Inhoud.: Hoofdstuk I Hoofdstuk 11 Hoofdstuk 111 Hoofdstuk IV Hoofdstuk V VAKGROEP ~~~~WATERBOUVVKUNDE ... -i..oIr-II Afd. Civiele Techniek
TH Delft
Gegevens en beschouwingen
over
Vissershavens.
Inleiding
.
Het visserij
-
bedrijf
.
Eisen waaraan de visser
s
haven moet v
o
ldoen
.
Inrichting van een vissershaven i.v
.
m
.
Hfd
.
III.
Enige voorbeeld
e
n van vissershavens
.
1 -Hoofdstuk I. Inleiding-.
:.
De ingenieur, die tot opdracht heeft, het ontwerpen, c.q. verbeteren of uitbreiden van een vissershaven, zal hiertoe
niet kunnen overgaan, alvorens zich duidelijk voor ogen te hebben gesteld, welke diensten de te scheppen werken zullen moeten bey wijzen. De werken immers zullen zo goed mogelijk aan het ge- .
stelde doel moeten beantwoorden; doen zij dit niet, dan zijn zij economisch niet verantwoord.
Het zal derhalve nodig zijn zich in de plaatselijke be-langensfeer van de visserij in te leven en zodoende geheel ver-trouwd te gerake~ m~t.de behoeften en wensen van allen, die bij die visserij betrokken zijn. Dit zijn dan de reders, de navi-gators (schippers), de viSkopers, de visverwerkende industrien, het veilingpersoneel, de transportbedrijven, enz.
Behalve het verzamelen van gegevens omtrent de huidige
~ .
facetten van het visserijbedrijf, zal het ook nodig zijn, daarbij het oog op de toekomst gericht te houden, teneinde bij het beramen der plannen van eerste aanleg, reeds dadelijk met gegronde toekomstverwachtingen rekening te houden.
Het nu volgende hoofdstuk heeft ten doel enig algemeen inzicht te verschaffen ih de aard en de omvang van de visserij en Wat daarmede verband houdt, waarna in hoofdstuk III getracht wordt tot een formulering te komen van de eisen waaraan een vissershaven zal moeten voldoen.
Hoofdstuk IV behandelt de vraag, hoe aan de hand van de genoem -d~ eisen een vissershaven kan worden ingericht.
Hoofdstuk V geeft een korte beschrijving van enige bestaande havens.
2 -Hoofdstuk 11. Het visserijbedrijf.
1~ De viseronden. de vissoorten en··-de ~i_j.z.~.:i.:van.u.vangen. De'visgronden waar de Nederlandse visserij ter vangst gaat zijn de volgende:
a. De Waddenzee en de Zuidhollandse en Zeeuw$e str~men. b. De Noordzee en het Engelse kanaal.
c. De Barendazee, rond IJsland, de Oostzee).
De in Nederland voor de visvangst op die gronden gebruikt wordende vaartuigen zijn: schokkers, kotters, loggers en
trawlers. Behalve de kleine.kustvissersvaartuigen, die door het gehele land verspreid zijn, hebben zij hun domicilie in hoofdzaak te IJmuiden, Scheveningen, Katwijk en Vlaardingen. Dit zijn ook de havens, waar de grote vangsten worden aange-voerd, behalve Katwijk dat geen zeehaven bezit. De Katwijkers
. 7~4-.r0S;~'-Zi t:
lossen hun vangsten in IJmuiden.
+
'L~J!Vf~~-r'w b',...., i_v,v.'!'e.-t';}., De visserij wordt onderscheiden in Kustvisserij en Zeevisserij. De kustvisserij wordt op de sub a genoemde visgronden bedreven, voornamelijk met schokkers en kotters. De veelal nog van zeil-vermogen'- zij het met hulpmotoren - voorziene scheepjes varenIs-morgens vroeg uit en vallen Is-avonds weer binnen met de dagvangst (verse vis, garnalen). De thuishaventjes zijn door het gehele land verspreid.
De zeevisserij vindt plaats met de tegenwoordig vrijwel geheel gemechaniseerde grotere schepen, de loggers, de trawlers en de grotere kotters. Deze vissers blijven langer uit en h.ebben als thuishavens de bovengenoemde grotere zeehavens.
De suc c bedoelde veraf gelegen visgronden kunnen alleen voor grote en snelle vissersvaartuigen, liefst nog.voorzien van koelruimte, een winstgevend bedrijf opleveren.
Dit soort visserij, dat in het buitenland reeds veel intensiever wordt bedreven dan bij ons, zal, wanneer de reeds meermalen. gevreesde overbevissing van de Noordzee zich inderdaad spre-kend gaat aftekenen, ook door de Nederlandse reders op groter'
schaal moeten worden ondernomen, zo de visserij zich wil handhaven. De risico's van b.v. de min of meer eenzijdige
Scheveningse haringvisserij worden daardoor verminderd en de.kans op werkeloosheid van de bemanningen (seizoen arbeid) wordt ge-ringer. Naar gelang van de omstandigheden is dan omschakeling mogelijk van de vangst van haring op die van verse vis en om-gekeerd.
.._--~-:._:•.:_-....__...
_.~--
-·1··
-
3
-In de Noordzee en verder weg vist men met drijfnet of met het sleep (trawl-) net.De z.g. snurrevaad (met de 'zeeviszegen) vindt plaats dicht onder de kust met kleine schepen.
De volgende soorten vis worden gevangen:
a. Haring. Deze wordt aangevoerd in de vorm van: 1. verse haring.-d.i. ongezouten haring. 2. zoute haring. Dit kan zijn:
a. pekelharing (aan boord gekaakt en gezouten). b, steurharing of gezouten haring (ongekaakt
ge-zouten) •
De pekelharing wordt nog onderscheiden in:
maatjesharing
=
jonge vette haring, licht gezoutèn; volle haring=
volwassen haringijle haring
=
volwassen haring die reeds hom of kuit geschoten heeft.b, Verse vis,
1. rondvis (wijting, schelvis, kabeljauw.enz,) 2. platvis. (tarbot, schol, rog, tong enz,)
3.
,
makreel.c, Schaal- en weekdieren. 1. oesters 2. mosselen
3
.
garnalen.Ad.a1. De verse haring wordt grotendeels gevangen met het sleep-net, doch ook met het drijfnet. Met het sleepnet gedurende het gehele jaar,.met het drijfnet in hoofdzaak in het najaar tot en met December. De maximum aanvoeren vallen in October en November.
4
-De sleepnetvisserij geschiedt in hoofdzaak met treilers, of speciaal ervoor ingerichte loggers. Zij slepen een net over de bodem van de zee. De aangevoerde verse haring wordt gedeel-telijk direct geconsumeerd, gedeeltelijk verwerkt in de conser-venfabrieken, voorts gestoomd tot bokking of gerookt. Tijde-lijke opslag in koelhuizen vindt plaats.
Ad a 2. De haring die gezouten wordt aangevoerd, wordt even-eens zowel met het sleep- als met het drijfnet verkregen, doch daarbij is het drijfnet ver in de Meerderheid. Deze drijfnet-visserij geschiedt met loggers. Als "de vleet geschoten is" hangen er
:t
100 drijfnetten van.±30
m lengte loodrecht in het water: totaal dus 3 km lengte, ± 6 - 8 m. onder.het wateropper-vlak. De aldus ('s-nachts) gevangen haring wordt meestal ge-zouten.Het seizoen is van Mei tot en met December, in Mei nabij de Shetlandeilanden, waarna de loggers hoe langer hoe meer naar het Zuiden afzakken, tot ze in het najaar vlak voor onze kust vissen. De reizen gaan dan steeds korter duren, vaak slechts ± 3 dagen, de maxim~ aanvoer valt in het late najaar.
In het jaar 1953 zijn 30 Scheveningse loggers voor het eerst in de maanden Januari en Februari.~oorgegaan met de haringvangst, die in deze maanden bestaat uit.z.g. ijle haring. Deze haring wordt ingeblikt en geëxporteerd.
~eze haring wordt met de vleet gevangen, waardoor ook, in tegen-stelling met de trawlvisserij, schepen met een minder sterke motor aan de vangst deel kunnen nemen.
Zoute haring wordt als zodanig direct geconsumeerd of wordt gerookt voor export of gaat naar inleggerijen.
De licht gezouten maatjesharing, die niet lang houdbaar is, wordt direct aan de consument gebracht, dan wel in koelhuizen bewaard.
Ad b. De verse vis wordt gedeeltelijk door kustvissers en verder uitsluitend met het sleepnet gevangen, waarbij in hoofdzaak
treilers te pas komen, doch na het haringseizoen ook wel d~ zwaardere loggers~ Eigenlijk zijn de loggers voor de trawl-visserij niet geschikt, vanwege hun gering voortstuwingsver-mogen. Zij beoefenen echter deze wijze van vissen opdat de
"".
-Tabel
9,
Samenstelling der vissersvloot in
1951
en
1952.
.
.
.... .~.-Aantal
Inhoud
A
ant
a
l v
a
artui
g
en
m
et een vermogen van
800
pk
Vaartuigen .
.
vaartuigen
ton
0-79
pk
80-119
pk
120-239
pk
240-349
pk
350-499
pk
500-70Ö
pk
en meer
I
1951
.
.
1952
1951
1952
1951
1952
1951
1952
1951
'952
.
.
1951
1952
1951
1952
1
1951
·
···
·
1952 1951
1952
Stoomtrawlers
3~
26
11045
4479
'
2
14
617
17
~1
Stoomloggers
23
21
4406
4020
21
20
2
1-
t
'
-Overige stoomvaartuigen
3
3
207
207
1
'
2
2
11
-
..Motortrawlers meer dan
500
pk
13
11
3716
~159
13
11
Motorloggers
en trawlers kleiner
dan
500
pk
227
230
.
33877
34696
5
3
46
39
95
94
67
77
13
15
1
.
2
Motorkotters
320
334
10757
11423
183
186
7~
7'
62
70
1
2
Motorvaartuigen meer dan
7
ton
1142
1104
2~130
23769
11070
1023
56
60
16
21
21
,-Motorvaartuigen kleiner dan
7
ton
261
2
,
69
929
953
1260
268
1
1
Totaal mechanisch voortbewogen
vaartuigen
2024
19ge
89067
867<D6 1518
,
1480
179
178
195
206
70
·
82
'
27
21
I31
30
1
Zeilvaartuigen meer dan
7
ton
44
38
970
829
Zeilvaartuigen en pun
ters kleiner
dan
7
ton
783
778
1236
'
1194
·~. . .."-, ...._......_.
~_
.._
... .•.:... "':!':.__• ".:'-' -;-.,. ~.-,.I..,-,._- --.,•
•
.. ., ~ _.. ;t,~.~. :~. ..; ,,·,..,.···,·f- 5
bemanningen van deze schepen gedurende 4et gesloten seizoen
(Januari-Mei) niet werkeloos behoeven te zijn en de schepen
niet renteloos opgelegd.
Verse vis wordt het gehele jaar gevangen~ de max. aanvoeren val-
-len in Maart-Mei en Aug.-Sept. De verse vis wordt grotendeels'
direct naar de consument gebracht; overigens gedeeltelijk in·
koelhuizen opgeslagen, gedeeltelijk door de conserven-industrie
verwerkt.
Ad c.3, Garnalen worden met klein.e schepen langs de kust gevist;
max. aanvoer Maart-April en Juni-Augustus.
2. De omvan6 van de visserij.
.
a. De vloot. Gegevens omtrent de samenstelling van de
Neder-landsche vissersvloot zijn te vinden in ondervolgende tabel,
gelijk zo vele andere gegevens in dit geschrift ontleend
Aantal en inhoud in B.R.T.van de voor de uitoefening van de zeevisserij, ingeschreven vaartuigen per 1 Januari 1953.
Motor- Motor- Motorkotters Motor- Motor-' Zeil en
trawlers loggers vaartuigen vaartui- roeivaer";'
Gemeente van Stoom- Stoom- van en !
van
,
gen
tuigen
T~taal
inschrijving.
trawlers.
loggers.
500 pk
-trawlers
tot
van 80 pk
7 Brt
ben~
ben.
en meer.
ben.500 pk.
79 pk
en meer
en meer
7 Brt.
7 Brt.
a
Brt
a
Brt
a
Brt
a
Brt
a
.
Brt
a
Brt
a
Brt
a
Brt
a
Brt
a
Brt
Katwijk
86
12.720
1
66
15
944
7
275
109
14.005
Scheveningen
114
'
17•197
1
16
6
311
13
409
4
23
138
17.956
Vlaardingen
1
523
21
4.020
18
3.118
-
.-
2
9
42
7.670
IJmuiden
24
7.756
8
2.513
81.247
,-
4
131
16
1.030
15
312
8
37
7
7
90
13.033
Ov.plaatsen
1
200
3
646
4
414
64
1.262
99
4.771
206
5.221
5
~81
2
383
12 .544
~
-I
Totaal
26
8.479
21
4.020
11
3.159
230
34.696
70
1.475
136
,
7.056
241
6.217
17
'8810
18
762
65.208
• ,.~
6 -Zoals uit voorgaande tabel bli'jkt wordt rond 70%
van de inhoud der mechanische voortbewogen schepen geleverd door trawlers, loggers en kotters. Deze schepen zijn gecon-centreerd op de thuishavens Scheveningen, Katwijk, .IJmuiden en Vlaardingen, zoals ondervolgende staat aangeeft.
Het aantal met stoom aangedreven vaartuigen vermindert voort-durend. Kotters worden met steeds krachtiger motorèn~ui tgerust. Scheveningen, overwegend haringhaven, heeft bijna ttitsluitend loggers ,.in tegenstelling met IJmuiden, waar de verse vis gro -tendeels met trawlers wordt aangevoerd. De haring werd aanvan-kelijk gevangen met bomschepen, die, voordat de haven er was,
op het strand~getrokken werden. Ongeveer gelijktijdig met de bouw van de Scheveningse haven verdwenen de bommen en kwamen
7
-weer verdrongen door de motorlogger. Hier volgt een overzicht sinds 1880: jaar aantal aantal bomschepen zeilloggers 1880 207 12 1900 205 109 1920 5 233 1938 1945 1948 1949 -- 1952 aantal motor loggers 22 111 36 107 111 113
Een voorstelling van de afmetingen van een logger verschaffen de volgende staatjes:
Enige gegevens van loggers
Inhoud in Brt. Aantal Lengte in m. Aantal diepgang in m. Aantal
110 10 24-27 22 2,70 1 110 - 120 16 27-30 19 .2,70-2,90 35 120 - 130 12 30-33 . 43 2,90-3,20 64 130 - 140 .11 33-36 22 3,20-3,40 6 140 - 150 27 36 2 3,40-3,60 2 150 - 160 12
Breedte in m. Aantal Laadvermogen Aantal
160 - 170 10 170 - 180 6 6,50 m. 81 800 kantjes 9 6,70 m. 28 700
"
30 180 - 190 3 600"
··57 190 1 max.breedte=
7,20 m.Intussen is een nog grotere logger in de vaart gebracht, lang 42 m, met een diepgang van 4.20; verder zijn er 3 loggers met èen diepgang van 3,80 m.
Men mag aannemen dat de reders zich in de toekomst loggers denken met de volgende a~etingen; lengte 32-42 m; breedte 6,80-7,20 m;
diepgang 3,15-3,60 m; inhoud 160-2eO Brt.•De trawler met 2;ijn ge
-middelde inhoud van 325 Brt. is groter dan de logger, welke éen inhoud heeft van gem. 150 Brt.
__ -
8
-Enige gegevens van treilers en kotters.
Inhoud
Aantal
Lengte in m.
Aantal
Laadvermogen
in tonnen van
1 IV\/) 1r,.,.Aantal
Stoomtrawlers
2626
:26
cc529 BRT.
431
11379
11356
"
333
11336
114
51
,
89
1
47.0
0
1
43.00
242.00
3
40.00
1
40.00
4 1 83
2 8225
180
140
125
120
100
100
4 1 2 3 2 21'2
Motortrawlers
minstens 500 Pk. 11
1 1 11gem. 287 BRT.
1142.67
41.00
40.00
1 6 4van 150 - 165 ton
.
11
Motorkotters
206
206
gem.breedte
206
,
tot 79
Pk22
Brt70
80-239"
48
" 139
25 O· 11 11 3 11 225.15
20-23
15-10
15
2tot 79 pk:3,96-4,3Om 70
44
80-239
pke4,95-5,95"134
98
239 pk : 6,44 m
2
62
b. De vangsten
.
In 1952 werd door de vissersvloot 275.000 ton visserijproducten
(in 1951: 257.000 ton) met een waarde van 90 (84) millioen gulden
in Nederlandse havens aan land gezet. De aanvoer van haring, zowe]
vers als
g
ezouten,
beliep bijna 135
.
000 ton (124
.
000 t.) waarvoor
ruim 38(35) millioen gulden werd besomd. De trawlvisserij bracht
voorts 21
.
000 ton rondvis en 21
.
000 ton platvis aan.
De haringvisserij wordt bedreven met het drijfnet (loggers)en met
het sleepnet (trawlers en sommige loggers)
.
De drijfnetloggers brachten in 1952 in totaal 90
.
600 ton haring
aan ter waarde van 27
.
1 millio
e
n gulden, tegen in 1951
:
82
.
000 ton
voor 25 millioen gld.
Dé productie van verse haring bedroeg 15.600 ton en die van gezou
-ten haring 75
.
00
0
ton.
De haringtrawlvisserij produceerde in 1952 43
.
900 ton haring ter
waarde van 11
.
3 millioen gld.
,
waarvan 27
.
200 ton verse en
," .... '..,r>
,j.
'"i'
,:..
Barendszee
1951 en 1952. Aanvoer van de visserij pr~ducten naar visgronden
Zeevisserij Kustvisserij
Vissoort
Noordzee IJsland Lo~odden Engels Kanaal Oostzee
,',ZuiaholT.en
Waddenzee Zeeuwse stromer.
1951 1952 1951 1952 1951 1952 1951 1952 1951' 1952 1951 1952 1951 1952 1951 Haringachtigen 134.000t 140.600t w 0
ve
rs
e haring
40
000
38
200
10
,
000
,4.700
,
1 OÖÖ
3
000
2.900
1.400
1 .700
500
2.500
1 500
• • • • ,..
"•
" ._ .. '' •ge
z
.
h
arin
g
t32.600
90.~üo
1.Jüü
< ,makreel
10.500 , . 11.300R
on
d
vis.
16.80
0
20.
0
0
0
850
35
0
3
60
230
230
120
10
6
200
140 - .c,P
latvis
20.0
0
0
20.0
0
0
..100
140
800
500
-', ' c-S
c
h
aal- en
w
eek-d
ieren:
1.
000
6
0
0
24.900
30.500
25.900
23..
500
wa
aronder oe
st
e
rs
1
'
.300
1.400
m
o
s
selen
22.bOÖ
28.400
19.700
18.300
garnalen
1.
ÜÜü
J?ü
.
1.800
1.700
1.700
1.800
Ni
e
t
voor cons
um
p-ti
e be
s
te
md
.
60
0
1.2
00
6.500
10.000
2.
:
600
3.100
T
o
t
a
l
en.
172.
0
00
183.0
00
9
00
3
6
0
3
6
0
230
-,239
1
.000
4.70
0
120
100
3
4
.5
00
4
2
.
0
0
0
3
1.
0
0
0
30
.
0
00-De "verre vi
s
serij" (
I
JSlan
d
e
n
Barends
z
ee) leverde in
1952 sle
c
hts 600
t
o
n
" .'.. ....~.'..- ..~-- -".-":~ ...~-,.;. ...'..::.... ..._..:._...::.:: _....:-.....-... ..._..;
- 'g'
-Scheveningen is de grote aanvoerhaven voor met het drijfnet gevangen haring, terwijl IJmuiden de grootste aanvoerhaven is voor haring, die door middel van het sleepnet wordt ge
-vangen.
De aanvoer van visserijproducten, ingedeeld-volgens de visgronden, was in de jaren 1949 en 1950 als aangegeven in de navolgende tabel. ~e gegevens betreffen alleen de aanvomren i~ Nederlandse havens; de visgronden der Nederlandse vissers, die in Groot Brittannië marktten zijn niet opgenomen.
~ H o o Cl) Cl) OM ~ ,... I.!'\ en ,... C\l tn en ,... ,_ tn en ,... C\I tn en ,... ,... tn en ,... C\l tn en ,... ,... tn en ,... • ,...,... t-,... \O'DC\lC\lOOC\l\.Omm\.G ,... C\I COtnO,...\.O..q-C\l ,...0\.0,...
.
•
C\l.
,... ,... o CO o tn ,..-.,C\l,...tn\.O ,..-.,tntn'D tnC\l..q-O 0 .,...tn tn C\l CO ,..-.,..q-C\l ,..-., \.0 ,...q-C\I..q- ,... C\I t- f""),...,_ C\l ,_ 1..0 • • • • ·,...C\lCO ,... ~C\l ,... C\l • ~ ..q-.,q-..q-t- en t- C\l C\I 0 t- t-,..-.,Ico 0 ..q-f"")f""),..-.,,..-.,,...C\Imtno,.... C\l ..q-00..q-.,q-,....,... ..-..- f"") o • •• 00C\lt- 0 •C\l ,.... C\I ,.... t- 1..0 \.Óen ..q-O m tn \.0 .,q-C\l tn tn ..q-~ f"")tntn,..-.,ro..q-O l!\CO I..O",-"co..q-m\.0 tn ..q-..q-t- C\l1..0 1..0t- \.0 C\l C\l tn • • • •
.
. .
C\l..-\.0 tnO t-m,...C\l,.... tnmro..q-tnf"") OC\l..q-..q-C\ll..Oo..q-C\lm..-o,..-.,t-..-..-t-rot-,...,q- mmt-,..-.,..q-\.O·.
.
.
'.
.
C\lm,...- C\I,.... tn .,q-OI..OOl!\tnl..Ol.!'\C\ltnC\lI..Ot-..-tn O..-oroOOC\lO,...t-O('f")\'o,..-., f"")Oent-C\l"'-"I.!'\C\lt-OO,..-.,,....,..-.,·
.
.
.
.
. . . .
.
.
.
t-a:> t- 0 co..q-('f")C\l'Dtn en ,... \.OC\lè\J,...,.... ,.... t-,..-.,C\lC\l,...ooorol..Oro..-,...,... ,..-.,tnen..q-rol..Ol..Ot-C\lf"")m,..-.,..q-o m\.O,..-.,tn.,q-C\lf"")O..q-OC\lf"")"'-"C\l·
.
.
. . . . .
.
.
. .
C\lm('f")ml..O..q-f"")C\ltn~CO,... f"") \.OC\lC\l,... ..- t-I.!'\ o co C\l I.!'\ o t-,- 5,.... ,-r-l ai ai op o E-f • 1..O\.Ot-roo • ['- C\l ..q-C\l tn o ['- C\l ,...,q-0 o 1..0I.!'\,.... ,... o • • • I.!'\ l!'\·
. .
,... ,... ~..
.
1.!'\C\lC\l C\l ..- ,... • • • • • • CO\.Ororoo ,... ,...·
.
. .
.
o ,..-., CO co o C\l ..q- t-oro I.!'\ l!'\ o ,..-., t-I.!'\ ,..-., ,.... co 0 ,..-., • co,..-., ..q- 0 C\l CO t-• - 10 -• ..q-C\J co • • ,... • CO ...-..
H ai ai ~ o E-t•
'1
De taQel op blz.'T1 geeft een overzicht van de aanvoeren in
1951
en
1952
in 4 grote aanvoerplaatsen. De aanvoer te IJmuiden, de belangrijkste aanvoerplaats, bedroeg101.8
millioen kg(38,3
millioen gld) tegen
94.2
millioen bij(35.8
millioen gld) in1951:
Te Scheveningen werd aangevoerd61.4
millioen kg(19.6
millioen gld.), in
1951:
57.3
millioen kg(18.7
millioen gld.) Bij vergelijking van de aanvoeren te IJmuiden en te Scheveningendient te worden bedacht, dat in de aanvoer te IJmuiden ook is . begrepen hetgeen door Katwijkse schepen wordt aangebracht. Van de aanvoer dezer schepen ter IJmuiden wordt de gezouten haring met binnenschepen naar Katwijk vervoerd en daar afgeslagen. Daarom wordt een juister beeld van de betekenis van IJmuiden als aanvoerplaats verkregen, indien de hoeveelheid en opbrengst der gezouten haring van het totaal wordt afgetrokken •
.
Het blijkt wel dat Scheveningen wat de aanvoer van verse vis be-treft een bescheiden rol speelt, ofschoon de laatste jaren ook deze tak van visserij zich daar in stijgende lijn beweegt.
IJmuiden neemt de grootste plaats in. Hierbij moet er wel reke-ning mee gehouden worden dat een tamelijk groot deel van de door Scheveningse loggers gevangen verse vis in IJmuiden
ge-veild wordt. _
Bij de kustvisserij, welke ~
25
%
van de verse vis vangt, zien wij echter het verschijnsel, dat kustvissers uit andere plaatsen hun lading in Scheveningen veilen. Dit verschijnsel vloeit in hoofdzaak voort uit de omstandigheid dat Scheveningen dicht aan zee ligt en een ruim,in
de onmiddellijke nabijheid gelegen, afzetgebied be~it (Den Haag, Voorburg, Rijswijk en Wassenaar' tezamen rond650
.
000
inwoners). Zo kunnen b.v. dé garnalen,12 -~ Het vervoer naar de havens, de lossing, de verkoop en de afvoer van de vis.
De schepen varen met hun lading naar de aanvoerhaven, of
wel, de dagvangsten van enige schepen worden door een z.g.
jager overgenomen en naar die haven vervoerd, terwijl de
vis-sers doorgaan met de vangst.
De ladingen worden onmiddellijk na het binnenvallen in de
haven gelost. De verse vis en de verse haring worden dadelijk
geveild èn afgevoerd, hetzij naar de consumenten in het
achter-land, hetzij naar de plaatselijke inleggerijen enz. Wanneer de
aanvoeren zeer ruim zijn en de prijzen niet 20nend dreigen te
worden gaat een deel naar de koelhuizen. Hetzelfde geldt voor de
zeer licht gezouten z.g. maatjesharing.
De pekel- en steurharing behoeft niet onmiddellijk te worden af~
gevoerd, want is niet aan snel bederf onderhevig, Tijdelijke
op-slag in de open lucht of in een open loods is mogelijk. Lossing in
een veilinghal is dus niet nodig, teminder waar deze haring op
monster verkocht wordt, terwijl.de verse vis per uitgestalde
partij bekeken en geveild wordt. De afvoer naar de consument
gebeurt per as of per schip. Dit laatste zal veelal het geval
zijn.bij verkoop van grote partijen zoute haring naar het.buiten
-land. De.uitvoer geschiedt veelal met coasters en loggers. Aan
visserij-producten werd in
1952
voor ruim95
millioen gulden( in
1951: 78
millioen geëxporteerd. Belangri jke eXIfor-t-pr:':'oductenwaren: verse 'zeevis met een ~aarde van
15
millioen gulden;pekel- en steurharing, waa~van voor 27 millioen gulden werd uit
-gevoerd, en visconserven (export 18 millioen gulden).
4
.
Klaarmaken van de schepen voor de volgende reis.Na het lossen van de vangst moeten de schepen zo spoedig
mogelijk worden klaar gemaakt voor de volgende reis. Dit oetekent
dat eventuele schad~ aan het schip of de machine hersteld moet
worden en dat het vistuig weer geheel bedrijfsklaar moet zijnT
Victualign en brandstof moeten worden ingenomen. Zout c.q. ijs,
13
-Hoofdstuk lIl. Eisen, waaraan. een vissershaven moet vold,oen.
1. Algemene doelstelling.
--De
haven moet dienen om de in h
e
t voorgaande hoofdstuk
beschre-ven activiteiten van de visserij zo vlot mogelijk te doen
ver-lopen. Enerzijds zal deze haven dus gespecialiseerd moeten zijn
op veilig en gemak
k
elijk binnenvaren en het verschaffen van rustige
ligplaatsen, het uitrusten voor e
e
n nieuwe reis, het herstellen
-
der vissersboten en het Vistuig, terwijl anderzijds, in verband
met de aan een spoedig bederf onderh
e
vig zijnde koopwaar, een
maximum aan snelheid moet kunnen worden verkregen bij het lossen,
de verkoop, de verwerking en de verzending van verse of gezouten
vis. Wij zien dus de haven bestaan uit een wateroppervlak en een
landoppervlak, welke bestanddelen weliswaar elk hun eigen taak
hebben, doch organisch ~én geheel vormen.
2. De situatie van de haven.
Het is duidelijk, dat het belang van een reder eist, dat
zoveel mogelijk ladingen vis van de visgronden worden aange~racht.
De haven zal derhalve dicht bij de kust gekozen worden,
ten-einde de onderbrekingen in de visvangst tot een minimum te
re-duceren. Voor de kustvissers, die 's-morgens vroeg weggaan en
t~iddags
we
e
r thuiskomen betekent een dichtbij geleg
~
n~
_
~
~n,
da
_
~zij langer kunnen blijven vissen en dus grotere vangsten
__
boeken. Dit klemt te meer waar hier vaak nog zeilvaartuigen
ge-bruikt worden. De grotere, mechanisch voortbewogen
zeevissers-bG:t-en
kunnen welis
w
aar gemakkelijker e
e
n eind Land
fnwaazvüa.rvaz-an ,doch ook
.
hier zal het tijdverlies al spoedig een belangrijke
rol spelen
.
Voor de grote zeevisserij, die zijn afzetgebied veel
ver-derweg zoekt dan de kustvisserij, die meer op een direct
,
achterland, als b.v. een grote naburige stad, steunt, is het
voor~s wel van het grootste belang dat er goede en snelle
ver-bindingen met het binnenland en zijn centra van bevolking zijn
in de vorm van spoorweg
e
n, gewone wegen en wanneer mogelijk
14
-I
I3.
De toegang van de haven vanuit zee.De toegang tot de haven stelt om te beginnen nautische en waterloopkundige eisen, die maar al te vaak niet met elkaaIL
-overeenstemmen. Ter illustratie diene dat een schipper graag zo rechtlijnig mogelijk de haven zal willen binnenlopen, min of meer in de richting van de heersende wind. Wordt echter vol-ledig aan die eis voldaan, dan krijgen ook de vanuit zee aanrol
-lende golven de volle kans zich in de binnenhaven te dringen, waardoor de vereiste rust in de binnenhaven illusoir kan wor-den. Is er dus gevaar voor het binnendringen van te grote gol-_ ven in de haven, dan zal men geneigd zijn de ingang van de bin
-nenháven buiten de woelige zone te projecteren. Dit heeft ecliter tot gevolg dat de route van binnenvallen uit zee min of meer
bochtig zal moeten worden. In dat geval zal het aan te leggen complex van zodanige vorm moeten zijn dat een redelijk compromis bereikt wordt tussen de eis van een onder alle omstandigheden
-veilige en gemakkelijke navigatie van het sch~p en een afdoende demping van de zeegang ter plaatse van de ingang van de binnen-haven. Ook bedrijfstechnische eisen worden aan de toegang tot de haven gesteld, meer in het bijzonder wat betreft het te allen tijde toegankelijk zijn van de vissershavens. Tijdverlies- is zo-wel met het oog op de hoeveelheid te vangen vis als op de
quali-teit daarvan zoveel mogelijk te beperken. De havens moeten dus evenals deVluchthavens te allen tijde, zonder gevaar en ti~dver
-lies en zonder rekening te moeten houden met het getij aangelo
-pen kunnen worden. Voorts gaat het er dikwijls om de vangsten op bepaalde tijdstippen in de haven te brengen, wat bij een van eb en vloed afhankelijke haventoegang niet altijd mogelijk zou kunnen zijn. Daarom worden de vissershavens het liefst als open havens aangelegd, al moet dan ook in situaties met groot tij
-verschil menig nadeel op de koop toe genomen worden. Is een
sluis onvermijdelijk dan dient die voldoende ruim en snel te zijn om het tijverlies tot een minimum te beperken. Dit klemt te meer waar de vissers vaak in groepen tegelijk vertrekken en aankomen.
- 15
4.
Het wateroppervlak.Het voor de haven benodigde wateroppervlak hangt uite~aard samen met het aantal, de grootte en de verichtingen der die haven gelijktijdig bezoekende vaartuigen. Hierbij dient zowel met de ter plaatse thuis horende vloot, als met de daar ter markt komen-de schepen van elkomen-ders rekening te worden gehouden. De lengte
van het bekken wordt bepaald door het aantal en de wijze van aanmeren van die schepen. De breedte van het bekken wordt even-eens gedeeltelijk bepaald door de wijze van aanmeren der schepen~
.anderdeels hangt die breedte samen met de ruimte die nodig is om een vaartuig in/of uit de rij van gemeerde schepen te manoeu
-vreren.
Een deel van d~ omboording van het bekken zal ten behoeve van het lossen van de vangsten uit een verticale wand moeten bestaan.
De dure boordvoorziening is niet strikt noodzakelijk voor het voor de volgende reis uitrusten, dan wel opleggen van SChepen, hetgeen plaats vindt nadat de vangsten gelost zijn. Daarvoor is een een
-voudige steenglooiing met een rij meerpalen voorzien van een loopbrug in de lijn van de teen van het talud veelal voldoende.
Tenslotte zal er ruimte moeten zijn voor een droogdok en een reparatie werf (Sleephellingen) teneinde snelle reparaties in de vissershaven mogelijk te maken. De plaats van deze inrich
-tingen dient zodanig gekozen te worden, dat zij niet in botsing kunnen komen met een eventuele latere uitbreiding van de haven.
Het zal toch vaak om zuinigheidsredenen zo zijn, dat als eerste bevrediging der behoeften met een besèheiden opzet volstaan wordtT
doch dat reeds dadelijk op latere uitbreiding wordt gerekend.
5.
De terreinen.De to~het havencomplex behorende terreinen omvatten; a. terreinen met waterfront'
b. meer naar achter gelegen terreinen •.
ad a. Wij zagen reeds dat het waterfront in verband met de verrichtingen der schepen deels uit een verticale wand,
16
deels uit een glooiende oever, bestaat. De terreinen met een
ve~cale wand, de kadeterreinen dus, dienen voor de lossing van
de aangevoerde ladingen verse vis,verse haring en zoute haring.
In hoofdstuk 11-3 werd opgemerkt, dat de verse vis e~ de verse
haring dadelijk moeten worden geveild en afgevoerd naar de
consumenten of de visverwerkende industriegn. Voor deze han
-delingen zijn dus veilinghallen nodig, dicht bij voorkant kade.
De brede kadestrook, :.::z-oalsmen die aantreft in handeLahavens, is
hier niet gewenst. De veilinggebouwen moeten voldoende oppervlak
bezitten voor de verkoop van vis, voor het toelaten van een
tal-rijk publiek en gemak opleveren voor de verdere verzending van
gekochte vi$.
De lossing van zoute haring geschiedt eveneens langs een
kade, doch ommiddellijke verkoop en dus een veilinghal is daar
niet nodig. De vaten met zoute haring worden in de open lucht
of onder een open overkapping opgeslagen en vandaar verder ge
-manipuleerd.
Om het grootste rendement van een minimum aan oppervlak van
marktgebouwen te krijgen is het nodig dat de uit zee komende
boten zo spoedig mogelijk gelost worden en ruimte maken voor an
-deren, door onverwijld naar een ander deel van de haven gedirigeerd
te worden, gereserveerd voor de uitrusting, enz. Deze oeverter
-reinen behoeven niet van een kadewand te worden voorzien. ~ëÏf
steenglooiing, waarlangs een eenvoudige loopsteiger, is hier
veelal voldoende.
ad b. De niet aan water gelegen terreinen zijn bestemd voor de
vestiging van pakhuizen, rokerijen, inmakerijen, conservenfa~
brieken, koelruimten, ijsfabrieken, handelaren in
scheepsvic-tualieën, visserij-benodigdheden, enz.
Het is aan te bevelen reeds dadelijk terrein te reserveren,
17 Hoofdstuk IV. Nadere beschouwing van de inrichting en de outil-lage van een vissershaven, mede i.v.m. de organisatie van het bedrijf.
A. Inrichting der kustvissershavens.
De kleine kustvisserij, die zich bezig houdt met de vangst van verse vis, garnalen en ,weekdieren, zal zich bij voorkeur vestigen op plaatsen, waar:
a. visgronden dichtbij gelegen zijn;
b. het nabije achterland een gunstig afzetgebied oplevert;
c. een rustige ligplaats voor de scheepjes gevonde~ kan worden. Dit verklaart de aanwezigheid van de kustvisserij - bedrijvig-heid in de Zeeuwse wateren, het.IJsselmeer, de Wadden, zomede de voorkeur voor Scheveningen i.v. met de daar aanwezige haven annex het zeer goede nabije afzetgebied.
Met.betrekking tot bijzond~re inrichtingen stellen de kust-visserij-havens slechts geringe eisen. Veelal is een geschikt eind kademuur of beschoeiing, een steiger of zelfs een houten loopbruggetje, waarlangs de schepen hetzij in volle lengte, al of niet enige rijen dik, hetzij geschulpt kunnen meren, vo~~oe~~e.
De breedte van de aangrenzende oeverstrook moet zodanig ziJn dat de vangsten daar tijdelijk gedeponeerd kunnen worden en er voorts nog plaats is voor de opslag van het vistuig. Een breedte van 10
à
20 m zal doorgaans wel passen. Aangezien een gemakkelijke en snelle lossing van de vangst ook hier gewenst is, ziet men vaak een kade ~f damwand, uitsluitend bestemd voor het lossen van de vis, waartoe de vaartuigen langszij die kade komen te liggen. De scheepjes maken direct na de lossing plaats voor de volgende • .Zij worden dan verhaald naar een eenvoudiger ligplaats verderop langs een loopsteiger of een rij meerpalen, waartegen een loopbruggetje bevestigd is. De 'lengte van genoemde kade hangt af van de plaatselijke omstandigheden, t.w. de lengte van de
r :
18 boten, en het aantal hunner, dat gelijktijdig gelost moet worden in de loop van de dag, om de aanvoer bij te kunnen
houden. Een veilingsgebouw is hier als regel niet nodig. Daarvoor zijn de aangevoerde hoeveelheden doorgaans te gering, terwijl verder de vangsten door de vissers uit de.hand of op grond van contracten aan handelaars verkocht worden. Deze handelaren zorgen voor de afvoer van de verse vis naar de consumenten of de ro
-kerijen, marneerderijen, enz. Daarom is.ook hier een goede ver
-binding met het binnenland noodzakelijk.
B. Inrichting Oe:' Zeevissershavens « :
1. In tegenstelling met de kleinere kustvissershavens zijn hier wel degelijk bijzondere inriChtingen nodig
!22r
de snelle~ontvangst der grote hoeveelheden vis, hun verkoop en hun verzen~ ding of verwerking, terwijl de vele en grote, mechanisch voort
-bewogen, vissersvaartuigen inrichtingen vereisen voor uitrus
-ting, opleggen en herstellen.
Het snel afleveren van de ladingen verse vis in de haven eist:
a. een veilige toegang vanuit zee, op ieder uur van het getij, ~ot het bekken, waar de vis gelost moet worden: een open toegang is uiteraard het snelst. Een eventueel aanwezige sluis moet
zo ruim bemeten zijn dat het oponthoud der SChepen, .die vaak met vele tgelijk binnenvallen, zo klein mogelijk is.
b
.
voldoende waterdiepte bij elk getij, overal waar de schepe manoeuvreren- ook langs de oevers, waar die schepen meren.c. havenbekkens van voldoende afmetingen. De lengte van een bekken wordt bepaald uit het aantal en de grootte der schepen, die langs de oevers ligplaats zullen moeten vinden. De breedte van het bekken hangt samen met de manoeuvz:oes,die met de boten verricht moeten kunnen worden, in casu binnenvaren en langs.de oever meren en omgekeerd zich losmaken uit een rij gemeerde vaartuigen en wegvaren.
19
De bekkens in IJmuiden z~Jn 150 m breed, die in Scheveningen resp. 162 m in de oude en 85 m in de nieuwe binnenhaven. De nieuwe haven is zoveel smaller omdat toentertijd de ervaring had geleerd, dat de grote breedte van de eerste haven weinig voordèel bood. Toch is, mede in verband met de groei. der sche-pen, de breedte van 85 m op denduur te smal gebleken, Om de haven in en uit te varen moet er te veel gemanoeuvreerd worden, terwijl de doorvaart belemmerd wordt als er enige schepen naast elkaar liggen. Een breed~e van ca. 100 m. zal in vele gevallen bijschepen met een lengte van 30
á
42 ~. en een breedte van hoogstens 7.50 m. passend zijn.d. kaden voor het lossen der schepen, Een snelle lossing be-tekent dat meer schepen op een dag behandeld kunnen worden. Dit bespaart op het aantal ligplaatsen langs de kade en op veiling-loodsoppervlakte. De lengte van een loskade is afhankelijk van het aantal en de lengte der sChepen, die gelijktijdig hun la-ding vis moeten lossen. Bij de bepaling van de .loswallengte moet het volgende in overweging worden genomen:
1. de schepen moeten zoveel mogelijk met hun volle lengte langs de.kade liggen om snel en goedkoop lossen, mogelijk te maken.
2. hierbij mag het achterschip een weinig van de kade afliggen. Meer geSChulpt liggen is niet gewenst.
3.
het lossen duurt ongeveer 4 uur;4.
de schepen van de vloot komen nooit allen tegelijk binnen om te lossen.Mechanische lossing wordt in verband met het betrekkelijk
lichte gewicht en de kwetsbaarheid der collies nog betrekkelijk weinig toegepast. De.yis wordt meestal in het ruim van het
,
schip in manden van 25
à
50 kg gedaan en met behulp van scheeps-lier en laadboom op de wal gezet. Toch worden hiervoor meer en meer rijdbare electrische lieren of loopkranen gebruikt.20
-In
IJmuiden is een reder ertoe overgegaan de vis c.q. haring met behulp van transportbanden naar de hal te brengen. Incom-bingtie hicrméde kan 89n VOl-mechanische lossing plaats vinden,
zodat de lieren, waarmede thans nog manden vis uit de treile r-ruimen worden gehaald en de losplanken, waarover de
havenar-beiders de vis aan de wal trekken kunnen vervallen.
De oplossing gebeurt zelden door de SCheepsbemanning, vermoeid door de reis, doch veelal door speciale ploegen.
5.
De verse vis, eenmaal op de kade gelost zijnde, moet zo vlug mogelijk verkocht en verder behandeld worden, teneinde de waar zo vers mogelijk naar de binnenlandse verbruikers te kunnen expedieëren. Aangezien de vis rechtstreeks in de veilingloods wordt gebracht behoeft de kade strook tussen die loods en voor-kant-~ade niet breder te zijn dan nodig is om de manden met vis
even neer te zetten na het omhoogtrengen uit het scheepsruim.
Een 3
à
7 m. brede strook is hiervoor wel voldoende.e. Achter die strook liggen de vishallen.
In en bij de vishal zijn verschillende ruimten aanwezig: 1. Veilinghal met afslagruimte.
2. plaats voor tijdelijk neerzetten van gekochte vis, in afwach-ting van het vervoer naar de plaats van bestemming.
3.
ruimten voor expediteurs om de vis te kunnen verpakken wanneer die op andere wijze moet worden verzonden, als zij aangAkomen is. Dit heten de z.g. pakruimten.~. opslag van verpakkingsmateriaal nabij de pakruimten.
5
.
een cantine6.
administratieruimte voor het veilingbeheer en ev.kantoren voor vishandelaren.
De ruimten 4,5 en 6 kunnen gevoeglijk op een verdieping worden ondergebracht.
21 -In de veilinghal worden de geloste partijen vis ter bezichtiging uitgestald in speciaal daarvoor bestemde houten kistjes, al-vorens te worden geveild.
De vloeroppervlakte van dit gebouw hangt af van de aangevoerde hoeveelheden verse haring en verse vis. Men behoeft hierbij geen rekening te houden met pekel- en steurharing, omdat deze gezouten vis niet in de veilinghal wordt opgeslagen. Wel moet er in een haringhaven op worden gerekend, dat ook in de zomer-maanden grote hoeveelheden maatjesharing1 die slechts licht
ge-zouten is en derhalve onderhevig aan.een spoedig bederf, even-eens via de vishal worden verhandeld. Verder kunnen bijzondere plaatselijke omstandigheden hun invloed doen gelden. In Scheve-ningen bijvoorbeeld wordt naar de vis-afslag niet alleen de van de zee-visserij afkomstige verse haring en-vis ter veiling ge-bracht, doch ook grote hoeveelheden van de kustvisserij
afkom-stige verse vis en garnalen, terwijl bovendien visverwerkende bedrijven gerookte en gestoomde vis in de hal aan de markt brengen. Voor de bepaling van de afmetingen van de hal zal men dus moeten uitgaan van de hoeveelheden, welke op één dag "ter veiling worden gebracht •
. Uiteraard wordt hiermede niet bedoeld een topaanvoer van hoogste vangsten. Toch mogen belemmeringen in het afslaghedrijf zo
min mogelijk voorkomen.
De lengte van de hal wordt bepaald door het aantal vaartuigen, dat men langs de kade voor die loods tegelijk wil lossen. Dit aantal hangt samen met het totale aantal vissersboten dat in de haven thuis hoort, of die haven geregeld bezoekt om de vangsten
ter markt te brengen.
De breedte van de hal is evenredig met de hoeveelheden vis, die door de in de loods lossende schepen worden aangebracht.
Het hier volgende staatje geeft'een indruk van de aantallen reizen, reisdagen en vangsten per reisdag van verschillende typen Vissersschepen in de zee-visserij in 1952.
- 22
type schip Aantal Aantal Aanvoer Opbrengst, Vangst
reizen reis- x f.1000 per
dagen reisdag Stoomtrawler 459 4.496 26.389 tom 8.468 5.87 t Stoomlogger 214 3.741 10.286
"
3.160 2.75 It Motortrawler 275 2.603 13.009"
4.4405.00 "
Motorlogger 4.410 45.682 115.960"
37.864 2.54 " Kotter(m.eer dan 80 pk) 7.174 15.,190 11 8.719 ItOm
de gedachten te bepalen nemen wij nu eens een logger, die een ligplaats van 32 m lengte langs de vishal beslaat. Daarmede kun-nen 700 kisten verse vis worden aangevoerd. Elke kist is groot 50 x70 cm. Voor 700 kisten dus nOdig een ruimte van 700 x 0.35=
= 245 m2 netto. Ook kan zijn aangevoerd 60 last haring, die ge-lijk staat met 60 x 17,kantjes'=
1020 kantjes. De doorsnede van een kantje is 58 cmç6
•
Dus :!: 4 vaatjes per m2 vloer. Dit geefteen benodigd oppervlak van ~
=
225 m2 netto per scheeps lengte. Bruto kanme n, Conder bijtelling van looppaden, esd, rekenen op~x 225 = 365 m2, Per strekkende meter schip (kade) zou dus een opslagdiepte nodig zijn van 365 = rond 12 m. Echter is dit niet voldoende. Een gelost vaartuig toch maakt onmidàellijk plaats voor een volgende vissersboot. Het zal daarom kunnen voorkomen dat de lading van zijn voorganger nog niet geheel is verkocht en uit de vishal wéggehaald. Er zal derhalve wat speling in de ruimte moeten zijn ten behoeve van enig oponthoud bij het ledigen der verkochte kisten vis( deze kisten zijn als regel eigendom van het veilingbeheer en blijven in de loods) en het verladen van die vis in andere transportmiddelen, (karren, manden, kisten, e.d.). In het beschreven geval zou men dus wellicht komen tot een'loods
-diepte van 15
à
18 m. Grotere breedten komen echter ook voor. Om het transport van de boten naar bovengenoemde verkoophallen,te vergemakkelijken is er een groot aantal deuren in lietwater-front van de loodsen. Tijdens de veilingen blijft de vis, gesor-teerd en verdeeld in partijen van een bepaald,aantal, te kijk in de reeds genoemde ondiepe houten kisten.
De oonstructie van de vloer van de veilinghallen eist bijzondere zorg. De vloer moet gemakkelijk gereinigd kunnen worden, stofvrij
- 23 -z~Jn en droog voor de voeten. Het zouthoudende, van de vismanden
druipende water tast de vloeren sterk aan. Een klinke~bestrating kan goed dienen. In IJmuiden zijn veilingloodsen geplaveid met asfalt met een flink afschot naar de.haven, teneinde het inte-rieur gemakkelijk te kunnen reinigen. Daartoe zijn overal wa-terleidingen aangebracht met veel hydranten. Na afloop van de veilingen, als alle vis is weggehaald door de kopers, .worden
de hallen gereinigd met stralen water onder hoge druk.
f. Achter de eigenlijke veilingruimten, die gedurende een groot deel van de dag geheel in gebruik zijn ( de veilingen begin-nen 's morgens vroeg en gaan door tot alle vangsten verkocht zijn) loopt een corridor, breed 6,50
à
10 m, bestemd voor het verkeer in langsrichting en.daarom steeds vrij van belemme-ringen moet worden gehouden.g. Voor zover de verkochte vis niet onmiddellijk wordt afge-voord naar de plaatselijke consumenten, wordt zi_j na~ aan de vishandelaren verhuurde pakruimten, gelegen aan de overzijde van evengenoemde corridor, gebracht. De vis wordt daar zo vlug mogelijk met ijs verpakt en dan via de corridor, afgevoerd naar het achterland, hetzij per auto hetzij per spoor, verschillende malen per dag. De vloeren van deze pakruimten moeten aan
dezelf-de eisen voldoen als die van de veilinghallen.
h. Een boven de pakruimten gelegen.verdieping kan worden inge-richt voor zakelijke doeleinden, b.v. opslag van emballage
(manden, kisten, enz) en kantoortjes van de vishandelar~n.
i. Boven de veilinghal kunnen een administratieruimte voor het veilingbeheer, een cantine en.kantoorruimte voor bij de vishan
-del betrokkenen p'Laa't.vindens .
j. Minder tot de eige~lijke haven behorend, doch voor grote zeevissershavens van niet te onderschatten betekenis zijn de koelhuizen, waar in perioden van rijke vangsten de vis, die niet dadelijk afgezet kan worden wordt opgeslagen teneinde tota~l prijsbederf te voorkomen.
24
-Tot deze categorie behoren in zekere zin ook inrichting~n voor de verwerking van vis, zoals rokerijen, bak-en marineer-inrichtingen en conservenfabrieken. Verder ook vismeel- en traanfabrieken.De Nederlandse visconservenindustrie is na de tweede we reld-oorlog voor de visserij van grote betekenis geworden. Terwijl in 193'9 nog vrijwel geen visconserven in ons land werden ge-fabriceerd verwerkte deze industrie in 1952 ca, 22,000 ton visserijproducten (vooral har-Lng) tot conse'rven,
De reeds genoemde koelruimten worden vaak gecombineerd met de pakruimten verhuurd, De diepte der pakruimten varieert meest~l van
8
tot 12 m, evenals die ,van de eventueel daarachter gele-gen koelruimten. In IJmuiden was de verhuur van aan de vishal grenzende koelruimten in het algemeen geen succes, omdat vrijwel al de vis onmiddellijk verzonden wordt en de belanghebbenden voor de hoeveelheden, die enige tijd bewaard moesten blijven, eigen koelruimten in de buurt van de haven prefereerden.2. De lossing en verkoop van gezouten vis Öharing en zoute vis) is zeer verschillend van die van verse vis,
De voor verse vis vereiste spoed bij de afzet van het product is hier wegens de grotere houdbaarheid niet nodig~
Behalve gemakl:elijke losplaatsen zijn geen ::,ijzondereinstal-laties daarvoor
nodig.
Het schip meert langs de kade, waar de haring gelost wordt. De vaten blijven nu zolang de weers-gesteldheid dit toelaat op de haringkade opgeslagen, wach-tend op nader vervoer, ofwel de reders transporteren de vang-sten naar hun eigen terreinen, waar ze eventueel gesorteerd en opnieuw verpakt wordenJ Voor de aangtkOmen en verzendbarevaten zijn dan opslag- en pakruimten nodig, Snelle afvoer per trein is hier ook niet noodzakelijk: met de normale goederen-dienst kan worden volstaan, Men ziet ook vaak export over zee per kustvaarder.
~e Scheveningen, de belangrijkste zouteharing haven van ons land, is de har~ade 40 m breed, welke breedte voldaan heeft. De kadevloer loopt onder een helling van 1 : 25 vanaf de pakhuizen naar 'de waterkant, zodat de pakhuizen bij storm-vloed droog blijven~ De breedte van 40 m. verschaft voldoende
,r:'.~',
25 ruimte om de haring te lossen en op te slaan (bij daarvoor
gunstige weersgesteldheid niet te warm) en bovendien is er voldoende plaats om lege vaten, vaten zout, e.d. gereed te kunnen zetten voor bevoorrading van weer uitvarende schepen. Langs de waterkant moet steeds een strook van enkele meters vrij blijven om de schepen te kunnen bereiken, b.v. met wa -gens met want en netten.
De loskade van de zoute haring doet hier dus tevens dienst als uitrustingskade voor de volgende reis.
De verkoop van de zoute haring geschiedt, in tegenstel -ling met die van verse vis, die per tentoongestelde kist ver-kocht wordt, op monster, voornamelijk aan grossiers en fabri-kanten. De afslagruimte kan dus veel kleiner zijn dan bij
ver-se vis.
3
.
Het klaarmaken van de geloste boten voor de volgende reis. Dit omvat allereerst een minitieuse inspectie van het visgerei. De netten gaan zo spoedig mogelijk van boord. Zij worden vervoerd naar de taanderij om daar getaand te worden. Vervolgens gaan zij naar de boetsters, die de vleten repareren. Daarna worden zij nagezien door z.g. werfkrachten, meestal ervaren oude zeelieden, en tenslotte gaan 3ij weer naar boord terug. De reep blijft a~n boord gedurende de gehele haringvangst. Verder worden de vis-;ersboten voorzien van brandstof, ijs, c.q. zout, en proviand. Dit gehele proces van vis lossen en weer klaarmaken voor de volgende reis duurt 2 à 3 dagen, .behalve wanneer een omvang -rijke dokking plaats moet vinden.
De oevers waarlangs de schepen gemeerd liggen tijdens het uit -rüsten voor de volgende reis, behoeven, in tegenstelling met de loswallen voor verse vis en zoute haring, niet bepaald van
doorgaande verticale kademuren voorzien te zijn: een omboor-ding met een steenglooiing en eenvoudige loopsteigers zal meestal voldoende zijn.
De lengte van de beschikbaar te stellen oevers wordt bepaald door het max.aantal te verwachten SChepen maal een gedeelte van hun lengte, voortvloeiend uit z.g. geschulpt liggen. Het beladen van de schepen kan namelijk zeer wel over de boeg geschieden, zodat mering langszij de steiger, ofschoon zeer gemakkelijk, niet noodzakelijk is.
..
,
26
4. Droogdokken, hellingen, reparatie-ateliers, enz,
Daar ieder schip tweemaal per jaar moet dokken voor een
goede onderhoudsbeurt zullen'scheephellingen en/or droo~dokken
(vast of drijvend) nodig zijn. Deze reparatie-werven zullen bij
een haven van enig belang al spoedig mede uitgerust worden voor
zware herstellingen en nieuwbouw. Deze nieuwbouw is nuttig om
tijden van slapte in de reparatie-bedrijvigheid te overbruggen
en zodoende de rendabiliteit van de werven te verhogen. Bij
de hellingen en dokken behoren vanzelfsprekend constructie- en
machinewerkplaatsen.
--
=27
-Hoofdstuk V. Enige voorbeelden van vissershavens.
A. Vissershaven te IJmuiden.
Aangezien dit onze grootste vissershaven is, zal bij de be
-schrijving hiervan
.
op verschillende punten van belang wat uit-voeriger worden ingegaan, dan bij de verder nog te beschrijven
havens.
1
.
Na de bouw van de b~itenhavens met toeleidingskanaaI naar hetNoordzeekanaal
(1865
-
1876)
begonnen al spoedig vissers van degeboden veilige ligplaats gebruik te maken,
De gunstige ligging daarvan, halverwege de onbeschermde kust
-lengte Hoek va~ Holland-Den Helder, de bij elke weersgesteld
-heid en elke waterstand gemakkelijke toegankelijkheid, de
goede verbindingen met een volkrijk achterland en de nab1j
-~iü van rijke vosgronden waren even zovele gunstige factoren
die de zeer snelle opkomst van IJmuiden als vissersplaats
verklaren.
rtCHNStM: MOK.SCMOCII.. oo..r,
lfUIrt,_[111 ...,T[It8OUWKUICl(
o
SOOm -==-=-H .. V.... V~ AMSTER.DAM eN 'JM U I PEN---
--. 28
-2. De navigatie der grote sChepen, waar de kanaalwerken in de
eerste plaats voor dienden, werd op den duur te sterk gehinderd
door de vele vissersboten, die tussen de sluizen en de
buiten-haven kwamen meren. De Regering besloot toen tot het graven van
een kleine haven, speciaal bestemd voor de visserij. Deze werd
gebouwd~ssen 1890 en 1896. Het vlek I~muiden, ~root een
twaalftal huizen in 1876, groeide tot 12.000 inwoners in 1926,
dank zij de vissershaven en de aanverwante industrieën. In 1902
werd vanwege het Rijkshavenbeheer de afslag van vis volledig in
eigen hand genomen. Sindsdien zijn de werken voortdurend ver- .
beterd en uitgebreid.
3
.
De toegang vanuitzee
tot de haven, welke zoals bekend moestdienen voor de grote koopvaarders, is aangelegd op een zeer zan
-dige kust. Deze.kust is ter plaatse flauw hellend; de diepte van
8.50 mbene.denN.A.P. ligt.op meer dan 1500 m, en die van 10.50 m,
N.A.P. op meer dan 2000 m. uit de duinvoet. G.H.W. = 0.70
+;
G.L.W.
=
0.90.-; H.R.W.=
4.00 + N.A.P. De tijstromen hebbeneen richting
Z
.
W
.
/N
.
O
.
evenwijdig aan de kust,. met een snelheidvan max.
33
m/minuut.4. De buitenhaven is beschermd door 2 dammen, elk 1528 m lang,
omvattend een oppervlak van 120 ha, De mond is wijd 260 m echter
door zware blokbestortingen van de damkoppen vernauwd tot 220 m.
Deze maat is wat nauw, wanneer bij slecht weder de windrichting
samenvalt met die van eb of vloed. Het binnenvaren~vereist dan
grote voorzichtigheid, aangezien wanneer de boeg van het schip
reeds binnen de dammen is, het hek de werking van wind en storm
nog ten volle ondergaat. De koers van het schip is dan geneigd
plotseling _teveranderen. Anderzij ds is een nauwe .ingang bevorder
-lijk voor de rust in de haven.
De kruin van de dam ligt op
3
.
3
0
+ N.A.P. bij het worteleindeem op
5
m+
bij het zee-einde. Aangezien de hoogste vloedenongeveer tot 4 m + komen, zal de top van de brekers vaak hoger
dan de dam kruin liggen. Over 600 m lengte" gémeten-vanaf' het
kopeinde, zijn de dammen, die verticale wanden hebben, aan de
buitenzijde ~xtra beschermd met onregelmatig geplaa~ste beton
-blokken van 10
à
12 ton gewicht. Deze storting reikt van deLiJ .
....
Z LiJ ~ J: en a: LiJ en en > en ~ -c....
en j ••
z • '"lil"
Z o lAl J lAl o . I-Z ... I-:> 11129 5. De vissershaven, zoals die van 1890 '96 gegraven werd, is
nagenoeg rechthoekig van vorm. De as van de haven vormt met de 8S van het grote buitenkanaal een hoek van 370•Bij de bepaling van deze hoek dient aan twee dingen gedacht te worden:
1e. Om rustig water in de binnen-haven te hebben, moet de hoek zo groot mogelijk zijn;
2e.
Om
de vissers het in- en uitvaren gemakkelijk te maken, moet daarentegen de hoek klein zijn, waarbij er dan nog speciaal op gelet moet worden, dat bij het uitvaren de navigatie in het grootscheeps vaarwater niet gehinderd wordt. De wijdte van de invaart naar de vissershaven is90 m. Deze w~jdte is alleszins,voldoende gebleken voor alle soorten vissersvaartuigen. De van 1894-1896
ge-graven haven was lang 550 m en breed 140 m, verminderd tot 100 m over de eerste 150 m lengte. De oorspronkelijke
bodemdiepte was 5.10 m, later uitgediept tot 7.00 m -N.A,P. waardoor bij G.L.W. een diepte van 6.10 m aanwezig is. Van meet af aan werd er voor gezorgd dat het lossen van de schepen en het uitrusten voor de volgende'reis streng. ge scheiden bleef.'
De N.O. zijde van de haven werd gereserveerd voor al wat verband houdt met het lossen van,de vis, omdat zowel dorp als spoorweg aan die zijde lagen. Daarentegen werd de Z.W.
zijde voorzien van een inrichting voor het uitrusten der schepen. Dit principe van scheiding werd ook gehandhaafd bij de uitbreidingswerken en heeft zeer voldaan.
a. De bassins.
Het oorspronkelijke bassin werd enige malen vergroot. Dit bekken is n~ 1000 m lang. De breedte over de buitenste 350 m lengte bedraagt 150 m~ voor het overige 125 m. Het oppervlak is 13,4 ha. De bodemdiepte werd.successievelijk gebracht op 7,00
-N.A.P. (6,10 m water bij G.L.W.).
Een tweede bekken, in verbinding. met het bovengemoemde
,
takt af nabij de ingang daarvan, zonder iets te veranderen aan desituatie van de uitmonding op het buitenkanaal. Dit hekken doet dienst als haringhaven, tevens wachthaven van SChepen, die na lossing niet direct een volgende reis aanvaarden.
i:
- 30
Deze._haven meet 470 x 150 m (7ha) en heeft een bodemdiepte van
·6 m - N.A.P. De oevers met zandige glooiingen onder 1:3 zijn ver-dedigd met kraagstukken en bazalt. Enige houten loopsteigers
voor aanmeren en ook een aan de wal zijn~aanwezig.
De Westzijde van dit bekken kreeg zodanige vorm, dat daar later
een reparatiewerf met hellingen voor langdurige herstellingen kon worden gesticht.
6. De etablissementen aan de N.O. zijde.
Langs de N.O. oever van de vissershaven bevinden ;zich achtereen-volgens de z.g. pakhuizen A, lang
95
m; veilinghal "B", lang 180 m; veilinghal "C", lang 165 m; veilinghal "D"; lang 135 m; veilinghal "ElIlang 91 m en een platform voor speciale veilin-gen in de open lucht. De achtergevel van de hal "C" verspringt 25 m. ten opzichte v~n die hal "B", zodat daar ruimte ontstond voor een goederenstation, uitsluitend bestemd voor de verzen-ding van vis per railTDe bovenverdiepingen van de hallen bevatten ruimten die ver-huurd worden als kantoren of opslagplaatsen voor lichte goederen, als manden, kisten enz.
Achter de veilingruimten loopt de corridor, bestemd voor het verkeer. De màrktbeambten moeten er zorgvuldig op letten, dat die gang niet versmald wordt door het daar deponeren van vis, handkarren, fietsen e.d. Aan de andere zijde van de corridor zijn een aantal pakruimten verhuurd aan erkende vishandelaren.
Afsl<l!l -r __ __ _ . _..!/?.I!0 _ Verkeer.s!l""!1 - - - - - Z.pq_ _ .' ... ..' ..~
.
. . ...DW~RSDOORSNEDE HAL
..
B" TE
UMUIDEN
-... :'...
:r
.~,
- 31 De verwerking van de vis over bovenvermelde etablisse-menten is als volgt. Na binnenkomst worden de vissersvaartui-gen aan de loskade voor de vishallen gemeerd.
Is-Nachts om 2 uur vangt het lossen aan. De vis wordt gesor-teerd naar soort, grootte en kwaliteit en gepakt in veiling-kisten met een inhoud van 50 kg.
Om
7
uur b
e
gint de verkoop van
f ! _'.-: --
-_
-~
-P-~
_
-
-+-
-
400
_- __j_
_
ÜP
_
-
:
..
t
NAP.-
t
-·---
-
·
-
·
-
·
-
-
-
--
·
---·---·
-
·
--,. 6,tJo -I ,.
,
DWARSDOORSNEDE HAL
"e
Ol m8tl!f1i"""TE
'
UMUIDEN
r
I
de Rijksvisafslag.(In 1953
w
er
d
77
,
8
m
illioen kg. met een waarde
van 30,1 millioen gulden verkocht).
Na de verkoop, uitsluitend aan groothandelaren (exporteurs
en binnenlandse handelaren), visconserven-fabrieken, e.d. haalt
de koper de doo! hem gekochte partijen uit de opslagruimte weg
en worden deze in de reeds genoemde pakhuizen, in het
vishal-complex opgenomen, ond
e
r bijvoeging van ijs, gereed
g
emaakt
voor verdere verzending of verwerkin
g
door de industrieën.
"Doorgedraaide" vis gaat naar de vismeelfabrieken(fabricage
van kunstmest, pluimveevoeder e.d.). Voor
=
2/3 wordt hierbij
:' , ,,, ~,' '>:' ;':.:,~\ ': ". ~' i1: ,', .'~.~
32
-c. Inrichtingen aan de Z.
W
.zijde.
Nadat de vaartuigen gelost zijn, worden zij naar de Z.W.
zijde van de vissershaven verhaald, waar zij voor de volgende
reis worden gereed gemaakt. (proviandering, bunkeren van st~enkool
of olie, nieuwe netten, ijs). Daartoe is een
845.m lange
be-schqeiing aanwezig.
d. Reparatie inrichtingen.
Voor korte reparaties is een drijvende dok met een
hefver-mogen van 650 ton beschikbaar. Het ligt aan het uiteinde van
de vissershaven, waarvan de bodem plaatselijk uitgediept is,
om het dek te kunnen laten zakken als ~r een schip in of uit
moet. Verder zijn voor het droogzetten van vissersvaartuigen
aan de westzijde van de z.g. Haringhaven 2 langshellingen
ge-bouwd met
,
een capaciteit van resp. 1200 en 600 ton
.
e
.
Distributie van zoet water.
Ten behoeve van het marktbedrijf, de vulling van
scheeps-tanken en de speciale industrieën aan de haven moeten worden
ge-rekend op een ruim dagelijks verbruik van zoet water.
Een goede kwaliteit water wordt gevonden in de ondergrond
van de duinen; 28 bronbuizen, 8 m diep ingedreven, leveren vol
-doende water
.
Via filters en een hoogreservoir, 600 m3 inhoud,
23 m boven maaiveld, komt het water in het distributienet.
f. Electriciteit
.
De~ectrische
energie wordt door het
Prov.Electriciteits-be~rijf aan het havenbedrijf geleverd en gemeten aan d~ grens
van het havengebied.
Het bedrijf beschikt over een eigen distributienet en past
eigen tarieven toe.
g
.
Spoorwegaansluitingen.
.
Het goederenstation achter de veilinghallen is verbonden met de
lijn IJmuiden
-
Haarlem
.
Verder zijn er zijsporen naar andere delen
van het havengebied. Zoals de Z
.
W. oever van de Haven, in de
on-middellijke
.
nabijheid van de opslagplaatsen en de Visverwerkende
-~
h. Haventerreinen.Behalve het oppervlak nodig voor havens, marktgebouwen
.
en de speciale diensten, werd bij de havenaanleg het oppervlak, gele-gen in de driehoek tussen het hoofdbekken en de haringbaven, ge-reserveerd voor de vestiging van .n de visserij verwante bedrij-ven. Deze terreinen worden op lange termijn verhuurd aan fabri-kanten en handelaren.Netten drogen en rapareren geschiedt op een geëgaliseerde zand-.vlakte, welke beschut ligt achter de rand van duinen ten Westen
van de haven.
B. Vissershaven te SCheveningen.
In tegenstelling met IJmuiden is dit een typische haringha-ven. Ook deze haven ligt aan de open Noordzeekust. Anders dan met IJmuiden het geval was, waar de visserij zich eerst vestigde na de'aanleg van de Quitenhaven, bestond te Scheveningen reeds van ouds her visserij-bedrijvigheid. Hier werd reeds gedurende eeuwen met zogenaamde bomschuiten of bommen zonder enige haveninstalla
-tie een belangrijke visserij uitgeoefend, waarbij de van een vlakke bodem voorziene vaartuigen eenvoudig op het strand gezet werden.
Aan deze primitieve toestand kwam een einde door de bouw van een haven, die in 1094 in gebruik genomen werd.
Deze haven, bestaande uit een door het Rijk aangelegde en onder
-houden buitenhaven en een door en op kosten van de gemeente
Den Haag aangelegde en bij haar in onderhoud zijnde binnenhaven, groot 420 x 162 m2, was ontworpen als een haven voor bomschuiten,
De dammen van de buitenhaven liggen op de strandlijn 350 m van elkaar verwijderd. Na ongeveer 220 m parallel gelopen te hebben,
buigen ze naar elkaar toe en vormen ten slotte een ingangsQreedte van 130 m. De koppen van de dammen liggen juist in de brandings
-z8ne.
+
De diepte bedraagt· daar - 4 m.-N.A.P.
Reeds spoedig waren er klachten, die in hoofdzaak betroffen:
Geringe diepte der haven, Hinder door deining,