• Nie Znaleziono Wyników

Inleidende studie betreffende de mogelijkheden tot verhoging van de Emmapolderdijk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Inleidende studie betreffende de mogelijkheden tot verhoging van de Emmapolderdijk"

Copied!
31
0
0

Pełen tekst

(1)

in Friesland en Groningen

te

B A F L 0

INLEIDENDE

STUDIE

BETREFFENDE

DE

MOGELIJKHEDEN

TOT

VERHOGING

VAN

DE

EMMAPOLDERDIJK.

(2)

2. Doel 1

1. Inleiding. 1

3.

Opzet. 1

4.

Motivering voor dijksverhoging aan de binnenzijde

van de bestaande dijk • 2

5.

De maatgevende stormvloedstand

60

Golfoploop

7.

Buioscillaties en buistoten 6

8.

Relatieve bodemdaling en kruindaling

6

9.

De bekleding van het buitenbeloop •

7

10. De konstruktie van het binnenbeloop en de binnenberm

8

11. Vergelijkende kostenraming en profielkeuze

9

Samenvatting en konklusies

13

Geraadpleegde literatuur

15

ilanha:ngsel I De golfoploop

16

A3uhangsel 11 Relatieve bodemdaling en kruindaling •

24

Aanhangsel rIl Vergelijkende kostenraming verhoging Emmapolderdijk •

26

B IJ 1. ft. G ;:, N

1 • Oplossing A doorgaand buitenbeloop •

.,

Oplossing B met golfremmende elementen.

...

(3)

1. INLEIDING.

De onderhavige nota is ontstaan als uitvloeisel van voor-stellen van de afdelingsingenieur voor de afdeling Landaanwinnings-werken aan de Hoofdingenieur-Direkteur in de direktie Groningen be-treffende het opzetten van een proef met golfremmende elementen op de Emmapolderdijk, van de daarop gevolgde gedachtenwisseling, en van de brief nr.

4048

van

3

juli

1963

van de genoemde Hoofdingenieu~ Direkteur, waarin aan de afdeling Landaanwinningswerken werd opge-dragen voorstudieste verrichten omtrent de mogelijkheden tot ver-hoging van de Emmapolderdijk.

2.

DOEL.

Teneinde de voorstudie niet te omvangrijk te doen zijn, is het gewenst om het profiel van de te maken dijk tevoren in princi-pe te bepalen. Gemeend werd, dat dit kan worden bereikt door een drietal profielen te ontwerpen, hun technische voor- en nadelen te vergelijken en tevens een globale vergelijkende kostenberekening

te maken.

Aangezien bij de drie onderzochte profielen er ~én is met golfremmende elementen, kan tevens worden nagegaan, of een proef met deze elementen aantrekkelijk is. Zoals zal blijken kan deze vraag worden gezien los van de keuze Van het in studie te nemen dijksprofiel.

3. OPZET.

Ten behoeve van het vergelijkend vooronderzoek is

eendrlC-tal schetsontwerpen vervaardigd, die als bijlagen 1, 2 en

3

bij dez nota zijn gevoegd. Het betreft de volgende oplossingen:

A.

Bijlage 1: Zonder buitenberm en zonder golfremmende elementen. B. Bijlage 2: Zonder buitenberm en met golfremmende elementen. C. Bijlage

3:

Met buitenberm en zonder golfremmende elementen.

In verband met verschillen in oriëntatie is het dijktracé in drie of meer trajekten verdeeld, voor elk van deze trajektea ZijA

(4)

de uitkomsten van de kruinshoogteberekeningen iets anders. De oostelijke opdijk is voorshands buiten beschouwing gelaten, daar deze zo veel gunstiger is gelegen dan de dijk zelf, dat vermoede-lijk met een eenvoudiger profiel kan worden volstaan.

De berekende kruinshoogten moeten als een benadering wor-den beschouwd om de volgende redenen:

1e Omtrent het zeer gekompliceerde golfspektrum buiten de dijk is nog te weinig bekend. Een systematisch onderzoek hiernaar, in het bijzonder tijdens hoge waterstanden, verdient aanbeveling.

2e Om de nog te bespreken dalingsverschijnselen van de ondergrond beter te kunnen voorspellen, is te zijner tijd een grondmechanisch onderzoek vereist.

In de onderhavige nota is gekozen voor dijksverhoging aan de landzijde van de bestaande dijk. Deze keuze wordt in par.

4

nader gemotiveerd. In par.

5

wordt de maatgevende stormvloedstand bepaald, terwijl in par.

6

wordt ingegaan op de in rekening te brengen golf-oploop. Par.

7

gaat in op buioscillaties en buistoten, en in par.

8

wordt de relatieve bodemdaling en de kruindaling behandeld. In par.

9

en 10 wordt gesproken over bekleding en konstruktie van buitenbe-loop, binnenbeloop en binnenberm. In par. 11 ~ordt een vergelijken-de kostenberekening gegeven en zal uit de drie profielen een keuze worden bepaald. Samenvatting en konklusies tenslotte worden gegeven in par. 12.

In het algemeen worden de diverse aspekten summier behan-deld. In aanhangsels wordt waar nodig een nadere motivering gegeven. De berekeningen zijn uitgevoerd door de technisch hoofdambtenaar R.Reenders, de kostenramingen zijn gemaakt door de dienst uitvoe-ring Groningen van de afdeling Landaanwinningswerken onder leiding van de technisch hoofdambtenaar C.T.Bergman.

4.

MOTIVERING VOOR DIJKSVERHOGING AAN DE Bnn\!ENZIJDE VAN DE

BESTAANDE DIJK.

Het aanbrengen van een verhoging aan de binnenzijde heeft als voordeel, dat het aanwezige buitenbeloop, dat in de loop der jaren een zekere vastheid en weerstand tegen golfaanval heeft ver-kregen, intakt gelaten wordt. Bij een verhoging naar de buitenzijde geeft het nieuwe buitenbeloop de eerste jaren een belangrijk minder

(5)

veilige verdediging.

Bij een verhoging aan de binnenzijde wordt tijdens de uit-voering veel minder last ondervonden Van de getijwerking dan bij een verhoging aan de buitenzijde, terwijl ernstige schade als ge-volg van hoge waterstanden wordt vermeden.

Het aanbrengen van een verhoging aan de buitenzijde zal daarom slechts in uiterste noodzaak, d.w.z. als er een kostbare be-bouwing onmiddellijk achter de dijk aanwezig i6, toelaatbaar zijn. Dit is echter in de Emmapolder niet het geval, zodat gezien de gro-tere veiligheid in de eerste jaren na de aanleg en de kleinere risi-co's tijdens de uitvoering,een dijksverhoging aan de binnenzijde is aangewezen. Wel zal in dat geval wat meer cultuurgrond verloren gaan, maar daar staat tegenover, dat het bestaande brede binnenbermkanaal, dat momenteel als hoofdafwatering van de Emmapolder fungeert, wel-licht kan vervallen. In het raam van het plan voor een gekombineerde afwatering van de Emmapolder, met enige omliggende polders is te ver-wachten datde toekomstige hoofdafwatering langs een meer binnenwaarts gelegen tracé zal worden geprojekteerd. Voor de dijksverhoging aan de binnenzijde kan dus volstaan worden met een eenvoudige bermsloot voor de afwatering van het binnenbeloop en de binnenberm, hetgeen de stabiliteit van het nieuwe dijkslichaam ten goede komt.

5.

DE MAATGiVENDE STORNVLOEDSTAND.

Voor de verbetering of aanleg van hoofdwaterkeringen advi-seert de Deltacommissie voor Noord-Nederland een basispeil van N.A.P. +

5.80

m. te Oostmahorn, N.A.F. +

5.70

m te Rottumeroog en N.A.? +

6.40

m. te Delfzijl.Dit basispeil heeft een

overschrijdingB--4

kans van 10 maal per jaar.

Uit fig. 1 Van de nota "Enige opmerkingen over het hanteren der ontwerppeilen in het noorden van het land", door ir.P.J.Wemela-felder, 1960, kan worden afgeleid dat het basispeil voor de Emmapol-der N.A.? +

5.85

m bedraagt.

Verder heeft de Deltacommissie voor de gehele Groningse kust een economische reductie op het basispeil toegepast van 20 cm., waardoor het z.g.n. ontwerppeil voor de Emmapolderdijk wordt vastge-steld op N.A.P. +

5.65

m. met een overschrijdingskans van

1/4000.

(6)

heeft d~ Deltacommiesie voor de zeeweringen, die na de afsluiting als tweede kering gaan fungeren, een extra reduktie van

15

cm voor-gesteld.DeMreduktie geldt voor de gehele noordkust vanaf de weste-lijke punt van de Balgzanddijk tot het punt aan de kust waar deze de lijn Uithuizen-Rottumeroog snijdt (figuur

3

van bovengenoemde nota van ir. Wemelsfelder). Aangezien de Emmapolder oostelijk van deze lijn is gelegen, mag deze extra reduktie voor de Emmapolderdijk voorshands niet worden toegepast. Mocht de dijk tengevolge van toe-komstige plannen meer beschut komen te liggen, dan kan hiermee te zijner tijd rekening worden gehouden. Het ontw«p~~thans gehand-haafd op N.A.P. +

5,65

m.

6.

GOLFOPLOOP.

De golfoploop is berekend met behulp van een daartoe door het Waterloopkundig Laboratorium opgestelde formule. Deze formule is nog niet in alle opzichten betrouwbaar, terwijl ook het gebied, dat zij bestrijkt, beperkt is. De berekeningen die zijn uitgevoerd, gebruikmakend van de beschikbare gegevens, zijn echter op het ogen-blik het beste, dat kan worden bereikt. Door aanvullende waarnemin-gen en berekeninwaarnemin-gen kan de nauwkeurigheid van enkele der samenstel-lende faktoren worden opgevoerd. Hierbij moet echter steeds in het oog worden gehouden, dat deze nauwkeurigheid niet die van de formule behoeft te overschrijden.

Met de formule wordt berekend de grootheid z , de hoogte van de golfoploop tegen de dijk (vertikaal gemeten boven de maatge-vende stormvloed6tand),~doorgemiddeld

2%

Van de golven wordt be-reikt of overschreden. Deze

2%

overslag wordt als norm door de Deltacommissie aanbevolen.

In de formule komen de volgende grootheden voor: a) De golfbeweging voor de dijk.

Op grond van de aanbevelingen van de Deltacommissie, en rekening houdend met de plaatselijke situatie, is berekend dat bij het ontwerppeil knrakteristieke golven voorkomen met een hoogte, variërend van 1,8 m in het uiterste westen van de Emmapolderdijk tot 2,9 m bij het begin van de oostelijke opdijk. De golflengte neemt over hetzelfde trajekt toe van 30 rn tot

49

m.

b) De hoek tussen de golfkammen en het dijktracé.

De golfoploop wordt geringer, naarmate deze hoek ~ groter is, resp. de invalshoek tussen voortplantingsrichting en dJ.jktracé

(7)

meer van 900 afwijkt. Uit vroegere globale refractieberekeningen

kan worden "afgeleid, dat ~ bij de gevaarlijkste windrichting voor het westeiijke deel van de dijk ongeveer 00 is. Door de

richting-verandering van de dijk wordt de hoek verder oostelijk groter. Deze vergroting is

5

à

10 graden minder dan de genoemde richtings-verandering, ten gevolge van refractie van de golven uit de E~ms. In verband met bijzondere invloeden is, overeenkomstig aanbevelingen van de Deltacommissie, van de gevonden waarden van?, veiligheids-halve 100 afgetrokken, tot een minimum Van 00•

c) De helling van het buitenbelooE.

Het bovengedeelte van het bestaande buitenbeloop van de Emmapolderdijk heeft een helling van 1 :

4.

Een steilere helling is voor het nieuw te maken gedeelte niet aan te bevelen in verband met de stabiliteit. Keuze va.n een flauwere helling zou een knik in het buitentalud veroorzaken, waardoor de gebruikte formule geen hOUvast meer biedt. In verband met de relatief korte periode van de golven in het beschouwde gebied bestaan tegen de helling 1 :

4

geen bezwa-~en. Deze helling is daarom voor de drie oplossingen gekozen.

d) De invloed van een buitenberm.

Voor oplossing C is als breedte van de buitenberm gekozen 1/4 van de berekende golflengte, en is de hoogte geprojekteerd

iets boven de maatgevende stormvloedstand. Voor dit geval is bekend, dat de reduktie van de golfoploop ongeveer 25% bedraagt. Als bijko-mende voordelen kunnen genoemd worden 1e dat het knikpunt boven de ,zone van de grootste golfdrukken komt te liggen en 2e dat de

be-staande dijk minimaal vergraven behoeft te worden.

e) De aard en de vorm van de bekleding op het buitentalud.

De gebruikte formule kan worden geacht te gelden voor een talud met asfaltbekleding. Voor oplossing A (doorlopendbuitentalud bijlage 1) is zij dan ook ongewijzigd toegepast, zij het. dat een controleberekening heeft plaats gevonden aan de hand van .x~rapo-latie van gegevens uit vroeger opgenomen vloedmerken.

De golfremmende elementen van oplossing B (bijlage 2) zijn ontworpen aan de hand van in het Waterloopkundig Laboratorium be-proefde ribbelkonstructies, waaraan op sommige plaatsen uit prak-tische overwegingen geringe wijzigingen zijn aangebracht. Uit de proeven volgt, dat een reduktie van 40% op de golfoploop kan worden

(8)

toegepast. In het onderhavige geval is deze reduktie toegepast op de volgens de formule berekende waarde voor de golfoploop. Het staat niet vast, dat de gevonden reduktie voor de werkelijk-heid inderdaad opgaat; alleen een proefneming kan hier uitkomst brengen.

Voor oplossing C (buitenberm, bijlage

3)

tenslotte is op de voor het doorgaande talud berekende golfoploop een reduktie van

25%

toegepast.

De beschouwingen, die in deze paragraaf zijn gegeven, wor-den uitvoerig toegelicht in aanhangsel I.

Van het in detail vermelden van de uitkomsten der golfop-loopberekeningen is eenvoudigheidshalve afgezien. Voor elke oplos-sing en elk trajekt zijn de gevonden en over de trajekten gemiddel-de waargemiddel-den terug te vinden in de bijlagen, door de aangegeven kruins-hoogte te verminderen met

5,65

m (de maatgevende stormvloedstand), en van de uitkomst af te trekken de in par.

8

te bespreken toeslag van 0.50 m.

7.

BUIOSCILLATIES EN BUISTOTENo

Volgens het Eindverslag van het Rapport Deltacommissie zijn buioscillaties de onregelmatige schommelingen van de waterspiegel, die gewoonlijk met een periode van een groot aantal minuten ( 1/4

à

3/4

uur), vooral tijdens uitschietende extra harde stDrmwind worden waargenomen. Buistoten zijn afzonderlijk optredende waterspiegel-verheffingen van zeer geprononceerd karakter. Beide verschijnselen hebben het karakter van lange golven.

Overeenkomstig de richtlijnen in Bijdrage 111.5 van het bovengenoemd Rapport kunnen de toeslagen voor deze verschijnselen in het onderhavige geval worden verwaarloosd.

8.

RELATIEVE BODEMDALING EN KRUINDALING.

Onder relatieve bodemdaling of N.A.P.-daling wordt verstaan de som van de langzaam plaats vindende zeespiegelrijzing en de ge-leidelijke bodemdaling. Met kruindaling wordt bedoeld de daling van de dijkkruin ten gevolge van inklinking door het gewicht van de dijk van het alluviale lagenpakket onder de dijk, alsmede van het

(9)

dijk-lichaam zelf; ook hier betreft het langzame processen, dus niet de klink van het verse dijklichaam kort na de aanleg. Met deze laatste wordt hier geen rekening gehouden, daar dit zuiver een kwestie van uitvoering is.

Op grond van aanbevelingen ftJl de Deltacommissi., aangevuld

door praktische beschouwingen van plaatselijke aard, is ter kom-pensatie van de bedoelde dalingsverschijnselen een extra hoogte voor de dijkkruin aangenomen van

0.50

m.

Een uitvoeriger beschouwing over dit onderwerp is vervat in aanhangsel 11.

9.

DE BEKLEDING VAN HET BUITENBELOOP.

loor het buitentalud van de drie profielen is een van de teen tot even over de kruin doorlopende asfaltbekleding ontworpen. In verband met het ontbreken van voldoende kleivoorraden in de na-bijheid is dit goedkoper dan een kleibekleding over het bovengedeel-te van het beloop. Een kleibekleding verhoogt bovendien de onderhoud& kosten.

Een berekening, die in verband met de nog bestaande onzeker-heden als globaal moet worden beschouwd van 'de benodigde dikte van de bekleding, is uitgevoerd overeenkomstig de richtlijnen van de Werkgroep "Gesloten dijkbekledingen" in haar Voorlopig Rapport,1961. Hierbij is rekening gehouden met de volgende gegevens.

a) Het gebied, waar de golfaanval het sterkst is (slagzo •• ) bevindt zich tussen het ontwerppeil en het golfdal. Een gunstige omstandig-heid is, dat dit gebied ligt beneden de bestaande dijkkruin, zodat de sterkte van het beloop beter is dan bij een verse dijk.

b) De aangenomen golfhoogte

ia

de zgn. "maximale golfhoogte", be-rekend als aangegeven door ir. Wemelsfelder in zijn Golfmemorandumll

(Golfaanval afsluitdijk Lauwerszee, mei

1957).

c) De kans op waterdruk tegen de onderzijde van de bekleding en de groot~van een eventuele overdruk worden verkleind door de hoge lig-ging van de teen

(e.50m.

boven G.H.W.), door de aanwezigheid van een steenglooiing en door de flauwe helling ( 1 :

5)

van het onderste gedeelte van het beloop.

De berekening wijst uit, dat voor het slaggebied, dus onge-veer tot de hoogte van de bestaande kruin, een asfaltbetonlaag ter

(10)

dikte van 0,25 m benodigd is. Boven de bestaande klinkerglooiing met haar deklaag van 0.05 m asfaltbeton, wordt een extra laag van 0,13 m voldoende geacht.

Boven deze zone is een asfaltbetonbekleding van 0.15 m vol-doende. Dit geldt zowel voor het doorgaande beloop, als voor het beloop boven de buitenberm, als ook voor de buitenberm zelf. In

ver,-band met de wenselijkheid om ten behoeve van herstel en onderhoud op de buitenberm met vrachtauto's te rijden, is voor dit gedeelte desondanks een dikte Van 0,25 maangehouden.

Voor het bepalen van de benodigde dikte van de asfaltbeton-bekleding onder de gol fremmende elementen is een oriënterende bereke-ning uitgevoerd overeenkomstig de richtlijnen van de werkgroep ,"Ge:-sloten dijkbekledingen". Hieruit volgde een benodigde dikte Van 0.25 m voor de zone, waar de golfremmende elementen voorkomen.

10. DE KONSTRUKTIE VAN HET BIm~ENBELOOP EN DE BINNENBERM.

De helling van het binnenbeloop dient uit stabiliteitsGver-wegingen mede afhankelijk te worden gesteld van de waterspanningen die in het dijklichaam bij extreem hoge wate~standen worden verwekt. Aan de hand van ervaringen vermeld door ir. T.Edelman (Onderzoek betreffende het bezwijken der zeedijken tijdens de stormvloed van

1 februari 1953) kan gesteld worden dat de helling van het binnen-talud ten hoogste1: 2t mag bedragen. Uit praktische overwegingen is het binnenbeloop ontworpen onder een helling van 1 : 3. Dit iets

flauwere talud komt bovendien de grasmat ten goede, waardoor deze beter bestand wordt tegen overslaand water, terwijl het kort houden van de grasmat bij een talud 1 : 3 betrekkelijk gemakkelijk machi-naal kan geschieden.

Voor de kleib.k1eding van het binnenbeloop wordt een 0.40 m dikke laag voldoende geacht. De totaal voor de dijkverhoging beno-digde hoe veelheidk1eikandan praktisch geheel worden ontleend aan het westelijke dijkvak van de slaperdijk van de Oostpolder. De waterke-rende functie van deze dijk bij calamiteiten kan worden over~enom.nt door de aanleg van een nieuwe westelijke opdijk ter lengte van 600 ~ in het verlengde van de huidige oostelijke opdijk van de Eemspolder.

Om een voldoende groei van het gras te verzekeren is ver-moedelijk een minimale dikte Van 0.40 m voldoende. Mocht dit bij een

(11)

nader onderzoek niet het geval blijken te zijn, dan kan worden overwogen hetzij klei van elders aan te voeren, hetzij ook het binnentalud met asfalt te bekleden.

Voor de verhoging van de stabiliteit van de dijk, maar vooral ook voor een betere bereikbaarheid ten behoeve Van onder-houd en herstel is een voldoend brede en hoog gelegen binnenberm van veel belang. De berm is geprojekteerd op een hoogte van ca.

H.W. + 1 m, met daarop een

J

m brede verharde weg. Aan de Yer-harding is enige tonrondte gegeven, daar blijke~s de ervaringen met de huidige weg op de binnenberm in de Emmapolder een derge-lijke wegconstructie in verband met het onderhoud de voorkeur verdient boven een weg met een eenzijdige verkanting. Bij een wegeonstructie met tonrondte is een drainage van regen- en over-slagwater noodzakelijk. De ontworpen drainage, bestaande uit een langsdrain met puinpaal en dwars drains h.o.k. 100 m, is geba-seerd op de bestaande drainage in de binnenberm, waarmee de er-varingea tot nu toe gunstig zijn. De berm aan de zuidkant van de weg is afgedekt met 0.15 m teelaarde, teneinde hierop een dichte en erosie-bestendige grasmat te verkrijgen. De breedte van deze wegberm is zodanig, dat de voor het onderhoud noodza-kelijke schuilketen en opslagplaatsen voor het materiaal ge-plaatst kunnen worden.

11. VERGELIJKENDE KOSTENRAMING EN PROFIELKEUZE.

Te.einde tot een zo goed mogelijke vergelijking van de kosten te komen, is in eerste instantie alleen het dijksgedeel-te tussen teen en hiel in beschouwing genomen. Hiervoor geldt: a) dat de diverse posten voor de drie oplossingen inderdaad

ver-schillende bedragen opleveren, terwijl de overige voorzienin-gen in grote lijnen voor de drie oplossingen gelijk zijn. b) dat de raming zuiver vergelijkend kan zijn: de

eenheidsprij-zen zijn zo goed mogelijk aangepast aan de geldende lonen en prijzen, maar zullen bij een gedetailleerde beschouwing wel-licht wijziging moeten ondergaan, te meer daar het tijdstip van uitvoering niet bekend is; voor de verhouding zal dit min-der ernstige konsekwenties hebben naarmate het aantal posten

(12)

wordt beperkt.

De berekening is in tabelvorm als aanhangsel 111 in deze nota opgenomen. Meer in detail is zij in het archief van de afde-ling Landaanwinnin~swerken aanwezig.

De tabel vermeldt de volgende prijzen per m :1 Oplossing A (doorgaand buitentalud)

Oplossing B (idem met golfremmende elementen) Oplossing

C

(met buitenberm)

f.

2600.--I.

2500.--f.

3000.--Om een indruk te krijgen van de totale kosten is ook een raming gemaakt van de posten, die voor de drie oplossingen bij be-nadering dezelfde zullen zijn. De prijzen per m zijn daarvoor als volgt:

1

e: Teenvoorziening f.

255.--2

e: Verwijderen bestaande bemaling

I.

20.--3

e: Aanleg westelijke opdijk Oostpolder

I.

100.--4

e: Verplaatsen van de weg op de binnenberm f.

125.--5

e: Afwatering, noodbemaling, waterleidingen.

f.

195.--duikers

6

e: Voorbereidende werkzaamheden fa

125·--TOTAAL:

820.--•

De punten 2 ,e

3 .' 5

e e en 6e. betreffen algemene kosten. d1e.

e

per m dijk zijn omgerekend. Het onder

5

genoemde bedrag ia sterk afhankelijk van het stadium, waarin zich ten tijde van de uitvoe-ring de plannen tot sanering van de afwatering zullen bevinden. Uitgegaan is van de ongunstige veronderstelling, dat hiervan nog niets zal zijn uitgevoerd.

Zeer globaal volgt uit het voorgaande dat onder de huidise omstandigheden de kosten Van de verhoging van de Emmapolderdijk zou-den liggen tussen

1.3300.-

en f.

3800.-

per m , en dus, uitgaande van de dijklengte van

10

km in 'otaal zouden liggen tussen

h

33

(13)

Zoals reeds eerder werd aangeduid, i6 de verhoging Van de oostelijke opdijk, die aanzienlijk goedkoper zal zijn, voorlo-pig buiten beschouwing gelaten.

Tenslotte zij opgemerkt, dat een oplossing met een groene strook boven de asfaltbekleding, ofschoon uit een oogpunt van vei-ligheid wellicht toelaatbaar, niet in overweging is genomen, daar een voldoende hoeveelheid klei in de omgeving niet aanwezig is, en daar deze oplossing de onderhoudskosten verhoogt: onderhoud van de asfaltbekleding, moeilijkheden bij opruimen van vloedmerk e.d., noodzakelijkheid van beweiding i.p.v. alleen maaien.

Indien te zijner tijd een definitief ontwerp voor de ver-hoging Van de Emmapolderdijk moet worden gemaakt, is het gewenst, hierbij uit te gaan van een te voren gekozen profiel. De onderha-vige studie biedt naar dezerzijds inzicht bij de thans beschikbare kennis voldoende steun voor deze keuze. In het volgende wordt hier-aan een korte beschouwing gewijd.

Bezien uit een oogpunt van kostprijs is oplossing B, met golfremmende elementen, de beste. Gemeend wordt echter, dat de keuze in dit stadium bezwaarlijk ten gunste van deze oplossing kan uitvallen, en wel voornamelijk omdat niet vaststaat, dat de aange-nomen golfremmende werking inderdaad de juiste is. Een bijkomend na-deel is de moeilijke bereikbaarheid van het buitentalud ten behoeve van onderhoud en herstel.

Beide bezwaren gelden in mindere mate voor oplossing A, met doorlopend buitentalud. De geraamde kosten liggen bovendien slechts weinig hoger dan die voor oplossing B. Voor oplossing C, met buitenberm, liggen de aanlegkosten 12

à

15

%

hoger dan voor de Beide andere profielen. In verband met inspectie,onderhoud en herstel is oplossing C echter te prefereren, daar de buitenberm met rollend materieel kan worden bereden. Afgezien van noodheretel ~n onderhoud van talud en teen is dit een voordeel bij opruiming van het vloedmerk, dat mechanisch kan worden verzameld en ter plaatse kan worden verbrand.

O! deze voordelen in geld uitgedrukt opwegen tegen de ho-gere aanlegkosten is moeilijk te becijferen. Zeker is, dat een

(14)

be-langrijk deel Van deze kosten wordt opgevangen. Dezerzijds zou het dan ook worden toegejuicht, indien de keuze zou worden bepaald op oplossing C, het profiel met buitenberm.

Betreffende de golfremmende elementen kan nog het volgende worden opgemerkt:

Indien vaststond, dat de golfremmende werking gelijk aan of slechter dan het in deze nota veronderstelde was, zou voor het onderhavige geval de keuze niet op het profiel B kunnen vallen. Indien evenwel zou blijken, dat de werking beter is, zou deze keuze zijn te overwegen. Er zijn bovendien gevallen denkbaar, waarbij achter een te verhogen dijk zulke kostbare of onvervangbare gronden liggen, dat beperking van het dijkprofiel, afgezien Van de zuivere aanlegkosten, moet worden nagestreefd.

Verhoging van de kennis omtrent de werking van golfremmende elementen moet daarom worden geacht een landsbelang te zijn. De kosten van een proef in deze richting zijn niet hoog ten opzichte van de mogelijk te bereiken voordelen. De tijdsduur Van een derge-lijke proef is niet van te voren te bepalen; het bestaande buiten-talud van de Emmapolderdijk biedt in dit opzicht voordelen, daar een proef met behulp van extra voorzieningen (vergroting van de dikte van de asfaltbekleding ter plaatse) zo kan worden ingericht dat dijksverhoging volgens elke der voorlestelde oplossingen kan plaats vinden zonder de proef te staken. De genoemde extra voor-zieningen geven bovendien een zodanige overmaat aan stabiliteit voor de aan te brengen elementen, dat van risico's voor het be-staande talud nauwelijks sprake kan zijn.

De opzet van een proef is omschreven in de brief nr.1718 van 13 mei 1963 van het hoofd van de afdeling Landaanwinningswer-ken aan de Hoofdingenieur-Direkteur in de direktie Groningen. De geraamde kosten voor deze opzet bedragen f. 85.000.--. Voor de ge-noemde voorzieningen zou hier ruim f. 280.000.-- bij komen, welk bedrag echter in mindering zou komen van een latere dijksverzwaring.

Op grond van de voorgaande beschouwing moet

het

nemen van een proef met golfremmende elementen worden aanbevolen.

(15)

12. SAMENVATTING

EN KONKLUSIES.

Als voorontwerp voor de verhoging van de Emmapolderdijk is een drietal profielen gekozen. Op bijlage 1 is weergegeven het profiel met doorgaand buitenbeloop, op bijlage 2 het profiel met golfremmende elementen en op bijlage

3

het profiel met een buiten-berm. Alle oplossingen zijn voorzien van een bekleding van asfalt-beton op het buitenbeloop tot even over de kruin. De kruinshoogten zijn zodanig, dat de profielen uit een oogpunt van veiligheid

g.-lijkwaardig zijn.

Bij de bepaling van de hoogte is uitgegaan van de kriteria van de Deltacommissie, en van beschikbare gegevens, formules en rekenmethoden. De factoren, die hierbij een rol spelen zijn: de maatgevende stormvloedstand, de golfoploop, buioscillaties en bui-stoten,relatieve bodemdaling en kruindaling, alsmede de aard van het buitenbeloop.

Ingegaan wordt voorts op het binnenbeloop en de binnenberm en tenslotte wordt een vergelijkende kostenraming opgesteld.

De nota geeft aanleiding tot de volgende konklusies:

1. Een nadere berekening van de kruinshoogte kan worden uitgevoerd indien kan worden beschikt over series golfwaarnemingen tijdens ~torm, en over de resultaten van een grondmechanisch onderzoek van de ondergrond. Dit heeft meer zin, naarmate de bestaande formules en rekenmethoden worden verfijnd.

2. Indien de gegevens over de werking van golfremmende elementen niet te optimistisch zijn, is de oplossing met deze elementen de goedkoopste, de oplossing met buitenberm de duurste.

3.

In verband met de voordelen die zij biedt voor inspectie,onder-houd en herstel moet de oplossing met buitenberm worden aanbe-volen voor uitwerking van een definitief ontwerp.

4.

Afhankelijk van de te kiezen oplossing en gerekend naar de hui-dige lonen en prijzen zullen de totale kosten van de verhoging liggen tussen

f.

33.

miljoen en

10

38.

~iljoen.

5.

Uit overwegingen van algemeen belang moet het nemen van een proef met golfremmende eleaenten op de Emmapolderdijk worden

(16)

aanbevolen, te meer, daar deze proef noch de veiligheid van de bestaande dijk, noch de verhoging van de dijk volgens een der aangegeven oplossingen, in de weg behoeft te staan.

BAFLO,

7

november

(17)

GERAADPLEEGDE LITERATUUR.

1. Rapport Deltacommissie

2. Ir. P.J.Wemelsfelder: Enige opmerkingen over het han-teren der ontwerppeilen in het noorden des lands,1960

3. Werkgroep "Gesloten dijkbekledingen", Voorlopig rapport,1961.

4.

Ir. F.Sanders:"De golfoploop tegen en de golfoverslag over de Emmapolderdijk, Baflo, juni 1962".

5. Ir. P.J.Wemelsfelder: Golfmemorandum II,golfaanval afsluitdijk Lauwerszee, mei 1957.

60 Ir. T.Edelman: Onderzoek betreffende het bezwijken der zeedijken tijdens de stormvloed van 1 februari 19'3.

(18)

De gol [oploop.

Voor de berekening van de golfoploop is gebruik gemaakt

B

van de formule z

=

8

Htg~( cos~ -

r),

welke door het Waterloop-kundig Laboratorium te Delft is opgesteld.

In deze formule is

z

=

de hoogte Van de golfoploop tegen de dijk (verticaal gemeten boven de maatgevende stormvloedstand), die door gemiddeld ~~ van de golven wordt bereikt of overschreden

(Z 2%)

"" = karakteristieke golfhoogte (signifioant wave) aan de teen van de dijk. H.

=

de gemiddelde afmeting van

sl.gn.

het hoogste derde deel der golven.

~ =

hellingshoek van het talud.

~ =

hoek tussen de voortplantingsrichting van de golven en de normaal op de dijk.

B

=

bermbreedte L

=

golflengte.

Volgens het Rapport Deltacommissie (bijdrage

Y.1)

dient deze for-mule met voorzichtigheid te worden gehanteerd.

De norm,dat een dijk

2%

overslag kan doorstaan is slechts een ruwe schatting. Een goed inzicht omtrent de toelaatbare golf-overslag ontbreekt nog. De Deltacommissie beveelt aan dit krite-rium te handhaven, indien geen noemenswaardige wateroverslag mag worden toegelaten.

De golfoploop wordt beinvloed door de wind. Deze windin-vloed is niet in de formule verwerkt.

Verder is bij e~n grote waarde van de hoek ~ de reductie op de golfoploop in werkelijkheid minder groot dan de formule aan-geeft •

De reducerende werking van de buitenberm komt in de formule tot uiting door de term (cos ~ - ~ ). Hoe groter de bermbreedte, hoe groter de energie-uitputting zal zijn Van de golven, die op de berm zullen branden. Volgens laboratoriumproeven is deze evenredig-heid echter begrensd, hetgeen niet in de formule tot uiting komt.

(19)

dat er een verband moet bestaan tussen de verhouding

ziJl

en de golfsteilheid H/L. De golfoploop-f?rmule is opgesteld voor een golfsteilheid van

0.05,

terwijl uit de berekening van de golf-hoogten en -lengten voor de Emmapolderdijk een steilheid wordt gevonden van

0,06

à 0.08.

De variatie Van de coëfficient

z/H

als functie van de steilheid is nog niet voldoende onderzocht. Het Waterloopkundig Laboratorium te Delft heeft nog een

worden volstaan met de beschikbare gegevens.

De golfoploop tegen de dijk is dus afhankelijk van de vol-gende factoren:

tweede formule opgesteld, n.l.:

Z = 2,7 H sin d..<cos - ~ )v'1~ '

Deze formule is echter volgens de Deltacommissie aanmerkelijk min-der betrouwbaar dan de eerste en is voor de berekening van de golfoploop van de Emmapolderdijk dan ook niet gebruikt.

Uit het voorgaande blijkt wel, dat aan de formule voor de golfoploop nog tal van onnauwkeurigheden kleven, die een juiste bepaling van de golfoploop moeilijk maken. Zolang nog niet over

I

een betrouwbare formule kan worden beschikt heeft ook het uitvoe-ren Van tijdrovende refractieberekeningen weinig zin, zodat kan

1 • de golfbeweging vó6r de dijk (H en L).

2. de hoek tussen de gol !'kammen en het dijktracé (~ ).

..

3•

de helling van het buitenbeloop (oi-.).

e

4.

het al of niet aanwezig zijn van een buitenberm

(l!)

L

5.

de aard en de vorm van bekleding op het buitenbeloop. ad. 1. De golfbeweging v66r de dijk.

De golfbeweging op het wad is vrij gecompliceerd, tengevolge van de hoogte-verschillen tussen de hoge wadgedeelten en de geulen. Door de tamelijk abrupte knik die het trac. van de Eems halverwege tussen Borkum en de Emmapolder vertoont, zullen tevens golven uit de Eems gaan afbuigen en het wad oplopen, waardoor het golfpatroon ingewikkelder wordt. Doordat de Eems naar het oosten toe steeds dichter de Emmapolderdijk nadert, zal de invloed van deze Eemsgol-ven v66r de dijk in oostelijke richting geleidelijk groter worden. Voor het stijgen van de waterspiegel tot het door de

(20)

Delta-commissie voorgestelde basispeil is een zeer krachtig windveld vereist. Bijdrage V.1 van het Rapport Deltacommissie vermeldt voor het westen van het land een vereiste windsnelheid van 32 tot 35m/ sec. met een bijbehorende windrichting tussen NW. en NNW. Voor de Waddenzee moet men echter voor het bepalen van de golfafmetingen rekenen met een plaatselijke wind en plaatselijke diepte, daar de Noordzeegolven, als gevolg van de hooggelegen buitengronden van de delta's en de nauwe zeegaten, niet tot de kust kunnen doordrin-gen.

In bovengenoemde Bijdrage wordt dan ook aanbevolen, de windsnelheid in verband met de topografische beinvloeding iets kleiner te nemen en voor golfberekeningen op de Waddenzee uit te gaan van een windsnelheid van 30 m/sec.

Voor de berekening Van de golfafmetingen is gebruik gemaakt van de grafieken van Bretschneider, waarbij is uitgegaan van een strijklengte, welke met het beginpunt is gelegen op een lijn langs de binnenkant van de eilanden Rottumeroog en Borkum. Voor de in het zeegat van de Eems nog eventueel aanwezige restanten van Noord-zee-golven is veiligheidshalve een kleine theoretische strijklengte meegeteld. De golfrichting werd gelijk genomen aan de aangenomen windrichting, nl. tuasen N.W. en N.NW.

Op deze wijze werd berekend, dat, bij een ontwerppeil van N.A.P. +

5,65

m ter plaatse van de Eromapolderdijk karakteristieke golven optreden met een hoogte van 1,8 m in het uiterste westen, welke naar het oosten geleidelijk aangroeien tot een hoogte van 2,9 m nabij de oostelijke opdijk. De golflengte neemt eveneens geleidelijk toe van 30 m in het westen tot 49 m in het oosten.

In verband met de afnemende waterdiepte v6ór de dijk is nog onderzooht

ot

de golven bij het naderen Van de kust zullen breken. Bij benadering kan worden gesteld, dat het breken intreedt, wanneer een diepte van 1,3 x de gal fhoogte is bereikt. Ditbleek·

j..

echter nergens het geval te zijn, zodat op een bescherme.de werking

I

van het voorland bij dergelijk extreem hoge waterstanden niet mag

I

. worden gerekend.

ad. 2. De hoek tussen de golfkammen en het dijktracé.

(21)

lood--recht staat op het trac' van de dijk,bereikt de golfoploop zijn grootste waarde. Bij schuine nadering wordt de golfoploop gelei-delijk minder. Uit vroeger gedane eenvoudigerefractieberekenin-gen voor de Emmapolderdijk werd reeds een globale indruk verkregen omtrent de .richtingsverandering, die de golven ondergaan, indien zij vanuit de diepe geul van de Eems in het aangrenzende veel on-diepere Waddengebied geraken. De golven,die het westelijk gedeelte van de dijk bereiken, hebben op hun weg over het wad slechts wei-nig refractie ondergaan; de voortplantingsrichting van de •• gol ••n is ongeveer loodrecht op de dijk. Van het oostelijk gedeelte van

".-(:

..

de dijk, dat op het noordoosten is georienteerd, is, bij gelijk-blijvende voortplantingsrichting, de inva.lshoek veel groter. De refractie van de Eemsgolven verkleint de invalshoek evenwel met

5

tot 10 graden.

Rekening moet worden gehouden met de voortdurende fluc-tuatie van de windrichting tijdens een storm en met het feit dat de reductie op de golfoploop bij grote waarden van ~ in werke-lijkheid kleiner is dan uit de formule, volgt. Veiligheidshalve is daarom de invalshoek voor het gehele dijkstracé 10 gre.den klei-ner genomen dan de "bruto"-invalshoek. Dit is in overeenstemming met de aanbeveling in Bijdrage V.1. van het Rapport Deltacommiesie.

ad.

3.

De helling van het buitenbeloop.

De t'oegepaste golfoploop -formule is geldig voor taluds

met een helling tussen 1 :

4

en 1 :

8.

Voor een invalshoek va. 00

volgt uit deze formule, dat bij een talud 1 :

4

de golfoploop 2 x zo hoog is als de golfhoogte en bij een talud 1

8

gelijk aan de golfhoogte. Het hoger oplopen van de golf bij een steil talud wordt voornamelijk veroorzaakt door het sneller teruglopen van het water, zodat de volgende golf minder snel wordt afgeremd. Vanzelfsprekend speelt ook de periode van de golf hier een belangrijke rol; bij golven met een korte periode kan over het algemeen een steiler ta-lud worden toegelaten dan bij golven met een lange periode. Bij een stormvloedetand van N .A.P. +

5,65

m bedraagt de berekende peri-ode van de golven voorde Emmapolderdijk

5

à 6

sec.; deze periode

(22)

'is betrekkelijk klein, zodat,uit dit oogpunt gezien, de helling van het buitenbeloop niet te flauw behoeft te worden geprojek-teerd.

Het bovengedeelte van het bestaande buitenbeloop heeft een helling van 1 :

4.

Het is raadzaam voor het nieuwe buiten-beloop van de verhoging eveneens een helling van 1 :

4

aan te houden. De golfoploop-formule is nl. slechts geldig voor een onder één helling doorgaand talud. Indien een flauwer talud wordt gekozen verkeert men geheel en al in het onzekere omtreat de hoogte van de golfoploop, terwijl het in dat geval lang nitt denkbeeldig is, dat het water door de wind hoger zal worden op-gestuwd. Een steilere helling dan 1 :

4

is niet aan te bevelea, in verband met het gevaar van afschuiving van het buitenbeloop. Bij toepassing van een buitenberm is het daarom raadzaam voor het beloop boven de berm eveneens een helling van 1 : 4 aan te houden.

ad.

4.

Het al of niet aanwezig zijn van een buitenberm.

Het toepassen van een buitenberm heeft een reducerende werking op de golfoploop. Deze werking komt in de golfoploopfor-mule tot uiting door de term (cos ~ - ~); de evenredigheid van de reduktie met ~ is echter niet juist. Bekend is alleen, dat bij een bermbreedte van ongeveer 1/4L op een reduktie mag worden ge-rekend van Z 25%. In verband hiermede is in de onderhavige nota voor het profiel met buitenberm een bermbreedte van ongeveer

1/4L aangehouden.

• De buitenberm heeft zijn gra tate werking als hij is g.~ legen nabij het peil Van de maatgevende stormvloedGtand, in lit geval dus op een hoogte van omstreeks N.A,r. +

5,65

m. De berm kan beter boven dan onder dit peil liggen. Het buiten-knikpunt is daarom geprojekteerd op een hoogte van N.A". + 6,0 m. Dit heeft het voordeel, dat het knikpunt komt te liggen boven de z5ne waar de grootste golfklappen optreden. Volgens het Voorlopig Rap-port 1961 van de Werkgroep "Gesloten dijkbekledingen" , worden de grootste golfdrukkel'1waargenomen op een diepte van 1/3 H tot 2/3 H onder het niveau van stilwater. Uit proeven in het

(23)

ater-loopkundig Laboratorium te Delft is gebleken, dat deze golf-drukken even boven dit niveau met ongeveer

70%

zijn afgenomen. Een ander bijkomend voordeel is, dat het bestaande dijklichaam dan zo min mogelijk behoeft te worden vergraven ( bestaande kruinhoogte N.A.P. + 6,25 m), hetgeen kosten spaart en de vei-ligheid gedurende de eerste jaren verhoogt. Ook komt het nieuwe dijklichaam beschermd te liggen achter het oude.

ad. 5. De aard en de vorm van de bekleding op het buitenbeloop. De toegepas~golfoploop-rormule is geldig voor een gladde bekleding, zodat voor de geprojekteerde asfaltbekleding op het buitenbeloop geen korrekties op de golfoploop behoeven te wor-den toegepast.

Door toepassing van golfremmende elementen kan een be-langrijke reduktie op de golfoploop worden verkregen. Deze gol!-remmende elementen zijn alleen werkzaam voor zover zij zich be-vinden in het uitloopgebied van de golf tongen.

Uit modelproeven in het Waterloopkundig Laboratorium te Delft is gebleken, dat bij bepaalde aangenomen golfhoogten, --lengten en -perioden op een talud 1 :

4

enige rijen ribbels een belangrijke beperking in de hoogte van de golfoploop opleverden ten opzichte van een vlak talud. Deze ribbelkonstruktie bestaat uit : 5 rijen ribbels met afmetingen van 30 x 30 cm, hart op hart 2,4 m of 4 rijen ribbels, met afmetingen'ft1l40 x40Cll,h.o.h.

3,2 m. Bij golven met een periode van 8 sec. werd met deze kon-atrukties zelfs een reduktie bereikt van ruim 50%. Bij een periode van 5

à 6

sec. zoals voor de windgolven ter plaatse van de Emma-polderdijk is berekend, zal de reduktie op de golfoploop ongeveer 40% bedragen. De gunstigste plaats van de eerste ribbel ligt op 50 cm boven de maatgevende stormvloedstand. De golfoploop wordt nog iets meer gereduceerd, indien in de ribbels onderbrekingea worden aangebracht, van bijvoorbeeld 80 cm om de 4 m. In het mo-del kon tevens het spatten worden verminderd door de onderste ribbel uit te voeren als afgeronde blokken.

(24)

~et aahtal ribbels in verband met de geringere golfoploop met 1 verminderd. Voor het oostelijk gedeelte is de afstand tussen de ribbels 10 cm kleiner genomen in verband met de op het talud be-schikbare ruimte. Afgaande op de resultaten van de laboratorium-proeven zal de reduktie op de golfoploop daardoor geen wijzigingen \ ondergaan.

De met de empirische formule Z

=

8H

tg ~cos ~ berekende golfoploop werd gekontroleerd door extrapolatie van gegevens, die zijn verkregen uit de opnamen van een 8-tal veeklijnen (= vloed-merken), welke gedurende de laatste

5

à

6

jaren aan de Emmapolder-dijk zijn opgenomen (zie nota ir. P.Sanders - De golfoploop tegen en de golfoverslag over de Emmapolderdijk, Barlo, juni

1962).

De veeklijnen hebben betrekking op waterstanden, die

1.3

à 1.9

m bo-ven G.H.W. te Oostmahorn (=

N.A.P.

+

0.96

m) liggen. Deze water-standen liggen dus alle beneden het grenspeil (=

N.A.P.

+

3.1

m).

Aan deze methode mag echter ook niet te grote waarde worden gehecht, daar bij hogere waterstanden de reducerende invloed van het voorland spoedig afneemt, zodat door extrapolatie tot het ont-werppeil

(N.A.P.

+

5,65

m) te lage waarden kunnen worden gevonden. Zo werd voor het dijktracé nabij Hektometerpaal

50

door extrapola-tie een golfoploop berekend, die 1 m lager was dan de met de for-mule berekende golfoploop.

Voor het bepalen van de kruinshoogte van het profiel met doorgaand buitenbeloop is tenslotte een geschematiseerde lijn voor de golfoploop aangehouden, welke is gebaseerd op de volgens beide methoden berekende golfoploop-lijnen, terwijl rekening is gehouden met een mogelijk iets te lage waarde voor de ge~xtrapo-leerde golfoploop-lijn.

Voor het profiel met buitenberm resulteerde

B

=

1/4 L

in een bermbreedte van

9

m voor het westelijk dijktracé, 10 m voor het middengedeelte en 11 m voor het oostelijk tracé. De golfoploop voor dit profiel werd bepaald met de formule Z.

=

8H tg do (cos \!> - ~);

met een buitenbeloop van 1 :

4

gaat deae formule over in Z.a

B Z B

2H cos n - 2H -L of Z,= Z -- x -L • Hierin is Z de golfoploop

\ co. ~

(25)

buitenberm. De reduktie op de golfoploop bedraagt over het alge-meen

25%.

Voor het profiel met golfremmende elementen is een reduk-tie van 40% op Z toegepast.

(26)

Relatieve bodemdaling en kruindaling.

De relatieve bodemdaling is niet in het basispeil verdis-konteerd. Volgens de richtlijnen van de Deltacommissie in haar Eindverslag moet in de waakhoogte een bedrag worden opgenomen voor de tot het volgende herstel te verwachten daling van de dijkkruin ten opzichte van de gemiddelde zeespiegel. Onder waakhoogte ver-staat de Deltacommissie de hoogte van de dijkkruin boven het ont-werppeil.

Aangenomen wordt, dat de relatieve bodemdaling over de laatste eeuw 15

à

20 cm heeft bedragen.

Behalve aan de relatieve bodemdaling moet ook aandacht wor-den geschonken aan de daling van de dijkkruin tengevolge van in-klinking van het alluviale lagenpakket onder de dijk en van het dijklichaam zelf, de z.g.n. kruindaling. Hierbij is de klink van he~ verse dijklichaam na aanleg niet inbegrepen.

In bijdrage

Y.3

van het Rapport Deltacommissie worden in tabel 7.0.1 globale cijfers gegeven voor de gemiddelde zakking per jaar van verschillende dijkkruinen. Voor de in de nabijheid van de Emmapolderdijk gelegen polders, te weten de Lauwer-, Eems- en

Oostpolder zijn over het tijdvak 1939 - 1953 de gemiddelde zakkinge. per jaar resp. 0.4, 0.7 en 0.6 cm. De dijken van deze polders zijn aangelegd in resp. 1892, 1876 en 1840. Voor de Linthorst Homanpol-der wordt over het tijdvak 1939 - 1953 een gemiddelde zakking ver-meld van 1.0 cm per jaar, waarbij echter in aanmerking moet worden genomen, dat de dijk van deze polder in 1939 is aangelegd.

Bovensta~nde waarden in aanmerking genomen, zou voor de vel hoging van de Emmapolderdijk een gemiddelde zakking van 0.6 cm per jaar kunnen worden aangehouden.

De Deltacommissie beveelt aan de toeslag voor relatieve bodemdaling en kruindaling afhankelijk te stellen van de periode tot het volgende dijkherstel. Deze toeslag kan yolgens de Commissie

daR-voor zover de construktie van de dijk het toelaat - worden ge-baseerd op een periode van tenminste 20

à

30 jaar, terwijl het voor de kruindaling bestemde bedrag niet kleiner moet worden genomea

(27)

dan 0.50 m. De Gommissie zegt verder, dat deze toeslag een tenge-volge van N.A.I'.-daling en kruindaling geleidelijk afnemende over-maat aan veiligheid levert. Dit vormt dan een zekere kompensatie tegenover het veelal geringere weerstandsvermogen van een nog verse dijk.

Indien voor de verhoging van de Emmapolderdijk gerekend wordt op een correctie van de dijkkruin over b.v. 50 jaar wordt de toeslag voor relatieve bodemdaling (= N.A.P.-daling) 1/2 x 0,20= 0.10 m. Hierbij is aangenomen, dat de N.A.P.- dali~g per eeuw

0.20 m bedraagt. Voor de kruindalinskaa in verband met het voorgaan-de over dezelfde periode een bedrag van 50 x 0.6 m

=

0.30 m worden aangehouden. In verband met de grote mate van onzekerheid die in de aannamen zitten, wordt de toeslag naar boven afgerond tot 50 cm.

In het voorgaande is voor de kruindaling een iets kleinere waarde aangehouden dan de minimum eis van 0.50 m. Gemeend werd, in het onderhavige geval hiermede te kunnen volstaan,daar de dijksver-hoging aan de binnenzijde van de bestaande dijk in de eerste decen-nia na de aanleg een grotere veiligheid biedt dan een verhoging aan de buitenzijde of een geheel nieuwe dijk.

De hier aangenomen toeslag kan niet anders dan zeer globaal zijn; de kruindaling is zo zeer afhankelijk van plaatselijke omstan-digheden, dat de in rekening te brengen overhoogten voor het defini-tieve profiel het best op grond van de resultaten van een grondme-chanisch onderzoek kunnen worden bepaald.

(28)

Vergelijkende kostenraming verhoging Emmapolderdijk Oplossing A: doorgaand buitentalud.

Bedrag Een-heid Eenheids-prijs Hoeveel-heid Nr. Omschrijving der werkzaamheden

1 Grondaankoop m2

f.

1.-- 34

2 Opspuiten zand in dijkslichaam m3

f.

2.50 249

3 e zand

m3 Maken 2 perskade van en weer

f. 2.-- 55 opruimen

4 Aanbrengen asfalt op buitentalud tonllen

f.85.--

13,7

5 Aanbrengen klei op binnentalud m3 1.10.-- 13

6 Afwerken en inzaaien binnentalud en 2

f.

0.50 37

bermen m

7

Winst, risico, direktiebehoeften en afronding ~ 25%

f.

34.--f. 622.50

f.

110.--f.1164.50

I.

130.--1.18.50

1.2079.50

t. 520.50

__ A_u=_uax=z

=

_____ == __

z __ z

=

=2'

1.2600.----=-==---

-==

--Oplossing B: met golfremmende elementen

Nr. Omschrijving der werkzaamheden Een- Eenheids- Hoeveel- Bedrag

heid prijs heid

1 Grondaankoop m2 f. 1.-- 21 .I •

..,

21.--2 Opspuiten zand in dijkslichaam m3 f. 2.50 139 ,Î1

347.50

.1 •

3 Maken 2e perskade van zand en weer m3 f. 2.-- 30 "

60.--opruimen .,

.

4 Aanbrengen asfalt op buitentalud toanen

1.85.--

14,8

1'.1258.--5 Aanbrengen ribbels m1

f180.--

1 •..i~

180.--6 Aanbrengen klei op binnentalud m3

f.10.--

12 f. 120.--7 Afwerken en inzaaien binnentalud en 2 1. 0.50

33 " 16.50

e

bermen m ri' ,

1.2003·--8 Winst, risico, direktiebehoeften en afronding + 25% -"

497.---

J •

t.2500.--~ •• =L _

Oplossing

c:

met verhoogde buitenberm

Nr. Omschrijving der werkzaamheden Een- Eeaheids-

Hoeveel-Bedrag

heid prijs heid

1 Grondaankoop m2 f. 1.-- 34 f.

34.--2 Opspuiten zand in dijkelichaam m3 f" 2.50 223 .l· •

557·50

.I •

3 Make. 2e perskade van zand en weer

m3

f.

2.00 50 f.

100.--opruimen

4 Aanbrengen klei op hinnentalud m3

1.10.--

12 r

120.--J

5 Aanbrengen asfalt op buitentalud tOllaea /.85.-- 18,2 f .1547.--6 Afwerken en inzaaien talud en bermen m2 f. 0.50 36

to

18.--1.2376.50 7 Winst t risico, direktiebehoeften en afronding ~ 25%

t.

623.50

(29)

1.3000.--\

PROFIEL

I

VAN

HMP

0_17.5

LENGTE

1750

m

2 " ..9.2 ./~,. /0

EMMAPOLDERDIJK

VERHOGING

!0 ,.-'. 14.50

r

-k

2.75 >l< ~.?5

*

!LANGSDRAIN 0 () IMET PUINPAAL ~---

-\--,

:

----..

\ : I ' , ! f ~'( .~ .'1 ASFALTBETON pi/< q.2S_0.rS,m $ Lx 7.50 300

t

IVERHARDE WEG , N.A. P. +2.00 m

I - . --- T--- .- TEELAARDE

. --Oor ---

DIK 0.15m

, TE PENETRE REN STEEN SLAG 30/50

---_._--~.

WADBODEM- -- -- -:;:::=- _-MAAIVELD

---~-

--L---

--"-<...:;.~--~

--~---

---

---~

---..-·----=::--=--il- - - -- - -

-i DWARS DRAIN H.O.H. 100.00

I--_~.A.P.

-_._--

._--'LOO I ~--~ N.A.P. +9.60 m .~S:S:S:~~s.'Yr~~ 10.00

PROFIEL

m:

5

5

VAN

HMP

42. _72.

LENGTE

3000

m

I

N.A.P.

+

6.00 m \

ZtE VOOR CONSTRUCTIE EN

AFMETINGEN PROFIEL I.

---~~

Z

_.

.

~

7'

-t __

tJ·A.P.

_.._----~

~_~.A.P.

jL' N.A.P.

+

9.60 m ~~~ Ir . I., C '( (. 'trO 11.00 I ~-- ..---=-::-:---.:-=--~~-=~-:-:-=-::::::---=-: - ---·---;1

I

,

'

PROFIEL

TIL

VAN

HMP

72.5_82.5

LENGTE.

1000

m

ZIE VOOR CONSTRUCTIE EN

AFMETINGEN PROFIEL I

~---

----_.

---

- - ---

----

-- -

---

--

----N.A.P.

PROFIEL

3Z:

VAN

HM P 82.5....;,103

LENGTE.

2050

m

ZIE VOOR CON STRUCTIE EN

AFMETINGEN PR.OFIEL

r

-~--.~' .;

'J

--...

"

... ./ _.-

'"

.-

-

--VERKLARING:

Rijkswaterstaat,

di rectie

Groningen

Afd. Landaanwinningswerken

in

Fries

land

en Groningen

~

ASFALTBETON

~

KLEIBEKLEDING

GE.M. PROFIEL

EM MAPOLDERDIJK

OPN.I957

:I~

EMMAPOLDER

SCHAAL

1:100

SITUATIE SCHAAL 1:100.000

VE.RHOGING

EMMAPOLDERDIJK

OPLOSSING

C:MET

BUITENBERM

....

-

~----~ ---~---,---_i

BEHOORT

BIJ

NOTA

N

r.

63105

BIJLAGE

3

MATEN

IN

METE.RS

(30)

4 RIBBELS 0.30xO.30m H.0.H.2.40m ~~--~~---.. VARIANT: 3 RIBBELS 0.40 X 0.40 m H.O.H. 3.20 m N.A.P. +8.40 m

PROFIEL

I

VAN

HMPO_17.5

LENGTE

1750

m

TE PEN ETREREN STEEN SLAG 30/50 . ~~~~ 'AD BOOEM.---~ MAAIVELD

---

._---_.-,;:~~~:.::.---- .7-\

.

N.A.P.

IJ,

---

-

----

-

----N.A.P, _0.60 m 5RIBBELS 0.30 X 0.30 In H.O.H. 2.40 m . /. /~~~

---/i

\

/' \ //

/

VARI ANT: 4 RI B BELS 0.40 X0.40 m

H.O.H. 3.20 m

PROFIEL

Ir

5

5

VAN

HMP

17. _ 82.

LENGTE

6500

m

~

I

I

~-I

Lc=

~1 I

L

---'

~--J

0.80 NAP. .,.6.15m I

I

I

b

T

I

i

I

12.40

11---

6

ZIE VOOR CON STRUCTIE EN

AFMETINGEN PROFIEL I

I

I

~"---'-4. 00 ---~

r

Lc=

==::J

_ ...._-_._~~

'""

---"~-«---... _...._..--- ----_ ...__....~_ ....- _._._.._~

/'

...

~7

----I

I

I

P

.

I

I 0.90

*--~

d

b

o

o

0

N.A.P.

'---...

'---'-_ ...-"-.. I, AFGERONDE BLOKKEN H.O.H. 1.20 m

o

o

o

o

o

o

5 RIBBELS 0.30 X 0.30 m H.O.H. 2.30 m

AANZICHT

A

VARIANT: 4 RIBBELS 0.40xO.40 m

H.O.H. 3.10 m

N.A. P.

+

8.70 m

:'0SSS:S:~~

BIJ RIBBELS 0.40x0.40m, EERSTE RIJ AFGERONDE BLOKKEN H.0.H.1.60m

(AFSTAND TUSSEN DE RIJEN 3.20, RESP. 3.10 m)

-

-

- - -

- -

-

- ~--~-~

-

--

-,,/-PROFIEL

m

5

VAN

HMP 82.

_ 103

LENGTE

2050

m

ZIE VOOR CONSTRUCTIE EN

AFMETINGEN PROFIEL I "

---

.. _~

-_.~~.---'-

---

---~---,~

._---_.

N.A.P.

----

-

---

-

---SITUATIE SCHAAL I: 100.000 I'

,

\ \

\

... ...

"

...

"-

"

... \

"~

Î'') \, v C') , I ...1

VERKLARING:

Rij k !»wat~ r!t taa t,di r~ kt i~ Gro ning ~n

Afd.Landaanwinningsw~rk~n

in

Fri~sland

~n Groning~n

~

ASFALTBETON

~

KLEIBEKLEDING

SCH AAL

I: 100

EMMAPOLDER

VERHOGING

EMMAPOLDERDIJK

OPLOSSING

B:

MET GOLFREMMENDE

ELEMENTEN

GE.M. PRO FIEL E M MAP 0 L DE R DIJ KOP

N.

'I

957

...

......

-~

...

_-0« in9~nil2ur

K".'?~

--

MATEN

IN

METERS

BEHOORT

BIJ

NOTA

Nr. 63105

BIJLAGE

2

GET. GEC. GEZ. GEW.

7,éP~3

1----.---85

631880

I

I

I

9

I

1

I

1

(31)

N.A.P.

WADBODEM _____

--~~~---:=-PROFI EL

I

5

VAN

HMP

0_

17.

LENGTE

17 SO

m

---_._-- I~'~O TE PENETREREN STEEN SLAG 30/50 :<--_~.7~ ~ >fC 1.~5 ),< }.gQ~~ __~

'LANGSDRAI N ;VERHARDE WEG

MET J'_lJL~ALI" I NAP +2.00 m

~'"

"I

7.50 -~~--"t

I

I

1

I

TEELAARDE DIK 0.15 m

----~--

~--~-j--N.A.P.

---~-

/--~~~-. ---/--~~~-.

----

~~

---

-~---/-~='-.

---MAAI VELD -~-- - - -- ----,.~~:...:...:...:::...:::.=---~----~---~

--_.--N.A.P._0.60m ~_-" ~---~O~ ---~:::~----~~ ' . ~

~----~---ZIE VOOR CONSTRUCTIE EN

AFMETI NGEN PROFI EL 1

PROFI EL

Ir

5

5

VAN

HMP

17._ 82.

L.ENGTE

6500

m

N.A.P.

~--ZzzzZZ2Z2:II2Z~-...-:z:z:z:z:z:z:_

~_~_~~ ~~_~~ __~

__

~

~~

_

.----_.

---

---

---N.A.P.

+

10.40 m

~:s::o::s:~~~---

. --.

---.---PROFI EL

m

5

VAN

HMP

82._103

LE NGTE

2050

Ol

ZIE VOOR CONSTRUCTIE EN

AFMETINGEN PROFIEL I

SCHAA,L

I:

100

VERKLARING:

Rijl<swat~rstaat,dir~cti<l

Groning<ln

Af d. La n d a a n win n i n 9 s

w ~

r kin

i

n Fr jes Ion d 'en Gron i n gen

~

ASFALTBETON

~

KLEtBEKLEDING

GEM. PROFIEL

EMMAPOLDERDIJK

EMMAPOLDER

V ER H 0 GIN G

EM M APOLDERIDIJK

OPLOSSING

A:

DOORGAAND

BUIITENBELOOP

OPN.

1957

1---:--~---.---- ...---.---r---_1 Ellms poldllr

MATEN

IN

METERS

BEHOO

RT

BIJ

NOTA

Nr.

63105

BIJLAGE)

85

63187~

Cytaty

Powiązane dokumenty

Badania doświadczalne zużycia główki endoprotezy stawu biodrowego ze stopu kobalt-chrom oraz z tlenku l;lluminium

After analysis of the flow solution, the shape optimization is performed based on 7 time instances, and the corresponding averaged total pressure loss coefficient is chosen as

Centrum śmierci we wspomnieniach świadków sytuuje się w miejscu pracy członków Sonderkommanda, stamtąd rozchodzi się ona we wszystkich kierun‑ kach i dociera w końcu

Popularyzacją naszego miasta i jego zabytków zajmują się także członko- wie sekcji krótkofalowców, kierowanej przez Mariusza Thomasa. nawiązano kilka tysięcy łączności

(INSTYTUT NAUK HISTORYCZNYCH UKSW, 18.XI. 2013) Pierwsza z cyklu konferencji „W kręgu cywilizacji śródziemnomorskiej” poświecona za- gadnieniu religii w świecie

‘Building with nature’: the new Dutch approach to coastal and river works de Vriend, van Koningsveld and

Czy cena akcji jest związana z wewnętrzną wartością spółki akcyjnej i tym samym, czy istnieją podstawy do przyjęcia bądź odrzucenia hipotezy o półsilnej efektywności

sakraliów, dla której na ekspozycji zarezerwowano specjalne miejsce (skupione wokół nawiązującego do chrześcijańskiej symboliki ośmiobocznego miejsca centralnego),