• Nie Znaleziono Wyników

Enige experimenten op het gebied van het eenzijdig lassen met smeltbad ondersteuningen Deel III: Gemechaniseerd lassen met gevulde draad en netmanteldraad, horizontale positie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Enige experimenten op het gebied van het eenzijdig lassen met smeltbad ondersteuningen Deel III: Gemechaniseerd lassen met gevulde draad en netmanteldraad, horizontale positie"

Copied!
15
0
0

Pełen tekst

(1)

MEDEDELING No. 41 S

Februari 1975

(S BP/370)

NEDERLANDS SCHEEPSSTUDIECENTRUM TNO

NETHERLANDS SHIP RESEARCH CENTRE TNO

SHIPBU ILD ING D EPARTMENT LEEGHWATERSTRAAT 5, DELFT

*

ENIGE EXPERIMENTEN OP HET GEBIED VAN HET

ÉÉNZIJDIG LASSEN MET SMELTBAD ONDERSTEUNINGEN

DEEL III

GEMECHANISEERD LASSEN MET GEVULDE DRAAD EN

NETMANTELDRAAD, HORIZONTALE POSITIE

(SOME EXPERIMENTS ON ONE-SIDE WELDING WITH VARIOUS BACKING MATERIALS

PART III

MECHANISED WELDING WITH FLUX CORED WIRE AND BRAIDED WIRE, HORIZONTAL POSITION)

door

J. M. VINK

(Metaalinstituut TNO)

LFLO

(2)

Adviesgroep ,,Lasprocessen in de scheepsbouw"

IR. L. HEEMSKERK IR. L. P. HERFST

ING. A. B. DE JONG

DR. IR. P. H. VAN LENT

PROF. IR. J. J. W. NIBBERING

ING. J. L. M. RENCKENS IR. D. E. D. ROMIJN ING. A. A. C. SIMONs

IR. F. W.

VAN DE STADT

IR. J. W. STEENHUISEN

ING. B. B. ZINKWEGt

ING. G. ZOETHOUT

IR. W. SPUYMAN (ex officio)

IR. TH. LAHR (ex officio)

(3)

Dit derde onderzoek is een logisch vervoig op de eerder gepu-bliceerde experimenten. In deel II zijn proeven beschreven met

gemechaniseerde éénzijdige gasbooglasprocessen met smelt bad-ondersteuningen. Voor de scheepsbouw, waar vaak nog een deel

van het laswerk in de open lucht geschiedt. zijn lasprocessen zónder gasbescherming van belang. I-let overleg in de Advies-groep leidde daarom tot het onderzoeken van zogenaamde zelf-beschermende gevulde draden en van netmanteldraad in

korn-binatie met diverse ondersteuningsmaterialen.

Deze onderzoekingen werden wederom uitgevoerd door bet Metaalinstituut TNO. Met dank mag hierbij vermeld worden dat voor deze experimenten de wisselstroomapparatuur door Translas B.V. ter beschikking van het laboratorium werd gesteld. De resultaten verkregen met de gevulde draden. zowel bu gelijk- als bu wisselstroom. waren echter aanzienlijk minder gunstig dan werd gehoopt. Hierbij moet benadrukt worden dat dit de gemechaniseerde toepassing betreft, voorzover bekend wordt in de scheepsbouw bet half-automatische proces wel toe-gepast, zij het in beperkte mate.

Positiever bleken de resultaten van de experimenten met de netmanteldraad, die echter een lagere neersmeltsnelheid heeft

dan een aantal andere gemechaniseerde processen.

Het voornemen om de onderzoekingen op dit gebied voort te zetten, waarbij gedacht werd aan bet onder poeder lassen met smeithadondersteuning. kon tengevolge van bet beeindigen van

de werkzaamheden van bet Scheepsstudiecentrum TNO nog niet gerealiseerd worden.

HET NEDERLANDS SCHEEPSSTUDIECENTRUM TNO

This third investigation is a logical sequel to the experiments

published earlier. In part IL tests were described with mechanised

one-sided gas-shielded welding processes with backing material. For ship fabrication, where often part of the welding is still

done in the open air, welding processes without gas shielding are

of interest. The discussions in the Advisory Committee therefore resulted into the investigation of so-called self-shielded cored wire and of braided wire, combined with various backing

naterials.

These investigations were again performed by the Metal Research Institute TNO. lt is gratefully mentioned that an

alternating-current machine was placed at the disposal of the laboratory for these experiments by Translas R.V.

The results obtained with the cored wires, both with direct and with alternating current, however, were considerably less favourable than had been hoped. It must be stressed here that this concerns the mechanised application, as far as is known the semi-automatic process is being applied in ship production, although rather limited.

There were more positive results of the experiments with the braided wire, that has, however, a lower deposition rate than

some other mechanised processes.

The intention to continue the research into this field, for which it was thought about submerged-arc welding with backing materials, could, because of the termination of the activities of the Ship Research Centre TNO, not yet be realised.

THE NETHERLANDS SHIP RESEARCH CENTRE TNO

(4)

INHOUD

blz. i Inleiding 5 2

Lastoevoegmaterialen

6 3

Smeltbadondersteuningen

6 4 Seiektieproeven 6 4.1

Algemene gegevens

6

4.2

Resultaat van de selektieproeven

7

5

Voortgezet onderzoek

9

5.1

Algemene gegevens

9

5.2

Lasuitvoering

10

5.3

Resultaten van het voortgezet onderzoek

10

6

Samenvatting

11

7 Konklusie 11

(5)

i

Inleiding

Als derde onderdeel in een serie experimenten

betref-fende het éénzijdig lassen met gebruikmaking van

een-voudige hulpmiddelen is een onderzoek ingesteld naar

de plaats welke de zgn. ,,luchtdraden" bij deze

las-methode kunnen innemen.

Hoewel het onderzoek geheel op zichzeif staat, is er

toch een duidelijke aansluiting op de beide eerder

uit-gevoerde series experimenten en wel met name op het

elektrode- en het gasbooglassen met gevulde draden.

Uit het onderzoek [I] bleek, dat met de kombinatie

basische elektrode/keramische

steentjes niet

alleen

goede resultaten zijn te verkrijgen, maar dat deze

korn-binatie voor wat betreft de toepasbaarheid als bet

meest universeel kan worden beschouwd. De

korn-binatie laat nl. het lassen in de buitenlucht toe, zonder

ENIGE EXPERIMENTEN OP HET GEBIED VA1' HET

ÉÉNZIJDIG LASSEN MET SMELTBAD ONDERSTEUNINGEN

DEEL Ill

GEMECHANISEERD LASSEN MET GEVULDE DRAAD

EN NETMANTELDRAAD, HORIZONTALE POSITIE

door

J. M. VINK

Sain en vatting

Deze derde publikatie behandelt de toepassing van zichzelfbeschermende" gevulde draad (d.w.z. zonder gasbescherming) en van

netmanteldraden bu het gemechaniseerd éénzijdig lassen met smeltbadondersteuningen.

De gang van zaken bu deze laboratoriurnonderzoekingen is dezelfde als beschreven in deel II: stompe naden zijn gelast met in de handel zijnde lasdraden en vier verschillende smeltbadondersteuningen. Als ondersteuningsmiddel is thans ook glas beproefd. Begonnen is met een reeks selektieproeven waarbij alle kombinaties beproefd zijn. Hierbij is alleen de grondnaad gelast, bu diverse waarden van stroom, spanning en voortloopsnelheid, alsmede bij enige variaties van de naadgeometrie.

De resultaten met de zogenaamde ,.luchtdraden" bleken teleurstellend. die met de netmanteldraad waren bevredigender.

Bij het voortgezette onderzoek. waarbij de naden geheel zijn volgelast is daarom alleen de netmanteldraad gebruikt, in kombinatie met de vier ondersteuningstypen, De afgelaste naden zijn wederom radiografisch, mechanisch en chemisch onderzocht. De kwa!iteit

van de lassen voldeed aan de eisen.

De netmanteldraad blijkt zeer wel bruikbaar voor het éénzijdig lassen, de slakiossing is echter slecht en de neersmeltsnelheid betrekke-luk laag vergeleken bij eerder beproefde gemechaniseerde processen.

Suinìnarji'

This third publication deals with the application of self-shielded (that is without gas shielding) flux cored wire and of braided wire for mechanised one-sided welding with backing materials.

The procedure for these laboratory investigations is similar to that described in part II: butt welds were welded with commercially available welding wires and four different backing materials. This time also glass was used for backing.

It was started with a series of selection experiments during which all combinations were tried. For this only the root passes were laid, at various values of current, voltage and travelspeed as well as with a number of variations in the joint configuration. The results with the "no gas" wires proved to be disappointing, those with the braided wire were more satisfying. Therefore, in the continued investigations, in which the joints were welded completely only the braided wire was used, combined with the four

backing types.

Like before, the welds were examined radiographically, mechanically and chemically. The quality of the welds met the requirements. The braided wire proves to be well suited for one-sided welding, removing the slag, however, is difficult and the deposition rate

is low compared to mechanised processes tested before.

dat hier speciale maatregelen voor getroffen moeten

worden.

Uit het oogpunt van de neersmeltsnelheid is het

handlassen met elektrode minder aantrekkelijk. Hogere

neersrneltsnelheden werden bereikt bij het geheel

ge-mechaniseerd

gasbooglassen

met gevulde

draad-elektroden [2].

Het gasbooglassen heeft echter beperkingen ten

aanzien van de toepassing buiten besloten ruirnten.

Voor de zichzelf beschermende draadelektroden werd

verwacht dat een koppeling tot stand zou kunnen

worden gebracht tussen de voordelen van het

elek-trode- en bet gasbooglassen.

Het lassen van de proefstukken is geheel

gemechani-seerd uitgevoerd.

Voor het aanvoeren van de lasdraad en het

ver-plaatsen van het smeltbad in de lasrichting is in het

(6)

6

geval van de netmanteldraad gebruik gemaakt van een

machine geschikt voor het onder poeder lassen. De

boog werd gevoed door een gelijkstroombron met een

afvallende karakteristiek.

Apparatuur, zoals deze ook wordt gebruikt voor het

gasbooglassen, is toegepast voor het lassen van de

ge-vulde draden. Overeenkomstig het tweede onderzoek

[2] in de reeks van experimenten, is voor het

voort-bewegen van het lasproces bij de gevulde draden

ge-bruik gemaakt van een eenvoudig

voortbewegings-mechanisme.

In afwijking van de beide voorgaande series

experi-menten is alleen in de horizontale positie gelast. Voor

het overige is een zelfde gedragslijn gevolgd als bij de

eerder uitgevoerde experimenten.

Aandacht is besteed aan zowel de gelijk- als aan de

wisselstroomtoepassing van de ,,luchtdraden".

2

Lastoevoegmaterialen

De inzichten verkregen uit het tweede onderzoek [2]

hebben ertoe geleid, dat uitsluitend gebruik is

ge-maakt van basische draadelektrode. Daarnaast waren

faktoren als het kunnen voldoen aan niinimaal klasse 2

van de Unified Rules van de

klassifikatiemaatschap-pijen en het betrekken van een wisselstroomdraad in

het onderzoek mede bepalend voor de keus van de

draadelektrode. Tabel I geeft een overzicht van de

toe-gepaste draadelektroden.

Tabel 1. Overzicht toegepaste draadelektroden

draadelektrode

NR 203

0W 55 0W 56 Lfnioarc Grün K * Kerndraad gevulde draad gevulde draad gevulde draad netmantel draaddikte in mm 2,4 3,2 3,2 3,25*

Naast de drie gevulde draden is een netmanteldraad

in het onderzoek opgenomen.

3

Smeitbadondersteuningen

Voor het ondersteunen van het smeitbad is in

hoofd-zaak gebruik gemaakt van ondersteuningen die een

goede kombinatie bleken te zijn bij het elektrode- en

het gasbooglassen met gevulde draden gedurende de

eerder u itgevoerde experimenten, t.w.:

- Kataflux 2

- Subit I

- Keramische steentjes

(Philips en Varios)

Aan deze smeitbadondersteuningen is toegevoegd de

glasstrip van het fabrikaat Phoenix-Union. Deze 500

mm lange en 32 mm brede glasstrippen worden in

twee dikten, GL 50-3 mm en GL 50-4 mm in de

handel gebracht. Op de zijde van de strip die in kontakt

komt met het smeltbad is een dunne poederlaag

aan-gebracht.

Aíhankelijk van het lasproces, onder poeder- of

gasbooglassen, wordt door de fabrikant resp. de 3- of

4 mm dikte aanbevolen.

Voor het aanbrengen van de glasstrippen wordt met

succes gebruik gemaakt van metalen goten (staal of

koper). Hoewel de stalen goot prijstechnisch gezien

aantrekkelijk is, schuilt er tevens het gevaar van

vast-lassen van de goot in. Dit doet zich b.v. voor, als de te

lassen delen oriderling niet geheel in lijn zijn gefixeerd

(high-low).

Door middel van magneetbruggen, in het midden

voorzien van een verende pal, kunnen de goten op een

snelle en eenvoudige wijze onder de te lassen naad

worden aangebracht. De verende pal bewerkstelligt dat

de glasstrippen de juiste spanning ontvangen en dat

deze gedurende de montage niet versplinteren.

4

Selektieproeven

4. 1 Algemene gegevens

Door het uitvoeren van een aantal selektieproeven is

onderzocht of de luchtdraden een toepassing zouden

kunnen vinden bij het eenzijdig lassen. Geheel

over-eenkomstig het tweede [2] onderzoek, is bij de

selektie-proeven direkt gebruik gemaakt van staat 52 type AH.

Door dit materiaal reeds in een vroeg stadium toe te

passen wordt tevens, zij het tot op zekere hoogte, een

inzicht verkregen in de scheurgevoeligheid van

grond-laag en kraters. De laslengte bij de selektieproeven

bedroeg 500 mm in een plaatdikte van 20 mm.

0m voor de praktijk tot bruikbare kombinaties te

komen zijn naast de variabele als lasstroom,

boog-spanning en voortloopsnelheid de volgende parameters

ingevoerd:

- vooropening

- openingshoek

- uitsteeklengte

- toevoeging van

rnetaalpoeder.

Een V-naad met een openingshoek van 40 heeft als

uitgangsvorm gediend bij de selektieproeven. De

las-kanten zijn door middel van machinaal autogeen

snijden aangebracht.

Indien bij een bepaalde instelling en naad-geometrie

een aanvaardbare doorlassing rnogelijk bleek,

werden

de volgende faktoren gehanteerd orn de bruikbaarheid

voor de praktijk te kunnen vaststellen:

(7)

- vorm van de doorlassing

- vorm van de laag in de naad

- toelaatbare afwijking in de vooropening

- toelaatbare afwijking in de onderlinge

hoogtever-schulen van de te lassen plaatdelen (high-low).

Voorts is aandacht besteed aan faktoren die meer als

secundair kunnen worden beschouwd, zoals spatten,

slakiossen, rookontwikkeling etc.

Gedurende het selektieonderzoek zijn met alle

lastoe-voegmaterialen vermeld in tabel

I

kombinaties

ge-vormd met de vier genoemde smeltbadondersteuningen.

4.2

Resultaar van de selektieproeven

Uit de resultaten van het selektieonderzoek is een

duidelijke scheiding naar voren gekomen tussen de

mogelijkheden van de gevulde draden en die welke de

netmantel kunnen geven op het gebied van het eenzijdig

lassen.

In geen enkel opzicht waren de resultaten van de drie

gevulde draden ook maar enigszins vergelijkbaar met

die van de eerder uitgevoerde experimenten mèt

gas-bescherming. Het in stand houden van de boog was

een van de grootste problemen die zich voor deden.

Uitgaande van een naad-geometrie van 4O

openings-hoek en een vooropening van 4 mm, een vorm die bij

het gasbooglassen goede mogelijkheden bood, is met

de beide gelijkstroomdraden t.w. 0W 55 en NR-203

een serie proeven opgezet.

Gedurende deze proeven, bleek dat door de

onder-steuningsmaterialen op zich, op geen enkele wijze het

gedrag van de boog werd heïnvloed. Bij alle

kombi-naties gemaakt met de beide gelijkstroorndraden deed

zich nl. hetzelfde verschijnsel van een onstabiele boog

voor. Vooral bij grotere vooropeningen dan 4 mm

kon alleen een boog gehandhaafd worden als de

draad-elektrode op een van de te lassen delen werd gericht.

Hetgeen echter inhield,

dat geen acceptabele

las-verbinding tot stand kon worden gebracht.

Gezien hei feit, dat zowel bij het lassen van vullagen

als bij het aanbrengen van een snoer op een

plaat-oppervlak, het euvel vail het onstabiel worden van de

boog zich niet voordeed, zijn de proeven met een

kleirier.e vooropening, doch met dezelfde

openings-hoek voortgezet.

Inderdaad bleek, dat zodra de boog meer werd

0m-sloten door de beide flanken van de naad, de boog een

groot deel van zijn onstabiele karakter verloor.

Bij de kleinere vooropeningen (<4mm) werd echter

met de beschikbare parameters

als

stroomsterkte,

boogspanning, uitsteeklengte

en

voorti oopsnelheid

geen aanvaardbare doorlassing bereikt.

Voortgaande op hei gegeven, dat, bij een geringe

vooropening eeri goede stroomoverdracht aanwezig is,

zijn de experimenten voorgezet met een gewijzigde

naadvorm. Uitgaande van openingshoeken van 600 en

70, zijn proeven uitgevoerd met een vooropening van

I

tot 3 mm. Inderdaad bleek de gewijzigde

naad-vorm de boogstabiliteit positief te beïnvloeden. Toch

moet ook hier gezegd worden, dat met gebruikmaking

van de bovengenoemde parameters geen aanvaardbare

doorlassing tot stand kon worden gebracht. De

gun-stigste resultaten werden met de beide draden bereikt

bij een openungshoek van 70 en een vooropening van

ca 2 mm. Het lasuiterlijk op de plaatsen waar een

door-lassing tot stand kwani, was echter ruw en bovendien

veelal pokdalig en poreus.

Vervolgens is

getracht door het inbrengen van

metaalpoeder in de naad (Arcmetal type AM 50) de

boogstabiliteit te behouden en terug te keren tot een

openingshoek van 40°. Ook hier bleef het resultaat

ver beneden de verwachtingen. Als in enige mate

sprake kon zijn van een doorlassing, dan bleek meestal

het bereikte resultaat, met dezelfde instelgegevens,

niet reproduceerbaar te zijn.

Hieruit blijkt, dat het geheel als zeer twijfelachtig

moet worden gezien. Betere resultaten werden

ver-verwacht van de wisseistroom draadelektrode 0W 56.

De verwachtingen van deze gevulde draad werden

echter niet bewaarheid. De resultaten waren nl. geheel

overeenkomstig het gelijkstroom lassen.

Door de eenvoud van de apparatuur (de

draad-aanvoer inrichting (Mitsubishi) wordt op een normale

handlastrafo van voldoende kapaciteit aangesloten)

had lassen met een ,,luchtwisselstroomdraad" een

be-langrijke uitbreiding aan het eenzijdig lassen kunnen

geven.

Meer positief waren de resultaten welke werden

ver-kregen met de netmanteldraad Unioarc Grün K.

In een stroom/spanningsgebied van 300 A en 25 V

bleken in kombinatie met de vier

smeltbadondersteu-fingen goede doorlassingen bereikbaar te zijn. Door

de konstruktie van deze draadelektrode is een goede

boogstabiliteit verzekerd. De netnianteldraad is nl.

op-gebouwd uit een kerndraad, waaromheen

spiraals-gewijs twee windingen van dunne draden zijn

gewon-den. Eén winding is linksom en de ander is rechtsom

gewonden, iedere winding op zich bestaat uit vier

draden.

De ruimte in het net dat op deze wijze ontstaat, is

opgevuld met bekledingsmateriaal voor het vormen

van een siaklaag.

De afmeting van de kerndraad is maatgevend voor

het aanduiden van de elektrodedikte. Bij een

draad-dikte van 3,25 mm bedraagt de totale draad-dikte van de

draadelektrode 7 mm. De taak van het netwerk

(8)

8

orn de kerndraad is tweeledig, nl. stroomoverdracht

van de kontaktbuis op de draadelektrode en het

ver-ankeren van de bekledingsmassa. Voor het vervullen

van de eerste taak, de stroomoverdracht, is het

nood-zakelijk dat het net tot buiten de bekledingsmassa

uit-steekt. Voor het éénzijdig lassen betekent dit, dat bij

een vooropening van 4 mm de buitenzijde van de

draad-elektrode in direkt kontakt staat met de te lassen delen.

Het is duidelijk dat hierdoor een goede

stroomover-dracht mogelijk is.

In vergelijking tot het lassen met gevulde draden, is

de afstelling van de voortloopsnelheid minder kritisch.

Bij de relatief dunne draden vindt de stroomoverdracht

hoofdzakelijk via het smeltbad plaats, dit geldt zowel

voor het gasbooglassen als voor het lassen zonder

gasbescherming. Hierdoor is bij het lassen met gevulde

draden een nauwkeuriger afstelling van de

voortloop-snelheid vereist, dan bij een netmanteldraad. Zodra nl.

bij het lassen met gevulde draden het kontakt met het

smeltbad minder goed is, hetgeen kan voorkomen

door het plaatselijke passeren van een grotere

voor-Fig. 1. Doorsnede van

de grondlaag van dc

komliinatie.

steentjes/Unioarc Grün K 3,25 mm.

opening zonder dat het voortlooptempo hier op

aan-gepast is, wordt de gang van het proces verbroken.

In de figuren I t/m 4 wordt de vorm van de

grond-laag weergegeven, gelast met de netmanteldraad in

kombinatie met de volgende smeitbadondersteuningen:

- keramische steentjes

- glasstrippen

Subit I

- Kataflux 2

Uit de figuren blijkt dat bij de vier ondersteuningeri

een goede aanvloeiing van de doorlassing, met de te

lassen plaatdelen kan worden verkregen. De vorm

van het lasopperviak in de naad is viak en is geschikt

voor het aanbrengen van een volgende laag, zonder dat

hier eerst extra bewerkingen voor moeten worden

uit-gevoerd, zoals bijv. slijpen.

Het lossen van de slaklaag gaat echter bijzonder

moeilijk en deze is vrijwel niet zonder het gebruik van

pneurnatisch gereedschap te verwijderen. Dit is vooral

het geval als de flanken van de naad direkt boyen het

Fig. 3.

Doorsnede van de grondlaag van dc kombinatie,

Subit l/Unioarc Grün K 3,25 mm.

Fig. 2. Doorsnede van

de grondlaag van de kombinatie,

Fig. 4. Doorsnede van

de grondlaag van de

kombinalic, Gt.-50-3/Unioarc Grün K - 3,25 mm. Kataflux 2/tJnioarc Grün K - 3,25 mm.

(9)

lasopperviak zijn aangesmolten, zoals dit te zien is in

de figuren I en 4.

Ten aanzien van de vooropening, kan gezegd

wor-den dat 4 tot en met 7 mm toelaatbaar is. Bij kleine

vooropenïngen neemt de kans op het ontstaan van

gasholten toe, hetgeen is toe te schrijven aan het feit dat bij kleine vooropeningen de booglengte toeneemt.

Door de ornvang van de draad (7 mm) kan deze bij

een openingshoek van 4O niet diep genoeg in de naad

worden gebracht. l-let optredende verschijnsel

is te

vergelijken met het lassen van basische elektrode met

een te lange boog.

Bovendien moet orn de doorlassing te kunnen

ver-zorgen, bij kleinere vooropeningen een hoger

voort-looptempo worden aangehouden, hetgeen eveneens de

kans op poreusheid doet toenemen. Ook dit is een

bekend beeld bij het lassen met basische elektrode,

waar de gebruikte netmanteldraad mee is te

verge-lijken.

Geheel overeenkomstig de ervaringen

ver-kregen bij het gasbooglassen moet ook hier gewaakt

worden voor maatafwijkingen in dikterichting

(high-low). Bij grotere afwijkingen dan 1 mm neemt de kans op het ontstaan van aanvloeiingsfouten snel toe. Dit is vooral van toepassing op de weinig flexibele glasstrip-pen. Bij de hier bedoelde maatafwijking, sluit de

glas-strip niet meer op de juiste wijze aan. Hetgeen tot

gevoig heeft dat het vloeibare metaal onvoldoende

wordt ondersteund en de kontrole over hei smeltbad

verloren gaat.

Doordat de steentjes, zij het in geringe mate, kunnen kantelen, geven zij in het geval van onderlinge

hoogte-verschillen meer steun aan het smeltbad dan de

glas-strippen dit kunnen doen. Hierdoor is hei lassen van

plaatdelen waarin zich hoogteverschillen tot 2 mm

voordoen bij het gebruik van steentjes rnogelijk. l)at de netrnanteldraad een ontwikkeling uit de beklede

elektrode is, is naast de boyen reeds genoemde punten

betreffende de booglengte, ook terug te vinden in het gedrag van de vloeibare slak. Voor het beheersen van de slak moet zowel de lasrichting, als de stand van de

laskop, gekozen worden zoals dit bij

het elektrode

lassen gebruikelijk is voor het lassen van grond- en

vullagen van stompe naden. Bij een dergelijke stand en lasrichting wordt de slak achter de boog gehouden.

I-let verhinderen dat de slak onder of langs de boog

loopt is bij het éénzijdig lassen niet zozeer van belang voor het voorkomen van slakinsluitsels, maar meer orn te waarborgen dat een dee! van de boogwarmte benut wordt orn de doorlassing te verzorgen en waar nodig een groef in de ondersteuning te graven. Dit is vooral

van belang bij

die smeltbadondersteuningen waarin

zich geen groef bevindt voor het opnemen van het las-metaal en slak ( en Kataflux strippen). Bij de

glas-strippen kwam dit sterk tot uiting bij een stand van

het pistool loodrecht op het plaatoppervlak. Bij deze

stand hep een deel van de slak voor de boog uit met

als gevoig een onvoldoende doorlassing.

Bij de beide eerder uitgevoerde experimenten ([h] en

[2])

is reeds gewezen op de mogelijkheid van het

ontstaan van kraterscheuren. Ook hij de

netmantel-draad, onafhankelijk van de toegepaste

ondersteu-fingen, moet men er op bedacht zijn dat deze gebreken

kunnen voorkomen. Hoewel ook hier de grootste

zekerheid wordt verkregen door de krater uit te slijpen,

hetgeen

tevens een goede aanhechting bevordert,

werden ook geen kraterscheuren aangetroffen als voor het verbreken van de boog over een lengte van enkele centimeters tegen de lasrichting in werd terug gelast.

Bij deze techniek van het verleggen van de krater,

dient echter te worden opgemerkt, dat de doorlassing op een dergelijke plaats aanmerkelijk zwaarder wordt

t.o.v. gehele doorlassing.

In het algemeen laten de strippen zich na het lassen

weer goed verwijderen. Uit veiligheidsoogpunt moet

er echter rekening mee worden gehouden dat de glas-strippen geclurende het lassen versplinteren. In

ver-band hiermede zullen op plaatsen waar de glasstrippen

boyen het hoofd verwijderd moeten worden, zoals dit

bijv. onder bet vlak van in aanbouw zijnde schepen

voor kan komen, veiligheidsmiddehen, zoals gelaats-schermen, onontbeerlijk zijn.

5 Voortgezet onderzoek

5. I Algemene gegevens

Na de inzichten verkregen uit de selektieproeven zijn de experimenten alleen voortgezet met de netmantel-draad en we! in kombinatie met de volgende

smeltbad-ondersteuningen:

- Kataflux 2

- Subit i

- GL 50-3

- Keramische steentjes.

Na het lassen van de grondlaag zijn de proefstukken door middel van het handlassen op een uniforme wijze gevuld. Enerzijds is voor deze wijze van afvullen ge-kozen daar hei handlassen met basische elektrode op

zich veel overeenkomsten heeft met de

netmantel-draad en anderzijds omdat bij

hei elektrode lassen

vrijwel geen beperkingen aanwezig zijn met betrekking tot de toepassing in de buitenluchi.

In dit opzicht is er ook een duidelijke overeenkomst

met de netrnanteldraad.

Overigens moet de wijze waarop de proefstukken

zijn volgelast van ondergeschikt belang worden

ge-acht. In de praktijk zal hei zeker aantrekkelijk zijn

(10)

lo

hiervoor andere booglasprocessen te kiezen zoals bijv.

gevulde draden zonder gasbescherming of onder

poeder lassen.

De gelaste proefstukken zijn radiografisch onderzocht,

waarna de mechanische eigenschappen van de

verbin-ding zijn bepaald. Tevens is aandacht besteed aan

hardheid en de chemische samenstelling van de

grond-laag.

5.2 Lasuitvoering

Het lassen van de proefstukken is geheel in

overeen-stemming gehouden met het gemechaniseerd

gasboog-lassen.

Het plaatmateriaal, bij het voortgezette onderzoek,

was niet alleen van dezelfde kwaliteit (staat 52 AH)

maar ook van dezelfde charge als gebruikt bij [2].

In gehechte toestand waren de afmetingen van de

proefstukken

achtereenvolgens

voor de

laslengte,

breedte en plaatdikte, 1000 x300 x20 mm. Bij de

las-proeven, uitgevoerd met gelijkstroom (elektrode aan

de positieve pool) zijn de volgende lasparameters

aan-gehouden:

- stroom:

300 A

- spanning:

25 V

- voortloopsnelheid:

230 mm/min

- uitsteeklengte:

ca. 50 mm

De lasparameters waren afgesternd op een

voor-opening van 4 mm, een maat die goede resultaten gaf

gedurende de selektieproeven.

Bij de gegeven waarde van stroom en spanning werd

bij de uitsteeklengte van 50 mm een neersmeltsnelheid

van 42 gr/mm

bereikt.

De nuttige laaghoogte bij de gegeven vooropening

varieert van 6 tot 9 mm. Na de grondlaag is de

res-terende vulling uitgevoerd met de elektrode

Philips

C6 waarvoor vier lagen nodig waren t.w. één laag met

5 mm en drie lagen met 6,3 mm elektrodedikte.

5.3

Resultaten van het voortgezet onderzoek

Röntgen onderzoek

Uit de röntgenfilms, vervaardigd van de gelaste

proef-stukken is gebleken dat met de netmanteldraad in

kombinatie met de vier gebruikte

smeltbadondersteu-fingen goede homogene lassen te verkrijgen zijn.

Verdere beproevingen

De overige beproevingen zijn er op gericht geweest

gegevens te verkrijgen waaruit de kwaliteit van de

grondlaag zou blijken.

0m een vergelijking met de bij het gasbooglassen

gevonden cijfers mogelijk te maken is een geheel

identieke beproevingswijze gevolgd als beschreven in

[2].

0m een meer algemene kwaliteitsindruk te kunnen

geven zijn ook hier waar mogelijk voor de

beproe-vingen de Unified Rules van de klassebureaus gevolgd.

De mechanische proeven zijn aangevuld met de

che-mische analyse en hard heidsbepaling van de grondlaag.

De gevonden hardheid van de grondlaag is vergeleken

met die van de sluitlaag. Aan de chemische analyse

van de grondlaag is die van een enkelvoudig snoer

gelast op het plaatmateriaal toegevoegd, alsmede die

van het plaatmateriaal zeif.

De tabellen 2, 3, 4 en 5 geven respektievelijk de

resultaten van de mechanische proeven, chemische

analyse en hardheidsmetingen weer.

Tabel 2. Buigproeven

* vereiste waarde voor staal 52 volgens: Lloyds' Register of Shipping

Controlas

* buigdoorn: 3X proefstaafdikte.

Vereiste buighoek volgens Unified Rules: >120°.

Tabel 3. Kerfslagproeven kerfslag-waarden gemiddelde waarde vereiste * waarde

kombinatie temp. °C joule joule joule

steentje/

20

47 43

>39

Unioarc Grün K 43 39 GL 50-3/

20

60 60

>39

Unioarc Grün K 61 59 Subit 1/

20

59 62

>39

Unioarc Grün K 64 64 Katafiux 2/

20

69 65 > 39 Unioarc Grün K 65 60 type

kombinatie bu igstaal huighoek * opmerkingen

steentje/ tegen 180° Unioarc Grün K tegen 180° zu 180° 180° GL 50-3/ tegen 180° Unioarc Grün K tegen 180° zu 180° zu 180° Subit 1/ tegen 180° Unioarc Grün K tegen 180° zu 180° zu 180° Katafiux 2/ tegen 180° Unioarc Grün K tegen 180° zu 180° zu 180°

(11)

* I. analyse van de grondlaag

analyse van een enkelvoudig snoer gelast op het

werkstuk-materiaal

plaatmateriaal

Tabel 5. Hardheidsmetingen

6 Samenvatting

Evenals bij het gasbooglassen [2] is gedurende het

lassen met de netmanteldraad niet de indruk verkregen

dat de laseigenschappen als spatten, gedrag van de

siak, boogstabiliteit e.d. door het gebruik van de

smelt-badondersteuningen worden beïnvloed. De slaklossing

is bij alle smeltbadondersteuningen siecht, een

eigen-schap die eerder aan het karakter vari de

draadelek-trode, in kombinatie met de openingshoek van 400,

moet worden toegeschreven dan aan het gebruik van

de ondersteuningsstrippen.

Daar komt voor de netmanteidraad bij dat de boog

voor een deel brandt over het netwerk aan de

buiten-omtrek van het toevoegmateriaal. Vit dit

gedrags-patroon wordt de goede boogstabiliteit verklaard,

maar het is tevens de oorzaak dat de neiging bestaat

een gedeelte van de naadflanken direkt boyen de

neer-gesmolten laslaag aan te smelten (Fig.

i

en 4). Dit

aansmelten van de naadflanken kan mede als oorzaak

worden gezien van de siechte slakiossing. De siaklaag

wordt hierdoor nl. nog meer ingekiernd dan wanneer

de openingshoek van 4O direkt boyen de laslaag nog

intakt is. Voor het doelmatig verwijderen van de slak

zal dan ook altijd pneumatisch gereedschap nodig zijn,

hetgeen echter een tijdrovende bewerking zal zijn.

Wel-licht kan het lassen met twee laskoppen hier betere

mogelijkheden bieden, waardoor het verwijderen van

de slak achterwege kan biij ven.

In dit verband wordt als lasproces voor de tweede

laskop aan het onder poeder lassen gedacht.

Zowel uit het röntgenonderzoek als uit het

mecha-nisch onderzoek zijn geen punten naar voren gekomen

waardoor het gebruik van eeri netmanteldraad

afge-wezen zou moeten worden. Volgens de gevonden

kerf-siagwaarden biijkt dat iedere kombinatie van

smeitbad-ondersteuning/netmanteldraad kan voidoen aan de eis

welke door de verschillende klassebureaus wordt

ge-steld aan de Klasse 3.

Beide, hardheid en chemische samensteiling van de

grondlaag gayen geen aanleiding tot opmerkingen.

7

konklusie

De resultaten verkregen uit de selektie- en

voort-gezette proeven geven aan dat de netmanteidraad een

eigen plaats kan innemen in de reeks van lasmethodes

voor het éénzijdig lassen van stompe naden.

Anders is het gesteid met de gevulde draden welke

zonder gastoevoeging kunnen worden verlast. Uit de

experimenten

is

gebieken dat deze draden op dit

moment weinig mogelijkheden bieden voor het geheel

gemechaniseerd éénzijdig lassen. Gen tige

boogstabili-teit kan als belangrijkste oorzaak worden aangewezen

voor deze negatieve resultaten. in de gevalien waarin

enige mate een doorlassing tot stand kwam waren de

resultaten op geen enkele wijze te vergelijken met die

welke met het gasbooglassen worden bereikt.

Boyen-dien waren deze resultaten niet reproduceerbaar.

Uit een enkel praktijkvoorbeeld is echter bekend

dat, zu het na een zeer grondige training van de lassers,

met het halfgemechaniseerd lassen aanvaardbare

resul-taten bereikbaar zijn. In het kader van dit onderzoek,

het geheel gemechaniseerd lassen zonder

gasbescher-ming, is dit niet nader nagegaan.

Hoewel gekonkludeerd wordt dat de netmanteidraad

een plaats zal kunnen vinden op het gebied van het

éénzijdig lassen, zal dit toch vermoedelijk slechts een

bescheiden plaats zijn. De hoge prijs van de

netmantel-draad en de relatieve lage neersmeltsnelheid, welke in

feite overeenkomt met elektrodelassen, zijn hiervan de

oorzaak.

De netmanteldraad moet dan ook worden gezien

als een aanvulling op de reeds bestaande

mogelijk-heden met een afgebakend werkterrein nl. dat van het

gemechaniseerd lassen in de buitenlucht en weilicht

als een alternatief Wãar, orn welke reden dan ook, het

gasbooglassen niet mogelijk is.

11

komhinatie

hardheid in Vickers eenheden - belasting 30 kg grondlaag sluitlaag steentje/ Unioarc Grün K 186, 186. 179, 180, 185 205. 20!, 199, 202, 201 GL 50-3/ Unioarc Grün K 173, 171, 176, 177, 180 201, 202, 203, 203, 204 Subit 1/ Unioarc Grün K 171, 167, 168, 176, 170 198, 198, 196, 195, 200 Kataflux 2/ Unioarc Grün K 208, 207, 207, 206, 213 206, 215, 205, 205, 207 Tabel 4. Chemische analyse

kombinatie C Mn% Si0 steentje/Unioarc Grün K I 0,10 0,96 0,39 GL 50-3/Unioarc Grün K I 0,11 1,04 0,40 Subit 1/lJnioarc Grün K 1 0,10 0,80 0,43 Katafiux 2/Unioarc Grün K 1 0,12 1.44 0,46 Unioarc Grün K 2 0,12 1,30 0,42 St 52 AH 3 0,18 1,37 0,32

(12)

12

Verwijzingen

1. VINK, J. M., Enige experimenten op het gebied van bet één-zijdig lassen met smeitbadondersteuningen, Deel I Hand-lassen met bekiede elektroden en half gemechaniseerd gas-booglassen. Nederlands Scheepsstudiecentrum TNO. Mede-deling No. 31 S, 1973.

VINK, J. M.. Enige experimenten op het gehied van het één-zijdig lassen met smeltbadondersteuningen. Dee! II - Gerne-chaniseerd gasbooglassen in de horizontale en horizontaal/ vertikale positie. Nederlands Scheepsstudiecentrum TNO, Mededeling No. 39 S, 1974.

(13)
(14)

PUBLICATIONS OF THE NETHERLANDS SHIP RESEARCH CENTRE TNO

LIST OF EARLIER PUBLICATIONS AVAILABLE ON REQUEST

PRICE PER COPY DEL. IO.- (POSTAGE NOT INCLUDED)

M = engineering department S = shipbuilding department C = corrosion and antifoaling department

Reports

i 14 S The steering of a ship during the stopping manoeuvre. J. P.

Hooft, 1969.

115 S Cylinder motions in beam waves. J. H. Vugts, 1968.

I 16 M Torsional-axial vibrations of a ship's propulsion system. Part I. Comparative investigation ofcalculated and measured torsional-axial vibrations

in the shafting of a dry cargo motorship.

C. A. M. van der Linden, H. H. 't Hart and E. R. Dolfin, 1968.

i I 7 S A comparative study on four different passive roll damping

tanks. Part II. J. H. Vugts, 1969.

118 M Stern gear arrangement and electric power generation in ships propelled by controllable pitch propellers. C. Kapsenberg, 1968. 119 M Marine diesel engine exhaust noise. Part 1V. Transferdamping

data of 40 modelvariants of a compound resonator silencer.

J. Buiten, M. J. A. M. de Regt and W. P. Hanen, 1968. 120 C Durability tests with prefabrication primers in use for steel plates.

A. M. van Londen and W. Mulder, 1970.

121 S Proposal for the testing of weld metal from the viewpoint of

brittle fracture initiation. W. P. van den Blink and J. J. W.

Nib-bering, 1968.

122 M The corrosion behaviour of cunifer 10 alloys in seawaterpiping-systems on board ship. Part I. W. J. J. Goetzee and F. J. Kievits,

1968.

123 M Marine refrigeration engineering. Part III. Proposal for a specifi-cation of a marine refrigerating unit and test procedures. J. A.

Knobbout and R. W. J. Kouffeld, 1968.

124 5 The design of U-tanks for roll damping of ships. J. D. van den

Bunt, 1969.

125 5 A proposal on noise criteria for sea-going ships. J. Buiten, 1969. 126 S A proposal for standardized measurements and annoyance rating of simultaneous noise and vibration in ships. J. H. Janssen, 1969. 127 S The braking of large vessels II. H. E. Jaeger in collaboration with

M. Jourdain, 1969.

128 M Guide for the calculation of heating capacity and heating coils for double bottom fuel oil tanks in dry cargo ships. D. J. van der

Heeden, 1969.

129 M Residual fuel treatment on board ship. Part III. A. de Mooy,

P. J. Brandenburg and G. G. van der Meulen, 1969.

130 M Marine diesel engine exhaust noise. Part V. Investigation of a double resonatorsilencer. J. Buiten, 1969.

131 S Model and full scale motions of a twin-hull vessel. M. F. van Sluijs, 1969.

132 M Torsional-axial vibrations of a ship's propulsion system. Part II. W. van Gent and S. Hylarides, 1969.

133 S A model study on the noise reduction effect of damping layers aboard ships. F. H. van Toi, 1970.

134 M The corrosion behaviour of cunifer-lO alloys in

seawaterpiping-systems on board ship. Part II. P. J. Berg and R. G. de Lange.

1969.

135 S Boundary layer control on a ships rudder. J. H. G. Verhagen,

1970.

136 S Observations on waves and ship's behaviour made on board

of Dutch ships. M. F. van Sluijs and J. J. Stijnman, 1971. 137 M Torsional-axial vibrations of a ship's propulsion system. Part III.

C. A. M. van der Linden. 1969.

138 S The manoeuvrability of ships at low speed. J. P. Hooft and

M. W. C. Oosterveld, 1970.

139 S Prevention of noise and vibration annoyance aboard a sea-going

passenger and carferry equipped with diesel engines. Part I.

Line of thoughts and predictions. J. Buiten, J. H. Janssen,

H. F. Steenhoek and L. A. S. Hageman, 1971.

140 S Prevention of noise and vibration annoyance aboard a sea-going

passenger and carferry equipped with diesel engines. Part II. Measures applied and comparison of computed values with

measurements. J. Buiten, 1971.

141 5 Resistance and propulsion of a high-speed single-screw cargo liner design. J. J. Muntjewerf, 1970.

142 5 Optimal meteorological ship routeing. C. de Wit, 1970.

143 5 Hull vibrations of the cargo-liner "Koudekerk". H. H. 't Hart,

1970.

144 S Critical consideration of present hull vibration analysis. S.

Hyla-rides, 1970.

145 5 Computation of the hydrodynamic coefficients of oscillating

cylinders. B. de Jong, 1973.

146 M Marine refrigeration engineering. Part IV. A Comparative study on single and two stage compression. A. H. van der Tak, 1970. 147 M Fire detection in machinery spaces. P. J. Brandenburg, 1971. 148 S A reduced method for the calculation of the shear stiffness of a

ship hull. W. van Horssen, 1971.

149 M Maritime transportation of containerized cargo. Part II. Experi-mental investigation concerning the carriage of green coffee from Colombia to Europe in sealed containers. J. A. Knobbout, 1971.

150 S The hydrodynamic forces and ship motions in oblique waves.

J. H. Vugts, 1971.

151 M Maritime transportation of containerized cargo. Part I. Theoretical and experimental evaluation of the condensation risk

when transporting containers loaded with tins in cardboard

boxes. J. A. Knobbout, 1971.

I 52 S Acoustical investigations of asphaltic floating floors applied on a steel deck. J. Buiten. 1971.

I 53 5 Ship vibration analysis by finite element technique. Part II. Vibra-tion analysis. S. Hylarides, 1971.

i 54 S Canceled.

155 M Marine diesel engine exhaust noise. Part VI. Model experiments on the influence of the shape of funnel and superstructure on the radiated exhaust sound. J. Buiten and M. J. A. M. de Regt, 1971. 156 S The behaviour of a five-column floating drilling unit in waves.

J. P. Hooft, 1971.

1 57 S Computer progra.ms for the design and analysis of general cargo ships. J. Holtrop, 1971.

158 S Prediction of ship manoeuvrability. G. van Leeuwen and

J. M. J. Journée, 1972.

159 S DASH computer program for Dynamic Analysis of Ship Hulls. S. Hylarides, 1971.

160 M Marine refrigeration engineering. Part VII. Predicting the con-trol properties of water valves in marine refrigerating installations A. H. van der Tak, 1971.

161 S Full-scale measurements of stresses in the bulkcarrier m.v. 'Ossendrecht'. 1st Progress Report: General introduction and

information. Verification of the gaussian law for stress-response to waves. F. X. P. Soejadi, 1971.

162 S Motions and mooring forces of twin-hulled ship configurations. M. F. van Sluijs, 1971.

163 S Performance and propeller load fluctuations of a ship in waves. M. F. van Sluijs, 1972.

164 S The efficiency of rope sheaves. F. L. Noordegraaf and C. Spaans

1972.

165 S Stress-analysis of a plane bulkhead subjected to a lateral load. P. Meijers, 1972.

166 M Contrarotating propeller propulsion, Part I, Stern gear, line

shaft system and engine room arrangement for driving contra-rotating propellers. A. de Vos, 1972.

167 M Contrarotating propeller propulsion. Part H. Theory of the dynamic behaviour of a line shaft system for driving

contra-rotating propellers. A. W. van Beek, 1972.

168 S Calculations and experiments with regard to the stopping of a

ship with diesel propulsion and fitted with a controllable pitch propeller. C. B. van de Voorde, 1974.

169 S Analysis of the resistance increase in waves of a fast cargo ship. J. Gerritsma and W. Beukelman, 1972.

170 S Simulation of the steering- and manoeuvring characteristics of

a second generation container ship. G. M. A. Brummer, C. B.

van de Voorde, W. R. van Wijk and C. C. Glansdorp, 1972.

172 M Reliability analysis of piston rings of slow speed two-stroke

marine diesel engines from field data. P. J. Brandenburg, 1972. 173 S Wave load measurements on a model of a large container ship.

Tan Seng Gie, 1972.

174 M Guide for the calculationofheating capacity and heating coils for deep tanks. D. J. van der Heeden and A. D. Koppenol, 1972. 175 S Some aspects of ship motions in irregular beam and following

waves. B. de Jong. 1973.

(15)

177 M Maritime transportation of containerized cargo. Part 1H. Fire tests in closed containers. 1-1. J. Souer, 1973.

I 78 S Fracture mechanics and fracture control for ships. J. J. W. Nibbering, 1973.

179 S Effect offorward draught variation on performance offuil ships. M. F. van Sluijs and C. Flokstra, 1973.

180 S Roll damping by free surface tanks with partially raised bottom. J. J. van den Bosch and A. P. deZwaan, 1974.

182 S Finite element analysis of a third generation containeNhip.

A. W. van Beck. 1973.

183 M Marine diesel engine exhaust noise. Part VII. Calculation o the

acoustical performance of diesel engine exhaust systems. J. Buiten,

E. Gerretsen and J. C. Vellekoop, 1974.

184 S Numerical and experimental vibration analysis of a deckhouse. P. Meijers. W. ten Cate. L. J. Wevers and J. H. Vink, 1973. 185 S Full scale measurements and predicted seakeeping performance

of the containership "Atlantic Crown". W. Beukelman and

M. Buitenhek, 1973.

186 S Waves induced motions and drift forces on a floating structure. R. Wahab, 1973.

187 M Economical and technical aspects of shipboard reliquefaction of cargo "Boil-off" for LNG carriers. J. A. Knobbout, 1974. 188 S The behaviour of a ship in head waves at restricted water depths.

J. P. Hooft, 1974

189 M Marine diesel engine exhaust noise. Part VIII. A revised mathe-matical model for calculating the acoustical source strength of the combination diesel engine - exhaust turbine. P. J. Branden-burg, 1974.

190 M Condition monitoring, trend analysis and maintenance prediction for ship's machinery (literature survey). W. de Jong. 1974.

191 5 Further analysis of wave-induced vibratory ship hull bending

moments. F. F. van Gunsteren, 1974.

192 S Hull resonance no explanation of excessive vibrations. S.

Hyla-rides, 1974.

193 S Wave induced motions and loads on ships in oblique waves.

R. Wahab and J. H. Vink, 1974.

194 M On the potentialities of polyphenylene oxide (PPO) as a wet-insulation material for cargo tanks of LNG-carriers. G. Opschoor,

1974.

195 S Numerical hull vibration analysis of a Far East container ship.

P. Meijers, 1974.

196 S Comparative tests of four fast motor boat models - in calm

water and in irregular head waves and an attempt to obtain full-scale confirmation. J. J. van den Bosch, 1974.

197 M Transverse vibrations of ship's propulsion systems.

Part I.

Theoretical analysis. S. Hylarides, 1974.

198 M Maritime transportation of containerized cargo. Part 1V.

Evalu-ation of the quality loss of tropical products due to moisture

during seatransport. P. J. Verhoef, 1974.

199 S Acoustical effects of mechanical short-circuits between a floating floor and a steel deck. J. Buiten and J. W. Verheij, 1974. 200 M Corrosivity monitoring of crankcase lubricating oils for marine

diesel engines. L. M. Rientsma and H. Zeilmaker, 1974. 201 S Progress and developments of ocean weather routeing. C. de Wit,

1974.

202 M Maritime transportation of containerized cargo. Part V. Fire

tests in a closed aluminium container. H. J. Souer, 1974.

203 M Transverse vibrations of ship's propulsion systems. Part II.

Experimental analysis. L. J. Wevers, 1974.

206 S Synthesis of cooperative fatigue investigations with notched plates and welded ship structures of St 42 and St 52. J. J. W.

Nibbering, H. G. Scholte and J. van Lint, 1974.

219 M Marine refrigeration engineering. Part VIII. Investigations into the distribution of cargo temperatures in a loaded full-size model

of a ship's reefer space. P. J. Verhoef. 1975.

Communications (Mededelingen)

I 8 S An experimental simulator for the manoeuvring of surface ships. J. B. van den Brag and W. A. Wagenaar, 1969.

19 S The computer programmes system and the NALS language for numerical control for shipbuilding. H. le Grand, 1969.

20 5 A case study on networkplanning in shipbuilding (Dutch). J. S. Folkers, H. J. de Ruiter, A. W. Ruys, 1970.

21 S The effect of a contracted time-scale on the learning ability for manoeuvring oflarge ships (Dutch). C. L. Truijens, W. A. Wage-naar, W. R. van Wijk, 1970.

22 M An improved stern gear arrangement. C. Kapsenberg, 1970. 23 M Marine refrigeration engineering. Part V (Dutch). A. H. van der

Tak, 1970.

24 M Marine refrigeration engineering. Part VI (Dutch). P. J. G. Goris and A. H. van der Tak, 1970.

25 S A second case study on the application of networks for pro-ductionplanning in shipbuilding (Dutch). H. J. de Ruiter, H.

Aartsen, W. G. Stapper and W. F. V. Vrisou van Eck, 1971.

26 S On optimum propellers with a duct of finite length. Part H.

C. A. Slijper and J. A. Sparenberg, 1971.

27 S Finite element and experimental stress analysis of models of shipdecks, provided with large openings (Dutch). A. W. van

Beek and J. Stapel, 1972.

28 S Auxiliary equipment as a compensation for the effect of course instability on the performance of helmsmen. W. A. Wagenaar,

P. J. Paymans, G. M. A. Brummer, W. R. van Wijk and C. C.

Glansdorp, ¡972.

29 S The equilibrium drift and rudder angles of a hopper dredger

with a single suction pipe. C. B. van de Voorde, 1972. 30 S A third case study on the application of networks for

production-planning in shipbuilding (Dutch). H. J. de Ruiter and C. F.

Heij-nen, 1973.

31 S Some experiments on one-side welding with various backing

materials. Part I. Manual metal arc welding with coated

electro-des and semi-automatic gas shielded arc welding (Dutch).

J. M. Vink, 1973.

32 S The application of computers aboard ships. Review of the state of the art and possible future developments (Dutch). G. J. Hoge-wind and R. Wahab, 1973.

33 S FRODO, a computerprogram for resource allocation in network-planning (Dutch). H. E. I. Bodewes, 1973.

34 s Bridge design on dutch merchant vessels; an ergonomic study.

Part L: A summary of ergonomic points of view (Dutch).

A. Lazet, H. Schuffel, J. Moraal. H. J. Leebeek and H. van Dam,

1973.

35 S Bridge design on dutch merchant vessels; an ergonomic study. Part Il: First results of a questionnaire completed by captains,

navigating officers and pilots. J. Moraal. H. Schuffe! and A. Lazet,

1973.

36 s Bridge design on dutch merchant vessels; an ergonomic study.

Part III: Observations and preliminary recommendations. A.

Lazet, H. Schuffel, J. Moraal, H. J. Leebeek and H. van Dam,

1973.

37 s Application of finite element method for the detailed analysis of hatch corner stresses (Dutch), J. H. Vink, 1973.

38 S A computerprogram for displacement and stress analysis with membrane elements on constructions consisting of plates and trusses. User's manual (Dutch). G. Hommel and J. H. Vink, 1974.

39 S Some experiments on one-side welding with various backing

materials. Part II. Mechanised gas-shielded arc welding in the flat and horizontal position (Dutch). J. M. Vink, 1974.

41 5 Some experiments on one-side welding with various backing

materials. Part III. Mechanised welding with flux cored wire and braided wire, horizontal position (Dutch). J. M. Vink, 1975.

Cytaty

Powiązane dokumenty

2 Nie ulega też wątpliwości, że jednostki fundowane na leksemie słyszeć odnoszą się także do percepcji mowy.. Należy zatem sprawdzić, czy są to te same

Oceniano powiązanie 3 parametrów relaksacji (częstość, głębokość i czas trwania) z kurczowym napięciem mięśni, niedowła­ dem, obniżeniem ogólnej sprawności

μ (Bias) values obtained in case of different assumptions for the bias of the qualitative fuzzy observations on the five river reaches for all types of updating techniques with low

The instrument is capable of storing a specific mass-to-charge ratio or a range of such ratios for a su:fflcient time accumulating the species unt11 they

W kwestii Biblioteki Wileńskiej wypowiedział się Józef Wybicki (1747−1822) 49 , który wizytował litewską książnicę w 1777 roku z ra- mienia Komisji Edukacji Narodowej..

(5) and (11) for liquid medium and the pipe’s wall material elasticity condi- tions form a set of real fluid unsteady flow equations in a pipe of a lengthwise line- arly

Najczęściej dzieci chcą się uczyć tak bardzo, że nie rozróżniają nauki od zabawy, dopóki dorośli nie przekonają ich, że nauka nie jest zabawą.. Dziecko uczy się

Cel ten realizowany jest przez przygotowanie filmowej obudowy wystawy i zastosowanie w niej dwojakich, często przeplatających się ze sobą środków: wprowadzenie