.
H!r
KONLNKLLLK INSTITUUT VAN INGENIFURS
SYMPOSIUM 'TWEEFASENSTROMINGEN'
SCHOKYERSCHIINSELEN IN TWEEFASENSTROMINGEN
DOOR
dr. ir. J. H. WITTE
Ovcrdruk uit hei weekblad 'DE INGENIEUR' nr. 49, 1966. Technisch wetenscIwppeljk onderzoek 11
-
'..&. ''&?
Lab.
V.
Symposium 'Tweefasenstromingen' 1)
Summary: Shockphenomena in two phase flows.
The paper gives a critical appraisal of the Kosterin diagram for simultaneous flow of gas and liquid in a horizontal pipe. Shock phenomena which can occur in two phase flows at the higher speed range viz, shocks in a homogeneous mixture, mixing and cavitation shocks are discussed. The paper concludes with the treatment of the expansion of gas-liquid and saturated steamwater mixtures through convergent-divergent nozzles and describes technical
applications of the flow phenomena.
1) Gehouden voor de Afdelingcn voor Technisch Wetenschap-pelijk Onderzoek en voor Chemische Techniek van het K.I.v.I. met de Sectie voor Toegepaste Wiskunde van het Wiskundig Genootschap op 15 juni 1966 te Deift. Zie ook De Ingenieur
nr. 38 blz. 0 89.
Schokverschijnselen in tweefasenstromingen
621.6.03:66.063door dr. ir. J. H. Witte,
Ned. Scheepsbouwkundig Proefstation- Wageningen
Symbolenlijst
Symbolen ¡net dimensies:
p absolute druk N/rn2
U sneiheid rn/s
Q soortelijke massa kg/rn2 T absolute temperatuur
cg 2 s = Ug,j/Ui,1
K = C/Ç
m3/s m3/kg m kg/(m2s) rn/s kg/s J/m2 °K) J/(rn2°K)J/K
M = u/c
Cg = Qg/(Qg ± Qi) vloeistof g gas y dampa behorendbij HIS model
b behorendbij BE model
1. Inleiding
Het feit dat bi] de gezamenli]ke
stromingvangassenenvloei-stoffen door pi]pen uiterli]k zeer verschillende stronlings-beelden kunnen optreden is reeds lang bekend. Het
voor-komen van deze stromingsvormen wordt vooral beheerst door de gas- en vloeistofsnelheid in de buis, de verhouding tussen
de massastromen en de stand van de buis t.o.v. de
horizon-taal. Voor horizontale pijpen heeft Kosterin [li de mogeli]ke
gebieden waarbinnen de stromingsbeelden optreden
afge-bakend in een grafiek waarin de gemiddelde mengs cisne! heid is uitgezet tegen de verhouding gasdebiet-totaal mengseldebiet. Fig. I geeft zulk een diagram weer. De stromingsbeelden zi]n meestal niet scherp begrensd en gaan geleideii]k in elkaar over zodat de ligging van de grenslijnen onderhevig is aan de sub-]ectieve beoordelingswi]ze van de experimentator die de ver-schi]nselen door de wand van een doorzichtige buis observeert. Men onderscheidt gelaagde srorning, gegolfde stroming,
prop-stroming, stootprop-stroming, gegolfde stroming met mist,
mist-ringstroming en schuimstroming.
Hoogendoorn [2] heeft deze verschijnselen beschreven en geeft interessante foto's. Voor de techniek wordt het rechter gedeelte van het diagram, het gebied van de hogere sneiheden, 20-100 m/s, steeds belangri]ker. De invloed van de zwaarte-kracht op het stromingsheeld is hier gering, de stand van de
Vm rn/s
Fig. 1. Kosterin-diagram voor gas-vloeistofstroming in horizontale buizen.
00
pi]p wordt hier dus onbelangri]k terwi]l door de hevige turbu-lentie de menging tussen de faseri zeer goed is. In dit gebied
onderscheidt men twee duidelik verschillende
stromings-vormen, mistringstroming en schuimstroming met een over-gangsgebied van stootstroming. Bi] mistringstroming is, af-gezien van een vloeistoffilrn aan de wand, het gas de continue fase waarin de vloeistofdruppels ballistische banen beschri]-ven, terwi]! bi] schuimstroming het gas in de vorm van bellen in de vloeistof is gedispergeerd. Het snelheidsverschil tussen gas en vloeistof (slip) za! in het eerste geval groot zi]ri in het tweede geval zeer klein door de hoge weerstand van de bellen bi] een relatieve beweging door de vloeistof. Met behuip van een homogeen mengse!theorie is de schuimstroming te
be-schri]ven als de beweging van een zeer zwaar gas dat zich ge-draagt volgens de principes van de gasdynamica.
Achtereenvolgens zullen wi] nu bespreken de beperkingen van het Kosterin-diagram, schokgolven in schuimstromingen, een
schokvormige overgang van het mistring naar het
schuim-gebied (mengschok) en bet gedrag van mengsels van gas en
vloeistof en van verzadigde damp en vloeistof door
uit-strOomtuiten.Opmerkingen over bet Kosterin-diagram
Een bezwaar dat men tegen gebruik van bet Kosterin-diagrarn kan inbrengen is dat op de horizontale as een niet dirnensieloze grootheid staat uitgezet; een verschuiving van de grensli]nen, die door Kosterin onder atmosferische omstandigbeden met een lucht-watermengsel zijn bepaa!d, is te verwachten bi]
ver-andering van grootheden zoals druk, v!oeistofviscositeit en pi]pdiameter. Dit is experimented aangetoond [2]. In bet
aigemeen geeft het diagram cen te simplistisch bee!d imniers
de inv!oed van de stofeigenschappen van gas en vloeistof
konien in het diagram niet tot uitdrukking. Verder kan in het schuimgebied een gedeelte van het diagram onmoge!ijk wor-den gepenetreerd doordat het mengsei in een cilindrische pijp
geen superkritische snelbeid kan bereiken; in dat geval za!
de kinetische energie van de stroming gedeeltelijk in schok-golven worden gedissipeerd. Het hiervoor opgemerkte geldt ook voor de ringmiststroming; de kritieke sne!heid zal voor
deze stroming echter veel hoger liggen dan bi] de
schuini-stroming. Uit dit alles biijkt dat aan bet Kosterin-diagram een kwalitatieve waarde moet worden toegekend.
Scbokgolven in homogene mengsels
Indien men de druk in een vat waarin zich cen v!oeistof
bellenmassa bevindt bi]v. een waterpijpketel of een kokendwater reactor plotseling wi]zigL zal zieh een schokvorinige
verstoring door het mengsel bewegen. Campbell en Pitscher [3] hebberi dit verschijnsel beschreveri en in hun tweefasen schokbuis zichtbaar gemaakt. Deze schokbuis bestaat uit een doorzichtige pi]p die verticaal staat en gedeelteii]k gevuld is met water waarin kleine !uchtbe!let]es langzaam opsti]gen. Door een plotselinge drukverandering boyen het vri]e vloei-stofoppervlak teweeg te brengen kan men de beweging van de schokgolf door de pi]p visueel volgen. Bij het alleiden van de schokrelaties gaan Campbell en Pitscher uit van de homogeen
mengseltheorie. Deze theorie is gebaseerd op de volgende
aannamen:
De stroming is één dimensionaal.
De vloeistof is niet compressibel en het gas is ideaai.
De massa van het gas kan worden verwaarloosd
verge-leken bi] de massa van de vloeistof.
gelaagd tt :
Stoot ir
uÍiui
2 prep o î iIll
i I 1)1 01 02 04 060610 2 4 6 610 20 40 60801 Q debiet V specifiek volume D buisdiameter G massastroomdichtheid C geluidssnelheidM massastroom
cp soortelijke warmte van gas
bi] constante druk cv idem bi] constant volume
s
entropie Dirnensieloze grootheden: Oo = Qg.oIQix = MV/MI
Indices: i voor de schok 2 na de schok 0,c toestand in kamer vóór nozzle k kritisch in mengselInvloeden van de viscositeit van gas en vloeistof zijn even-eenS te verwaarlozen.
De warmtecapaciteit van de vloeistof is zeer groot verge-leken met die van het gas terwijl het contactopperviak tussen vloeistof en gas ook aanzienlijk is. Dit leidt tot de onderstel-[ing dat de toestandsvergelijkingen in het mengsel met goede
benadering «otherm verlopen. Alleen bij uiterst snel
ver-lopende toestandsranderingen zou men deze aanname moe-ten lamoe-ten vallen. Een volgende aanname is dat de druk in de
vloeistof overal gelijk is aan die van het gas waardoor de
invloed van de radiale bewegingen van de belwand en de
in-vloed van de oppervlaktespanning op de druk in de bellen
wordt verwaarloosd.
Tevens wordt ondersteld dat de tijd waarin de toestands-veranderingen verlopen groot is t.o.v. de eigen trillingstijd
van de bellen.
Een Iaatste belangrijke aanname is dat het mengsel homo-geen' wordt genoemd. Dit betekent dat elk volume-element van het mengsel hoe klein ook eenzelfde volumeverhouding gas-vloeistof bevat. Het is duidelijk dat een homogeen meng-selaanname alleen dan opgaat indien de belafmetingen klein
zijn t.o.v de diameter van de buis of het vat waarin zich het
mengsel beweegt. Met beh uip van de hiervoor besproken
uit-gangspunten zijn de schokrelaties uit de behoudswetten te
bepalen.
Zie fig. 2. Indien de soortelijke massa van de vloeistof voorstelt, Q eri Q»Pi enp2, U1 en U2, T en T2, de soorte-lijke massa, druk, snelheid en temperatuur van het mengsel
vóór en na de schok dan luiden de continuïteitsvergelijking, de impulsvergelijking, de toestandsvergelijking van het meng-sel en de energievergelijking achtereenvolgens:
Q1U1 Q2U2
Pi +
= P2 + Q2U2
p1(1
1'p2(1
i
T1 " Qi
J - T
\ Q QiT1=T2
(4)De merkwaardige vorm van de toestandsvergelij king wordt veroorzaakt door het feit dat hoe hoog men de druk ook op-voert altijd de (onsamendrukbaar onderstelde) vloeistoffase
overblijft. Met behulp van (3) is voor de geluidssnelheid in
het mengsel de volgende uitdrukking af te leiden:
t.
dQ
-00000000
0000000 0
o0o0o0ogd
Pi0000 00c
pl Fig. 3. Mengschok.Fig. 2. Schokgolf in een homogeen mengsel.
(5)
C is minimaal indien Q/Q = -. Met p = 100 000 N/rn1 en
= 1000 kg/rn3 levert dit een geluidssrielheid van 20 rn/s. Het feit dat c zo laag is kan worden verklaard indien men de
belletjes beschouwt als slappe veren waartussen de grote
vloeistofrnassa's moeten bewegen. Zoals bij de conventionele schokgolf in de gasdynarnica gaat ook een schokgolf in een
hornogeen mengse! gepaard met drukopbouw en dissipatie van kinetische energie in de schok. Met behulp van een entropiebeschouwing kan men bewijzen dat vóór de schok geldt M1 = U1/c1 > I en na de schok M2 = U2/c2 < 1. Uit
de boyen gegeven uitdrukkingen (I) ... (5) volgen de schok-relaties
P2/Pl (U1 fc1)2 (6)
= Q2IQ1 = (U1/c1)2 (7)
(1 Q1IQI) + (Q1/Ql) (U1/c1)2
Deze schokrelaties kunnen niet een redelijke
nauwkeurig-heid experimenteel worden geverifleerd. De dikte van een
schokgolf in een hornogeen mengsel bedraagt enige beldia-meters.
4. Meng- en cavitatieschokken
Een schokverschijnsel dat direct kan worden gebruikt voor het comprimeren van gassen is de mengschok. Dit
ver-schijnsel dat door Von Pawell Rammingen [4] is opgemerkten
door Witte [5] werd onderzocht bestaat uit een plotselinge
overgang van straalstroming (een mistringstroming met een grove druppelstructuur) naar schuimstroniing. Met de reeds
beschreven schokgolf in een homogeen mengsel heeft de mengschok het volgende gemeen: drukopbouw en
energie-dissipatie in de schok; een subsone stroming in het mengsel
na de schok; verwaarloosbare temperatuurverschillen over de schok.
Een groot verschil is echter dat vóór de niengschok het gas de continue fase is en na de mengschok de vloeistof,
waardoor vóór de mengschok een grote slip tussen de fasen
is te verwachten. Men kan de schokrelaties met behulp van
de gernaakte aannamen weer opschrijven doch nu moeten de
snelheden van gas en vloeistof vóór de schok afzonderlijk
worden gedefinieerd; U1 en U11. De slipfactor is s = Ug,1/ U11. De requivalente vergelijkingen van (1)
...
mengschok luiden, zie ook fig. 3:
(4) voor de U1, = Q2U2 (8)
P1 + Q1U,1 = P2 + Q2U
(9)Ug,1 (P1\ (1
1\
P2 (1
1 (10) U1,1 \ T1 J \ QiQi , - T2 \ P2 - Ql
T1 = T,
Hieruit is de volgende belangrijke schokrelatie af te leiden:
s =
Ug,1UI,'
QiPi [
/P2Y
¡P2\
¡QU\ /Qi
2 21I
J+ ii 1 + i
J i--1
Q1U1L
\Pi!
\PiJ
\QIPII \Q
(12)-
(i)
Uit (12) blijkt dat er, voor gegeven waarden van de para-lneterQ1p,/Q12 U11, parabolische relaties bestaan tussen s en
000000000000000000
:o:oo:0:o:o:o:
000000000000000000 0000 00000 P2
P2IP1 Met behulp van de uitdrukking voor de
geluidssnel-heid (5) kan men afleiden dat voor de toppen der parabolen geldt dat de strorning sonisch is dus M2 = 1. Voor de linker
takken geldt M2> 1 (supersoon) en voor de rechter takken
M2 < i (subsoon). Met behuip van een entropiebeschouwing kan men bewijzen dat alleen de rechter takken fysisch mUge-lijk zijn. Zie fig. 4.
Het belang van de mengschok voor de techniek is hierin
gelegen dat men in de schok gassen kan comprirneren zonder dat het gas in contact komt met roterende delen of
pakkings-bussen die kunnen lekken. Door toepassing van een meng-schok in de mengpijp van een gas-vloeistofejecteur is de mogelijkheid geschapen orn zeer giftige, radioactïeve of zeer
N2>1
,
- Pj1P2
Fig. 4. Mengschok parabolen.
VLOEISTOF - TWEEFASE MENGSEL
Fig. 5. Gas-vloeistofejecteur met vìocistof tcrugvoer.
PT Pt Fig. 6. Cavitatieschok.
00°0000
'0
oggo gogoo
00000
0
9000
U p A 000000 000000 000000 000000 000000 00000o 000000 000000 000000 u2 Pt P2o
SEPARATOR V LO E IS TOPrnoeilijk te verpompen gassen bijv. chloor te comprimeren.
Het gecomprimeerde gas moet in een afscheider van de drij-vende vloeistof worden gesepareerd en weer via de
aandrijf-pomp naar de ejecteur worden gevoerd [6]. Zie fig. 5. De
rnengschok kan ook worden gebruikt voor het bewerkstelligen van fysisch transport proces of een chemische reactie tussen
gas en vloeistoffase.
Een bijzondere soort rnengschok is de cavitatieschok. Deze kan in een gas-vloeistofejecteur eenvoudig worden opgewekt door het sluiten van de gaskraan. Een Echokvormige overgang van straalstroming met verzadigde damp via een gebied van iniploderende bellen naar vloeistofstrorning is het resultaat. Zie fig. 6. In het cavitatiegebied kunnen op de plaatsen waar de darnpbellen op 'niets' eindigen zeer hoge drukken worden verwacht (100-1000 bar). Ook treden in dit gebied implosies van bellenwolken op waardoor over grotere gebieden druk-ken worden gegenereerd van de orde van 10 tot 100 maal de stuwdruk van de straal. Imploderende bellenwolken zijn ook
de oorzaak van het ombuigen van de achterranden van
caviterende scheepsschroeven in de richting van de drukzijde van het bladprofiel; Van Manenen Van Wijngaarden hebben dit verschijnsel beschreven en verklaard [7, 8]. In de techniek zou de cavitatieschok kunnen worden gebruikt voor hetbe-werken van materialen dus als een soort hydrodynamische
frees; ook bestaat de mogelijkheid orn de drijvende vloeistof te laten bestaan uit moleculen met een zeer grote ketenlengte, die in de schok worden opgebroken.
5. Homogeen mengseistroming door een uitstroomtuit In het voorgaande is een mechanisme beschreven waarbij de vloeistoffase mechanische energie levert aan de gasfase. Echter ook het omgekeerde is mogelijk; men kan bijv. door gasinjectie door de buiswand de kinetische energie van de
vloeistoffase verhogen. Indien dit op een efficiente wijze kan worden verwezenlijkt, ugt een nieuw arbeidsterrein open op
het gebied van onderwater-straaln1otoren zonder roterende
delen. Deze instaliaties hebben het voordeel dat zij in tegen-stelling tot de conventionele scheepsschroef geschikt zijn voor
hoge sneiheden. Als toepassingsgebied wordt gedacht aan de voortstuwing van vieugel- en iuchtkussenboten. Aan de
ontwikkeling van een pneumatisch aangedreven voortstuwer wordt thans op verschillende piaatsen in de wereld gewerkt.
Fundamenteel voor de werking van deze voortstuwers is het antwoord op de vraag hoe de expansie van een water-bellenniengsel in een uitstroomtuit verloopt. Na hetgeen in
hoofdstuk 3 is gezegd over schokgolven in homogene meng-sels, waarbij een grote overeenkomst met de schokgolf in een
ideaal gas naar voren kwarn, behoeft men zich niet te
ver-wonderen over het feit dat de expansie van een mengsel door een nozzle lijkt op het gedrag van bijv. oververhitte stoom in
een de-laval-pijp. Zie fig. 7. De equivalente vergelijkingen
van (1)... (4) luiden nu, rekening houdend met het feit dat de doorsnede A van de buis nu niet meer constant is:
00U0A0 = QUA (13)
UdU = dp/Q
(14)p0(11)
P(1
l (15) Qo= T
-
IT0=T
(16)11T
GAS tage druk) GAS thoge druk)
V LO E STO F POMP KOELER 3 Q po 00 po A0
Fig. 7. Homogeen mengselstroming door een uitstroomtuit.
Eliminatie van Q uit (14) met behuip van (15) en (16) en
integratie tussen de grenzen u u0 P Po levert indien U0 O volgens Tangren c.s. [9]: Q1U2 T
-
in (PIPo) + i
- (PIPo)
2Po
-met T Tu u a u
uuuuuuuuuura
uuuuuuur
uuuuuuuuir
...
uuuuiuiiu
uiuuuuui
_..
in TornFig. 9. Vergelijking van de homogeen mengseltheorie met het experiment volgens Muir c.s.
s Fig. 10. T-S-diagTam. A cm' ¡C P T
/
/
-' 00 1 (18) QtMet behuip van de uitdrukking voor de gel uidssnelheid (5) (17) kan men uit (17) het Machgetal M = U/c als functie van de drukverhouding over de uitstroomtuit afleiden. De functie
ziet er als voigt uit:
M2 00 In (pIpo) + I
- (PIPo)
-
+_(P/Po)}
Zie fig. 8, waaruit blijkt dat indien M = i bij lagere gas-gehalten ook lagere waarden van PIPo horen. Uit de uit-drukking voor de geluidssnelheid in het niengsel (5) en de continuïteitsvergelijking (13) kan men bewijzen dat indien
M = I de nozzle doorsnede minimaal moet zijn. Fig. 9 geeft een goed beeld van de waarde van een hornogeen
mengsel-theorie voor stromingen met een grote negatieve drukgra-dient in axiale richting. Muir c.s. [10] hebben langs
foto-grafische weg de sneiheid van de bellen in een stroming van water en lucht door een nozzle gemeten. In de keel is ook op
indirecte manier de watersnelheid bepaald. Uit deze resul-taten blijkt dat de bellen de neiging hebben orn sneller te
stromen dan de theorie voorschrijft; de vloeistof blijft achter. De homogeen mengseltheorie is hier een grove benadering. Een verfljning van de theorie is dus gewenst en men kan over-wegen de volgende effecten in de beschouwingen op te nemen:
de slipsnelhcid tussen gas en vloeistof;
het drukverschil tussen de vloeistof en het gas in de bellen; de warmtehuishouding van de bellen.
6. Damp-vloeistofstroming door een de-Iaval-pijp
De vlucht van de nucieaire reactortechniek heeft interesse
gecreeerd voor het probleem van de expansie van een mengsel van beet water en verzadigde stoom door cen uitstroomtuit. Het is een noodzakelijke eis jets ovei de expansie en de eigen-schappen van het water-stoonimengsel te weten voordat men een nozzle kan ontwerpen voor het aandrijven van bijv. cen turbine. Starknian c.s. [Ii] hebben dit onderzocht. Zij stellen
een aantal eenvoudige modellen voor waarmede de massa-stroomdichtheid G(kg/(m2 s) in de nozzlekeel kan worden
berekend als functie van de stoomkwaliteit in de karner voor de nozzle x, = M,/M1 bij een zekere kamerdrukPc Zij gaan
er vanuit dat de stroming in het nauwste deel van de de-laval-pijp sonisch is zodat de massastroom wordt bepaald door de keelcondities. Wij willen op twee dezer stromingsmodellen nader ingaan.
a. Hei honiogeen isentroop stromingsmodel.
Dit model is gebaseerd op de aannamen dat bij de expansie van bet water-stoomniengsel geen slip optreedt tussen de fasen en dat er overal in de nozzle thermisch evenwicht en een ideale warmtewisseling tussen de fasen bestaat. Verder
neemt men aan dat de expansie isentroop geschiedt. In het T-S-diagram. zie fig. 10, kan men de toestandsverandering zichtbaar maken door een verticale Iijn naar berteden te trekken van de
kamerconditie x, Pc' T naar de eindconditie x, p, T. Men
ziet dat bij dit proces het stroomgehalte in het mengsel stijgt
van x naar x. Zie fig.
II. De massastroomdichtheid bijsonische condities in de nozzlekeel Ga kan als voigt worden
bepaald. Laat de druk na de nozzle p dalen vanaf p. De
(19) P0 643 ato 5:00162:
tigas bilico:
/
/
/
n/
/
\Uhornogeeo\/
otee I wof mengoel theor ,r contour verloop nozzle 20 16 10 S 0 5 10 16 21 w 09 OB 07 OB 05 u 02 p/p0Fig. 8. Machgetal als functie van de expansieverhouding bij een homogeen mengseistroming door een nozzle.
massastroomdichtheid G kan dan uit de gegevens van het
T-S-diagram worden bepaald met de formule:
J2C,(TT)
(20)- e
XVg+(IX)Vj
Bij steeds lager wordende waarden van p zal G stijgen tot de maximumwaarde van G, Ga is bereikt en de conditics in de
de-laval-keel sonisch zijn. In dat geval geldt:
Pc Te VC O 35 o 6 2 2
o0o
000
o
IP Ir IVFig. 11. Expansie van water en stroom door een de-laval-pijp.
00 005 010 0.15
(M /Mi)C
Fig. 12. Vergelijking van het HIS model en bet BE model met bet experiment volgens Starkman c.s.
0.20
met
!I
meetpunt-Ga = Uk(a) J2 CP(TC
- Tk)
Uk
- .kVg,k + (1
Xk)VI (21)b. Hei bevroren even wicht model.
Evenals het voorgaande is dit model gebaseerd op de aan-name dat geen slip tussen de fasen optreedt. Nu stelt men echter dat alle energie in de dampfase is geconcentreerd en
dat de damp expandeert als een ideaal gas zonder warm
te-wisseling met de vloeistof. In bet T-S-diagram verloopt de
expansie van het mengsel dus langs de x lijn, dus van XcPç
naar x p T.
De massastroom Gb kan nu direct worden berekend uit:
Uk(b) (22) Vk Uk(b) =
2xp
1K
I K-1 PK=1
2 (23) p XV+ (1 - x) y1,
1/K Vg, = Vg(;:)
, K = C/C,
Fig. 12 geeft G en Gb als functie van x voor een
kamer-druk p van 34 bar. De door Starkman c.s.
gemetenwaarden liggen in het algemeen tussen de lijnen voor G en
Gb in.
Tegen beide modellen valt in te brengen dat de aanname van geeri slip tussen de fasen wel zeer grof is vooral bij de hogere waarden van x.
Model a. is gebaseerd op thermisch evenwicht tussen de fasen; er zal echter altijd een afwijking van dit evenwicht
nodig zijn orn transport van vloeistof naar damp niogelijk te maken. Ook zal er in de nozzle door wrijving energie worden
gedissipeerd waardoor de aanname S = constant niet meer
opgaat.
Model b. verwaarloost thermische uitwisseling tussen de
fasen dit is verdedigbaar door de uiterst korte verblijftijd van het rnengsel in de nozzle (- l0 s). De lage waarden van Gb
die worden voorspeld in het gehied O < x < 0.05 worden
veroorzaakt door het feit dat geen rekening is gehouden met
de kinetische energie van de vloeistoffase. In het algerneen kan men van de beide modellen zeggen dat zij, hoewel
ge-baseerd op simpele aarmamen, de massastroomdichtheid in de nozzlekeel goed voorspellen voor stoomkwaliteiten groter dan 5% in de kanler voor de nozzle.
Literatuur
K0sTERIN, S. E., Isvest. Aked. Nauk. S.S.S.R. Otdel, Tekk.
Nauk. 19, 1949, 1824.
H000EN000RN, C. J., De gezamenhijke stroming van gas en vloeistof door horizontale buizen. De Ingenieur 71, 1959,
0 81-88.
CAMPBELL, I. J. and A. S. PITSCHER, Shock waves in a liquid
containing gas bubbles. Proc. Royal. Soc. London A 243. No.
1235, 1958.
VON PAWELL RAMMINGEN, G., 1936 Dissertation Braunschweig. WITTE, J. H., Mixing shocks and their influence on the design of
liquid-gas ejectors, 1962. Dissertatie Deift.
WITTE, J. FI.. Efficiency and design of liquid-gas ejectors. British
Chemical Engineering. Sept. 1965. Vol. 10, no. 9.
MANEN, J. D. VAN, Bent traling edges of propeller blades of high
powered single screw ships. International Shipbuilding Progress. Vol. 10, 101, 1963, p. 3-7.
WIJNGAARDEN, L. VAN, On the collective collapse of a large number of gas bubbles in water. 11th International congress of applied mechanics, München 1964.
TANGREN, R. F., C. H. DODGE and H. S. SEIFERT,
Compressi-bility effects in two-phase flow. Journal of applied physics. Vol. 20, number 7, Juli 1949.
MUIR. !. F. and R. EICHHORN, Compressible flow of an air-water mixture through a vertical, two dimensional, converging-diverging nozzle. Technical Report PR-lOS-P. O.N.R. Washing-ton. Presented at the 1963. Heat transfer and Fluid Mechanics Institute Juni 12-14, 1963.
STARKMAN, E. S., V. E. SCHROCK, K. F. NENSEN and D. J.
MANEELY, Expansion of a very low quality two phase fluid through a convergent-divergent nozzle. Journal of Basic Engin-eering, Juni 1964, 247-256.