• Nie Znaleziono Wyników

Klassificatie en beschrijving instrumenten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Klassificatie en beschrijving instrumenten"

Copied!
67
0
0

Pełen tekst

(1)

Nota

58.7

KLASSIFICATIE EN BESCHRIJVING INSTRUMENTEN.

INHOUDSOPGAVE.

Klassificatie nr. 11

ot

,

,

"

"

"

"

"

"

"

"

"

"

"

"

"

"

"

"

"

"

"

"

"

"

"

"

"

"

"

"

"

"

"

"

"

"

"

"

"

"

"

"

13

21

23

24

312

331

341a

341b

441

442

51

52b

52<1

61 621

622

71

81

82

9

.Q

I

d,

PeUstOk

Echol.ood

Schroefpaal.

Verhangmet'er

Transportabel.e registrerende peUschaal.

Drijvers

Sl.ingerstroommeter (Pl.anetarium. pl.aneta)

Ottmol.en

Stroomsnel.heidsmeter "Dyna"

Gewone thermometers

Thermokoppel.s

Vangbakken en centrifugebuisjes (conische maatgl.azen)

Sel.e c ta bal.ans

Filtreerme thode

Bodemtransportmeter "Arnhem" (B.T.M.A.)

De l.!tse nee

Zwevend Zandzuiger (Z.Z.Z.)

Watermonsternemer

Bodemmonsternemer

Drijvende boorinstal.l.atie

Stroomrichting=eter

(2)

r

I

(3)

Klassificatie no. 9. Stroomrichtingmeter.

1. Doel. Het meten van stroomsnelheden en stroom-richtingen en van variaties daarvan in de tijd. 2. Werkwijze. Bijlage 9 geeft de constructie weer.

Het instrument is bevestigd aocn een langwerpig frame (1) van ijzeren buizen, die ter verzwaring ge_ deeltelijk met lood zijn gevuld. ~Iet behulp van twee het frame worden opgehangen aan een davit,

de lengteas van het meetschip staat cn boord steekt. De kabels lopen elk over een katrol naar een dubbelwerkende lier, zodat het frame in horizontale stand kan worden neergela-ten. Een verticale stand van het vlak van het frame in de stroom kan worden bereikt met behulp van Ver-stelbare gewichten (2).

Een Ottmolen

(3)

met stuurvin (4) is onder het midden van het frame cardanisch opgehangen. Het op-hangpunt is het zwaartepunt onder water van de Ott-molen met stuurvin. De afwijking in het horizontale vlak van de richting van de as van het instrument ten opzichte van het frame wordt door middel van een as (5) overgebracht naar het sleepcontact Van een potentiometer

(6).

Deze laatste is opgenomen in een electrisch circuit, waarin tevens een Voltmeter voorkomt. Afhankelijk van de stand van het sleep-contact, vertoont de Voltmeter een uitwijking, die niet wordt beinvloed door fluctuaties van de stroo~­ bron, Op deze wijze kan de hoek tussen de stroomrich-ting en de richstroomrich-ting loodrecht op het frame, worden gemeten met een nauwkeurigheid van 1°. Op analoge

~ijze kan de uitwijking van de as van het instrum nt

in het verticale vlak worden bepaald. De beweging

\~rdt eveneens door een as (7) overgebracht naar een potentiometer, die is ingebouwd in een waterdicht

fgesloten doos. Deze doos is vast op de as gemon-teerd. Aan een slinger, die in het hart van de dooa is opgehangen en een verticale stand blijft innemen, is het sleepcontact van de potentiometer bevestigd.

Voor de meting in een punt van een verticaal i~

een dwarsprofiel van de rivier worden de Voltmeteru en het scheepskompas 10 maal afgelezen met tussen~

(4)

pozen van la seconden. De gemiddelden van deze afle-zingen worden bepaald. Voor wat de richting in het horizontale, vlak betreft, worden de aflezingen van Voltmeter en 6cheepskompas op elkaar gesuperponeerd, Naarbij de miswijzing Van het kompas in rekening wordt

r.ebracht. Zo wordt dus de stroomrichting ten opzichte van het magnetische Noorden bepaald, veronderstellen-·e, dat het frame inderdaad loodrecht op de

scheeps-s scheeps-staat.

Gelijktijdig met deze metingen wordt de stroom-nelheid bepaald aan de hand van het aantal signalen ran de Ottmolen.

J.

Principe. Dit volgt volledig uit de beschrijving

Dnder 2.

+. Gmstandfgheden, waarbij het instrument wordt

~ebruikt en begrenzingen daarvan. Het instrument wordt

op de Nederlandse Rijntakken gebruik onder normale ,,1lIstandigheden. Het is niet bruikbaar bij ijsgang of

'rast ijsdek en he t is nie t bekend hoe he t zich zal edragen bij zeer grote stroomsnelheden (hoogwater). Oe benedengrens van de intensiteit en de bovengrens van de snelheid der stroomrichtingsveranderingen wordt h·.'paald door de massa van molen met stuurvin.

5.

Ervaringen. Voor het bepalen van stroombeelden, wat snelheden en horizontale richtingen betreft, ia net instrument met sucCes gebruikt.

Verbeteringeni die in studie zijn, betreffen de

volgende punten:

Ie. Vervanging van de Ottmolen door een instrument, dit momentele snelheden aanwijst (bijv. de dyna).

~e. De vaste ligging van het frame ten opzichte van

ie scheepsas en de verticaal en daarmee vervanging ~an de potentiometer met slinger door een vast gemon-teerd instrument.

3e.

Het uitwisselbaar ~aken Van het meetgedeelte, ten-einde verschillende intensiteiten der fluctuaties te kunnen meten.

4e. Het registrerend maken van het instr~ment.

(5)

I.orden gedaan en waaraan studies worden verricht, is aanwezig bij de afdeling Studiedienst, Directie Bovenrivieren van de Rijkswaterstaat te Arnhem •

(6)

~[]i3ta

Space

l:::1')

Compleet Archiefmanagement

Tekening in dossier

000208

000208

Document teller

VW000208

Data Space Nederland B.V., Marinus van Meelweg 19,5657 EN, Eindhoven (Airport) T: +31- (0)40- 293.13.18, F: _+31-(0)40- 368.46.22, E: info@data-space.nl

(7)

Klassificatie no.

11.

Peilstok.

lt

1.

Doel. Het bepalen van de

bode~igging

ten

opzich-te van de waopzich-terspiegel van rivieren, rivierarmen,

ontzandingen etc.

2. Werkwijze. Het instrument is een eenvoudige stok

met een decimeterverdeling. De punt is beschermd

door een stalen dop. De stok wordt vanaf een boot

in het water neergelaten tot hij verticaal op de

bodem staat, waarna aan het wateroppervlak wordt

afgelezen (Bijlage11). Indien de waterstand bekend

is, kent men dus ook de bodemligging.

3. Principe. Zie 2.

4. Omstandigheden, waarbij het instrument gebruikt

wordt en begrenzing daarvan. Het instrument wordt

in een stromende rivier alsook in kribvakken en stil

stilstaand water gebruikt. In stromend water is een

diepte van 5 m als maximum te beschouwen, daar men

de stok anders niet meer kan vasthouden. Bij

snel-stromend water (2 misee of meer) zal dit nog minder

zijn. Is de bodem· zeer slap (slibachtig) of heeft

de zandbodem een losse pakking (groot zandtransport)

dan worden de uitkomsten onzeker. Voor peilingen op

grote schaal is de stok minder geschikt, daar het

werken ermee tijdrovend is.

5. Ervaringen.Met de in

t,.

gemaakt-: voorbehouden

voldoet het instrument goed.

6.

Verkrijgbaarheid. Een peilstok kan in eigen

be-heer worden vervaardigd.

(8)

De ingenieur

.~ cont,. Gez.

Peilstok.

Een peilstok is een rond hout,

van boven

~

5.5 cm, van onderen

~

7

cm, verzwaard met een metalen

voet en voorzien met een

decimeter-verdeling.

Lengte varierend van 3.5 m tot 7.5 m.

Een vakman peilt hier de diepte

met een

stók

van 5.5 m. De

gepeil-de diepte ia 4.13 m. Achter gepeil-de

vakman een

bodemmonsterneme~

zichtbaar op dek.

PEILSTOK

R.W.S. mr. Bovenrivieren afd. Studiedienst

Not a

'j

8. 7

lage

fl

(9)

1)0

KlassificatW no. 13. Echolood.

1. Doel. Het bepalen van het bodemprofiel en de plaatoelijke boderrligGing resp. waterdiepte in ri-vieren en andere ~ateren.

2. Werkwijze. Het instrument is vast gerr.onteerd op een meetschip, maar is ook verkrijgbaar in trans-portabele uitvoering. In het laatste geval kan het bijv. in een roeiboot gebruikt worden. In het re-gisteerapparaat wordt op een be~egende papierrol de diepte geregistreerd.

Bij de Studiedienst wordt het echolood voor drie doeleinden gebruikt:

a) Ale naviGatie-instrument op ondiep water. b) Om de bodemliéging van een rivier of rivier-gedeelte vast te leggen (zgn. lanGs-, dwars- en detailpeilin.en). Op regelmatige ... fst"nden worden r""ien uitb zet en het ~chip veart zo nauwkeurig mOGelijk in de raai, terwijl hrt ~cholood in wer-king is. Cp het rapier wordt dan continu het pro-fiel' gere~istreerd. Daar het ochip niet eenparig vaart, worjen afatanden van een v~st punt in de raai eveneens op het papier aangegeven. Ze worden gemeten m~t Lehulp van een cor~cidentie-basis­

af"tandc.cter en eloor middel van een elektrisch con-takt gerebistreerd.

De Inter t, noemen Atlas •. erken brengen een i:1-s-rument in de hanu.l, RaJiolo[ 0rheten, waurmce het profiel op schaal ~ordt [ere iGtreerd, onaf-hank,lijk van variaties in de va_rsnelhcid.

c) Bij debiet- of ",atcriaaltransportrr.etinben

or~t in en nabij het [ekozen meetpunt de

bodem-liGgin b nageGaan.

, . Prircireo Twee trillers -'~n ~ie 6e1ui ~i~l_~le~ uitzendt en ~én die ze OPV~CLt- ~~vlnder. zich

inge-bvu~d in de huid onder het schip (of zijn trans-port"-bel ~ ;tenteer, ). !'orte <:eluidsignalen worden

"oor Je "zender" ver.ekt, planten zieh door bet water voort, ~ordcn door de Ledem teruggekaatst en àoor ~e tlontvanger" weer opgevangen. De tijds-duur hiervan ~ordt lan~s electriGche we; om~ezet

(10)

Db

in een JiC}:tere ;istra tie.

Cverigeno leveren de te noemen fabrieken uitvoL-rige beschrijvingen.

4. Omstandigheden, waarbij het instrument sebruikt wordt en begrenzing daarvan. Ofschoon het

echolood vaar zeer veel omstandigheden toepasbaar is, y,ordt het bij de Studiedienst alleen gebruikt in rivieren, rivierarmen, kanalen en aanliggende on-diepe wateren. Het kan worden gebruikt in alle

om-otan~igheden, waarbij een boot kan varen.

Enige moeilijkheden doen zich voor bij een slibachtige bodem en indien, bijv. bij hoogwater, het materiaal transport in de rivier OVer een rela-tief grote hoogte plaats vindt. In dat geval is het eiet zeker of het gererristreerde inde,daad de vaste bodem aangeeft. Cnderzoekingen hierover zijn gaande.

Bevindt zich de bodem op minder dan 0.50 m onder de trillers, dan is de registratie niet meer betrouwbaar. Luchtbellen in het water (bijv. ten ge-volge van schroefwater van passerendé schepen) kun-nen de registratie 'geheel doen ophouden.

5. Ervarinaen. In alle opzichten gunstig, 6. VerkrijPjbaarheid.

• Atlas-Werke A.G., Bremen, Duitsland. Vertegenwoordiger in Nederland:

Ships Radio Service, Adm. de Ruyterstr.20,Schiedam. Vertegenwoordigers in de meeste grotere

haven-steden.

b. Hughes echoloOd Kelvin 8: Hughes (J:arine) Limi ted 107 Fenchurch Street, London E.C.

3.

Vertcgcn~oordiger:Radio Holland N.V.,

Keizers-gracht 562; Amsterdam-C.

Het onder a. genoemde fabrikaat is bij de afde-ling Studiedienst van de èirectie, Bovenrivieren van

(11)

21

Klassificatie no. 21. Schroefpaal.

1. Doel. Het snel plaatsen en verwijderen van tijde-lijke peilschalen in hot zomer- en winterbed van de

rivieren

o

2. Beschrijving en werkwijze. (Bijlage 21). 2~ Ge-galvaniseerde buis met aan het ondereinde een ge-deelte lt~ buis, waar omheen een stalen schroefblad is aangebracht. In de buis zijn gaten geboord voor de bevestiging van een peilschaalblad en loodrecht hierop gaten voor het insteken van een draaistang. De totale lengte van de paal is ~ 3.50 m. Deze kan

~orden vergroot met een verlengstuk van 3 m. Bij elke paal is een grond plaat aanwezig met een uitwendige diameter van ~ 0.30 m.

Door middel van een draaistang wordt de schroef-paal in de grond gedraaid. Wanneer de schroef-paal ~ 1.- m in de bodem reikt, heeft deze een behoorlijke

stand-zekerheid.

Om ontgronding bij de paal, ten gevolge van • stroming, tegen te gaan, wordt om de paal een

grond-plaat neergelaten, die de bodem ter grond-plaatse afdekt. / Het plaatsen van de schroefpaal kan zowel in de

droge als in de natte geschieden, mits de waterdiepte niet al te groot is.

3.

PrinCipe. Een zo gering mogelijke roering van de grond, waardoor de standzekerheid wordt bevorderd. 4. Omstandigheden, waarbij het instrument gebruikt wordt en -begrenzing daarvan. Bij tijdelijke water-standswaarnemingen in het zomer- en winterbed van de rivieren b.v. ten tijde van hoo~~ater, wanneer het gewenst is op een groot aantal plaatsen waterstands-gegevens te verzamelen.

5.

Ervaringen. De opgedane ervaringen zijn goed. Zo-wel in het zomer- als in het winterbed geplaatste palen behielde~ondankseen flinke aanstroming, een goede standzekerheid.

6. Verkrijgbaarheid. De palen worden volgens

aanwij-zinc;en van oez·e OiEllSt vf'rvaardigd door de firma H.J. Eijkelkamp, Bandijk 1 te Lathum,

(12)

school 1:5

o

o L v <fl C'J

(""""0' (

~

p

j_!

----E.L __ .

...ll...-9

rond plool

Ij

~ --~

,

ojf::----~iJx:

"?I

~":l0~en voor beve.~­

'9in9 pell~c.hoal 2.1 ge9olvoni~eerd~ bui5

o

o o

o

L -1

E

on

'"

o

E

;1

-1.1(.

-11/

Gez.

~

5CH~OEFPAAL

R.W.S. Dir.

Bovenrivieren

afd.

Studiedienst

Nota 58.7

byloae

21

(13)

nel

1. Doel. Het detetailleerd meten van verhangen over korte

stukken

rivie~

en eventueel van dwarsverhangen.

2.

Beschrijving en werkwijze, Het instrument bestaat in

hoofd-zaak uit de volgende delen:

a) Een centraal frame , waarin cilindrische dempingsglazen en

een nauwkeurige afleesinrichting zijn gemonteerd.

b) Een tweetal statische buizen, die zodanig zijn

geconstru-eerd, dat ze zich in de rivier op de stroom richten en alleen

statische druk meten. Ze worden op twee plaatsen in de rivier

opgehangen aan verankerde drijflichamen, en zijn met SO m.

lange doorzichtige plastic-slangen verbonden met het

centra-le frame.

c) Twee, op een houten frame gemanteerde handpompjes: één

luchtpomp om het water uit de rivier in de dempingsglazen te

~

zuigen, en één waterpomp om het water door de glazen heen te

~

~~uigen

en zodoende het systeem luchtvrij te maken.

f;;;:

~'LI'

p

~

~ ~~

L

Een kist, waarin het centrale frame en de statische

bui-Ot' BIBLIOTHEEK ..

C>

zen worden opgeborgen. De kist is voorzien van verstelbare

"talen

""'..

•• p6ten, waarmee. hij in oneffen terrein globaal horizontaal

fI~rw.t."'//

_.,..

opgesteld kan worden.

OP

het deksel bevinden zich drie

sta-len plaatjes met konische gaten, waarin een drietal

stel-schroeven in de grondplaat van het centrale frame passen.

Het frame wordt op de kist geplaatst en wordt met de

stel-schroeven aan de hand van twee op het frame gemonteerde

niveaus nauwkeurig horizontaal gesteld.

Voor het

~verige

moge de opstelling in het terrein

blij-ken uit bijlage 23 A en uit de foto's nrs. 1, 2, 3 en 4 van

bi jlage 23

J)..

De afleesinrichting, die op gelijke hoogte als de

dem-pingsglazen in het centrale frame is gemonteerd, functioneert

als volgt. Twee peilglaasjes zijn elk aan de onderkant door

een leidinkje verbonden met de bodem van een der

cilinder-glazen. De leidingen zijn afsluitbaar door een kraan. Tussen

de glaasjes bevindt zich een differentiaalpeilnaald. waarvan

de naalden in het hart van de glaasjes op en neer kunnen

be-wegen, terwijl het hoogteverschil der naaldpunten op de

line-alen kan worden afgelezen in tienden van millimeters. Het

geheel is gemonteerd in een luchtdicht afgesloten kastje met

een hardglazen ruit.

(14)

n

b

De peilnaalden kunnen van buiten af bediend worden, daar de

rondsels van de bedieningsknoppen lucbtdicbt door de wand van

het kastje zijn gevoerd door middel van Simmeringen. De

lucht-ruimte van het kastje is door een afaluitbaar leidinkje

ver-bonden met de bovenkant der cilinderglazen. De constructie

wordt verduidelijkt door bijlage 23 C en de foto's nr. 5 en

6

van bijlage 23 E. liet leidingenschema is weer-gegeven in figuur

2 van bijlage 23 B.

Indien men het waterstandsverschil tussen de punten A en B

wil weten, wordt een opstelling gemaakt zoals op bijlage 23 A

schematisch is weergegeven. De kranen K2' K

3

en K4

van figuur

2, bijlage 23 B worden gesloten om te voorkomen dat de

aflees-inrichting volloopt. Met pomp L wordt het water in de

cilinde,-glazen gezogen, daarna, na omschakeling van kraan K1 wordt met

pomp W door gepompt tot er geen lucht meer meekomt. Vervolgens

laat men het water zakken tot ongeveer halve hoogte van de

ci-linderglazen en slait dan de naaldafsluiter

~,

waarna K2 ' K3

en

K4

geopend worden om de peilbuisjes te vullen. Het duurt

vervolgensongeveer 45 minuten voor evenwicht is bereikt, pas

dan kan met behulp van de ditferentiaalpeilnaald worden

afge-lezen. Ter illustratie dienen de toto's 7,

8, 9

en 10 van

bijlage 23 F.

3. Principe. Het apparaat berust op het principe van de

com-municerende Yaten,met dien verstande, dat aan een uiteinde door

onderdtuk de waterspiegel kunstmatig omhoog gebracht wordt.

Daar dit uiteinde echter bij beide stelsels communicerende vaten

onder dezelfde druk staat, blijven de waterstandsverschillen

gelijk. Een principeschema geeft figuur

f

van bijlage 23 B.

4. Omstandigheden, waarbij het instrument gebruikt wordt, en

begrenzingen daarvan. Het instrument lIloet aan wal staan, zodat

de lengte der slangen bepaalt welke punten bereikbaar zijn •

Deze lengte wordt beperkt door de mogelijkheid om te pompen en

door de aanvaardbare tijdsduur van de evenwichtsinstelling.

In verband met de trage reactie van het instrument mag het

wa-terstandsverschil niet te snel wisselen. Het water, waarin

ge-meten wordt, mag niet te vuil zijn, daar anders de statische

buizen verstopt kunnen raken.

(15)

23 c

5. Ervaringen. Bet instrument heeft zijn bruikbaarheid bewezen

om plaatselijke verhangen zeer nauwkeurig te meten. Het is nog

niet zeker, of de plaatsing van de gaatjes in de statische

bui-zen juist is. Een laboratoriu.proef moet hierover uitsluitsel

geven. Het laat zich echter aanzien, dat bij goed

geconst~­

eerde statische buizen geen fouten groter dan 0,1

à 0,2 mm bij

een afstand van ongeveer 80 m, meer zullen voorkomen. Een

be-zwaar is de moWlijke hanteerbaarheid en. de lange instel tijd, die

in verband met de demping niet kan worden vermeden.

6.

Verkrijgbaarheid. Ret instrument is aanwezig bij de afdeling

Studiedienst, Directie Bovenrivieren van de Rijkswaterstaat te

Arnhem.

Het is door deze dienst in eigen beheer vervaardigd op de

afleesinrichting na, die is gebouwd door de instrumentmakerij

van de Algemene Dienst van de Rijkswaterstaat te 's Gravenhage •

(16)

A

De

Getekend

i)ovenoonzicht

dr~verkop

OPSTELLING

VERHANGME.TER

e ontr. Gez.

A- . ~

R.W.S. Dir. Bovenrivieren afd. Studiedienst

5toli>che bui~

met ~luurvinne:n

Nota 58.7

b··lage

23

A

(17)
(18)

A

AI

l)t

L

11 I1

..

I1 I1 1

"

~

..

$ I1

II

·1

..

...

I I1

I1

I

ii

ii

·

Fi

9

u u r

I.

P rin

c

i

p

e :; c het:;

ver h

0

n

9

met e r

K,

A

II-_ _----j

L

K

A

-

-

El

Figuur

2. Principe:.cheb cilinderglazen. pompen.

oflee:;-inrichl:.ing en verbindende

leidin<jen en

kronen

1---~I,l4::I~':"-~~--lPRINCIPE 5CHET 5EN VE~HANGMETE~

Gez.

~

R.W.S. Dir. Bovenrivieren aid. Studiedienst

Nota

58.7

bLjlage

23

f)

(19)

u

U

~

-

-~

.

5 ~ L • I 4 I. 1 ~3 I

r-L-I I

r=

=

==---:r-

• I 2 I.

_:f_

I I

l

-L

_J I I

IJ-lP

-

- I c 0 I

::t _

---- ---- ---- ---- ---- , ï ~I I '

L

,

I I I

,

1 • I

,

I· .J. _ :::l

,

I

,

II • I 5

,.

-r-IT"- .... r----' r :: n :

,

,

,

t I ti 11

, ,

I

,

,

~

I

u n

I

Ic

11 I1 ...J -L. 11 11

,

~ Ij 11 1111

Vooraanzicht

Schaal

1:2

b"la e

23 C

Nota

55.7

A1

59. 26

AFLE. E.:>IN R IC HT 1NG VOO~ VERHANGMETER

Horizontale

door~nede

R.W.S. Dir. Bovenrivieren aid. Studiedienst Gez.

De Getekend

(20)

Foto nr. 1: Een

drijflicbaam,waar-aan verbonden een statische buis

en het anker.Links de

verbindings-slang met de afleesinrichting.

Foto nr. 3: Een van de statische buizen

wordt naar zijn plaats gebracht bij het

begin van de meting.

Foto nr.2:

De

aneesinrichting

wordt m.b.v. de stelschroeven

horizontaal

gesteld op de kist.

Rechts de lucht- en de

water-pomp.

---.~-_.~

-•

Foto nr.

4:

lichaam lIIet

en kurken.

De nrhangmeter in gebruik

R.W.S. Dir. Bovenrivieren afd. Studiedienst

Verankerd

drijf-verbindingeslang

nota

58.7

Bijlage 23 D

(21)
(22)

Foto nr. 5: Afleesinrichting in gesloten toestand (bedrijfsklaar)

..

- - ' I _ ~ Foto nr. 61

Het inwendige van de afleesinrtchting (het luchtdicht afsluitende deksel is weggenomen).

De ingenieur

I

Getekend écontr. Gez.

De afleesinrichting van de verhang-meter.

R.W.S. Dir. Bovenrivieren aId. Studiedienst

Nota

58.7

Bijlage 23 E

(23)
(24)

KI

-..

1---_ • 'Kj

Luchtpomp en waterpomp

Ll

Foto nr.9:

~

,

,-I

--• .

.:.;--Foto nr. 7: overzicht

dempingsvaten met

af-leesinrichting

St,!lschroef

stelschroef

1

niveaus

K

3

K4

-Stelschroef

-

K2 t

!

naar

K.

K

t K

van de

aflees-Bijlage 23 F

Nota 58.7

A1

Foto nr.10:Bovenaanzicht frame

dampingsvaten en bovenaanzicht

inrichting.

Kranen, leidingen en

pomp~es

van de

verhangme ter.

R.W.S. Dir: Bovenrivieren aId. Studiedienst

tB

I

K4

~

Gez..

De

A

I

1](3

Foto nr

8:

Achterkant

dempings-vaten met stelschroeven en

a~­

(25)
(26)

....

24

.1aBsificatie no. 24. TranSportabele registrerende

eilschaaJ •

~

•. Doel. Het voor bijzondere onderzoekingen of onder

bijzondere omstandigheden registreren van

water-standen op plaatsen, waar dit normaal niet plaats

vindt.

2. Werkwijze. Op plaatsen, waar men de waterstanden

wil registreren, woràt een tijdelijke opstelling

gemaakt, waarvan het referentiepeil bekend is. Dit

kan gebeuren met behulp van gegalvaniseerde ijzeren

-schroefpalen, die op de gewenste plaats in de grond

geschroefd worden.

3. Principe. Een flexibele rubbermembraan onder

at-mosferische druk wordt op een bepaalde hoogte onder

water geplaatst. Bij varierende waterstand varieert

de druk, die via een koperen buisje wordt

overge-bracht naar de drukopnemer, een roestvrij metalen

bclgje. Van hieruit wordt de druk via een meehnische

overbrenging naar een schrijfnaald gebracht, die op

een draaiend blad registratiepapier het

waterstands-verloop registreert (Bijlage 24).

4. CmstandiKheden, waarbij het instrument

ge-bruikt wordt en begrenzing daarvan.Het instrument kan

onder alle omstandigheden gebruikt worden, wanneer

men op een of meer plaatsen het waterstandsverloop

wil kennen. Voorwaarde iB, dat de

waterstand~varia­

ties niet te groot zijn (Meetbereik 2 m).

5. Ervaringen. Het instrument is nog maar kort in

~e­

uruik, zodat er nog weinig ervarin

mee opgeàaan is.

Het

waterstandsve~lo?p

wordt goed geregistreerd,

~~ar

h t is vooralsnog niet gelukt een zeer grote

nauw-keurigheid te bereiken. Afwijkingen van enige cm's

~oeten

niet uitgesloten worden geacht.

6.

Verkrijgbaarheid.

lTegretti

+

Zambra - Benelux, 122 Regentstreet,

London Wl.

(27)

Zelfregistrerende peilschaal Negretti

&

Zambra

Registratiekastje gesloten; op de voorgrond

dompel cel en verbindingsbuisje.

Registratiekastje geopend. In de

dompel-cel 1s het rubber membraan zichtbaar.

58.7

e

24

58.366

ZELFREGISTRERENDE PEILSCHAAL

'{1t·~

R.W.S. Dir. Bovenrivieren afd. Studiedienst

(28)

1

S I KJ. Gsificatie no.

51.

VanfjbaJr...ken.en centrifu6ebul~jes

(conische maatglazen).

1. Doel. Het bepalen van het volume gevangen materiaal uit de meetinstrumenten voor materiaal transport in de

rivier.

2. ~erkwijze. Het gevangen materiaal wordt in een

~nctthoeki~e of ronde zinken bak gespoeld. De wanden

lo~en scl.uin naar het midden toe, waar zic~ in de

:.0-d~m een opening bevindt, die door middel van een kr an

ofoluitb~ar is. Cnder deze kraan wordt de

centrifuöc-buis bevestigd. Indien de ~evangen hoeveelheid mate-riaal zo ~root is, dat het centrifugebuisje deze ni t kan bEvatten, wordt een maatglas onder de kraan ge-houden. Na bezinking kan het volume worden afgeleze~

(bijlagen 51, Cl en 621 B).

3.

Principe. Bezinking onder ~atcr.

'f.

CI:lstar:difheden, wao-rbij hpt inGtrulLent Gebruikt

~ordt en be~renztnr da~rvan. Dit systeem wordt bij

alle materiaaltransportmetin~enaa boorJ van

meet-schepen toegepast.

5.

Ervaringen. De methode levert geen moeilijkheden op, mits zorgvuldig wordt gewerkt.

6.

Verkrij, baorheid. De vangbakken kunnen in eigen beheer worden vervaardigd, de centrifugcbui~'esen maatglazen worden door de glasindustrie geleverd.

(29)

L&n :cijkt 60 til c ntri~Ul€­

buicje,

~evul L

teen B.: . •

~

.•

-vunr~st.

(30)

No

i

á

56.7

byloge 5t

- - 50

ZANDTRAN5PORTMETINGEN

T c...:",~ I I I : I I I I I I I I I

I

I ,

:

m1

I

I 20°C óO

i

I - - ' 1

-I _ _ I -I

-,

-I 1 I -I

==

I -1 -I -I

==

1 - -

40:

I _ _ I 1 _ _ I I - - I I - - I , - - I I

===

t I _ _ I , - - 30 I I _ _ : I - - I II _ _

==

I

I I - - I I - - I

,==,

I 20I 1 - - I' I - - , I - - I 1 - 1 I 15 r

, - :

I _ I

, _ ,

I I

-I 10 I

r

- 9 I I 1 1 - 8 1

1 - 7 :

I 1 \ - - - . 2 1 \ - I I - - - ? I I - I 1- - I- , , 1

1=,

I = 3 '

1--=-'

,=,

I- - I

-e'

I _ I I -

-,

I 1 -11 1--=1 I - I I

=

I

''':/

500

400

300

200

100

VOOR

\ I I I I I I I I I I I I I 1 I I 1 \ I I I I I I I I I I .1 I 1 I I I I I I I I I I 1 I I 1 1 1 1 1 1 I I I I I' I I I I J I I I I I' J I I 1

,

I

,

I

,

I I I I I I

Î_--- ---

1

MAATGLAZEN

~\

;~_;~':'~

Ai

55.365

~//---:---,,~

;t.

Gec. Gez. R!JK5WATERSTAAT

, •

(.,//

-',_"'1

~

Dir.Bovenrivieren _I •

(31)

5Z a l

. a

Klassificatie no. 52. Filtreermethode.

I

JN

J}.

1. Doel. Het bepalen -in voldoende nauwkeurige matc-van het gehalte aan zwevende stoffen,in rivierwater. 2. Beschrijving en werkwijze. Het watermonster wordt in een trechter, waarin zich een filtreerschijf be-vindt, gegoten. Met behulp van een waterstraallucht-pomp wordt enige onderdruk onder de trechter aange-bracht, teneinde het filtreerproces te versnellen. Nadat het water de trechter is gepasseerd, bevindt het slib zich op de filtreerschijf. Deze schijf met slib wordt in een Petri-schaaltje gedeponeerd en ver-volgens in een droogstoof gezet om te drogen. In deze droogstoof wordt de temperatuur met behulp van

o

een thermostaat gehandhaafd op 105

C,

teneinde het

chemiSchlg~bonden

water te doen ontwijken. Bij een

hogere temperatuur zouden de organische stoffen in :het slib oxyderen. Hierna wordt het Petri-schaaltje

gesloten met een deksel en met inhoud in een exsic-cator gezet om af te koelen zonder dat daarbij weer vocht wordt opgenomen, Na afkoeling wordt het Petri-schaaltje met filtreerschijf en slib in een Selecta-balans gewogen. Aan het begin Van dit onderzoek is het gewicht van Petri-schaaltje met filtreerschijf bepaald, zodat het gewicht van het slib bekend is. De werkwijze is schematisch aangegeven op bijlage 52A.

3.

PrinCipe. Deze methode berust op het scheiden van een vaste en een vloeibare substantie door mid-del van filtratie.

4. Omstandigheden, waarbij het instrument gebruikt wordt en begrenzing daarvan. De apparatuur is opge-steld in een laboratorium. In normale gevallen wordt filtreerpapier, fabrikaat Schleicher

&

Schüll, no.

589

111, gebruikt. Bij hoog water kan het water zeer veel slib bevatten, in dat geval wordt grover fil-treerpapier

(595)

gebruikt, teneinde vlot te kunnen werken. Uit een summier onderzoek is gebl~ken, dat ongeveer 4% van het gewicht aan slib niet door het grove, maar wel door het fijne papier wordt ~evangen.

(32)

"

Het percentage hangt uiteraard geheel af van de

gra--de ring van het slib. De slibgehalten, die volgens

de-ze methode bepaald worden, varieren van 0 tot ca

500 mg/liter.

5.

Ervaringen. Voor het bepalen van het slibgehalte

van de Rijn en zijn takken: goed.

6. Verkrijgbaarheid.De verschillende onderdelen zijn

in de handel verkrijgbaar.

(33)

Mon:ster

r I

V

iczrIJa \ er

.) dagen

~

onaangeroerd

laten

:staan

tcznei nde

het

:slib

te

doen

bezinken.

Naar 'w'Ol" r "l

rool-I~chlpomp

Met

behulp

van

een

\Jater-

~

J.

~lraalluchtpomp

het

boven5le

-5libvrye

\JO

er

voorz ichlig

af-

_L~

-

-zUigen

,.~ .,.

Û

fi Ilreren

met

behulp

van enl-

Jf :::::::-

flllr ••

r",ch~f

ge

onderdruk.

~~

Noor

,"01"r5lrool-luchlpomp.

-flitreerschyf

deponeren

In

.~

Petri:schoaltje

hh_"_.J_

P.lri-,chaollj<z .

0

Petrl:schaaltje

met

inhoud

In

150 C

L

-D.ks.1

droogstoof (temp.

lOS

0

C)

~

DROOGSTOOt

.

Petrischaaltje

51 uiten

en

In

...

exsiccator.

l~J

eX51CCATOR

~

Met

behulp

yan

een

:selecta

balan5

Petri 5chaaltje

met

inhoud

\Jeg<2n

O!l!lg=

...

...

5CLCCTA

~ALAN5

.A~e ~enieur

rilTRE:: E:: R M E::Tl-IODE::

Not.a

58.7

.,N- ~,~

bylage '52 A

Getekend

,

(6econt,. Gel.

(34)

b

5 2 b

:K:l:a:is","",''-:;':;fi:i::;c::;a;:t='-:;':;e=n:;:0".::::5:::2::=. Se le c t a

balans.

1. Doel. Het wegen van slibmonsters, waarbij hoge

eisen worden gesteld t.a.v. weegsnelheid en

-nauw-keuri;l:eido

2. Werkwijze. Voor overzichtsfoto zie

Bijlage 52 B' •

•',dat het te "egcn m"nster op de weegschaal is

ge-plu tst, wordt de

~alan6ruimte

voor de gehele duur

van de weging gesloten. Het bijplaatsen en afnemel

van gewichten vindt plaats door middel van knoppen

aan de buitenzijde van de balans. Met behulp van

een optische schaalaflezing kan het gewicht van het

I"onster op 0,1 mg nauwkeurig wordcn afgelezen •

..r

~.

Principe. Dit toestel is in principe een normale

_lans, echter de gehichtsoplegging geschiedt

ue-cr.anisch.

'. CmstandiE;heden, waarin

het instrument "ebruikt

'CrH en

b~n'ren~in

daarvan. Het tOfstel is opEest ld

in ecn laboratorium. Voorhcrpen waarvan de gewichten

1i Gen tussen 0 en 200 gram, kunnen met de

Selecta-'al

'1.llS

in tiendc milligrammen nauwkèurig gewogen

',01'-.e •

Voor~l

wanneer hoge cisen

a~

de snelheid en a,n

~ ~auwkeurigheid

van heging worden bcsteld, is dit

~n,trurnent

op zijn plaats.

/. Ervarin'en. Voor het beoogde doel: gunstig.

:0

Verkri.' bo r'eid. De Selecto.-balans maakt deel

;}:'.t van

,,~t

fabrH-atieprograr.ma van de

Sartorius-_rke A.G. te Gottingen cn wordt o.a. geleverd door

P.Beun en

J.

de Ronde, Henri Polaklaan 2 te p

te

r

(35)

Overzichtsfoto.

Selecta Balans

R.W.S. Dir. Bovenrivieren aid. Studiedienst

Nota

58.7

(36)

6\ 0 Klassificatie no. 61. Bodemtransportmeter "Arnhem"

(B.T'.N.A.).

1. Doel. Het meten van het materiaaltransport van de bodem tot

5

cm daarboven in de rivier.

2. Werkwijze. Het vangelement, dat in een frame met stuurvin aan een draad wordt bevestigd, wordt door middel van davit en lier op de bodem van de rivier neergelaten, terwijl de stuurvin ervoor zorgt, dat het vlak van de vangopening loodrecht op de stroom staat. Gedurende twee minuten blijft het instrument op de bodem staan, waarna het wordt opgehaald en geledigd. De vangst wordt volumetrisch onder water bepaald.

3. Principe. Het vangelement bestu~t uit een recht-hoekige koperen vangopening, flexibel verbonden aan een met gaas bespannen korfje. Bet geheel komt op de bodem te liggen. De hydraulioche vormgeving is zo-danig, dat het watEr, dus ook h~t materiaal onge-stoord door de opening naar binnen guat. Het water stroomt weJ door het gaas, h t zand is hiervoor te grof en blijft liSEen.

5ij b t neerl~ten ko~t eerst het frame

or

~e örond, pas daarr.a ~orut, door een ve~rconstructie, het bekje met een loepaalde kracht or de "rond r;edru.·t. Bij ophalen gebeurt het omgekeerde. Dit alles is

nood~akelijk, daar

Ie) het bekje tijdens de meting cp de boiem moet rusten en

2e) voorkomen moet _orden, dat materiaal geschept wordt (Bijlage 61).

De afmetingen van het frame zijn aangepast aan de ribbelafmetingen.

4. Cmstandi~beden! waarbij het instru~ent ~ebruikt

wordt en begrenzing daarvan. Het instrument wordt, in combinatie met andere (Delftse Fles op slee,

Delftse Fles aan draad, bodemmonsternemer, Ottmolen, echolood) onder alle omstandigheden gebruikt op de Nederlandse Rijntakken. Voor grotere dan aldaar voor-komende diepten is het dus niet gebruikt, evenmin

(37)

61 b

voor fijner of graver materiaal. Te fijn materiaal (bijv. d < 0,5 mm) verGtopt de mazen of ontsnapt,

m

te grof materiaal (bijv. d > 2

à

3 cm) gaat voor m

een eroot deel niet naar binnen. Aanpassing aan dergelijke omstandigheden zou op zijn minst uitge-breide ijkingen vereisen.

5.

Ervaringen. Met het instrument kan het zand-transport in de rivier kwantitatief worden gemeten. Ten gevolge van de grote schommelingen in dit trano-port zijn vele metingen nodig om een juist beeld te verkrijgen. Aanvullende ijkproeven zijn gaande in

het ~aterloopkundigLaboratorium te de Voorst.

6. Verkrijgbaarheid •. Het instrument wcrdt volgens ontwerp van de afdeling Studiedienst Directie Boven-rivieren van de Rijkswaterstaat in Arnhem vervaar-digd.

(38)

• I , ..

~.r.~.A.

gereed. om op de

boJem

gepla~t6t

te worden.

-Vangbak lIlet caatglas daar

onder. Een lenspompje voor

het uitspoelen Van het

korfje.

,

I

B.T.M.A.-korfje in

opbergldstje.

(39)

1

'--.

ZUAANZICI-n

! '

,

I

I

I

•i

.I I

/

I I I

I

I I

i

I

I

i

I

i

e>OVENAANZICHT

\ \ \ \ \ 1

\

\

i

! I I I \

\

I

\

o"t··~~===-.L==D'

I I I i I I

!

!

I

.j

175' - - - - I

VOORAANZICHT

School

I 10

745 L - S O .. O!5 Nolo 58.7

blo

e

61

A2

55.95

R.W.S.

Dir.

Bov~mnvier<2n

afd. Studl<2dienst

/I.5·

D<2

genieur

VEPBETERDE

BODEMTRAN5-h-~~~.

>"("'.1.-:-'

~~

POR TM E TE R

"ARN

HEM "(BT

M

A2)

(40)

t

1 \ 0

Klassificatie no. 71. ~atermonsternemer.

1. Doel. Het nemen van watermonsters in rivieren teneinde hiervan het gehalte aan zwevende stoffen, in het bijzonder slib, te bepalen.

2. Beschrijving en werkwijze. (Bijlage 71). Rood-koperen cylinder, diameter 70 mm, lang 262 mm, in-houd 1 dm3 , aan beide einden afsluitbaar door middel van door veren aangetrokken kleppen. Opbanging in het midden van de cylindermantel. Staartvin van licht

materiaa~aluminium.

Door middel van een lierwerk wordt het apparaat vanaf brugleuningen of scheepsrelingen in het water gelaten tot de gewenste diepte. De kleppen bevinden zich in geopende stand. Zodra het apparaat in het a-ter komt zorgt de staartvin voor een stand van de cylinderas, volgens de stroomrichting. Vervolgens zorgt een valgewicht er voor, dat de kleppen zich gelijktijdig sluiten. Het toestel wordt vervolgens ter lediging opgehaald.

3. Principe. Een zo gering mogelijke storing van het

~tromingsbeeld, teneinde een voor het meetpunt

re-presentatief water~onster, speciaal wat betreft het slibgehalte, te nemen.

4. Omstandigheden, waarbij het instrument gebruikt .ordt en begrenzing daarvan.

J. Regelmatige bemonstering-van de Nederlandse Rijn-twcken do cr het nemen van water~onstersop ca

t

m beneden de waterspiegel. De bemonstering geschiedt

v~naf de grote verkeersbruggen over deze rivieren.

2. Het nemen van watermonsters op verschillende diep-ten in de rivier, alsmede in rivierhavens, tot onge-veer

t

m boven de bodem. Deze bemonstering geschiedt veelal vanaf schepen. Voor bemonsteringen op grotere diepten dient het valgewicht te worden verzwaard.

In langzaam stromend water (rivierhavens) zijn bemonsteringen verricht tot 10 m diepte. In de rivier zelf tot diepten van ca 3m.

Voor bemonsteringen op grotere diepten in snelstromend water zij~ norr geen c.varinbcn o~5ed

(41)

,

71 b

Bemonsteringen op afstanden van de bodem,

klei-~er dun

i

m geven een sterke toeneming te zien van het grovere door de rivier getransporteerde materiael. Zonder ijking van het apparaat op dergelijke omstan-Jigheden levert de interpretatie van de gevonden ge-halten aan zwevende stoffen moeilijkheden op.

5.

Ervaringen. Voor de [enoemde gevallen: goed.

6.

Verkrijgb~arheid. Het apparaat met bijbehorend lierwerk is volgens schets in eigen werkplaats ver-vaardigd.

(42)

Nolo

58.7

IJ"

A2

58

359

. / / ' Dit Bovenrivieren aid

Stud'ed,en't

RIJK SWAT ERS TA AT

~G:.;et;:+

. .:::;Ge:;:c.+=G:..:.ez=+-_ _. - -_ _

---t

.f'

2.

/11' ~6 / '

/

/ /

~f :. f E E

1

(43)

81

Klassificatie no. 81. Bodemmonsternemer.

1. Doel. Het ne~en van monsters van de bovenste laag van de rivierbodem.

2. ~erkwijze. Het instrument bestaat uit een houder

met beugel, waaronder een jampot wordt geklemd (Bijlage 81). Het wordt overboord geworpen en aan een lijn over de bodem gesleept. Na ophalen wordt de gevulde jampot verwijderd.

3. Principe.

4. Omstandigheden, waarbij het instrument wordt gebruikt en begrenzingen daarvan. Tijdens iedere materiaaltransportmeting en voor bodembemonsteringen wordt het instrument gebruikt. Het instrument kan niet gebruikt worden indien de bodem te hard is en wanneer de stroomsnelheden zo groot worden, dat het de bodem niet bereikt. Voor grof bodemmateriaal zou een grotere uitvoering noodzakelijk zijn.

5. Ervarineen. Voor het gestelde doel goed bruikbacr.

6.

Verkrijgbaarheid. In eigen beheer te (laten) ver-vaardigen.

(44)

Bodemmonsternemer.

De jampot wordt in het apparaat bevestigd

door de beugel opzij te draaien, de

jam-pot op zijn plaats te brengen en de beugel

terug te brengen, waarbij een veer, die om

de klemschroef zit, de jampot op zijn plaats

houdt.

Bodemmonsternemer.

De jampot" gevuld met een bodemmonster.

Nota

58.7

econfr. Gel.

ft

I~

BODEMMONSTERNEMER

R.W.S. Dir. Bovenrivieren afd. Studiedienst

b 81

(45)

\

I

I

82

d

Klassificatie no. 82. Drijvende boorinstallatie. 1. Doel. Grondonderzoek in rivieren.

2. Werkwijze.(Bijlage 82). Twee kleine zolderbakken, elk met vooronder, dat dienst doet als bergplaats en bemanningsverblijf, worden aaneengekoppeld op een onderlinge afstand van + 1.60 m. Deze afstand wordt gedeeltelijk overbrugd door een houten vloer, waarin een ruime opening is gespaarà voor het doorlaten van de boorbuizen. Op het dek is een driepoot met lier opgesteld. In de top van de driepoot is een losse schijf aangebracht, waarover een staaldraad loopt, die op de trommel van de lier is vastgemaakt~

Tot de verdere uitrusting van de installatie behoren boorbuizen van verschillende diameter en bijbehoren-de pulsen. Voor het boren van vaste aardlagen, b.v. klei of veen, is een speciale boor aanwezig.

Voor het op de plaats brengen van de

boorin-~tallatie wordt gebruik gemaakt van een kleine

motor-"J'; '.~oot. Op de plaats van de te maken boring worden 2

.,.'

~voorankere en 2 achterankers uitgebracht. Op de wal

lordt de raai, waarin moet worden geboord, uitgezet; daarna wordt met behulp van een peillijn de juiste afstand uit de oever e-emeten. Zodra de installatie op de juiste plaats voor anker ligt, kan het boren een aanvang nemen. Vooraf wordt ter plaatse de wa-terdiepte gepeild, dit om tijdens het boren de be-reikte boordiepte t.o.v. de bodem te kunnen bepalen. Vervol-ens wordt de boorbuis, die door middel van lier en staaldraad boven in de driepoot was geheden, naar beneden gelaten door het boorblok, dat over de uitgespaarde opening in de vlonder igt. Is de leng-te van één buis onvoldoende om de bodem leng-te bereiken, dan wordt deze door een ijzeren klem, welke rust op het boorblok, vastGezet. Hierna wordt een volgende buis opgeschroefd en vervolgens wordt het geheel op de bodem neergelaten, waarna het pulsen kan beginnen.

3.

Principe. De puls wordt met handkracht op en neer getrokken. Bij de val komt er bodemmateriaal in de puls. Door de pulsklep ~ordt voorkomen, dat bij het or..hoog hale dit tlateri",al cr I.eer uitvalt.

(46)

.

,,,

b

82

4.

Omstandigheden, wa&Tln het instrument wordt gebruikt en begrenzing daarvan. De installatie worat gebruikt bij het boren in rivieren en plassen.

Met buizen van dezelfde diameter kan worden ge-boord tot ~ 20 m diepte. Bij dieper reikende borin-gen wordt eerst geboord met buizen van grote diame-ter. Hierin worden vervolgens na het bereiken van een zekere diepte buizen met kleinere diameter neer-gelaten, waarna het boren wordt voortgezet.

5. Ervaringeno Goed.

6.

Verkrij~baarheid. De drijvende boorinstallatie is samengesteld door de Rijkswaterstaat.

De diverse onderdelen zijn verkrijgbaar bij lever~~­

(47)

~---Grondboringen in het

zomerb~d.

De boorstelling in bedrijr.

Drijvende boor.telling op

de IJssel

Nota 55.7

GRONDBORINGEN

R.W.S. Dir. Bovenrivieren aId. Studiedienst

b

la

e

52

A 1

58.:3 6 2

(48)

3iZ a

Klassificatie no. 312. Drijvers.

1. Doel. Het bepalen van strooosnelheden, stroom-richtin 'en en stroombanen.

2. ~erkwijze. De b~an van de drijver, waarvan de kop (een bijv. rood ee~childerd rijflichaam) boven water uitsteekt, Ylordt gevol?d met behulp van hlee of meer planchets. Een planchet (Bijlage }12 A) be-staat uit

een

p~ank met erop een blad tekenpapier, zuiver horizontaal gemonteerd op een statief.

Op

de plank bevinat zich een lineaal, waarop een kij-ker is bcvesti~d. De vizierlijn van de kijker loopt

evemlijdig met de lineaal. De lineaal kan aan één uiteinde om een vast punt draaien. Is de kijker op een v{crwerr gericht en trekt men een lijn lan~s

de lineaal, d&n geeft deze lijn de richting draai-punt-voorwerp. De plaats van. het draaipunt moet oe-kend zijn; men kan deze bepalen door op 3 of meer bekende punten te richten. or~t met 2 planchets een voorwerp gevolgd en worden met regelmatige tijdsintervallen gelijktijdig lijnen getrokken, dan kan de baan van h~t voorwerp op de kaart worden ge-reconstrueerd.

verigens z~Jn rijvsrbanen ook langs fotogra-fische Heg vast te leggen.

3. Principe. Te onderscheiden zijn oppervlaktedrij-vers (alleen drijflichaam) alsmede stokdrijoppervlaktedrij-vers en kettingdrijvers (Bijlage 312 B).

Een stokdrijver bestaat uit een houten stok met verzwaarde punt en aan de kop een drijflichaam.

Een kettingdrijver bestaat uit cilindervorwige Louten klossen, aan elkaar gekoppeld door stukjes ketting en aan

6

n kant verbonden met een drijfli-chaam. De lengte is iets (bijv. 0,5 m) minder dan de waterdiepte. De drijver wordt door de stroom voort estuwd en geeft door zijn baan een maat voor snelheid en richting.

't.

Olwtandigheden, waarbij het instrument ge-b.uikt wordt en begrenzing daarvan. Drijvers zijn niet bruikbaar voor nauwkeurige debietmetingen; ze worden alleen gebruikt in gevallen, waar men over

(49)

een klein gebied gedetailleerd de stroombanen wil

kennen. Ze zijn niet bruikbaar bij slecht zicht en

harde wind. In

h~t

laatste geval komt op het

drijf-lichaam een te grote kracht, die de meting beInvloedt.

Dit bezwaar is grotendeels te ondervangen door het

gebruik van drijvers, wa rvan het drijflichaam slechts

Zeer weinig boven watcr uitsteekt en zichtbaar blijft

door een lampje. De verlichting kan worden

uitgeru~t

met een kwikachakelaar, zo1anig, dat het lampje

al-1 en brandt, indien de drijver zich in het water

be-vindt (bij grote afwijkingen van de verticale stand

\!ordt het kontakt verbroken).

5. ErvarinC'eoo f·;et de genocz::è.e voorbehouden zijn

drijvers goed bruikoaar.

Kettin~drijvers

hebben bet

voordeel, dat ze, doordat ze uit kleinere eenheden

zijn opgebouwd, nauwkeuriz r

ua~ -e ", tcr~ieptc

kun-nun wardell aan~ep3st en zo een betere benadEring v~n

Ie ;;cl..iddelde' snelheid kunnen geven. Bovendien is

tanteren van lange flexibele kettingdrijvers veel

)ornvoudi 'cr dan van even 1 'n - atok rijvera.

6.

Verltri.jrb-"a.rheid.

DrJ..~v

ra kunnen op eenvoudig"

w~jze

in eigen beheer

~oràen

vcrvaardi5d. Plancheta

(50)

t

d

__ =0

b c . ~-_ -~"7_

-::-= -

.- - .

n

~'c.

fig.

j

b k

ULL.JL---'-r-<~----'LJ

c 9

"ff.'

f a

fig.4

~

J

Api 17

L

Nota

58.7

b"loe:312A

A 1

5el35

PLANCHET

R.W.S.

Dir. 60vQnrivilmm

afd. Studiedienst

0", .

ngenieur

(51)

DRUVEI=<5

A

:,

'=::====:-' 1 I T-

~

5TROOM»ICHTING~

,

:I

11 I 1 ..J ~I ' ~II \J I ~I I

~I

>1

--

I .

I

I

I

I

,

I

1

I

I

I

I

i

I

I

I

I \

y\

~RAUENHOFF::'CHE. DRUV~

!II 1\

(:>TOII DÇl') V E.Çl )

:

\

I \

I

\

I

I

1

I

\

I

I

I

I

I

i

Iili.

~

f.

I

f·f ..

R.W.S. Dir. BovQnnviQren afd. Studiedic2n5t

Noto 55.7

bYloge.

3f2 B

(52)

:531 Klas6i:ic~"ie

no.

331.

Slineer,troommeter

(Planeta-riuL, Pla.

tal.

1. Doel. Het b palen van stroomsnelbeJen en

(horizon-.~l~) ~ rOOI ichtin~en

op ver chilIende oi pten, '

-liEt.

t:è>J

en.

2.

_rk:ijze. Aan een uithouDer van toord Van een

schip af.

3.

Pri' cipe. :.eerGtand<-lichalten van verscl.illende

vorm er [5,"v.ïcht (;e\;ruik afhankelijk van

stroom-snelheid) bevinden zich onderaan een draad in de

_troo~.

De hoek, àie de

raad met de verticaal mu kt

is een

~a

t voor de Gnclheid op de plaats van het

lic a~t de toek Let Je scheepsas (lac rvhn de or~~~­

tatie

"US

bekend rr.oet zijn) Geeft de stroon,richt...

<..

ter pla tGe.

Bi~ de .Jl~v l.a iG dE rU;1;d ZO' éU ig v rbcnäe ..

c\an een .. ijzer, rat deze ~ijzer de hoek aangeeft,

~elke

de draad maakt met 1e vErticaal. Pet geheel

is

b~vedti5

onder een in vaste otana blijven"e "

et-l:oepel, .;a::rop de stand. van de wijzer kan worden

af-selezen~

Voor draadbuieine worden correcties insevoer •

4.

C'

,t'n i'jhed .. n. waarbij het in,trurnent

O'c'

ruil-+

v;or"t en begrenzing daarvan. De planeta v;orc:t op

.c

Bovenrivieren slechts een enkele maal gebruD,t, dn

r

veelvuldig vuil aan de draad blijft hangen, dat de

resultaten oeinvloedt. Hij

~oFdt

in het

al~c~een

slechts eebruDct voor

detail~Etinsen

van

stroom-richtingen en zeer kleine stroomsnelheden.

5.

Lrv~rin5en.

Het inotrument is minder goed

han-teerbaar bij Grote stroomsnelheden. De

nauwkeuriG-teid

~n

het bepulel

van de

stroomr~chting

is

zo-"_ni,, dat a:Viijkingen van ten hoogste

5

0

kunnen

voorkomen.

6.

Ver'-ri

j 70', .rheid. V.or~

t vervaardi"gd door het

\',a-t~rloopkun110

Laboratorium ... Raam

61

te Delft en door

invtrumcntcakcrij van de Directie ,lsemene Dienst

en

.aterhuishouin~

van d;

Ri~kswater3taat

in den

(53)

341

0

Klassificatie no.

341.

a) Cttmolen.

1. Doel. Het ceten van stroomsnelheden.

2. lerk 'ijze. Vanaf een voor anker liccende reeetschi;> wordt de molen aan een draad over een uithouder (davit) neergelaten tot een gekozen diepte in de rivier. Het mechanisme van de molen sluit na een bepaald aantal omwentelingen een contact, waardoor aan boord een electrische bel een 3icnaal geeft. Het tijdsverloop

tussen twee signalen ~ordt bepaald en is een maat

voor de watexsnelheid.

3.

Principe. Het instrument best~at uit een

draai-baar wiekje, geffiontecrd in een tel~erk, een

stroom-lijnvormic gc~icht en een stuurvin. Het geheel opg~­

hangen aan een staaldraad stelt zich in de stroom

~odanig in, dat de as van het wiekje dezelfde

rich-ing krijgt als de stroomlijn. De draaisnelheid is afhankelijk van de stroomsnelheid; door ijking is ~

..,

' .•. t verband gevcnden. Het tel\;erk telt het aantal

Ot-~~ntelinuen, de tellin wordt electrisch overgebrach~

.ar de meetkabine.

4.

~mst~dighèen, ~a rbij het in tru~ent ~{bruikt

'ordt ~n begrerzing

ct

r',n. Uitsluiten tijden3 ij

-C .ng .. orden de Ottcoler s niet toegepast. -Cnder alle andere ofu~tandigheden-ook onaer een va-t

ijsdek-.orut ermee ;:;emeten. Bij zeer kleine snelheden

«

0,10 d 0,15 m/sec) \;orden ze onb<'trou"ba"r; de wrijvin. in het in~trurnent zelf speelt dan een te

a"rotc rol.

5.

Erv rinren. Indien .ordt czc'Ld vOOr zeer rocd

or1erhcuJ. en indien oe~aakt \.orèt tegcJ ·~H;scba.:liJint.'" ,

~cvcn de Ottmolens uit3tekende rC3ult~ten. Een

re-uclmatibc ijking (minstens

Ix

per 2 ja~r) ia

nood-.. a'<eli jlt.

6.

Verkrij b rheiJ.

A.~tt, Kempten, B~yor5, Duitsl~nd.

Voor Nederland: N.V. ~ed. J.\hrcnd

&

Zoon, afd.

(54)

34i b

!Qassifiactie no. 341. b) Stroomsnelheidsmeter "Dyna".

1. Doel. Het meten van momentele snelheden en

snel-heidsvariaties.

2.

~erkwijze.

Vanaf een verankerd meetschip wordt

de dyna aan een draad over een

davit neergelaten op

de gewenste plaats in de rivier. Een electrische

overbrel1b.l.ng zorgt voor registratie aan boord.

3. Principe. Een staart met stuurvin houdt de as van

de dyn

evenwijdig aan de stroomdraad. Een normale

Ottwiek wordt door de stroom aangedreven

en

drijft

op zijn beurt in plaats van een telwerk een kleine

meetgenerator aan, die in een volledig van het water

afgesloten ruimte is ondergebracht. Deze generator

heeft een vrijwel rechtlijnig verband tussen

omwen-telingssnelheid en spanning. Deze spanning kan aan

boord op een

(bij voorkeur registrerende) Voltmeter

worden afgelezen (bijlage 341). Periodieke ijking

is noodzakelijk.

4. Omstandigheden. waarbij het instrument gebruikt

wordt en begrenaing daarvan.

Dit instrument heeft

getoond dezelfde gebruiksmogelijkheden te hebben

als andere vlcugelindtrumenten. Uiteraard is er,

ten gevolge van de massa-traagheid van de vleugel,

een bepaalde grens aan de snelheid en intensiteit

van de snelheidsveranderingen, die het instrument

nog kan volgen; waar deze grens ligt, is nog niet

bekend.

5.

Ervaringen. Gedurende de korte tijd, dat dit

in-strument in gebruik is, heeft het uitstekende

resul-taten opgeleverd. Het geeft snelle wisselingen in de

stroomsnelheid aan, waarbij het gemiddelde van de

ge-meten snelheden overeen blijkt te komen met een op

andere wijze gemeten snelheid ter plaatse.

6.

Verkrijgbaarheid. Een eerste exemplaar is

verva;U'-digd in de werkplaats van de afdeling .studiedienst

van de Directie Bovenrivieren van de Rijkswaterstaat

te Arnhem.

(55)

I

~_.~~

-~.~

>

-0--"...

-,

~ • ,I

Dyna met staart en stuurvin,

alsmede afleesapparaat (milliampèremeter)

.

De

i~enieur

Nota

58.7

~~_ );..~"IM~

D Y

}l

A

bij I a

q

e

34i

Getekend ' Gecont,. . Gez.

(56)

441

KlasQificati~

no. 441. Gewone thermometers.

1.

Doel. Het bepalen van de waterteoperatuur in de

rivier op verschillende diepten en van de

luchttem-peratuur.

2.

~erkwijze.

De thermooeter bevindt zich in een aan

de onderzijde verzwaarde metalen huls. In deze huls

bevindt zich een glazen reservoirtje, waarin de

ther-mometer is opgehangen en dat zich door zijn vorm

slechts langzaam met water vult. Van boord van het

meetschip laat men het

instr~ment

aan een koord snel

tot de gewenste diepte zakken, waar men het enige

tijd laat hangen. Nadat het reservoir zich met het

ter plaatse aanwezige water gevuld heeft, wordt de

thermometer snel oprehaald en afgelezen.

in het reservoirtje achterblijvende

dat men

halve graden verdeeld

+5

0

C,· in 0,2 graden verjeeld. De eerste dienen

voor het bepalen van water- en luchttemperaturen

tijdens normale metingen, de tweede voor

nauwkeuri-~er

tenperatuurmetingen tijdens vorst. Zo

dt bijv.

,'e temperatuurverd,:,ling in dwarsprofielen beneden

~en

electrische centrale (koel ater) ge eten.

5 • .:.rvarini"e • Voor Je

ge::;t~lde

doeleindèn ge:::chikt.

T

c.

Verkrij~baarheid.

Glasindustrie. Hulzen worden

volgenn eigen ontwerp vervaardigd door àe

~eohnisch

(57)

Klassificatie no. 442 (1). Thermokoppels.

1. Doel. Het snel en nauwkeurig ~eten van watertem-peraturen en fluctuaties daarvan.

2.

Werkwijze. De koude las bevindt zich aan boord van het schip in een thermosfles met smeltend ijs. De warme las wordt overboord op de gewenste diepte ge-hangen. Aan boord TIordt een gevoelige galvanometer afgelezen, die in het circuit is oPGenomen.

3.

Pri~cipe. Tussen twee verschillende metalen, di

met elkaar in contact komen, ontstaat een spanningsverschil, dat afhankelijk is van de

temperatuur. Twee geïsoleerde kabels van verschil-lend metaal worden

aan

de einden

A

en B aan elkaar ll'elast (thermokoppel). Is las B de "kourle las", dan moet deze op constante temperatuur worden gehouden. Afhankelijk van de temperatuur van A ontstaat er e~ meetbare upanningsval in de kabels.

4.

O",ctan i"heden, wa rbij hrt in'Jtrument

,e'

ruikt vor't, en be;renzing ua,rvan. Bij de Studiedien t

orden th~r~okoppels alleen ûf"èruikt om snel en n~u

-1euris het tempero.tuurverloop van het water in vor

:o-p rioden na te gaan. Cfschoon de nauwkeurigheid theoreti eh veel roter is, is het on,'er eze oc:~t

liuheden (aan boord van meetschepen of roeiboten

~ij vriezend weer) niet mc,elijk ~ebleken een :rote~

n.uwkeuri~heid

te verkrijgen dan 0,20 C.

5.

Ervarin~en. I.its oordeelkun<.lig behandeld is bet

inotrument voor het estelde doel geschikt. De moei-li;kheid is, dat de zeer :evoleige calv~noc:eter t r

cvolge van het scho~elen van de boot, in het bij-zonder een roeiboot, minder nauwkeurig is af te le-zen, dan bij voste opstelling. Door een cardanisch

o~hancring is hierin een belu rijke verbeterinG

be-reikt.

6.

Verkrijgbaarheid. De thcr~okoppelG worden

ver-v~ar1igd en cci:kt ~~or e Technidch PhJo~p~,.e ~ie l.ij:ltou .lo."ei. 11 tI,; ~ 1 to

(58)

I

1

.

-T 62\ 0 Klassificatie no. 621. Delftse Fles.

1. Doel. Het meten Van materiaal transport in suspen-sie, zowel het materiaal dat tijdelijk in suspensie is ten gevolge van turbulentie, als het z.g. "spoel-transport".

2. Werkwijze. In gebruik zijn twee types Delftse Fles, nl. die "op slee" (Bijlage 621 A) en die "aan draad" (Bijlage 621 B).

De DF "op slee" kan op verschillende hoo~ten

bevestigd worden aan een frame, dat op de rivierbo-dem wordt neergelaten. Hiermee wordt het transport gemeten tussen 0,10 en 0,40 m boven de bodem.

De DF "aan draad" hangt aan een beugel en is uitgerust met een staart en stuurvin, zodat de mond op de stroom wordt gericht. Hiermee meet men het

transport tussen 0,40 m boven de bodem en het water-oppervlak.

Beide worden gebruikt in combinatie met de

bodemtransportmeter "Arnhem".

De DF "op slee" wordt op drie hooeten in het frame gehangen. In elk van deze standen wordt het instrument op de bodem geplaat3t, blijft daer 10 minuten en wordt daarna opgehaald en geledigd. Met de DF "aan draad wordt een soort integratiemeting

uitgevoerd. ûij ~ordt achtereenvolgens op

verschil-lende diepten gehangen (de meetduur per meetpunt is afhankelijk van de ~ater"iepte) en vervolgens op~e­

haald en geledigd. Er is uiteraard eeen bezwaar te-gen, de fles na ieder meetpunt te ledigen; in de praktijk op de Nederlandse Bovenrivieren is dan de

vangst echter veelal te gering voor een nou.keurige

aflezing •

De hoeveelheid gevangen materiaal wordt volu-metrisch onder water bepaald.

3.

Principe. De twee typen komen met elkaar overeen; ze zijn alleen iets verschill~nd van vorm. Het water treedt door de mond naar binnen, volgt in de fles een lange weg met verschillende vertragingsgebieden, waar zo goed als al het vaste materiaal bezinkt; tenslotte verlaat het water de fles door openingen

(59)

'.

in de vlakke achterwand. De grootte van de openingen en de vormgevint van de fles zijn van dien aard, dat de onderdruk achter de fles het water door de tuit naar binnen zuigt en wel zodanig, dat het met de-zelfde snelheid als het omringende water, dus onge-stoord, door de mond intreedt.

4. Omntandigheden, waarblj het instrument gebruikt wordt en begrenzing daarvan. De Delftse Fles wordt onder alle omstandigheden op de Nederlandse Rijn-takken gebruikt.

5. Ervaringen. Met de Delftse Fles wordt reeds ja-ren gemeten. De vormgeving en eigenschappen van het instrument, alsmede ijkingen in het Waterloopkundig Laboratorium te Delft geven veel vertrouwen in de juistheid van de resultaten.

Aangezien de vangsten van de DF aan draad vaak gering zijn, is een groter type, de '~ierkante Delft-se Fles", in ontwikkeling.

6.

Verkrijgbaarheid. De DF kan besteld worden bij het ~aterloopkundigLaboratorium, Raam 61 te Delft.

(60)

0_'"

t, . _. -l

---BOVENAANZICHT

,

0 0 I - 6luitit'lg

,

00 /

/

/

RT ...

I

...

/

"-

"-/

...

'-.

;-/

"-L

0

...

...

I

/

0-~

'-0 Z.~AANZ.'C.HT

"-0

~

0 0

..r-I~

---.

---

..

--

--- --- ---

.l--- ...L

/

\

~0 ~

-0

i

\

/

\ .0

---t·_·-

-

----\

.,'

(I

/

"

.-.hL...:....- ""- ~... \ 0,

(i;"

I. ~n <Î2..2..

","I

/

Vr R Wl :':>::>E.L E>AA H MONO:':>TUK

"

\ '

/

\

,

\

,

,

,

.,

---=

---

I " " .'

---.

moLen

,n

mm

74&

VOO

RAA

N:z.I

C.H

T

Nota 55.7

55.358

b la e 621 A

DELFTSE FLE.S

n(op

SLEE)

GEWIJZIGDE.

C.ONSTRUCTIE

Fo ....m.

(61)

ti lfLc 'le5 11 0l' Glee.

I J . J .Tl in ut: r.oo."stc GCi:ln 1 '..l.\, . . . . (ft, tovEn IC voetplaat, uereu Ol' CI IC è.c·lt.'J e~111D.t3t te I,'cr~en.

!•

'.,

~'

,

f

!

":.

iI\

-

'4

...~

'1. ,

1

-

,

(62)

,school

10 20 30 40 '50 cm ZUAANZIC~T VERVISSEL~AAR MOND~TUK 9>155

ol

22mrYl

ACI-jTERPLAAT

Schaol

-

2 4 6 e tO cm

~ ~----r----r---

-.J

fD2

VERVI35ELBAR E

rj>,

155 0

I

22 ~2 30 0

I

39

Eli N N ENTUIT

,

rYl rYl rYl rn

DELFTSE FLES AAN

DRAAD

D.

F.

1

R.W.S.

Dir. Bovanr'lviarlzn afd Sludiediansl

.sC~EMA

DOORSTROMING

.,

,,,

1---....---.---1

Nota

58.7

~ I - - - f '"

bylo'

e

621 B

:>.

A2

58.96

.

Cytaty

Powiązane dokumenty

De klontjes grond zullen sneller opbreken door de kracht van de waterstralen, de gronddeeitjes worden meegespoeld door het water en de.. • deeltjes die het

Druga międzynarodowa konferencja, organizowana co trzy lata, z cyklu „Wczesne wieki chrześcijaństwa” odbędzie się na Australijskim Katolickim Uniwersytecie w Bris- bane

Drugim punktem spotkania był referat dr Adama Izdebskiego (UJ), który również w swych tytule zawierał pytanie: Czy Bizancjum było odporne na zmia- ny klimatu? Przegląd badań na

Dominującą rolę anioła oraz symetryczną kompozycję posiadają także bi­ zantyjskie przykłady, które pochodzą z manuskryptu z klasztoru na Górze Athos (il. Zarówno w

Jedną z wiodących postaci tego ostatniego nurtu jest Leo Treitłer, który jest również twórcą tzw. Według niej, kantor nie odtwarza oryginału, łecz ostatnią, zapamiętaną

Organizacja oraz warunki pracy kancelaryjnej jednostek Policji Państwowej powiatu chełmskiego w latach 1919-19391.. Z akres poruszonego w tytule zagadnienia badawczego, w

Method used: the linear regression analysis (the least squares method) of mean central values of the statistically grouped data. set: ( w/t ;

ZUBIK M ałgorzata: Zła passa trw a: zw olnienia w toruńskich zakładach.. W oj­ ciech Rom