• Nie Znaleziono Wyników

Over de berekening van kraanrailconstructies

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Over de berekening van kraanrailconstructies"

Copied!
9
0
0

Pełen tekst

(1)

OVER DE BEREKENING VAN

KRAANRAILCONSTRUCTIES

Vit de aanvragen om adviezen voor kraanrailconstructies is ons gebleken dat de hierbij optredende problemen voor velen van belang zijn. In het volgende wordt op de berekening van deze constructies nader ingegaan.

In een grafiek worden voor verschillende waarden van het traagheidsmoment van het samenstel van rail en onderlegplaat het buigend moment in de rail en de tussendruk op de elastische onderlaag gegeven als junctie van de bedding-constante. Met enige voorbeelden wordt het gebruik van deze grafiek toegelicht.

Vit de diverse aanvragen om adviezen betreffende de constructie, welke dient te worden toegepast tussen een kraanrail en de dragende betonconstructie, blijkt, dat dit probleem bij meerdere bedrijven urgent is. Het kan daarom van belang zijn op deze plaats iets nader op deze materie in te gaan. De problemen vallen in twee groepen uiteen n.l.

1. Problemen, die betrekking hebben op schadegevallen aan de dragende betonconstructie. Gevraagd werd daarbij niet aIleen de oorzaak van het verbrijzelen van het beton op te sporen, maar ook om aan te geven welke elastische tussenlaag toegepast diende te worden om in de toekomst boven-genoemd euvel te vermijden.

2. Problemen, welke bij nieuwbouw naar voren komen. De belangrijkste zijn: Welke afmetingen moeten de rail en de stalen pIa at, die tussen de railvoet en de elastische laag wordt aangebracht, hebben en wat is de vereiste veerconstante van de elastische tussenlaag?

In dit artikel zullen aIleen die problemen behandeld worden, welke met behulp van de toegepaste mechanica kunnen worden benaderd. Hierbij wordt geen aandacht geschonken aan de lasverbindingen in de rail, daar deze zeer moeilijk en slechts met zeer grove benaderingen aan theoretische be-schouwingen kunnen worden onderworpen. Ook de vraag: Hoe gedraagt zich de elastische tussenlaag op den duur, vooral wat betreft de elasticiteit, weerbestendigheid, bestendigheid tegen olie, enz. zal onbeantwoord blijven, daar deze zeer sterk afhangt van de aard van de tussenlaag en van de plaats, waar de kraanbaan ligt.

Het samenstel van rail en stalen onderlegplaat kan worden beschouwd als een oneindig lange ligger, die elastisch ondersteund is. De betonnen balk wordt in eerste instantie oneindig stijf tegen buiging verondersteld. Later zal aangegeven worden op welke wijze correcties aangebracht kunnen wor-den, doordat niet aan bovenstaande aanname voldaan is.

(2)

zijn, dat de spanningen in rail en onderlegplaat, veroorzaakt door een wiel, niet beinvloed worden door andere zich op dezelfde rail bevindende wielen. Voor de afleiding van de formules die gelden voor een oneindig lange, elastisch ondersteunde ligger, die belast is met een puntlast P wordt verwezen naar S. Timoshenko: "Strength of Materials" (van Nostrand Company, New York 1940) en ]. Klopper: "Leerboek der Toegepaste Mechanica III"

(Waltman, Delft. 1948).

De voor bovenstaand probleem benodigde formules luiden: P

M

t =

4A . . .

(1) PA (J = k - en

2

c (J PA (2) Y = = -k 2c . . . (3)

In deze formules zijn de grootheden bepaald door:

Mt

=

het (maximale) moment dat in het samenstel van rail en onderlegplaat

optreedt.

P

=

de grootte van de puntlast. c

4 A4 = - - waann

Elt '

c = de tegendrukcoefficient per eenheid van lengte van de balk.

E = de elasticiteitsmodulus van het staal (2,1 . 106 kg/cm2 ) It = het traagheidsmoment van de rail

+

onderlegplaat.

Aangenomen wordt dat het traagheidsmoment gelijk is aan de som van de eigen traagheidsmomenten van rail en onderlegplaat; d.w.z. er kunnen zich geen schuifspanningen ontwikkelen tussen beide onder-delen (de onderlegplaat is dus niet vastgelast aan de voet van de rail). Verder is:

c = bk, waarin

b

=

de breedte van de onderlegplaat en

k = de beddingconstante van de elastische ondersteuning.

(J = de gemiddelde druk, die ter plaatse van de puntlast P op de elastische

ondersteuning wordt uitgeoefend.

y = de gemiddelde zakking van het samenstel van rail en onderlegplaat in

de doorsnede onder de puntlast.

Ten aanzien van het bovenstaande kan het volgende worden opgemerkt: De maximale staalspanning zal practisch steeds optreden in de rail. Ten-einde deze te kunnen berekenen is het nodig het moment, dat de rail aIleen opneemt, te kennen. Bij bovengenoemde berekening is aangenomen, dat de

(3)

elastische lijnen van rail en onderlegplaat congruent ZlJn. Ret moment dat

In de rail optreedt, is dus

M Irail M rail = I I . t

rail -/- onderlegplaat

. . . (4)

Ten aanzien van de berekening van de beddingconstante wordt het vol-gende opgemerkt. De beddingconstante is globaal die kracht per cm2 op de elastische ondersteuning, die de afstand tussen bovenkant elastische laag en het midden van de hoogte van de betonbalk 1 cm verkleint. Ret verloop van de verticale spanningen in hoogterichting ziet eruit als aangegeven in fig. 1. De spanningen in de tussenlaag hebben dus een constante waarde, terwijl die over de hoogte van de balk verlopen volgens een derdegraads-parabool. Ret oppervlak van deze parabool is dus CXJ

1/2

h a. Is de dikte van de tussenlaag

z

cm, de hoogte van de balk h cm en zijn de elasticiteitsmoduli hiervan Ec '

resp. Eb , dan is de afstandsverandering 15 tussen bovenkant elastische laag en

onderkant betonbalk globaal

az

1/2

ah

b=-+~~.

Ee

Eb

2

EeEb

Wordt 15

=

1 cm, dan wordt a

=

k

=

h E

2zEb

+

e

Wordt de stalen onderlegplaat rechtstreeks op de betonconstructie gelegd, dan vervalt de eerste term.

Bij bovenstaande berekening is aangenomen, dat de betonnen ligger on-eindig stijf tegen buiging is. In werkelijkheid is dit niet het geval en zullen extra spanningen in de rail en de stalen onderlegplaat optreden. Deze kan men als voIgt denken te zijn ontstaan. Men denkt zich de puntlast P niet op de rail, maar in dezelfde doorsnede naast de rail op de betonconstructie geplaatst. Rierdoor zullen in de betonconstructie vormveranderingen ont-staan, welke door de rail, die meestal met behulp van ankers op de beton-constructie bevestigd is, gevolgd zullen worden. De elastische lijnen van be-tonnen ligger en het samenstel van rail en onderlegplaat zullen dus congruent ZlJn. Bet moment dat in de rail ontstaat, is dan

, EIrail

M rail

=

EJ,

+

EI . M' beton • betonnen ligger rail

Door de last van de ligger op de rail te plaatsen ontstaan de reeds eerder berekende spanningen. In het algemeen zullen echter de spanningen ten gevolge van M'rail te verwaarlozen zijn ten opzichte van die ten gevolge

van M rail •

(4)

in dwarsrichting oneindig stijfis. De "tussendrukspanning" a was dus over de gehele breedte van de onderlegplaat gelijkmatig verdeeld. In werkelijkheid is dit niet het geval. Teneinde een inzicht te krijgen in het werkelijk verloop van de tussendruk in de breedterichting en de invloed hiervan op de in de rail en stalen onderlegplaat optredende spanningen, wordt de onderlegplaat in de breedterichting opgevat als een ligger, waarop een belasting werkt, groot ba. Aangenomen wordt dat deze kracht een puntlast is, welke ter

+----f:~~~elastische

laa9

a

Fig. 1. Verloop van de verticale drukspanning. In

de elastische tussenlaag is deze constant; over de hoogte van de betonbalk verloopt de spanning volgens een derdegraads-parabool.

plaatse van het hart van de rail op de onderlegplaat aangrijpt. In werkelijk-heid is dit geen puntlast, maar is de kracht over een geringe breedte gelijk-matig verdeeld. De werkelijke spanningen zullen dus iets kleiner zijn dan die, welke berekend worden ten gevolge van de puntlast.

De formules voor dit probleem zijn eveneens vermeld in "Strength of :Materials" van S. Timoshenko.

De formule, die voor dit probleem van belang is, luidt:

aba cosh ab

+

cos ab 2

Ymax =

2k

sinh ab

+

sin ab

Hierin is Ymax de indrukking van de elastische laag ter plaatse van de puntlast en is a weer te bepalen uit:

k

4a4 =

-Ei (5)

Daar bij deze berekening een liggertje (hoogte d em) met een breedte van 1 em beschouwd wordt, is i =

1/12

d3 •

Bovendien is aangenomen, dat de dwarsstijfheid van de voetplaat van de rail te verwaarlozen is ten opzichte van die van de stalen onderlegplaat. In de meeste gevallen is deze verwaarlozing gerechtvaardigd, behalve wanneer de onderlegplaat zeer dun is.

Substitutie van de formule y

=

~

in bovenstaande formule levert

. k

ba cosh ab

+

cos ab 2

Ymax

=

Y -2 . h b

+.

b =

f3y . . . .

(6)

(5)

Ret maximale moment m, dat in dwarsrichting van de onderlegplaat optreedt, is ab cosh ab - cos ab m = ~ . ----=---:---:---::-4 a sinh ab

+

sin ab . . . (7) De maximale staalspanning a' in de wordt gevonden met de formule

breedterichting van de onderlegplaat 6m

,

a =

-d2 . . . (8)

Wanneer de onderlegplaat te breed is, zouden we vinden dat er langs de randen trekspanningen tussen de plaat en de elastische ondersteuning zouden voorkomen. Deze kunnen natuurlijk niet optreden, m.a.w. de plaat zal daar opwippen. Aan de praemissen die aan bovenstaande formules ten grondslag liggen, is dan echter niet voldaan. De grens waarbij nog juist geen opwippen voorkomt voIgt uit de betrekking

1t

b =

-a . . . (9)

(Zie b.v.

J.

Klopper l.c.). Is het uit een oogpunt van stijfheid in de lengterichting of uit constructieve overwegingen nodig een bredere onderlegplaat toe te passen, dan moet men toch in de berekening de waarde van b uit bovenstaande formule invoeren.

Substitueren we deze waarde voor b in bovenstaande formules, dan vinden we:

1t cosh 1t

+

cos 1t

+

2

Ymax =y. -2 .

sinh 1t

+

sin 1t

1,65y.

Bij smallere onderlegplaten kan deze verhouding

f3

dus lager liggen. Een glob ale indruk over de invloed hiervan op de spanningen kan als voIgt worden verkregen.

Een grotere doorbuiging onder het Iijf van de rail betekent dat in feite de ondersteunende laag "slapper" is, m.a.w. dat ter plaatse de k- en de c-waarde een factor

f3

kieiner zijn. De waarde van A wordt dus kleiner in de ver-houdingf/{J, het maximum moment in de rail onder de puntlast wordt hier-door in dezelfde verhouding vergroot, dat is dus maximaal met een factor V"1,65 = 1,13.

Uit de formule (3) voor de doorbuiging onder de puntlast voIgt dat de zonder dwarsinvioed berekende waarde wordt vergroot in de verhouding 1,65/1,13 = 1,455 voor het punt onder het lijf van de rail. Retzelfde geldt ten aanzien van de tussendruk ter p1aatse op de elastisch ondersteunende 1aag. Voor verschillende waarden van It zijn nu met behulp van formule (1) de waarden van Mt berekend als functie van de tegendrukcoefficient k en

(6)

uit-gezet in fig. 2 (k is hierbij logarithmisch uitgezet) voor een belasting groot

P = 10 ton. In deze formule is A nu als voIgt berekend:

c

4A4= -~--.

Eft. 1,65

De berekende waarden van Mt zijn dus maXIma, behorend bij een breedte

van de onderlegplaat b = 7t / a.

Voor smallere onderlegplaten zullen zij iets kleiner kunnen zlJn, hooguit

5

a

10%.

7t

Bij de bepaling van de waarde b = - IS a berekend met behulp van

formule (5): a

k

4 a4

= --

waarin i = 1/12 d3 •

Ei'

Voor d is hierbij aangehouden d

=

2,5 cm. Bij gratere waarden van d be-hoort een kleinere waarde van a en dus een grotere waarde van b, dus van c. Hierdoor zal het totale moment iets afnemen. Bij grote waarden van b en grate waarden van d (b.v. 6 cm) kan deze afname 10

a

15% bedragen. De berekende waarden van M zijn dus in het algemeen aan de veilige kant.

In dezelfde figuur zijn bovendien uitgezet de waarden van (J, dat is hier de

maximale tegendruk op de elastisch ondersteunende laag onder het lijf van de rail. Ook bij de berekening van (J met behulp van formule (2) is bij de bepaling

van c en dus been waarde d = 2,5 cm aangehouden.

Bij gratere waarden van d, b.v. een waarde d

=

a. 2,5 cm wordt b ver-groot in de verhouding

Va

3, evenals c.

De coefficient A wordt dus vergroot in de verhouding

Va

3 •

Uit formule (2) voIgt dus dat de tussendruk (J verandert in de verhouding

Va

3

{I a3 Va9 .

Voor een verhouding a = 2 b.v. betekent dat, dat de spanning (J afneemt

1 1

met --,;;=- = -~, als tenminste de bijbehorende· grate waarde van b

toe-v29 1,48

gepast wordt. Bij klein ere waarden van b zal de reductie minder bedragen. De grafieken van fig. 2 blijven bruikbaar door in dergelijke gevallen overeen-komstig hogere (fictieve) spanningen (J op de tussenlaag toe te laten.

Rekenvoorbeelden.

1. Ais voorbeeld kiezen we een railprafiel nr. 3 (frail = 329 cm4), belast met een puntlast, groot 35 ton, en opgelegd op een stalen onderlegplaat met afmeting 23 X 2,5 cm2 •

(7)

Het totale traagheidsmoment bedraagt dus:

It = (329

+

1/12 • 23 . 2,53 ) em4 = 359 em4 •

Bij een waarde van k = 5000 kg/em3 vinden we dus een totaal moment 35 t

Mt = 10 t 37 tem . = 129,5 tem (punt A).

Hierbij hoort een grootste staalspanning in de rail:

Irail Mt 329 129500 kgem

(J =~- -~-=--.

Y It' Wrail 359 74 em3

en een grootste drukspanning (onder het lijf) kg 35 t

(J = 26 - . - = 91 kg/em2 (punt B).

em2 10 t

1604 kg/em2

2. Zijn omgekeerd de belasting Pen het railprofiel met onderlegplaat ge-geven, evenals de toelaatbare spanningen in de rail en op de elastiseh onder-steunende laag, dan kunnen we met behulp van deze figuur aflezen de waarden waartussen k moet liggen.

Laten we in de rail b.v. een spanning

cry

= 2000 kg/em2 toe, dan voIgt hieruit bij het bovenvermelde profiel een toelaatbaar moment

It _ 359

M

t =

I

. W

rall • (Jy = 329 .74.2000 = 161,7 tem.

rail

In de grafiek die gegeven is voor een belasting P

=

10 ton, eorrespondeert 10 t

deze waarde met een Mt = ~- . 161,7 = 46,2 tem. 35 t

Het snijpunt (punt C) met de 1ijn It = 359 em4 bepaalt de k waarde:

k = 1450 kg/em3 • Is anderzijds b.v. op de elastisehe onderlaag een

druk-spanning a = 100 kg/em2 toelaatbaar, dan eorrespondeert deze waarde met een drukspanning 10 t X 100 kg/em2 =28,57 kg/em2 in de grafiek. De

hori-35 t

zontale lijn door dit punt snijdt de bijbehorende lijn voor It = 359 em4 in een punt D waarbij een k-waarde hoort: k = 6375 kg/em3 •

Zullen dus bij de gegeven belasting en het aangehouden rai1profiel en de aanwezige onderlegplaat nergens de toelaatbare spanningen worden oversehreden, dan moet k tussen de genoemde waarden Eggen.

Tenslotte zijn met behulp van formule (9) de waarden bepaald van b (de breedte van de onderlegplaat) waarbij nog juist geen opwippen plaats-vindt voor versehillende waarden van de dikte d en de beddingeonstante k.

(8)

120 110 100 90 80 70 60 50 46,2 40 37 30 20 10 o Mf in t em

""

~

""

"-"{~

I'-..

""

~~

I"'-.

"-""

~

1'-.." I

voar Me

"

N"ooJ

"",--

['..i'-i'-.

"~

['..1'-~

~~o

"-I'--r--..

"-"""

Nso ~"-I'--1'--, r--...

~o

'" ''''::: r.... I"--- "-

:::-

t--~ "- ... ... "-I'--

~t'---I"--- ' ... I"--... ::----I :>00 r---~ r - - · - f -...J __ ~r ::-::~C I"--

I'--r-

- -l-r-voor a

-v:::

~

~

o o '" --. /

V

V

~

~

I-::::

.-~

:::::-... ... 1

r----t>

V ...

-..-'

f--.~ I

:?

IS

- -- - -; ~

~~

//J

. / V V

~~

V

V

V

:::3

~

V' V

~

. /

V

~ ~

::::~

./" f/ V V

Vr:::

/~

::::::

I--V

.-

t:::

--:.--r

--

I I I I I

i'---"

I

""'-

""

I

'"

... .1

,

~

')

""'-/'

J

;)

/

B//

~

..., / -K ...

~~

V

...

t/'

~

K

<W:

f:::

ts<

%

'~fC

V 7-

r--

/~

~

. /

V

::::Vi

I: . / I I! I I

:

I:

:

I I I I I I I I a in kg/em' 160 II

/

i55

'/

[50 /

/

I

V

/

/

145

/

V

/

~/

I

'fJc-§!j /

II)

/40

/ 'V1%I[I/

V

I

<)$;'/

II

#

135

II

I)/;<o/

)

V

IVII

~-N "V

",I-V 7'0 @ ,30

D<i~'"

--/'

-_os

~~

~

- "-

--

'::,~

~

/ ~ ...::::: 26

/

...

~

/

I"---125 ...

k

/ V/

r----

--

... Y

~

;;-< "'--

:::::::::

:20

--

::::::

t--r-

--

---

:::::

~

----

--

--i -

--

-

r--

.15

--

--

--,10 15 g o 0 0 > 0 0 0 0 0 0 U') 0 U) 0 o "ONu-i ~ N N N

Fig. 2. Het totale buigend moment Mt in railprofiel en onderlegplaat en de tussendruk a op

de elastisch ondersteunende laag voor verschillende waarden van het totale traagheidsmoment

It als functie van de beddingconstante k, voor een belasting P = 10 ton.

(9)

de rail als een puntlast ter plaatse van het lijf op de onderlegplaat werkt. De lijfplaat zal echter een zekere breedte hebben en ook door de railvoet

§ .5 "" 8

/

6

/

s§>

V

/

<:s {>' ~ "' ~'?<:s

) Y1

~?V

/

V / /'l-v.?-"o';..-

~I

/

/.

V

v..._/

3

A

~

:::::--

----o 10 15 20 25 30 35 40 breedte b in em

Fig. 3. De dikte van de onderlegplaat als func-tie van de breedte voor verschillende waarden van de beddingconstante k, wanneer juist geen opwippen langs de randen zal optreden.

zal een zekere spreiding van deze last plaatsvinden. Bovendien zal de railvoet zelf zich tegen buiging in dwarsrichting verzetten.

Beide invloeden zullen tengevolge hebben, enerzijds dat de in fig. 3 aan-gegeven breedten b iets groter zullen kunnen zijn alvorens opwippen op-treedt, anderzijds dat de in fig. 2 aangegeven drukspanningen op de elastisch ondersteunende laag iets kleiner zullen zijn. Bij gedrongen railprofiel en dunne onderlegplaat zijn deze invloeden het grootst. In dit geval kunnen zij tezamen

±

20% bedragen.

SUMMARY

From the requests for advice concerning the constructions for the rails necessary for cranes, it appeared that the problems connected herewith are of interest to many people. In the next will be gone into the calculation of these constructions.

The bending moment in the rail and the stress on the elastic foundation are given as a func-tion of the "foundafunc-tionmodulus" for different values of the moment of inertia of the system of rail and under-layer.

Cytaty

Powiązane dokumenty

Po tym, jak upowszechnił się on jako sygnalizator hashtagów na portalu Twitter, zaskakująco szybko dało się zaobserwować jego przeniesienie do komunikacji poza

(INSTYTUT NAUK HISTORYCZNYCH UKSW, 18.XI. 2013) Pierwsza z cyklu konferencji „W kręgu cywilizacji śródziemnomorskiej” poświecona za- gadnieniu religii w świecie

‘Building with nature’: the new Dutch approach to coastal and river works de Vriend, van Koningsveld and

Czy cena akcji jest związana z wewnętrzną wartością spółki akcyjnej i tym samym, czy istnieją podstawy do przyjęcia bądź odrzucenia hipotezy o półsilnej efektywności

The following Table 2 presents histograms showing the distributions of particular elastic parameters including Pois- son’s ratio (ν), Young’s modulus (E), shear modulus (G) and

В это время творчество советского поэта оказало сильное воздействие таких поэтов, как Ласло Геребеша, Ернё Л.Тиханя и других, пре- образив не только

Zowel op het strate- gische niveau (het nemen van beslissingen over lange termijn investeringen) als op het directe uitvoerende niveau dienen het technische, financiële

Reading Rilke (1999) Williama Howarda Gassa i Rilke poetów polskich (2004) autorstwa Katarzyny Kuczyńskiej-Koschany są obecnie postrzegane jako fi lary literatury krytycznej