� IJK
S WAT
ERS
T A A T
DIRECTIE GRONINGEN afdeling Studiedienst Nota nr.:71.047
met 24 bijlagen laterloopkundigp aspekt enverband hG0dende met
de aanleg van de nieuwe havenmond
te Delfzijl
lfielfzijl. ju] i 1971.
Inhoud
Lijst van bijlagen •••••• :
Lijst van gebruikte symbolen •
.
.
.
1. Inleiding •••
.
.
.
.
2. Samenvatting en konkillsies. • • • • •••
2.1.3tromingstoestand bij volledig afgesloten oude
2.2. " " geheel open bl.ijvende "
2.3. " " gedeeltelijk afgesloten "
.
.
.
havenmond"
tI·
.
3. Analyse van de berekeningsresult&ten. • • • ••••••
3.1.Verloop stroomsnelheden in het sluitgat bij versChillende
profielop:)ervlakten en drempelhoogten • • ••••••••
3.2.Verloop stroomsnelheden in de oude havenmond bij
verschil-lende profieloppervlakten sluitgat • • • • • • • • • • •
3.3.Verloop debieten en strocmsnelheden in de nieuwe havenmond
bij verschillende profieloppervlakten sluitgat • • • •• ••
3.4.Verloop stroomsnelheden in het havenkanaal ter plantse
van de doorgraving bij verichillende profielop8ervlakten
sluitgat •..••••.•••.•••
3.5.De voor een gunstige stromingsto~stand in de haven
gewen-~te aluitgatbreedten • • • • • • • • • • • • • • • . ••
3.b.V~rloop stroomsnelheden ter plaatse van de o9stelijke
af-sluiting Vi.n het bestaande havenkanaal gedurende de
door-graving. 4 ••••••••••••••••••••••••••
·
.
4. rlerekeninf;van de stroomsnelheden. • • •.• • • • • • ••
4.1.Algemene theorLe van oe ~etijberekening •••••••
4.2.Extra energieverliezen in de hhven. • • • • • • • •••
4.3.Afleiding van de bij de berekeningen gebruikte
getijver-gelijking • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • ••••••
4.4.Bepaling ~rootheden van de afgeleide getijvergelijking ••••
4.5.Berekening QH bij verschillende profieloppervlakten
sluitgat ••••••••••••••••••••••••••
4.[.3erekening gemiddelde stroomsnelheden in het aluitgat,de
oude en de nieuwe havenmLnd en het havenkanaal bij
ver-schillende profieloppervlakten sluitgat •••.•
4.6.1.Sluitgat ••••••••••• • • • • • • • ••
4.G.2.üude havenmond •••••••••••••••••••••
4.6.3.Nieuwe havenmond en havenkanaal ter plaatse van de
doorgraving • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
4.6.4.Tijdsduur vloed- en ebsnelheuen in sluitgat en in
oude havenmond •••••••••••••••••••••
4.?derekening stroomsnelheden ter plaatse van de doorgraving
bij verschillende profieloppervlakten doorgraving ••••••
blz.
·
.
25
5
67
9
9
· .
11 13 1415
19
20 20 2223
2')31
40
1.
2.
,
.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10. 11. 12. 13.14.
15.
16.
17.
--
18.
19.
20. 21. 22. 23.24.
Sit\latie.'erloop vloedsnelheden in het sluitgat t.o.v. het profieloppeJf.:i;;
vlak .luitgat bijprot1.lvernatlwll1l in de breedte.
Verloop ebsneUl..den in het sluitgat t.o. v. het protieloppervlak
• luitgat bij protl.lftrnawril1l in de breedte. .
Verloop vloedsnelheden in.t sluitgat t.o.v. de dre.peldtept.
bijprof1.1veraatl.1n, in de hoogte.
Verloop eban.lheden in het sluitgat t.o.v. de drempelcliepte bij
prottel.ernauw1ng in de hoogte. .
Verloop vlo ... n.lheden in de oude havenllond t.o.v. het
pr.n.el-oppervlak sluitgat bij profielyemaunna in de breedte.
Verloop ebanelheden in dl! oud. havenllond t.o.v. het
profielo'"er-vlak sluitgat bijproti.lyernauwias in de bre_ate.
Verloop vloedstrollen in 4. eieave havenmond t.o.v. het profiel.
oppervlak slUitgat bij".ofiel .. rnauwing ift dè breedte.
Verloop eb.tro •• n in de nieuwe havenmoDcit.o.v. het
profielop-pervlak sluitgat bij 1*'otl.lveraau.tas in de breedte.
Verlo.op etroOlllslileIheden in de nieuwe hitvenlDondt.o.v. het pro ...
fielopp.,vlakellli.tgat
Verloop 8.trooltlttlelheden· ter plaatse "an de doorgraving t.o. v.
het profieloppervlak sluf,tgat.
~ijd&duurvloe4sn.lheden >1.5, > 1.0 en >0.5 m/s voor sluitgat
tUl oude haveD.llculdt.o.v. het profieloppervl.k sluitg.t.
Tijdsduur ebanelhsden >2 ..0, >1.5, >1.0 en>0.5 ••
/&
voo-r.lult-~a.t en oude havenmond t.o.v. het profielopper"le.k sluitgat.
StroOItsnelheden ter plaatse van de doorgraving voor
verschil-lende alultga,tbreedten.
SiJlo•• nelheden ind,. o\lle. en de nieUwe havenmond en in het
a.lllitgat bij e.n sluitgatbre.dte "an
50
JI.Verloop vloedsDelheden iB
eh
doorgraving t.O.T •• etprofie.l-opp.rvlakvan de doorgraving bij pni.t!.el_n-ui.1Q. ia t.te breedte.
Verloop eb.nelheden ia de door ... v!ll'. t.o.v. het
profiUopper-vlak van de doorgr.vinebijpl"Oflel ••
rJ'dltia'
in de bre."e.Verloop vlOed.nelneden 1. d. doorgraving t.o .•v. de drellPe14i~te
van de doorgravit.gbi.1 pl"Otl.1 ....rl'1l1a1alih de diept ••
Verloop ebsnelheden in de doorgraving t.o.v. de dr •• peldiepte
vaft de doorgraving "ij profl.lYe~i.1q in de d1.,te.
Gemiddelde getijkromm. Delfzijl en 4.bietkro .. en ~r
cs.ijdeld
getij in de Bocht van· ... tu. ter plaat ... n de oude e. de nteuwe
havenmond.
Grafiek traagheid.termen Boeht van Watwmen havenkaaaal.
Grafiek we.ratandetermen Bocht van
Wátu.,
bavenkanaal en oudehavenmond.
Grafiek Ber.ouilt-termen Bocht van INatuIIen haveak.n ..al.
Grafiek weeratilt148ter.en sluitgat va. vel'a,éh.ill.,nde
prC>fiel-oppervlakten. ',;,.,
..p,.r.lakvan bet .1:1"Oollyo'l"end
pr~ti.l
4Jl
."el''''l.''
.,a.. betprotiel
ter plaat.e
van eent",o4trfn. ot
yernauwtng,;...~
Al ~.ppe..
"lákvan het atroo.voer.at;1 protiel
oe
ne-,
'... t •••
van d. inan .. rinc of •• rl1auwinc.·....~8._.·'r...
,+t.
... tJ"O••
o.r.nd.
~r.e<lt.
8".",."•.,
op,er.lak
C
coitficiil'1t
van
DeCh'zy
g
.eJ'•••
lling.,.anel.$vaartekracht
•
v.t,er.ta.
boy.n nulvlak. lt ... rCiehoogte boven nulvlak
I
,e,-hal"an
de
.lIerei.lijn
:).
... t ••
"11
een
.,.-.«
traaghet4p.r
.enheid
van
lengt.ï,j~~ ...
he~d •• n
.en
v..
k
• ,/.•1.'-'1"
<eb>~.1tt'f; ...
lo,d
a.gat
i.ef)1.
h,.ell".u11.01\ ••tr.&.1.
,.ld'e14e
.troo ••
nelheid
._eralaM
per
eenh.td vall l •• gte"•• rat"M.
van .en vakCl...
1...
lang. d. r1.1er
(po.itief naar •• e
t~)b :: B/l D :: bA/è)h a
.
..
M •·•• 1 •
V.::a
w ::
Q/A
1/C2•2R
W :: w.I.
diTiJfe
[12
J
(12]
WaterlooEkund.i,. a."ecte. "'erba" ACI>ud.enci.
_,t
'1
"W"
van 4e nieuw,havfe!ond.
te Delf~
1•.Inleidin,.
Op mondeling
verzoek van de Directie Groningen
van de
Rijkswaterstaat
heeft de Atdeling Studiedienst
va. die Directi.
een onderzoek
ingesteld naar de waterloopkundige
aspekten.
welke
verbaftd houden met de voorgenomen
havenuitbreiding
te Delfzijl.
Deze havenuitbreiding
omvat een reeds in uitvoering
zijnde
verbreding van het huidige havenkanaal
tot een bodembreedte
.,a!'.
100 m op een diepte van N.A.P. -10 m. benevens een te maken
ver-lenging van het bestaande havenkanaal
in oostelijke
richti~g
en
het maken van een nieuwe havenaond.
welke wordt gesitueerd
tegen-over de dwar6verbinding
van het Oostf't'iescheGaatje.et
de Bocht
van WatulD. de z.g. Oversteek
"Paapsand-süd".
Na gereedkomen
van de uitbreiding
zal de oude havenmond
voor het
scheepvaartverkeer
worden gesloten.
doordat deze ingangen
de
zuid-westelijk
daarvan gelegen
jachthaven van het bestaande
havenbek-ken worden afgescheiden
door een dam.
De nieuwe situatie
is aangegeven
op bijlage
1.
Over het algemeen zullen havenmondeJl. welke loodrecht ot
nagenoeg loodrecht op de hoofdstroom
in de aansluitende
geul ailn
gesitueerd.
gaan fungeren als plotselinge,
aijwaartse
verbreding.tl
van het àtroomprofiel.
Door het stroomeffect
van de aansluitende
geul kan neervoraing
in de mond optreden.
Een dergelijk verschijn.el
kan in,de huidige
situatie dui4eli~
worden waargeaomen
in de oude havenmond;
de intrekke~e
vl0.«.
stroom versterkt
nog de neervorIlling,waardoor hetstroo ••
o'r.Dcl
profiel wordt verkleind
tot ongeveer
6~van het totale prot iel
tussen de havenda~.n.
Ook de 200
lilbrede nieuwe havenmond
zal gaan funget,nala
een plot.elinge
zijwaartse
verbreding
van het prefiel .,an de
Bocht van Vatu.. Door het stroomeffect
van deze geul
ka.
Hl
de IIOnd optreden.
Bij een v.ollHig atgesloten
oude haveningang
zulle.
'i.r
de nieu~e havenmond,
als gevolg van de vulling van het ruim
5-.
lange havenkanaal.
krachtige
getijstromea
optred .... !e
de neervor.ing
versterken,rnogelijk
in die mate, dat ge4ur.û.
een groot gedeelte van
dt
vloed een sterk ontwikkelde
atabiel.
neer optreedt.
Een dergelijke
neer ia niet alleen ,bijzonder hinderlijk
voor 4.
scheepvaart.
maar kan ook het aanzandingsproces
in de aieuw ..
haveningang
en het aansluitende
ged.eelte van het havenk_naalin
sterke mate bevQrderen.
Bij het Ilodelonderzoek • uitgevoerd
door de Bunde$anatàlt
rür waaserbau,
Auszenatelle
Küate, Abtlg. Kod.llverauch •••••
b·
te Hamburg- Rissen, dat ten doel had de strolflingstoe.tandbij
de nieuwe havenmond
te onderzoeken
e~ de invloed
V~lDde te tlou
...
wen havendammen
op de stromingstoeatand
in de Eems vast te
atel-len, bleek inderdaad dat zich in de nieuwe havenmond
een neer
instelde. Pogingen door andere vormgeving
van de havenmond
de
neer te verplaatsen
of in kleinere
neren te verdelen hadden
een
gering succes.
Zoals kon worden verwacht blee~ echter wel dat indien de vulUna.""
stroom in de nieuwe havenmond
kan worden ver.inè8Jr4,de aeerror ...
en dit sluitgat. Het is zelfs zeer waarschljnlijk,
dat voor niet
te kl.ine sluitgatbreedten.
het havenkan8sl
als zijgeul-van
d.
Bocht van WatuIl fungeert, waardoor
een niet; onaanzie'alijke
d.'O~,istrolling gaat optreden via de ollde e1'1
de nieuwe baven.nd;
h,1er"'il";
•• e wordt bereikt dat de ingaande vloedstroom
in de nieuwe Aa..
~r,
lIing zal worden
beperkt, of, indien de ingaande
een groot gedeelte van de vloed kaa worden ollgE!zet
gaande stroom, zelfs geheel zal worden voorkomen.
e •
Als het .~uitgat achter de oude haveningang
geheel of
.e-deeltelijk
open blijft, zal, in verband met de voortplant~nl
•••
de getijgolf
van west naar oost, de vulling van het havenk."l
heel of .oor·een groot deel plaats.in4en
via de oude ha".nIlOJlC
atroom
~i3d.*./·,'
ineen
uit....",
ne doorstroming
a...echter niet ie groot worden,
ten
hiader voor de acheepvaart
te voorkomen.
I
Het bl.ek mogelijk
in het aodel vast t. stellen welke
aluitgatbreedte
n~il
is om een zo gunstig mogelijke
8troai
..~-toeatand te bereiken. Het aldus verkregen
resultaat aoetg.ate.
de aard van het Ilodel voornUlelijk
ala kvalitatiet
belangrijk.,.
wordenbeBehouwd,
In een model als het onderhavige
liet een
kleine - tevens vertrokken
- echaal
(lengteschaal
1:500,
hooS-teschaal 1:100) kunnenuiteraarc1
,••n zodanige nauwkeurige
...
1..heidslletingen in het havenkanaal
en de outie havenmond
wordea
".1'.
richt, dat zeer betrouwbare
snelheid.verdelingen.
anelbeieisver-houdingen
en bijbehorende
vaetstelling
"'
..
n de plaata van •••
want ij, .le••de een daaruit vo'lgende betrouwbare
konklusie
te.
aanzien wan de benodigde sluitgatbreedte
kunne. worden ver-·
kregen.
Het doel van het onderzoek waa derhalve,
ter veritiëring
en ter nadere detaillering
van het verrichte aodelonderaoek,
uitgaánde
van de nieuwe situatie, na te gaan bij veUt. ~lu:it.
gatbreedten
een gunstige
strollillgstoestaadkan vorden
ge.r_.ali-aeerd.
'revene kon daarbij worden bepaald, welke grootte de
stroomsnelheden
in de oude havenmond
kunnen krijgen
in~.
p••
riode 'dat de nieuwe haven.ond
juist in gebruik
i. geateld
(aa
doorgravillgvan
de dwarsdam
die het huidige havenkanaál
aleluit}
en de oude havenmond
nog niet - geheel ot gedeeltelijk
- is
af-gesloten.
De onderhavige
nota geeft de resultaten
van de .trooa.
snelheden voor gemiddeld
getij in~.t
sluitsat,
in de oude e.
nieuwe havenmond
en in het tl.venkenaal ter plaatse
Vf.nde
deot"-graving
(sie bijlag.
1), en wel van verschillende
bree4tea ...
'"
het eluitgat.
'revene is het verloop gegeven van de atroomanèlhecten
iel'
plaaise van de oostelijke
afsluiting
van het bestaand.
N•• en samenvatting van de voornaamste kolÛtluj. •• 'r •• h.t
oBder~oek, volgt de analyse van de bereke.ingsre6ultaten, ~~
bij
de voor- en nadelen uit waterloopkundig oogpunt wOMenb ..
sproken; tot slot volgt de uiteenzetting van de gevolgde
bere-keningsmethodiek met vermelding van de g~bruikte gege~~~ ••
In het onderzoek is niet betrokken de" invloed van de
ha-venuitbreiding op de stromingstoestanden in de Bocht van .atu.
en op eventuele aanzandingen in de nieuwe en de oude have~ODd
en het havenkanaal.
Ook de invloed van dichtheids- en spuistromingen op d.
sedimentatie en de stromingen in de ha~en zijn niet in het
on-derzoek betrokken.
2. Samenvatting en konklusie ••.
2.1.Stroeine;stoestand bij vollediG afgesloten oude haven",Ond.
,
Indien de oude havenmond na gereedkomen van de nieuwe
havenmond volledig wordt afgesloten van het achterliggende
ha-venbekken, ontstaan, in verband met de vulling en lediging van
het ruim
5
km lange hsvenkanaal, vrij krachtige stromingen inde nieuwe havenmond (bijlagen
8
en9).
Hierdoor zal, met name tijdens de vloed, een sterke, stabiele
neer optreden in de haveningeng, zoals is aangetoond in de
no-ta "Modellversuche rlir die neue Hafeneillfahrt Delfzijl"
(Bundes-anstalt rÜl' Waseerbau, Auszenstelle Küste, Hamburg ill Mai
1969).
De ingaande vloedstroom ia in sterke mate geconcentreerd
langs de ooatelijke hav_dam, waardoor ter plaatse vrij grote
snelheden kunnen optreden. Op bijlage 10 zijn o.a. voor de
situ-atie liet een geheel gesloten dam de snelheden aangegeven,
waar-bij rekening is ,;ehouden liet neervorming. Langs de da. kunnen
plaatselijk grotere snelheden. optreden in verband lIletde sterke
stroollconcentratie.
Boy.adien zal.! een dergelijke omvangrijke neer hinder opl(neren
voor de scheepvaart en het aanzandingsprooes in
het
nieuwehavengedeelte in sterke aate bevorderen.
-Ia-In verband liet deze ongun8tige
stromingatoestand
i••• &:I,volledige afsluit ing van de oude havenmond..minder gew.e.nat.
Een ander bezwaar van een volledig afgealoten
oude
hav
••-lIond is bovendien het optreden van slingeringen
in
dewater-stand, welke in een havenkanaal
van een dergelijke
lengte vrij
aanzienlijk
kunnen zijn en een onrustige
ligging van de eche,.tl
(o.a. grote troakracht.~tot
gevolg hebben.
!
I
2.2.8tromingstoestand
bij leheel openbliJrend~
oqde havePI!Aa.
Indien de oude havenmond
een geheel open verb1nd~ng
be-houdt liet het achterliggende
havenbekken,
zal, zoal. de
'o.e".-keningen hébben aangetoond,
het havenkana",l gaan fuDI*'.
_,.-een zijgeul van de Bocht van Watum: er tTe.d. ,..
.. 1 ti'JI••
'4S.
vloed als de eb een krachtige dooretro.iaa
OP.
Doordat
in d.e nieuwe havenmond
geen neervo~
optreedt,
heer-sen over de gehele breedte tusheer-sen de havendammen
een uitgaande
vloedstroom
en een ingaande ebstroom
(bijlagen 8 en 9).
" .
In verband met de aanstroomrichting
en de vormgeving
van d~
nieuwe havenmond
is de stroomconcentratie
het groot'st lan,gacle
westelijke havendam.
De stroollsnelheden in de oude hav... ond bereiken
in d••e
situatie hoge waarden
(bijlage.
6
en 7).De sterke
vloedstroe.-concentratie
langs de oostelijke
havendam maakt een
bodembe-sc~erming noodzakelijk,
en zal tevens een uitbreiding
van de
neervorming
tot in het achterliggende
hav,n'bekken veroorzaken
hetgeen hinder voor de scheepvaart
oplevert en het aanzandinS8
proces bevordert.
Ook de snelheden
in het havenkaaaal
~orden zodanig, dat
zij hinder voor de scheepvaart
kunnen opleveren
(bijlage
11).Een verbreding van de oude havenmond
en een betere
af-geronde vorm van de westelijke
havendam,
~al weliswaar d ...
en vooral de vloedsnelheden
in de oude havenllond doen afnemen
en tevens de neervorming
beperken,
maar daarente,eneen
ate:rkeNf
7
-doorstroming veroorzaken in het havenkanaal, waardoor de
snel-heden in het havenkanaal en in d. nieuw. havenmond nog zulle.
toenemen.
De sterke doorstroming veroorzaakt een ongunstige
stro-mingstoestand in de oude navenllond, in het havenkanaal en langs
de westelijke haven'am van de nieuwe havenmond, .waardoor ook
een volledig open verbinding van de oude havenmond .et het aoh.
terliggende havenbekken als minder gewenst moet worden beschouwd.
2.3.stromin6stoestand bij gedeeltelijk afgesloten oude havenaonà.
Een gedeeltelijk a~gesloten oude haveningang zal de
door-stroming beperken. Dit heeft tot gevolg dat de stroomsnelheden
in de oude haveLmond, in het havenkanaal en in de nieuwe
haven-mond gaan afnemen (bijlagen
6
ti.
11) en in het sluitgatgaan toenemen (bijlagen 2 t/a
5).
Eenstromingstoe8tand, waarbij de doorstroming tot een
zo-danige groott e wordt beperkt, dat in de nieuwe ka venmond nog
juist geen neervorlling gaat optreden is,uit het oogpunt van
beperking van de stroomsnelheden in het havenkanaal en in de
nieuwe havenmond, het meest aantrekkelijk.
Volgens de in de nota "Hodellver.uche f~r die neut
Hafen-einfahrt Delfzijl" gepubliceerde resultaten, blijkt dat bij
toenemende profielvernauwing eerst bij een sluitgat breedte van
40 11I enige neervorming in de nieuwe bovenmond gaat optreden.
Uit de hierna volgende anal,se van de
berekeningsreaul-taten blijkt, dat bij een aluitgatprofiel van 500 à 600 .2
(breedte 50 à 60 m bij een bodemdiepte van N.A.P. - 10 m) de.
doorstroming hog voldoende is om neervorming in de
nieuwe.ha-venmondte verhinderen (bijlagen
8,9,
10 en 14).Een dergelijk sluitgatprofiel geeft ook een gunstige
op-lossing voor de stromingstoestand tijdens de vloed in de oude
havenmond en het sluitgat (bijlage 12). De maximale snelheden
komen niet boven de 1,5
mis,
waardoor de sterkte van destraal-stroom in het havenbekken achter het sluitgat zoveel mogelijk
wordt beperkt.
Hoevel 8 Hoevel
-Hoewel tijdens de ebfase de maximale stroomsnelheden in
het sluitgat bij het beschouwde sluitgatprofiel gedurende korte
tijd iets boven de 1.5 m/s zullen uitkomen (bijlage 13). wordt
met dit sluitgatprofiel t.o.v. een geheel open sluitgat een
reductie in de maximale snelheden bereikt van 15 à 25 % voor het
havenkanaal en van ruim 16% voor de oude havenmond.
Onder de gegeven omstandigheden lijkt daarom een
sluitgat-profiel van 500 à 600 m2 het meest ~cceptabel.
Voor een sluitgatbreedte van 50 m (profiel 500 rn2) zijn op
bijlage 15 de snelheidskrommen weergegeven voor de oude
haven-mond. het sluitgat en de nieuwe havenmond, benevens de maximale
snelheden bij een aluitgatbreedte van (0 m ( profiel 600 m2).
Het sluitgat zal van een bodembescherming dienen te worden
voorzien. Ook de bodem in de oude havenmond nabij de oostelijke
havendam zal. gezien de hogere stroomsnelheàen ( zie bijlagen
6
en 7). wellicht dienen te worden beschermd. Een verbreding van
de oude havenmond en een betere afgeronde vorm van de westellj~e
havendam kan echter de eb- en vooral de vloedsnelheden doen
afnemen en tevens de neervorming beperken. De doorstroming in
het havenkanaal zal daardoor bij vloed groter kunlen worden,
doch in beperkte mate, aangezien de weerstand van het sluitgat dan
voor deze doorstroming bepalend wordt, hetgeen voor de
docr~tro-ming bij eb" reeds het geval is.
Overwogen dient te worden of de bij de oostelijke have~dam
van de oude havenmond aan te brengen bodemoescherming voldoende
is om bescherming te bieden bij de tijdelijk optredende nog
hogere stroomsnelheden in de periode dat de nieuwe havenmond Juist
in gebruik is gesteld ( na doorgraving van de dwarsdam. die het
huidige havenkanaal afsluit) en de oude havenmond nog niet
gedeelte-lijk is afgesloten.
-3-Een voordeel van een volledig of gedeeltelijk open oude
haven-mond t.o.v. een volledige afsluiting is nog, dat door d~
optreden-de stromingen in het havenkanaal eventueel optredende slingeringen
,. ADallse van de berekeniBlsr,.ultaten.
3.1.Verloop
etrooJlulD,lhedenin het Stuitlat bij ver8s;hillen<i,
Rro!iel~RR.rvlakten
,n 4rempelhoosten
(bijl.len
21'.
5~.
Het verloop van de snelheden heeft betrekking
opde
si-tuatie: nieuwe havenmond
en doorgraving
gereed.
a. Profieh·.rnauwing
in de breedte
(bijlagea
2en 3).
In
een geheel open $luitgat
(profieloppervlak
1470 .2)
bereiken de maximale ge.iddelde
vloed- en ebsnelheden
v.ar-den van 0.60. resp. 0.70 m/a.
,
Bij een protielvernauwing
in de breedte. b.v. door het
uitbouw.n
van stenen dammen vanaf beide oevers, lopen de
stroomsnelheden
aanvankelijk
geleidelijk
op.
aij een pro!i.lo~pervl.k
van
500m2 (sluitgatbreedte
~ 50
.>
zijn de maximale vloed- en ebsnelheden
opgelopen
tot 1.40.
resp. 1.70 m/s.
De grootste
vloedsnelheden
treden op bijeen
profieloppervlak
van
+150
.2(aluitgatbreedte
+15
m),nl. 1;15./a; de grootst,
-
-ebsnelheden
treden eerst bij een bijna volledige
afslu.iting
op en bereiken dan waarden van 2.30 mis.
Bij een afsluiting
tot 230
A
150
m2 (sluitgatbreedte
23
à15
11 )tungeert het havenkanaal
als een zijgeul van de
Bocht van "'atull.
Zowel tijdens de vloed als de eb treedt doorstroming
op: in
de .nieuwe havenmond
is de vloedstroom
uitgaand
en de ebstroom
ingaand (zie oók bijlagen 8 en 9).
De
toename 'lande weerstand
in het sluitgat bij
toe-nemende proflelvernauwing
is aanvankelijk
niet groot genoeg,
011
deze-doorstroeing
in
di.JI~te af te zwakken. dat de
toe-Dalle van de 8nelh~en
wordt verminderd.
Bij afnemen van het
sluitgatoppervlak
neemt het debiet overigena voortdurend
at
( bijl.
2en
3) ..Eerst
qijeen klein sluitgat oppervlak
begiatd,
toenallevan
de
enelheden geleidelijk
af te nemen
: dit
verachijuel
treedt over het alg ..een bij de vloeden.lheden
eerder op
dan
bijeie ebsRelheden.
in ver-jand Illetde omstandigheid
dat
iade oude havenmond
a-e vloedstroom
als gevolg van neervorming
..en-.- 10
-een grotere weerstand ondervindt dan de ebstroom.
Deze grotere weerstand verklaart ook de afname van de
vloed-snelheden bij kleine tot zeer kleine sluit~atopperTlaktea.
De grotere weerstand, dip. de vloedstroom in de oude
haven-mond ondervindt. is tevens oorzaak van het feit, dat de
vloedsnelheden gedurende alle sluitingsfasen kleiner zijn'
dan de ebsnelheden.
Op de bijlagen is verder aangegeven het verloop van
de maximale snelheden in de oude havenaondt.o.v. de
ver-schillende sluitingsfasen.
De afname in de snelheden begint duidelijk sneller te
ver-lopen vanaf het stadium, dat een sluitgat profiel van 600 .2
is bereikt, in welk stadium ook de toename van de maximale
sluitgatsnelheden gaat verminderen.
De maximale .IOedsnelheden in de oude havenmond zijn
beduidend groter dan de maximale ebsnelheden, als gevolg
van de st,rke neervorming in de mond, waardoor het
stroom-voerend vloedprotiel +
-
40%
kleiner is dan het stroomvoerend.
ebprotiel.
De nota "Modellver.uche t~r die neue Hafeneinfahrt
Delfzijl", vereehatt o.a. gegevens over de stroomsnelheden
in een punt op + 250 11 ten zuiden van het sluitgat voor
-sluitgatbreedten van 100, 65. 50 en 40 m.
'rer vergelijking zi jn de maximale snelheden in dit
puntaan-gegeven op de bijlagen 2 en
3.
Tijdens de vloed ligt het punt in het bereik van de
straal-stroom door het sluitgat; het snelheidsverloop is identiek
met dat van de berekende maximale snelheoen in het sluitgat.
De snelheden z~n iets lager dan in het sluitgat, in verband
met de geleidelijke verbreding van de straalstroom na het
pasSerén van het sluitgat.
Hoewel tijdens de eb het b•• chouwde punt bovenstrooms van
het sluitgat is gelegen en dus van een geconcentreerde
straalstroom-straalstroom geen sprake is als gevolg waarvan
dan ook de snelheden in dat punt aanzienlijk lager zijn dan
in het sluitgat, blijkt toch ook daar de invloed van het
sluitgat op de snelheden in het achterliggende havenbekken;
de maximale in het model gemeten ebsnelheden vertonen wel
degelijk een geleidelijke stijging bij toenemende
profiel-vernauwing.
b. Profielvernauwing in de hoogte (bijl&gen 4 en
5).
Bij een profielvernauwing in de hoogte, b.v.
d00r
hetover de volle breedte van het sluitgat gelijkmatig opstorten
van een dam, vertoont het verloop in de stroomsnelheden
aan-vankelijk hetzelfde beeld als bij een diep sluitgat.
In de getijperiode waarin de grootste stroomsnelheden
optreden, worden de maxima bereikt bij een drempelhoogte van
ongeveer N.A.P. - 1m.
De zeer snelle afname in de snelheden na het bereiken
van de maxima wordt veroorzaakt door de werking van de drempel
als volkomen overlaat.
Overigens zijn de snelheden van dezelfde orde van
grootte als bij de sluiting in de breedte.
De snelheden volgens de bijlagen 2 t/m
5
zijn bèrèkendmet een contra.tiecoëfficiënt ~
=
1.Uit de bijlagen 2 en 3 kan voor elke willekeurige ~ -waarde
het bij een bepaalde snelheid behorende profieloppervlak op
een eenvoudige wijze worden bepaald. Zo is b.v. indien voor
~ =
1 bij een bepaalde snelheid het profieloppervlak2
400 m bedraagt het profieloppervlak voor ~ = 0,80 bij
de-zelfde snelheid
~o
x 400=
500 .2.3.2.Verloop stroomsnelheden in de oude havenmond bij
verschil-ltndeprofieloppervlakten sluitgat (bijlagen
6
en7).
ba
«root.te stroomsnelheden treden op bij een geheelg.-opend sluitgat: de doorstroming is dan het grootst.
12
-het kleinere stroomvoerend pr~fiel, veroorzaakt door
neer-vorming in het westelijk gedeelte van de havenmond.
Aanvankelijk is bij grote sluitgatoppervlakten de
afna-me van de snelheden gering. Vanaf de beginfase, sluitgat
ge-heel open, tot de 'faae waarbij een profieloppervlak van 600 112
is bereikt, nemen de maximale vloedsnelheden af Tan 1.65 tot
1.45 mIs en de maximale ebanelheden van 1.20 tot 1.10 mIs;
daarna gaat de afname sneller ala gevolg van de snel
toenemen-de weerstand in het sluitgat.
Ter vergelijking zijn in de bijlagen de snelheden
aange-geven voor de huidige situatie, dus vóór de verbreding van het
havenkanaal en de aanleg van de nieuwe havenmond.
Voor de beginfase, sluitgat geheel open, liggen de maximale
vloedsnelheden 3x en de maximale ebsnelheden zelfs bijna 5~ zo
hoog.
Bij een profieloppervlak van 500 m2ia de maximale vloedanelheid
t.o.v. de huidige situatie toegenomen van 0.55 tot 1.35 mIs en
de maximale ebsnelheid van 0.25 tot 1.00 mIs.
=>
Eerst' bij een sluitgatvernauwing tot
!
100 m'-, wanneer deweer-stand in het sLuitgat sterk is' toegenomen en de vulLing van het
havenkanaal voor een groot deel plaats vindt via de nieuwe
ha-venmond, liggen de snelheden op een vergelijkbaar niveau. i
De nota over het modelonderzoek te Hambur~ verschaft
te-vens gegevens over de stroomsnelheden voor sluitgatbreedten van
1:)0, 65, 50 en 40 m in een punt gelegen in het oostelijk
gedeel-te van de oude havenmond op + 250 m ten noorden van het sluitgat.
De ebsnelheden bij een 40 mbrede openin~ zijn niet bekend;
ver-moedelijk lagen deze buiten het meetbereik in het model.
Ter vergelijking zijn de in het model gemeten snelheden in dit
punt op de bijlagen 6 en
?
weergegeven.De afname van de maximale vloedsnelheden bij toenemende
profiel-vernauwingblijkt ook hier. Overigens liggen de in het model
ge-meten vloedsnelheden 20 tot 12 " laeer dan de berekende
snelhe-den, hieraan mag echter niet teveel waarde worden gehecht,
om-dat het metingen betreft in slechts één punt. De in het model
-gemeten-gelleten ebsnelheden vertonen eveneena bij toenelltende profie],...
"rnauwing een afnemende tendens, echter minder duidelijk dan
bij de vloed. ijovendien liggen de snelheden aanmerkelijk
la-ger dan de berekende.
In de ·betreffende nota wordt gewezen op het zeer onregelmati_
ge stromingsbeeld in dit punt tijdens de eb; als vermoedelijke
oorzaken worden opgegeven de grotere invloed van het stroolD_
effect van de Bocht van Watum in de oude havenmond als gevolg
van de verzwakking van de uitgaande ebstroom, alslIfedehet
steeds van richting veranderen van de uitgaande ebstroom
on-der invloed van de insnoering van het sluitgat.
De berekende. snelheden zijn gebaseerd op een contractie
co~fficiënt
f'-'
= 1 voor het sluitgat. Ook uit deze bij lagenkan op dezelfde wijze als bij het sluitgat het bij een
be-paalde snelheid behorende profieloppervlak op eel'l/voudige
wij-ze worden afgeleid voor andere fJ. -waarden. .'j
3.3.Verloop debieten en stroomsnelheden in de nieuwe havenmond
bij verschillendeprofielo;p::>ervlakten sluitgat (bijlagen8t
9 en 10).
Bij een geheel geopend sluitgat is de doorstroming via 4.
nieuwe havenmond het grootst (bijlagen
8
en9).
De uitgaande vloedstroom bereikt dan een maximum van 500
m3/~;,
de ingaande ebstroom is groter, in verband met de kleinere
weerstand in de oude havenmond, en bereikt een maximum van rui.
650m3
is.
Bij toenemende prof1elvernauwing in het sluitgat neemt
de doorstroming eerst langzaam af, om daarna, vanaf een
pro-fielvernanwing van! 600 m2, geleidelijk sneller af te nemen.
Bij een profieloppervlak v~n 500 m2 bereikt de uitgaande
vloed-stroom een maximumwaarde van +
350
m3
/s en de ingaande ebstroo.aeen maximum van 500 m3/8.
2
'i';erstbij nrofieloppervlakten tussen 300 en 150 m verdwijnt
de doorstroming tijdens de vloed en gaat over in een
-stroom-�.j"'OII.••
.1
ebtr ••dt ,.tt;,,.,.sCbij,IUrel
op' bij
't n
200
.n150.~.
'
i ....'/
lij ••
nyoll.4lig
.
p:elbt.n
dalll1. de yullin,eetrooa
vanzelt._.,..
- - --'. . - "',':.:': ,-'~:'.~'
kend het groetst.
D. maximum
ingaande
vloedstl'oollbedraag.',',.ta.'
rut.
400.3/8 en de
aaXillQIIuitga_nde
ebstrooll onge.e.r}50·
..
'i••
Het .erloop
in de atroomsnelheden
v~rtoont;lI.t.e1"._"l.·'
O..~jlage
10).De grootte
van d~ op deze bijlage
aangege.4UI.n.~ ..
heden moet als globaal
worden
bEHtchOu.d, lIletname in het ge.al,
" .\'
van een ingaande
stroom waarbij
neervorm1ng
, bij vloed ellklet~<
ne8luitgatoPPervlaltten)dàn
-.l
atroomconcentratie(bij
eb·e.
grote sluitgatoppervlakten)
optreedt.
Bij een geheel
geopend sluitgat
zijn de vloed~ en
ebanel-h~qen het grootst;
de maximale
vloed-
en ebsnelh.den
bed,.agen
dan resp. O.ZOen
0.30 m/s.
Bij ••n geheel
gel5lot,endam zijn de maxiraale
vloed80,1-heden groter
dan. bij een geheel geopend
sluitgat;
in verband
met het yoorkolllen.an een omvangrijke,
stabiele neer in de nieuwe
""J1.lIIondis het stroo.l'oerend protiel
klein.
In.
de langs de oostelijke
havendam
naar binnen
trekkende
vloed-stroom
in de maximale
gemiddelde
snelheid
ruim
0.40II/S.
Het
is niet uitgesloten, ,dat
tala gevolg van de sterke
strOOII....
concentratie
langs deze dam de maximale
snelheden
plaatselijk
oplopen
tot het dubbele
van de op bijlage
10aangegeven
waarden.
Bij protieloppervlakten
tussen
400en
1000.2 is de ~on...
.
centratie
1'8.11de uitgaande
vloedstroom
het grootst ,lang' ••
westelijke
havendam.
De ebstroom
ie &o.el 1'oor in- als uitgaanae
stroom
en
voor, alle protielopperYlaktea
van het sluitgat
het me~.t
.e-COGc'entreerd
langs de westelijke
havenaam •
3.4. V"rlos?p aSrnm"n,lbedea.
ion het a.vankanaal
ter RIaal"
dedqoE,raving
bij, v,er.çhi!lel'lde
Rrofiel0U!rvlaIst,e
~(bijla~
11).De grootste
stroom.aelheden
treden op bij een geh •• l
ge ..opend sluitgat,
als gevolg Viln de sterke doorstroming.
De maxi .. le gemi'delde
vloed-,n
ebsnelheid
is dan resp.
0.4,-eD-en 0.55
_Is.
De afname van de snelheden bij toene~ende
protielver-nauwing van het sluitgat is identiek lIlethet 6i1elheidsverloop
in de oude en de nieuwe bavenmond; ook hier eerst een
langza-me afnalangza-me van de snelheden, waarna voor profieloppervlakten
2
< 600 lil een snellereatname volgt.
Eerat bij een proffeloppervlakt. yan het sluitgat van
!
100 .2 is het doordringen van devullings- en ledigingsstroomtot de doorgraving via de nieuwe havenmond merkbaar aan een
o.~
kering v~n de stroomriohting.
Ter vergelijking zijn van de in het model te Hamburg in
één punt gemeten snelhèden ter plaatse van de doorgraving de
maxi~ale snelheden voor sluitgatbreedten van 100,
65•.~
en .~11I op de bijlage aangegeven.
De berekende maximale gemiddelde vloedsnelheden vertonen een
goede overeenkomst met de gemeten maximale snelheden.
De gemeten maximale ebsnelheden liggen + 40
%
lager dan debe-rekende gemiddelde waarden.
Overigens blijkt ook uit de in hèt model gemeten waarden de
af-name van de snelheden bij toenemende profielvernauwfng van het
sluitgat.
3.5.Da voo~ aen gun't,ae stromingstoestand 1n de haven ,ewenste
sluitsatbreedten (biJlalen 12 t/11I 15).
Wanneer de da. tèn. zuiden van de oude havenmond geheel
wordt gesloten is de stromingstoestand in het havenbekken ten
zuiden .an -de dam .eliswaar het gunstigst- de snelheden zijn te
verwaarlozen- en zijn Ook de snelheden in de oude havenmond
ge-ring met maxima tot hoo.gstens 0.30 ./s, ecbter, de
stromings-toestand in de nieuwe havenmond is dan zeer ongunstig. De in de
havenmond opt~edende krachtige, stabiele neer hindert de scheep.
vaart en bevordert het aanz~ndingsproce ••
J~en YQlledig afgesloten oude havenmond is dan ook minder
gewenst.
Nanneer de verbinding van de oude haveningangmet het
achterliggende h.yenk.naal geheel open blijft, treedt zo•• l
tij-dens de vloed als de eb een krachtige doorstroming op en voor
neervorming in de nieuwe havenmond behoeft niet te worden
ge.
vreesde
De stroomsnelheden in de oude havenmond zijn echter in deze
aj;-tuatiehet grootst, en de maximale gemiddelde vloedsnelb.eid be.
reikt een .waarde van ruim 1.60
mis.
Gedurende een periode van1 uur treden vloedsnelheden > 1.50 lIl/s op' (bijlage 12).
In verband met de sterke vloedstroomconcentratie langs de oos.
telijke havendam zal een bodembescherming vermoedelijk
nood-zakelijk zijn, terwijl een uitbreiding van de neervorming
hin-der oplevert voor de scheepvaart en sterke aanzandingen kan ver.
oorzaken.
Ook de snelheden in het havenkanaal zijn in deze situatie
het hoogst, hetgeen ook moeilijkheden voor de scheepvaart kan
opleveren.
1::enverbredip(p; 'Van de oude ha'Ve.n'l1onden een betere
vorm-geving van de westelijke havendam doen weliswaar de s!lelhèden
in de oude havenmond afnemen, maar veroorzaken nog grotere
stroomsnelheden in het havenkananI en in de nieuwe havenmond.
Een bijkomend nadeel is 'Verder het ontbreken van de
mo-gelijkheid langs de afsluitdam ligplaatsen voor kleine
vaartui-gen in te richten.
Om deze redenen is ook een geheel open verbinding van de
oude havenmond met het achterli8sende havenbekken ongewenst.
De oplossing moet worden gezocht in een gedeeltelijke
geopende afsluitdam.
Een profielvernauwing van het sluitgat tot b.v.
800 .2,
d.i.een sluitgatbreedte van
80
m, verandert nog weinig aan destro-mingstoestand irt de oude havenmond en het havenkanaal; de
snel-heden vertonen slechts geringe verschillen met die van een
,e-heelopen verbinding ( zie de bijlagen
7, 8
en 1:1). De hiervoorgenoemde nadelen van een geheel open verbinding behouden hun
17
-geldigheid.
In verband met het gevaar van neervorming in de nieuwe
havenmond mag de profielvernauwing van het sluitgat ook weer
niet te ver worden doorgevoerd.
Uit de in de nota over het modelonde~zoek gepubliceerde
resultaten is gebleken, dat enige neervorming reeds kan worden
verwacht bij een sluit~athreedte van
40
m.De resultaten van het modelonderzoek samenvattend, wordt in de
onderhavige nota gezegd, d~t hij een gedeeltelijk geopende oude
haveningang, een ~odanige stroningstoestaná kan worden bereikt,
dat in de nieuwe haveningang neervorminp; oractlsch geheel kan
worden vermeden.
Bij sluitgatbreeJten van 50 en 65 m stellen zich volgens de
modelonderzoekingen ootimale verhoudingen in, echter met die
beperking dat alleen de hydraulische aspekten in het onderzoek
zijn betrokK.en.
Per vergelijking zijn op bijla~e 14 de snelheidskrommen
ter plaat;,e van de doorgraving weergegeven volgens het
model-onderzoek in ~An meetpunt voor sluitgatbreedten van 50 en 65
m, en de snelheidskrommen over het stroomvoerend profiel
vol-gens de berekeningen voor sluitgatbreedten van 40 en 50 m.
Aan~ezien de snelheden volgens de berekende kromme voor
een sluitgatbreedte van
50
m hoger liggen dan de uit hetmodel-onde~zoek bepaalde stroomsnelheden voor een overeenkomstige
sLuitgatbre dte en zelfs voor het grootste gedeelte hoger ~ijn
dan de snelheden volgens het modelonderzoek voor een
sluitr;at-breedte van 65 m, terwijl bovendien de herekende snelheden
gemiddeld0n zijn over het gehele profiel en de uit het
model-onder~oek bepaalde snelheden voor één punt gelden, mag worden
geconcludeerd, dat hij een sluitgathreedte van 50 à 60 m volgens
de berekeningsresultaten geen neervorming in de nieuwe
haven-monll ~al pl~atsvinden, waarbij ~e inv oed van
dichtheidsstro-mingen buiten beschouwing zijn gelaten.
Een sluitgatbreedte van 50 of
60m
(of eenprofielopper-vlak van 500 of 600m2) is tevens een compromis tussen de
-stromingstoestanden-stromingstoestanden in de oude havenmond en in het sluitgat,
als uit de bijlagen 12 en 13 blijkt.
2
Tijdens de vloed treden bij een profieloppervlak van 500 m noelt
in het sluitgat noch in de oude havenmond snelheden op
>1,5
mi.;
de duur van de snelheden > 1,0
mis
is op beide plaatsen! 2 uuren van de snelheden >
0,5
mis !4
1/3 uur (bijlace 12)Tijdens de eb verschilt de stromingstoestand bij een
profielop-pervlak van + 700 m2 maar weinig met die van de vloed bij een
profielopper;lak van 500
m2
(bijlage13).
De stromingstoestandin het havenkanaal is bij
een
profieloppervlak van 700m
2 echtermaar weinig gunstiger dan bij een geheel o~en sluitgat.
3ij een sluitgatprofiel van 500
à
600 m2 wordt eenver-mindering in de maximale snelheden ter plaatse van de
doorgra-ving bereikt v~n 20 à 25% voor de vloed en 12 à 17 ~ voor de eb
t.o.v. een geheel open sluitgat (bijlage 11).
Cen profielvennauwing van 700 tot 500 m2 doet de maximale
snel-heden in het slui tga t met 20 ,.; vermeerderen en de maximale
snel-heden in de oude hawenmond met ruim 10
%
afnemen (bijlage2,3,6
en
7),
waárdoor een uitbreiding van de neervormin~ in hetbe-staande havenbek<en zoveel mogelij~ wordt beperkt.
Op bijlage
15
zijn voor een sluitgatbreedte van 50 m(pro-fieloppervlak 500
m
2bij een bodemdiepte van N.A.P. -10 m) desnelheidskrommen voor oude havenmond, sluitgät en nieuwe
haven-mond aangegeven, beneven~ de maximale snelheden bij een
sluitgat-breedte van 60 m (bodemdiepte N.A.;>. -10 m).
Ter vergelij~ing is tevens de maximale vloedsnelheid in de oude
havenmond, bepaald uit het modelonderzoek, op de bijlage
aan-gegeven. De maximale ebsnelheid ia niet aangegeven in verband
de gesignaleerde onregelmatigheid in de Gnelheidskrom~e volgeRS
modelonder7.oek.
Uiteindelijk is een sluitgatprofiel van 500 à
600
11'12 uitwaterloopkundig oogpunt.een colft»romis-oplossing.
Voor de nieuwe haven'1ond, waar g~D neervorming optreedt " en
voor het havenkanaal,·waar de snelheden tot een aanvaardbaar
niveau zijn teruggebracht, is de onlossing gunstig.
Ook... 19
-Ook voor de oude havenmond ,waar door het afzwakken ...an de
stroomsnelheden en de profielvernauwing yan het sluitgat 4e
neeryorming vermoedelijk kan worden beperkt tot het gebied
ge-legen tussen de oude havenmond en het sluitgat.
Daarentegen zal in verband met de concentratie van de vloedstroom
in de oude havenmond langs de oostelijke havendam yermmedelijk
enige bodembescherming noodza~e11jk zijn.
Verder veroorzaakt de YJo.aetroaa door het sluitgat een
straal-stroOm in het achterliggende havenbekken, welke tijctens de
maximale stroom enige hinder kan veroorzaken voor de sch.epYaar~~
Hoewel de maximale ebsnelheden in het sluitgat ongeveer 30
%
hoger zijn dan de maximalevloe4snelheden. levert dit voor de
scheepvaart in het bestaande havenbekken vermoedelijk weinig
hinder op. Wel moet rekening .orden gehouden.et een krachtige
ebstroom tussen het sluitgat en de oude havenmond.
3.6.
Verloop stroomsnelheden ter piaatse van de oostelijkeafslu1tins van het bestaande havenkaqaal gedurende de
doorgraving (bijlagen 16
tlm
19).
Ten einde een indruk te verkrijgen van de snelheden, .elke
ongeveer kunnen worden verwacht bij doorgraving van de
ooste-lijke afsluitin~ van het bestaande havenkanaal, aadat de nieuwe
ha-venmond is gerealiseerà,zijn de grafieken op de bijlagen 16 t/m
19
samengesteld.Bij een profiel verruiming in de breedte bereikt de
maxi-male gemiddelde v.loeGsnelheid een grootste waarde van + 1.3
à
1.4 mis bij een profieloppervlak van 250 à 300 .2 of een breedte
van 25
à
30 m bij een diepte van N.A.P. -10 m. Hierna nemen desnelheden geleidelijk af (bijlage 16)
De maximale gemiddelde ebsnelheid bereikt zijn grootste waarde
. 2
reeds eerder: bij een profieloppervlak van 150 m wordt de groot~
ste waarde bereikt van!
1.8 mis
(
bijlage17).
Bij een geleidelijke afgraving, d.w.~. een gelijkmatige
afgraving over de volle breedte, vertoont het snelheidsverloop
geen wezenlijk verschil met dat van een profielyerruiming in de
In verband "et de onzekerheid over de t~ te passen
werkwijze voor de doorgraving en de onregelllatigheid in de
profielen tijdens de doorgraving, hebben de berekende
snel-,
heden slechts een globale waarde.
4. Berekening van d, stroomsnelhed,n.
4.1.Algemene theorie van de sei1jberekenin,.
De berekening van de getijstromen is gebascterd op de
voor lange golven geldende differentiaalvergelijkingen, n.l.
de continurteitsvergelijking:
g ~
+
b:t ..
0, .nde bewegingsvergelijking:
uH
+1
aQ
u
x gAa t·
:=o.
Deze vergelijkingen gelden als bij benadering:
1. de stroom ééndimensionaal en van constante dichtheid is;
2. de formule van De Chézy geldt (v:cVR!);
3.
de stroomvoerendebreedte constant is in de tijd en inde stroomrichting.
Qm aan deze voorwaarden te voldoen wordt een getijgebied
ge-schematiseerd in vakken, zodanig, dat per vak de verandering
in de geometrie gering is.
In verband met hun geringe invloed in het betreffenoe
gebied blijven buiten beschouwing de centrip,tale- en de
Corialis-versnelling, de windinvloed en de
snelheidsverand~-ring in de stroomrichting voor één vak.
b. w weerstand
"
It"
"
:: 1/gA) :c1/C2A2R)
:::b +<xb/gA2) 8Ter vereenvoudiging van de bewegingsvergelijking
de volgende grootheden ingevoerd:
a.
m
traagheid per eenheid van lengteworden
c. b Bernoulli term per eenheid van lengte
e
Deze grootheden zijn voor ieder vak constanten ale per vak de
I
waterdiepte-verechillen gering zijn, de waterspt.gel bij
be-nadering een rechte lijn i. en het verloop van Q rechtlijning
De b•• egingsvergelijking .ordt
~an:
In deze vergelijking en in de continu.1teitevergel:1jking zijn
alleen h en
Q
variabelIntegratie van beide vergelijkingen n.ar x~ geeft
het
verloo.verticale en horizontale getij:
i)Q. ()Jt
H2 - H1
= -
m;d'-.
A x - •I ~ .\~.
A x+
be~~t'
() hm
en Q2 - Q1 = - b è) t • A X.
Ten gevolge van de achematisa tie in vakken is ç~.
h1+ h2 2
Q,.Q2
2 en hm
==
hg ; verder is A x=l.Indien worden ingevoerd m.l
=
M
t w.l =W
t be.l =Be 8D b.l.13. d"n
worden de vergelijkingen: i)
Q
H2 - H1 'lil - M è) t$-wlQ
IQ
.BQ g g e g è) h gDe x-as wordt gelegd in de as van de rivier en wel ntet de positieve
richting naar zee toe, zodatt als van de zeezijde af wordt g.re.
kend, de verschillende termen in de beide vergelijkingen e'a
teg011-gesteld teken krijgen.
De index 1 wijst op de zeezijde van het vak.
Verder is
Q
positief in geval van eb en negatief bij vloed.Ter bepaling van de afgeleiden wordt de raaklijn opgemeten
è) hs; A h,
over een afstandje At, d. w. z. è) t ' :: At' De afstaneS.
At wordt niet gevarieerd, en kan daarom, ter vereenvoudiging
van het rekenwerk, bij de grootheden
M
t Be enB
getrokken word~R.M Be B
waaruit volgt:
!!
='"At""
~e· A t en! -At •
H2 -
H1
= ':<2 - Q1· MAQ ...w
IQtQ
-
B Q Ah - g gg -e g g BAh - g...
2.2
-De voor de berekening benodigde grootheden zijn dus:
1 1 (b + Olb)l b.l M=
w=
B s B= gAl!.t t C2A2R,
:: gA2 l!. t entot
-e4.2. ~xtra .eergi.verliezen in de haven.
V.rwijdingen of vernauwingen in een waterloop kunnen de
oorzaak zijn van extra energieverliezen. Daar deze
verschijn-selen zich afspelen in een gehied van. kleine omvang, zijnde
effecten ven berging.en traagheid niet van belang, zodat
per-manente stromin~ mag worden aangenomen, d.w.z. een stroming,
die niet in de tijd verandert.
Uit de stroommetingen, verricht in november 1965, is
ge-bleken,dnt de intrekkende vloedstroom in het westelijk gedeelte
van de huidige havenmond een sterk ontwikkelde neer met
verti-cale as veroorzaakt, waardoor het stroomvoerend profiel tussen
de havendammen gemidde ld over de vlpedptriode op de :neetdag
on-/
geveer
60%
bedroeg van het totale rrofiel tussen de havendammen.Met het oog hierop kan de bestaande havenmond, me.t een breedte
van 100 m tussen de havendammen en een lengte van! 120m, voo~
de vloedperiode beschouwd worden als een insnoering van korte
lengte, d.w.z. een korte plaatselijke vernauwing, waarachter
weer een verwijding plaats vindt.
Als A het profieloppervlak tussen de havendammen voorstelt,
n 1
~ An dat van d~ gecontraheerde straal (profiel 1 ) en A2 het
profieloppervlak benedenstrooms v~n de havenm0nd (profiel 2),
1
dan is
V1 ::
Q enfJ.A n
Tussen het profiel bovenstroomR van de havenmond (profiel 1)
en profiel 11 is de stroom geleidelijk versneld en de energie~
hoogte in profiel 11 is dan gelijk aan die in profiel 1, d.i,
H1•
Tussen 11 en 2 ontstaat een vertragingsverlies (verwijding)
1 ( . 1
2g
P.
An
-hierin-hierin is W de weerstand van de vernauwing en
Q
de afvoer ter eplaatse.
Uit de in november 1965 verrichte stroommetingen is
te-vens gebleken, dat gedurende de ebperiode geen contractie
op-treedt tussen de havendammen.
Bij de toestroming van het havenbekken naar de havenmond vindt
eerst een geleidelijke vernauwin~ plaats; het stromingsbeeld
heeft een vloeiend verloop en de energieverliezen zijn
hier-bij te verwaarlozen. Bij uitstroming in de Bocht van Watum
treedt plotselinge verwijdini op; hierdoor ontstaat weer een
vertragingsverlies, welke hoogstens is
H -H::: (V1-V2)2:: 1
~-L_
1F~l.
1Z 2g 2g An A2
-H -
aAange7.ien A2
(profieloppervlak Bocht van 'riatum)groot is
1 1
term A2 worden verwaarloosd, dus H1-H2 ::2 A2
g n
Het sluitgat en de doorgraving van de huidige oostelijke
afsluiting van het havenkanaal kunnen zowel voor de vloed als
voor de eb worden beschouwd als i~snoeringen van korte lengte.
1 1 1 2
De weerstand van dese insnoeringen tB dus.Ve::
2g
(~A -r-) ;
n 2
hierin is A het profieloppervlak van het sluitgat of de
door-n
grav;'ng en A2 het profieloppervlak benedenstrooms van deze plaatsen.
In verband met de vormgeving van je nieuwe havenmond, het
vloeiend verlooIJ vnn de havendammen, de afgeronde hoeken en
het stroombeeld van de in- of uitgaande stroom, zijn hier geen
extra energieverliezen in ~ekening gebracht, evenmin als bij
de overgang van het havenbekl-:en achter de oude haven'1Ond naar
het :lavenkanaal.
4.3.
Afleiding van de bij de berekenin~en 5ebruiktegetijver-gelijking.
Twee geulen, die naast elkaar liggen, Voldoen op de
Uit deze voorwaarden volgt, dat, voor het geval van een geheel
of gedeeltelijk geopende oude havenmond, tussen de beide
knoop-punten - oude en nieuwe havenmond - het energieverval in de
Bocht van Watum gelijk moet zijn aan het totale energieverval
in het havenkanaal, dus:
De termen
met
indexB
of b hebben betrekking op de Bocht vanWatum tussen de oude en de nieuwe havenmond en die met index ft
op het havenkanaal tussen dezelfde knooppunten.
Qb en QH zijn de resp. afvoeren gemiddeld over het traject tussea
deze knooppunten. In de berekening is voor At een periode van
1200 sec. genomen; dan is t.Qb of t.QH de verandering van de
ge-middelde afvoer in 1200 sec en A hB of 6hH de verandering van
de gemiddelde waterstand in 1200 sec.
Verd~r is IV
IQ
IQ
he.t energieverlies in de oude havenmond enmmm
N
IQ IQ
het energieverlies in het sluitgat.S S 6
Indien QB het gemiddelde is van de debieten, resp. aan de
westzijde van het knooppunt Bocht van Watum - oude havenmond
en
aan de oostzijde van het knooppunt Bocht van Watum-nieuwe
haven-mond kan Qb worden vervangen door ~-QH.
Evenzo kan 6 '~b worden vervangen door t.QB- t. QH.
Qm kan worden vervangen door QK + QH; QK- is gelijk aan tx de
1 1
afvoer samenhangende met de komberging van het havenkanaal, dUB
-M -
-B
QK1 =i
x BHti. hl{. Tenslotte wordtQ
s aanQK 1 en het sluitgat.vervangen door '~K·+QH; hierin is QK' gelijk
2 2
verminderd met de komberging tussen de oude havenmond
- 2.5 ...
Na enige bewerking ontstaat de volgende vergelijking:
(!iB+!iH) Ä(..lH+WH IQHI QH :; (Ws+·.vm-WB)Q~+2(WslQK1 +W.IQK11+WBIQBI) QH+
-(!ie Ä hB+!ie.Ä hH)(~H=(!!BÄQB+·/1BI QBI QB-l!e.Ä hBQl3):WsQ~ :W:n'~~
B H B 2' 1
De 3de term van het eerste lid heeft een min-teken voor de vloed
en een plus-teken voor de eb; de beide laatste termen van het
tweede lid zijn positieftijd~ns de vloed en negatief tijdens de
eb. De tussen haakjes geplaatste termen in het tweede lid gev~n
het verschil in energiehoogte Voor de Bocht van' .'fatumtussen de
oude en de nieuwe havenmond.
Voor bepaling van de factor 13 is de doorstroming van ot
naar het üostfriesche Gaatje via de Paap buiten
beschouwing-gelaten, omdat deze doorstroming va~.weinig invloed is op
de 26 de
-de getijstromen in het gebied ten zuiden v~n de dallijn
van de Bocht van Watum, in welk gebied de te onderzoeken
stromingstoestanden optreden •.
Voor de omrekenin~ naar gemiddeld getij is
uitge-gaan van de gemiddelde getijkromme, ontleend aan de
Rijks-peilschaal te Delfzijl, wa3rbij, in verband met de
VO,lrt-planting van het getij, voor de oude havenmond rekeninf.
is gehouden met een geringe vervroeging en voor de nieuwe
havenmond met een geringe vertraging van het g,,~tijt.o.v. de
plaats van de Rijks~eilschaal.
Voor het bepalen van de late van verschuiving in de tijd is
gebruik gemaakt van de gegevens verkregen uit metingen van
het verticale getij in december 1967 0) diverse plaatsen in
de haven en oostelijk daarvan nabij üterdum.
~la bepaling van de gemiddelde getijkrommen ter
plaat-se v!n de oude en de nieuwe havenmond en van de
kenterings-tijden voor gemiddeld getij, ontleend aan de metingen van
196!f en 1965, zijn zowel voor het getij van de meetdagen
aIR voor gemiddeld getij de vloed - en ebperioden tuss.n
de kenteringstijden in 12 gelijke perioden verdeeld.
De debieten voor gemiddeld getij werden vervolgens
bepaald door de aebieten van de meetdagen op de hiervoor
vermelde tijdstippen te vermenigvuldigen met de factor
F gem. è)h~ ()t gem.
F x i:>h i:>t
Hierin is F het oppervlak van het dwarsorofiel op een
gem. '
bepaald tijdstip in de Bocht van Watum ter plaatse van de
oude of nieuwe havenmond voor~emiddeld getij en
~hl
i:)tSe••
de stijg- of daalsnelheid voor het gemiddeld getij on
de-zelfde plaatsen, waarbij de kromme omstreeks de kenteringen
aan de kenteringstijden is aangepast.
F en è)
hl
è)t hebben betrekking op dezelfde waarden voor hetgetij van de meetdag en wel op hetzelfde tijdstip.
Deze wijze van omrekenen i~ een benadering Ol~ echter, gezien
de kleine verschillen tussen het getij op de meetdag en het
I
gemiddeld 27 gemiddeld
-gemiddeld getij, niet tot afwijkingen van enige betekenis
aanleiding geeft.
Op de berekende debietkrommen ter plaatse van de oude
havenmond is nog een correctie toegepast, in verband met de
verlenging van het havenkanaal, .waardoor het waterbergend
oppervlak bij lagere waterstanden wordt vergroot. De
toe-name in de aan- of afvoer op een bepaald tijdstip bedraagt
B x bhl ~t, waarin B het waterbergend oppervlak is van de
verlenging van het havenkanaa~ en ~hl ~t de stijg- of
daal-snelheid voor gemiddeld getij in het midden van het vak.
De berekende waarden werden, alvorens deze met de eerder
berekende debietkromme te sommeren, iets in de tijd
ver-schoven, ten einde rekening te houden met het tijdsverschil
tussen de oude en de nieuwe havenmond.
Ter contrale op de ter plaatse van de nieuwe
h~ven-mond berekende debieten zijn deze nog op een andere wijze
berekend, nl. door de debieten ter plaatse van de oude
havenmond te verminderen met de totale komberging op een
zeker tijdstip tussen de oude en de nieuwe havenmond, d.i.
B x bhl ~t. B is het totale waterbergende oppervlak tussen
de oude en de nieuwe havenmond voor de Bocht van Watum en
het havenkanaal, incl. de uitbreiding. De ë)h/ (jt-kromme
is ontleend aari het gemiddeld getij van de
Rijkspeil-schaal. waarbij omstreeks de kenteringen de kromme
weer is aangepast aan de kenteringstijden.
De verschillen met de vorige berekening bedroegen maximaal
niet meer dan 10 %, zodat de eerder gevonden waarden zijn
aangehouden.
De gemiddelde getijkromme, ontleend aan de Rijk8peil~
schaal en de debietkrommen voor gemiddeld getij in de
Bocht van Watum ter plaatse van de oude en de nieuwe
haven-mond zijn aangegeven op bijlage 20.
De grootheid QB is het gemiddelde van de beide
28
-b. !'lBen
!in'
'NB en WH'.ê.
eB en !!eH (bijlagen 21t/m
23).Voor het bepalen van de grootheden
!,
W en !ezijnvan de Bocht van Watum en het havenkanaal voor het traject
oude havenmond- nieuwe havenMond een groot aontal
dwars-profielen gete~end, welke representatief zijn voor een
klein gedeelte van de betreffende geulen.
De dwarsprofielen zijn ontleend aan:
a) voor de Bocht van ,iatum: peilkaarten Studiedienst Delf~ijl,
opname 1967;
b) voor het havenbekken tussen oude havenmond en
uitmon-ding Eemskanaal: peilkaarten Havenschap Delfzijl,
op-name 1967;
c) voor verbreding havenkanaal: beste~tekening Di~ect~e
Groningen;
d) voor uitbreiding havenkanaal en nieuwe havenmond;
schetstekening D~rectie Groningen.
Voor enkele wJterstancten tussen de grenzen N.A.?
+ 1.20 m en N.A.? - 1.60 m werden vervolgens de van de
waterstand afhankelijke factoren A, ct, b en b uit de
B
dwarsprofielen bepaald. Aangezien voor het traject oude
havenmond- nieuwe havenmond de docht van Natum, lengte
5100 m, en het havenkanaal, lengte 6200 m, ter
vereen-voudiging van de berekeningen ieder als één vak zijn
be-schouwd, werde~ de uit de dWclrsprofielen bepaalde
facto-ren gemiddeld.
De theoretische waarcte van de co~ffici~ni van De
Chézy
C wordt bepaald met de formule C=
18 log12R/k
D,waarin
kn
de afmeting
is, kenmerkend
voor de wandruwheid
- ze}
-1
grootheid Wil een gemiddelde C-waarde van 60 m~/s worden
aan-gehouden, en voor het havenkanaal met een meer slibachtige
bodem e~n gemiddelde C-waarde van
63mi
/s voor berekening van'NH•
Ten einde de variaties in de snelheden in het
dwarspro-fiel, met betre~~ing tot de gemiddelde snelheid op een bepaald
moment, tot uitdrukking te brengen is in de
be.egingsverge-lijking de coëfficiënt inge~oerd. Deze coëfficiënt kan
wor-den gedefinieerd door ex=
f
V -sdA • Hierin heeft de integraalV~A g
betrekking op het totale oppervlak van het dwarsprofiel, V ie
de snelheid in eHn bepaald punt van het dwarsprofiel en V
g
peilkaarten en de stroommetingen niet exact kon worden
uit-gevoerd, is in de berekenin~ van de grootheid !e voor de
is de gemiddelde snelheid over h~t totale dwarsprofiel.
VOCjr rivieren, welke een ·niet te 'onrefJtlmatigevorm hebben,
heeft deze co~fficiënt een wa3rde van ongeveer 1.1 tot
1.2.
Aangezien het havenkanaal en de Bocht van uatum voor het
beschouwde traject vrij regelmatie van Vorm zijn en tevens
de bepnling van de grootte van de factoren b ep b uit de
s
waarde 1 ingevoerd.
Op de bijlagen 21 t!m
23
zijn de bere~ende waarden voor~B en Mi
,'<'a
en W1, en 3 en B uitgezet en door vloeiende-t t
-eB
-eijlijnen met elkaar verbonden.
c. W en W (bijlagen 22 en 2~)
s m
De weerstandstermen voor het sluitrrat (Ws) zijn voor
eb en vloed gelijk, aangezien het profieloppervlak
beneden-strooms van het slui teat, A2, Vlor de. vloed slechts weinig
verschilt met dat voor de eb.
De waarde van de contractieco~ffici~nt~ WOrdt
groten-deels bepaald door het meer of minder af~erond zijn van
de rand~n van de instroomopening.
Aangezien de~e afronding bepaald wordt door de wijze van
-uitvoering-!'"
'0-uitvoering tijdens de aanleg van de dam, en bovendien van
moment tot moment verandert gedurende de aanleg, zal de
grootte van de
p
-waarde ank voortdurp.nd variëren.Het in de berekening invoeren van een contractiecoërfici~nt,
waarbij rekening wordt gehouden met de steeds wisselende
omstandigheden is ondoenlijk. In verband hiermede is in
de berekeningen voor de contractieco~fficiënt een waarde
van 1 aangehouden. 1 1
:::
2
(a-;r-g ,- n 1 A ti ::_(_...2
s 2g MA nDe formule voor de weerstanri in het sluitgat
W
=
s
1 ~
~) kan ook worden geschreven in de vorm
2
1)2x
...l..
t liet welke laatse vormW
achtereen-A2 s I
2
-Voor-À
n
volgens voor de verhoudingen -
=
A2
0.4; 0.1; 0.04
en0.01
is berekend.Bij het kleiner worden van het profieloppervlak van het
sluitgat •• emt de weerstand snel toe.Bij een verhouding
A
AD -
0.4,
liggen de waarden voor W t afhankelijk van de2 s
waterstand, tussen
0.40
en0.78
x10-7
(,i~/m5); bij eenA
yerhouding
+
=
0.01
tussen1743
en3417
x10-7
(.2/m5).
2
Ter beperking van de afmetingen van de grafiek zijn de
be-rekende waarden op half-logarithmisch papier uitgezet t.o.v.
de waterstand.
De punten liggen daardoor te~~n5 op eèn rechte ( zie
bij-lage 24). In de grafieken met de eindresultaten zijn de
stroomsnelheden uitgezet t.o.v. het profieloppervlak van het
sluitgat benlden N.A.P. en t.o.v. de hieryoor ge.oemde
Yer-ho_dingen
-xa-,.
Deze opzet maakt het mogelijk met elkewil-2
lekeurige eontractieco.tfic1~nt op een eenvoudige wijze het
bij een bep'~ld. gemiddelde stroomsnelheid behorende