• Nie Znaleziono Wyników

Schaalproblemen bij het besturen van supertankers

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Schaalproblemen bij het besturen van supertankers"

Copied!
6
0
0

Pełen tekst

(1)

U SEP. 9l3

RCHiEF

Schaalproblemen bij bet besturen van supertankers

*)

van d J2i

Lab. V. Scheepsbouwkurdi

Onderafdeling

Technischp HoesçhooI De4ft

DOCUM ENTA TIE

DATUM:

Ds. W. A. WAGENAAR en Dr. J. A. MICHON

Instituut voor Zintuigfysiologic RVO-TNO, Soesterherg

1-.i-_ 34'

Samenvatting

1-let gebruik. van schaalmodellen bij

manoeuvreer-experi-menten is slechts mogelijk indien ook de tijdschaal in

ge-kro;npen wordt. Het is echter de vraag of de

manoeuvreer-taak niet essentiëel verandert bij inkrimping van de

tijd-schaal. In een serie experimenten zijn enkele aspecten van dit probleem onderzocht met behulp van een simulator die

onafhankelijk van dc tijdschaal kan werken. Zes loodsen

en zes stuurlui, getraind in schaalmodellen, namen als proef-pers000 aan de experimenten dccl.

In het hier besproken experiment werd het manoeuvreren

met 2 schepen (100.000 en 250.000 ton waterverplaatsing) in 3 tijdschalen (1:1, 1:5 en 1:7) vergeleken. Het bleek dat het man oeuvreren in de ingekrompen tijdschalen veci

een-voudiger is dan in de werlzelijke tijd. De conclusie is dat

toe passing van ingekrompen tijdschalen bij de gebruikte scheepstypen en tijdschalen tot onjuiste resultaten kan lei-den.

Inleiding

De enorme afmetingen van supertankers maken

onderzoek naar de bestuurbaarheid urgent, aange-zien deze schepen bijzonder traag reageren op de commando's die de roerganger via de

besturings-organen geeft. Tegelijkertijd echter zijn juist de

af-metingen een obstakel voor zulk onderzoek: het

is onhandig, tijdrovend, duur en zeifs riskant orn

met deze schepen te experimenteren. In de

scheeps-bouw- en waterloopkunde worden dergelijke pro-blemen vaak opgelost door de werkelijke situatie op een zodanig verkicinde schaal na te bouwen,

dat het formaat geen belemmering meer vormt. Op basis van de in het schaalmodel geobserveerde ver-schijnselen is het vrij goed mogelijk te voorspellen

wat er in de werkelijke situatie zal gebeuren. Het

gebruik van schaalmodellen brengt echter weer

geheel nieuwe problemen met zich mee, en over

deze problemen, paradoxaal genoeg bet gevolg van de geringe afmetingen van supertankers-op-schaal,

handelt bet volgende artikel.

) Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het

Wa-terloopkundig Laboratorium ,,De Voorst", Marknesse, N.O.P.

TechnischeHogeschooI

Scale-problems in

supertankerDelft

manoeuvring

A34_\

Ç Summary

r7F

Experiments on inanoeuvrability cTi nTy be xecuted in

scale models when the time scale is also contracted. The possibility exists that the task for the helmsman will be essentially altered by contraction of the time scale. In a

series of experiments some aspects of this problem are

in-vestigated using a simulator which was independent of time scales. Six pilots, and six navigators used to scale models, took part in the experiment as subjects. In the

present experiment ?nanoeuvring with two ships (100.000 and 250.000 ton displacement) u'as compared in three time scales (1:1, 1:5. 1:7). It appeared that manoeuvring in a

contracted time scale is much easier than in the real ti,ne

condition.

The conclusion is that the use of contracted time scales may lead to incorrect conclusions, for the chosen types of

ships and time scales.

Problemen rond het gebruik van tijdschalen

In een schaalmodel is, behalvc dc ruimtelijke

schaal, ook de tijdschaal aangepast: men is ge-dwongen een tijdschaal-verkorting te gebruiken die, volgens de regel van Froude, evenredig is met

de worte1 uit de ruimtelijke schaal. Bij een

ruim-telijke schaal van 1:25 is de tijdschaal dus 1:5, het-geen betekent dat alle gebeurtenissen zich vijf maal

zo snel afspelen als in de werkelijkheid. Wanneer een proefpersoon een cssentiële schakel in bet

on-derzochte systeem is, kan deze tijdschaalverkorting

echter niet zonder meer worden toegestaan. Som-mige taken, zoals bijvoorbeeld autorijden, stellen narnelijk zulke hoge eisen aan het menselijke ver-mogen orn informatie te verwerken, dat het on-mogelijk is een dergelijke taak vijf maal zo snel

uit te voeren. Simulatie in een schaalmodel met

eco tijdschaal 1:5 is daarom in dat geval niet zin-vol. Anderzijds bestaan er ook taken die rnoeilijk

zijn juist vanwege de geringe hoeveelheid

informa-tie die per tijdseenheid wordt aangeboden. Het is bijvoorbeeld niet direct te zien of de wijzers van

een klok vooruit of achteruit bewegen dan wel

stilstaan. Pas na vergelijking van opeenvolgende waarnemingen kan men hierover uitsluitsel geven.

(2)

POE RGANGER

Fig. 1. Schema van het simulatie-systeem.

Nog rnoeilijker is het orn eventuele versnellingen

of vertragingen van de wijzerbeweging waar te

ne-men. Een dergelijke taak doet zich voor hij het

manocuvreren rnet supertankers: een aanzienlijk

deel van de bewegingen van deze grote schepen

is niet zonder meer als beweging waarneembaar.

Simulatie in een schaalmodel met een tijdschaal

1:5 zou deze waarnemingstaak juist gemakkelijker kunnen maken. Een andere storende factor bij

tijd-schaalverkorting is het feit dat de subjectieve

be-oordeling van de lengte van tijdsintervallen niet

recht evenredig is met de tijdschaal, daar de sub-jectieve tijd geen lineaire funktie van de ,,klokke-tijd" is. E.en interval van 6 sec wordt in tijdschaal 1:5 1,2 sec, maar een proefpersoon heeft subjec-tief het gevoel dat het interval tot 1/6 deel (1 sec) is gereduceerd. Uit het bovenstaande hlijkt dat het gebruik van verkorte tijdschalen bij manoeuvreer-experimenten niet zonder nader onderzoek is ge-oorloofd. Toch wordt simulatie in schaalmodellen

frequent gebruikt zowel voor waterloop- en

scheepsbouwkundig onderzoek als voor de trai-ning van loodsen en gezagvoerders. Er zijn dus

goede redenen orn onderzoek naar het effect van

tijdschaalverkorting te beginnen, en een opdracht

van het Waterloopkundig Laboratorium ,,De

Voorst" voor een dergelijk onderzoek werd dan STLJ1JR WIE L

ROERHOEN AANWJZER

ROMPAS PUNTLICHTBRON PROJECTOR

pR

Fig. 2. Schema van de puntlichtbron-projector.

ANALOGE COMPUTER

ook met beide handen aangegrepen. Dit artikel

geeft de resultaten van een der eerste experimenten

die werden uitgevoerd in bet kader van deze

op-dracht. Meer gedetailleerde informatie over dit on-derzoek is eiders te vinden [71.

De manoeuvreer-sirnulator

Het onderzoek eiste dat de tijdschaal waarin de

manoeuvre zich afspeelt gernakkelijk kon worden

gevarieerd. Dit bleek slechts realiseerbaar door

ge-bruik te maken van een nanoeuvreer-siniu1ator. De ontwikkeling van dit apparaat was uitsluitend mogelijk dankzij een intensieve samenwerking met verscheidene instanties, waaronder het Instituut

TNO voor Werktuigkundige Constructies, het

Waterloopkundig Laboratorium, het Nederlands Scheepsbouwkundig Proefstation, het Nederlands

Scheepsstudiecentru ni, het Scheepsbouwkundig

La-boratorium van de Technische Hogeschool Deift en de Koninklijke Marine. Een volledige beschrij-ving van het systeern is in een afzonderlijk rapport

neergelegd [6].

De belangrijkste onderdelen van de simulator zijn, als weergegeven in Fig. 1, een brug met stuurwiel, kompas en roerhoekaanwijzer, een analoge reken-machine en een puntlichtbron-projector. De

proef-persoon staat op de brug en kijkt naar de op de

voorru it geprojecteerde huitenwereld. Wanneer hij

aan het stuurwiel draait wordt een analoog

sig-naal aan de rekenniachine doorgegeven. Deze be-rekent de scheepsheweging die het gevolg is van

de roerheweging, met behuip van de tevoren

inge-voerde bewegingsvergelijkingen van het schip.

Hierbij wordt rekening gehouden met stroom en

wind, jeder met een eigen snelheid en richting. De beweging van het schip wordt voor de proefper-soon zichthaar gemaakt door het kompas en door

een wijziging in dc geprojecteerde buitenwereld.

De puntlichtbronprojector (Fig. 2) bestaat in prin-cipe uit een puntlichtbron die door twee perspex platen schijnt. Op de eerste plaat (A) is een

kust-Hjn met een haveningang geschilderd. Twee pieren

steken uit in de richting van bet lampje. De

voor-ste toren van een 1ichtenlijn' is op de eerste plaat geschilderd, de achterste op de rweede plaat (B). Deze scène wordt afgebeeld op bet scherm (C) dat

voor bet raam van de brug hangt. De puntlicht-bron staat op een XY-schrijver. De twee

bewe-gingsrichtingen van de schrijver corresponderen

met nadering tot de kust en verplaatsing cvenwij-dig aan de kust. Het geheel (XY-schrijver,

licht-bron en perspex platen) is verplaatsbaar in een

richting evenwijdig aan het scherm, hetgeen ver-schuiving van het totale beeid veroorzaakt. Deze versch uiving komt overeen met koersverandering

* Een hchrenlijn bestaat uit een Jage en een hoge vuurtoren

die op zee in één lijn worden gezien wanneer het schip

(3)

van het schip. De scène, die is weergegeven in Fig.

3, maakt naar het oordeel van een groot aantal

deskundige beoordelaars, een realistische indruk.

Tijdens het experiment wordt een aantal parame-ters waaronder haan, koers en roerhoek

geregis-treerd.

Het experiment

In het experiment werd gebruik gemaakt van twee

schepen A 100.000 ton en B = 250.000 ton en drie tijdschalen 1:1, 1:5 en 1:7. Combinatie van de

schepen met elk van de tijdschalen levert zes

con-dities waarin het gedrag van schip met roerganger kan worden hestudeerd. Deze condities worden in het volgende symbolisch voorgesteid als Ai, AS, A7 en Bi, BS, B7. In alle condities voerden de proefpersonen een standaardmanoeuvre uit, die is

weergegeven in Fig. 4. Het schip lag 62,5 meter naast de lichtenlijn en de opdracht was orn het

schip zo snel mogelijk in de lichtenlijn te hrengcn,

zonder er te veel doorheen te schieten. Er werd

een afstand van 2,5 km afgelegd met een snelheid

van 8 knopen ( 4 meter/seconde). De vaart

duurde 540, 108 en 77 seconden respectievelijk bij

tijdschaal 1:1, 1:5 en 1:7. De proefpersonen waren zes zeeloodsen van Hoek van Holland en zes mo-del-stuurlui van het Waterloopkundig

Laboratori-um. Deze laatste proefpersonen waren gewend

te manoeuvreren met modelschepen maar

had-den geen ervaring met de besturing van

sche-pen op ware grootte. De volgorde waarin iedere

4'

5

/ig. 4. De beginsituatie van de standaardmanoeuvre.

Fig. 3. De scène die door de puntlichtbron-projector op

de voorruit van de brug wordt afgebeeld.

proefpersoon de condities kreeg aangeboden werd systematisch gevarieerd orn allerlei neveneffecten

als leren en vermoeid'heid te verrnijden. ledere

proefpersoon voer dric maal in iedere conditie. In

het kader van dit artikel kunnen slechts enkele re-sultaten summier worden weergegeven ter illustra-tie van bet hetoog. Meer uitvoerige gegevens vindt men in het reeds genoernde rapport [7].

Fig. 5 laat zien langs welke baan het schip gemid-deld voer in de verschillende condities van ons

ex-periment. Bij de tijdschaal 1:1 (Al en Bi) stuurden de proefpersonen het sneist naar de lichtenlijn toe

en vooral in conditie B, schoten ze er ver

door-heen. Bij de tijdschalen 1:5 en 1:7 werd over het

(4)

Tabel: Gegevens over de roeruitsia gen die tijdens de

ma-noeuvre werden gebruikt.

laat zien dat er in conditie Al en Bi grotere roer-hoeken werden gebruikt dan in de andere con

di-ties. Ook het aantal nuldoorgangen van de

roer-beweging was groot in deze condities, hetgeen be-tekent dat er veel bewegingen met bet roer werden

gemaakt. Het totale beeld dat uit de resultaten

spreekt is dat de proefpersonen niet in Staat zijn

een manoeuvre op gelijke wijze uit te voeren

wan-fleer de tijdschaal van een situatie wordt

veran-derd. Interpretatie

Hoewel we een verre van volledig inzicht hebben

in bet complex factoren dat het gedrag van een

m 75 50 25 o

-25

-D-50 2 m D 75

t

50 25 -25 - 50 -75 O

roerganger bepaalt, kunnen we toch enkele oorza-ken van het door ons gevonden effect van de

tijd-schaal aanwijzen. Deze oorzaken liggen in bet viak van de menselijke waarneming. In de inleiding

werd reeds gewezen op de bijzonder langzame be-wegingen die een supertanker maakt. De kleinste

hoeksnelheid die een mens visueel als beweging van de boegspriet langs de kustlijn kan waarnemen

is ongeveer i boogminuut per seconde [1, 2, 3]. In tijdschaal 1:1 wordt deze sneiheid vanuit stil-stand pas bereikt na 7 sec voor schip A en na 10,5 sec voor schip B (Zie Fig. 6). Dit hetekent dat de

roerganger gedurende deze ,,dode" tijd geen

visue-le informatie ontvangt over de heweging van bet schip. Bij tijdschaal 1:5 wordt de tijdas in Fig. 6

met een factor 5 ingekrompen. Als het hierbij bleef

zouden de dode tijden" ook tot een vijfde

gere-duceerd worden. Bij inkrimping van de tijdschaal

wordt echter de sneiheidsas met een factor vijf

uit-gerekt, aangezien de tijd dan in de noemer staat.

De ,,dode tijden" worden daardoor tot ongeveer

1/17 deel teruggebracht (0,4 sec voor schip A en 0,6 sec voor schip B). Een zelfde effect Is te con-stateren hij de hoekversnellingen: een eenvoudige

vuistregel [4] leert dat hoekversnellingen visueel waarneembaar zijn als de sneiheid wordt verdub-held of gehalveerd binnen vijf seconden, op

voor-waarde dat de hoeksnelheden steeds boyen de

waarnemingsdrempel liggen.

Deze versnellingen komen regelmatig voor wan-neer er in tijdschaal 1:5 en 1:7 wordt gevaren. In

2km Water-verplaatsing Ti;dschaal Gerniddelde roerhoek Gemiddeld aantal nuldoorgangen van de roerbeweging 100.000 1:1 3°42' 16,5 ton 1:5 2°42' 9,3 (A) 1:7 236' 8,7 2.50.000 1:1 6°06' 11,2 ton 1:5 4°18' 7,9 (B) 1:7 3°48' 7,0

i

-

\\

"s, 4. .. 0_ o .. - -o--- B7 -s-. °:::--+ B 5

-toodsen + A 7

\

loodsen A 5 I

4.-i i -. - %..'.

-

\+

. - O .- -- B5 - s _

-

\

'.

o_ ..,.-

--°°

modet-stuurtiede n modet-stuurtieden + -

N

--+ +-+

L__

i

J i I i i i i 0 1 2km 0 i afgelegde weg

(5)

tijdschaal 1:1 treedt een dergelijke versnelling voor schip B alleen op bij niet-waarneembare

hoeksnel-heden. Detectie van dc versnelling is in dat geval

onmogelijk. Voor schip A is er in tijdschaal 1:1 een

kleine kans dat de hoekversnelling de waarneem-baarheidsdrempel overschrijdt. Een andere factor die reeds in de inleiding werd genoernd is de he-oordeling van tijdsintervallen [S]. Wanneer twee intervallen zich verhouden als 1:5 wordt ele lang-ste ervaren als ongeveer zes maal de kortlang-ste. Een

proefpersoon za! daarorn, wanneer ceri schip in

tijdschaal 1:1 vijf maal zo traag reageert als in

tijd-schaal 1:5, de indruk krijgen dat het verschil gro-ter is dan op grond van de schaalverhouding mag

worden verwacht. Er is in tijdschaal 1:1 dus een

grotere ,,subjectieve traagheid".

Deze factoren werken alle in dezelfde richting. Een

manoeuvre met een supertanker moet lang van te voren worden ingeleid. Dit geschiedt alleen als de stuurman werkelijk ziet dat er over enige tijd een koerswijziging nodig zal zijn. Deze anticipatie is

slechts mogelíjk door vanuit de tot dusver

waarge-nomen heweging te extrapolercn. In tijdschaal 1:1

blijft echter een groot dee! der schecpsbewegingen

onzichtbaar, waardoor de noodzaak van een

koerscorrectie op een te laat tijdstip wordt

inge-zien. De correctie zal dan groter moeten zijn. Bo-vendien krijgt de proefpersoon in tijdschaal 1:1 de indruk dat hij grotere roeruitsiagen moet gehrui-ken, ten eerste door de lange tijd die verloopt tus-sen roerbeweging en het zichtbaar worden van de

resulterende scheepsbeweging, en ten tweede door

de grotere subjectieve traagheid van het schip.

Door al deze factoren tezamen wordt een te grote koerscorrectie uitgevoerd, hetgeen weer op een te

laat tijdstip met een slecht aangepaste

koerscorrec-Fig. 6. De hoeksnelheid die beide schepen t sec/nadat het

roer 1O is uitgesiagen hebben bereikt. De kdeinst

waarneembare hoeksneiheid (1 boo grninuut per

se-conde) wordt bij tijdschaai 1:5 ongeveer 17 maal

zo soci bereikt als bij tijdschaal 1:1.

tie zal worden goedgernaakt. De slingering van het

schip orn de lichtenlijn krijgt daardoor in tijd-schaal 1:1 een grotere amplitude, terwiji er veel en grote rocruitslagen worden gebruikt.

Dit is precies wat de resultaten laten zien.

Conclusie

Manoeuvreer-experimenten in schaalmodellen

kun-rien tot bedriegelijke resultaten leiden, omdat het gedrag van het systeem roergaiìger-schip niet on-afhankelijk is van de tijdschaal, vooral indien er sprake is van zeer grote schepen. Het is van

be-lang om het gedrag van de roerganger in dit

op-zicht verder fundamenteel te onderzoeken.

Literatuur

Auhert, H.: Die Bewegungsempfindung. Arch. Ges. Physiol. 39, 347-376 (1886). Bourdon, B.: La perception visuelle de l'espace. Paris, Librairie C. Reinwald, 1902.

Grim, K.: Ober die Genauigkeit der Wahrnehmung und

Ausführung von Augenbewegungen. Z. Sinnesphysiol. 45, 5-26 (1911).

4] Hick, W. E. and Bates, J. A. V.: The human operator

of control mechanisms.

London Ministry of supply 1950, cited in R.M.

Gorts-danker: Detection of acceleration of target morion.

Psychol. Bull., 53, 477-487 (1956).

[S] Stevens, S. S. and Galanter, E. H.: Ratioscales and

category scales for a dozen perceptual continua. J. Exp. Psychol. 54, 377-411 (1957).

v.d. Brug, J. B. and Wagenaar, .W A.: An experimental

Simulator for the Manocuvring of Surface ships.

Nederlands Scheepssnidiecentrum. Communication no.

18 S, January 1969.

Wagenaar, W. A. and Michon, J. A.: The effect of

con-tracted time scales in scale model rnanoeuvring.

(6)

Echo's vairde RASURA: Het leren identificeren

van

.7

comptxe stimuli

Dr. J. A. MICHON

Instituut voor Zintuigfysiologie RVO-TNO, Soesterbcrg

Samenvatting

Het leren onderscheiden en idestificeren van coplexe en

onderling verwante stimuli . zóals RASURA radar.èho's

-kan opgevat worden als h'tot stand koinen van

een\,,sub-jectief model" of ,,inte,píe representatie" van de buite\we reld. Onderzoek van. e ,,representaties" die bij meester ,en

\ leerung aanwezig zíjn, kan bijdragen tot bespoediging v

\et leren waarnç,nen.

r

1. In1eidig

Het ondescheiden en identificeren van objecten is een taakídie in vele varianten wordt aangetroffen. Zowel ii militaire als in industriële omstandighe-den kan tijdige herkenning een zaak van leven en

dood zijn: vijandelijke vliegtuigen en een verkeerde

vloeistof in een medicijnflesje kunnen leiden tot eenze1fce katastrofaal resultaat. Vooral bij de iden-tificatie van complexe geluiden doen zich vaak

problen4en voor. In het algerneen ontbreken hierbij

onder meer de bel angrijke bewegingskenmerken, welke iaentificatie bj jele presentatie op een radarschm vergthakkeIijk\en. Dit soort factoren brengt mezjçJ'dat ook ht ¡eren onderscheiden een zware opgave wordt, \evenals trouwens de

taak van de instructeur: het verdragen van de re-levante kennis.

De kennisoverdracht geschiedt gewoonlijk

monde-ling. De instructeur zal daarbj trachten de leerung

te wijzen op het verschil tusen doe! en

achter-grondslawaai, op de karakterisieke kenmerken van

elk geluid, orn .daarmee het g4eugen van de leer-ling te ,,structureren". De instrtcteur kan evenwel door een ongelukkige keuze va zijn beschrijvin-gcn de leerung op een dwaalspoor'hengen. Hij kan

zeifs verkeerde, voor identificatie 'betkenisloze,

kenmerken benadrukken. Deze en andere,

soortge-Iijke, vragen worden acuut, wanneer men cen

op-leiding wenst te bekorten zonder achteruitgang van

Echoes

RASURA: A

kmin

comp1ex\ound identificáÍon

Summary

Learning to distinguish or identify complex, interrelated

stimuli - such as RASURA radpec1o's )zy be conceived of as formation of a ,,subjeMìe model" or nterna1 repre-sentation" of the real woJd.

Studying the ,,representations" of master and\pu pii, may

lead to improvements in learning perceptual skills.

de prestatie. Een dergelijk geval deed zieh voor met de RASURA-radaropleiding aan de

Cavalerie-school in Amersfoort. De RASURA is een

draag-baar doppler-ra4ar systeem waarbij de echo's in

een hoofdtelefoo worden hoorhaar gemaakt.

Op verzoek va de Inspecties van de

Verbindings-dienst en de 1Cavalerie van de Koninklijke Land-macht werd en onderzoek ingesteld naar .de mo-gelijkhedcn de opleiding van het RASURA-perso-neel te verb1teren. Daarbij werd ook aandacht

he-steed aan sarhenstelling van het lesmateriaal [4].

In de navolende beschouwing zal dit punt nader

aan de orde esteld worden. Daarbij ontkomt men niet aan een Ñndamenje1 ezi ing op de vraag

hoe men de kìms-kn kwantifi eren die bij de

instructeur aanwezig is en bij de IerIing (nog) niet.

We hebben gemeend de lezer dee fundamentele

overwegingen niet te rnoeten onthouden. 2. Waarnemen moct geleerd worden

In de ioop van zijn ontwikkeling leert de mens

geleidelijk welke onderscheidingslenmerken het hem mogelijk maken, dingen te idenificeren en van elkaar te onderscheiden. Slechts van çen klein

aan-tal kenmerken van de wereid om os heen mag

men aannernen dat zij in de menselijke natuur ver-ankerd liggen: zeer jonge kinderen zullen niet over

Cytaty

Powiązane dokumenty

ведь точность прогноза в немалой мере зависит от адекватности научных законов (и эмпирических данных). Необхо- димость данного ограничения,

Nadzory objęły swym zasięgiem teren budowy sanitarnej sieci cieplnej preizolowanej wysokich parametrów w ulicy Staromiejskiej wzdłuż budynku nr 25 oraz ulicy Targ Rybny do budynku

W strefach peryferycznych stanowiska materiały krzemienne najliczniej gromadzą się w warstwie ornej, natomiast w profilu brak jest dwóch ogniw: starszego poziomu glebowego

osada kultury łużyckiej - chronologicznie materiał „łużycki” jest dwufazowy; źródła zlokalizowane we wschodniej partii stanowiska odpowiadają regułom

Uwględnianie asocjaq'i jonowej elektrolitu przy opracowywaniu wyników pom iarów sił elektrom otorycznych sprow adza się w zasadzie do popraw ­ nego opisu siły

Wyniki analizy odpowiedzi na impuls oraz współczynników natychmiastowej quasi-korelacji wskazują na znaczący wzrost synchronizacji meksykańskiego cyklu koniunkturalnego z

Ma to o tyle znaczenie, iż w świetle przeprowadzonych nadzorów oraz odkrywek wykonanych na południowej elewacji tegoż skrzydła, należy przypuszczać, iż poziom, który obecnie

Doświadczenie zostaje zastąpione przez wiedzę quasi- pamięciową, która nie musi być wyprowadzona z rzeczywistych danych (jak np.pamiętniki, fotografie, pokłady skalne