• Nie Znaleziono Wyników

Thermische ontleding van calciumnitraat: Verwerking en recirculatie der productgassen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Thermische ontleding van calciumnitraat: Verwerking en recirculatie der productgassen"

Copied!
49
0
0

Pełen tekst

(1)

Il&.~;...;.

i/l' ,'/,' / 3

Ii.

~

1~

IJ

laboratorium voor Chemische Technologie

Verslag behorende bij het processchema

onderwerp:

Th.er.mi.$..che ... o.n.tl.eding, v.an .. C.al.ci.umni.traa t.

Verwerking. .. en ... r.e.cir.cu1.a.ti.e ... der. ... pro.duc tga s se n •

adres: Vigno1astraat 200 Rotterdam - 17

datum: maart 1968

..

(2)

KOElER-CONDENSER o o o

..

1 [ 1 I , CONDENS ... T .J __ G ... s iN 150 pjjPEN ~ 20/26 1 B KW SCH ... L 1: 50 CONDENSA'" T

o

1 204lI I OOORSNEOE B-B ALLE ... TEN IN 101101 ' - - - -- - -- -- - - -- -

-\

000

/

000000

000000

00000000

\

OOOO-~

0000

-

t

-00000000

~

0000000

!,

000000

/

/

OOfi~r\ KLOKJES CONOENSAAT SCH ... L 1: 1 0 BOVEN ... NZicHT IoIIDDENSECTiE

SCHAAL 1'2 60· SPROEiTOREN T---~~W ,

I

1

I

~

I

~

1 _ _ -- - ---"'Lp> VERDUND S"'LPETERZWR ~I -I L SCH ... L l' 20 \

,I' ',I ,I .,' , \li\,' fo-22 :. -- 41 I--- ___ __ -"2 I

I~

. --

-/

.

-

-1

- -,

----,

VOLLE KEGELSPROEIER SCH ... L 2,1 THERMISCHE ONTLEDING VAN CAle I UMNITRAAT. K, G,SCHUjj F. MAART 1968

-

--1

-

-1

-

-

-_-T

--

-

I ~

-

I : !' ( ~ " plI {( liL JI~, f' " M I) 1 2f " I--' (( ll~ -II~I~ ,

:

*

51

I" h I "0 ~ 1'12 1560 , I '1 : 2000

-

-

--,

-~

-I

-

-

-~-î ~ VEROUND S"'LPETER~ ~ 1 "'LLE ... TEN IN ....

(3)

CYCLOON HOOGSPANNING WARMTE-STOFAFSCHEIDER W~AR

nn

c.l~1 (~O

,

t '

"--s t b koeLw.lIter ulciumnitru t-oplossing - - f---, f--- - - - -- . rookg_en n;Yr .b5orptie-kolom FLUïDBEORE"'CTOR REGENÉR"'TOR ROOTS' BLOWER KOELER-CONDENSOR nur com-pressor calciumnitrut-"""-'--"---'1,...--...,

....

--:-

...

~~\. oplossing : :

:

:

I,j • ~ - - 1 - - - ,

CYCLOON HOOGSPANNING WARMTE-STOF ... FSCHEIDER WISSEL ... R

~

m-

Ig

l

(nsO

""-'

::

,.L

I'---"

: : stoom koe w. ter

cao-aftap

)1.

//

nur compressor ~ f--- - - -_rookgassen

~

Ta~~~~6 CALCIUMN ITRAAT kg.schuijf. ( F LuiDBEgREACTOR REGENERATOR ~-if$~---,---~-lucht aardgas

~

[i]!Cm' ,,~ ~1::1

W

ROOTS' SPROEI-BLOWER TOREN absorpt .. -kolom '---k-a.>--:l-w-ater W"'RMTE -WISSEL ... R murt '68 L -______________________________ - L _ _ ~~~_________________________________

(4)

'---P HOC E ~ S C HEM A •

----_

...

_

-Onderwerp Thermische ontleding Van Calciumni traat.

Verwerking en recirculatie der productgassen.

K .G.Schuijf

Vignola5trant 200

Rotterdam-

l7

l~laart 1968.

(5)

-1-- -1-- -1-- -1-- -1-- -1-- -1-- -1-- -1-- -1-- -1-- -1-- -1-- -1-- -1-- -1-- -1-- -1-- -1----

-I

.

I . 11. III. IV.

V

.

VI. VII. I N HOU D ~ 0 P G A V E ~amenvatting Inleiding Uitvoering proceS

Fysische en chemiqche aspecten Capaciteit van de fabriek

A. Grootte van de gt'ondstof- en productstromen bij aanname van

evenwicht

B. Grootte van de grondstof- en productstromen bij bepaalde

verblijf tijd

A. Verwijdering van de waterdamp door indirect cantact{koeler/condenser) pag. 3 4

5

6

10 10 21

23

B. Verwijdering van de waterdamp door 26

direct contact(~pro~toren)

VIII. Berekeningen der te gebruiken appara tuur 29

IX

.

A. Recirculatie-compressor

B. Hoeveelheid af te voeren warmte via stoomketel C. Indirect contact D. Direct contact Litteratuurlijst 29

31

31

37 45

(6)

-2-

-3-SAMENVATTING

, Lt

Sedert enkele jaren ia aan de T.H. te Delft een onderzoek begonnen om te komen tot een omzetting van

calcium-nitraat, dat als betrekkelijk weinig waardevol product in de kunstmestindustrie verkreg~n wordt, door thermische ontleding in salpeterzuur. ,

Hierdoor zou dus een &9sloten

N

-

kri~gloop v~rkregen

worden, daar het ontstane salpeterzuur weer voor ont-sluiting gebruikt kan worden. Bij deze ontleding ontstaan

NO, 02

en waterdamp.

In dit processchema zijn de mogelijkheden onderzocht ter v8rwijdering van de waterdamp, gecombineerd met

recirculatie van productgas. Het laatste om een ~

geconcentreerd mogelijk gasmengsel, wat nitreuze gas~en

betreft, te verkrijgen.

Hiertoe staan twee mogelijkheden open, te weten : Indirect contast(koeler/condenser)

en .

Direct contact(~proeitoren)

Daar weinig gegevens bekend zijn voor de berekening

van de koeler/condenser( aanwezigheid :van

niet-condenseerbaar gas, absorptie VHn de nitreuze gas "'l en ,

dus vorming van verdund salpeterzuur) levert het ont-werpen hiervan grote moeilijkheden op, welke slechte;

opgelost kunnen worden door metingen aan een proefconden~er.

Getracht is een koeler/condenser te berekenen, waarbij via "schotels" tus:r;en de verschillende secties, vloeistof

afgetapt wordt.

Tevens is met de ter beschikking staande gegevens onder bepaalde äannamen eetracht een sproei toren te ontwerpen,

wa~rbij condensatie bereikt wordt door de ontstane

verdunde oplossing van salpe terzuur voor een groot deel weer te ver:-sproeien. De warmte, welke het inkomende gasmengsel afstaat , wordt hierbij dus opgenomen door de versproeide oplosc;ing.

Een voordeel van de laatste methode is de aanzienlijk goedkopere constructie.

Voor een juiste berekening dienen echter meer gegevens

ter beschikking te k~en.

,

(7)

Ir, lnl~iding,

In de kl1nstmestindustrie zijn 3 ontslui ting~m€thoden

van de in

de natuur voorkomende minerale fosfaten, zoals apatiet

Ca

loF2(P04

)6

gebruikelijk en wsl :

A. 0:rtslu;k t,y!g met zw~velz1fU!" Ca

loF2(P04)6 '" 7 H2S04 2 HF .. 3 Ca{H

2P04)2 .... 7 CaS04

Hierbij ontstaat dus monocalciumfosfaat

naast gips.

B. On tslu;i ting meet fosJorpuur.

Ca

lo

F

2(P04

)6

+ 14 H

3

P04

waarbij dus ~ên gip~ ontstaat. Het ontstane product wordt in de handel gebracht onder de naam dubbelsuperfosfaat.

C. Optsluiting met sa;tpe'terzuur. ~ nitrofos

faten.

Ca

loF2(P04}6

+

20 HN03 ----. 10 CaO~03)2

+

6 H

3P04

+

2 HF

Neutraliseert men de verkregen oplos~ing gedeeltelijk

met

NH

3 ' dan wordt NH4N03 ' CaHP04 en Ca{N03)2 verkregen. Er

ontstaat dan een zeer hygro~copisch product en is door deze eigenschap moeilijk op te slaan. Hetontstana calciurnni traat, dat hygroscopisch is, moet daarom venvijderd worden

. Dit kan

geschieden door het uit te laten kristalliseren. Hierbij ontstaat Ca{N03}2.4aq. als bijproduct, dat als kalksalpeter

5Ca(N03)2.NH4N03.1oaq. op de markt wordt gebracht.

Door gemengde ontsluiting met H~W3 en H

2S04 , re-sp. H3P04

toe te passen , wor,d't Ca in de vorm van CaSO , reSp.

CaHP0

4 of Ca(}-I2P04 )f2 verkregen, waarbiJ dus áe vorming van

calciumnitraat wordt voorkomen.

Daar de waarde van calciurnni traat op de markt vrlj lang is

,

zou het economisch zeer aantrekkelijk zijn, L~dien dit product

in een waardevoller product om te zetten zou zijn. Daarom is

gedacht aan omzetting in salpeterzuur, waardoor

een ~es12ten N-lstiWii.ooP wordt bereikt. Voor de ontsluiting van

· de minerale

fosfaten wordt O.B. salpeterzuur gebruikt, hierbij ont~taat calciumnitraat, dat door thermi5che ontleding, gevolgd door

absorptie der ontstane nitreuze gas~en weer omgezet wordt in salpeterzuur.

Techni~ch wordt than~ salpeterzuur verkregen door oxidatie

van ammoniak. Het voordeel van calciumnitraat aIR uitgangsstof

t .o.v. ammoniak is, dat een gasmengsel

verkregen wordt, dat

rijker is aan ~tikstofoxiden, waardoor een hogere coneen~atie

van het te produceren Ralpeterzuur bereikbaar is.

Bij de NH "Oxidatie wordt ammoniak met lucht over een .

Platwa-katafysator (met 5

à

10

f..

Rh) geleid, welke

i~

aange-bracht in de vorm van een net. De reactietemperatuur bedraagt 800 à 900

o

e

.

De hoofdreactie is

(8)

I

-

5

-wordt .

Het ontstane ga~mengsel via een af Gasketel (om een deel van de warmte-inhoud wèer nuttig te gebruiken 1 du~ productie van ~toom)

gekoeld. Vervolgens wordt verder gekoeld in een koeler-conden~er.

waarbij een groot deel van het bij de reactie ont~tane water condenseert.Da temperatuur van het gasmengsal bedraagt dan

4p·C. Tevens vindt hier oxida tie voor een deel val1 he t onts:;tanè NO. ~t NO

Z plaats en vorming van verdund salpeterzuur. De rest van het NO wordt geoxideerd in een Oxidatietoren . Tenslotte vindt absorptie van N0

2 in H20 plaat!"! volgens

'N0

2 + H

20 ~ 2 HN03 + NO

Er ontstaat dus weer NO, dat in de absorptiekolom weer geoxideerd wordt tot N0

2•

In de absorptiekolom z1.Jn dus twee functies te onderscheiden :

1. $chotels, waarop de absorptie plaats vindt. Tevens dient hier

,·de ontwikkelde absorptie-warmte afgevoerd te worden.

2. De ruimte tussen de scho·tels . Hier vindt oxidatie van het ontstane NO plaats.

De afstand tussen "de ~chotels wordt dus bepaald door de oxidatiesnelheid en de gassnelheid.

De absorptie Vindt plaats onder een druk van 4 à 8 atm'Osfeer.

lIl. U,;i, yVP~'.&. Erpce;s.

Wat de ui tvoering van de thermi~che ontleding van calcium ...

ni traat betre'ft , zijn er voor de uitvoering met een nu!dbed-reactor twes mogelijkheden :

1. Een flu!dbedre~ctor met een flufdbed van CaO-deeltjes,

waarbij de benodigde warmte, daar de ontleding sterk endotherm

i~) via de wand door aardgasbranders wordt toegevo~rd. De

temperatuur in de r~dC tor moet 600 0 C bedragen. lfJe yfandtempera-, tuur moet zo heog mogelijk zijn, doert wordt beperkt door de

hittebestendigheid van het materiaal van de wand. Materialen als Inconel, Incoloy en Nimonic (Cr-Ni-legeringen) zijn

hittebe,~tendig tot 100'0 à 11600 C en hebban een goede

bestendigheid tegen nitreuze gassen bij hoge temperaturen.

Daar het smel ttr.aject van deze legeringen l igt bij 137'0 -1420

°

c

kan men echter de wandtemperatuur niet. hoger kiezen dan 950 0 C in vêrband met te verwachten plaatselijke over

-verhi tt,ing.

2. Een fluidbedreactor met een "regenerator") welke op 1100

·

e

gehOuden wordt, waarbij de Cao-deeltjes uit de reactor weer

via de flregeneratorU opgewarmd worden, waarna afgifte van

warmte in de reactor pla.ats vindt. De constructie is analoog aan de fluIdbedreactor, welke in de aardolie-industrie

gebruikt wordt. (Ortho- now van Kellogg.) De "regenerator n is zelf een flu!dbed van CaO-deel tjes. De warmte in de

. tt re genera.

tor

H word t toegevoerd door verbranding van aardgas.

Als flu!disatiegas kan lucht gebruikt worden, doch door hiervoor recirculatiegas te nemen, treedt g~n verdunning van de ontstane gassen op, waardoor de benodigde ab~orptie-apparatuur kleiner uitval t en een hogere concentratie aan HNO . te bereiken i~ . .

(9)

-6

-mogelijk venvijderd te worden, daar het ontstane gasmengsel

na compressie tot 4

à

8 atmo~feer met een temperatuur van 40

o

e

in tegenstro-ol'll in de .absorp·tiekolom geleid wordt. Zou het

water niet verwijderd wo~den dan vindt verdunning van het in

de absorptiekolom op de onderste schotels ontstane geconcen ...

treerde HN0

3 plaats.

In dit processchema zijn de mogelijkheden tot verwijdering

van de ontstane waterdamp gecombineerd met recirculatie van

productgas als fluidisatiegss onderzocht. .

De grondstof calciumnitraat wordt als een 70 ~-ige oplosstpg.

via verstuiver~ in de reactor verstoven.

De verwijdering van het water kan geschieden door gebruik te

maken van : ,

1·. Een koalér/condenser {indirect contact)

2. Een sproeitoren (direct contact)

Bij dê laatste methode wordt het on~tane gasmengsel I .r

gekoeld door een recirculerende verdunde HNO - oploseing, .

welke door de optredende condensatie van

wat~r4amp i~

orttstaan.

Een voordeel van deze methode is de eenvoudige en niet zo

kostbare apparatuur. Bovendien heeft men minder last van de

optredende corrosie, daar (1) be~taat uit pijpen, terwijl

bij (2) een le~e kolom met sproeiers gebruikt wordt.

In beide gevallen wordt een deel van het uittredende

gas-mengsel gerecirculeerd, het andere deel wordt Tia een 2.

treps-compressor met tussenkoelers gecomprimeerd tot 4 à

8

atmosfeer

en in de absorptiekolom geleid. Het in beide gevallen ontstane

verdunde salpeterzuur \"1ordt op een geschikte plaatQ in de

absorptiekolom geleid.

IV. F):s~sshe l,en chesische aspecten.

A. Thermische ontleding van Ca.{N0

3) 2

, J

Reactievergelijking :

----9t~ CaO + 2 NO ...

1

0

. 2 2

Een dus sterk endotherme reactie.

4 Hr-+ 88,12 kcal/mol

Calciumnitraat smelt bij

561

° C. De reactietemperatuur moet

dus boven de ,61 ° C liggen. Het optredende mechanisme in de

r-Qactor kan men zich als volgt voorstellen; (li t t. ~)

Van de verstoven oplos~ing van calciumnitraat verdampt het

water en zet zich het calciwnnitr~at af rond een CaO-de~ltje

van het fluidbed. Vervolgens treeàt ontleding' op, hetgaen

dus resulteert in een aangegroeid CaO- deeltje.

I . i I . I I ,

(10)

1. Het evenwicht 2 NO + 02 ~~=:::;.... . 2 N02 ligt bij 25

oe

geheel rechts.

De evanwichtsconstanto p2 K :; N0 2 .t

Po

P NO • 2

-

7

-als functie van de temperatuur wordt gegeven door de volgende vorgelijking :

log K

=

21!2

-

1

,

75 log T

+

0,00050

T

-

2

.

839

(litt

.

4)

T

De reactiesnelheid wordt gegeven door

dt

Deze reactie \.~e orde} heeft een negatieve temperatuurcoëf'" .

ficient

,

m

.

a

.

w.

bij

toenemende temperatuur daalt de

reactie-snelheid

.

Verhogti.ng van de àruk

heeft een glIDët!geui.tw.erking

op de reactiesnelheid. 2. Het evenwicht 2 NO ~f=;.. N 20 .. 2 'Jo De evanwichtsconstante K

-

-als

functie van de temperatuur wordt gegeven

d~or

log K ::

~

-

9,1 {litt. 4)

Voor

T~

873

OK (600

O

e

1

K :::

2

.

b

atm.

-1

T.

}93 OK (120 Oe} K ::

3,16

.

1ö2 atm-. 1 T~

313

OK ( 4.0 Oe) K :

2

,

.5

a :tm-• I ,

-..

(11)

I

! .• ~ ... '... . ~.

-8-~ • I

De ab..4;.orptie in water vin<it plaats volgens onderstaande reacties:

2 NO

2

of

of

i

N204 ... HZO(L) - , 2 HNO} (ij) "" NO (5)

2 NO .... 02 . . 2 N02

2 N02 ~.=::::::i.. N 204

I

,~

Reacties (4) en (,) zijn overall-reactie'e en worden verkregen.

do.or optelling van(l) en (3) •

resp.

(2) en (3).

De

evemnchtscor.tstante

van

reactie

(4)

kan

gesplitst worden in het product van twee I-waarden Kl en

waarin

Kl ie als runc~ie van de concentratie van het gevormde HN03-en a.lg functie van de temperatuur gegeven door de volgende

"ergelijking

:

~

:: - 0,11 ' ('11) - 0,00102 1'2

+

0,5519. T - 6.5.34

(11~t.;)

waarin W:: ge\'fich tspercentage

HNO,

"_

(12)

-9-Voor T

=

313 oK (40 ° C ) vi~dt men Kl

=

- 0,11( .... ;) + 7,47

Reactie (4) of (5) ie::; de snelheidsbepalende r~actie. Reactie (2)

(bimoleculair) is het meBst waarschijnlijk, daar r3actie

(1)

trimole~ulair is.

Reactie

(3)

verloopt snel en vriJwel volledir.

Uit proeven van Denbigh (litt. 4) blijkt, dat de

al)e::;or!1tie-snelheid van nitreuze gassen evenredig is met PH 0 en niet "2 4

met PN02 • Volgens Peters verloopt de vorming van HN0

3 in hoofdzaak in de gasfase • Hierbi,~ wor~ t Gedacht aan desorptie watermoleculen uit het vloeistofoopervlak en reactie hiervan

met N 20a - moÜ9culen in het gas. Ï3ij bepaalde ""marden van PHNO en PH 0 zijn beiden groter dan overeenkomt met de

3

2

dampspanningen van HN0

3 va:'! een bepaalde concentratie. Eet

gevolg is dat een nevel van salpeterzuurde81tjes gevormd wordt, welke door de vloeistof gen b30rb8ord word t.

Het evenwicht

(7)

stelt zich oneindig snel in. 4. Warmte-effecten. NO + 1 02 • • N0 2 2

3

N0 2

+

H20 :!:; 2 HN0

3

+

~,W C. Corrosie. A H r

=

-

13,5 kcal/mol NO - 15,0 kcal/ mol

HN

O,

(litt. 6 )

Bij het gebruik VGn ENOz zjjn 4 ~oorten VrlD corrosIe te

:;

onderscheiden :

1. Oppervlakte-~antastinL. 2. Putvormige aantastinE.

3. Interkristallijne corrosie in de varr:; van 1a<:;anntnstinp:. 4. Spannings-corrosi8.

ad. 1

Deze is het gevolg van het feit, dat de redoxpotentiaal bij gebruik van Cr-Ni-staal 18/9 , van het zich vormende condensant volgens 3N02 + H20 4 ~ 2 l1?<03 """ NO zodanig i <::, dat er geen beschermende oxyuel,'1ag gevormd wordt.

~dt 2

Hieronder verstaat men cen zoer plaatselijke nnntasting in de vorm van putjes dan WéÜ wa t grotere plekker.. Deze wordt

veroorzaakt door vUilafzettingen.(nlgcn, ijzerroest)

Het optreden hiervan kan verminderd \>'lOrden door vermijding,

va..'1 dode hoeken, periodiek doorspoelen met verdund EN0

(13)

-10-chloreren ter verwijdering van algen.

ad.

3

Deze wordt veroorzaakt door de vorming van Cr-carbide op de kristalgrenzen. Deze lasaanta~ting komt voor in een smalle

zone aanwserszijden van de las. Is te voorkomen door b.v. gestabiliseerd Cr-Ni-staal te gebruiken.

ad. 4

Deze ui.t zich in de vorm Van schetU'en en komt voor o? plaatsen wao.r trekspanningen heersen, b.v. pijpenplaten van koelers. Te voorkomen door zodanig te construeren, dat de spanningen zo laag mogelijk zijn en door spanning<;vrij te gloeien bij

1050 Cl C , gevolgd door afschrikken in koud water.

v

.

Capaciteit van de fabriek.

Uitgegaan wordt V3n de verwerkinG van. '0.000 ton Ca(N0

3}2 / jaar.

Indien de fabriek 300 è.ar;en/jaar in ~edrijf is ~ is riit verwerking van 100 ton/dag : 1,16 kr/sec Ca(N0

3

)2

=

1,

66

kg/s~c Ca{NO,)2.4aq.

een

Uitgegaan wordt dus van

1,66

k~/sec Ca(NO,)2.4aq. , wat

over-eenkomt met een

70

~'~-ge oplossinf .

Ca(N0

3)2 smelt bij 43

o

e

in zijn kristalwater.

TI. A. Grootte van de grondstqf- en productstromen bij aanname V3n evenwicht. 1. Productg3S. _--::.,~ CaO + 2 NO+l. 02 2

1,16

kg/sec Ca{N0

3

)2 levert

1

t

16

56

k

r;/

sec CaO :: 0, 40 k É~ / sec CaO

1 4

1t16

.

2.30 kg/sec 1\0

=

0,42 kg/sec NO

=

14,1 mal/sec NO 1 4

lllb 0.2.. 32 kL~/sec 0" :: 0,34kt;/sec 02

=

10,6 mOl/sec 02

1 4 2 L

(14)

-

11-Totaal productgas 14,1 mOl/sec NO

1 mol gas (273 ° K, 1 1 mol gas (873 oK, 1 10,6 mOl/sec 02 27,8 mOl/sec H20

52

,

5

mOl/sec atm. )

:

22,4 1

=

22,4.10 -~

3

atm. )

=

ffi

.22,4.10-

3

m

3

=

7l,6.10-

3

- 2 m

3

6

-3 3,

Volumestroom productgas

52

,

5

.

71

, .

10

m jsec

2. Fluidisa~iegas.

De

dia~eter van de reactor bedraagt 2,60 m{Litt. 2)

3

,

76

m /gec productgas geeft een snel~eid8vermeerd'Jri:l[ van

3

.

7~ brD 4

-

3

.

26

~ 0,71 m/sec

1

:

1T

(

2,6 } 2 4

De

~emiddelde waarde van de flurdisatie~assnolheid wordt

1 m/sec gekozen. (litt. 2)

Stel de snelheid v:.m het gas, dat onder i:1 de reactor l:ol'l:t bedraagt x m/sec , dan moet gelden

x + (x +

0

,

71)

=

1

2

Hieruit volgt voor de waarde v~n x : 0,65 m/sec.

Onder in de reactor moet dan

0,65. 1"..(2,6)2 m3/sec

=

3,45 m3/s Gc fluic:.isntier·as in[:eleid

4

v/orden.

3

.

Nozzle-gas •

Er vindt een goedeversproeiing van de 70~-ige Ca(N0 3)2 -oplossing plaa t,s , als JjV gas

=

500 ~ oplossi:lg (li t,t. 8)

Ingevoerd wordt 1,66 Kg/s'ac Ca(N03)2.4ac:.

De dichtheid van deze oplossing bedr3agt 1700 kg/m 3 ~ -_ 1

66

m

3

/'sec

""v

oplossine A' ' 1700

'/J

y nozzle-ga s 500 ~ 1 66 rn, /3 /:J~ ge

=

.1./00

0,49

m3/sec

(15)

~v

fluidisatiegas +

~

nozzlegas :

~V

(3

,

45

~

0,49) m'/sec

=

3

,

94

m

3

jsec

Ber~eni~

get s

trçmen •

-12

-recirculatiegas

-:

2

.

94,

mol/sec

=

6

-

3

71, .10

55

,

0

mol/sec

De verschillende stromen z,lJn in de vOlgende figuur a.angegewn.

In deze zeer schematische figuur is de hoofdapparatuur in dè vorm van blokje s aangegev·en.

l : reactor 11: re genera tor III:koeler/condensor IV :Jwarmtewisselaar R I I 400 g CaO

pfm6

~~~--~--~~~~ 11

Bovendien zijn hierin alleen de voor de berekening van belang

zijnde stromen in opgenomen.

Voor de berekening der stromen, indien er evenwicht

is

,

wordt

de druk op 1 atm. gesteld.

Aangan~men wordt : .

l} De evenwichten stellen zich inderdaad in.(voldoendelange verblij ftijd'

2) ~vormd NO wordt volledig ~eoxideerd.

3) Het gas, dat uit de koeler/condensor komt is verzadigd aan

waterdamp, waarvan de partiële spanning gelijk is aan de

bij die temperatuur behorende maximale spanning van de

waterdamp. De invloed Van het gevormde verdunde HN0

3 op de 1l'ffiterdamp9panning wordt dus buiten be~chouwing gelaten.

Uit de vergelijking Ca(N0

(16)

-13

-de verhouding van het aantal molen 02 tot het aantul molen NO gelijk aan 1 is.

Brutovergelijking van de !-m0

3 - vormint~

of 2 NO + H20 +

i

02 ) 2 ~N03

2

Hiervoor geldt dus eveneens mol 02 : mol NO : ~

Deze betrekking geldt dus voor elke gas~troom.

Massa balansen

.

.

~rn

(productgas) 1

~mo

u

~m

2

~

m

3

~m

5

~m

7

14 ,1 10,6 27,8

+

~ mI

=

=

~ rn 3

=

~m

+ 4

=

~m6

+

-

~m8

-mOl/sec I mol/sec mOl/sec

~m

2

~m

7

NO

°2

l-!20 u mOl/sec NO 0,75umol/sec 02 (1,75 u + v) mOl/sec

~m

3 55,0 mol [jas/sec Dus 1,75 u + v

=

52, 5 t 55 ~ 107,5 -~~ v ::. (107,5 - 1,75 u) rnol/~ec H 20 Samenstelling ~ (600°C) mS (u -

14

,

1)

mOl/sec

NO

(0,75 u - 10,6) mOl/sec 02 (1,75 - 1,75 u - 27,8) mOl/sec H20

=

(79,7 - 1,75 u) mOl/sec H20

(17)

--- -

-

-14-Indien bij 40 oe NO o.l~ N0

2 aam-lezj b is, dnn is de samenstelling (u - 14,1) mal/sec N0 2

~o,

75 u - 10,6) -

~

(

u

- l4,1)J mal/sec 02

=

(7

9

,7 -

1,75

u

)

mal/sec H 20

'"le hebben echter ook n0E: het evem'iicht 2N0

2 ~ ~ N204

( 0 , 25u - 3 , 6) _

moL/sec 02

Stel, dat er x mOl/eec N

204 C8vormd ','-lQrdt, (13n is de juiste

samenstelling van ~ bij 40°C :

li

7

x mal/sec ?'!204 (u - 14,1

-

2x)

mOl/secN0 2

(0,25

u -

3,6)

mal/sec

°2

(79,7

- 1,75u) mal/sec H 20

(62 - x-o,5u) mal/sec totaal

2 t'.~ O 2 K (-1-0 C) e)

=

'1 ,_,

5

ntrn -1 K _ x E2 - x

-~U

:- l/' .. , 1 .L.

62

-

x

-2

,5

0

,5

u

- 2X~2

0

,

511

:: 1 éltm

2

,5

verder Geldt PH

°

=. 0,073 atm (biJ 40 0 c)

2

dus

79,7

-

1

,75

~

=

0,073

62 -

x

-

0,511

Uit (2) volgt a =. 0,043x • 4),p71

Vergelijking (3) gesubstitueerd in verE. (1)

2

x - 31,2Rx

+

209,05 _ 0

Hieruit volgt : Xl :. 21,6

u

l :. 44.,2

(18)

en x2 ::

9,7

u 2 :: 44,3

De gassamenstellingen zijn dus

~m

~emp. lin in oe mol/sec ~ beo ~ 600 3

1.5<>

7 40

8

600

111

~m

3

NO

N0 2 N204 l~,l

-

-44,3

-

--

44,3

--

10,

3

9,7 30,2 -

-

-°2 10,6

33,2

11,0

7,5

22,6 9:1m ev) 5~r-~--~---~~ ~m 7

-15-H 20 Ivlol totaal

27,

H

52,5

30 ,1

107,6

30,1 85,4

2,3 30,3

2,3

.55,1

Stel, dat de samenstelling vnn ~m (gas) als volgt i~ 5 b mOl/sec N0 2 c mOl/sec 02 d mol/sec H 20 Dan is de samenstellino vsn ~m - ~ - ~ b 'P 6 -

"'m.5

'P

m7

(a- 9,7)mol/sec N204 (b-lo,8)mo1/sec N0 2 (c-7, 5)mol/sec 02 (d-2,3)mo1/sec H20

(19)

-16

-De verhouding der componenten in ~m5 en ~ is uiteraard

m6

dezelfde, dus geldt Hieruit volgt ~ m . . a mOl/sec 51 ,11a moljsGc 0,77a mOl/sec 0,24a mol/sec b :. l , 11 a c

=

0,77 a d =:: 0,24 a N 204 N02 °2 H 20 b : c : d

~m6

:. 9,7 : lo, ~ : 7,5 : 2,3 a - 9,7) mOl/qec N 204 (l,lla-lo,S)mol/sec N0 2 (0,77a- 7,5)mol/sec 02 (0,24a- 2,3)moljsec H 20

Stel de maSsastroom bij evenvdcht

Y'

(ev.) In

Y'

bevj_nd t zich

ffi5 m5

nl. géén NO meer, daur aangenomen was, dat volledige oxidatie

V3ll NO zou optreden.

Samenstelling van ~m5(ev.) p mOl/sec N204 q mOl/sec N02 r mOl/sec NO s mOl/sec H 20 t mOl/sec °2 q + r + s + t) mOl/sec totaal

Stel de snmenst'311:nr van 1 . -111TO

m mo / ~2C L. 3

Het [;91.<Jich tsperc en to.i';e v,m het L~evorrnde

:;::

°

3 'oe draa[:t d<3.n

63

m • 100 ,0

63m + l\~n

Joor r.et D.b~orptic evemücht 3 N0

2

+

p.20 ~ 2 1-::;03

-+

NO geldt : PNQ _

~

2 :Joor h~t evenwicht

-

o,ll (

6300

m -t- 7,47 (53m +

18

n) 2 N0 2 + - N 204 p

--.-,.

g81dt ~]'{

°

2 4 2,5 2 PNO 2 Jus :x: 12

..

q

..

r

..

s

..

t -0,11 { 6300 m + 7,47 ( c )3 - (-3:ri

+

18

n (p !

,

...

0 t r t s t t

(20)

-17-•

12

2

t

9

+ r + s + t

~r-

2,5 ,

~

.p + q +9 r + s + t ( 2 ) PH 0 (40°C)

-

-

0,073 atm , du~ s .

=

0,073 (3) 2 P ... q+r ... !H t

95m (indien volledige oxidatie van NO optre.edt)

5

2· NO + 02 ---.) 2 N0 2

r 0,5r r

De samenstelling Van ~m was

5 a mOl/sec N204 1,11a mal/sec N02

0,77a mOl/sec O2

0,24a mOl/sec H20

Er·

moet

dan

gelden: t - 0,5r

=

0,77a

H-balans ... " .. In }Dm 5 p mOl/sec q lOOI/sec r mOl/sec t mol/sec 0,24a

=

s 30,1.2 • 2s ~ m , ~rn) ( ~ ev ) ( '3 m5

+

2n )3m ) 4 mol 02 mol NO ::

3

4 N 204 9 2p mOl/sec NO .

+

P mOl/sec 02 N0 2

'

:=

q mol/sec NO + 0,5q mOl/!";9c O2 NO ~ r mOl/sec NO 02 !5 t mOl/sec 02 (2p+q. r)mol!sec NO

dus mol O2 : mol NO :::

3 :

4 ::: (p+o,5q+t) :(2p"q+r)

waarui t volgt 2p + q ...

3r

::.

4t Totaal balans 4 1660 ~ y)

+

~ + 400 (Rl m4 ro6 (400 g CaO) (4 )

( 5 )

( 6 )

1260

~

63m

+

Ie

n

+

(a -

9

,

7)

.

(92)

+

{l,lla - 10,8).46 +

{o,77a -

7,5).32

+ (0,24a -

2,3)

.

18

-~~ 2929 :. 172 a

+

63 m ... 13 n

(

8

)

(21)

OPLüS3IllG Uit (3) en (5) volgt p ~ q ~ r + S + t - s

=

0.24 a

=

3,29 a (9) -0,073 0,073 Uit

(8)

volgt: 63 m

+

18 n

=

2929 - 172 a Uit Uit en (10)· in (1) ~esubstitueerd 2 r . (2329)

=

q 2929-172a in (2) gesubstitueerd E. ~2129a}

-

-

2,5

~

2

q (4 ) volgt r := 2t 1,543

( 7 )

volgt t :=

2E

... 9 + 3r 4

7,47

q :=

-V

1, 32ap' Substitutie van

(11)

en

(12)

in

(13)

t

=

2p + ~

1.22ap

±

3(2t -

1.54a} 4 t

=

2,31a ~ p - 0,5'V l,32ap'

dus r

=

2t - 1,54a :: 3,083 - 2p

-

-

\j

1, 32ap'

(13) p + q + r + s + t

=

3,29a

(11)

(15), (5) en (14) in (13) ges'_lb.stitueerd 2p

+

0,

5V

1,32a-;' - 2,343 ::: 0

Stci

\[;p

=

x

, dan ap ::: x 2

Lx

2 + 0, 5':) uX - 2 , 34 a

=

0 a 2 2

x

+

0,29ax - 1,17a :

°

xl , 2

=

- 0 , 29 a

1:.

2, 18 a 2

Alleen xl ~ 0,95a heeft betekeniS ~ p

=

0,908

q ::' J l ,32ap'

=

1,09a

r:: 3,08a - 2p -'Vl ,32ap ~ 0,19a

S::: 0,24a

t

=

2,31a - p -

0,5

1

1, 32ap'

=

0,86a

(lo)

(11) (12)

(13 )

(22)

-,f. 2 62~ m

7,47

r.L~.2,9al

-

-

of

q3

2929-172a

2

1,59

=

69>

m

+

7,47 ~.19a,(3.~9a)

-

-ü,09aJ

2929

-172a

Hi erui t volgt

5,88

622

m

-2~29-172a

-Vergelijking

{ 6.}

60,2

-

-

0,48

a

+

m

+

2 n Vergelijking ( q ) !

2929

..

172a

::

63 m

...

IR n

,.

&23 m

=

.5,88

6~

...

f8n

_ _ ~) m:: 60.2 - 0.48a

7,1

p

=

0,9

a

=

10,6

q

:-

1,09

a ::

12,8

r

:0,19

a ::

2,2

S

::0,24

a

=

2,8

t :0,86 a :.

10,1

Sacn,ens't(ellinJf; der stromen.

~o. ~m 1 2 IT~p. in ~c

600

600

NO ~ol/sec 14,1

443 3

ltS/sec

422

13

°

N0

2

P'lol/sec ~/s~c

-

..

-

-N20~

!mol/sec

-

..

~/sec

-

-°2

mol/sec

10,6 33,2

g/sec

339 1061

H 20 mOl/sec g/sec

27,

500

8

30,1

.542

mo}

mOl/sec

..

..

'f,/sac .

-

-Mol totaal

52,5 107,6

Tot.in ~/sec 1261

2933

---~~ n

=

3

,0

5

m in (S) a .: m : n

=

l1J.7?

7,b9

23

,5

1

,

11

a

=

13

,1

0

,77

a -

8

,5

3 4

'e

vl

.5 b

150

40

40

~o

-

-

~62

-

--

-

-

-44.3

..

12,8 13,1 2,3

2040

-

589

602 106

-

-

10,6

11,Q

2,1

-

-

975 085 93

11,0

-

10,1

8

,5

1,0

352

-

323 272

32

30,1 23,5

2,8 2

,

3

0,5

.542

423

50

50 9

-

7 7

-

-

-485

-

-

-

-85

,4

31,2 38, .5 36,2

5,9

2934

968

2003

Poo9 (540

-19-7 tf

40

boo

-

30,2

...

905

~962-

-

-9,7

-892

-7,5

22~ 6. 240

72

2,' 2,3

41

41

-

--

-30,3

55,1

1669 jlbb9

(23)

-

20-Ter controle

1) Overall balans 1660 glssc (IN)

=

(340 + 908

+

40o)gJs ac

• 1648 g/sec (UIT) 2) Balans OVer de reactor

(1660

+

1669) glsee

3329 g/sec

3)

Balans over koeler/condenser

--

3333 (2933 gisse ... 400) g/sec

2934 glsec

=

(2003

+

908) gJsee : 2911 gJsee

De verRchillen worden veroorzaakt, doordat de gevonden waarden afkomstig zijn door de oplossing van een systeem met een vrij groot aantal onbekenden (8) en door afrondingen. Alle ~vonden waarden vertonen echter géén grotere afwijkingen dan 1~ , dus

wel toelaatbaar.

Het gewichtspercentage van het gevormde salpeterzuur bedraagt

• 1'00

Dezelfde vergelijkingen en ui tkom"'ten zijn geldig, indL:m een

~proeitoren gebruikt wordt. In dat geval is even'~8ht veronder

-steld tussen het uit de sproeitoren komende gas(40

Cl

en de . gevormde HN0

3

-

oplossing, welke in de sproeitoren versproeid

wordt. Deze oplossing heeft bijointrede in de sproeitoren

eveneens een temp3ratuur van 40 C.

Alg uitkomst van de sterkte van het gevormde salpeterzuur wordt dus een zeer hoge waarde gevonden! Productie van 50C~ge HN0

3

zonder absorptiekoloml! In de practijk vindt men waarden van ca. 2o:~. De gevonden hoge waarde i-=: het gevolg van het feit,

dat aangenomen is, dat het abs-orptie-evemvicht zich inderdaad

instelt, m.a.w. er is een oneindig lange verblijf tijd in de koelerjcondenser, regp. sproeitoren, aangenomen.

Gegevens over verblijf tijden en de concentratie van het gevormde

salpeterzuur op technische schaal zijn echter niet bekend.

Verder is bij bovenstaande Berekeningen steeds zodra er NO bij temperaturen beneden de 150 C aanwezig is of gevormd w~rdt

volledige oxidatie tot N0

2 aangenomen. Dit is evenmin in werkelijk-heid het geval, doch zonder deze aanname zou het systeem nog

ingewikkelder worden. Bovendien treedt de oxidatie over een

temperatuurtraject op en zijn g~ên verblijf tijden in de koelerJ'

conden~er, re~p. sproeitoren bekend. .

Wel is een verband in de litteratuur beschreven tus~en de concentratie van het gevorrnde HN0

3 en de verblijf tijd van het gas in een

koelerJcondenser. Atroshehenko en Yastrebenetsky (litt. 9)

vinden uit hun exoerimenten het volgende verband

C

=

8

,

90

t + 0,4 ,

waarin C het gewichtspercentage van het gevormde 1-INO, en t de

,

.r

verblijf tijd is.

Dit verband geldt echter voor de door hen gebruikte apparatuur,

tB weten een condenser opgebouwd uit concentrif1che pijpen,

(24)

-21-bui tenpijp. De inwendige, res? uj tv.;endige diameter van rie

binnenpijp bedroeg 13 mrn, resp. 17 mme 'voor de buitenpijp

waren de afmetingen 20 mrr., resp 25 mme

Bij gebrek aan verdere gel:,"€vens zal di t verband tussen concentratie

en verblijf tijd gebruikt worden, ondanks de grote bedenkingen,

die hier tegen

in

gebracht klmnen worden. (Vergroting

van

laboratoriumschaal op technisc~8 schaal. )

VI. B. Grootte van de grondstof- en procuetstromen bi pi

bepaaId~ verblijf tijd.

Stel de verblijf tijd bedraagt 2 Seconden, dan bedraagt de

sterkte van het gevormde salpeterZll'.lI' :

Vgl. (8) Vgl . (6) C

=

8,90.2

+

0,4 : 1° ,2~ ::: 6300 rn 63m+18n

=

18,2 (zie blz. :6) 2929 : 172a

+

63m + 1~ .:3,7rn -~~~ 2929 - 172a :::

346,lm

60

,

2

=

28 + m + 2n = 0,43a

+

32,4rn __ ~ •• rn

=

1,86 - 0,015a

Gesubstitueerd in (16) : 346,1(1,~6 - 0,015a)

=

2929 - 172a

_-...~ . . 3. .:: 13,70 Dus p

=

0,90a

=

12, 33 q

-

-

1,09a : 14,93 r ::: 0,19a

=

2,60 s .: 0,24a

-

-

3,29 t :; 0,86a :; 11,78 m

=

1,65 n

=

25,91 1,11a :. 15,11 0,77a

:

10,55

(25)

-22 -Samenstelling der stromen. Jo. 9'm 1 2 3 4

5

ev

5

6

7 ?3 T·3mp. in 0" v bOo 600 150 40 40 40 4·0 bOO IrJO mol/sec P-4,1 41\ , 3

-

-

2 ~ iS

-

-

-

~0,2 r; S.;'JC ~22 1330

-

-

7

i-' .,

-

-

-

905

tllO rr.ol/ ~ec

-

-

4.1., 3

-

14,9 115,1 2,9 10,(")

-2 J ;' c:ec

-

-

2040

-

685 695 133 4~6

-.J 20 4ffio1; sec

-

-

-

-

12,3 .1.3 7 4. 0 9,7

-leGo 7~Q g/sec

-

-

-

-

~132 ,J '-' 892

-°2 mo)! Sr;c 0-0,6 33,2 11,0

-

'1 .L , Q ~0, 6 3,1 7,5 P2, & fY'/scc [339 1061 352

-

37S 339 99 240 723 .,

r

20 mol/sec 27,') 30,1 30 ,: ?5

l

9 3,3

3

,

3

1,0 2,3 2,3 risee 500 542 542 4,6 59 59 '1~ 41 41 , .... "~TO 1 '

1

,7

L. 3rrJO I sec

-

-

-

-

-

-

-

-: j.sec

-

-

-

107

-

-

-

-

-i·~O 1. to t:Lll 52,5 1 . 0 '7 J , U " ./ - , '+ 1 27,0 4:~., 9 42,7 11

,

0 30, 3 55,1 ~ r;l tot J.n gjs,,;( 12L~ 293~ 29311 573 2332 r3)3 bl.! 16b9 lb69 T-3r eon~r81_) : 1) Overall b~l~ns 2) 38,1;,ms ove?: èo reac tor : (1660

+

lf6?)!,,/s'-2c

=

(2933 + /100) 1~/sec 3 32 9

i/

sec .:: 33 33 [! I c; ec

3) 3a18~s over de kocler/con~enser

(26)

-

23-VII. A. VGI"1.ii,idering van de waterdamp door indire.ct contact. te voeren

ln

de koeler

Vfln 2 sec

II Stoom koelen van 150

°c

-.

100°C :

542.0,47.(150-1oo} cal/sec : 12.740ca1jA8c

2) Condensatiewarmte waterdamn

E.r condenseert (30,1 - 3,3) moljc;Bc H 20

26,8.18.540 cal/sec

=

260.496 cal/sec

3} Water van 100 C naar 40 C 0 0

.

.

26,8.18.1.(100 - 40} cal/sec

-

-4) Niet gecondenseerd H 20

.

.

59.o,47.{100 - 40} cal/sec

=

5} 2040 g/sec N0 2 2040.0,197. (1.50 - 40) cal/sec ~ 6 )

352

glsee 02

.

.

352.0,218.(150 - 40) cal/sec

=

7) Absorptiewanate : Er wor::it 1 t 7 mOl/sec HN0 3 gevormd 1~!.30 kcal/sec

=

8) Oxidatiew3rmte : ~.13,5 kcal/sec

=

Totaal : 22 .944 cal/'3~c 1 .664 cal/sec 44.800 cal/s~c 25500 co.l/~ec 7.650 cal/sec

390

.

314

caIl~ec 390.314 cal/sec

=

390.314.4,19

J/~ec

=

1,63.5.106 W

Bij deze berekening is veronderqteld, dat het gas tot 40 0C

aanwezig is in de vorm van N0

2 en 02 ' gevolgd door abc;orntje

in de gecondenseerde 1f.I8.terdamp, waarbij volledige oy.idat~e van het gevormde NO optreedt.

Voor de berekeninÉ~ van het benodigde W'lrmte - ui twi~C)elend oppervlak van de koeler/condenser, wordt deze in 3 secties vGrdeeld en wel :

°

0

I . GaskoelsGctie 150 - Óoo C

II .Conden9aties.:;ct~e 100 - 800

e

IIINakoelsectie 80 - 40°C

De

berekening levert grote moeilijkheden or, door :

1) De aanwezigheLi V:ln niet-conda'1fleerb;n.r gas. :)2 ~\'a terdamp

moet dus door het aan het conden3atie-oppervlak opgehoontB gas diffunderen. De aanwezige laag van nitreuze gas"'en en zuurstof vormt dus een extra warmtevwerstand. Door deze

gasl;J.ag if' de partiaaldruk van d:..t r;as bij. de wand groter

dan in het midden van de pijp, omdat door conden~ati8 van de waterdamp de concentratie van het ni8t-conden~eerbaar gas hier groter i q• Eet r;evolg hi ervan i ~, cia t d·~ partiaal-druk van de waterdamp bj.j de pijp""and lar,er is dan in. het

(27)

--24

-temperatuur. Eet ver:-:chil.. tus:-en de pi ~awan\;temneratu,lr en de condensatietemneratuur Veln de waterdamp is kieiner g8\'V'or

-den met 0.1<:; gevolg mind:;r conicn:='éltic v'm de w<lterdamCl.

J1 t i~, de reden W33rom een t:;mper3Vurtraject van 1000 - 800

e

over d:; condensatie-sectie i~ gekozan •

. 2) Onbekendheid met Je wanrue v:m de to tale warmte-overdrach ts

-coëfficiënt, mede als gevoLg, Vln 1) . Om öeze redenen \-vordt de berckGnine v::m de k081erjcor.d,mser slechte: een zeer grove.

Voor een juiste berekening z~.j~ meer gegevens nOdiC, welke slcC'1ts v,:rkregen k'mr18D worde!'1 '-..:.::. t metingen 33n oen

proefcondenser.

Af te voeren warmte in sectje I

) 0 0 2 N0 2 van 150 .... 100 C : 50 .4.1800 cal/sec

=

110 3)

°

l r 0 ~

oe

2 van _JO ~ ~oo :

~8520 cal/sec

-110

Totaal

Af te voeren warmte in secti~ 11 :

1) Condensatiewarmte van r~e i:J'!t:=;rd;.lmp

Aangenoman is, d~t 311es tn dit

gebied condenseert.

2) ~iet [ocon0ensaerd w3ter

C ::-. 1 .4 J. / :r-,,-,c

) 0 0 , 0

4 N0

2 van 100 -,,~,o

e

~)o. 4-4-200 cal/sec

110 20.°520 C,:Ü/ S 8C ~lo Tota3l

-=

12.740 c:üjsec 20 . ~84- cal/sec 3.877 cal/sec 37.001 cal/sec

=

155 kW 260.1196 c:J.l/sec 9 .l54 cal/sec 1.5.51 cal/~ec 280. 397 callc;~c -

-1175 kl'!

(28)

-25-Af

te voeren warm~e

in

s~ctie 111

1) Abs-orptiewarmte

.

.

25.500 cal/sec

2) Oxidatiewarmte : 7.650 c::ü/sec

3) Water van 8" 0 0 . . 40 ° C : 2.9648 cal/sec

=

19.376 cal/sec 4) Niet geconden~eerd water : 2.548 cal/!';6c :: 1.096 cal/sec

)-5) N0 8 0 0

2 van 0 _ 40 C 2.8154 cul/sec ::. 16.308 cal/sec

6) 02 van 80° .... 40°C 2.1551 cal/sec

-

-

3.102 cal/sec

Totaal 73.032 cal/~ec !::

306 kW

Daar in een later stadium de gednchte opgekomen is af te zien van een normale koeler/condenser, te weten een koelerjcondenser, waarbij het niet-condenseerbare gas en de ontstane vloeistof

bij de eind tempera tuur (in di t geval 4-00C) pas van elkaar worden

gescheiden, zal verderop in dit verslag een koeler/condenser berekend worden gebaseerd op het volgende idee:

Het gehele apparaatowordt opgebouwd uit 3 secties :

I. gaskoeler 150 __ 100 C 11. condenser 100 . . 80~C 111. gaskoeler 80 -. 40 C

Deze secties bestaan uit pijpen, waarin het gas stroomt, koel-water wordt om de pijpen geleid. Tussen elke sectie oovindt

zich een "schotel'l , waarop het gevormde condensaat wordt

afge-tapt. Deze tussenstukken zijn 0,5 m hoog, de diameter zal blijken te bedragen ca 2m. De pijpen van iedere sectie steken boven de pijpenplaat uit en zijn overdekt met kegelvormige dakjes(naar analogie van "bubble capsu. ) Hierdoor wordt er een scheiding van dB in de zich hier boven bevind~nde sectie gevormde

vloeistof van het gas bewerkstelligd. He

d

gas wordt onder in

het apparaat met een temperatuur van 150 C geleid. Om met eventueel toch gevormd condensaat rekening te houden, is onder sectie I eveneens een Itschotel" gedacht.

Het voordeel van deze constructie ligt in het feit, dat nu bij een hogere temperatuur de grootste hoeveelheid

vloeistof wordt afgetapt met als gevolg aanzienlijk minder te verwachten absorptie dan bij een normale uitvoering.

(29)

VII. B. Verwijdering Vêln waterdamp door dirA8ct contact. 1 11 111

IV

,

V

11 ~m 2 400 g CaO reactor regenerator sproa1. toren warmte1>visselaars

-26-5

Hierbij Wordt de waterdamp uit ~ ven~ijderd door deze stroom

ffi3

te koelen met behulp van een sproei toren, ~~arbij gebr~ik wordt gemaakt Van een circulerende HN03-oplo~sing. De ontstane HN0

3

-oplo~Si&g wordt via een \-varmteNissel:l:.lr eerst gekoeld van

80

oe

naar 40 C, vervolgens wordt een deel m.b.v. een centrifugaalpomp

boven in de sproeitoren geleid. De 3fte voeren warmte(voor het grootste deel conden~atiewarmte en absorptiew:H'mte) wordt opge-nomen goor dè vörsproeide oplossing, welke weer opgewarmd wordt van 40 naar

80

C. Het voordeel van het gebruik van een sproei-toren i~, dat de constructie ve.el eenvoudiger is dan van een koelerjcondenser, da3rdoor aanzienlijk goedkoper, verder minder last van de optredende corrosie en gemakkelijker scho,on te maken. Echter i8 men eenoedzaakt een lage doorvoersnelheid van het gaR te kiezen, daar andere; zeer veel water door het opstijgende gas zal worden meegesleurd. Eet probleem van deze meesle-uring, ' .... elke ook bij lage doorvoer snelheden zal optreden, kan voor een groot deel worden opgevangen door boven de sproeiers een demi ster aan te brengen. Deze bestaat uit metalen vangmatten, welke op een raamwerk bevestigd zijn.Gekozen dient te worden materiaal, dat bestendig is tegen de optredende corrosie.

(30)

- -

-

-27-•

I. Berekening van de hoeveelheid circulerende HN0.3-stroom,

indien

.

. het evenwicht bereikt zou ."orden.

Verder moet gelden :

HNO, en q mOl/sac H20

: (p -

7,7)

mol/sec HNO,

(q -23,5) mOl/sec H 20 p : q ~ 7,7 : 23,5

Per sec vrordt

7,7

mol

mw,

gevonnd. De vrijkomende abRorptie"

warmte per sec bedra8.E;t dan

hl.

}O kcal 2

Oxidatiewarmte( bij volledige oxidatie) :

1f- .

1',5 kcal

Er

condenseert

(30.1 -

2,8)

=

27,3

mOl/sec

H20

Cp

van een 50 'Îo-ige

rINO,-

oplossing

=

0,68

cal/g,

°c

(litt.12 )

Door ~ op te nemen warmte

ru6

[

(p -

7,7)

6,

+

(q - 23,5)

18

]

0,63

.

(80 -

40) call6e.c

( 2 )

De af te voe ren ""arm t,::; bedraagt :

1) Condensatiewarmte H 20 2) Stoom koelen ,) Water koelen (542-50).540 cal/~ec - 266 .000 cal/sec 54-2.0,47 • (150-100) ciS: 12.7 40 call~ec 542.1.(100-40} cis ,

-4) Niet gecondenseerd H

20 : 50.0,47.(lOO-40} els ,::: 5} O2 352.0,218. (150-40) cal/sec

=

6)

N0 2 2040.0,197.(150-40) cal/sec -32.520 cal/sec 1.410 cal/sec 8.520 cal/sec 44.800 cal/sec

7 )

Absorptiewarmte 7,7.15.10 3 cal/sec

=

115.600 ca+./sec

8) Oxida ti ewarrnte 7,7.4,5.10 3ca1!3ec

Totaal ---!+~ 63 p

-+

18 q - 19.889 Uit (1) volgt q

=

3,05 p (~

=

34.700 cal/sec 516.290 cal/sec C~)

(31)

-28-Uit (4 ) Dus ~m 4 en ( .5) volgt p q 155,5 mOl/sec 474,3 mOl/sec

147,8

mOl/sec HNO, 450,8 mOl/sec H 20

=

=

155,5

474,3 HN0 3

-

-H20

-

-mOl/sec HN0

3

mol/~ec H 20 9,7965 kg/sec HN0 3 8,5374 kg/sec H 20

18,3339

kg/sec {53.4 ·~-i~e opl. } - 9,3114 ke.jsec HN0 3 - 8,1144 kg/sec H 20

17,4258

kg/sec

11. Berekening van de hoeveelheid circulerende HN0

2

-

stroom

bij verblijf tijd van het gas van 2 seconden in de sproei~

toren.

Hierbij is aangenomen, da t het eerder gegeve.n verband

C .: 8,90 t

+

0,4 ook zal gelden, indien gebruik gemaakt

wordt van een sproeitoren. ûit is een dubieuze aanname,

omdat de om!2;tandigheden geheel anders zijn dan die, waarbij

dit verband gevonden is, doch een zekere indicatie geeft

deze formule wel. Bovendien is hanterine van deze betrek.king

noodzakelijk bij gebrek aan andere gegeven~ . Ook hier zal

experimenteel werk slechts uitkomst kunnen brengen.

De~stofstrornen zijn in dit Leval (t

=

2 5e<: , C= 18,2

1,)

44,3 mOl/sec N0 2 (2040 gisse)

11,0

mOl/sec °2 ( 352 gJsec)

30,1

mol/sec H

2

0 (

542

g/sse)

~m

.

1,7

mOl/sec

HN0

3

(107

.

g/sec

~m

4 p mOl/sec HNO, mOl/sec

5

25,9

mOl/sec

H20

(466 gisse q H

2

0

~

-

~

-

)i1

-

~m6

{p -

1,7}

mOl/sec HN0 3

mb

-

m4 m

5

{q

-25,9}

mOl/sec H 0 2

lP

m7

13,7 mOl/sec N204 (1260 g/see) 15,1 mOl/sec

N0

2

(

69.5

g/see) 10,6 mOl/sec

°2

(

339

g/sec)

3,3

mOl/sec

H20

(

59

g/ssc)

Wederom moet gelden p : q

=

1,7

: 25,9 (1 )

Per sec wordt

1,7

mol ~N03 gevormd.

A.bsorptie-warmte

y.

30 kcal/sec

=

25.500 cal/sec

Oxidatie-warmte 1. ~7 13,.5 kc al/sec::. 7.750 cal/sec

) )

(32)

-29-Er condenseert. 26,8 moL/sec H20

Cp HN03 - opl.{lS,2 i~) : 0,81 cal/g,

°c

(litt. 12)

Door ~ op te nemen warmte :

"'mG

Dp -

1

,7).63

....

(q - 25,9).18] .0,81.(80-40) (2)

Af te voeren w-armte :

390.314

cal/sec (Zie b1z.23)

(3)

Uit (1) , (2) en

(3)

volgt : p

=

37

,7

5

mol/sec HN0

3

~m 4 q

=

573

,

8

mol/sec H20

37,7

5

mol/~ec HN0

3

2

,

3783

kgJsec)

573,

8

mol/~ec H20 (10,3284 kc/sec)

12 , "'067 I k / te!, sec '.1"'10 Ll~ 3 - op.... 1 (IQ 0 , 2,1) jo

36,05 mOl /sec HN0

3 (2,2712 k~/sec)

547,9

mOl/sec H

2

0

(9,8622 kr/sec)

VIII.

Berekeningen der te gebruiken npparatuur.

A

.

Recirculatiecompressor.

De drukval over de reactor bedraagt 0,5 atm. (litt. 2) , dus

de druk van ~ bij invoer vnn het recirculatiegas bedraagt

rIJS

1,5

atm. Bij de berekeningen is aangenomen, dat de druk overal

1 atm. bedroeg.

Dit heeft de volgende consequentie voor de gemiddelde

fluidi-satiesnelheid van het gas in de reactor :

1 mol (600°C,

1

,

5

atm.)

=

47,7.10-

3 m3

55

mOl/s

=

2,62 m3jsec

Gas voor verstuiving van de calcitmmitrantop1ossing3:

0,49

m

3

/s9C

Dus de hoeveelheid fluidisatiegas bedraagt : 2,13 m Isec

Er geldt dan, als x de snelheid onderin de r Gactor van het

f1uidisatiegas voorstelt

2,13 (D =: 2,6 m) -~~~ x

=

0,4 m/sec of v f -- 0,4 ... (0,4 ... 0.7

2

Berekening cOt'l'lpressor

-

0,75

m/sec

(33)

---

-

-30-I De d~~val over de reacto~ bedraagt: 0,5 atm.

Bij 1 atm, : 3,94 m3/sec recirculatiegas ( 3,45 m3/sec

flui-disatiegas + 0,49 m3/sec nozzlegas)

r

=

hili -

0,42"4 kgjm3

-;;-94

Een Root's blower kan gebruikt worden voor een maximale caRaciteit

~an 8~m3/sec

en een maximaal

dr~~verschil

van

0, v bar. (12 tt. ..L 3 t bI z. 54)

Het gasmengsel kan als een 2-atomig gas beschouwd worden

Pe

Je ::: 1,40 ( 1 i t t . 13 t b1 z. 41) p e

=

firn

1

T

P

=

constant f~ P 10

5

pO

,71

, A 0 42

r

l ,40=(O,42J,40 P2

-

r

l03 , 57 dP - P

pO,71

.

0 ,42 1 103,57. 1

0,42

0,29

P 2 ::. 15 .... , . 105:'Njm ' 2 ~

j

d

;

-

-

103,57

~

l.5.105)0,2:

(10.5)

o

,

2

}

0,29.0,42 7>,

fl

m

J

~

=

-

-

1,669.91,5.103 W :: 153 kW 91,5.10 p as p e - p e -

152

q

hydr

7

mech

J

vol. -0,

B

.0,

9.

0,

7

306

kW

1

tot.

3

De compressor dient van corrosiebestendig materinal vervaardigd te zijn.

(34)

B. Hoeveelheid af te voeren warmte via stoomketol.

Het uit de reactor komende gasmengöel wordt g~oe1d via een gtoomketel{afgasketel} van 600 C naar 150 C.

~m

1,330 kg/sec NO C 233 cal/kg,OC

3 1,061 kg/sec °2 P NO ( ' 218 cal/kg,OC 0, .542 kgJ.sec H 20

--

Po

-31-2

.500

cal/kg, oe C

.

Pstoom

.

De af te voeren warmte bedraagt :

1,330

233

.{600

-

150

·

}

=

13,9.10 4 cal/sec

=

582.10>t/

1,061

218 .(600 -

l50)

=

10,4.10

4 cal/sec : 436.10\r

0,542 500 • {boa - 150} ::: 12,2.10 4 ca1/~ec :. 511.10Jw

Totaal af te voeren warmte 1529 kW

c.

Indirect contactz

I . Koeler/condenser. (zie ook blz . 25)

Deze wordt opgebouwd ui~

3

secties

a) Gaskoeler 150 ... 100 C b) Condenser 100 _ 80°C c) Gaskoeler 80 -. 40oC

De totale warmtc-overdrachtscoëfficiönten worde~ vgor de 3 secties eesteld op resp. 30 , 200 , en 30

Wim,

C. (Zie tabel 111-1 , litt. 11)

Af te voeren warmte (zie blz. 24 en 25)

a)

155 kW

b)ll75 kW {verondersteld is volledige condensatie van de aanwezige waterdamp)

c) Daar het gecondenseerde water tussen b) en c) wordt

afgevoerd , wordt de tota~l af te voeren warmte in

deze sectie niet gecondenseerd H 20 : 1.096 cal/sec N02 16.308 cal/sec °2 3.102 cal/sec Totaal 2ö~5öb cal/sec 85.920 VI

Het koelwater wordt in sec~ie I en sectie 11 ingevoerd

met een t3mperatuur van 20 C en verlaat deze secties met een temperatuur Van 45°C.

.:

(35)

20 , resp. 30

oe.

Sectie I 20

e

100°C ---.- 450

e

150°C

..

32-~ w :: U.A.( .ó.T}lo g. dus A :

We nemen pijpen' met een inw., resp. uitw. diameter van

20, resp. 26 mol. De pijpen zijn vervaardigd van Inconel~"

Het inwendige oppervlak bedraagt per m lengte: 0,0628 m •

De totaal benodigde lengte wordt dan :

!!ltim

:

896 m

,

~8

Voor de lengte van de p1Jpen wordt L:

6

m gekozen. Het aantal benodigde pijpen wordt dan

~

=

150

Sectie I I

80

0

e

-100°C

Als eis ,~rdt gesteld, dat de verblijf tijd van het gas in deze sectie 1 sec bedraagt. Dit in verband met de optredende

condensatie.Er wordt dus een lage doorvoersnelheid gekozen. 44,3 mol/sec N0 2 11,0 mOl/sec 02 30,1 mOl/sec H 20

85

,4

mal/sec totaal

85,4 mal/sec: 2,97 m3/sec en wel

1,95

m~J5ec

gas

en 1,02 m-/sec H 20 Onder NgaSU wordt verstaan N0

2 en O2• Dit ter onderscheid

van de aanwezige waterdamp. 100°C 1,69 m3/sec gas

0,92

m

3/sec H 20

(36)

-33-55,3

mOl/sec gas

3,3

mOl/sec H 20

=

1 t 60 m 3/ sec

~

0,09

m

3

/sec 1 mol

1,69

m

3

/sec totaal

~v

@8middeld :

2,15

m

3/sec A

=

~w

1172.000 : 101

m

2

u •

(6 T ) log. 200. 57 , 0

~

29.10- 3

m

3

(eO,oC)

Stel de lengte der pijpen is 6 m, v ~ 6 m/gec (dan is de

gas

vorblijftijd 1 sec)

~

v gein. : 2

,15

m

3

/

se c

2.15

m3

=

0,358

m

2 6 m

Het aantal pijpen bepaald door de verblijf tijd van 1 sec wordt dan :

) .

Het aantal pijpen bepaald door het benodigde warmte-ui tvlis!'lelend oppervl ak word t dan

.

121.-

::

101 ïTDL "Jf D.6

4,0

.

358

11 D2 (2 ) (D ~ inw. diameter v.d. pijp} .::.lQL ~ D

=

0,085 m "fT"

D.6

Gekozen wordt een inw. diameter van 0,090 m.

Het aantal pijpen(nu bepaald door de verblijftijdseis)

wordt dan :

4

.

0

,

358

:

56

'TT. (9 .10-2 ) 2

Du :

96

mm

De pijpen worden eveneens vervaardigd van Ineonel.

Sectie lIJ

~w

A

=

----""""--

=

85920

:

87,4

m

2

(37)

Voor deze ~ectie worden weer pijpen van

20.26

rum (In~onel)

gekozen. Inwendige oppervlak per Dl lengte : 0,<>628 m • De totaal benodigde lengte wordt

82

.

4

0,0628

: 1390 m

Het aantal pijpen wordt dan

L -

6

m

1f2.2

=

2;2

-Tussen de secties(elke sectie 6 m lang) bevinden zich tussen-stukken van

0,'

m lengte J waardoor de pijpen van de hieronder

bevindende sectie uitsteken. Over de pijpen worden kegel -vormige "klokjes" geplaatst, waardoor scheiding tus~en damp

en vloeistof optreedt. Op deze "schotels" bevin~t zich een

afvoerpijp voor het gevormde condensaat. Daar met eventueel optredend condensaat in elke sectie rekening moet worden

gehouden, zijn er dus in totaal 4 van deze schotels. De

diameter van het apparaat wordt nu niet bepaald door de

diameter van de pijpen en het aantal hiervan , doch door de klokjes (diameter hiervan en aantal) Als diameter van de

klokjes wordt voor sectie I en 111

78

mm gekozen. Bij "bubb1e

caps" is de kleinst leverbare afmeting nl. 78 mm. (inw. diameter van de pijp dan .5Omm) Voor sectie 11 is de inwendige diameter

van de pijpen

90

mm. De diameter van de klokjes zou dan worden :

22.

78

mm :: 140" mm

50

Uit tabellen\{litt. 14) volgt m :: 7,35 voor 56 pijpen(56 klokjes}

De eteGk wordt dan voor sectie 11 :

t ;; l,4.:JklokjC :: 1,4.140,5 mm ::

196

,

5

mm

Sectie I

150

klokjes

t

=

1,4

Als opstelling van de pijpen wordt een

gelijkzijdige driehoek gekozen.

Dl

::

7,35 •

196,5

mm 2 • 1 D, 10k'

2'

K Je 2 y

=

1,5

steek D

=

:: 1448 mm

=

140, 5 mm

295

mm mm

(voor sectie

1983,5

II)

..

m ': 12,47

78

mm :: 109 mm Dl :: 12,47 • 109 mln :: 1360 mm 2

· t

Dklokje

=

78 mm

2

y

=

1,5

steek

-

-

164

mm

D

-

.

1602

mm . ~.,... -."

Cytaty

Powiązane dokumenty

problems of marginal social groups; the Ministry of Social Development (Secretaria de Desarrollo Social – SEDESOL), which helps organizations that solve the educational problems

It was determined that for the DNA sizes tested (ranging from 25–20 000 bp), the DNA molecules can translocate freely through the electro-pores in their native poly- mer

[r]

Badania eksperymentalne procesu klasyfi kacji w młynie fl uidalnym wykazały, że względna masa materiału w komorze fl uidyzacji maleje ze wzrostem strumienia objętości powie-

12:30 Session 4: The Hellenic National Cadastre and 3D Geoinformation - Efi Dimopoulou Byron Nakos [ presentation ]. The Hellenic National Cadastre: An Elemental Institution

Jeżeli nadto uwzględni się fakt przyznania szeroko rozbudowanych praw pokrzywdzonemu (szczegółowe omówienie tych uprawnień pominię­ to w artykule), który może

Badania doświadczalne zużycia główki endoprotezy stawu biodrowego ze stopu kobalt-chrom oraz z tlenku l;lluminium

Takie natrętne serwowanie „książęcości” jako głównego czynnika wymowy ideowej — jest w XVII wieku, a naw et w pierwszej fazie wieku XVIII