeem met behulp van parameters te beschrijvenof k~en we niet naar het inwendige (black box)?
Voor een nadere beschrijvingwordt naar de literatuur verwezen.
In het algemeen zal een uitsn~ding uit de
fysische werkel~heid, een systeem, niet exact overeen-komen met de eisen en wetmatigheden·van een bepaalde modelklasse.
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
-5-201020 Het systeemmodel binnen dit onderzoek.
I
Het systeem waarop het onderzoek zich richt bestaat in principe uit de gehele aarde met z~n geometr~e entopografie, waarop·vanuit de systeemomgeving .(het heelal) .een beinvloeding van de gravitatiepotentiaal plaats
vindt.
In zichzelf reageert het systeem hierop met ondermeer get~den, die groeien en veranderen naar aanleiding van de topografie van de oceanen en zee~n en de veranderende' diepten~
Als uitgangssignalen bezien we nu slechts de vertikale waterstandvariaties op een bepaalde plek op aarde (i.c. Vlissingen) •
Het beschr~ven van de fysica van varierende gravitatie-potentiaal via oceanen, landzeeën, opslingering,demping, terugkoppeling en interacties naar een varierende water-stand op een bepaalde plaats op aarde in één integraal systeem is welhaast onmogelijK.
Het is dus noodzakel~ een "black box" benadering aan te nemen.
Dat dit op zinvolle w~ze mathematisch mogel~ is, wordt aangeduid in hoofdstuk
3
.
Resumerend wordt de beschr~ving als volgt:
Aan de eene z~de een beinvloeding van het systeem, de ingangssignalen (meerdere), funkties die informatie dragen over gravitatiepotentiaal variaties of onderdelen daarvan, vervolgens het systeem waarvan het inwendige
onbeschreven bl~ft en tenslotte het uitgangssignaal (één), de vertikale waterstandsvariaties op een bepaalde plaats op aarde.
I
I
I
I
I
I
I
I
I
1
I
I
I
I
I
I
I
I·
I
I
I
I
'I
I
I
1
I
I·
1
I
I
I
I
L
I
I
I
I
I
I
-
6-Er is met het afbaken
e
n van het systeem
e
n het
b
en
o
emen
van de
onderdelen in het geheel n
o
g geen
u
i
ts
p
r
aak gedaan
o
ver de k
l
asse
w
aa
rin
een m
od
e
l v
an
het sy
steem m
o
e
t
w
o
rde
n on
d
er
ge
br
a
c
h
t, b
eha
lv
e
d
an
dat
het
m
odel n
i
e
t pa
r
amet
ri
sc
h
za
l z
~n
o
Het i
s
nu
n
odi
g
dat d.
m
.v. b
es
tude
r
in
g
v
a
n
he
t s
ysteem
een ind
el
i
ng w
ordt
gemaak
t in d
e m
odel
k
l
asse
n,
z
od
at
er
een wer
kzaam m
odel wordt
gek
o
ze
n dat h
e
t sy
s
t
e
e
m z
o
g
oed
m
o
g
el
~
rep
r
ese
n
t
e
e
r
t
.
Een o
pt
im
a
al j
u
is
te wee
r
sp
i
ege
lin
g za
l l
ei
d
e
n
t
ot een
m
o
ge
l
ijke
ov
e
rbodi
ge
ko
m
pl
ex
h
e
id v
a
n het
m
od
e
lo
Er die
nt
d
us
oo
k
g
ek
o
ze
n
te w
orden t.
a.
vo
s
i
g
nifi
can
t
nut v
a
n de introd
uk
tie v
a
n e
e
n bepa
a
ld
e k
o
mp
l
ex
h
e
id.
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
-7-Voor dit onderzoek zijndan de relevante klassificaties:
a. lineair;
bo tijdsinvarant;
c. n-voudig;
d. niet terugkoppe~end;
e. deterministisch;
fo niet-parametrisch.
ado ao Dat de keuze zich beperkt tot lineaire
modellen vloeit niet direkt voort uit het karakter van
het systeem, indien als uitgangssignaal een station
gekozen is waar niet-lineaire afw~kingen evident zijn.
Een onderzoek via een lineair model verliest derhalve aan precisie naarmate de niet lineaire effecten toenemen.
Later zal worden aangetoond dat zwakke niet-lineairiteiten
kunnen worden opgevangen met behulp van een uitbreiding van de lineaire theorie.
Lineaire systeemmodellen hebben twee zeer belangrijke
eigenschappen.
Deze zijn:- het superpositie~beginsel is van kracht; van
onderscheidelijkeingangssignalen die tegelijkertijdwerken
is het uitgangssignaal de som van de uitgangssignalen behorende bijdie ingangssignalen afzonderlijk.Dit geldt voor elke kombinatie.
- het model is frequentie konservatief; een bepaalde
frequentie in het ingangssignaal draagt zorg voor niets meer dan slechts die frequentie in het uitgangssignaal.
Er worden dus geen nieuwe frequenties in het model opgewekt. ad. bo Op de keper beschouwt is de bepaling dat
het systeem wel tijdsinvariantzal zijnniet direkt voor
de hand liggendo Immers, de omstandigheden die het uitgangssignaal beinvloeden zijnzeker niet in de tijd
konstant. Men behoeft maar te denken aan zeespiegelrijzing, relatieve bodemdaling en veranderende geometrie van de
zee, kust of estuarium volgens natuurlijkverloop dan wel
I
'
I
I
I
I
I
I
I
I
I
-
8
-I
I
I
I
I
I
I
Deze w~zigende omstandigheden z~n evenwel veranderingen met een grote'tot zeer grote t~dskonstante (m.uov. eventueel het ingr~pen van de mens). Als we het model als
t~ds-invariant adopteren dan is te verwachten dat het model een minder juiste representatie zal hebben in de laag-frequente gebeur~enisseno Hierop wordt later in de resultaten teruggekomen.
ad. c. Er wordt gerekend met ~én uitgangssignaal en n-ingangssignalen. Onbepaald is nog hoeveel n moet z~n.
Hierin ligt een kardinaal vraagstuk: Hoeveel
ingangs-signalen dienen meegenomen te worden en welke dragen het
duidel~~st b~ tot een goed resultaat?
Dit vereist inzicht in de hoeveelheid en het karakter van de ingangssignalen. Derhalve zal een besluit daaromtrent genomen worden als deze ingangssignalen geanalyseerd z~n.
ad. d. De overweging dat de waterstandsvariaties
op een bepaalde plaats op aarde het gedrag van de
gravitatie-potentiàal niet meetbaar zal beinvloeden, zal weinig oppositie vinden.
ad. e. Het systeem is'in principe deterministisch;
de ingangssignalen zijneen eenduidig in mathematische funkties vast te leggen. Het systeem zelf kan wel
stochastisch reageren, bezien naar het uitgangssignaal.
Men bedenke b~voorbeeld interactie tussen het meteorologische get~ en het astronomische get~, die een afw~ing in het
~ uitgangssignaal geeft.
ad. f. Een niet parametrische aanpak is al eerder gemotiveerd.
I
I
I
I
I
I
I
I
I
1
I
I
I
I
·
1
1
I
1
1
I
I
I
I
I
I
-9-2~2. Mathematische systeem aanpak.20201. Eigenschappen van lineaire, tijclsinvariantesystemen..!,.
Om de gebruikte rekenregels en grootheden enige grond
te verschaffen, zullen eerst in het kort enige algemene
eigenschappen van lineaire, t~dsinvariante 'systemenworden
besproken.
We beperken ons voorlopig tot het onderstaande elementaire
model van zo'n systeem.
In het algemeen kan y(t) uit verschillende delen
met ongelijkeoorzaak bestaan: uit een "eigen"-signaal en
een "gedwongen"-signaal. Het "eigen"-signaal is het gevolg
van een eigenproces van het systeem. Dit eigenproces
wordt alleen bepaald door de eigenschappen van het systeem
en de beginwaarde van de toestandsgrootheden.
Het "gedwongen"-signaal vloeit voort uit het gedwongen
proces van het systeem dat ontstaat onder invloed van
de omgeving.
Hiervan kan een deel worden gekenmerkt als inloop- of
inschakelversch~nsel. Het overig~ deel is dan het permanent
gedwongen signaal (steady state). Schönfeld
(1
9
7
8
).
We introduceren nu de eenheidspuls of delta-funktie:
b (
f;
-t
o) .zo ook:
Deze is zodanig gedefinieerd dat geldt:
& ( t -t
6 )=
0
)
\)ooctt '# to ;
+00_ooJ b"Ll;-to) db:
1 ;
(2..2.1.1)
x
(I
;
) .
b (
t -
Co)
==
0 )
vooR1:-"*
t
0 ; ~oo_oof
~(~)
.
b(t-t())=
X(t
o) j(1.7..'
.2.)
stel het systeem is in rust, dat wil zeggen een eventueel
eigenproces is uitgedempt, zodat:
I
I
I
I
-
10-stel oo
k
d
a
t
he
t sy
s
teem
OPtij
d
t:.
to
vanuit d
e
o
mg
evin
g
een ee
nh
eid
sp
u
ls
o
nde
rvi
ndt.
We re
gis
tr
e
ren d
e
yCt ) :
+.t-X(f:) :;
,
]
...
j(J;)
=
~
t
o
f:.o
Omd
a
t het
sys
teem t
:ij
dsinvari
a
nt
is, ma
a
kt het voor
de vorm v
a
n de y(t) niet uit of de pul
s
nu pl
aa
t
s
vond op
t
= to
o
f t=t1
;
de funktie zal v
o
lko
m
en k
o
n
g
ruent
z
:ijn
,
alleen in totalit
e
it verpl
aa
tst van
t
o
naar
t1
We noe
m
en de
z
e y
(
t) nu d
e
i
m
pulsrespo
n
siefun
k
tie het
)
(irp).
D
e
ee
n
heid
sp
uls k
a
n natuurl
:ijk
ook met
ee
n f
a
ktor
vermeni
g
vuldi
g
d
w
ord
e
n. D
i
t heeft als y
(
t
)
dan
s
lechts
e
en
door d
ez
e f
a
ktor
g
e
s
ch
aa
ld
e
v
e
r
s
ie van de i
m
puls
-respon
s
ie
f
u
nk
tie. De uit
e
indelijke fun
k
tie
s
bl
ij
v
e
nvol
k
o
me
n
gel
:ijk
vormi
g
.
Zou op t:ijd
t
o
èn op t
ij
d
t1
een puls h
e
bb
e
n pl
a
a t
s
-gevond
e
n
a
ld
a
n
nie
t met e
e
n faktor
,
d
an z
o
u de y(t) de so
m
van d
e twe
e
a
f
z
o
nde
r
li
jk
e
re
sp
on
si
e
s z:ijn
gewèes
t
.
Het
s
y
s
te
em
is im
m
ers li
nea
ir.
Co
t
1t
ED
c
e fu
nktie x
(t)
kan gezien w
o
r
d
e
n al
s
ee
n
onaf
gebr
o
ken
r:ij
v
an ge
s
c
h
aa
lde pul
s
e
n
.
I"\b.~=c ~~L..U,..i,L..__
~
lt)
»
~
(!:
l
=
L
I
I
I
I
I
I
I
I
I
u.
+
t+-
~~
(
~
)
=
I ~
~
tt-t-Voor y(t)
m
et
I
I
I
I
I
I
I
I
+
~>
t
1
kan nu g
e
schr
e
ven word
e
n
::
h(è
-to
)
+
h(
è-t
1)I
'
I
-11-I
I
zodat:I::
J
).
(~.~.1.5)
=
I
I
Zo is op een meer intuftieve w~ze gestalte gegeven aan de convolutiegraal.
Opgemerkt z~ nog dat de bovengrens t ook vervangen
mag worden door
+
00 • De funktie heh -
-c )
heeft waarde 0voor
L<b,
zodat de integraal met deze bovengrens dezelfdeoplossing geeft.
Vervanging van
T
door(l:--"'t)
levert de eveneens bekendeversie van de convolutieintegraai:
I
I
I
1
400
.Y( ~
I :::.
f
:;IC(I:: -1:)
h
Ct) d-c
.J ( .2.2.1.~)-00
1
1
I
1
I
1
1
I
I
I
I
'
1
I
I
I
-12-202020 Naar het frequentiedomeinm.b.v.de Fouriertransformatie.
I
I
I
I
I
I
I
I
I
De Fouriertransformatie is gedefinieerd als:
+cO
f
-2T1t.(jtX
(cr) :' .x
C
l:
) .
e
d
b.)
_at:I
Gelijktijdigtransformeren van het linker en het rechter lid van de convolutieintegraal geeft:
::
7
[
:tel
)
,
heb-
'
t),
ë
llll<T
't:
clt:
d
l; ,
-
-
~
_00 zodat:y
Co-}
oftewel:(2.2.1.2 )
I
Convolueren van tijdsfunkties in het tijdsdomein komt overeen met vermenigvuldigen van hun getransformeerden in het frequentiedomein.
H (0-) wordt de frequentieresponsie (frp.) genoemd. De frequentieresponsiefunktie is de fouriergetransformeerde
van de impulsresponsiefunktie
h
C
t
)
.
~
.
J
-'lllL<ïCH
(0')=
h(
~
)
e
d
l;
).
(2.2.2.3)
_00I
I
I
In het algemeen is de fr p, ~ (0") complex.De frp. is ook te bepalen indien het mogelijk is het systeem
een scala van afzonderlijke frequenties te laten ondergaan. Bijv.neem:
X.
(c)
=
Q.sim
<Jo
t:; •
I
I
y(t) zal ook een harmonische funktie van gelijke frequentie zijn,
evenwel met niet voorhands bekende amplitude en fas e-verschuiving too.v. x(t).
Bijv.
:t
0;)=
-6
s'vn
(0"'0t
+
1Y
).
I
I
I
-13-De amplitude overdracht is dan en de faseverschui~ing ~
waarbij:
!
=1
~(~I)\
:l
m
(H}~
I jcjh1(~)
Y
=
C\rd~
'Re.
(H )
)
(2
.
2
.
2.5)
Deze bepaling zou dan voor alle frequenties moeten geschieden.
Als dit in de praktijkwordt gedaan, wordt gesproken van
het " doorfluiten " van het systeem.
Terugtransformeren van een convolutiebewerking in het frequentiedomein levert een volgende regel:
I
+00=
J
X
(
cr
').
Z
(
0"-0""
)
ol
cr'
_00I
I
I
y(J)
tJoO
lTltlJ"t;"'JoO
'2.71t(
<T-(J")I:
.
=
X((j')
e
der\
.
Z
(O"...o-')·e
.
c{
(O"-a'
,
-00 -c:P
I
I
I
:J('c;)
-
-
(
1..
2.2.7)
I
De convolutiebewerking in het frequentiedomein van
getransformeerde tijdsfunktiesis equivalent met een
vermenigvuldiging van die tijdsfunktiesin het tijdsdomein.
·
1
I
I
I
I
'
,
I
-14-,2e2.3o Korrelatiefunkties en dichtheidsspectra.
I
Uit tijdsfunktieskunnen toegevoegde tijdsfunkties worden samengesteld die diverse handige eigenschappen blijkente hebben.De definiti~ van een korrelatiefunktie is:
I
I
I
I
waarin E = de mathematische verwachting. Deze definitie kan ook geschreven worden als:
+'/7.T
L-v,
'
~
J
:;l!(t).j
(t+
-r)
dl:;
T~oO
-~'J.T
Indien voor y(t) dezelfde funktie wordt ingevuld als voor
x(t) dan wordt de ~xx(~) een autokorrelatiefunktie
C'X:J
(L)=
( 2.'2.';.2)I
I
(auto-correlationfunction) genoemd.Is y(t) een andere dan xCt) dan heet
C?C:J
Ct) een kruis-korrelatiefunktie (cross-correlationfunction); hetgeenook tot uiting komt in de indices.
Op grond van de definitie kan worden bewezen dat
de autokorrelatiefunktie altijdeen even funktie zal z.ijn, De funktie kan derhalve gezien worden als zijndeopgebouwd
uit cosinussen met als extra kenmerk dat deze cosinussen
I
I
I
I
een amplitude hebben gel~k aan de halve, gekwadrateerdeamplitude van de frequenties van het oorspronkel~ke signaal.
De autokorrelatiefunktie heeft altijdof slechts één
maximum bij""C:'O of 00 veel maxima's, waaronder een bij1:'=0 Dit laatste geval treed op als x(t) oneindig lang en zuiver
periodiek (eindig aantal harmonischen) is. Hierdoor is ook
de
C
7:X
Cr)
periodiek en bereikt de funktie de maximum-waarde van
-r
=0 regelmatig.Het maximum voor t=o is in beide gevallen gelijkaan de gemiddelde kwadratische waarde van het signaal oftewel
het tweede moment.
I
I
I
I
I
I
I
I
I
-15-I
De kruiskorrelatiefunktie is a.h ,wo een vergelijking
van de hierin verenigde funkties. De funktie is niet per definitie even. Pieken in deze funktie geven informatie
ov~r t~dsverschuivingen van gemeenschappel~e delen van
de oorspronkel~Ke signalen.
Ook deze t~dsfunkties hebben een tegenhanger in het frequentiedomein. Transformeren naar het frequentiedomein levert:
I
I
I
I
I
I
In het exponent van de transformatie van x(~) staat een + teken i.p.v. een teken zodat:I
,
I
+~
+$J
:>c
C1:)·COS(2.no-
1.
) dL
t-
'
L
J
.7<:
Ct) .Sw.
(l.nO-l:)
cl-c
-~
~~Dit ,is de complextoegevoegde van de X(~)geschreven als
Xc:cCO"~
(complex geconjugeerde). Zodat:1
1
f"Y
\.. xv
(Q'"}=
r"
kiWI
TT .
X
Ge(0").y
(cr)
T-oo
1
I
De fourier-gétransformeerde van de autokorrelatie
-funktie wordt de vermogensdichtheids-funktie (power spectral
densityfunction) genoemd en die van de kruiskorrelatiefunktie
het kruisvermogensdichtheidsspectrum (cross spectral density
function)
De naam vermogensdichtheidsspectrum ligt voor de hand
gezien de opmerkingen b~ de autokorrelatiefunktie.
Omdat de autokorrelatiefunktie opgebouwd kan worden gezien
uit alleen cosinussen, kent de fourier-getransformeerde alleen
een reëel deel (~h'\ C'~;.(9')
=
0)
.
Dit vertegenwoordigt dan direktde amplituden van de frequenties. Deze waren het gehalveerde kwadraat van de amplituden van het oorspronkel~e signaal, i.co het vermogeno
1
I
I
I
I
I
I
I
-16-I
Voor een signaal met een eindige lengte spreekt men liever van het energiespectrum•.
Met deze kennis is het mogelijk het
vermogens-dichtheidspectrum op een andere w~ze samen te stellen dan
I
I
I
door transformatie van de autokorrelati~funktie:
IJm
_J_
2.C
"
X
(
0-
)
=
I
X
((f")I
.
2T
.)T-'>oo
.
of:(.2
.
i.
3.'·0
C
xx
(cr) :::cc
X
(cr)·
X
(cr) J(2.
.
2..?>.S)
I
Het kruisvermogensdichtheidspectrum is in hetalgemeen niet reëel:
I
I
I
C
~
y
(0-) ::t
P
XY(0-)
+
i.
o
.
,
(cr) }
;
z~
nog opgemerkt dat de volgorde van de indices belangrijk is; kennelijkgeldt nl.:I
C
xy
l<r)
cc
C
yx
lcr-)
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
-17-2.2.40 De coherentiefunktieo
I
De coherentiefunktie voor enkelvoudige ~ystemen wordt gedefinieerd als:I
)l..
2..1..(.(.,)I
I
I
~Voor
cJX'I
l....
O-)
geldt daardoor:o
~
1
JI
I
I
'l.
Waarbij ~Xy(cr)=O betekent dat x(t) en y(t) voor wat die
2-zijnen ~~ 0-)
=
1
volledig frequentie betreft volledig incoherent
betekent dat x(t) en y(t) voor die
cr
I
coherent zijn.
Als d.m.v. de coherentiefunktie het uitgangssignaal van een systeem met het ingangssignaal wordt vergeleken,
geven de waarden van deze funktie de mate aan, waarin het uitgangssignaal kan worden toegeschreven aan het inga ngs-signaal. Omgekeerd geeft
(I -
è{~
(J')
)
een maat voor de ruis of eventueel niet-lineairiteit die in het uitgangssignaalI
aanwezig is.
De uitdrukking vo~r
~:'f
(
cr
)
als deze niet naarCXyy(rr)
wordt genormeerd, wordt coherente-energie genoemd.I
a
xy (0-)t
'1.=
.
) (2.1.~.~)I
I
C
xx lcr)
I
Analoog geldt de redenering als het uitgangssignaal (y)
het gevolg is van meerdere ingangssignalen (Xl,2,•••••n). (Zie Fig.)
Men spreekt in dit geval van de meervoudige coherentiefunktie.
Deze is in formulevorm:
I
I
CC
)(iX~XiXi (Cjw)
)• Cyx,(Q"")
.C.
yy
l<J).
)('2,.1.4.4)
I
De coherente-ènergie is hier:
h
t_
(cr)
-
-
L
-
C~}(
_
iX
l
(çr
)
.
ç_yX
j
~
)
J(2
.1.4
.
5
)
CO'rfex
·
X.eer
I ,)
i
~1I
De coherente-energie is de hoeveelheid energie in het
uitgangssignaal dat verklaard kan worden uit de ingangs
-signalen.
Genormeerd naar de hoeveelheid energie in het uitgangs
-signaal levert dit ook hier de coherentie funktie op die voor elke frequentie geen andere waarde kan aannemen dan
van 0 tot en met 1, wat kwalitatief weer overeenkomt met
1. .
een nuance tussen volledig incoherent
("6
::
0) envolledig coherent (~'L ==
1) .
•
~I(t) ~I(l:)"
'lt.!:;)
,..I I ~2~) r't3(~)
Ft _I~~(ë)
:y
(I;)
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
:l.,(f:) --~
...
''-- ..1I
-
18
-C
~
E
De x\)(~
(cr)
in de uitdrukkingen voor ~(.0")
en CoH«r) ,
staat voor het kruisvermogensdichtheidsspectrum van het
ingangssignaal Xt(~) en het aandeel (
xi'O:) )
vanXi(t)
in het uitgangssignaal y(t).(Zie ookLi
t
.19)
I
I
I
I
I
I
I
I
-19
-2.3. Signaalverwerking.
I
2.3.1. Vensters.I
In de definitie van de Fouriertransformatie is sprake.
van een kontinue integratie van het signaal over de t~d
I
·van -00 tot+
00 • Op analytische w~ze is het inI
diverse gevallen mogel~ m.b.v. oneigenl~ke integralen de integratie uit te.voeren, zodat een analytische uitdrukking
in 0- wordt verkregen. Een numerieke oplossing kent evenwel twee mankementen.
I
Ten eerste is het signaal niet k.ontinu bekend maar in een bemonsterde versie en ten tweede is een numerieke integratie van - 00 tot+
oe:> onmogelijk.Op het eerste fenomeen zal later worden teruggekomen. (2.3.20)Het tweede geval betreft de problematiek van de vensters
(windows). Van een signaal kan slechts een begrensd deel
in de numerieke berekening worden meegenomen; een begrensd deel wordt "gezien".
I
I
I
I
Het rechthoekige venster.I
I
Zonder de primaire grenzen van de Fouriertransformatie te w~zigen kan toch een begrensd deel van een funktie
worden getransformeerd. Het begrensde deel van de funktie komt dan tot stand door de zich tot in het oneindige
uitstrekkende funktie te vermenigvuldigen met een eveneens in de t~d oneindige funktie die buiten de beoogde begrenzing
de waarde nul he~ft, maar binnen deze grenzen de waarde één.
( Deze laatste funktie is het venster). Deze vermenigvuldiging levert Uiteindel~ een moot uit de funktie, een exacte kopie.
I
I
I
I
I
x
-
-I
I
-
T
wo
I
I
-20
-I
Doordat de nu in de t~d begrensde funktie de waarde nul heeft voor de waarde van
t
< -
Twent
>
T"""
is deoneindige integraal te vervangen door een integraal met de
eindige grenzen
--r~
~N+11~,
die in beginsel numeriekte berekenen iso
De Fouriergetransformeerde van het blokvenster is op analytische w~ze te berekenen. Dit levert de zog. s inc-of diffraktiefunktie op; een produkt van een orthogon~le hyperbool en een sinusfunktie, waarvan de vorm nog een
I
I
I
funktie is van T ( zie fLg. )w. Slt1(211cr
Tw)
1;
Tw
. l:
{
We,(rJ)=
J
Ws
(t)
e-2.nlO-dl::
-::rr,
2.110""1""
-Tw (2..3.1. I)I
I
I
2 .3 f;rw 2..T"wVermenigvuldigen in het t~dBdomein betekent convolueren in het frequentiedomein. ( zie hoofdstuk 2.2.2. )
I
I
;
De analytische getransformeerde van een oneindige cosinuB
-funktie
o
c
es
(2.1\(fol:) zou in het frequentiedomein twee Cl)C CS--funktie-pieken opleveren op -(.)0 en +(lo • De transformatie van een eindige moot van deze cosinusfunktie Q.COSC.1n<rol:) .We,d:;)
levert nu dus de convolutie van de oneindige getransformeerde
cosinus en het oneindige getransformeerde blokvenster.
Gemakke Lijkis in te zien dat het uit.eLndeLijke spectrum dan twee diffraktiefunkties oplevert, rond - (To en +()o
gecentreerd.
I
I
I
I
I
*
--G"o 0+cr
o 0 -G"o 0 +<1"0 ...-
+Tw X(O") ~W
2:, (.<r)"Tw-
-
-iwX(c:r)
-(10Het eindige van het signaal zorgt er klaarbLijkelijk
I
I
I
I
voor dat ook.andere frequenties rond de ei.genLijkefrequenties een amplitude ongelijknul hebben en het totaal geschaald wordt met T , of anders gezegd de energie van de funktie (van
0-
0 )w
wordt uitgesmeerd (leakage) over meerdere frequenties en met een faktor vermenigvuldigd.
I
I
-21
-I
N
u i
s
d
ui
del
j,Jk
te
z
i
en
d
at de ma
t
e
v
an
"le
ak
a
g
e" di
re
kt
verband houdt m
et
d
e v
orm v
a
n h
et
venster d.m.
v
. d
e
getransfo
r
me
e
rde v
a
n
h
e
t
v
e
n
s
t
e
r. Het blo
k
v
e
nster h
e
eft
een "h
o
eki
g
e" v
o
rm
.
D
e
re
p
re
s
ent
a
tie v
a
n
"
ho
e
ki
g
e"
f
un
kt
ies
in het fr
e
quentiedo
~e
in bevat ho
g
ere h
a
r
m
o
n
i
s
ch
e
n. D
e
ze
h
o
g
ere
frequenties
'
vloeien v
o
ort uit de achar-pehoeken v
a
n de
tijd
s
fun
kt
ieoHet is dus gewen
st
een venster te gebruiken
~
et
e
en gladder
v
er
~
o
op
,
opdat de ~nergte van het si
gn
a
~
l
_
dichter rond de ei
ge
nlijke.frequ
e
nties
g
econcentre
e
rd
.
blijft.
Met deze ken
n
is zijn
o
ntelbare ven
s
ters te bedenken die
"
leak
a
ge
"
in
m
eer o
f
mindere m
a
te beper
k
en
o
Het spe
c
trum v
a
n he
t
blo
k
v
e
n
s
ter he
ef
t nuldoor
ga
n
g
en
o
p regelm
a
ti
g
e afst
a
nden v
a
n de freque
n
tie
,~
0Indien ee
n s
pectru
m
,
waarb
ij
t
w
ee
oo
r
-ap
r-on
k
L
e
r
'ke
sp
ectr
aa
l
-lijnendichter bijel
k
aa
r li
gg
en dan
::k
,
w
o
rd
t
ge
co
nvolu
e
erd met e
en
diffractiefunk
t
ie
, (
wat bij
e
indi
g
ê
si
g
nalen onontkomb
a
ar is
;
eindi
g
e t
ij
dre
e
k
s
en
)
z
ij
ni
n
de
eindige ver
s
ie deze l
ijn
enniet van elk
a
ar te
o
nd
e
r
s
cheid
e
n
.
A
ls de lijnen~w
v
a
n elk
a
ar ~er
w
ij
derd
zij
n
,
z
ullen d
e
pi
eke
n
v
a
n de diffr
a
ctiefun
k
tie
o
p el
kaa
r
s
e
e
r
s
te nuldoor
ga
n
g
en
k
o
m
en en on
g
e
s
ch
o
nd
e
n b
l
ijven
.
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
D
e freq
u
entie
~
wordt da
a
r
o
m
res
o
lutie of
o
pl
o
ssendv
e
r
m
o
gen
genoemd
.
H
e
t oplo
ssen
dv
e
r
m
o
g
en
w
ordt verhoo
g
d na
a
r
m
a
te h
e
t
v
enster br
e
d
e
r
is ofwel de sig
naa
l
len
gt
e
g
rote
r
is
o
In het tijd
sd
o
m
eing
e
ze
g
d
:
I
n
dien
m
en.van een fun
k
tie twee
bijelk
a
ar
g
elegen fr
e
quenties on
g
eschonden wilt onder
s
chei
d
en
,
mo
e
t de len
g
te
(
T
)
v
a
n het t
e
transfor
mer
e
n
deel zo
g
root
w
zijnals één ged
e
e
l
d d
o
or het verschil van dez
e
frequenties
:
I
I
I
I
I
(2.3.1.2.)
I
I
WH
«r)
:
T
w { ~oI
j
Ç~Tw
(0-)
+
~
d
iÇ
Ç
(0"
-ti,
)
+
~
cl
jçç
(Ir-
{;;,)
J )
(2.?>.1.2)
Het spectrum wor
,
dt opgebouwd uit3
diffractiefunktiesTw
uit elkaar,I
-
22-I
Het Hann-venster.I
Een ee~voudig glad venster is het Hann-venster.I
I
I
-
i
Tw
0Transformeren van deze t~dsfunktie levert:
I
I
I
I
o
I
o
-_."",',1
"1'W
wdat de z~lobben elkaar tegenwerken.
.~,..,
_!!. - ~ ,IT
w
Tw -Tw
Duidelijk is te zien I- "f
w
I
De eerste zijlobbenzijnca. een faktor 10 kleiner dan dievan het blokvenster.
De eerste nuldoorgangen van het spectrum
W
H
(Q") Liggen2
evenwel op
Tw
rond de piekwaarde• Het oplossendvermogen is hiermee met een faktor 2 achteruitgegaan.Zoals al opgemerkt, zijner vele vensters te bedenken, die geringe zijlobbenhebben. Het kriterium hierbijis de
gladheid van de vensterfunktie. Niet elke t~dsfunktie heeft evenwel een aangename getransformeerde vorm, zodat niet elke verbetering ook rekenkundig winst oplevert.
Het transformeren van diverse vensters leert dat blj,Jkbaar de regel geldt, dat het beter onderdrukken van zijlobben een ongunstiger oplossendvermogen ten gevolg heeft.
I
I
I
I
I
I
I
I
I
{ 2.?'.1.1) ..!.. TwI
I
-·23-2.3
02.
Ali
a
sin
g
o
I
Doordat er op discrete tijdstip
p
en
waa
rne
m
ingen
zijngedaan, zijnde signalen slechts in een be
m
onsterde
versie beke
n
d. Zo'n bemon
s
terde versie
k
an
w
orden opgevat
als het produkt van een kontinu signaal en een trein van
deltafunkties. Dit produkt levert immer
s
geintegreerd de
funktiewaarden van het signaal
o
p de tijdstippenvan de
deltafunkties op.
D
e fouriergetransformeerde van een
o
neindige,
regelmatige reeks van deltafun
k
ties is in
h
et
frequentie-d
o
mein eveneens een oneindige
,
regelmatige reeks v
a
n
d
eltafunkties
oI
I
I
I
I
I
I
·
A
nders d
a
n langs mathematische weg is dit op een min
o
f meer he
u
ristische wijzeals volgt te zie
n
. Neem de
r
eeks zo
,
dat een deltapuls voorko
m
t op t
=
0 •De reeks
delta
f
un
k
ties is dan een even funktie en k
a
n derhalve
slec
h
ts op
g
ebouwd worden met co
s
inussen
(
Elke sinu
s
is
o
rthogonaal
m
et een even funktie)
.
D
o
ord
at
de ree
k
s
zuiver periodiek is
,
kun
n
en sle
c
hts
d
i
e
co
s
inussen een
b
ijdr-age
leveren die elke d
e
ltapuls met e
e
n gel
ijk
e
w
a
a
rde
snijden
.
Bijonein
d
ige somm
a
tie van bijdragenkunnen anders
geen identieke pul
s
en ontstaan.
D
e deltafunkties dienen
o
p gelijkewij
z
e te zijnopgebouwd
.
Eenvoudig is nu
i
n te z
i
en dat de eerste har
m
onische die
hierv
o
or in aanm
e
rking ko
m
t de cosinus is
m
et als
...L
frequ,entie
bt •I
I
I
I
I
I
I
--,.t-J__.__._n~
G""~
f)1: I 6é2-D
e eerst da
a
rop v
o
lgende i
s
de c
o
sinus met
(J: At:. ,dan'Cl f:
1
e nz, ,I
I
I
I
I
I
I
-24-I
Zo ontstaat in het frequentiedomein eveneens een reeks
\
deltafunkties op re.gelmatigeafstand
(1E"
.
Uiteindel~k geldt (natuurlj,Jkook zuiver mathematisch):
I
I
1
I
A
è
I
I
I
Lt
I
l'
II I
I~~
bt:
I
I
Indien nu een bemonsterd signaal wordt ~etrarisformeerd, ontstaan er in het frequentiedomein rond elke deltafunktie, door de convolutiebewerking, telkens weer kopieën van
het spectrum van het oorspronkelijkekontinue signaal. (Vermenigvuldigen in het t~dsdomein is convolueeren in het frequentiedomein).
I
I
I
I
I
I
I
Het is nu mogel~ dat de uiteinden van de geconvolueerde spectra elkaar overlappen. Dit gebeurt als de delta-funkties in het frequentiedomein dichter b~ elkaar liggen dan
2. <Jö)
waarb~Oö
de hoogste frequentie in hetI
oorspronkel~e spectrum is, hetgeen in het t~dsdomein inhoud dat de bemonsteringen verder uit elkaar liggen
..J_
dan
20ö
.
Dit fenomeen wordt aliasing genoemd. De frequentiet)(
~I::(OV)
wordt de vouwfrequentie genoemd.Op veelvouden van deze frequentie sch~nt het spectrum te z~n gevouwen of gespiegeld.
Wilt men aliasing verm~den, dan mag de vouwfrequentie niet kleiner .z~n dan de hoogste frequentie die in het kontinue signaal voorkomt.
I
I
I
I
I
I
-
0':
">cr
. M~)()(2.~.2.1)
I
r-I
25
-I
2.3.3. Bepalin
g
van de fr
e
gu
e
nti
e
r
es
pon
s
ieftin
k
tie
van
e
en
s
y
s
tee
m
met ruis
.
I
I
D
e frp van een systeem
,
wa
a
rb~ het uit
g
angssignaal
verst
o
o
rd i
s
,
kan niet z
o
nde
r
meer berekend worden met de
uitdrukking
:
I
H
(cr~ -::I
We k
v
oo
rstel
u
nn
e
n
l
en
e
:
en enke
l
voudig systeem met ruis als
vo
lg
t
I
I
t
z(b)
~(~)
-~
....
....tll.-
----Jt---
_.t
---
-!lDr--
:J
(I:)Mathematisch
i
n het t~dsd
o
me
i
n uitged
r
uk
t:
I
,+00 ~(t:} ~f
x
tt).h(t-
1:
)
.
d-r
--O
f eq
u
i
v
alent in
h
et frequentiedomei
n:
+
z(l:)
jI
yfJr)
::
X<o-)
·
1-\(0")+
Z
CO""}
)I
D
i
t
is één vergel~ing
met twee onbekenden
.
He t
is toch mo
g
el:iJk
de frp
H(cr)
explicie
t
u
it
deze vergel~ing
o
p te lossen
,
als de aanna
m
e gedaan kan
w
o
rden dat z
e
t
)
het gedrag heeft v
a
n witt
e
ruis
.
Een kenmerk van witte ruis is dat de kruiskorrelatie
-funktie van
d
e witte ruis met het ingangssignaa
l
ident
i
ek
nul is
,
z
o o
ok het
v
ermogensdichtheidsspectrum
(
zie 2.2.3.
):
I
I
I
I
I
I
r
I
ccZ
l-i
m
qT
X
(_o-) .
(f) T->c<> '"kruisvermogensdichtheidsspectrum
=
0 .
J(2.3.3.')
Het
van het uitgangssignaa
l
met het ingangssignaal is
:
CxyLO")
I
I
I
I
I
-26-I
Dit levert de uitdrukking voor de frp:
H
_
c.x
'
y
to-
)
(<r)
-
G)(X
«j)De ruis is door het overgaan naar het
kruisvermogens-dichtheidsspectrum ui~gemiddeld~
(
2.3.3.2
)
I
I
B~ het ver~erken van signalen kan niet met oneindigesignalen worden gerekend. Dit houdt in dat het uitmiddelen
van ruis b~ de bepaling van de frp's mob.v. de
kruis-vermogensdichtheidsspectrum niet opgaat, omdat de benodigde
limietovergang niet kan worden genomen. In eindige versies
heeft de
a
xz
(
<r
l
in het algemeen een waarde ongeLijknul.Toch kan via een omweg gebruik gemaakt worden van het
ongekorreleerd z~n van de witte ruis met het
ingangs-signaal en wel op de volgende manier.
De ter beschikking z~nde signaallengte (in en uit) wordt
opgedeeld in parten. Van deze deelreeksen worden afzonderlijk
de kruisvermogensdichtheidsspectra (zonder limietovergang)
berekend.
I
I
I
I
I
I
I
"'"
cr
K
y
,(Cl) ~ \ cc t21
Xi
en.
Z
i«(T) )
(2.3.1.3)
I
Het ongekorreleerd z~n van het ingangssignaal en de witte
ruis betekent dat de laatste term.in uitdrukking
(
3
)
de verwachting nul heeft; msasw , gemiddeld over n-edeeLr-eek.aenvolgt:
I
c
)(
(y-z)n
A~
* [
CXY
t
ter)
t=l
I
I
waarb~ geldt dat de relatie betrouwbaarder wordt naarmate n
groter is.
Als de totale signaallengte vast ligt kan n natuurlijkniet
zonder meer groot gekozen worden, omdat de nauwkeurigheid
van het spectrum (oplossendvermogen) recht evenredig is
met de lengte van de deelreeks, terw~l nomgekeerd
evenredig is met de deelreekslengte, Er moet dus een kompromis-beslissing genomen worden.
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
·
1
I
I
I
-
2
7-Uiteindelijk
w
o
rdt de uitdrukking v
oor d
e frp
:
I
-28-I
2
.
3
.4.
D
e methode et
er
klein
ste k
w
a
d
r
a
t
en
.
I
I
De
v6
orsp
e
lli
n
g
sm
e
t
hode v
o
or h
e
t
ge
t
ijd
i
e mo
m
e
nteel
al
g
emeen
w
ordt
g
ebrui
k
t
,
is de h
a
r
m
onisc
h
e
me
th
o
de,
gebaseerd op een klein
s
te k
wa
dr
a
ten sch
a
tt
in
g van
"
verklarende
"
harmoni
s
chen
. D
e voorsp
e
lli
ng
i
s
hier a
.
h
.
w
.
een harmoni
s
che extr
a
pol
a
tie. De
m
ethod
e
'
d
e
r
k
lein
s
te
kwadraten
w
or
d
t
o
ok in de
s
ystee
maa
np
a
k g
e
bruikt
,
z
ijhet
dan in een andere koritekst
.
In het algemeen
v
erloopt
d
e klei
n
ste
k
w
a
dr
a
ten
m
ethode
a
ls
vo
lgt
:
Een te ver
k
laren v
ar
i
a
b
l
e
prob
ee
rt
m
en
o
p te bouwen uit een lineaire ko
m
bina
t
ie v
an
een
a
a
n
tal
onafhankel
ijk
everkl
ar
ende vaiabelen.
D
i
t ~
o
r
dt
o
ok we
l
aangeduid als lineaire re
g
ressie
.
De
z
e v
e
r
k
l
a
rende
variabelen
m
ogen opzichzelf niet
-
lineair z
ij
n.
Indie
n
aan de te
v
erklaren v
a
riabele
vo
ld
o
ënd
e
w
a
arnemingen zijngedaan bijverschillend
e
i
ns
tel
l
in
g
va
n
de verklarende variabelen
,
kan men m
.
b
.
v
.
sta
ti
s
ti
s
che the
o
rie
de lineaire kombinati
e
z
o
kie
z
en dat he
t
g
es
ommeerde
gekwad
r
ateerde ver
s
ch
i
l t
u
ssen de waarne
m
inge
n
en de
lineaire kombinatie min
i
maal is
.
E
.
e
.
a
.
is in formulev
o
rm
:
I
I
I
I
I
I
I
I
I
EJ
=
(30'" fol
X,
+
~'lX
2+
p
,..?(
..
(
2.
~.4.1)
I
Waari
n:
E
=
de verw
a
c
h
ting
s
op
e
rat
or
:J
=
de te verklar
e
n
va
riab
l
e
{30
=
k
o
nstante term
I
I
f.>
., .. ~
.(3.,.
=
r-eg
rea
s
d.e
,
koëff
i
cient
en
X,...Xt-
=
ve
rk
la
r
ende variabelen
.
N.B.
Xi
m
ag b
ij
v.ook v
a
n de vor
m
Ln
X
Yof
en in dit"geval
sÎHl X"Het
s
telsel waar
n
emingen
k
an worden
g
e
s
chr
e
ven a
l
s
: