in aansluiting op het College Havens
van Prof.ir P.Ph.Jansen.
TECHNISCHE
HOGESCHOOL
-
DELFT
AFDELING
WEG- EN WATERBOUVrnTINDE
College Havens 19 - 19
Inleiding.
Op de vraag, wat is een haven, is niet in een paar woorden een geheel juist antwoord te geven. We kunnen verschillende definities opstellen, die stuk voor stuk niet volledig zijn, maàr samen een goed beeld van een haven geven, b.v. :
Een haven is een veilige ligplaats voor schepen. Een haven is een verkeersknooppunt. In een haven moet·gelegenheid zijn voor het bouwen en repareren van schepen.
Een haven is een knooppunt van het verkeer. De goe-deren worden daar van het ene vervoersmiddel in het andere overgeladen, of opgeslagen,
Lbinnenvaartschip
zeeschip~auto .:
lipoor
Vroeger was een haven.meestal alleen stapelplaats. Er bestond t.oen nog slechts zeer weinig binnenlandsverkeer "
Tegenwoordig doen de havens ook nog di~nst als stapelplaats, maar alleen voor de goederen, die niet direct doorgezonden worden.
Het opslaan van de goederen is een tussenstadium in 'het ver-voer.
De goederen worden verhandeld, we spreken van een hand eLshaven ,
Als we een haven ontwerpen, dan zullen we nièt alleen
de havenbassins moeten bek~jken, maar ook de kaden,
havenoutil-lage, emplacementen, enz.
Emplacementen eisen vaak meer ruimte, dan de havenbassins.
We willen zowel gewone, als spoorwegeh naar de haven hebben;
deze beide eisen een geheel andere aanleg en hinderen elkaar
vaak.
Sommigen havens verenigen verschillende functies in
hun bedrijf. Andere hebben slechts één functie. Zo kunnen wij
De vluchthaven dient alleen als veilige ligplaats voor schepen tijdens storm, of ijs, enz. Deze havens behoeven dus alleen te beschikken over een beschut bassin en een be-hoorlijke toegang. De haven moet natuurlijk aan een scheep-vaartroute liggen.
De oorlogshaven dient als basis voor de vloot. We kunnen verschil maken tussen een marinebasis in oorlogstijd
en in vredestijd.
De haven moet beschikken over ruime bassins, opdat de sche-pen snel kunnen laden en lossen. De outillage moet in een snelle ravitaillering en herstelling van de oorlogsschepen kunnen voorzien. Alleen voor een haven in oorlogstijd is het nodig, dat de schepen zich in de haven in slagorde kunnen op-stellen.
Uit strategische overwegingen zal men aan een oorlogshaven meerdere Uitgangen geven.
Het Nieuwediep is een voorbeeld van een marinebasis voor vre-destijd.
Een ~orlogs~aven is slecht te combineren met een handelshaven. Een aanloophaven dient om reizigers en goederen, die aan bederf onderhevig zijn, snel te kunne opnemen en afleveren. Een dergelijke haven zullen wij zover mogelijk naar buiten ont-werpen.
Een bunkerhaven dient om de schepen zo snel mogelijk van brandstof te voorzien.
Elke handelshaven biedt mogelijkheid tot bunkeren. Er zijn echter ook havens, die uitsluitend dienen voor het snel bunke-ren van zeeschepen. Dit soort havens treffen we langs de gro-te scheepvaartrougro-tes aan.
Een industriehaven ontstaat vaak in, of nabij een handelshaven. De laatste trekt altijd industrie aan. Concen-treert deze industrie zich nu om éen bepaald gedeelte van de haven en worden in dat havengedeelte alleen goederen voor de omliggende industrieën geladen en gelost, dan spreekt men van een industriehaven.
,
- 3Een hand~haven is een knooppunt van het verkeer. Een ideale haven zou die haven zijn, waar de goederenstroom nooit oponthoud zou hebben.
Dat is practisch niet mogelijk.
De zeeschepen zijn duur en mogen dus geen oponthoud hebben. Daarom moeten op het haventerrein opslagplaatsen en loodsen aanwezig zijn, om de onregelmatigheden in het goederenverkeer te kunnen opnemen.
We moeten hierbij de goedere~ splitsen in: Stukgoederen, d.z. goederen van verschillend formaat, die per stuk gelost moeten worden en meestal duur zijn.
De kosten van opslag zijn niet van belang.
Hier tegenover staan de massagoederen (steenkool, graan, enz.) De kosten van deze goederen zijn sterk afhankelijk van de ver-voerskosten. Deze zullen dus zo laag mogelijk moeten zijn.
Hierbij zijn de wijze en duur van de opslag dus wel van belang. Via de problemen van opslag en overslag komen we di-rect in aanraking met de outillage van de haven. Deze moet na-melijk een snel laden en lossen van de schepen mogelijk maken. Voor havens, die het gehele jaar bereikbaar zijn, wordt de, capaciteit ook bepaald door de outillage. Dit in tegenstelling tot de haven, die slechts een gedeelte van het jaar toeganke-lijk zijn. Dan wordt de capaciteit bepaald door de opslagruimte.
Waar zullen we een haven aanleggen? stel we hebben 3 industriecentra, op enige afstand van de kust gelegen.
,0'".",---- .. -..--- ..--- ...,\ ( industrie ) -, .l ...._--- --- ----_.._..." ",.,,--- ..- , I , I ,
i
industrie1
\'.
\,..._---_. /' ",.._..._-_....__..._---_...'\ I , (• industrie Il \ ' \,..._--
_
...--....---
-
_
..._/" kust/////////////////////////////////////////&////////////////
/
Van de technische kant bezien zal de te kiezen oplossing,1 haven of elk éentrum een haven, bijna geheel door de om-standigheden bepaald worden.
Een goed voorbeeld ZlJn de havens van de Unie van Zuid-Afrika.
Deze staat beschikt over een aantal havens langs de kust, die
ieder hun afzetgebiedje hebben, maar behalve Durban geen van
alle beschikken over een goede verbing met het binnenland, als
gevolg van de gebergten, die zich evenwijdig aan de kust
uit-strekken.
Van de economische kant zullen de kosten van het
ver-voer en de aanlegkosten van de haven(s) van invloed zijn op de
keuze.
De waarde van een product vermeerdert door het vervoer. Het
product mag niet te duur worden, dus zullen wij de kosten van
het vervoer zo veel mogelijk moeten drukken ..Die kosten ont
-staan t.g.v. landtransport, zeetransport en overslag.
De kosten van het landtransport worden berekend per ton km,
de kosten Van het zeetransport niet, daar komt het niet op
een km aan. Het is dus voordelig om de goederen zover mogelijk
per zeeschip het binnenland in te brengen. Dan is dus een
ha-ven ?oor elk industriecentrum het meest gewenst.
Daar staat tegenover, dat de aanlegkosten voor 3 havens natuur
-lijk veel groter zijn dan die voor 1 haven.
Bovendien zal ook de ontwikkeling van de streek in het geding
komen.
We komen hiermee op het terrein van de rentabiliteit. Voor een
haven is het heel lastig, om daar een berekening over op te
zetten.
Een haven is meestal niet alleen belangrijk voor de plaats of
streek, maar over 't algemeen is het belang van een haven een
landsbelang.
Bij voorbeeld: Antwerpen is de plaats van België. Het is ook
begrijpelijk, dat de st"aat belang heeft bij een goede haven
en zich daar ook alle moeite voor zal getroosten. In de haven
zal de handel een centrum stichten en om de haven zullen zich
industrieën vestigen.
Uit dat alles blijkt wel, dat het inderdaad niet mee zal val
-len, om voor een haven een rentabiliteitsberekening op" te zet
5
-Bij de aanleg van een haven in de rimboe zou men misschien
een globale berekening kunnen maken.
De eerste havens., die men aangelegd heeft, waren
vrijwel uitsluitend zeehavens voor de oorlogsvloot.
±
2000 jaar voor Chr. is er al een haven bij Alexandriëge-bouwd. 300 jaar voor Chr. bouwde Alexander de Grote daar een
nieuwe haven. Pas in 1870 is men voor de derde maal aan de
bouw van een haven in Alexandrië begonnen, omdat de oude haven
dichtslibde. Dat was het bezwaar van havens aan zandige kusten.
Tegenwoordig kan men, dank zij het moderne baggermaterieel,
ook deze havens op diepte te houden.
Als voorbeelden van havens:
Rotterdam en Antwerpen.
Rotterdam is een open haven, d.w.z. is altijd te bereiken,
zon-der dat men sluizen hoeft te passeren •.Antwerpen daarentegen
is een gesloten haven. De bassins zijn door middel van sluizen
afgesloten. Is men deze sluizen eenmaal gepasseerd, dan heeft
men ideale omstandigheden, wat betreft de rustige ligging van
de schepen.
In Rotterdam zouden sluizen onmogelijk zijn, omdat deze haven
een zeer druk verkeer heeft, o.a. veel overslag van zeeschip
op binnenvaartschip. In Antwerpen heeft men vrijwel uitsluitend
.overslag op de spoorwegen, bovendien maakt het grote tijver
-schil (5,-m, tegen 1,50 m bij Rotterdam) een open haven vrij
-wel onmogelijk.
Antwerpen probeert z'n achterland te vergroten door de Rijn
-vaart naar zich toe te trekken (o.a. biedt Antwerpen gratis
sleepdienst van Antwerpen tot Dordrecht).
Het achterland is voor een haven zeer belangrijk. De plaats
van een.haven wordt vaak bepaald door het achterland, zoals
al eerder betoogd.
Autographiën:
de haven van Alexandrië
de in- en uitvoerhavens van Zuid-Afrika •
Zeehavens: ontwikkeling.
De ontwikkeling van de havens heeft tot nu toe
on-geveer gelijke tred gehouden met de ontwikkeling van de schepen.
Dit geldt dan voor de aangelegde havens en niet voor de z.g.
strategische havens.
De schepen zijn heel lang van hout gemaakt. Hiermee
kon men geen schepen van grote afmetingen bouwen. Men kon de
schepen in langsrichting niet voldoende versterken, waardoor
de schepen ook maar een bepaalde lengte konden krijgen.
Staal gaf vele nieuwe mogelijkheden. Men kon een
sterk langsverband maken. Dus langere schepen, .waarmee men
sneller kon varen en meer vervoeren. ft Gevolg was: lagere
vrachtprijzen. Daar tegenover staat dat langere schepen per
m3 duurder zijn.
Het is zeer belangrijk om een idee te krijgen van de grote
van de schepen in de toekomst, in verband met de aanleg van
nieuwe havens en de uitbreiding van de reeds bestaande.
We kunnen de schepen in 3 groepen verdelen:
a) Passagiersschepen. b) Vrachtschepen. c) Oorlogsschepen.
a) De eisen aan een passagiersschip te stellen zijn:
1. Snel vervoer van de passagiers.
2. Zo comfortabel mogelijk vervoer.
Verder is een passagiersschip weinig aan de wal, omdat het
van en aan boord gaan van de passagiers weinig tijd vraagt.
Het is daarom economisch verantwoord om een passagiersschip
zo groot mogelijk te maken.
Dit geldt dan speciaal voor vervoer over grote afstanden. Is
de afstand klein, dan is het beter om met een kleine boot
een frequente dienst te onderhouden, dan maar enkele malen te
7
-voor 't gerief van de passagiers.
Zullen er nog grotere schepen komen? Waarschijnlijk niet. Bij nog grotere schepen moet de inrichting van de havens geheel gewijzigd worden. Voor die hele grote schepen is er ook maar heel weinig dok gelegenheid.
In de toekomst zullen de schepen waarschijnlijk kleiner worden. De luchtvaart gaat ook een woordje mee spreken. Het vervoer
per vliegtuig is veel sneller, maar biedt tot nog toe niet zoveel comfort als een schip.
Vroeger werden de havens aangepast aan de schepen. Maar tegen~ woordig moet met de bouw van nieuwe schepen rekening gehouden worden met de grootte van de havens.
Dit is nog sterker het geval bij de luchtvaart. Daar heeft men verschillende klassen van vliegvelden. De vliegtuigbouw moet
zich aanpassen aan de bestaande luchthavens.
b) Vrachtschepen.
D~ tijd van laden en lossen speelt hier een veel grotere rol, terwijl er ook de noodzakelijkheid van snel vervoer niet zo klemmend is.
Uitzondering: vervoer van aan bederf onderhevige producten. Er zijn veel vrachtschepen in de z.g.n. wilde vaart. Deze schepen moeten in elke have~ terecht kunnen. Om deze grote
bewegingsvrijheid te kunnen verkrijgen_zijn dus kleinere sche-pen nodig. Bovendien zal een klein schip eerder een retour-vr-acht vinden.
Hier staat tegenover, dat men tegenwoordig hoe langer hoe meer tot lijndiensten over gaat. Een mooi laadvermogen voor
een vrachtschip i~ 10 ~ 15000 ton (~ 1000 kg.). De brutoregisterton is een vervelende maat:
1 brutoregisterton
=
100 kubieke voet.Vuistregel: 10.000 brutoregisterton is zo ongeveer 15000 ton (à 1000 kg.) zuiver laadvermogen.
Uitzonderingen op de regel, dat vrachtschepen niet zo groot be-hoeven te zijn: walvisvaarders en tankschep'en•
Tankschepen liggen zeer weinig aan de wal, omdat ze snel laden
en lossen. Verder vragen ze slecht~ een geringe outillage
(een pijpleiding). Dus er is een tendens deze schepen zo groot
mogelijk te maken. De grootste is 29
à
30.000 ton.Verder zijn er nog de z.g.n. kustvaarders, kleine vrachtsche
-pen met 200 - 1000 t.onlaadvermogen. Deze scheepjes hebben
weinig diepgang, zodat ze ver het binnenland in kunnen dringen.
Ze concureren vooral op de korte trajecten tegen de grotere
vrachtschepen.
c) Oorlogsschepen.
Ook deze schepen zullen zich aan moeten passen aan de
bestaan-de havens.
Ze stellen toch al heel andere eisen, wat betreft outillage en
toegang van de haven dan de andere schepen. Een oorlogshaven
ziet er meestal heel anders uit dan een handelshaven.
Ze hebben brede en vaak meerdere toegangen.
Scape - flow - Schotland.
Deze oorlogshaven had te veel toegang, en dat was vervelend in
verband met duikboten.
Men heeft toen enkele toegangen volgestort. Het tijverschil
was daar
1t
m, waardoor in de sluitgaten grote stroomsnelhedenoptrad~n.
111 Golfbeweging en stromingen.
Wanneer een schip een haven wil binnenlopen, dan kan het hinder
ondervinden van golven en stromen.
Wanneer er een stroming dwars op de
haven-ingang staat, dan zal het heel wat st
uurmans-kunst vereisen om de haven btnnen te lopen.
Bovendien zal er, bij de ingang, t.g.v. de
stroom een neer ontstaan, waardoor er slib
- 9
-Dan is dus baggerwerk nodig om de haven op diepte te houden. Door de stroom heeft men voor het binnenvaren een wijde toe -gang en om het onderhoudswerk te beperken een smalle toegang nodig.
Ook door de golven zal de navigatie bij een haven -toegang bemoeilijkt worden~
Hoe ontstaan golven.
zuiging
Door de wind zullen er oneffenheden op het water ontstaan, die steeds versterkt worden, door de druk van de ene en de zuiging aan de andere kant t.g.v. de wind.
Zo ontstaan de golven.
En
ze groeien afhankelijk van de wind -sterkte en de strijklengte.Voortplantingssnelheid van de golven:
2 (À a 2n) 2 n z o
=
g21t
+S
·
A tg hyp -X-o = voortpl. snelheid À = golflengte s = dichtheid z=
waterdiepte a = oppervl. spanningg = versn. van de zwaartekracht.
À 1)
2i
2) ~ , gravitatie term. 21tT
capillaire term.Er zijn twee krachten, die invloed hebben op de golfbeweging: de zwaartekracht (1)
Voor water is 02
= (
159'À + ~ ) tg hyp ~ tg hypo ---1--- ...----...----!
'"
0 ,9
0•9 5
, , r ,, , : , r , , , , , ro
rt rt 7t,
2
2
Is dus ~
=
1, dan is ~=
7t, dus tg hyp ~7t
"
-= 1.
À
We kunnen de tg hyp
=
1 stellen, als z=2'
dus als de diepte groter is dan een halve golflengte.De voortplantingssnelheid wordt: c2
=
g(*+ ~
.
'
~ )
De voortpl. snelheid is nu alleen afhankelijk van de golf
-lengte.
Hoe groot is de minimum golflengte en wat zit hier aan vast? c2
= (
159 À+ ~ ) = 159 ( À + ~ ) •Minimum: 1 .-~
=
-
0 À=
1,7 cm en 0=
23 cm/sec.De voortplantingssnelheid kan nooit kleiner worden dan
23 cm/sec. en deze min. snelheid wordt bereikt bij een golf
-lengte van 1,7 cm. Wordt \ nog kleiner, dan wordt c weer gro
-ter. Voor À 1,7 cm is de gravitatieterm overheersend, bij
grotere À valt de capilláireterm bijna geheel weg. Dit zijn de z.g.n. gravitatie golven.
Voor À ~1,7 cm wordt de invloed van de gravitatieterm steeds
kleiner. Deze golven noemen we capillaire golven.
Wij hebben steeds met gravitatiegolven te maken. De voortpl.
11
Verder hebben wij nog te maken met: C.T
=
ÀT
= periode van de golf.Deze golfbeweging heeft een beweging van de waterdeeItjes
ten gevolge. Met de golftop loopt het deeltje met de golf mee,
maar in een dal zal weer een tegengestelde stroom ontstaan.
De waterdeeItjes bewegen zich in ellipvormige banen die naar
beneden toe steeds kleiner
worden. Dieper dan z
= ~
zijn de bewegingen van de
waterdeeItjes t.g.v. deze
oppervlakte golven
=
0geworden.
Als we de periode van dè
golf weten, dan kunnen we
direct de voortplantings
-.snelheid c en de golfleng -te À bepalen.
I
,/"".;>- ..••••...•• ~----_-~.
, ) -'---._- P' " -_>--' -, , \.
.
Àz
== ~1
Uit 02
= ~
en T.C.=
À 2 'Ttvolgt namelijk, dat bij iedere
T een bepaalde c en À horen
zie de grafische voorstelling.
Ook de vorm van de golf wordt
door de wind beinvloed. Wind
-golven hebben een scherpe kam en e~n hol dal. Dus veel kans
Golven die niet direct onder invloed van de wind staan, zijn
meer symetrisch van vorm.
Deze deining is zeer sug
-gestief ze plant zich na
-melijk over zeer grote afstand voort, met behoud van nagenoeg
alle energie.
Deining is een groepverschijnsel, de groep loopt half zo snel
als een individuele golf. Dus bij het bouwen van havens niet
alleen rekening te houden met de heersende winden, maar ook
met de .deining, die van heel ver kan komen.
Golfbeweging langs de kust:
'2
c = g ( .1..) tg hyp 2nz
2n
-r-In diep water: z ~ À was tg hyp
=
1In ondiep water is z klein en dus ~ klein.
Voor a klein geldt: tg hyp a
=
aDan geldt voor
4f
-r=
2nzg.z.
Dus c2
=
g.z. is de voortplantingssnelheid van golven in on-diep water. De_c is nu geheel afhankelijk van de diepte z,
inplaats'van À. Het water is dan ook tot aan de bodem in be
-weging.
Tussen de ondiepwater- en de diepwatergolf is een middengroep,
waarvoor de "tg hyp Il met z'n juiste waarde ingevuld moet
worden.
In deze overgangsgroep zal dan ook voor c de afhankelijkheid
van À afnemen en van z toe emen.
Bij zeer flauw hellende kusten loopt de golf ten gevolge van
de wrijving langzaam dood. Bij een iets steilere helling ( zo
-als b.v. aan onze kust) moet de golf zich aanpassen aan de
diepte. Door de wrijving zal de golf langzamer gaan lopen, de
golf wordt korter en hoger, terwijl de top nei~ng heeft om
harder te lopen.
Tenslotte slaat de golf om: branding.
Een windgolf heeft al een steile kam en zal daardoor eerder
branden, dan een dei~ingsgolf.
Golven, die scheef op de kust lopen.
De golf loopt niet evenwi jdig
t.
vv
:
.aan de hoogtelijnen.
~
l
Dat deel van de golf,
!
wat dichter bij de kust
V
v ,:,v~':,-iS, wordt het sterktst
;f
~
afgeremd. ~. 1.',1
Dus de golf zal bij- ~
draaien en tenslotte toch nog evenwijdig aan de kust eindigen.
:
, , v2!
~
:
, I, ,, : , , I I,, , , , ' , ' , I I I :-?" 1!:
v
1 I ! ! K U S T .I"13
Golfbeweging vóór en in een haven.
Op het strand loopt een golf dood. Bij een dam is er echter kans op terugkaatsing en dus (afhankelijk van de Vorm en
plaats van de dammen) kans op versterkte golfbeweging vóór de haveniJlDgang.
In de haven waaiert de golf uit, verdeelt zich over een groter opper
-vlak en -vlakt daardoor af. Binnen ABC is de golfbeweging nog even sterk als buiten de ha
-VQn. Tussen de havendam en AE (450) is de golf
-beweging
=
O.Daar zullen de achepen dus een veilige ligplaats vinden.
Zandbeweging t.g.v. de golven en stromingen. In
de golven bewegen de waterdeeItjes zich in ongeveer ellips
-vormige banen. Door deze beweging worden de zandkorreltjes opgetild en t.g.v. het s~eile voorfront van de ondiepwater
-golven krijgen deze zandk~eltjes een beweging in de richting van de kust.
Zijn de korrels eenmaal in zwevende toestand,
dan is voor de beweging slechts een zeer kleine kracht nodig.
Er vormen zich zandribbels,
die in de richting van het strand aangroeien. Het terugetromende water pro
-beert weer zand mee terug
te nemen, maar daar is een aanzienlijk grotere kracht voor nodig, dan om de zw e-vende zandkorreltjes voort te bewegen.
Verder heeft het terugstromende water alleen de zwaartekracht
tot z'n beschikking, alle andere energie is er uit, zodat nor
-maal het strand steeds aangroeit.
Alleen bij stormweer is er een aanzienlijke zandstroom naar
zee, dus neemt het·strand dan af.
Ook wind en stroom zijn van zeer veel invloed op de
zandbeweging. De korreltjes, dïe door de golfbeweging in zwe
-vende toestand zijn geraakt, worden gemakkelijk meegevoerd.
Worden er buiten de kust werken uitgevoerd, dan zullen er
plaatselijk stroomverlammingen
optreden, b.v. bij A en B. Daar
zal het zand neerslaan.
Het is waarschijnlijk de be
-doeling daar diep vaarwater
te hebben (B), dus is baggerwerk noodzakelijk. Dit is gevaar
-lijk, want op die manier wordt het evenwicht verbroken. Nor
-maal komt van de ene kant evenveel, als langs de andere kant
verdwijnt.
Gaan we nu baggeren, dan verdwijnt er alleen zand, dus afbraak
van het strand.
Hoogte van golven.
Voor de verdedigingswerken bij een haven is het belangrijk te
weten hoe hoog de golven kunnen komen.
De hoogte van een golf is ook afhankelijk van de golflengte À
De verhouding hoogte: lengte van de golf is afhankelijk van
de omstandigheden, 'zoals wind, diepte van het water e.d. De
genoemde ve:r;houdingvarieert van h : À. = 1 :,7 tot 1 : 20.
( h
=
afstand top-dal van de golf).Voorbeelden van gemeten hoge golven:
't Kanaal h
=
5 - 6 mNoordzee - Noord 6 m
Zuid 4 m
Middellandse zee
6
~
mAtlantische Oceaan
8
mIndische Grote
" 10 m
15
-Er zijn misschien wel hogere golven geweest, maar men m3ent toch niet hoger dan 15
à
18 m.IV Toegangen tot de zeehavens.
Indeling van de havens naar hun ligging: A. Havens aan een rivier:
1. aan rivieren zonder getijbeweging. 2.
"
"
met"
B. Kusthavens:
1. natuurlijke havens 2. kunstmatige havens.
Practisch iedere haven heeft een andere toegang.
De eisen die men aan een goede haventoegang st.elt, zajn bijna
overal gelijk. Echter de verschillende liggingen brengen tel-kens andere moeilijkheden.
Om toch enigzins een overzicht te krijgen zullen we de haven-toegangen behandelen volgens de bovenstaande volgorde:
A. Havens, die aan een rivier liggen.
Vroeger konden de zeeschepen veel verder de rivieren op komen dan tegenwoordig. Toen was een rivier een natuurlijke haven, waarbij geen speciale werken nodig waren om de schepen een rustige ligplaats te verschaffen. Hoe hoger de havens de rivier op lagen, des te dichter Lagen ze bij het achterland, des te minder landvervoer was er no'dä g,
Deze havens hebben het op de duur niet vol kunnen houden, ten-zij er vele dure werken werden gemaakt. Meestal verplaatste de handelsactiviteit zich naar een meer stroomafwaarts gelegen plaats.
De oorzaken van dit verval waren:
a) het groter worden van de zeeschepen, ze konden niet meer zover stroomopwaarts doordringen.
b) terwij1de havens juist ondieper werden door. 't neerslaan van zand en slib.
D had in onze tijd misschien opgeheven kunnen worden door intensief baggerwerk; maar men kende indertijd nog geen baggermolen, alleen de z.g.n. moddermolen. Daarmede kon men wel wat los slib weg halen, maar meer ook niet. De haven ver -diepen was toen dus onmogelijk.
Hieraan zijn vele havens ten gronde gegaan (Brugge, Amsterdam eigenlijk ook, het Noordzeekanaal was de redding).
Een rivier als haventoegang heeft nog steeds het grote gevaar van verzanden (Rotterdam en Antwerpen), maar men kan er zich tegenwoordig, m.b.v. het moderne baggermateriëel, veel beter tegen verdedigen.
Nu maakt het ook nog verschil of de haventoegang gevormd wordt door een rivier met of zonder getijbeweging.
Dit zijn dus rivieren, die uitmonden in een bassin met constante waterspiegel (b.v. Middellandse Zee en alle binnenzeeën). Een dergelijke rivier wordt te ondiep voor de scheepvaart. Wat kunnen we daar nu aan doen? Er zijn verschil -lende mogelijkheden:
a) De rivier versmallen. We zullen dan inderdaad een verdieping krijgen.
Een dergelijke versmalling kunnen we maar op beperkte schaal toepassen, want we hebben èn voor de scheepvaart èn voor de hoogwateraf -voeren een minimum breedte nodig.
b) Verdieping van de rivier door baggeren. Bag -geren op beperkte
schaal heeft geen zin, want dat zal alleen een niveau verlaging tenge -volge hebben. Alleen als we een grotere diepte be-neden de zeespiegel
..,,,,,,
".......
-=;:
=
=-~
-
---
-
-
-
-
--
-
--
-
-
-
-
-
-
-
-
-
--
_
/'
-zeebaggeren krijgen we een grotere vaardiepte. Deze methode zal echter .ook een enorme uitschuring bo -venstrooms ten gevolge hebben. De rivier voert
- 17
-grote hoeveelheden zand en slib aan, die in het ge
-baggerde bassin neerslaan. De rivier zal proberen z'n oude profiel te herwinnen. Dus constant baggeren is noodzakelijk. In ons land héeft men veel zand nodig, zodat de gebaggerde specie z'n geld wel op
-brengt. Zo is het in het binnenland niet. Dan wordt dit een dure oplossing.
c) Ook kunnen we de rivier opstuwen. Hiervoor moeten we een dam en sluizen bouwen. We hebben dan een ge
-sloten haven. Het zand en slib, dat door de rivier wordt aangevoerd, zal nu achter de dam neerslaan en
zo de verkregen grote vaardiepte weer verkleinen.
Over de moeilijk- zee
heden, die we met het achterland krijgen door deze opstuwing, praten
we hier nog maar niet. Deze laatste oplossing heeft men in Bristol overwogen.
Uit het voorgaande blijkt wel, dat over het algemeen een rivier zonder getijbeweging geen ideale haventoegang vormt.
B.v. de Rhone en Marseille.
Marseille ligt niet aan de mond van de Rhone, maar is een kusthaven. Wel is er een verbinding met de Rhone door een kanaal,gedeeltelijk uitgehouwen in de rotsen.
Toch zijn sommige van deze rivieren wel daarvoor te gebruiken,
wanneer èn afvoer èn stroomsnelheid maar groot genoeg zijn om de vaargeul op diepte te houden.
Voorbeelden: Amazone, Mississipi en misschien de Donau.
De rivieren bouwen een delta in z€e uit. Er ontstaan vele geu
-len met geringe stroomsnelheden. De zandbeweging, die m is-schien langs de kust optreedt, zal proberen de geulen dicht te stoppen. Men kan dit euvel tijdelijk verhelpen, door m.b.v.
dammen de vaargeul verder in zee te voeren.
maar een tijdelijke oplossing.
Door een juiste vormgeving is het mogelijk om het zand de ene
richting en de grootste waterafvoer de andere kant op te stu
-ren. Door de bochtwerking,(het zand wil naar de binnenbocht)
zal het grootste deel van het zandtransport links af gaan en
de grootste waterafvoer rechtdoor.
2. Rivieren met getijbeweging.
Ditzijnräver-en, dieä uitmonden in
een zee met getijbeweging.
Deze rivieren lenen zich over
het algemeen beter als toe
-gang tot een haven, dan de rivieren zonder getijbeweging.
Door de getijbeweging passeert er veel meer water. Het kan
zelfs zo zijn, dat de normale afvoer van de rivier practisch
geen invloed meer heeft op de hoeveelheden water die door
een bepaald profiel passeren.
Bij vloed krijgen we een vloedstroom, die landinwaarts is ge
-richt, of althans een opstuwing van het rivierpeil.
Bij eb moet het zeewater en (of) opgestuwde rivierwater + de
normale afvoer van de rivier naar zee.
We hebben een haven aan de mond van een dergelijke
rivier. Er is te weinig diepgang. Hoe kunnen we dit nu verbe
-teren?
a) door vernauwing van het profiel.
Dit is al evenmin een oplossing, als bij rivieren zonder
getij beweging.
b) verdieping en verbetering van de loop van de rivier, gecom
-bineerd met een brede mond geven een betere toegang voor de
getijgolf. Het vermogen van
de rivier vergroot, dus is
er een kans, dat hij zich
-zelf op diepte houdt. In
-dien mogelijk zullen wij deze oplossing toepassen, het is goed
-koper dan permanent baggeren. Bezwaar: de snelheid v
=
gh,dus vergroten we de diepte met 10
%
,
dan wordt de snelheid- 19
-zich op de nieuwe diepte zal handhaven.
De mond moet trechtervormig verlopen, want hoe hoger de rivier
op, hoe minder water er door het profiel stroomt.
De getijwerking heeft nog een gunstig aspect:
De kentering treedt pas op na
ae max. en de min. standen.
Dus is het profiel bij eb veel
kleiner dan bij vloed,
daar-door is de stroomsnelheid bij
eb groter dan bij vloed. Dit
is inderdaad zo, wanneer de
getij lijn een zuivere sinussoïde
geval. Vaak komt de vloed
veel vlugger op, dan dat de
>t
"E"B"'",-- --_....-
,_
I
"
was. Dit is vrijwel nooit het
eb afneemt. De vloed geeft
dan ook grotere
stroomsnel-heden.
Het zandtransport is
even-redig met v2, er is dus een
grote kans op zandtransport vanuit zee naar binnen.
Verder is het rivierwater zoet en 't zeewater zout. Het ebwater
is dus zoeter dan het vloedwater. Dit geeft aanleiding tot een
zoete bovenstroom naar zee en een zoute onderstroom. naar binnen.
En het is juist deze bodemstroom, die het zand vervoert.
Daarom zal bij de meeste getijrivieren ook wel baggerwerk nodig
zijn, om de vaargeul op diepte te houden.
Voorbeelden:
1. Antwerpen met de Schelde.
De toegeng is mooi, maar voorbij Vlissingen krijgen we een
groot banken gebied. (Wester Schelde)
Doordat eb en vloed niet dezelfde weg nemen (eb en vloed scha
-ren) is dit banken gebied niet stabiel.
De ebschaar doet meestal dienst als vaargeul. Op de kruisingen
van eb- en vloedschaar heeft men veel last van het zandtrans
-port. Er is heel veel baggerwerk nodig om de vaargeul op diep
2. Rotterdam met de Nieuwe Waterweg.
De toegang vanuit zee wordt gevormd
door een stelsel van dammen. De sche
-pen kunnen met vloed niet gemakkelijk
binnenkomen t.g.v. de vloedstroom, die
vanuit het Z.W; komende, de Nieuwe
Waterweg indraait.
Zijn de schepen eenmaal op de Nieuwe
Waterweg, dan is de verdere weg naar vloed troom
de Rotterdamse havens ideaal te noemen.
Ook op de Nieuwe Waterweg wordt nog geregeld gebaggerd.
3
.
Rouen met de Seine.In de mond van de Seine ligt een groot ba~en-gebied. De geulen
tussen de banken zijn ondiep. Daardoor is Rouen, dat verder
stroomopwaarts is gelegen, sterk achteruitgegaan, in tegenstel
-ling tot Le Havre. Le Havre ligt naast de mond van de Seine en
heeft een verbinding met de Seine (ft kanaal Le Havre
-Tancarville). De haven van Rouen is langs de Seine gebouwd. Er
zijn geen havenbassins mogelijk, omdat het havengebied begrensd
wordt door kalksteenrotsen. Het gevolg is een zeer langgerekte
en dus oneconomische havenaanleg.
4. Liverpool met de Mersey.
Bij Liverpool is het tijverschil
±
9
,-
m. Het is dan ook eengesloten haven. De havenbassins, waarvan verschillende dezelfde
toegang naar de rivier hebben, strekken zich uit langs de N.
oever van de Mersey. Men tracht de haventoegang, de mond van
de Mersey, op diepte te houden door de vaargeul te begrenzen
door 2 stroomgeleidende dammen, die niet boven H.W. uitkomen.
Men gebruikt bij de bouw van deze dammen geen zinkstukken, met
als gevolg uitschuring van de bodem.
Bij verlenging van de dammen heeft men dan veel meer materiaal
nodig, dan het geval zou zijn geweest bij het gebruik van zink
-stukken ter verdediging van de bodem.
Rivieren,die nauwelijks zand en slib afvoeren zijn uiteraard
zeer geschikt om havens aan te bouwen.
-- 21
-ding in zee, door een groot bekken gestroomd zijn. B.v. de St. Laurens rivier, met Montreal stroom&fwaarts van de grote
meren. Dit is zeer aantrekkelijk, want hoe verder vervoer per
zeeschip, hoe goedkoper.
Het bezwaar van Montreal is, dat er zeer vrgeg ijsvorming in de St. Laurens optreedt.
Hetzelfde voordeel hebben wij bij een rivier, die in een haf of lagune uitmondt.
Een riviermond is een inham
van de kust. De kuststroom
geeft aanleiding tot een en slib
-afzetting zandstroom langs de kust,
waardoor een dam voor de
inham wordt gevormd.
leen gevormd worden op zandstr~ oom plaatsen waar slechts een
gering tijverschil is. Achter de dam hebben de schepen een rus
-tige ligplaats, terwijl de rivier in een groot bekken uitstroomt en direct bij de binnenkomst al z'n zand en slib kwijt raakt.
Het probleem is: hoe houden wi,j de haventoegang op z'n plaats
en op diepte.
De rivier zorgt er voor dat er steeds water naar de zee toe moet stromen en zal dus (afhankelijk van zijn capaciteit) een
be~aald profiel van de geul handhaven.
Een lagunehaven is de overgang van een rivierbaven naar een kusthaven.
B. Kusthavens.
1. Natuurlijke kusthavens 2. Kunstmatige kusthavens.
1. Natuurlijke kusthavens.
Een natuurlijke kusthaven is, zoals de naam al aanduidt, een
\
door de natuur gevormde veilige ligplaats voor schepen.
~t te bouwen om de veilige ligging van de schepen de verze -keren.
Maar zelfs de mooiste natuurlijke haven is niets waard, ais er geen goede verbinding met het achterland mogelijk is.
Meestal zijn de natuurlijke havens aan een bergachtige kust gelegen, of desnoods aan een lagune.
Een zandige kust geeft vrijwel nooit aanleiding tot een natuur -lijke haven. Vroeger zochten de schepen nog wel eens beschut -ting achter een eiland (de rede van Texel).
'Bij een gebergte evenwijdig aan de kust heeft men dus veel kans op een zeer moeilijke verbinding met het achterland. B.v. Zuid -Afrika, het binnenland is moeilijk te bereiken. Een aantal ha -vens,.die meestal maar een klein rayon bedienen.
Bij een gebergte loodrecht op de kust is er een veel grotere kans op een goede verbinding met het achterland, b.v. een fjor -denkust.
Er zijn vele voorbeelden van natuurlijke havens:
1. New York heeft ook naast de rivier nog vele baaien, die
fraaie natuurlijke havens vormen. Oorspronkelijk was Manhat -ten het centrum, dus daar ook de meeste aanlegplaatsen.
Voor vervoer naar het binnenland moeten alle goederen met z.g.n. carferries overgezet worden naar Hoboken.
2. Halifax, de concurrent van Montreal. Halifax is het hele jaar bereikbaar. Montreal daarentegen niet, maar heeft weer het voordeel van verder landinwaarts te liggen en ook over betere verbindingen met het achterland te beschikken.
3
.
Curaçao met de haven Willemstad aan het Schottegat.Men heeft hier geen sleepboten nodig, vandaa! dat de pieren allemaal in 1 richting zijn gebouwd, opdat de schepen tegen de wind in kunnen aanleggen.
Curaçao is van vulkanische oorsprong.
Er heeft eerst een verheffing plaats gehad tot vlak onder de zeespiegel daarop werd een koraalkap gevormd.
Daarna vond weer een verheffing van het eiland plaats, de
koraalkap is door de regen weggespoeld. Tenslotte daalde het eiland weer, waardoor het Schottegat en de St. Annabaai ge
--
2
3
-vormd werden.
2. Kunstmatige kusthavens.
Vaak is in een gebied, waar een haven noodzakelijk iSt geen
haven aanwezig. Men is dan verplicht een haven te bouwen, d.w.z.
zodanige werken uit te voeren, dat de schepen een rustige li
g-plaats hebben en hun goederen kunnen laden en lossen.
De plaats van de haven wordt veelal bepaald door:
1. de verbinding met het achterland.
2. de benodigde ruimte om havenemplacementen in te richten.
Hebben we zo een plaats gevonden, dan kunnen we bij voorbeeld
golfbrekers evenwijdig aan de
kust bouwen, zodat we de achter
-liggende kuststrook voor aanleg
-plaats kunnen inrichten. Deze me
-thode zullen we vooral in bergach
-tig terrein toepassen, omdat daar
meestal weinig ruimte voor de ha
-vènemplacementen aanwezig is.
De golfbrekers~ven natuurlijk niet evenwijdig aan de kust
te lopen. Ze zijn op vele manieren te bouwen, afhankelijk van
b.v. de wind, stroom en geologische omstandigheden.
Een rotsachtige kust heeft b.v. zeer vaak een steil talud.
Het is veel te duur om een
dam in diep water te bouwen.
Men kiest dan de oplossing
van een dam evenwijdig aan
de kust in ondiep wa~er. Bij
een zandige kust zullen we
vaak de havenbassins in het
land uitgraven.
Enkele voorbeelden van kunst
-matige havens:
1. Kaapstad (rotsachtige kust)
Hier zijn havendammen in zee
2. Marseille.
Golfbrekers evenwijdig aan de
kust.
3
.
Scheveningen (zandige kust).De havenbassins zijn in het
land uitgegraven.
4. Zeebrugge (zandige kust).
Hier is een haven gevormd,
door één dam in zee uit te bouwen. ~ Scheven in-gen Zeebrugge
Dammen bij een kunstmatige haven hebben een heel ander doel
r:
, dande dammen voor riviermonden. De dammen bij een kunstmatige ha
-ven dienen om de schepen een veilige ligplaats te verzekeren.
De toegang wordt gevormd door een opening tussen de dammen. Om
bij de toegang g~noeg diepte te krijgen,
kunnen we de dammen eventueel
in zee uitbouwen. Dat is geen
ideale oplossing. Daar tegen
-over staan de dammen bij ri
-viermonden, die dienen om de
stroom te geleiden en daardoor
een vaargeul van voldoende diep
-te te onderhouden.
Deze dammen behoeven niet boven
H.W. uit te komen, ze doen geen
dienst als golfbreker.
De stroomgeleidingsdammen lopen evenwijdig of bijna evenwijdig
aan elkaar. De dammen bij een kunstmatige haven hebben als doel:
--..._---...---- ---
---...---- ---_ ..
golfkering.
Zeb~n daarom niet evenwijdig te lopen, het is zelfs met het
oog op het afvlakken van de golven vaak helemaal niet gewenst,
dat ze evenwijdig aan elkaar lopen.
Welke eisen worden er aan een haventoegang gesteld?
a) eisen van de invarende schepen.
- 25
-c) maatregelen tegen de aanzanding van de haven.
a. Eisen, die de scheepvaart aan de toegang tot een haven
stelt, i.v.m. het binnenvaren:
1. Divergerende dammen.
Men wenst direct achter de
J
toegang een ruime verwijding,
om de schepen gelegenheid te
/' /'
geven dan hun nieuwe koers te
bepalen.
2. De opening, tussen de golfbrekers, moet ruim genoeg zijn,
b.v.
±
gelijk aan de lengte van het grootste te verwachtenscbip.
3
.
Eisen aan de richting van de toegang.Bij de zeilvaart stond deze richting precies vast (regels
van Stephenson). De ingang mocht niet in de richting van·de
heersende wind staan, omdat het uitvaren dan practisch on
-mogelijk was.
Ook mocht de ingang niet loodrecht op de richting van de
heersende wind staan, want dan was er teveel kans op aanva~
ring van de dammen.
Dus moest de richting van de ingang schuin op de richting
van de heersende wind staan, terwijl men
'
t
liefst had, datde stormwind dan precies in de richting van de ingang waaide,
dan kon men met storm nog binnenvallen.
Tenslotte moest de ingang zover van de kust verwijderd zlJn,
dat bij eventueel mislukken van een binnenkomst het schip
nog gelegenheid tot draaien had.
Deze eisen zijn nu wel heel·wat veranderd. De schepen zijn
bestand tegen een storm, zodat de noodzaak om bij stormweer
binnen te lopen vervallen is.
Daarbij komt nog, dat indien de stormwind precies op de
in-gang staat, ervan de rustige ligging van de schepen niet
veel terecht komt.
De tegenwoordige schepen hebben hinder vaneen sterke
wind opzij. Dus zal men liefst de ingang van de haven zo
Daaruit volgt dat een ingang loodrecht op de kust lang niet altijd gunstig is. Maar er zijn
den. Iedere vorm heeft zijn
nog vele andere mogelijkhe
-J\fLjL
~
bezwaren. De keuze zal meest
-al door de omstandigheden be
-paald worden.
r--
/ ~
.
b, III een haven moeten de sChepen7)~l??/7!v ~ verzekerd zijn van een rustige
ligging.
Deze eis is vaak zeer zwaar, want schepen als b.v. de Scheve
-ningse loggers hebben al last van golven van 35 cm hoog. Daar
-om is het dikwijls onmogelijk om aan deze eis te voldoen, zon
-der gebruik te maken van secundaire golfbrekers.
De haven van Ostia kende dat b egdneeL al. Men spreekt dan van ~ een buitenhaven en een binnenhaven.
Het is van groot belang om de goede plaats te projecteren.
We bepalen ons nu verder tot de eigenlijke golfbrekers. Aan welke eisen moet de toegang voldoen?
1. De toegang moet zo smal mogelijk
zijn. Hoe minder golven de haven binnenkomen, hoe beter.
2. Binnen BAC is het water rustig.
Laten we de dammen onder een
hoek van 450 met de toegang ver-
--e~--
.
lopen dan zullen de golven niet »7/7777;;:~;;;//7?77?7/
, B 4 50 ,~ ,,450
terugkaatsen tegen de dammen.
/<
j
o"
~"
~
Door de grote lengte van de ,/ ~ "
golfbrekers wordt dit een dure // """,
.
" ,oplossing, daarom laten we ze
·
6
-
.
naar de kust toe iets inbuigen.Dan treedt er echter wel weer terugkaatsing van de golven tegen de dammen op.
- 27
-3
.
Zo weinig mogelijk verticale wanden. Het maakt een groot verschil of de dammen direct de haven omsluiten, of dat ze alleen een voorhaven vormen. In het eerste geval zullen de achter- en gedeeltelijk ook de zijwanden gevormd wordendoor kaden, dus door verticale wanden. Hebben wij daarente -gen met een voorhaven te maken, dan kunnen we zoveel mogelijk flauwe hellingen toepassen.
4
.
We moeten de golfbrekers zo lang maken, dat de golven in de voorhaven gelegenheid krijgen te dempen. Natuurlijk zal de lengte mede bepaald,worden door de kosten die men aan de dammen wil besteden.c. Maatregelen die getroffen moeten worden om geen, of zo wei -nig mogelijk aanslibbing of aanzanding van de haven te krijgen. Een zandbeweging langs de kust is zeer gevaarlijk voor een ha -van. Vaak moet men de havendammen een bepaalde vorm geven, of aparte dammen bouwen, i.v.m. de zandbeweging langs de kust. Voorbeeld: Port-Saïd. Men heeft hier dammen gebouwd om de haven te behoeden tegen verzanden. Deze dammen moeten steeds verder zeewaarts gebouwd worden, omdat 't zand steeds weer voorbij de 'mond komt. In ieder geval zal men er voor moeten zorgen, dat
het zand niet in de havenmond tot bezinking komt.
Een haven kan door verschillende oorzaken ondieper worden: a) Stromingen langs de kust.
b) Getijwerking.
c) Afzetting van organisch slib (Plankton).
a. Zandstroom langs de kust. Er ontstaat een neer in de mond van de haven, of mis
-schien wel verschillende. In ieder geval komt er steeds met zand en slib
bezwangerd water de haven binnen, verliest daar z'n
snel-heid en al het zand en slib slaat neer. Tengevolge van de
bochtwerking (de stroomlijnen buigen om de haven heen) zal
er bovendien nog extra veel zand de haven binnenkomen
(bochtwerking: het opp. water neemt de bUltenbocht, terwijl
meer naar de bodem-een compensatiestroom naar de
binnen-bocht is gericht).
Hoe nauwer we de toegang maken, hoe minder zand en slib naar
binnen komen.
Voor een goede navigatie is daarentegen een ruime toegang
vereist. We zullen dus een compromis moeten zoeken.
Verder is de baggermolen hier de enige hulp. Als we dan toch
moeten baggeren, dan zelfs een plaats uitkiezen, waar het bag
-geren het gemakkelijkst is en het havenbedrijf er 't minst
last van heeft.
b. Aanzanden van de haven t.g.v. de getijwerking. De getijbe
-weging kan meestal niet voorgesteld worden door een fraaie
sinusoïde. De vloed komt n.l. snel opzetten en brengt slib
en zand mee de haven in, het bezinkt daar. Door de veel la
n-gere duur van de eb, treden er dan gerinn-gere snelheden op,
die het zand en slib niet mee terug kunnen voeren naar zee.
Vroeger had men, z.g.n. spuihavens, veel heeft dit niet mogen
baten. Ook hier blijft de baggermolen als enige mogelijkheid
over.
Zoals eerder beschreven bij havens aan riviermonden vindt daar
de Uitwisseling zout-zoetwater plaats, die de slibafzetting
doet toenemen. Hoe dieper dan de haven is, des te meer zout
water komt er per getij naar binnen, des te meer slibafzetting
(Hoek van Holland heeft
3t
m klei per jaar).Ideaal zou een haven ver in zee zijn, een eilandhaven dus.
Maar ook daar is nog een kans op aanzanding.
Hier zou men een verbetering aan kunnen brengen, in de vorm
van een dam in zee, waardoor een sterkere stroom door de haven
zal trekken en het zand en slib geen kans krijgen om te gaan
29
-«'nzanding~
i
I I !\
, I I:
::>
/77JJ)/7/h'l?//)777777777777??Een voorbeeld van het zandprobleem bij een haven is Zeebrugge.
Zie de autographien No.
Deze haven heeft een enkele dam (voor de bestaande toestànd
zie To).
De vloed vormde een neer voor de ingang van de haven, waardoor
het zand in de hele haven neersloeg. Hier zijn proeven over
genomen in een laboratorium te Antwerpen (door de heren Bonnet
en Lamoen) en ook in het Waterloopkundig Laboratorium te Delft.
Men heeft daar o.a. de opp. van de haven verkleind (Lab.
3)
.
De neer blijft dan, maar door de geringere opp. heeft men ook
minder te baggeren. Ook is er nog een proef met een 2e dam,
die niet tot boven hoogwater reikt en die zodoende een deel
van het zand belette om in de haven te komen.
Maar de slibbezinking bleef.
Men heeft tenslotte de keus laten vallen op Lab 8 d: dit is de
oplossing met een claire-voie (een opening in de golfbreker).
Toch schat men dat er nog
±
106m3 per jaar gebaggerd zal moetenworden.
De haven van Nieuwediep wordt door de getijstroom op diepte
gehouden. De vloed komt binnen tussen Texel en Noord-Holland
en trekt dan over de schorren (Oostelijk van N.Holland) naar
het Zuiden.
Men heeft nu dwars over deze schorren een dam gebouwd, waardoor
de ebstroom door de haven van Nieuwediep wordt gezogen.
Op deze manier bleef de haven op diepte.
Er zijn nu plannen voor een nieuwe marinehaven, die van het
bovenstaande geen gebruik meer zal maken.
Men heeft proeven genomen met dammen bij de ingang, die de
De invaart wordt er wel door
bemoeilijkt en bovendien brengt
het extra bouwkosten met zich
mee.
Maar misschien wegen deze extra
kosten wel op tegen de afname
van de hoeveelheid baggerwerk.
Autographieën: Nieuwe Waterweg.
De havens van: New York, Cura~ao, Haïfa, Scheveningen, Duinker
-ken, Zeebrugge en Nieuwediep.
V Rivierhavens voor de binnenscheepvaart
a) bovenrivieren.
Op rivieren is, behalve in de zeegaten en riviermonden, de
golfslag onbelangrijk.
Hier zijn van belang: a) de stroom.
b) de zandbeweging.
Bij het kiezen van een plaats voor een haven zullen we dus met
beide problemen in aanraking komen.
We hebben zo ongeveer te
kiezen uit a
±
f. We kun-nen een keuze doen uite
de ingang stroomop- of
stroomafwaarts gericht en
aan welke kant van de bocht
we een haven nemen.
Over het algemeen zullen de
havens stroomafwaarts gericht
zijn, omdat de stroomopwaarts
varende schepen dan gemakke
-lijk binnenvaren, terwijl
stroomaf komende schepen moeten draaien. Dit is wel mogelijk,
echter omgekeerd niet.
Als we onze slepen zo samenstelden als in Amerika zou dit
- 31
-Daar drukken de 'sleepboten de sleep voor zich uit. Zo'n sleep
heeft minder weèrstand en doordat men er een stijf geheel van
maakt heeft men niet op elke boot personeel nodig. In Amerika
heeft deze methode geleid tot sterke normalisatie van de
scheepsafmetingen.
Toch zou deze manier van slepen (!) bij ons minder geschikt
zijn:
a) er is voor het manoevreren veel ruimte nodig, bovendien zou
-den hier in de Waal 2 van dergelijke slepen elkaar nauwelijks
kunnen passeren.
b) de stroomsnelheid is te
groot.
Een uitzondering op de re
-gel, dat haveningangen in
bovenrivieren stroomafwaarts zijn gericht, wordt gevormd door
de toegang naar een sluis bij een stuw.
Zullen we een haven
aan de buitenbocht,
of aan de binnenbocht projecteren?
Door de centrifugaal
-kracht wordt de stroom
naar de buitenbocht ge
-drukt, zodat we daar de
grootste diepte aantreffen.
Verder treedt er, doordat
de stroom naar buiten ge
-drukt wordt, bij de bodem
een compensatie stroom op,
die naar de binnenbocht gericht
is en de grootste hoevee
l-heid van het in het water
aanwezige zand naar de bin
-nenbocht voert.
~opp. stroom
We projecteren onze hattn dus aan de buitenbocht en wel
't liefst bij het begin,van een bocht, omdat aan het eind van
de boch ae stroom vlak langs de kant gaat, wat bij een haven -toegang zeer onplezierige stromingen op zou kunnen leveren.
Moeten we de haven achter de bandijk projecteren? Dan hebben we een.gat in de hoogwaterkering, dat is gevaarlijk. Bovendien m oe-ten we dan nog een keer-sluis bouwen. Dus het is een dure en gevaarlijke oplossing. Dan kunnen we de haven in de uiterwaard aanleggen.
Dat is ook niet toelaatbaar, want dan wordt de haven g e-regeld overstroomd. Verho
-gen we de uiterwaard, dan wordt het profiel voor de hoogwaterafvoeren verkleind,
dat mag ook niet.
De beste oplossing is: de kaden om de haven uit te voeren als een deel van de bandijk.
De ingang van de haven moet vrij breed zijn, anders be-staat er een kans, dat de schepen door de stroom tegen de kant gedrukt worden. Het bezwaar van zo'n brede toe
-gang is, dat de leidraad van de stroom over een aan
-zienlijke lengte wordt on
-=>
«
Daarom in ieder geval de toegang niet breder nemen, dan voor de
navigatie strikt noodzakelijk is, b.v. de afstand (a) tussen 3 opeenvolgende kribben.
Voorbeeld: Het Maas-Waalkanaal bij Weurt.
Men kreeg hier een veron-dieping van de rivier vóór de toegang en in de toegang
- 33
-derbroken. Het -gevolg d
aar-van kan een neer voor de
ingang zijn, waarmee dan een
sterke zandafzetting in de
havenmond gepaard gaat.
een zeer sterke aanzanding. De oplossing heeft men hier gevonden, door niet het ontstaan van de neer tegen te gaan, maar door een be-paalde vorm van de oever deze neer zo te regelen, dat de zandneerslag niet meer in de vaargeul plaats vond.
Bovendien werkt deze neer als een kogellager, die de hoofdstroom op z'n plaats drukt, waardoor een ve ron-dieping van de rivier vóór de toegang ook vermeden wordt.
I
~I
a L///ii//////III//////i//I////tll A=
verondieping~
=
aanzanding /(I////!I///I///I///I//I(//(//I~'Een dergelijke oplossing is ook gekozen voor de kruising van het A'dam-Waalkanaal met de Lek bij Wijk bij Duurstede.
De grote moeilijkheid was hier de oversteekplaats voor de sle
-pen.
Een sleep "giert" nu naar de overkant.
De vorm en plaats van de
haven en de richting van
de toegang hangen er sterk
vanaf, of deze haven alleen
voor binnenscheepvaart is,
of ook voor zeeschepen.
Komen er ook zeeschepen in
de haven, dan daar de
ei-sen voor de haven op
in-stellen. De
binnenvaart-schepen zijn kleiner en kunnen zich gemakkelijker aanpassen.
Is er alleen scheepvaartverkeer in 1 richting, dan de
haven-ingang op die richting oriënteren.
Zeer belangrijk is ook de vraag of de rivier een getijrivier
is, of niet. En bij een getijrivier weer de vraag welke stroom
is 't sterkst en welke duurt
het langst. Voorbeeld:
Op de Nieuwe Waterweg duurt
J=P~,
~
!
'
~
~
!vloed l eb vloed i
---t---...---...~---...----..----~----...--- ..--...---..-..--.
de eb het langst. Daarom
wordt de haveningang naar
zee gericht, opdat da
sche-pen gedurende een zo lang
mogelijke tijd naar-binnen
kunnen varen.
Hieraan zijn ook nadelen verbonden:
a) een geringere diepte van de vaargeul
b) de schepen zullen vaak moeten wachten, tot ze naar binnen
kunnen varen.
Het wachten van een groot zeeschip op een rivier is zeer lastig
voor 't scheepvaartverkeer.
We hebben hier niet alleen last van aanzanding t.g.v. de
rivier-stroom, maar ook t.g.v. de komberging door de vloed (zie bij
35
-Bij kleinere rivieren, waar alleen zeeschepen komen, ligt de ingang nog meer in de ricnting van de stroom.
Voorbeeld: Engelse rivieren (Preston). Weer andere moeilijkheden
ontstaan bij havens zoals die van Breskens (?). Daar wordt door de vloed-stroom een neer voor de
ingang gevormd, waarvan de schepen veel hinder hebben •.
De schepen hadden daar toch al last met het naar binnen varBn door de vrij sterke stroom dwars op de ingang (vooral voor slepen is dit zeer hinderlijk).
Men heeft hier de oplossing gevonden door de Westelijke dam te verlengen en de Oos -telijke te verkórtenA Het gevolg was een veel grotere neer met een kleinere stroom -snelheid. Deze neer lag boven
-dien ook niet meer vlak voor de ingang. Men kan deze haven.fei -telijk niet meer bij de rivierhavens rekenen, omdat de schepen er al veel hinder van wind en golven ondervinden.
Autographiëen:
de haven van Duisburg, Preston en Liverpool.
VI Dammen.
A. Stroomgeleidende dammen. B. Golfbrekende dammen en combinaties van deze beide.
A. Stroomgeleidende dammen.
Bij een haven aan een bovenrivier kunnen we dammen nodig heb -ben om de haventoegang te beschermen tegen de stroom. Hierbij speelt de golfslag geen rol.
Hoe zullen we een dergelijke dam construeren en van welk mate-riaal?
Dit zullen eenvoudige driehoekige dammen worden. Tegenwoordig
kunnen we deze dammen, dank zij onze moderne baggerwerktuigen,
grotendeels van zand maken. Door de stroom wordt wel veel zand
weggespoeld, maar we kunnen nog meer opspuiten, dus de dam
komt wel klaar.
De afdekking geschiedt dan met zinkstukken of met een laag klei.
Aan de benedenrivieren en aan zee hebben wa bij dammen, die
voornamelijk dienen voor de stroomgeleiding, toch ook rekening
te houden met de golfslag. Deze .dammen behoeven niet tot ·boven
hoogwater opgetrokken te worden.
Dat scheelt enorm in de bouwkosten
van de dam. Bij deze
stroom-geleidende dammen is de
diep-te meestal niet zo groot,
zodat we dan een
trapezium-vormig damprofiel kiezen.
Voorbeeld: de dammen te
Hoek van Holland. Dit zijn
dammen, die ervoor moeten
zorgen, dat de mond van de Nieuwe Waterweg diep genoeg blijft,
dus "geleiding van de stroom. De dammen zijn samengesteld uit
zinkstukken, die door verticale palen aan elkaar en aan de
bo-dem vastzitten.
dammen zeer elastisch zijn en
heel veel last van nazakking hadden.
Er is veel onderhoud aan de
dammen, maar ze houden wel.
De dammen (b) liepen
even-De steenstorting boven water
is netjes gezet. Dit zetten
viel nog niet mee, omdat deze
wijdig aan elkaar en
lood-recht op de kust. Er ontstond
b~ .
/1/1//11/(11111
een onaangename situatie,
doordat de vloedstroom met een scherpe
dam de Nieuwe Waterweg in hoog.
bocht om de zuidelijke
37
-Om dit te verbeteren heeft men later een dam (a) evenwijdig aan de kust aangebracht. De vloedstroom buigt nu met een veel
wijdere boog de Nieuwe Waterweg in.
Het is een voordeel, dat de dammen niet tot boven H.W. reiken. De golven trekken er over heen, zonder veel van hun energie kwijt te raken.
Dit scheelt enorm in de onderhoudskosten.
We moeten er natuurlijk wel voor zorgen, dat door de overstor-tende golven niet te veel zand binnen de dammen wordt gebracht. Zouden we een dam helemaal van klei of keileem maken, dan zakt hij bij grotere hoogte in elkaar. Daarom beginnen met 2 kleine leemdijkjes te storten, die
een eind uit elkaar liggen. De tussenliggende ruimte vol-spuiten met zand, dan daar-boven weer 2 leemdijkjes, enz.
klei of leem
We kunnen een dam afdekken, b.v. met steen. Deze stenen moeten zeer goed bevestigd zijn. ahders worden ze door de golven weg gevoerd. Een golf tegen een dam geeft een zeer grote druk.
Deze druk werkt met z'n volle kracht op een zeer klein opper-vlak gedurende zeer korte tijd. Dus hoe groter we de stenen nemen en hoe minder ruimte tussen de stenen, des te minder kans is er, dat de golven de dam zullen aantasten.
Een ander middel om de dam af te dekken is asfalt: b.v. asfalt
-zand, of asfalt als binding van de stenen afdekking van een dam. Voorbeeld: nieuwe havendam in Harlingen.
B. Golfbrekers.
Dammen,' die bescherming tegen de go lfslag moeten bieden, lij
-ken veel op een dijk. Een groot verschil is echter, dat bij een dijk geen golfoverslag wordt toegestaan, terwijl dit wel het geval is bij golfbrekers.
Een dergelijke dam moet weerstand kunnen bieden tegen grote krachten en moet dus opgebouwd worden uit zwaar materiaal.
De kern van de dam mag van
licht materiaal zijn, maar hoe verder naar buiten, hoe
zwaarder het materiaal moet zijn. Dit kan dus een normaal trapeziumvormig profiel zijn. Ook kunnen we de kruin van de dam uit 1 stuk en met ve rtica-le wanden maken. Het is zelfs heel goed mogelijk om een dam met van de voet tot de kruin verticale wanden te bouwen.
We kunnen dus kiezen uit 3 mogelijkheden:
a) een dam met taluds
b) een dam met verticale wanden c) een combinatie van a en b.
De golven moeten,zo mogelijk, vernietigd~worden en niet te-ruggekaatst. In het laatste
geval kan de scheepvaart in de buurt van de haveningang er namelijk hinder van krijgen.
Bij een dam met verticale wand is de kans op terugkaatsing van de golf groot (vooral bij een deiningsgolf). De golf raakt hier
-bij lang niet alle energie kwijt.
Bij een dam met taluds is er weinig kans op terugkaatsing, als de taluds maar flauw genoeg zijn.
De stabiliteit van een dam met taluds is wel in orde. Dit 1"s niet zo bij dammen met verticale wanden. Dus niet alleen kans
I
op beschadiging, maar zelfs op vernietiging van de dam.
De golfbrekers met verticale wanden ziet men het meest in zeeën zonder windgolven. De deining kaatst terug tegen een verticale wand en oefent niet zo'n grote kracht op de dam uit als een brekende golf.
-- 39
-gen we te maken met de.heen- en de teruglopende golf, die
sa-men een staande golf met dubbele amplitudo vormen.
Welke krachten werken op
de golfbreker? De maximale overdruk
=
6
/
5
h. \. i \ " ' '--\~taand~'--;Olf 2 à 2,5----
---
-
--Dit is dus de druk op 'dewand bij terugkaatsing van de golf.
Deze terugkaatsing kan pas cptreden, als de diepte vóór de
wand groot genoeg is. Nodig is eeri diepte van minstens 2
à
2,5 h.
Alle bouweenheden moeten zo vast mogelijk aan èlkaar verbonden
zijn, ripdat niet ~~n of meerdere delen door de golven worden
losgewerkt.
Op de dam werken:
/
a) de horizontale golfdruk H
b) het gewicht G
c) de opwaartse kracht O.
H
o
De resultante van deze krachten moet het bodemvlak liefst bin
-nen de kern van de dam snijden.
Dan hebben we alleen met druk te maken en bovendien wórdt de
kracht dan zo gelijkmatig mogelijk verdeeld.
Ligt het snijpunt van de resultante met het
bodemvlak erg ver bui-ten de kern, dan bestaat
de mogelijkheid, dat de bodem de grote druk~
ken niet kan verdragen, dus kans op kantelen
aanbrengen, die de krachten op de bodem overbrengt.
Bij een rotsbodem hebben we geen
last van de stromingen vóór de
dam, maar wel bij een zandige
bodem.
Welke stroomsnelheden zullen er
vóór de dam optreden?
A
=
knoop.De hoeveelheid water tussen
A,
B en C moet iedere halve periode
door de doorsnede
A-A
passeren.In deze drs. treden dus
horizon-tale stromingen op.
Laten we aannemen, dat de amplitudo
van de golf 6 m is. (afstand top-dal).
de periode T
=
lO/sec, dan 1s À=
120 m.
De knoop van de staande golf ligt
op een afstand
=
t
À=
30 m van deteen van de verticale wand. Dan is er
per m1 breedte van de muur de inhoud
van /~\ABC =
!.
3Q. 12 = 180 m3•Dus in halve periode
=
5,sec moet180 m3 water de doorsnede A-A pas
-/"
I
seren.
De snelheid van het water is niet constant.
Nemen we voor de maximum hoeveelheid, die per sec. passeert:
'Tt 180 3
~.
~
=
60 m en stellen we de hoogteA-A
op15
m, dan is demaximale stroomsnelheid vóór de dam
4
m/sec.Bij zandige oevers daarom reeds ~ 30 m vóór de dam een steen
-storting aanbrengen, liefst tot op
i.i\
'
uit de"dam.De vo'or-'en nadelen van de golfbrekers met flauwe taluds en die
- 41
-verticale muren golfbr. met fl. belopen.
voordelen:
1•. snelle uitvoering, door
het geringe volume (in
rustig water).
2. Als het evenwicht ver
-zekerd is, heeft men er
weinig onderhoud aan.
3
.
De muren zijn te gebrui-ken als aanlegplaats
voor schepen.
voordelen:
1. goede verdeling van de
druk op de bodem •.
2. eenvoudige uitvoering.
3
.
gemakkelijk onderhoud.nadelen:
1. zeer voorzichtig zlJn
met de druk verdeling
op de ondergrond.
2. de uitvoering eist dure
machines en duikers.
nadelen:
1. beschadiging door golfslag,
vooral bij.half voltooid
werk.
2. er moeten grote massa's
verwerkt worden.
3
.
de dammen zijn niet alsaanlegplaats te benutten.
Hoe moeten we de keuze tussen de beide soorten golfbreke~s ma
-ken?
1. Hoe zijn de meteorologische omstandigheden:
veel wind, frequentie van de wind.
Een dam uit fijn materiaal is pas bestand tegen golfslag,
wanneer de dam geheel klaar is.
2. Hoe is de bodem:
Grote betonblokken op veen of slappe klei plaatsen is na
-tuurlijk onmogelijk.
Dus vóór het ontwerpen van de dam eerst een grondonderzoek
laten verrichten.
Maken we een dam van grote blokken, dan moet de bodem eerst
vlak gemaakt worden, of er moet eerst een steenstorting
aangebracht worden.
dam uit grote blokken (scheuren en scheefstaan is erg lelijk
en de dam zelf gaat stuk). Een dam opgebouwd uit fijner ma
-teriaal kan de zettingen beter opnemen en is gemakkelijker
te herstellen.
3
.
De golven moeten, bij toepassing van verticale wanden,kun-nen.terugkaatsen.
,Dus wordt een grote diepte naast de muur vereist. Verder
kan de staande golf met z'n dubbele amplitudo zeer onaange
-naam zijn voor de schepen. Ook de terugkaatsing kan onge
-wenste effecten geven.
4. Hoe groot is het werk. Is het groot genoeg om aparte kranen
te bouwen voor 't stellen van grote blokken?
5
.
Welk en hoeveel materiaal is er in de buurt? Zijn er groevenin de buurt, dan kan men
een goedkope dam maken van
groeveafval. Is er geen,
of weinig materiaal in de
buurt, dan zullen we
eer-der een verticale muur
toepassen, omdat deze min
-der materiaal vereist.
Voor een dam met verticale
wandén moeten we de blok
-ken laten zak-ken met
kra-nen en stellen door dui
-kers. Daarvoor is heel
rustig water nodig.
, , , , \ , 1 "\ : :
\t\
,~
"A
\\,
/
i
\ : \! extra golfslag 'IIn de praktijk zullen we vaak een combinatie van een
golfbre-ker met flauwe belopen en een met verticale wanden toepassen.
Op grote diepte is het stellen van de grote blokken zeer
las-tig. Terwijl daar ook wQinig stroom staat. Er is dus geen
be-zwaar tegen het toepassen van groeve afval of zand.
Tot bij voorbeeld 10 m onder de zeespiegel een dam met flauwe
belopen, daarboven een dam met verticale wanden.
Een aarden of stenen dam
tot + 2 m onder ft opper-vlak. Daarboven wordt het fijne materiaal weg gesla-gen. Dan wordt daarboven op een dam uit grote ele-menten gebouwd. Een dam-wand heien is ook een op-lossing, maar meestal geen erg gelukkige.
Heien op zee is niet eenvoudig. Men zou 2 damwanden kunnen
heien en daartussen een vulling aanbrengen (geen zand).
Er zijn nog heel veel andere constructies denkbaar.
Bij voorbeeld:
1. bij de haven van Toronto heeft men golfbrekers ge
-maakt, bestaande uit een geraamte van houten stij
-len en regels, dat gevuld wordt met brokken steen. 2. Zeebrugge: daar heeft men
een dam met verticale wan
-den gekozen.
Deze dam wordt gevormd door caissons.
3.
Schepen als golfbrekers. Dit is een noodoplossinga) Approaches to Arromanches les bains.
b) voor de haven van Vizagapatam!
-
43
-Autographie: havendammen. / / II II II I , I I • I.
,VII Open of gesloten havens.
Een open haven is een haven, die hetzelfde peil heeft als het
buitenwater en waar men dus op elk tijdstip kan binnenvaren.
Een gesloten haven is door middel van sluizen van het
buiten-water afgesloten. Er wordt in de haven een bepaald (minimum)
peil gehandhaafd.
In vroeger tijden kon men nog geen sluizen bouwen, dus toen
kende men all~en de open havens. De bouw van sluizen heeft het
mogelijk gemaakt, dat men een ruimere keuze had, wat betreft
de plaats van een haven.
Bij een open haven (voorbeeld: Rotterdam) zijn de havenbassins
altijd bereikbaar. Geen sluizen, dus geen oponthoud.
Een zeer belangrijk financieel voordeel: een sluis is erg duur
en 't oponthoud van de grote zeeschepen kost ook geld.
Men is bij een open haven ook wel vrijer in de keuze van de
plaats voor de verschillende bassins. Bij de bouw van een
ge-sloten haven moet men zich altijd afvragen hoe groot de sluizen
moeten worden.
De keuze tussen open en gesloten haven hangt ook van het
ver-keer af.
a) overslag van zeeschip op binnenvaartschip
b) overslag van zeeschip op het spoor.
Rotterdam heeft een zeer druk verkeer, veel overslag op
binnen-vaartschepen, daarvoor is een groot bassinoppervlak nodig.
Daartegenover staan Antwerpen en Liverpool, die grotendeels
overslag op het spoor hebb~n. Deze havens kunnen daardoor met
een veel kleiner wateroppervlak toe.
Tot nu toe hebben w~alleen de voordelen van open havens gezien,
wat zijn nu de nadelen? Bij laag water moet er toch nog
vol-doende diepte zijn, terwijl de schepen ook bij stormvloed voor
de kaden moeten kunnen liggen.