• Nie Znaleziono Wyników

Signaleringssysteem nieuwbouw koopwoningen: Januari 1992 - juni 1992

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Signaleringssysteem nieuwbouw koopwoningen: Januari 1992 - juni 1992"

Copied!
84
0
0

Pełen tekst

(1)
(2)

SIGNALERINGSSYSTEEM NIEUWBOUW

KOOP-WONINGEN JANUARI 1992 - JUNI 1992

',-

.

.

...

Bibliotheek TU Delrt

(3)

WERKDOCUMENT

Onderzoeksinstituut OTB Technische Universiteit Delft Thijsseweg 11, 2629 JA Delft Telefoon (015) 783005

(4)

SIGNALERINGSSYSTEEM NIEUWBOUW

KOOP-WONINGEN JANUARI 1992 - JUNI 1992

Drs. HM.H van der Heijden

Drs. J.M. Kersloot . m.m. v. P. de Vries

(5)

De serie Volkshuisvestingsbeleid en Bouwmarkt wordt uitgegeven door: Delftse Universitaire Pers

Stevinweg 1 2628 eN Delft

Telefoon: (015) 783254

Onderzoek in opdracht van het Algemeen Verbond Bouwbedrijf en het ministe-rie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

CIP-GEGEVENS KONINKLUKE BIBLIOTHEEK, 'S-GRAVENHAGE

Heijden, H.M.H. van der

Signaleringssysteem nieuwbouw koopwoningen: januari 1992 - juni 1992 / H.M.H. van der Heijden en J.M. Kersloot.

- Delft: Delftse Universitaire Pers. - lll. - (Werkdocument / Onderzoeksinstituut OTB; 93-03)

Met lit. opg. ISBN 90-6275-851-7 NUGI655

Trefw.: koopwoningen; Nederland; onderzoek.

Copyright 1993 by H.M.H. van der Heijden en J.M. Kersloot

No part of this book may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission from the publisher, Delft University Press, Delft, The Netherlands.

(6)

INHOUD

VOORWOORD

1 INLEIDING .... . . ... .. . . .... ... 1

1.1 Inleiding ... . . . ... ... . . .. 1

1.2 Achtergrond en doelstelling . . . .. 1

1.3 Opzet van het signaleringssysteem .... . . .. 2

1.4 Opbouw van de rapportage . . . 3

2 WONINGEN WAARVOOR EEN BOUWVERGUNNING IS VERLEEND NAAR FINANCIERINGSCATEGORIE EN TYPE OPDRACHTGEVER .. 5

2.1 Inleiding ... ... . . . ... . . . 5

2.2 De rol van de verschillende categorieën opdrachtgevers ... ... 5

2.3 Het gemiddeld aantal woningen per verleende bouwvergunning .... 7

2.4 De samenstelling van de woningen waarvoor een bouwvergunning is verleend . . . .. 9

2.5 De huidige huisvestingssituatie van particuliere opdrachtgevers . . .. 10

3 KENMERKEN VAN ONGESUBSIDIEERDE, PREMIE C-EN SOCIALE KOOPWONINGC-EN ... .. ... 11

3.1 Inleiding ... . . . ... ... 11

3.2 Het woningtype ... ... ... ... 11

3.3 Het aantal kamers per woning ... ... ... ... 13

3.4 De verkoopprijs . . . .. 14

3.5 De bouwkosten . . . 16

3.6 De inhoud . . . .. 17

3.7 De bouwkosten per m3 en de bouwkosten per m3 per woning ... 19

3.8 De grondkosten ... . . .. 21

3.9 De kaveloppervlakte . . . ... 22

3.10 De grondkosten per m2 en de grondkosten per m2 per woning 23 4 RUIMTELIJKE SPREIDING IN DE BOUW VAN ONGESUB-SIDIEERDE, PREMIE C- EN SOCIALE KOOPWONINGEN .... .... 25

(7)

4.2 Verdeling van het aantal woningen waarvoor een bouwvergunning is verleend naar provincie . . . 26 4.3 Aandeel ongesubsidieerde, premie C- en sociale koopwoningen

in het totale aantal verleende bouwvergunningen per provincie . . .. 28 4.4 Ontwikkeling van het aantal ongesubsidieerde, premie Co, en

sociale koopw~ningen waarvoor een bouwvergunning is verleend naar gemeentegrootteklasse . . . 31 4.5 Het aandeel van de rijksprioriteitsgemeenten in het totale aantal

woningen waarvoor een bouwvergunning is verleend per provincie . 34 4.6 Kenmerken van ongesubsidieerde woningen per regio . . . .. 38

5 KNELPUNTEN . . . .. 43 5.1 Inleiding . . . 43 5.2 Knelpunten bij de ontwikkeling van vrije-sectorprojecten

en sociale koopprojecten . . . 43 5.3 Knelpunten die beroepsmatige opdrachtgevers ervaren bij het

ontwikkelen van woningbouwplannen in de grootste gemeenten

van de Randstad ... ,. . . 46 5.4 Terugtrekken van vrije-sectorprojecten en sociale koopprojecten

waarvoor reeds een bouwvergunning is verleend . . . .. 47 5.5 De verkoop van vrije-sectorwoningen en sociale koopwoningen en

de daarbij ervaren knelpunten . . . 48

6 TOEKOMSlVERWACHTING VAN BEROEPSMATIGE OPDRACHT-GEVERS . . . 53 6.1 Inleiding . . . 53 6.2 Verwachte ontwikkeling van de produktie . . . .. 53 6.3 Verwachte ontwikkeling van de verkoopprijs, de bouwkosten

per m3 per woning en de grondkosten . . . .. 55

7 CONCLUSIES . . . 57

BIJLAGE 1

GEVOLGDE PROCEDURE BIJ HET BENADEREN VAN

OPDRACHT-GEVERS ... 63 BIJLAGE 2

RIJKSPRIORITEITSGEMEENTEN PER PROVINCIE .••.••••..•..••. 67

BIJLAGE 3

VERGELIJKING RESULTATEN SIGNALERINGSSYSTEEM

(8)

VOORWOORD

In dit rapport staan de resultaten van het signaleringssysteem nieuwbouw koopwoningen van het Onderzoeksinstituut OTB voor de periode januari 1992 -juli 1992.

Met het signaleringssysteem nieuwbouw koopwoningen wordt beoogd om in een zo vroeg mogelijk stadium signalen op de vangen over de toestand op de nieuw-bouwmarkt van koopwoningen. De opdrachtgevers van het signaleringssysteem nieuwbouw koopwoningen zijn het Algemeen Verbond Bouwbedrijf (A VEB) en het Directoraat-Generaal van de Volkshuisvesting (Ministerie van VROM). Het cijfermateriaal van het signaleringssysteem wordt ontleend aan een enquête, die het Onderzoeksinstituut OTB afneemt onder beroepsmatige en particuliere opdrachtgevers. Daarnaast worden er gegevens verwerkt, die zijn ontleend aan de CBS-statistiek Verleende Bouwvergunningen. Het Onderzoeksinstituut OTB kan over een computerbestand met de CBS-gegevens beschikken, zodat cijfers kunnen worden gepubliceerd die het CBS niet openbaar maakt. Tevens vervult dit CBS-bestand een belangrijke rol bij het wegen van de enquête-uitkomsten. Het signaleringssysteem is zodanig opgezet dat elk halfjaar cijfermateriaal beschikbaar komt. De eerste peiling heeft betrekking op de periode juli 1989 -december 1989. De laatst opgenomen peiling in dit rapport betreft de periode januari 1992 - juli 1992, zodat dit rapport in totaal zes peilingsperioden omvat. Van de zijde van de opdrachtgevers hebben drs. J. Munter (A VBB), drs. M. van Oostrom en drs. H. Mersmann (beiden DGVH) een belangrijke bijdrage geleverd aan de inhoud van dit rapport. Vanuit het OTB zijn verschillende personen betrokken bij dit project. Drs. J.B.S. Conijn vervult een belangrijke rol bij de supervisie. M.w. AM.P. van Cooten-van den Bos en mw. M.J. Voskuil zijn betrokken bij de dagelijkse verzorging van het signaleringssyteem en mw. drs. C.A Kuypers verzorgde de correcties voor dit rapport. Op deze plaats willen wij alle genoemde personen danken voor hun inzet.

de auteurs

(9)
(10)

1

INLEIDING

1.1 Inleiding

In paragraaf 1.2 wordt de achtergrond en doelstelling bij het signaleringssysteem besproken. De opzet van het signaleringssysteem vormt het onderwerp van paragraaf 1.3 en in paragraaf 1.4 wordt de opbouw van deze rapportage ver-woord.

1.2 Achtergrond en doelstelling

Het Algemeen Verbond Bouwbedrijf heeft in 1989 het OTB opdracht gegeven om twee maal per jaar te rapporteren over de ontwikkelingen in de bouw van vrije sector-woningen aan de hand van een signaleringssysteem. De aanleiding voor de opdracht was het feit dat binnen de woningbouwproduktie de nadruk

steeds meer kwam te liggen op de vrije sector. Daarnaast was de gebrekkige informatie over de ontwikkelingen binnen de heterogene vrije sector een belangrijke aanleiding.

Vanaf de derde peilingsperiode participeert ook het Directoraat-Generaal van de Volkshuisvesting in het signaleringssysteem. Op dat moment werd besloten het systeem uit te breiden met de sociale koopsector. Daardoor heeft het signaleringssysteem betrekking op de totale nieuwbouwproduktie in de koopsec-tor. Dit betekent, dat wordt nagegaan hoe de samenstelling van de nieuwbouw van ongesubsidieerde woningen, premie C-woningen en sociale koopwoningen zich ontwikkelt.

Het signaleringssysteem is er primair op gericht ontwikkelingen binnen de koop sector in het recente verleden weer te geven. Met een deel van de informa-tie kan echter ook een indicainforma-tie worden gegeven van de verwachte toekomstige ontwikkeling. Daarnaast wordt op sommige plaatsen expliciet ingegaan op het toetsen van het beoogde rijksbeleid. Een voorbeeld hiervan is de ontwikkeling van de nieuwbouw van koopwoningen in de rijksprioriteitsgemeenten.

(11)

1.3 Opzet van het signaleringssysteem

Het signaleringssysteem is gebaseerd op twee informatiebronnen. In de eerste plaats wordt via het Bestand Verleende Bouwvergunningen van het CBS algeme-ne informatie verkregen over recente ontwikkelingen in de ongesubsidieerde sector, de premie C-sector en de sociale koopsector. In de tweede plaats worden, aan de hand van in Cobouw gepubliceerde informatie van de 'databank bouw-projecten' (Uitgeverij Ten Hagen), opdrachtgevers voor de bouw van ongesubsi-dieerde, premie C- en sociale koopwoningen geselecteerd. Via telefonische enquêtes wordt bij de geselecteerde opdrachtgevers informatie ingewonnen. Door combinatie van beide bronnen ontstaat een goede basis voor het signale-ringssysteem. De CBS-gegevens hebben betrekking op het totaal van de in een bepaalde periode verleende bouwvergunningen en geven inzicht in de ontwikke-ling van de betrokken sectoren. Daarnaast kunnen de CBS-gegevens gezien worden als kader voor de informatie die via de enquêtes van de opdrachtgevers wordt verkregen. Door de opdrachtgevers te benaderen wordt het mogelijk de beschikbare informatie uit te breiden, waarbij tevens inzicht ontstaat in de overwegingen die aan de opdrachtverlening ten grondslag hebben gelegen. De via enquêtes aan opdrachtgevers gevraagde informatie heeft in· eerste instantie betrekking op een specifiek woningbouwproject. Daarnaast wordt een aantal vragen gesteld over ervaren knelpunten en toekomstverwachtingen. Er wordt naar gestreefd om wekelijks bij eenentwintig opdrachtgevers informatie te verzamelen; vijftien opdrachtgevers voor de bouw van vrije-sectorwoningen (ongesubsidieerd ·en premie C) en zes opdrachtgevers voor de bouw van sociale koopwoningen. Hiertoe wordt een steekproef getrokken uit de vrije-sector- en sociale koopprojecten die in de Cobouw zijn opgenomen. Binnen de vrije sector wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen particuliere en beroepsmatige opdrachtgevers. De verhoudingen in het signaleringssysteem worden door weging in overeenstemming gebracht met de verhoudingen in de CBS-statistiek 'Ver-leende Bouwvergunningen'. In bijlage 1 staat de procedure uitgewerkt die bij de selectie en de benadering van de opdrachtgevers is gevolgd. Ook de wegingspro-cedure wordt daar aangegeven.

In de zesde peilingsperiode (januari 1992 - juni 1992) hebben 321 opdrachtgevers voor de bouw van vrije-sectorwoningen informatie verstrekt voor het signale-ringssysteem (102 particuliere en 219 beroepsmatige opdrachtgevers) en 63 opdrachtgevers voor de bouw van sociale koopwoningen. In totaal zijn 4.609 woningen betrokken bij de signalering in de periode januari 1992 - juni 1992 (3.672 vrije-sectorwoningen en 937 sociale koopwoningen). In bijlage 1 staan de resultaten van de enquête tijdens de zes peilingsperioden nader uitgewerkt. Om sterke fluctuaties in het cijfermateriaal te vermijden, is gekozen de infor-matie te presenteren door middel van halfjaarlijks voortschrijdende jaargemid-delden. Dit houdt in dat de in figuren en tabellen gepresenteerde gegevens betrekking hebben op één jaar, waarbij er telkens een overlap van een half jaar wordt. aangehouden tussen twee opeenvolgende perioden. In deze rapportage

(12)

worden de volgende vijf perioden onderscheiden: juli 1989 - juni 1990; januari 1990 - december 1990; juli 1990 - juni 1991; januari 1991 - december 1991; juli 1991 - juni 1992. Omwille van de uniformiteit wordt de informatie uit het Bestand Verleende Bouwvergunningen van het c.B.S. ook gepresenteerd door halfjaarlijks voortschrijdende jaargemiddelden. .

Met het signaleringssyteem wordt een continuïteit van de kerngegevens nage-streefd. Niettemin is in de onderzoeksperiode steeds de behoefte gevoeld om de vragenlijst te wijzigen. Dit betekent, dat niet alle gegevens in dit rapport zijn gemeten vanaf de eerste peilingsperiode. Zo is er in deze peilingsperiode een aantal extra vragen gesteld, waarover in dit verslag eveneens wordt gerappor-teerd. Dit betreft onder andere een vraag over knelpunten die opdrachtgevers ervaren bij het ontwikkelen van woningbouwplannen in de grootste gemeenten van de regio's Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag. Daarnaast is er een nieuwe vraag verwerkt over de knelpunten bij het verkopen van vrije-sector-en sociale koopwoningvrije-sector-en.

Ook is met ingang van de laatste peiling gevraagd, of het moment waarop met de bouw wordt gestart afhankelijk is van het aantal verkochte woningen. Tevens is een . nieuwe vraag verwerkt, die specifiek ingaat op de grondkosten, de verkoopprijs en de bouwkosten per m3 per woning van nieuw bouwprojecten, die beroepsmatige opdrachtgevers in de komende drie maanden denken te starten.

1.4 Opbouw van de rapportage

In hoofdstuk 2 wordt, aan de hand van de CBS-statistiek Verleende Bouwver-gunningen, ingegaan op de landelijke ontwikkeling van ongesubsidieerde woningen, premie C-woningen en sociale koopwoningen. Aan de orde komt het aantal woningen waarvoor een bouwvergunning is verleend, het aandeel dat vier verschillende categorieën opdrachtgevers hebben, het gemiddeld aantal woningen waarop de bouwvergunning betrekking heeft, de samenstelling van de woning-bouwprojecten en de huidige huisvestingssituatie van particuliere opdrachtgevers. In hoofdstuk 3 staat de landelijke ontwikkeling van de aan de enquête ontleende kenmerken van ongesubsidieerde woningen, premie C-woningen en sociale koopwoningen centraal. Het gaat om het woningtype, het aantal kamers, de verkoopprijs, de bouwkosten, de m3-inhoud, de bouwkosten per m3, de

bouwkos-ten per m3 per woning, de grondprijs, de kavelomvang in m2, de grondprijs per

m2 en de grondprijs per m2 per woning.

Vervolgens komt in hoofdstuk 4 de ruimtelijke spreiding aan de orde. Daartoe worden enkele kenmerken uit de hoofdstukken 2 en 3 - per financieringscatego-rie - regionaal uitgesplitst. Naast de spreiding van de woningen waarvoor een bouwvergunning is verleend over de provincies, wordt ook aandacht besteed aan de spreiding van deze woningen over drie verschillende gemeentegrootteklassen. Ook worden de zogenaamde rijksprioriteitsgemeenten als ruimtelijke component onderscheiden, zodat kan worden nagegaan hoe het aantal woningen, waarvoor

(13)

een bouwvergunning is verleend, zich heeft ontwikkeld in gemeenten die van rijkswege een bouwprioriteit hebben.

Tenslotte worden in hoofdstuk 4 - met behulp van de enquêtegegevens - de regio's Noord, Oost, West en Zuid onderscheiden. Op dit niveau wordt ingegaan op de ontwikkeling van een aantal kenmerken van door beroepsmatige opdracht-gevers geïnitieerde ongesubsidieerde woningbouwprojecten. Deze kenmerken betreffen de verkoopprijs, de bouwkosten, de m3-inhoud, de bouwkosten per m3 per woning, de grondprijs, de m2 kaveloppervlakte en de grondprijs per m2 per

woning.

In hoofdstuk 5 komen de knelpunten bij de bouw van nieuwe koopwoningen aan de orde die beroepsmatige opdrachtgevers signaleren. Op deze plaats worden ook de in de vorige paragraaf genoemde nieuwe vragen behandeld over de knelpunten en het afhankelijk zijn van de bouw van het aantal verkochte woningen.

In hoofdstuk 6 wordt de door beroepsmatige opdrachtgevers verwachte toekom-stige ontwikkeling van de bouw van nieuwe koopwoningen behandeld. Tevens is in hoofdstuk 6 de in de vorige paragraaf genoemde nieuwe vraag verwerkt met betrekking tot de verwachte toekomstige ontwikkelingen.

(14)

2

WONINGEN WAARVOOR EEN

BOUWVERGUN-NING IS VERLEEND NAAR

FINANCIERINGS-KATEGORIE EN TYPE OPDRACHTGEVER

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk is de ontwikkeling weergegeven van het aantal ongesubsi-dieerde, premie

c-

en sociale koopwoningen waarvoor een bouwvergunning is

verleend. Deze ontwikkeling wordt geschetst aan de hand van het Bestand Verleende Bouwvergunningen van het CBS. De cijfers hebben betrekking op zowel beroepsmatige als particuliere opdrachtgevers. Voor de ongesubsidieerde sector en de premie C-sector gaan de cijfers over zowel koop- als huurwoningen, waarbij het aantal huurwoningen zeer beperkt is.

Achtereenvolgens komen aan de orde: de rol van de verschillende categorieën opdrachtgevers (2.2), het gemiddeld aantal woningen per verleende bouwvergun-ning (2.3), de samenstelling van verleende bouwvergunbouwvergun-ningen (2.4) en de huidige huisvestingssituatie van particuliere opdrachtgevers (2.5).

2.2 De rol van de verschillende categorieën opdrachtgevers

Het aantal woningen waarvoor een bouwvergunning is verleend (huur + koop), daalt sinds 1988. In deze peilingsperiode groeit het aantal echter weer van ruim 82.000 tot bijna 90.000 woningen (zie figuur 2.1 en tabel 2.1).

Per financieringscategorie geldt, dat de aanvankelijk dalende tendens in de premie C- en sociale koopsector is overgegaan in een stabilisatie. De ongesubsi-dieerde sector groeit na een periode van stabilisatie weer.

De daling in de premie C-sector omvat circa 4.000 woningen in de onderzoeks-periode; er werd voor ruim 11.000 woningen een bouwvergunning aangevraagd in de eerste peilingsperiode en dit aantal is gedaald tot ruim 7.000 woningen in de afgelopen drie peilingsperioden.

De sociale koopsector is, met een voortdurend dalende reeks, teruggevallen van ruim 18.000 woningen in de eerste peilingsperiode tot minder dan 12.000 woningen in deze peilingsperiode. De afname in de sociale koopsector is in deze peilingsperiode zeer klein (-300 ten opzichte van de vorige peiling), waarmee zich een stabilisatie aftekent.

(15)

Inl,,,,,.!

Figuur 2.1 Ontwikkeling van het aantal ongesubsidieerde, premie C- en sociale koopwoningen waarvoor een bouwvergunning is verleend, 1988-juni 1992 (halfjaarlijks voortschrijdend jaargemiddelde)

40000 0t'Igesubsidi eel"d 30000 25000

..

~ 20000

....

::--.---

-

~---

-

~

15000 --~

- -- ---~.~.~ __ .~.________ soc iale koop 10000

5000

o~~--~----~~~~--__ ----~~~--~----~ __ ~--~

Jan'88-dec '88 jMl'89-dec '89 jan'90-dec '90 j.ln'91-dec '91

Jul '88-Jun '89 jul '89-Jun '90 Jul '90-Jun '91 Jul '91-Jun'92 periOde

Bron: CBS, Maandstatistiek Bouwnijverheid

Binnen de ongesubsidieerde sector bedroeg het aantal verleende bouwvergunnin-gen in drie peilingsperioden ongeveer 36.000 tot 37.000 woninbouwvergunnin-gen per jaar. In

deze peilingsperiode stijgt dit aantal tot ruim 40.000, hetgeen duidt op een verdere groei (+ 3.000 ten opzichte van de vorige peiling).

In tabel 2.1 worden tevens een aantal typen opdrachtgevers onderscheiden: - bouwers voor de markt (bouwbedrijven en projectontwikkelaars); - institutionele beleggers;

- Rijk/gemeente/corporaties; - overige particulieren.

Het marktaandeel van deze opdrachtgevers kan per financieringscategorie (ongesubsidieerd, premie C en sociale koop) worden nagegaan in tabel 2.1. Nieuwbouwwoningen in de koopsector worden in hoofdzaak gebouwd door de bouwers voor de markt. Dit geldt met name voor de premie C-sector en de sociale koopsector, waar hun aandeel respectievelijk 89,8% en 89,2% is. Ook de ongesubsidieerde woningen worden meestal door de bouwers voor de markt gerealiseerd, doch in veel mindere mate dan in de premie C-sector en de sociale koopsector (57,0%). In de ongesubsidieerde sector is ook de categorie 'overige particulieren' kwantitatief van betekenis (38,4%).

Het marktaandeel dat de bouwers voor de markt hebben is binnen elk van de drie financieringscategorieën voortdurend gestegen in de onderzoeksperiode. Dit is ten koste gegaan van het aandeel van particuliere opdrachtgevers en institutio-nele beleggers.

(16)

Tabel 2.1 Aantal ongesubsidieerde, premie C- en sociale koopwoningen

waarvoor een bouwvergunning is verleend naar type opdrachtgever (in procenten), juli 1989 - juni 1992 (halfjaarlijks voortschrijdend

jaargemiddelde)

opdrachtgever totaal

bouwer voor institutionele overige rijk/ % absoluut

de markt belegger partikulier gemeente/

periode corporatie ongesubsidieerd juli 89 - juni 90 52,5 4,6 41,4 1,5 100,0 29.313 jan. 90 -dec. 90 54,0 4,3 40,1 1,6 100,0 37.538 juli 90 - juni 91 55,0 4,6 38,7 1,7 100,0 36.211 jan. 91 - dec. 91 56,1 4,3 38,3 1,3 100,0 37.299 juli 91 - juni 92 57,0 4,1 38,4 0,5 100,0 40.258 premie C juli 89 - juni 90 85,7 7,7 4,2 2,4 100,0 11.339 jan. 90 -dec. 90 86,3 6,6 2,4 4,7 100,0 8.620 juli 90 - juni 91 82,5 9,1 2,8 5,6 100,0 7.436 jan. 91 - dec. 91 87,0 6,1 3,2 3,7 100,0 7.178 juli 91 -juni 92 89,8 2,9 2,7 4,6 100,0 7.261 sociale koop juli 89 - juni 90 82,4 8,3 3,7 5,6 100,0 18.531 jan. 90 -dec. 90 84,0 6,9 3,0 6,0 100,0 15.273 juli 90 - juni 91 85,6 4,7 2,9 6,8 100,0 14.563 jan. 91 -dec. 91 87,7 4,2 2,4 5,7 100,0 11.923 juli 91 -juni 92 89,2 2,9 2,5 5,3 100,0 11.637

Bron: CBS, Bestand Verleende Bouwvergunningen, OTB-bewerking

Binnen de premie C-sector, de sociale koopsector en de ongesubsidieerde sector is het aandeel van de bouwers voor de markt respectievelijk gestegen met 2,8%-punt, 1,5%-punt en O,9%-punt ten opzichte van de vorige peilingsperiode.

2.3 Het gemiddeld aantal woningen per verleende bouwvergunning

Tabel 2.2 geeft het gemiddeld aantal woningen per verleende bouwvergunning weer voor de drie financieringscategorieën.

Het gemiddeld aantal woningen per verleende bouwvergunning is relatief klein in de ongesubsidieerde sector en ook sterk stabiel in de onderzoeksperiode (circa twee woningen per bouwvergunning). Dit wordt uiteraard veroorzaakt door de geringe projectomvang van aan particuliere opdrachtgevers verleende bouwvergunningen.

(17)

Tabel 2.2 Gemiddeld aantal woningen per verleende bouwvergunning naar financieringscategorie en type opdrachtgever, juli 1989 - juni 1992 (halfjaarlijks voortschrijdend jaargemiddelde)

opdrachtgever totaal

bouwer voor institutionele overige Rijk/gemeente/

periode de markt belegger partikulier corporatie

ongesubsidieerd juli 89 - juni 90 6,7 21,5 1,1 12,2 2,2 jan. 90 - dec. 90 7,1 18,7 1,1 9,5 2,2 juli 90 - juni 91 7,4 18,1 1,1 9,7 2,3 jan. 91 - dec. 91 7,1 21,7 1,1 11,4 2,3 juli 91 - juni 92 7,4 24,2 1,1 5,5 2,3 premie C juli 89 -juni 90 11,2 24,2 2,3 9,6 10,0 jan. 90 - dec. 90 10,3 24,8 2,5 13,9 10,0 juli 90 - juni 91 9,5 26,2 3,9 14,5 9,9 jan. 91 - dec. 91 11,7 22,9 5,3 12,7 11,6 juli 91 - juni 92 12,0 15,1 5,6 12,8 11,8 sociale koop juli 89 - juni 90 11,1 34,6 3,3 12,7 10,8 jan. 90 -dec. 90 10,4 34,2 2,6 11,3 10,0 juli 90 - juni 91 10,4 22,8 2,3 11,2 9,7 jan: 91 -dec. 91 10,4 18,5 2,4 8,9 9,7 juli 91 - juni 92 10,5 15,6 2,8 8,6 9,8

Bron: CBS, Bestand Verleende Bouwvergunningen, OTB-bewerking

Het gemiddeld aantal woningen per verleende bouwvergunning is in de premie-C-sector en de sociale koopsector min of meer vergelijkbaar (tien tot twaalf woningen). De premie C-sector groeit licht van tien woningen in de eerste peilingsperiode tot twaalf woningen in deze peilingsperiode. Ten opzichte van de vorige peiling is het gemiddeld aantal woningen nagenoeg constant gebleven in zowel de premie C-sector als de sociale koopsector.

Het gemiddeld aantal woningen per verleende bouwvergunning staat in tabel 2.2 ook uitgesplitst naar type opdrachtgever. Dit cijfermateriaal laat meer fluctuaties zien dan bij het hierboven beschreven totaal per financieringscategorie. Met name de institutionele beleggers springen in het oog. Deze groep bouwt zowel in de premie C-sector als in de sociale koopsector steeds kleinere projecten per bouwvergunning, ook in deze peilingsperiode.

(18)

2.4 De samenstelling van de woningen waarvoor een bouwvergunning is verleend

Tabel 2.3 geeft de samenstelling weer van de ongesubsidieerde woningen, de premie C-woningen en de sociale koopwoningen. Dit is gedaan aan de hand van de mate waarin er sprake is van een zuiver project. Zuiver betekent in dit verband, dat woningen uit een andere financieringscategorie of andere bouwwer-ken (winkels, kantoren etc.) geen deel uitmaken van het project.

Tussen de financieringscategorieën is er een duidelijk verschil in de mate waarin er zuiver wordt gebouwd. Met name de ongesubsidieerde sector kent veel zuivere projecten (85,9%). In de premie C-sector en de sociale koopsector is dit niveau duidelijk lager (respectievelijk 40,6% en 47,6%).

Het aandeel zuivere projecten daalt in de onderzoeksperiode. Dat geldt voor elk van de drie financieringscategorieën. In de premie C-sector is deze afname kwantitatief van aanzienlijke betekenis (van 57,0% in de eerste peilingsperiode naar 40,6% in deze peilingsperiode).

Tabel 2.3 Aantal woningen naar financieringscategorie en samenstelling van de bouwverguiming, in procenten, juli 1989 - juni 1992 (halfjaar-lijks voortschrijdend jaargemiddelde)

samenstelling totaal

zuiver object met object met % absoluut

object andere ander

periode woningen bouwwerk

ongesubsidieerd juli 89 -juni 87,3 5,2 7,5 100,0 39.313 jan. 90 - dec. 90 85,8 7,2 7,0 100,0 37.538 juli 90 - juni 91 84,5 9,0 6,5 100,0 36.211 jan. 91 - dec. 91 85,1 8,8 6,1 100,0 37.299 juli 91 -juni 92 85,9 8,1 6,0 100,0 40,258 premie C juli 89 - juni 90 57,0 39,2 3,8 100,0 11.339 jan. 90 - dec. 90 50,6 46,1 3,3 100,0 8.620 juli 90 - juni 91 39,6 55,8 4,6 100,0 7.436 jan. 91 -dec. 91 39,0 56,6 4,4 100,0 7.178 juli 91 - juni 92 40,6 54,5 4,9 100,0 7.261 sociale koop juli 89 - juni 90 58,7 40,0 1,3 100,0 18.531 jan. 90 - dec. 90 57,2 41,6 1,2 100,0 15.273 juli 90 - juni 91 54,2 45,0 0,8 100,0 14.563 jan. 91 - dec. 91 51,4 46,4 1,2 100,0 11.923 juli 91 - juni 92 47,6 49,1 3,3 100,0 11.637

(19)

Ook voor de sociale koopsector geldt een beduidende daling van het aandeel zuivere projecten (van 58,7% in de eerste peilingsperiode naar 47,6% in deze peilingsperiode ). In de sociale koopsector daalt het aandeel zuivere projecten met 3,8% punt ten opzichte van de vorige peiling. De andere twee financie-ringscategorieën stabiliseren zich in deze periode min of meer; er is een geringe toename.

De afname van het aandeel zuivere projecten hangt waarschijnlijk samen met het hiervoor vermelde verkleinde marktaandeel van de particulieren. Deze opdrachtgevers bouwen immers vaak projecten die bestaan uit 'slechts' één woning.

2.5 De huidige huisvestingssituatie van particuliere opdrachtgevers

Tabel 2.4 vermeldt hoe particulieren wonen als ze opdracht geven om een ongesubsidieerde woning te bouwen voor eigen gebruik.

Het grootste deel van de particuliere opdrachtgevers blijkt reeds in een koopwo-ning te wonen (61,4%). Het aandeel particuliere opdrachtgevers dat vanuit een huurwoning opdracht verleent voor· de bouw van een ongesubsidieerde woning bedraagt 33,2%. Een klein aandeel van de particuliere opdrachtgevers (5,4%) woont zelfstandig. Er is geen duidelijke ontwikkeling in de onderzoeksperiode in de genoemde verhoudingen. Ten opzichte van de vorige peiling stijgt het aandeel van particuliere opdrachtgevers in koop- en huurwoningen (respectievelijk +4,5%-punt en +0,9%-punt). Hierdoor daalt het aandeel opdrachtgevers dat niet zelfstandig woont (-5,4%-punt).

Tabel 2.4 De huidige huisvestingssituatie van particuliere opdrachtgevers

voor de bouw van ongesubsidieerde woningen, in procenten, juli 1989 - juni 1992 (halfjaarlijks voortschrijdend jaargemiddelde)

huidige woning juli '89 jan. '90 juli '90 jan. '91 juli '91

-juni '90 dec. '90 juni '91 dec. '91 juni '92

koopwoning 59,0 61,2 58,5 56,9 61,4

huurwoning . 33,1 27,6 28,8 32,3 33,2

niet zelfstandig wonend 7,9 11,2 12,7 10,8 5,4·

totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0

(20)

3

KENMERKEN VAN ONGESUBSIDIEERDE,

PREMIE C- EN SOCIALE KOOPWONINGEN

3.1 Inleiding

De ontwikkelingen uit hoofdstuk 2 worden in dit hoofdstuk verder aangevuld en verfijnd met cijfers uit de OTB-enquête. Er wordt ingegaan op:

- het woningtype (3.2);

het aantal kamers per woning (3.3); de verkoopprijs (3.4);

de bouwkosten (3.5); de inhoud (3.6);

de bouwkosten per m3 en de bouwkosten per m3 per woning (3.7); de grondkosten (3.8);

de kaveloppervlakte (3.9);

de grondkosten per m2 en de grondkosten per m2 per woning (3.10).

Deze gegevens komen in dit hoofdstuk ook aan de orde per financieringscatego-rie (ongesubsidieerd, premie C en sociale koop). Het cijfermateriaal heeft betrekking op zowel particuliere opdrachtgevers als beroepsmatige opdrachtge-vers.

Het OTB-signaleringssysteem en de CBS-cijfers (Maandstatistiek Bouwnijver-heid) geven beide een indicatie van de ontwikkeling van de bouwkosten per woning, de inhoud per woning en de bouwkosten per m3. In bijlage 3 worden deze gegevens onderling vergeleken.

3.2 Het woningtype

In tabel 3.1 staat per onderscheiden financieringscategorie de ontwikkeling van het aandeel van verschillende woningtypen weergegeven. Als woningtypen worden vrijstaande woningen, 2-onder-1-kap-woningen, rijtjesworungen en gestapelde woningen onderscheiden.

(21)

Tabel 3.1 Woningen naar type en financieringscategorie, zuivere projecten, in procenten, juni 1989 • juni 1992 (halfjaarlijks voortschrijdend jaargemiddelde)

type totaal

periode vrijstaand 2-onder-1 kap rijtje gestapeld

ongesubsidieerd juli '89 - juni '90 52,7 27,2 9,6 10,6 100,0 jan. '90 - dec. '90 48,7 24,8 15,5 11,0 100,0, juli '90 -juni '91 50,6 23,2 15,7 10,5 100,0 jan. '91 -dec. '91 54,2 22,2 11,7 11,9 100,0 juli '91 - juni '92 44,8 20,1 25,5 9,7 100,0 premie C juli '89 - juni '90 4,7 20,6 57,1 17,7 100,0 jan. '90 - dec. '90 6,3 18,8 46,2 28,7 100,0 juli '90 - juni '91 1,4 24,3 52,2 22,2 100,0 jan. '91 - dec. '91 6,1 22,6 52,6 18,7 100,0 juli '91 - juni '92 4,3 25,2 38,3 32,2 100,0 sociale koop juli '90 - juni '91 0,4 16,5 78,5 4,6 100,0 jan. '91 - dec. '91 0,4 18,1 76,6 4,8 100,0 juli '91 - juni '92 0,0 16,4 83,6 0,0 100,0

Bron: Signaleringssysteem, OTB

Binnen de ongesubsidieerde sector gaat het in hoofdzaak (44,8%) om vrijstaande woningen. Dit aandeel is in deze peilingsperiode gedaald ten opzichte van de vorige peiling (-9,4%-punt). Het percentage 2-onder-1-kap-woningen in de ongesubsidieerde sector daalt aanhoudend in de onderzoeksperiode (-2,1 %-punt ten opzichte van de vorige peiling), terwijl voor de rijtjeswoningen juist geldt dat het aandeel steeds is gegroeid in de onderzoeksperiode (+ 13,8%-punt ten opzichte van de vorige peiling). De relatieve omvang van de gestapelde bouw in de ongesubsidieerde sector is klein en bedraagt 10% tot 11% in elke peiling. De premie C-sector bestaat voornamelijk uit rijtjeswoningen (38,3%). Het aandeel van deze categorie fluctueert sterk, in combinatie met een daIende trend. Vergeleken met de vorige peiling daalt het aandeel van deze categorie relatief sterk (-14,3%-punt).

Ook de relatieve omvang van de gestapelde bouw binnen de premie C-sector fluctueert nogal. De reeds vermelde forse daling van het aandeel rijtjeswoningen vinden we voornamelijk terug in het groeicijfer binnen de gestapelde bouw (een stijging van 18,7% naar 32,2% ten opzichte van de vorige peiling).

Het percentage van de 2-onder-1-kap-woningen binnen de premie C-sector kent fluctuaties, doch binnen een relatief kleine marge. In deze peilingsperiode is het aandeel 25,2% ( + 2, 6 %-punt ten opzichte van de vorige peiling).

(22)

Het aandeel vrijstaande woningen in de premie C-sector is naar verhouding klein, met percentages die variëren van 1- tot 6% in de onderzoeksperiode, (-1,8%-punt ten opzichte van de vorige peiling).

In de sociale koopsector domineren de rijtjeswoningen (ruim driekwart). Dit aandeel stijgt vergeleken met de vorige peilingsperiode (+ 7%-punt). Daarnaast hebben de 2-onder-1-kap-woningen, met een aandeel van 16,4%, enige betekenis binnen de sociale koop sector (-1,7%-punt ten opzichte van de vorige peiling).

3.3 Het aantal kamers per woning

De ontwikkeling van het aantal kamers per woning is opgenomen in tabel 3.2. In de ongesubsidieerde sector is er, vergeleken met de premie C-sector en de sociale koopsector, een relatief grote spreiding van het aantal kamers per woning. De 4-kamerwoningen vormen, met een aandeel dat fluctueert rond de 50%, het hoofdbestanddeel binnen de ongesubsidieerde sector (+ 3,9%-punt ten opzichte van de vorige peiling). Daarnaast komen hier relatief veel 5-kamer -woningen voor (circa 29,2%), en dit aandeel is met 2,9%-punt gedaald ten opzichte van de vorige peiling. De woningen met zes en meer kamers hebben een aandeel van 9,5% en voor de 3-kamerwoningen is dit percentage 7,4.

Tabel 3.2 Woningen naar aantal kamers en financieringscategorie, in pro-centen, juni 1989· - juni 1992 (halfjaarlijks voortschrijdend jaarge-middelde)

aantal kamers totaal

periode 1-2 3 4 5 6 ;, ongesubsidieerd juli '89 - juni '90 1,5 9,2 54,6 23,1 11,7 100,0 jan. '90 -dec. '90 1,5 6,3 50,2 30,9 11,1 100,0 juli '90 - juni '91 7,1 46,8 38,1 8,0 100,0 jan. '91 - dec. '91 1,2 9,5 48,8 31,9 8,7 100,0 juli '91 -juni '92 1,4 7,4 52,7 29,0 9,5 100,0 premie C juli '89 - juni '90 0,3 11,2 73,1 15,4 100,0 jan. '90 - dec. '90 18,2 79,1 2,7 100,0 juli '90 - juni '91 19,2 74,7 6,1 100,0 jan. '91 - dec. '91 11,1 79,0 9,5 0,3 100,0 juli '91 - juni '92 15,9 74,6 9,3 0,1 100,0 sociale koop juli '90 - juni '91 9,3 87,0 3,7 100,0 jan. '91 - dec. '91 21,4 75,3 3,0 0,3 100,0 juli '91 - juni '92 0,3 17,3 80,3 1,8 0,3 100,0

(23)

"',,.,

.

Icn

Ook in de premie C-sector en de sociale koopsector domineren de 4-kamerwo-ningen (respectievelijk 74,6% en 80,3%). Daarnaast worden er in deze sectoren in beperkte mate 3-kainerwoningen gerealiseerd en de premie C-sector kent een aandeel 5-kamerwoningen van enige betekenis (9,3%).

Ook voor de premie C-sector en de sociale koopsector geldt, dat het aandeel 4-kamerwoningen enigszins fluctueert (respectievelijk -4,4%-punt en +S%-punt ten opzichte van de vorige peiling). Deze fluctuaties worden, ook in deze peilingspe-riode, met name gecompenseerd in de sector met 3-kamers (respectievelijk + 4,8%-punt en -4,1 %-punt ten opzichte van de vorige peiling).

3.4 De verkoopprijs

Tabel 3.3 geeft informatie over de gemiddelde verkoopprijs van ongesubsidieer-de woningen, premie C-woningen en sociale koopwoningen, die bestemd zijn voor de verkoop (dus exclusief woningen voor eigen-gebruik).

Tabel 3.3 Woningen naar verkoopprijs (in klassen) en financieringscategorie, in procenten en gemiddelde verkoopprijs per woning, juli '89 - juni '92, exclusief woningen voor eigen-gebruik, (halfjaarlijks voort-schrijdend jaargemiddelde)

totaal gemid-delde verkoopprijs (x 1.000 gulden)

verkoop-prijs <140 140 - 160 - 180 - 200 - 250 - 300 ~ p.won. periode 160 180 200 250 300 (x 1.(00). ongesubsidieerd juli '89 - juni '90 0,7 6,48 5,5 16,1 37,0 15,4 18,9 100,0 238 jan. '90 - dec. '90 0,8 6,8 8,2 11,9 30,2 22,5 19,6 100,0 247 juli '90 - juni '91 0,4 5,8 9,2 6,6 28,7 26,0 23,4 100,0 254 jan. '91· - dec. '91 0,6 3,2 8,2 14,0 26,7 26,7 20,7 100,0 249 juli '91 - juni '92 0,7 4,9 7,3 15,7 23,4 20,2 27,7 100,0 255 premie C juli '89 - juni '90 7,0 12,9 78,5 1,5

-

100,0 163 jan. '90 - dec. '90 6,5 31,2 62,3

-

100,0 160 juli '90 -juni '91 1,1 39,9 54,4 4,7

-

100,0 162 jan. '91 - dec. '91 6,6 23,8 40,1 29,5

-

100,0 167 juli '91 - juni '92 6,1 12,3 34,3 47,3

-

100,0 174 sociale koop juli '90 - juni '91 54,0 46,0 - 100,0 136 jan. '91 -dec. '91 51,1 48,9

-

100,0 138 juli '91 - juni '92 47,0 53,0

-

100,0 139

(24)

Tabel 3.4 Woningen naar bouwkosten 1) (in klassen) en

financieringscatego-rie, in procenten, gemiddelde bouwkosten per woning en gemiddelde bouwkosten per m\ juli '89 - juni 1992 (halfjaarlijks

voortschrij-dend jaargemiddelde)

totaal gemid-delde bouwkosten per woning (x 1.000 gulden) bouw

-kosten <90 90- 110 - 130 - 150 - 175 - 200

"

p.won. periode 110 130 150 175 200 (x 1.(00). ongesubsidieerd juli '89 - juni '90 5,0 11,8 18,3 18,7 18,1 15,4 12,7 100,0 158 jan. '90 - dec. '90 2,7 9,9 20,3 17,7 17,4 15,1 17,0 100,0 166 juli '90 - juni '91 1,5 8,7 13,8 23,5 21,3 15,5 15,7 100,0 166 jan. '91 -dec. '91 1,3 6,8 15,1 20,5 21,4 17,8 17,1 100,0 170 juli '91 - juni '92 1,7 5,8 19,5 12,2 19,6 17,8 23,5 100,0 176 premie C juli '89 - juni '90 9,2 44,2 44,7 1,8

-

100,0 107 jan. '90 -dec. '90 18,0 64,0 18,1

-

100,0 100 juli '90 - juni '91 14,6 60,9 20,8 3,7 - 100,0 104 jan. '91 - dec. '91 9,0 38,9 41,5 10,6 - 100,0 111 juli '91 - juni '92 5,4 26,3 64,0 4,3 - 100,0 112 sociale koop juli '90 -juni '91 56,6 39,1 4,3 100,0 89 jan. '91 -dec. '91 61,3 37,1 1,6

-

100,0 89 juli '91 - juni '92 59,0 35,4 4,8 100,0 90

I) Bouwkosten excl. grond kosten, btw, inrichtingskosten en kosten architect.

Bron: SignaIeringssysteem, OTB

Voor alle drie de sectoren geldt, ondanks enige fluctuatie, dat de gemiddelde

verkoopprijs stijgt in de onderzoeksperiode. Dit geldt het sterkst voor de ongesubsidieerde sector en het minst sterk voor de sociale koopsector.

De gemiddelde verkoopprijs van ongesubsidieerde woningen in het signalerings-systeem bedraagt in deze peilingsperiode

f

255.000,- (+

f

6.000,- ten opzichte van de vorige peiling). In de premie C-sector is dit niveau

f

174.000,- (+

f

7.000,-ten opzichte van de vorige peiling). In de sociale koopsector is de gemiddelde verkoopprijs f 139.000,- (+ f 1000,- ten opzichte van de vorige peiling).

De stijging van de verkoopprijzen in de onderzoeksperiode betekent, dat het aandeel van sommige goedkopere prijsklassen afneemt, terwijl voor sommige duurdere prijsklassen het omgekeerde geldt. Deze ontwikkeling wordt in de premie C-sector en de sociale koopsector sterk gestructureerd door de maximale verkoopprijs die er geldt. In de ongesubsidieerde sector, waarvoor geen prijsre-strictie geldt, is de spreiding binnen de verschillende prijsklassen het grootst.

(25)

Het aandeel woningen in de ongesubsidieerde sector, met een verkoopprijs van

f

200.000,- tot f 250.000,-, is in elke peilingsperiode afgenomen (-3,3%-punt ten opzichte van de vorige peiling). Daar staat tegenover, dat de woningen in de

twee duurste prijsklassen

f

250.000,- tot

f

300.000,- en

f

300.000,- en meer,

toenemen in de onderzoeksperiode. De duurste categorie stijgt aanhoudend ( + 7%-punt ten opzichte van de vorige peiling) en de een na duurste categorie stijgt voortdurend tot deze peilingsperiode (-6,5%-punt ten opzichte van de vorige peiling). De verschuivingen in de hier niet genoemde goedkopere prijs-klassen zijn veel kleiner.

Binnen de premie C-sector is de bedoelde ontwikkeling terug te vinden in de prijsklassen f 160.000,- tot f 180.000,- en f 180.000,- tot f 200.000,-. Het aandeel binnen eerstgenoemde goedkopere prijsklasse is vanaf de eerste peilingsperiode voortdurend afgenomen (-5,8%-punt ten opzichte van de vorige peiling), terwijl de als tweede genoemde duurdere prijsklasse aanhoudend in omvang is

toegeno-men vanaf de eerste peiling (+ 17,5%-punt ten opzichte van de vorige peiling). In

deze peilingsperiode is ook de verkoopprijs-categorie

f

140.000,- tot

f

160.000,-relatief fors in omvang gedaald (-1l,5%-punt).

In de sociale koopsector is sprake van een aanhoudende daling van het aandeel

in de goedkoopste verkoopprijsklasse tot f 140.000,- en een voortdurende groei

van het aandeel woningen met een verkoopprijs vanaf

f

140.000,- (respectievelijk

-4,1 %-punt en + 4,1 %-punt ten opzichte van de vorige peiling).

3.5 De bouwkosten

In tabel 3.4 staat de ontwikkeling weergegeven die de gemiddelde bouwkosten van ongesubsidieerde woningen, premie C-woningen en sociale koopwoningen doormaken.

In tegenstelling tot tabel 3.3, waarin is ingegaan op de verkoopprijzen, zijn in

deze en volgende tabellen wel de woningen opgenomen die 'opdrachtgevers voor

eigen-gebruik' hebben gerealiseerd.

De onderzoeksperiode van het signaleringssysteem laat in algemene zin een stijgend verloop van de gemiddelde bouwkosten zien. Deze ontwikkeling is ook hier het sterkst terug te vinden in de ongesubsidieerde sector en het minst sterk in de sociale koopsector.

In de ongesubsidieerde sector van het signaleringssysteem nemen de gemiddelde bouwkosten toe tot respectievelijk

f

176.000,- (+

f

6.000,- ten opzichte van de vorige peiling). De bouwkosten binnen de premie C-sector zijn gestegen tot

f

112.000,- (+

f

1000,- ten opzichte van de vorige peiling). De gemiddelde

bouwkosten per sociale koopwoning is zeer licht gestegen in de onderzoeksperio-de tot f 90.000,- ( +

f

1000,- ten opzichte van de vorige peiling).

Voor de ontwikkeling van de bouwkosten per bouwkosten-categorie geldt hetzelfde als voor die van de verkoopprijs in de onderzoeksperiode; sommige

(26)

duurdere prijsklassen nemen toe, teIWijl sommige goedkopere prijsklassen afnemen.

In de ongesubsidieerde sector daalt het aandeel goedkopere categorieën voorna-melijk binnen de twee goedkoopste categorieën

« f

90.000,- en

f

90.000,- tot

f

110.000,-). Deze afname kan bijna in elke peilingsperiode worden geconsta-teerd (respectievelijk + 0,4%-punt en -1 %-punt ten opzichte van de vorige peiling). In deze peilingsperiode is ook de afname van het aandeel binnen de ondergemiddelde categori~

f

130.000,- tot

f

150.000,- van betekenis (-8,3%-punt). ,De groei is daare,ntegen het sterkst geweest binnen de allerduurste bouwkostencategorie

f

200.000,- en meer (+6,4%-punt ten opzichte van de vorige peiling).

Binnen de premie C-sector groeien de bouwkosten enigszins. Het aandeel binnen de verschillende prijsklassen laat echter wel belangrijke verschuivingen zien. De afname binnen de prijscategorie

f

90.000,- tot

f

110.000,- is in elke peilings-periode waarneembaar (-12,6%-punt ten opzichte van de vorige peiling). De groei binnen de categorie

f

110.000,- tot

f

130.000,- houdt ook aan (+22,5%-punt ten opzichte van de vorige peiling).

Zoals aangegeven, ontwikkelen de gemiddelde bouwkosten per woning in de sociale koop sector zich stabiel, maar stijgen licht in deze peilingsperiode. De recente toename van de gemiddelde bouwkosten wordt veroorzaakt door een groei in de bovengemiddelde categorie

f

110.000,- tot

f

130.000,- (+3,2%-punt ten opzichte van de vorige peiling).

3.6 De inhoud

In tabel 3.5 staat hoe de gemiddelde m3-inhoud per woning zich heeft ontwikkeld in de drie sectoren.

Tabel 3.5 laat zien, dat elke sector een eigen niveau heeft qua gemiddelde inhoud per woning. De ongesubsidieerde woningen zijn veruit het grootst. Daarna volgt de premie C-sector, en de sociale koopwoningen zijn het kleinst. Wat daarbij opvalt, is dat het inhoudsverschil tussen de premie C-sector en de sociale koop sector relatief klein is; het verschil tussen de ongesubsidieerde woningen en de premie C-woningen is beduidend groter. De ongesubsidieerde woningen kennen daarnaast de grootste spreiding naar inhoud.

In algemene zin is er sprake van een steeds kleiner worden van de gemiddelde woning in de onderzoeksperiode. Deze ontwikkeling is het sterkst waarneembaar in de premie C-sector, maar in deze peilingsperiode is de afname naar verhou-ding klein (-2 m3 ten opzichte van de vorige peiling). In de ongesubsidieerde sector daalt de inhoud van de woning het minst in de onderzoeksperiode en stijgt zelfs ten opzichte van de vorige peiling (+ 2 m3). In de sociale koopsector bedraagt de afname ten opzichte van de vorige peiling 8 m3.

(27)

Tabel 3.5 Woningen naar m3 -inhoud (in klassen) en financieringscategorie, in procenten en gemiddelde inhoud per woning, juli 89 - juni 1992 (halfjaarlijks voortschrijdend jaargemiddelde)

inhoud (m3 ) totaal gemiddelde inhoud (m3) <300 300- 400- 500- >600 per woning periode 400 500 600 ongesubsidieerd juli 89 - juni 90 3,0 26,6 33,6 19,6 17,2 100,0 475 jan. 90 - dec. 90 4,1 28,2 28,9 19,6 19,2 100,0 479 juli 90 - juni 91 5,9 25,0 32,8 21,2 15,1 100,0 468 jan. 91 - dec. 91 6,4 25,9 30,6 21,4 15,6 100,0 471 juli 91 - juni 92 6,7 25,5 26,9 24,1 16,8 100,0 473 premie C juli 89 - juni 90 11,7 53,3 35,0 100,0 365 jan. 90 - dec. 90 17,7 43,3 39,0 100,0 359 juli 90 - juni 91 19,7 46,5 33,8 100,0 347 jan. 91 - dec. 91 20,5 51,7 27,8 100,0 334 juli 91 - juni 92 26,7 51,5 21,8 100,0 332 sociale koop juli 90 - juni 91 17,1 79,1 3,8 100,0 322 jan. 91 - dec. 91 28,9 68,6 2,5 100,0 315 juli 91 - juni 92 34,2 63,5 2,3 100,0 307

Bron: Signaleringssysteem OTB

Zoals is aangegeven, blijft de inhoud van de gemiddelde woning in de ongesubsi-dieerde sector het meest stabiel. De verschillende inhoudscategorieën laten daarnaast enige fluctuatie zien, waarbij de bovengemiddelde categorie '500-600 m3" die voortdurend stijgt vanaf de tweede peiling, een duidelijke

ontwikkelingsrichting laat zien (+2,7%-punt ten opzichte van de vorige peiling). Daarnaast stijgt de categorie '< 300 m3, voortdurend vanaf de eerste peiling, zij

het in geringe mate ( + 0,3%-punt ten opzichte van de vorige peiling).

De gemiddelde daling van de m3-inhoud per woning is binnen de premie C-sector het sterkst in de bovengemiddelde categorie '400-500 m3

, (-6%-punt ten

opzichte van de vorige peiling). Daar staat een beduidende groei van de aller-kleinste woningen

«

300 m3) tegenover (+ 6,2%-punt ten opzichte van de vorige peiling). De tussenliggende categorie, '300-400 m3

" kent een dalend verloop,

maar heeft in de laatste twee peilingsperioden weer ongeveer het niveau van de eerste peilingsperiode bereikt (51,5%).

Ook in de sociale koopsector groeit het aandeel kleine woningen tot 300 m3

( + 5,3%-punt ten opzichte van de vorige peiling). Deze groei houdt tegelijkertijd in, dat de categorie '300-400 m3, minder betekenis heeft gekregen (-5,1 %-punt ten opzichte van de vorige peiling).

(28)

3.7 De bouwkosten per m3 en de bouwkosten per m3 per woning

In tabel 3.6 zijn voor de drie financieringscategorieën twee indicatoren opgeno-men voor de bouwkosten per m3-inhoud:

1. In de laatste kolom zijn de gemiddelde bouwkosten per m3 opgenomen. De

gemiddelde bouwkosten per m3 zijn berekend door het totaal van de

bouw-kosten te delen door het totale aantal gebouwde kubieke meters (analoog aan de opzet van de Maandstatistiek Bouwnijverheid). Deze maat geeft dus weer wat elke gebouwde m3 gemiddeld heeft gekost.

2. De bouwkosten per m3 kunnen ook voor elke woning apart berekend worden.

Dat zijn de bouwkosten per m3 per woning. Door deze waarden te sommeren over alle woningen, en vervolgens te delen door het totale aantal woningen, ontstaan de gemiddelde bouwkosten per m3 per woning (zie een na laatste

kolom in tabel 3.6). De ontwikkeling van deze maat in de tijd geeft weer of de woningen gemiddeld uit duurdere of goedkopere bouwkosten per m3 zijn

opgebouwd. De waarde van deze maat is derhalve gevoelig voor de pakket-samenstelling van de te bouwen woningen.

In de eerste 5 kolommen van tabel 3.6 staan de bouwkosten per m3 per

woning weergegeven in vijf prijscategorieën.

Uit tabel 3.6 blijkt, dat elke financieringscategorie een eigen niveau qua m3_

inhoud per woning kent, waarbij de concentratie van woningen binnen een bepaalde prijscategorie ook verschilt. De bouwkosten per m3 verschillen ook per

financieringscategorie, waarbij de verschillen ruwweg overeenkomen met de verschillen bij de gemiddelde bouwkosten per m3 per woning.

De ongesubsidieerde woningen zijn duidelijk het duurst per m3 per woning, met een concentratie van woningen in de duurste klasse (f 400,- en meer). De premie C-woningen nemen een tussenpositie in, met een concentratie van woningen in de een na goedkoopste prijsklasse (f 250,- tot

f

300,-). De sociale koopsector is het goedkoopst per m3 per woning, met eveneens een concentratie

in de een na goedkoopste prijsklasse (f 250,- tot

f

300,-).

De bouwkosten per m3 stijgen voortdurend in elke financieringscategorie in de onderzoeksperiode evenals de gemiddelde bouwkosten per m3 per woning.

De gemiddelde bouwkosten per m3 zijn in deze peilingsperiode in absolute zin

het sterkst gestegen in de ongesubsidieerde sector (+

f

12,- ten opzichte van de vorige peiling). Voor de sociale koopsector en de premie C-sector gaat het respectievelijk om een stijging van

f

10,- en

f

6,- per m3

. Het bedrag van de

gemiddelde bouwkosten per m3 per woning is in deze peilingsperiode met name

sterk gestegen in de sociale koopsector en de premie C-sector (respectievelijk

+

f

16,- en +

f

14,- ten opzichte van de vorige peiling). In de ongesubsidieerde sector is dit bedrag +

f

6,-.

(29)

Tabel 3.6 Bouwkosten per financieringscategorie, in procenten per m3 per woning, gemiddelde bouwkosten per m3 per woning en gemiddelde

bouwkosten per m3, juli 1989 - juni 1992 (halfjaarlijks

voortschrij-dend jaargemiddelde)

bouwkosten per m3 per woning (in guldens) totaal gem. gem.

< 250 250- 300- 350- 400 ~ bouwkosten bouwkosten

300 350 400 per m

3

per m3

periode per woning

ongesubsidieerd juli 89 - juni 90 8,7 27,8 25,1 19,5 18,9 100,0 343 333 jan. 90 - dec. 90 4,4 24,5 25,8 19,3 26,1 100,0 358 346 juli 90 - juni 91 3,0 17,6 28,7 19,0 31,7 100,0 371 356 jan. 91 - dec. 91 4,8 16,2 26,4 20,3 32,3 100,0 377 361 juli 91 - juni 92 4,7 14,4 27,4 21,1 32,3 100,0 383 373 premie C juli 89 - juni 90 21,7 29,6 40,7 8,1 100,0 296 295 jan. 90 - dec. 90 33,4 44,5 6,4 5,7 10,0 100,0 287 279 juli 90 - juni 91 24,2 42,1 13,4 1,4 18,9 100,0 306 298 jan. 91 - dec. 91 6,0 36,4 41,2 16,4 100,0 318 330 juli 91 - juni 92 3,6 36,3 20,9 26,2 13,0 100,0 332 336 sociale koop juli 90 - juni 91 23,6 52,0 18,2 3,3 2,8 100,0 280 278 jan. 91 - dec. 91 19,2 53,8 22,7 2,1 2,2 100,0 281 282 juli 91 - juni 92 15,1 50,1 28,1 1,9 4,8 100,0 297 292 Bron: Signaleringssysteem DTB

Wanneer gekeken wordt naar de bouwkosten per m3 in de verschillende prijs-klassen valt in de ongesubsidieerde sector met name op, dat het aandeel van de duurste categorie is gestegen (f 400,- en meer). Vergeleken met de vorige peiling stabiliseert deze categorie zich (32,3%). Het aandeel van de twee goed-koopste prijsklassen' <

f

250,-' en

'f

250,- tot

f

300,-' daalt aanhoudend (respec-tievelijk -0,1 %-punt en -1,8%-punt ten opzichte van de vorige peiling).

In de premie C-sector groeien de bouwkosten pe~ m3 per woning met name in de klasse

f

350,- tot

f

400,-. Aan de premie C-sector valt daarnaast op, dat de middelste klasse,

f

300,- tot

f

350,-, sterk fluctueert (-20,3%-punt ten opzichte van de vorige peiling). In de sociale koop sector stijgen de bouwkosten per m3

per woning vooral in de middelste klasse

f

300,- tot

f

350,- (+ 5,4%-punt ten opzichte van de vorige peiling). Zowel voor de premie C-sector als de sociale koopsector geldt, dat tegenover de groei een verminderde betekenis van de goedkoopste klasse

«

f

250,-) staat (respectievelijk -2,4%-punt en -4,1 %-punt ten opzichte van de vorige peiling).

(30)

Tabel 3.7 Woningen naar grondkosten (in klassen) en financieringscategorie, in procenten en gemiddelde grondkosten, juli 1989 - juni 1992 (halfjaarlijks voortschrijdend jaargemiddelde)

grondkosten (x 1()()() gulden) totaal gemiddelde

< 25 25- 35- 50- 65- 80 " grondkosten

periode 35 50 65 80 per woning x 1()()()

ongesubsidieerd juli 89 - juni 90 5,1 17,8 25,6 25,9 8,0 17,5 100,0 57 jan. 90 - dec. 90 6,9 16,9 24,3 21,7 7,5 23,3 100,0 59 juli 90 - juni 91 7,5 13,0 25,5 24,3 6,1 23,6 100,0 60 jan. 91 -dec. 91 6,6 16,9 24,2 23,9 10,3 18,1 100,0 57 juli 91 - juni 92 6,7 16,1 21,1 23,8 14,7 17,6 100,0 59 premie C juli 89 - juni 90 21,0 63,1 15,9 100,0 31 jan. 90 - dec. 90 24,3 70,0 5,7 100,0 27 juli 90 - juni 91 18,2 70,2 11,5 100,0 27 jan. 91 - dec. 91 24,4 52,1 23,5 100,0 31 juli 91 - juni 92 37,2 46,9 19,4 1,0 100,0 30 sociale koop juli 90 - juni 91 62,8 37,2 100,0 23 jan. 91 -dec. 91 73,3 26,2 0,5 100,0 23 juli 91 -juni 92 73,4 24,5 2,1 100,0 23

Bron: Signaleringssysteem OTB

3.8 De grond kosten

De gemiddelde grond kosten per woning zijn in tabel 3.7 opgenomen. Uit de tabel komt naar voren, dat de gemiddelde grond kosten per woning veruit het hoogst zijn binnen de ongesubsidieerde sector (circa

f

59.000,-). Daarna volgt op afstand de premie C-sector, waarvan de prijs ongeveer de helft bedraagt van de prijs in de ongesubsidieerde sector (f 30.000,-). De sociale sector sluit de rij, met gemiddelde grond kosten per woning die

f

23.000,- bedragen.

Aan de ontwikkeling van de grondkosten valt, afgezet ten opzichte van de eerdere cijfers in dit hoofdstuk, een zekere stabiliteit op. De gemiddelde grondkosten van sociale koopwoningen zijn constant in de onderzoeksperiode.

Binnen de ongesubsidieerde sector en de premie C-sector betreft de ontwikke-ling van de gemiddelde grondkosten respectievelijk +

f

2.000,- en

-f

1.000,- ten opzichte van de vorige peiling.

De relatief kleine fluctuatie in de grondkosten betekent niet dat het aandeel van de verschillende prijsklassen geen ontwikkeling laat zien. Voor deze peilingsperi-ode valt daarbij met name de relatief omvangrijke groei op in de goedkoop-ste prijsklasse

« f

25.000,-) van de premie C-sector (+ 12,8%-punt ten opzichte van de vorige peiling).

(31)

Tabel 3.8 Woningen naar m2-kaveloppervlakte (in klassen) en

financierings-categorie, in procenten en gemiddelde kaveloppervlakte per woning, juli 1989 - juni 1992 (halfjaarlijks voortschrijdend jaargemiddelde)

kaveloppervlakte per woning in m2 totaal gemiddelde

kavelopper-<200 200- 300- 400- vlakte in m2

periode 300 400 500 500 ~ per woning

ongesubsidieerd juli 89 - juni 90 11,3 34,5 13,8 10,5 29,9 100,0 479 jan. 90 -dec. 90 8,6 29,2 22,2 12,6 27,3 100,0 439 juli 90 - juni 91 9,0 26,2 26,5 16,8 21,5 100,0 432 jan. 91 - dec. 91 14,3 24,7 23,9 14,2 22,9 100,0 400 juli 91 - juni 92 14,0 30,7 20,8 9,5 25,1 100,0 387 premie C juli 89 - juni 90 59,2 34,9 5,9 100,0 186 jan. 90 -dec. 90 66,9 30,0 3,1 100,0 182 juli 90 - juni 91 67,6 29,0 3,4 100,0 180 jan. 91 -dec. 91 49,9 44,0 6,0 100,0 1% juli 91 - juni 92 52,6 44,3 2,3 0,8 100,0 202 sociale koop juli 90 - juni 91 76,1 23,1 0,8 100,0 163 jan. 91 - dec. 91 80,1 18,2 1,7 100,0 159 juli 91 - juni 92 81,9 16,8 1,3 100,0 156 Bron: Signaleringssysteem DTB 3.9 De kaveloppervlakte

In tabel 3.8 is de gemiddelde kaveloppervlakte per woning opgenomen voor de drie financieringscategorieën.

De kavels van de ongesubsidieerde woningen zijn qua m2 gemiddelde het grootst

(circa 400 m2 per woning), en premie C-woningen zijn ongeveer de helft zo klein (circa 200 m2 per woning). De kaveloppervlakte van een sociale koopwoning bedraagt gemiddeld circa 160 m2 per woning.

De ongesubsidieerde sector kent een behoorlijke variatie in kaveloppervlakte (zie tabel 3.8), met uiteraard een relatief sterke vertegenwoordiging in de categorie met de grootste kaveloppervlakte (500 m2 en meer). Premie C-wonin-gen worden in meer dan 90% van de gevallen gerealiseerd op kavels tot en met 300 m2, terwijl de sociale koopsector, met circa 80%, is geconcentreerd binnen de categorie met de kleinste kavels

«

200 m2

).

De gemiddelde omvang van de kavel daalt. Voor de ongesubsidieerde sector en de sociale koopsector is de afname aanhoudend en bedraagt respectievelijk 13 m2 en 3 m2 ten opzichte van de vorige peiling. Voor de premie C-sector gaat deze daling niet op in de laatste twee peilingsperioden, omdat hier sprake is van

(32)

een groei ten opzichte van de voorafgaande peilingsperiode (+ 6 m2 ten opzichte van de vorige peiling).

Over het algemeen betekent het dalende verloop van de omvang van de kavel, dat het aandeel grotere kavels is afgenomen en het aandeel kleinere kavels is ge-groeid. De groei binnen de premie C-sector heeft met name betrekking op kavels van 200 tot 300 m2, maar in deze peilingspe.iode is de' dynamiek klein (+0,3%-punt). Binnen de sociale koopsector is vooral het aandeel van de allerkleinste kavels

«

200 m2

) gegroeid (+ 1,8%-punt ten opzichte van de vorige peiling).

3.10 De grondkosten per m2 en de grondkosten per m2 per woning

Tabel 3.9 brengt de resultaten uit de tabellen 3.7 (grondkosten) en 3.8 (kavel-oppervlakte ) samen. De opbouw van de tabel is gelijk aan die van de bouwkos-ten uit tabel 3.6. Dit betekent, dat zowel de gemiddelde grondkosbouwkos-ten per m2 per woning als de gemiddelde grondkosten per m2 in de tabel zijn opgenomen (zie toelichtende tekst bij tabel 3.6).

Uit tabel 3.9 blijkt, dat de verschillen tussen de sectoren van betekenis zijn. Het valt op, dat in de ongesubsidieerde sector relatief veel woningen een m2

_ prijs per woning hebben van

f

100,- tot

f

150,- terwijl het zwaartepunt in de premie C- en sociale koopsector ligt in de prijsklasse

f

150,- tot

f

200,-.

Voor de ongesubsidieerde woningen geldt een doorgaande stijging van de grondkosten per m2 per woning (+

f

2,- ten opzichte van de vorige peiling). Ook de gemiddelde grondkosten per m2

kennen een doorgaande stijging (+

f

9,- ten opzichte van de vorige peiling).

Binnen de premie C-sector is juist sprake van fluctuaties, doch met een alge-meen dalend verloop van de grond kosten per m2 per woning in de onderzoeks-periode. Dat dit dalende verloop niet aanhoudend is, blijkt uit het feit dat er ten opzichte van de vorige peiling sprake is van een lichte stijging van de gemiddel-de grondkosten per m2 per woning ( +

f

1,-). Ook de gemiddelde grondkosten per m2 laten fluctuaties zien in de onderzoeksperiode, met eveneens een dalend verloop (-f 6,- ten opzichte van de vorige peiling). Binnen de sociale koopsector is sprake van een relatief kleine ontwikkeling, in de richting van hogere gemid-delde grondkosten per m2

(+

f

2,- ten opzichte van de vorige peiling). De gemiddelde grondkosten per m2 per woning laten eveneens een stijgende tendens zien in de onderzoeksperiode, doch ten opzichte van de vorige peiling is er sprake van een lichte daling (-f 2,-).

Voor elke financieringscategorie is er steeds één prijsklasse waarin de grondkos-ten per m2 per woning voortdurend groeien. Voor de ongesubsidieerde sector is dat de duurste prijsklasse

f

250,- en meer (+ 2,1 %-punt ten opzichte van de

(33)

vorige peiling). Binnen de premie C-sector en de sociale koopsector betreft het de middelste prijsklasse

f

150,- tot

f

200,- (respectievelijk +2,6%-punt en

+9,7%-punt ten opzichte van de vorige peiling).

Tabel 3.9 Grondkosten per financieringscategorie, in procenten per m2

-kavel-oppervlakte per woning, gemiddelde grondkosten per m2 -kavelop-pervlakte per woning en gemiddelde grondkosten per m2

-kavelop-pervlakte, juli 1989 - juni 1992 (halfjaarlijks voortschrijdend jaargemiddelde)

grondkosten p. m2

kavelopp. p. won. (in gIds)

periode ongesubsidieerd juli 89 - juni 90 jan. 90 - dec. 90 juli 90 - juni 91 jan. 91 - dec. 91 juli 91 - juni 92 premie C juli 89 - juni 90 jan. 90 - dec. 90 juli 90 -juni 91 jan. 91 -dec. 91 juli 91 -juni 92 sociale koop juli 90 - juni 91 jan. 91 -dec. 91 juli 91 -juni 92 . < UlO 13,5 14,1 15,6 13,1 9,6 3,8 2,7 0,3 3,8 4,5 7,5 9,5 9,2 100-150 44,3 43,1 38,3 41,4 43,2 24,6 35,3 35,2 38,6 35,1 53,0 41,4 37,3 Bron: Signaleringssysteem DTB 150-200 19,9 18,7 17,4 19,0 19,0 21,3 32,6 40,7 41,5 44,1 29,2 33,0 42,7 200- 250 ;, 250 12,1 10,9 13,2 9,8 9,6 38,5 17,1 17,5 5,3 10,3 8,0 12,5 9,2 10,1 13,2 15,4 16,6 18,7 11,7 12,3 6,2 10,8 6,0 2,3 3,6 1,5

totaal gem.grond-

gem.grond-100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 kosten kosten per m2 per m2 kavel- kavel-oppervlakte kavel-oppervlakte per woning 159 164 171 175 177 183 167 170 161 162 148 154 152 120 135 139 143 152 166 146 150 156 150 141 145 147

(34)

4

RlliMTELIJKE SPREIDING IN DE BOUW VAN

ONGESUBSIDIEERDE, PREMIE C- EN SOCIALE

KOOPWONINGEN

4.1 Inleiding

De ontwikkelingen op de nieuwbouwmarkt van koopwoningen zijn in hoofdstuk 2 en 3 beschreven voor het landelijk niveau. De nieuwbouw van koopwoningen is echter niet in elke regio gelijk en bovendien behoeft elke regio niet een soortge-lijke ontwikkeling door te maken. Daarom worden in dit hoofdstuk een aantal kenmerken uit eerdere hoofdstukken regionaal uitgesplitst.

In paragraaf 4.2 wordt per provincie ingegaan op het aantal woningen waarvoor een bouwvergunning is verleend in de ongesubsidieerde-, premie C- en sociale koopsector.

In paragraaf 4.3 wordt per provincie aandacht besteed aan de ontwikkeling van het aandeel ongesubsidieerde, premie C- en sociale koopwoningen in het totaal van de woningen in de koop- en huursector waarvoor een bouwvergunning is verleend.

In paragraaf 4.4 wordt de regionale component toegespitst op het niveau van de gemeenten naar grootteklassen. Per gemeentegrootteklasse wordt nagegaan hoe het aantal ongesubsidieerde, premie C- en sociale koopwoningen, waarvoor een bouwvergunning is verleend, zich heeft ontwikkeld.

In paragraaf 4.5 staat de rol van de rijksprioriteitsgemeenten centraal. Er wordt onderzocht hoe het aantal woningen waarvoor een bouwvergunning is verleend zich heeft ontwikkeld binnen gemeenten die, van rijkswege, een bouwprioriteit hebben.

Tot slot wordt in paragraaf 4.6 nagegaan voor de regio's Noord, Oost, Zuid en West hoe een aantal kenmerken van de regionale nieuwbouwmarkt zich heeft ontwikkeld (verkoopprijs, bouwkosten, m3-inhoud, bouwkosten per m3 per woning, grondkosten, kaveloppervlakte en grondkosten per m2 per woning).

Het cijfermateriaal in de slotparagraaf is ontleend aan de enquête die het OTB heeft afgenomen onder de opdrachtgevers van bouwprojecten, toegespitst op de beroepsmatige opdrachtgevers in de ongesubsidieerde sector (dus exclusief particuliere opdrachtgevers). Alle overige cijfers in dit hoofdstuk zijn gebaseerd op het Bestand Verleende Bouwvergunningen van het CBS, inclusief particuliere opdrachtgevers.

(35)

4.2 Verdeling van het aantal woningen waarvoor een bouwvergunning is verleend naar provincie

De relatieve verdeling over de provincie, van het aantal woningen waarvoor een bouwvergunning is verleend in de ongesubsidieerde sector, is sterk constant in de

onderzoeksperiode (zie tabel 4.1). Dit betekent dat de landelijke groei in deze

sector behoorlijk gelijkmatig verdeeld is over de provincies. Vergeleken met de

vorige peiling verschilt de relatieve verdeling hoogstens 1 %-punt per provincie. Het aantal woningen waarvoor een bouwvergunning is verleend in de premie C-sector is in de onderzoeksperiode niet gelijkmatig verspreid over de twaalf

provincies (zie tabel 4.2). Er is een relatief sterk toegenomen concentratie van

de premie C-sector in Noord- en Zuid-Holland. Deze concentratie laat een tendens tot stabilisatie zien in deze peilingsperiode, met een relatief aandeel van respectievelijk 21,4% en 29,7%. Noord-Brabant en Limburg vertonen een dalende tendens wat betreft het landelijke aandeel premie C-woningen in de onderzoeksperiode. Ten opzichte van de vorige peiling neemt dit aandeel verder

af.

Het aantal woningen waarvoor een bouwvergunning is verleend in de sociale koopsector is eveneens niet gelijkmatig verdeeld over de provincies in de

onderzoeksperiode (zie tabel 4.3). In de provincies Noord- en Zuid-Holland

verminderde het aandeel relatief sterk, alhoewel het aandeel in Zuid-Holland

voor het eerst weer iets is gestegen in de onderzoeksperiode (+ 1,4%-punt ten

opzichte van de vorige peiling). In Noord- Holland daalt het aandeel met

0,6%-Tabel 4.1 Het aantal ongesubsidieerde woningen naar provincie, in procenten,

juli 1989 - juni 1992 (halfjaarlijks voortschrijdend jaargemiddelde)

provincie juli 1989- jan. 1990- juli 1990- jan. 1991- juli

1991-juni 1990 dec. 1990 juni 1991 dec. 1991 juni 1992

Groningen 3,1 3,1 3,2 3,1 2,9 Friesland 5,4 4,6 3,7 3,8 -3,9 Drenthe 4,6 3,9 3,8 4,4 4,7 Overijssel 8,4 8,1 7,8 8,7 8,3 Gelderland 13,7 13,5 12,2 12,7 13,6 Utrecht 6,5 7,2 7,9 7,0 7,1 Noord-Holland 10,4 10,4 10,0 9,6 10,7 Zuid-Holland 14,0 15,8 17,8 18,6 17,1 Zeeland 3,3 3,4 3,2 3,1 3,3 Noord-Brabant 19,7 18,9 19,0 17,8 17,5 Limburg 7,7 7,4 6,9 6,9 7,5 Flevoland 3,3 3,7 4,4 4,3 3,4 totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0

Cytaty

Powiązane dokumenty

At very low temperature lifts, the compression-resorption heat pump system can have an advantage over the vapor recompression heat pump as long as the temperature

próbek zgrzewów wykonanych w warunkach minimal- nych i maksymalnych do dopuszczalnej wartości naprę- żeń wzdłużnych w ściance rury polietylenowej poddanej działaniu

Można jednak zaobserwować zjawisko występowania nietypowych immunofenoty- pów komórek białaczkowych, polegające na braku ekspresji jednej charakterystycznej deter-

i nie ma czasu, aby zastosować jakikolwiek inny tryb. Aby zamawiający mógł zastosować art. nie narażając się na zarzut naruszenia ustawy, sytuacja, w której się

Nałeży więc ustanawiać przez nałożenie rąk tego, którego wspólnota wybierze jako biskupa, nawet jeśłi jest on wyznawcą^.. Różne funkcje duchownych i

W tym sakramencie człowiek rzeczywiście zostaje włączony w Chrystusa do tego stopnia, że może już w największym zaufaniu wyznać: „Nie żyję już ja, ale żyje we mnie

Enige voorbeelden zijn; onjuiste montage van een filterelement in het huis, verkeerde montage van de standaanwijzer op een duplex smeeroliefilter, het niet op tijd verversen van

Kościół patrzy z miłością i ufnością na was, ludzi starszych, starając się przyczyniać do powstania takiego środowiska ludzkiego, społecznego i duchowego, w którym