• Nie Znaleziono Wyników

Bevestigingsmiddelen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bevestigingsmiddelen"

Copied!
262
0
0

Pełen tekst

(1)

BEVESTIGINGS

MIDDELEN

Ing. A. w. c. Timmermans

in samenwerking met

prof. ir. Moshé Zwarts

(2)

Uitgegeven en gedistribueerd door: Delftse Universitaire Pers

Mijnbouwplein 11 2628 RT Delft

Telefoon: (015) 783254

Dit boek kwam tot stand binnen

de vakgroep Bouwproduktie Technologie van de afdeling Bouwkunde,

Technische Hogeschool Eindhoven. Medewerking verleenden:

Roeland van Weil Math Mourmans Vormgeving en lay-out:

tekenstudio afdeling Bouwkunde Technische Hogeschool Eindhoven Omslag:

Ton Davits Typewerk:

Mieke Geven

CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG

Timmermans, A. W. C.

Bevestigingsmiddelen / A. W. C. Timmermans ; in samenw. met Moshé Zwarts. - Delft: Delftse Universitaire Pers. - 111.

Met lit. opg. ISBN 90-6275-183-0 SISO 692 UDC 691.88

Trefw.: bevestigingsmiddelen; bouwkunde All Rights Reserved

Copyright © 1985 by Delft University Press

No part of the material protected öy th is copyright notice may be reproduced or utilized in any form or by any means, electron ic or mechanical, including photo-copying, recording or by any information storage and retrieval system, without written permission from the copyright owner.

(3)

VOORWOORD

De manier waarop bouwkomponenten worden samengevoegd is een niet onbelangrijk deel van het bouwen.

De groeiende toepassing van industriële

produkten in de bouw brengt met zich mee dat de kennis van enkel 'bouwkundige bevestigings-middelen' niet meer toereikend is om verbindingen optimaal te realiseren. De behoefte aan een breed georiënteerd boekwerk was groot.

Prof. Moshé Zwarts, hoogleraar Afbouwtechniek, nam het initiatief een onderzoek te starten naar verbindingen en mogelijk toepasbare verbindings-en bevestigingsmiddelverbindings-en.

Het samenstellen van een dergelijk boekwerk met encyclopedisch karakter is een omvangrijk werk. Het zou jammer zijn indien dit werk alleen als kollegediktaat zou verschijnen.

De samenstellers zijn dan ook blij dat het als boek op de markt wordt gebracht.

Uiteindelijk werd tevens bereikt dat het betref-fende boek niet alleen voor bouwkundigen maar ook voor werktuigbouwers, industrieel vorm-gevers, serieuze doe-het-zelvers, etc. van belang werd.

Ik dank de vele firma's die materiaal hebben toe-gestuurd en diegenen die hebben meegewerkt aan de totstandkoming van dit boekwerk.

Eindhoven, voorjaar 1985 A. W. C. Timmermans

INHOUD

Inleiding

3 Definities en begrippen 5 materiaalverbinden 5 vormverbinden 6 objektverbinden 6 span n i ngskorrosie 7 keuzeaspekten 8 Zoeksysteem 9 morfologie 10 matrices 12

Materiaalverbinden

Materiaalverbinden algemeen 34 Lijmen 35 Kitten 40

Vormverbinden

Vormverbinden algemeen 44 Houtverbindingen 46 Klik- of snapverbindingen 53 Metaalplaatverbindingen 59

Objektverbinden

Objektverbinden algemeen 64 Schroefverbindingen 65 sch roefbouten 70 schroeven 76

borgen van schroefverbindingen 83

Moeren 90

moeren algemeen 90

inserts 100

Zelf ... schroeven 105

zelf ... schroeven inleiding 105

zelftappende schroeven 107 zelfborende schroeven 109 Houtsch roeven 113 houtschroeven inleiding 113 snelbouwschroeven 122 Balkankers 126 Betonbevestigers 139 Ankers 144 Pluggen 159 pluggen algemeen 159 hollewandpluggen 166 Draadnagels 172 draadnagels inleiding 172 geschoten montage 202 Blindklinknagels 204 blindklinknagels inleiding 204

(4)
(5)

REGISTER

aanstorten beton 5 acrylaatharsen 36, 38 acrylaten 41 afstandsplug 163 ankers 126, 143, 144 e.v. ankerbox 142 booranker 149 chemisch anker 144, 154 dubbelconusanker 144, 151 enkelconusanker 144, 150 gevelbekledingsanker 156 inslaganker 144, 147, 148, i49 keilbout 144, 145 keilhuls 144, 146 kozijnanker 144, 157 muurplaatanker 144, 158 segmentanker 144, 151 spiraalanker 150 spouwanker 144, 154 veiligheidsanker 144 zelfborend anker 144 zelf tappend anker 153 ankerbox 142 ankermoeren 94 e.v. felsmoer 95 flensmoer 96 inslagrnoer 94 lasmoer 94 zetmoer 95 ankernagel 174 ankerrail 141, 142 ankerstrip 132 asbestcement' 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 23, 25, 27 asfaltnagel 174 baddingen 12, 13, 14, 15, 16, 18, 20, 22, 24, 26, 29 bagetnaald 174 baksteen 12, 14, 15, 16, 18, 20, 22, 24, 26, 29 balk 12, 13, 14, 15, 16, 18, 20, 22, 24, 26, 29 balkankers 126 e.v., 133 ankers trip 132 balkdrager 129, 130 gevelanker 127 gordingklos 128 gordinglas 129 gordingschoen 134 hoekanker 133 koppelplaat 132 koppelanker 131 kramplaat 135 kruiskoppeling 134 nokgordingklos 128 plaatdeuve 1 136 raveelijzer 130 regeldrager 131 ringdeuvel 136 stormanker 132 tandplaat 137 betonschroefhuls 140 hijshuls 141 betonschroefhuls 140 betonsteen 12, 14, 15, 16, 18, 20, 22, 24, 26, 27, 29 beugels 226 e.v., 231 lichte constructies 226 montagebandsysteem 232 u-beugel 232 zadel 230 zware constructies 229 binddraad 28, 30, 240 bitumineus materiaal 14. 15, 27 blinde moer 211 blindklinkmoer 91, 209, 210 blindklinknagels 64, 204 e.v. blinde moer 211 blindklinkmoer 209, 210 draadeind 208 felsnagel 211 212 gegroe fd 206 gesloten 207 klemprofiel 208 klinkbout 212 klinknagel 213 kunststof 207 slagnagel 213, 214 standaard 205 boardnagel 175 bolcylinderschroef 78 bolkopschroef 78 bolkophoutschroef 117 bolverzonken houtschroef 116 bolverzonken schroef 78, 79 booranker 149 bootnagel 196 borgbout 87 borgen 83 e.v. borgplaat 84 borgring 84 nylon 85 boutkoppeling 218 bouwplaatnagel 175 buismoer 99 bundelstrop 28, 30, 247 bundelstropniet 191 butylrubber 38, 41 chemisch anker 144, 154 clipmoer 97 comatnagel 176 contramoer 89 copolymeren 36 cylinderkopschroef 77, 78 dakhaak 238 daknagel 177 deuvel 253 draadeind 81 draadeindblindklinknagel 208 draadfitting

(6)

bundelstropniet 191 comatnagel 176 daknagel 177 draadnagel 177, 178, 179, 180, 181, 182, 183, 184 dubbelkopsdraadnagel 185 gasbetonnagel 186 gehengnagel 196 gipskartonnagel 194 gipsnagel 186 golfkram 186 haak 187 heknage 1 196 hoefijzernagel 185 kerfslagnagel 197 klemkram 191 klompspijker 189 kopspijker 189 kram 187 kruisslagnagel 197 kruisstiftnagel 188 leinagel 188, 189 mattenkram 187 mecanieke nagel 189 meubelnagel 196 montapin 189 nagel 189 niet 191 nieten nagel 190 omkrulnagel 192

'onzichtbare' nagel 185 ovale draadnagel 193 plafondnagel 193 rietplanknagel 193 ringnagel 193, 194, 195 rozenstruiknagel 185 schietnagel 202 schilderijnagel 195 schroefnagel 199, 200 schroefslagnagel 196 sierbeslagnagel 196 slagnagel 197 slagschroefnagel 198 slagschroefringnagel 198 splitnagel 185 steengaashaak 187 sternagel 188, 200 stift 200 tapijtnagel 201 tochtstripnagel 201 draadspanner 30, 234 draadstang 81 draad 16, 17, 18, 19 drukknop 30, 240 dopmoer 90, 93 hoog 93 laag 93 drukmoer 99 dubbelconusanker 144, 151 dubbelkopsdraadnagel 185 duim 183 grootmuurduim 183 muurduim 183 puntduim 183 pijphaak 184 sterduim 184 telefoonduim 184 elastische kitten 40 elastomeren 38 butylrubber 38 polychloropreen 38 polyisobuteen 38 enkelconus anker 144, 150 epoxyharsen 37, 38 expansie insert 102, 103 expansie plug 160 fels 60 felsmoer 94, 95 fenol-formaldehyde lijm 37, 38 fe I snage 1 211, 212 Flarefitting 31, 223 flensmoer 90, 93, 94, 96 foliën 12, 13, 14, 15, 23, 24, 25, 26, 27 Galvanische reeks 7 gasbeton 12, 14, 15, 16, 18, 20, 22, 29 gasbetonnagel 176, 186 gasbetonplug 161, 162 gegroefde blindklinknagel 206 gehengnagel 196 gereedschapsklem 249 geschoten montage 202 gesloten blindklinknagel

207 gespleten moer 88 gevelanker 127 gevelbekledingsanker 156 gipsblokken 12, 14, 15, 16, 18, 20, 22, 29 gipskartonplaat 13, 14, 15, 17, 19, 21, 22, 23 gipskartonnagel 194 gipskartonplaatschroef 122, 123 gipsnagel 186 glas 15, 19, 27 golfkram 186 gordingklos 128 gordinglas 129 gordingschoen 134 grootmuurduim 183 haak 30, 187, 238 haaklas 46 hardboard 12, 13, 14, 15, 16, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 26, 29 harpoenbout 251 Hedlok 30, 243 heknagel 196 hemelwaterafvoer 16, 17, 18 hoefijzernagel 185 hoekanker 133 hoekmoer 99 hoekverbindingen 39 hollewandplug 166 e.v. klapplug 171 parapluplug 169 propvormende plug 169, 170 tuimelplug 166, 167 vleugelplug 167 vouwplug 171 wigplug 168 holniet 241, 242 hout 12, 13, 14, 21, 29 18, 19, 20, 24, 26, 27, houtdraadbout houtschroeven bolkop 117 119 113 15, 16, 22, 23, e.v. bolverzonken houtdraadbout platverzonken schommelhaak schroefduim schroefhaak 116 119 115 119 119 119 schroefoog 119 stokschroef 118 houtverbindingen 6 in de breedte 50 in de lengte 46 Japanse 44, 51, 52 kruisverbinding 50 onder een hoek 47 T-verbinding 48 houtwolcementplaat 29 hijshuls 141 inklemmen 62 inrollen 61 insert 100 e.v. expansie philblocks 102, 103 104 voor glasvezelverster -kende kunststof 104 inslaganker 144, 147 e.v. binnendraad 144, 147 buitendraad 144, 148 montageplaat 144, 149 inslagmoer 93, 94 inslagschroef 80 insteekmoer 98 isocyanaten 38 isolatiemateriaal 15, 27 jetnagel 252 kabel 16, 17, 18, 19 kabelbevestigers 245 kalkzandsteen 12, 14, 15, 16, 18, 20, 22, 24, 26, 27, 29 kapbeugel 229 karabijnhaak 238 kartelmoer 91 karton 12, 13, 14, 15, 23, 27, 29 keilbout 144, 145 keilhuls 144, 146 kerfslagnagel 197 kerven 61 kitten 5, 40 beglazings 40 elastische 40 plastische 40 voeg 40 klapplug 171 klem 252 klemkram 191

klemprofielblindklinknagel 208 klemzadel 231 klikverbindingen 6, 53 klinkbout 212 klinknagel 213 klittenband 30, 244 klompspijker 189 knelfitting 31, 223 knopen 59 kogelscharnier 57 kontaktlijm 38 kooimoer 91, 96 koppelanker 131 koppelplaat 132 koppelmoer 93 kopspijker 189 kozijnanker 144, 157 kozijndoorsteekplug 163, 165 kraagmoer 93 kralix-mawi kram 254 kram 252, 254, 187 kramplaat 135 kroonmoer 86 kruiskoppeling 134 kruisslagnagel 197 kruisstiftnagel 188 kunststof 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 25, 26, 27, 29 kunststofblindklinknagel 207 kurk 12, 13, 14, 15, 23, 27, 29 laagbolkopschroef 78 lamelle ~53 lasmoer 94, 98 lassen 5, 34 leder 12, 13, 14, 15, 23 24, 25, 26, 27

leidingen (gas, water, elektra) 16, 17, 18, 19 leinagel 188, 189 liplas 46, 47 lipverbinden 60 losse spiekoppeling 218 lijmen 5, 35 elastomeren 36 dierlijke 36 plantaardige 36 soorten 36 synthetische 36 thermoplastische 36 marmerplaatschroef 116 materiaalverbinden materialenmatrix mattenkram 187 33 e.v. 9, 12-31 mecanieke nagel 189 melamine-formaldehyde lijm

37 Merosysteem 31, 219 metaal' 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 29 metaalplaatverbindingen 6, 59 e.v. fels 60 inklemmen 62 inrollen 61 kerven 61 knopen 59 lipverbinden 60 omkralen 59 twijnen 59 metselen 5 me ube lnage 1 196 meubelplaat 12, 13, 14, 15, 16, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 26, 29 moeren 86 e.v. blindklinkmoer 91 bui smoer 99 contramoer 89 dopmoer 90 drukmoer 99 felsmoer 94 flensmoer 90, 93 gespleten moer 88 hoekmoer 99 inslagmoer 93 in steek moe r 98 kartelmoer kooimoer koppelmoer kraagmoer kroonmoer 91 91 lasmoer 94 93 93 86 met nylonring 88 palmoer 89 plaatmoer 8'9, 91 platte, moer 98 vierkante moer 93 vleugelmoer 98 zelfborgende moer zelfklemmende moer zeskantmoer 90 zetmoer 94 87, 90 87 montagebandsysteem 232 montapin 189 morfologie 9-11 multiplex 12, 13, 14, 15, 16, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 26, 29 musketon 238 muurduim 183 muurplaatanker 144, 158 nagel 189 nagelplug 164 natuursteen 12, 14, 15, 16, 18, 19, 20, 22, 23, 24, 26, 28, 29 niet 38, 191 voor kartonverpakking 192

(7)

nietennagel 192

nokgordingklos 128 normalisatie schroefdraad

66 objectverbindingen 6, 63 e.v. Octatubesysteem 31, 219 omkralen 59 'onzichtbare' nagels 185 ophangbeugel 229, 230 ovale draadnagel 193 overlapverbindingen 39 paddestoelplug 165 palmoer 89, 98 papier 12, 13, 14, 15, 23, 24, 25, 26, 27 parapluplug 169 passchroef 77 peesprofiel 57 pen las 47 philblocks 104 plaatanker 252 plaatdèuvel 136 plaatmoer 89, 97, 98 buismoer 99 clipmoer 97 drukmoer 99 hoekmoer 98 lasmoer 98 palmoer 98

plaatmoer voor hout 98 platte moer 98 vleugelmoer 98 plaatschroef 107, 108, 109 zelfdraadborend 109 zelfdraadsnijdend 109 ze 1 fdraadvormend 107, 108, 109 plafondnagel 193 planken 12, 13, 14, 15, 16, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 26, 29

plastische kitten 40 platbolkopschroef 78 platte moer 98 platverzonken houtschroef 115 platverzonken schroef 77, 78 pluggen 159 e.v. afstandsplug 163 expansieplug 160 gasbetonplug 161, 162 hollewandplug 166 klapplug 171 kozijndoorsteekplug 163, 165 nagelplug 164 paddestoelplug 165 parapluplug 169 propvormende plug 169, 170 spreidplug 160, 161 tuimelplug 166, 167 vleugelplug 167 vouwplug 171 wigplug 168 polybutyleen 41 polychloropreen 38 polyesterharsen 37, 38 polyisobuteen 38 polysulfide 41 polyurethaan 41 polyvinylacetaat 36, 38 polyvinylether 36 polyurethaan lijm 37 porisosteen 12, 14, 15, 16, 18, 20, 22, 29 pijpconstructies 16, 17 18, 31 pi jphaak 184 pijpkoppeling 31, 218, 220, 221 pijpverbindingen 31, 216 e.v. draadfitting Flarefi tting knelfi tting

221, 222 223 223 Merosysteem 219 Octatubesysteem 219 pijpkoppeling 218, 220, 221 ronde-pijpkoppeling 220 soldeerfitting 224 steigerbouw 218 Tryclampsysteem 218 Tuballsysteem 217 vierkante-pijpkoppeling 221 raveelijzer 130 regeldrager 131 resorcinol-formaldehyde lijm 37, 38 riemklinknagel 242 rietplank nagel 193 ring 30, 238 ringdeuvel 136 ringknopnagel 252 ringnage 1 195 voor balkanker 193 gekleurd 194

voor pneumatische tacker 194 riolering 16, 17, 18 ronde-pijpkoppeling 220 rozenstruiknagel 185 schiethamer 203 schietnage 1 202 schilderijnagel 195 schommelhaak 119 schroeven 76 e.v.

bolcylinder met kru

is-gleuf 78 bolkop 78 bolverzonken 78, 79 cylinderkop 77, 78 houtschroeven 113, 115, 116, 118, 119, 250 laagbolkop met binnenzes

-kant 78

passchroef met binnen

-zeskant (geslepen) 77 platbolkop 78 platverzonken 77, 78 snelbouwschroeven 122, 123, 124 zelfborende 105 zelf tappende 105 schroef met Hi-Lo-draad

124

schroefbouten 70 e.v.

schroefdraadnormalisatie

66 schroefduim 119 schroefeind 80 schroefhaak 119 schroefnagel 199, 200 schroefoog 119 schroefslagnagel 196 schroefsluiting 30, 236 schroefverbindingen 64, 65 e.v. segmentanker 144, 151 S-haak 238 sierbeslagnagel 196 siliconen 41 slagnagel 213, 214 slangen 31 slangklem sleutels slotbout 28, 31, 248 70, 71 75 sluitplaat 84 sluitring 84 smeltlijm 36 snapverbindingen (zie

klikverbinding) snaphaak 54 e.V. snelbouwschroeven 122 e.V. gipskartonplaatschroef 122, 123 met Hi-Lo-draad 124 slagschroef 125 spaanplaatschroef 125 zelfborend en -tappend 123, 124 soldeerfitting 31, 224 solderen 5, 34 spaanplaat 12, 13, 14, 15, 16, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 26, 29

spaanplaat (cementgebonden) 12, 13, 14, 15, 16, 17,

18, 19, 20, 21, 23, 25, 27

spaanplaatschroef 125

spanningskorrosie 7 spiegelschroef 16 spiraalanker 150, 252 spli tnagel 185 splitpen 86 spli tring 238 spouwanker spreidplug 144, 154 160 met kraag 161 staaldraadklem 30, 237 staartbeugel 229, 230 standaard blindklinknagel 205 steengaashaak 187 steigerbouw 31, 218 sterduim 184 sternagel 188, 200 stift 200 stoelbeugel 229, 230 stokschroef 118 stormanker 132 studbold 80

stuik verbindingen 39 tandplaat 137 tandveerring 85 tapeind 81 tapijtnagel 201 telefoonduim 184 thermohardende lijmen epoxyharsen 37 fenol-formaldehyde 37 melamine-formaldehyde 37 polyesterharsen 37 polyurethaan 37 resorcinol-formaldehyde 37 ureum-formaldehyde 37 thermoplastische lijmen acrylaatharsen 36 copolymeren 36 polyvinylacetaat 36 polyvinylether 36 smeltlijm 36 thiokol 41 tiknagel 214 tochtstripnagel 201 torsiesnapverbinding 51 treksluiting 30, 249 Tryclampsysteem 31, 218 Tuballsysteem 31, 217 ureum-formaldehydelijm 37, 38 vaste-spiekoppeling 218 veerring 84 veerknip 238 veiligheidsanker 144 verbinding directe 6 indirecte 6 losneembare 6

moeilijk losneembare 6 niet-losneembare 6 verbindingsplaat 137, 138 verpakkingsband 28, 245 vezels (cementgebonden) 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 23, 25, 27 vierkante moer 93

vierkante-pijpkoppeling 221 vingerlas 47 vlechten 59 vleugelmoer 98 vleugelplug 167 voegki t 40 voorspanbout 74 vormverbinden 6, 30, 43 e.v. vouwplug 171 vulcaniseren 5 wasknijper 28, 243 weefsels 12, 13, 14, 15, 23, 24, 25, 26, 27 wigplug 168 zachtboard 12, 13, 14, 15, 23, 27, 29 zadel 230 zeilring 241 zelfborend anker 144 zelfborende schroeven 105 e.v. met kunststofkop 110 plaatschroef 109 snelbouwschroef 123, 124

zeskantbout met kraag 110 zelfborgende moer 87, 90 zelfklemmende moer 87 zelf tappend anker 153 zelf tappende schroeven 105 e.v. met kunststofkop 110 plaatschroef 107, 108, 109 snelbouwschroef

zeskantplaatbout zeskantbout 73

123, 124 107 met kraag, zelfborend en

-draadvormend 110 zeskantmoer 90, 92 hoog 92· laag 92 zeskantplaatbout 107 zeskanttapbout 72 zetmoer 94, 95 zwaluwstaart 48, 49

(8)
(9)

DEFINITIES EN BEGRIPPEN

Verbinden kan gedefinieerd worden als -het koppelen van twee of meer elementen-en bevestigelementen-en kan gedefinieerd wordelementen-en als -het vastmaken van één of meer elementen-. Tijdens het onderzoek is gebleken dat de begrip-pen verbinden en bevestigen door elkaar worden gebruikt. Uiteindelijk is bevestigen ook een vorm van verbinden. Bij de keuze voor het toepassen van deze begrippen hebben wij ons laten leiden door het gebruik ervan in het dagelijkse verkeer. Het scheppen van verwarring t.a.v.het gebruik van deze begrippen kan niet onze bedoeling zijn. Afgeleide begrippen van bevestigen en verbinden kunnen als volgt gedefinieerd worden:

bevestigingsmiddel -het middel waarmee een of meer elementen worden

vastgemaakt-verbindingsmiddel -het middel dat twee of meer elementen aan elkaar koppelt-bevestigingstechniek of -methode

-manier waarop iets wordt vastgemaakt-verbindingstechniek of -methode

-manier waarop de koppeling tot stand gebracht

wordt-toevoeging -een hulpmiddel om de bevestiging of verbinding te

optimaliseren-Verbindingen zijn in te delen in een drietal hoofdgroepen, te weten Materiaalverbinden, Vorm-verbinden en ObjektVorm-verbinden. Het boekwerk kent dezelfde indeling.

Definiëring en indeling wordt hieronder in het kort weergegeven.

materiaalverbinden

Materiaalverbinden is het verbinden van twee of meer elementen waarbij de verbinding tot stand komt middels een al dan niet toegevoegd vloei-baar of plastisch materiaal, dat een hechte binding aangaat met de elementen.

Enkele voorbeelden zijn:

Lassen. Deze techniek wordt toegepast bij het verblnden van elementen die uit hetzelfde mate-riaal zijn vervaardigd. De verbinding komt tot stand door de delen met of zonder toevoeging van extra materiaal te smelten.

Solderen. De verbinding wordt voorbereid door vloelbaar maken van soldeer, dat zich met de vlak-ken van het werkstuk legeert. De verbinding komt uiteindelijk tot stand na stolling van het so l-deer.

Lijmen. Een lijmverbinding ontstaat door de wer-~an een dunne laag van een lijmmassa tussen twee vlakken van de te verbinden elementen. De sterkte van de verbinding wordt o.a. bepaald door de adhesiekrachten tussen lijmmateriaal en het materiaal van de werkstukken.

Kitten. Bij kitverbindingen wordt de resterende rUlmte tussen twee elementen gevuld met een plas-tische stof(kit). De kit hecht aan beide opper-vlakken, zoals bij een lijmverbinding.

Vulkaniseren. Vulkaniseren is een proces waarbij produkten mlddels een chemische reaktie in hun vorm worden gefixeerd. Het proces vindt plaats tijdens of na de vormgeving.

Het aan elkaar verbinden van rubberen profielen met behulp van dit proces noemt men ook vulka-niseren.

(10)

vormverbinden

Vormverbinden is het verbinden van twee of meer elementen waarbij middels de vorm de verbinding tot stand komt.

Voorbeelden van vormverbinden zijn:

Houtverbindingen. Verbinding van houten elementen die in elkaar grijpen. Door houtbewerking worden de benodigde raakvlakken aangebracht.

Vaak zijn deze verbindingen onvolledig en kunnen uit elkaar vallen. Een toevoeging is dan noodzake-lijk; bijvoorbeeld een houtschroef, houtlijm of 'n nagel.

K1ik- of snapverbindingen. De elementen zij dus-danlg vormgegeven dat een verende werking optreedt bij het tot stand brengen van de verbinding t.'g.v. vervorming van een of beide elementen of gedeelten

·daarvan. De vervorming blijft tijdens de verbindinq intakt of treedt enkel op tijdens het tot stand brengen van de verbinding. Te onderscheiden zijn

'blijvende' snapverbindingen die moeilijk of enkel door beschadiging zijn los te nemen en snapverbin-dingen voor 'open en dicht' gebruik.

Metaa1

a

1aatverbindingen. De verbinding komt .tot

stand oor één of beide elementen plaatseliJk p1atsisch te vervormen. Voorbeelden ervan zijn o.a. felsverbinden, rol verbinden, lipverbinden en kraalverbinden.

objektverbinden

Objektverbinden is het verbinden van twee ot meer elementen of het aanbrengen van een verbindings-of bevestigingsmogelijkheid middels een objekt, waarbij met objekt wordt bedoeld 'het middel waarmee' .

Nagenoeg alle verbindings- en bevestigingsmidde-len behoren hiertoe. De middelen zijn in produkt-groepen ondergebracht waarbij als uitgangspunt voor de indeling is gekeken naar het toepassings-gebied en 'de aard' van het middel.

De indeling is als volgt: schroefverbindingen moeren zelf ... schroeven houtschroeven balkankers betonbevestigers ankers pluggen draadnagels blindklinknagels p~jpverbindi~~~n overige middelen

-6-Verbindingen kunnen ook geklassificeerd worden naar het al dan niet omkeerbare karakter (los-neembaarheid) en het direkte of indirekte ka-rakter.

De bijbehorende begrippen kunnen als volgt gedefinieerd worden.

Direkte verbinding: verbinding waarbij uit-slultend de belde te verbinden elementen zijn betrokken. (thermop1ast1assen)

Indirekte verbinding: verbinding waarbij hetzij een derde element wordt toegevoegd (nagel), hetzij een materiaal wordt toegevoegd (soldeer). Losneembare verbinding: verbinding die naar be-hoefte kan worden losgenomen en aangebracht, waarbij geen beschadiging optreedt.(bijv. een boutverbinding)

Moeilijk losneembare verbinding: verbinding dle ln het algemeen slechts kan worden losge-nomen ten koste van schade aan de konstruktie of verbindingsmiddel.(bijv.blindklinknage1) Niet-losneembare verbindin~: verbinding die bij verwlJderen tot destru tie leidt. (bijv. een metaal lasverbinding)

Het verbinden van twee elementen is in feite het opheffen van een aantal graden van vrijheid die beide elementen t.o.v. elkaar bezitten. (3 rotaties en 3 translaties)

We spreken van een volledige verbinding wanneer deze vrijheidsgraden zijn opgeheven. Als we kijken naar de indeling Materiaalverbinden, Vorm-verbinden en ObjektVorm-verbinden, dan zien we dat de verbindingen uit de groep Materiaalverbinden alle volledig zijn.(bijv.twee aan elkaar gelaste stalen elementen)

De groep Vormverbinden, onderverdeeld in houtver-bindingen, metaalp1aatverbindinger en snapverbin-dingen is niet eenduidig. De houtverbinsnapverbin-dingen zijn in eerste instantie niet volledig, hoe ingewikkeld je de verbinding ook maakt.

Denk aan de Chinese houtpuzzels, waarbij het inpas-sen van het laatste onderdeeltje als laatste graad van vrijheid blijft bestaan.

Een houtschroef of lijm kan de overgebleven vrij-heidsgraad teniet doen. De meeste houtverbindingen worden dan ook op die manier volledig gemaakt.

3 translaties 3 rotati es

(11)

spanningskorrosie

De duurzaamheid van metalen- en dus metaal kon

-strukties - wordt bedreigd door korrosie.

Onder korrosie verstaan we de ongewilde aantasting van metalen door chemische of elektrochemische

inwerking van het metaaloppervlak.

Vormen van korrosie zijn atmosferische korrosie,

galvanische korrosie,spanningskorrosie,

inter-kristallijne korrosie, spleetkorrosie en

put-korrosie. De verschillende oorzaken ervan

verei-sen een specifieke aanpak ter voorkominq.

Ter bescherming van metalen tegen atmosferische

korrosie wordt het metaaloppervlak b.v. voorzien

van een beschermende laag (verf).

Aluminium en koper vormen een gesloten oxidehuid

die verdergaande korrosie voorkomt.

Alvorens in te gaan op de bescherming van metalen tegen galvanische korrosie zal eerst de werking ervan worden uitgelegd.

Ieder metaal heeft zijn eigen elektrochemisch potenti aa 1. \4anneer twee metalen gelei dend met elkaar verbonden, in een elektrisch

gelei-dende ~loeistof worden geplaatst, dan ontstaat

een spanningsverschil. Een hoeveelheid

metaal-ionen gaat vanaf het metaal met de hoogste

potentiaal in oplossing en een overeenkomstige

hoeveelheid elektronen gaat via het

kontakt-oppervlak naar het andere metaal. Dit noemt

men een galvanisch element.Het metaal waarvan

de deeltjes in oplossing gaan wordt aangetast. Dit noemen we GALVANISCHE KORROSIE,

In onderstaand schema is het stalen bevesti-gingsmiddel het metaal met de hoogste poten-tiaal. Dit metaal gaat in oplossing en wordt aangeduid als ONEDEL ten opzichte van het

andere, hier de koperen plaat.

schema galvanische korrosie

positieve metaal ionen gaan in oplossing Fe+

2 negatieve elektronen stromen door het staal

naar het koper in de oplossing 3_ roestvorming

In zogenaamde spanningsreeksen worden metalen

gerangschikt. Het metaal met de hoogste

elektro-chemisch potentiaal staat bovenaan, dat met de

laagste onderaan.

Deze spanningsreeks is geldig indien de

elektro-lietoplossing bestaat uit schoon water

(leiding-water of regen(leiding-water).

Voor andere oplossingen (bijv. zeewater) gelden andere spanningsreeksen. Galvanische reeks ONEDEL anodisch

:+

.-EDEL kathodisch magnesium magnesiumlegeringen zink aluminium 99% cadmium aluminium 1,2% mangaan aluminium 2,2% magnesium

staal (konstruktie staal)

gietijzer

roestvaste staalsoorten(aktief)

lood tin lood/tin soldeer ni kkel inconel messing koper brons

koper-nikkel legeringen

monel zilver soldeer ni kkel inconel (aktief) (aktief) (passief) (passief)

roestvast staalsoorten (passief)

I

zilver

titaan grafiet goud platina

Er zal welnlg of geen galvanische korrosie ont-staan indien twee metalen die in hetzelfde vak

genoteerd staan met_ elkaar gekombineerd worden.

Hoe verder uit elkaar hoe groter de kans op

korrosie.

Aan sommlge metalen worden kleine hoeveelheden

van een ander metaal toegevoegd, met als doel een legering te verkrijgen die dusdanige eigen-schappen heeft dat zich aan de lucht een dunne

oxidefilm op het metaaloppervlak vormt. Bij een

bepaald gehalte toegevoegd metaal zal de

oxide-film geheel gesloten zijn, zodat bescherming dan praktisch volledig is. Dit verschijnsel

(12)

Ter voorkoming van galvanische korrosie zijn een aantalontwerpregels te geven.

- Gebruik ~ indien mogelijk - gelijke of

gelijk-waardige metalen (zie spanningsreeks) in een

verbinding, zeker als er vocht bij kan komen.

- Indien verschillende metalen in een vochtige

omgeving samen gebruikt worden, moeten ze

ge-scheiden gehouden worden door een niet-gelei-dend materiaal (isolatiemateriaal, verf, coating) Zorg ervoor dat in elk geval het meest edele metaal geïsoleerd, geverfd of gecoat is-;-öiiiëlat er dan bij beschadiging van de isolerende laag

een relatief kleine kathode tegenover een

rela-tief grote anode komt te staan: zie hiervoor

het volgende punt .

Voorkom de kombinatie van een relatief kleine anode (minder edel metaal) met een relatief grote kathode (edeler metaal). De stroom van elektronen (en daarmee het in oplossing gaan

van metaal-ionen) is intensiever wanneer de

elektronen van een kleine anode naar een grote kathode stromen dan wanneer van de omgekeerde situatie (grote anode, kleine kathode) sprake is.

In het algemeen zal een bevestigings- of ver-bindingsmiddel een veel kleiner oppervlak hebben dan de rest van de konstruktie (de te verbinden delen). Het metaal of de legering waaruit het middel vervaardigd is zou daarom gelijk of gelijkwaardig aan, dan wel edeler dan de rest van de konstruktie moeten zijn: een koperen nagel in een stalen plaat is dus goed, maar een stalen nagel in een koperen plaat niet. - Het galvanische korrosieproces kan op nuttige

wijze gebruikt worden door. aan het te

bescher-men metaal een ander, minder edel metaal te

bevestigen dat geen konstruktieve funktie heeft

en derhalve gerust als "opofferingsmetaal" weg mag korroderen.

(bijv.stukken zink bevestigd aan de scheepsromp

onder w9ter ter voorkoming van aantasting van de scheepshuid).

keuzeaspel:<ten

- De keuze van een verbindingsmiddel wordt o.a.

bepaald door de eigenschappen van de te

verbin-den elementen of konstruktiedelen: Vooral het

gewicht en de aard van de te verbinden mate-rialen spelen hierbij een rol.

Zo is een draadnagel geschikt voor houtachtige materialen maar ongeschikt voor metaalplaat. Verlijmen stelt weer eisen aan de oppervlakte-gesteldheid van een materiaal.

- Sterkte-eisen.

Welke krachten worden op de verbinding uitgeoe-fend?

Hoe groot .is het aantal verbindingspunten en de plaats ervan?

Bepalend voor de sterkte van een verbinding is o.a. de mechanische sterkte van de elementen en het middel en de 'mate van verankering' van het middel in of op het element.

Zo zal bij draadnagels de uittrekweerstand een rol spelen. Bij het aanbrengen van een schroef in een steenachtige ondergrond zal gebruik ge-maakt moeten worden van een plug om een betere klemwerking te verkrijgen.

-8-Tijdstip van aanbrengen

Een betonschroefhuls bijvoorbeeld wordt voor het storten in de bekisting aangebracht; een

keilbout wordt naderhand aangebracht middels

het boren van een gat. Kostenoverwegingen kunnen

daar o.a. een rol spelen.

- Benodigde apparatuur.

Voor het aanbrengen van bevestigingsmiddelen

staan talrijke, vaak ook speciaal ontwikkelde

machines, ons ter beschikking.

Voor het boren in beton is een hamerboormachine of diamantboor nodig terwijl in dunne metaal-plaat een eenvoudige boormachine voldoende is. - Duurzaamheid van de verbinding.

Is het middel corrossiebestendig bijvoorbeeld.

- Veiligheid bij het aanbrengen.

Het aanbrengen van schietnagels vereist een

wapenvergunning. - Uitvoeringseisen.

Montagevoorschriften opvolgen. - Arbeidsomstandigheden.

Bedieningsgemak, geluidshinder, werkhoogte, etc.

- Afwerking-esthetica.

Van de meeste verbindingen blijft een gedeelte

van het verbindingsmiddel in het zicht. Wegwerken of accentueren.

- Kostprijs

Per verbinding zijn van belang: kosten van het middel kosten van het gereedschap montagetijd

eventuele voorbewerkingen - Bereikbaarheid van de verbinding

Voor het aanbrengen van b.v. een bout + moer (doorgaande verbinding) moet de verbinding aan beide zijden bereikbaar zijn.

Overigens zijn er 'slimme' moeren die via de boutzijde aangebracht kunnen worden, zodat 'n

éénzijdige bereikbaarheid voldoende is.

Voor het aanbrengen van een houtschroef of

blindklinknagel is een bereikbaarheid aan één

zijde voldoende.

Speciale bevestigingsmiddelen zijn ontwikkeld

voor holle wanden.

één zijde bereikbaar twee zijden bereikbaar

(13)

-ZOEKSYSTEEM

Het zoeksysteem is opgezet om de gebruiker behulo-zaam te zijn bij het oplossen van een verbindings-of bevestigingsprobleem. Zeker voor de gebruiker

met een geringe kennis van verbindingstechnieken

en bevestigingsmiddelen is het systeem een nuttige entree.

Daarnaast is het mogelijk om via de index infor-matie op te zoeken over bevestigingsmiddelen die men reeds kent.

Als ingang voor het systeem dient enerzijds de morfologie van de verbinding of bevestiging en anderzijds het materiaal van de te verbinden elementen.

Andere keuze-bepalende aspekten zoals sterkte of esthetika worden niet meegenomen in het zoek-systeem. Daaraan wordt zo mogelijk aandacht be-steed bij de beschrijving van de middelen.

Morfologie

Een indeling naar de manier waarop en de omstan-digheden waaronder een verbinding of bevestiging wordt aangebracht levert in eerste instantie een 7-tal typen op. Dit zijn de typen zoals weerge-geven i n de fi gu ren I, 2, 3, 4, 17, 18 en 19 die de hoofdgroepen Materiaal-, Vorm- en Objektver-binden vertegenwoordigen.

Figuur 4 geeft de Materiaalverbinding weer en figuur 19 de Vormverbinding.

De figuren I, 2, 3, 17 en 18 vertegenwoordigen

de Objektverbindingen waarbij onderscheid gemaakt

is in de positie van hèt verbinding~midde~ en de

bereikbaarheid ervan tijdens het aanbrengen. Om het zoeken te vereenvoudigen is het aantal

figuren uitgebreid van 7 naar 21.

In de eerste 16 figuren komen de typen 1 t/m 4

steeds terug. De figuren 5 t/m 8 zijn specifiek

voor het bevestigen van k~bels, leidingen, pijpen,

etc. op een ondergrond.

De figuren 9 t/m 12 zijn specifiek voor het aan-brengen van "funkties" op of in een ondergrond, zoals inhaak- en inschroefmogelijkheid.

De figuren 13 t/m 16 zijn specifiek voor

verbin-dingen waarbij een tussenelement wordt aangebracht om de verbinding tot stand te brengen.

De figuren 20 en 21 zijn specifiek voor het

onder-ling verbinden van kabels, pijpen, etc.

Bij het typeren van een verbinding spelen de

af-metingen van de te verbinden elementen geen rol. Zo kan fig.! dienen als type voor het aan elkaar

hechten van twee velletjes papier als wel voor

het verbinden van twee betonnen elementen. Materialenmatrix.

Bij elke figuur behoort een matrix.

Het linker gedeelte van de figuur

vertegenwoor-digt de vertikale kolom van de matrix; het rechter gedeelte de horizontale kolom.

De kolommen van de matrix zijn samengesteld uit materialen en eventueel de verschijningsvorm van een materiaal. Zo is bijv. het materiaal hout opgesplitst in:

-hout: massief (balkhout)

-hout: planken, hardboard, meubelplaat, multiplex,

spaanplaat etc.

-hout: zachtboard, kurk, karton etc.

Voor sommige typen verbindingen is een aparte matrix ontwikkeld, waarbij een produkt of funktie

(14)

De symbolen in de figuren betekenen het volgende:

o

C>

te verbinden element of ondergrond waarop bevestigd wordt

verbindingsobjekt

het uiteinde van een verbindingsobjekt dat

bereikbaar moet zijn tijdens het aanbrengen

het uiteinde van een verbindingsobjekt dat niet bereikbaar hoeft te zijn tijdens het aanbrengen

te bevestigen pijp, kabels etc.

aan te brengen "funktie" bijv.ophangmogelijkheid verbindingsmateriaal

morfologie

Maak voor uw verbindings- en bevestigingsprobleem een keuze uit de volgende 21 figuren.

Het nummer bij de figuren verwijst naar de bijbe-horende matrix.

1

Het verbindingsmiddel gaat DOOR beide elementen heen en MOET aan beide zijden bereikbaar zijn. Voorbeeld: bout + moer

2

Het verbindingsmiddel gaat DOOR beide elementen heen maar HOEFT slechts éénzijdig bereikbaar te zijn.

Voorbeeld: hollewandplug, blindklinknagel , zelfborende schroef •

-10-3

Het verbindingsmiddel gaat DOOR het eerste element

heen maar hoeft slechts TOT IN het tweede deel.

Voorbeeld: draadnagel, houtschroef

4

[[]

Het verbindingsmiddel is een vloeibaar of plas-tisch materiaal dat een binding aangaat met de elementen.

Zie hoofdstuk MATERIAAL VERBINDEN.

Voorbeeld: lijmen, kitten, metselen, solderen.

5

Het met behulp van een verbindingsmiddel

bevesti-gen van pijpen, kabels, of draden op een

onder-grond zoals omschreven bij 1. Voorbeeld: een U-beugel.

6

Idem, zoals omschreven bij 2.

Voorbeeld: met zelfborende schroeven vastgezette kapbeugel

7

Idem, zoals omschreven bij 3.

Voorbeeld: penzadel.

8

Idem, zoals omschreven bij 4.

(15)

9

Het met behulp van een verbindingsmiddel bieden

van een klem-, haak-, hang- of schroefmogelijkheid

op een ondergrond zoals omschreven bij 1.

Voorbeeld: (gebogen) draadeind.

10

Idem, zoals omschreven bij 2.

Voorbeeld: hollewandplug met haak.

11

Idem, zoals omschreven bij 3.

Voorbeeld: schommel haak, schroefoog, duim

keil hul s.

12

Idem, zoals omschreven bij 4.

Voorbeeld: lasmoer

13

Het verbinden van elementen mbv een tussenelement,

bijv. balkanker en ritssluiting. Het tussenelement

op zich wordt bevestigd zoals omschreven bij 1.

14

Idem, zoals omschreven bij 2.

16

'---JII,--

_ - . . J

Idem, zoals omschreven bij 4.

17

Verbinding van elementen enkel door van buitenaf

erop werkende krachten.

Voorbeeld: binddraad, klem.

18

a-B

Verbinding, waarbij het verbindingsmiddel niet meer bereikbaar is, nadat het is aangebracht.

Voorbeeld: spouwanker, houtdeuvel.

19

Verbinding die tot stand komt enkel door de vorm van de elementen.

Zie hoofdstuk VORMVERBINDEN

Voorbeeld: zwaluwstaartverbinding, felsverbinding.

20

Het verbinden van draden, kabels, kettingen e.d.

(16)

1

~rn-<J

baksteen, kalkzandsteen, betonsteen e.d. beton

cementgebonden vezel s (asbestcement , cementgebanden spaanplaat e.d.) gipsblakken, gasbeton

pori sosteen e. d. gipskartonplaten

hout (balken, baddingen e.d.) hout (planken, hardboard, multiplex,

meubelplaat, spaanplaat e.d.) hout (zachtboard, kurk, karton e. d.) metalen (met uitzondering van

metaalfolil!n)

kunststoffen (met uitzondering van kunststoffol il!n) weefsels, folil!n, leder, papier e.d. bitumineuze materialen

i solati emateri alen glas 1: 80B; 81A(83, 92); 165B(118) 2: 73(83, 92); 76(83, 92) 3: 73(83, 92); 75(83, 92); 80B; 81A(90); 212AB 4: 241B; 242 5: 192A 6: 73(83, 92); 74; 76(83, 92, 97); 80ABC; 81(83, 92); 95AB; 94C; 96A~ 97; 212AB; 213 7: 73(83,92); 76(83, 92, 97); 212A 8: 192A; 241AB; 242 -12-1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 3 3 2 2 1 1 1 1 3 3 3 3 3 3 3 4 5 5

.

6 7 4 7 4

.

8

Verklaring van de cijfers in de tabel:

"80B "betekent dat de op pagina 80 met B aangeduide middelen geschikt (kunnen) zijn voor de oploSSing van het verbindingsprobleem.

" 81A(83, 92) " betekent dat het op pagina 81 met A aangeduide middel geschikt kan zijn voor de op-lossing van het verbindingsprobleem, maar dat het wenselijk is of nodig kan zijn daarbij gebruik te maken van hulpmiddelen die beschreven ZlJn op de tussen haakjes genoemde pagina's (83, 92). Let op: Vaak neemt de beschrijving van een middel meer dan 1 pagina in beslag. Verwezen wordt dan alleen naar de pagina waar de beschrijving begint.

(17)

2

baksteen, kalkzandsteen, betonsteen e.d.

beton

cementgebonden vezel s (asbestcement ,

cementgebonden spaanplaat e.d.)

gipsblokken, gasbeton por i sosteen e. d. gi pskartonpl aten

hout (balken, baddingen e .• d.) hout (planken, hardboard, multiplex,

meubelplaat, spaanplaat e.d.) hout (zachtboard, kurk, karton e.d.) metalen (met uitzondering van

metaalfoli!!n)

kunststoffen (met ui tzondering van kunststoffol i !!n) weefsels, foli!!n, leder, papier e.d. bitumineuze materialen

i sol atiemateri alen glas 1: 166; 167(113); 168B(113); 169; 171(113) 2: 192B 3: 192A 4: 109B; 204; 206B; 209(70, 76); 210A; 211A(70, 76); 210AB(70, 76) 5: 166; 122BC; 123A 6: 109B; 122BC; 123A; 124B

7: 96A(204); 96B(72, 76); 97(76, 107A); 98E; 98F(107A); 107A; 109B; 204; 205; 206B; 207; 208A(90); 209(70, 76); 210AB(70, 76); 211A(70. 76); 211B; 214 4 5 5 6 2 6 3 6 3 7 7 7 7 3 8 8 3

Verklaring van de cijfers in de tabel:

" 167(113) " betekent dat het op pagina 167 be-schreven verbindingsmiddel geschikt kan zijn voor de oplossing van het verbindingsprobleem, maar dat het wenselijk of nodig kan zijn daarbij gebruik te maken van hulpmiddelen die beschreven zijn op de tussen haakjes genoemde pagina (113).

" 192B " betekent dat het op pagina 192 met B

aan-geduide verbindingsmiddel geschikt kan zijn voor de oplossing van het verbindingsprobleem.

(18)

.

.

3

baksteen, kqlkzandsteen, betonsteen e.d.

beton

cementgebonden vezels (asbestcement, .

1 3

cementgebonden spaanplaat e.d.) gipsblokken, gasbeton

pori sos teen e. d •

gi pskartonpl aten

hout (bolken, baddingen e.d.)

2 4

hout (planken, hardboarèl, multiplex,

meubelplaat, spaanplaat e.d.) 1 3

hout (zachtboard, kur.~, karton e. d.)

1 5

metalen (met uitzondering van

metaalfoli!!n) 1 3

kunststoffen (met uitzondering van

1 3

kunststoffol i!!n)

weefsels, foli!!n, leder, papier e.d.

bitumineuze materialen houtwol cementplaat glos

1: 113(159); 144; 146; 148AB; 150AB; 151AB; 152; 153; 154A; 163AB; 164; 165A; 174A; 179AB; 196A; 200B; 202; 206A

2: 113(159); 145; 146; 148AB; 152; 153; 154A; 163AB; 165A; 179A; 200B; 202

3: 100; 107(159); 113(159); 139; 145; 146; 147; 148AB; 149B; 150AB; 151AB; 152; 153; 154A; 163AB; 164; 165A; 174A; 179AB; 196A; 200B; 202 4: 100; 113(159); 140; 142AB; 143; 145; 146; 147;

148AB; 149B; 150AB; 151AB; 152; 153; 154A; 163AB; 165A; 179A; 200B; 202

5: 107(159); 113(159); 142A 6: 174B; 185D; 187B; 189B; 196B; 201A 7: 113(159); 161B(113); 162AB(113); 174A; 176; 183A; 186A 8: 113; l18 9: 122; 123A; 186B; 194B -14-7 7 7 7 7 7 8 8 17 9 10 11 17 11 11 17 18 12 12 16 18 13 13 17 18 11 11 17 18 6 6 14 14 15

10: 113; 178B; 179A; 181A; 182C; 185A; 188A; 190; 10: 113; 115; 116; 117; 118; lIgA; 178B; 179A;

181A; 182C; 185A; 188A; 190; 193A; 195A; 198A; 199B; .200A

11: 113; 115; 116; 117; 118; 119A; 125; 177AB; 178AB; 179AB; 180AB; 181AB; 182ABC; 185A; 186C; 188A; 190; 193ABC; 194A; 199A; 252B; 254 12: 113; 175AB; 178AB; 187BC; 193BC 13: 113; 118(90); 178A; 201B 14: 174B; 185D; 188B; 189A . 15: 175B; 177A; 193C; 252AB 16: 192A 17: 65; 72; 73; 76; 81B(83, 92); 94A(72, 73, 76) 107A; 197 18: 100; 107; 124A; 197

(19)

4

DJ

baksteen, kalkzandsteen, betonsteen e.d. beton

cementgebonden vezel s (asbestcement , cementgebonden spaanplaat e.d.) gipsblokken, gasbeton

~orisosteen e.d. gipskartonplaten

hout (balken, baddingen e.d.) hout (planken, hardboard, multiplex,

meubelplaat, spaanplaat e.d.)

hout (zachtboard, kurk, karton e.d.)

metalen (met ui tzonderi ng van

metaalfoli!!n)

kunststoffen (met ui tzondering van

kunststoffol i !Jn) weefsels, foli!!n, leder, papier e.d. bitumineuze materialen isolatiematerialen glas ZIE: Materiaalverbinden: metselen aanstorten (beton) lijmen ki tten lassen solderen

• •

pagina 33

• • •

• •

• •

• •

(20)

leidingen (gas,o water, elektra e.d.) kabels, draden 3 zware pi jpkonstrukti es 5 5 hemelwaterafvoer, riolering e.d. 7 7 7 228A(73, 76, 80B, 83); 228BCOF(als 228A + 92); 230ABC(als 228A + 92); 231BC(als 228A + 92); 232AB(als 228A +92)

2 228A(73, 75, 76, 80B, 83);"228BCOF(als 228A +

92); 230ABC(als 228A + 92); 231BC(als 228A + 92); 232AB(als 228A + 92) 3 1840; 232AB(73, 76, 83, 92); 237 4 1840; 232AB(73, 76, 80B, 83, 92); 237 5 2270(73, 76, 80BC, 81A, 83, 92); 229(als Z270) 232B(als 2270) 6 2270(73, 75, 76, 80BC, 81A, 83, 92); 229(als 2270); 232B(als 2270) 7 226B(73, 76, 80BC, 81A, 83, 92, 165B); 227AO(als 226B) 8 226B(73, 75, 76, 80BC, 81A, 83, 92); 227AO(als 226B) -16 -2 4 3 3 6 5 7 8 8 7

(21)

leidingen (gos, water, elektro e.d.) kabels, draden zware pi jpkonstrukties hemelwaterafvoer, ri olering e. d. 1: 228A(l18, 166); 228BCOF(l13, 166); 230ABC(l13, 166); 231(113, 166); 246AB( 113, 166) 2: 228BCOF( ·109B, 204); 230ABC(109B, 204); 231BC(109B); 246A(109B) 4 8

3: 228BCOF(207B); 230ABC(207B); 231BC(109B); 246A 4: 246AB(l13, 166) 5: 246AB(109B); 2460 6: 246AB (207B) 7: 2270(109B); 229(109B) 8: 226B( 118, 166); 227 A(118, 166); 2270( 118, 166, 92) 9: 2270( 109B) 2 3 4 5 6 7 9

(22)

leidingen (gos, water, elektro e.d.) 1

kobe I 5, draden 5 5 6

zware pi jpkanstrukties 10 10

hemelwaterafvoer, riolering e.d. 13 13

184B; 228A(118, 144, 159); 228BCOF(144, 159);

223E(159); 230ABC(144, 159); 2300,(159);

231BC(144, 159); 2310; 232A(144, 159)

2 184B; 228A(118); 228BCOF(113); 228E;

230ABC(113); 2300; 231BC(113); 232A

3 228A(81B; 92); 228BCOF(72, 76, 107); 230ABC(72,

76, 197); 231BC(72, 76, 107); 232A(81AB, 92) 4 228BCOF(76, 100, 107); 230ABC(76, 100, 107);

231BC(76, 100, 107)

5 2310; 232A(144, 159); 245B(als 232A)

246AB(als 232A); 246F

6 246EF

7 184C; 187C; 232A; 245B(113); 246AB(113); 246CEF

8 232A(81AB, 92); 245B(76, 107); 246AB(76, 107) 9 245B(76, 100, 107); 246AB( 76, 100, 107); 246EF 10: 2270(76, 113, 139, 144, 159); 229(als 2270) 11: 2270(113, 119A); 229(76, 107) 12: 2270(76, 107); 229(76, 107) 13: 226A; 226B( 118, 159); 227 A( 118, 159); 227BCE; 2270(92, 100, 159)

14: 226B(81A, 92); 227A(81A, 92); 2270(81A, 92)

-1

8-2 2 3 4

5 7 7 8 9

10 11 12

(23)

leidingen (gas, water, elektra e.d.)

r---~--~---4_--+_--I--~---~--~--+_--~~--_+---1

1

1 1 1 1

kabe Is, draden 2

zware pi jpkonstrukties

hemelwaterafvoer, riolering e.d.

ZIE: Materiaalverbinden pagina 33

231AC

(24)

·

9

80BC(83, 92); 165B(118)

2 73(83,92); 76(83, 92); 80BC(83, 92);

120ACF(83, 92); 121AD(83, 92); 238B; 246A; 249

3 165B(118) 4 73(83,92); 75(83,92); 76(83, 92); 80BC(83, 92); 165B(118); 122A(83, 92); 165B(118); 238B 5 73(83, 92); 75(83, 92); 76(83, 92); 80BC(83, 92); 93C; 120ACF(83, 92); 121AD(83, 92); 238B; 246A; 249 6 73(83, 92); 76(83, 92); 80A;80BC(83, 92); 94A; 94C; 95; 96A(76, 92); 97; 120ACF(83, 92); 121AD(83, 92); 238B; 246A; 249

7 73(83,92); 76(83, 92); 80BC(83, 92); 94A; 96A(76, 92); 97; 120ACF(83, 92); 121AD(83, 92) 246A; 249

(25)

-20-eb

<b

I ... N I

(26)

11

1 118(159); 119B(159); 144; 158; 183ABCD; 184ABC; 185C; 195B; 246A( 113, 159); 249 (113, 159) 2 104A(118, 119B); 118(104A, 159); 119B(104A, 159)

139; 144; 149A; 158; 159(118, 119B); 246A(113, 159); 249(113, 159) 3 118(161B, 162B); 119B(161B, 162AB); 154A; 184C; 185C; 195B; 246A(113,159); 249(113, 159) 4 174C; 195B 5 118; 119B; 183; 184; 195B; 246A(113); 249( 113) 6 118; 119B; 184C; 195B; 246A( 113); 249( 113) 7 81B(68); 120ACF(68); 1~IAD(68); 122A(68);

246A(76, 107); 249(76, 107)

8 100(120ACF, 121AD); 246A(107); 249(107)

(27)

-22-w

~

I\)

(28)

2

3

13

baksteen, kalkzandsteen, betonsteen e. d.

beton

cementgebonden vezels (asbestcement, cementgebonden spaanplaat e.d.) gipsblokken, gasbeton

pori sosteen e. d.

gipskartonplaten

hout (balken, baddingen e.d.)

hout (planken, hardboard, multiplex, meubelplaat, spaanplaat e.d.)

hout (zachtboard, kurk, karton e.d.)

metalen (met uitzondering van metaalfoli!!n)

kunststoffen (met u i tzonderi ng van kunststoffol i!!n) weefsels, foli!!n, leder, papier e.d.

bitumineuze materialen isolatiematerialen gias 127 130B(73, 81A, 83, 92) 130B(73, 81A, 83, 92); 132A(als 130B); 2

133B(als 130B); 135(als 130B); 136AB(als 130B); 137; 138A(I72, 198B, 199AB) 4 130B(73, 83, 92); 133B(73, 83, 92) 5 240B; 244AB -24 -3 4 5

Verwezen wordt naar een tussenelement(bijv.balkanker). De tussen haakjes genoemde pagina's verwijzen naar de middelen die nodig zijn om het tussenelement aan te brengen.

(29)

14

baksteen, kalkzandsteen, betonsteen e.d.

beton

cementgebonden vezel s (asbestcement , cementgebonden spaanplaat e.d.) gipsblokken, gasbeton

porisosteen e.d. gipskartonplaten

hout (balken, baddingen e.d.) hout (planken, hardboard, multiplex,

meubelplaat, spaanplaat e.d.) hout (zachtboard, kurk, karton e.d.) metalen (met uitzondering van

metaalfoli!!n)

kunststoffen (met uitzondering van kunststoffol i!!n)

weefsels, foli!!n, leder, papier e.d.

bitumineuze materialen isolatiemateri alen glas 243A( 10gB, 204) 2 240B; 244AB 2

(30)

15

1,---'

. - - - - , 1

10

baksteen, kalkzandsteen, betonsteen e.d.

beton

~--~-'--'----'-'-'~--~-1~--~-4~~-cementgebonden vezel s (osbestcement , ---I---~---~--1---+---~-4~~---+---­

cementgebonden spaanploat e.d.) gipsblokken, gasbeton

pori sosteen e. d. gipskartonplaten

hout (balken, baddingen e.d.) hout (planken, hardboard, multiplex,

meubelplaat, spaanplaat e.d.) hout (zachtboard, kurk, karton e.d.) metalen (met uitzondering van

metaalfoli!!n)

kunststoffen (met uitzondering van kunststoffol i!!n) weefsels, foli!!n, leder, papier e.d.

bitumineuze materialen i solati emateri al en glas

2

127(119A, 172); 132BC(I72, 198B, 199AB); 134B( 172)

2 130B(I72); 134B(172)

3 128AB(119A, 172, 198B, 199AB); 129AB(als 128AB) 130AB(als 128AB); 13lAB(als 128AB); 132AC(als 128AB); 133AB(als 128AB); 134A(als 128AB); 137; 138A(als 128AB); 138B(113, 172); 254

4 130B(I72); 133A(198B, 199AB); 133B(119A, 174A)

5 138B(113, 172); 243A(113, 172) 6 243A( I 07) 7 240B(113); 243A(113, 172) -26-3 4 5 5 5 6 7 7 7

(31)

16

I

I

baksteen, kalkzandsteen, betonsteen e.d. beton

,

11

cementgebonden vezels (asbestcement ,

cementge bonden spaa~1 aat e. d.)

gipsblokken, gasbeton porisosteen e.d. gipskartonplaten

hout (balken, baddingen e.d.) hout (planken, hardboard, multiplex,

meubelplaat, spaanplaat e.d.) hout (zachtboard, kurk, karton e.d.) metalen (met uitzondering van

metaalfoli!!n)

kunststoffen (met uitzondering van

kunststoffol i!!n)

weefsels, foli!!n, leder, papier e.d.

bitumineuze materialen isolatiematerialen glas c::'

'"

..?

I

~ §

:P

1)'

-.f ",'

c::' c::

::;

~~§

~~/~

• • •

• •

Het tussenelement is vaak een strip of strook dat m.b.v. Materiaalverbindingen (zie pag.33) wordt aangebracht.

Voorbeeld: het lassen van metalen profielen op

een schetsplaat.

Mogelijke oplossingen ZlJn vooral de tapes; in feite een tussenelement + hechtmiddel.

De verschillende soorten tapes zullen verder niet behandeld worden.

(32)

17

verpakkingsband 245A binddraad 240A bundel strop 247 slangklem 248 wasknijper 243B niet 191

(33)

-28-1 2 3 4 5 6 7 8 9

18

EJ-B

baksteen, kalkzandsteen, betonsteen e. d. beton + natuursteen cementgebonden vezels (asbestcement, cementgebonden spoonplaat e.d.)

gipsblokken, gasbeton pori sosteen e. d. gipskartonplaten

hout (balken, baddingen e.d.)

hout (planken, hardboard, multiplex, meubelplaat, spaanplaat e.d.) hout (zachtboard, kurk, karton e.d.)

metalen (met uitzondering van metaalfoli!!n)

kunststoffen (met uitzondering van kunststoffol i!!n) weefsels, foli!!n, leder, papier e.d.

houtwolcementplaat 154B; 155 154B; 155; 156 157 252CDF 250; 252CDF 250 185E; 189C; 253A 185E 185E; 189C; 250; 253AB 10: 208B 2 3 5 4 3 7 8 9 8 6 10 10

(34)

19

drukknop 240B

Hedlok 243A

trekslui ting 244A

kli ttenband 244B hoofdstuk Vormverbinden 43

20

~=;Q@

'tr .~ ö,

él:

draadspanner 234A draadspanner 234B puntkous 235 schroefsluiting 236 staaldraadklem 237

diverse haken en ringen 238A

bi ndd raad 240A

.

bundelstrop 247

(35)

-30-21

1 - _ ...

0 (

... _--.,

zware pijpkonstrukties

2 3 5 6 7 9

(dok, gevel, steiger e. d.)

I ichte pi jpkonstrukties 4 7 8 9 13

(interieuri nri chti n e.d.)

pi jpen - transport van een

9 10 11 12 13 medium

si angen - transport von

14 een medium 216 2 217 3 218A 4 218B 5 219A 6 219B 220 8 221A 9 221B 10: 222 11 : 223A 12: 223B 13 : 224 14: 248

(36)
(37)
(38)

-34-',I .. ';S<'r" ). " \ I

MATERIAAL VERBINDEN

algemeen

Zoals reeds in de Inleiding is gesteld beperken we ons bij de groep 11ateriaalverbinden tot 1 ijmen

en kitten.

De lastechnieken en solderen zullen dus niet be-handeld worden. Verwezen wordt daarom naar lite-ratuur uit de werktuigbouw waar genoemde tech-nieken uitgebreid behandeld worden.

Bij het hoofdstuk Lijmen wordt voornamelijk inge-gaan op de soorten lijm waarbij tevens zoveel

(39)

LIJMEN

Lijm is een bindmiddel, eventueel met toevoegingen zoals pigmenten, vulstoffen (om onder andere krimp te beperken) en oplosmiddelen (verwerkbaar-heid) .

Lijm dient het doel twee oppervlakken te verbin-den. De hechting berus~ op drie principes: - mechanische verankering in het oppervlak - absorptie in het oppervlak

- absorptie aan het oppervlak

Om een mechanische verankering tot stand te bren-gen moet het oppervlak ruw of poreus zijn. De lijm moet goed in de poriën kunnen dringen. Bij gladde oppervlakken kan adhesie aan het op-pervlak door de lijmmolekulen een verbinding tot stand brengen. Gladde oppervlakken van kunststof kunnen met een oplosmiddel geruwd worden: het oplosmiddeel zal het polymere materiaal doen zwellen waardoor de lijm in het oppervlak kan dringen.

Bij de gegeven konsistentie moet een lijm zo dun mogelijk worden aangebracht in een gesloten laag. De vochtigheid van het te verbinden materiaal mag niet te veel afwijken van de graad van vochtigheid in de uiteindelijk te gebruiken toestand. De lijm zelf krimpt bij uitharden. Wanneer oplosmiddelen (of dispersiemiddelen) moeten verdampen kan een aanzienlijke volumeverminderinq het gevolg zijn. Ook wanneer te vochtig materiaal wordt verlijmd zal na uitdroging van het materiaal en uitharding van de lijm de lijmvoeg verbrokkelen door de te hoge spanningen in het lijmoppervlak.

Bij tweekomponentenlijmen die veelal thermohardend zijn, kan naast een"volumevermindering van de lijm en het materiaal ook een verkeerde menging of een teveel aan verharder de lijmvoeg bros doen breken.

Lijm met speciale toevoegingen zoals vulstoffen om de krimp te reduceren kunnen een spleetvormend karakter krijgen. Oplosmiddelvrije lijmen hebben"

een matig tot zeer geringe uithardingskrimp zodat deze lijmsystemen spleetvullend genoemd kunnen worden.

De hier bedoelde spleetafmetingen liggen in een andere orde van grootte dan de afmetingen die door kitten gevuld kunnen worden. Zie verder ook kitten.

UTtfiärden van lijm kan een chemische reaktie of een fysische reaktie zijn. Bij het verlijmen van me-talen is een fysische uitharding bijna niet moge-lijk omdat het oplosmiddel niet kan uitdampen,

het materia~l moet hiervoor poreus zijn.

De vier basistypen spanningen waaraan een lijm-verbinding kan worden onderworpen zijn als volgt te omschrijven: trek-, afschuiving-, kloven en afpellen.

In het geval van pure trekspanning t.g.v. lood-recht erop werkende krachten, is de spanning in de gehele lijmlaag even groot. Dit is ook het geval bij afschuiving; weliswaar in een andere richting. Bij kloven is de spanning geconcentreerd in een gedeelte van de lijmlaag, zodat de ene zijde maximaal en de andere zijde minimaal belast wordt.

In geval van afpellen is de spanning geconcen-treerd in een lijn zodat de belasting door een zeer klein gedeelte van de lijmlaag wordt opgeno-men. De meest ongunstige belasting is de afpel-belasting. Bij het ontwerpen van verbindingen dient de afpel- en kloofbelasting vermeden danwel geminimaliseerd te worden.

(40)

indeling lijmsoorten

Dierlijke lijmen

1 glutlnellJmen (vlees- en beenderlijmen) 2 caseïnelijmen (proteinelijmen)

Plataardige lijmen

1 plakmiddelen op basis van dextrine of zetmeel

2 latexlijmen op basis van natuurlatex

Synthetische lijmen 1 thermoplastische lijmen

a.PVAC lijmen en copolymeren('witte lijmen') b.polyvinylethers

c.acrylaatharsen

d.smeltlijmen op basis van:

- ethyleenvinylacetaat - polyamide - ethyl-vinylacetaatcopolymeren - acryl aten - thermoplastische rubbers - polyesters 2 thermohardende lijmen

a.polycondensatieprodukten zoals de

formade-hydelijmen: - ureumformaldehyde (UF) melamineformaldehyde(MF) - fenolformaldehyde(FF) - resorcinolformaldehyde (RF) b.kunstharsen: - polyesterharsen - epoxyharsen - polyurethaan

3 lijmen op basis van elastomeren a rubberachtige

b lijmen op basis van polychloropreen (ook wel neopreenlijmen genoemd of kontaktlijmen). De dierlijke en plantaardige lijmen worden bijna

niet meer gebruikt. De plantaardige 'plakmiddelen'

worden nog voor plak- en knipwerk gebruikt en de dierlijke lijmen, met name de beenderlijm, wordt in een veredelde vorm in gelatinevorm gebruikt in de voedingsmiddelenindustrie, de fotoindustrie en voor andere technische doeleinden.

De syntheti sche .1 i jmen worden h i er in dri e

groe-pen ingedeeld. De voornamelijk eenkomponenten thermoplastische lijmen, de thermohardende lijmen die voornamelijk uit twee komponenten bestaan en de lijmtypen op basis van elastomeren, hier ingedeeld naar de aard van de lijm: de relatief hoge rek bij

breuk.

thermoplastische lijmen

Deze lijmen zijn over het algemeen één-komponent

systemen. De aanwezigheid van oplos- of dispersie-middelen maken een zo genaamde 'open-tijd' nood-zakelijk: de tijd tussen het opbrengen van de lijm en het samenvoegen van de te lijmen delen. Door het verdampen van oplos- en dispersiemiddelen zal een aanzienlijke volumevermindering optreden, zodat deze lijmsoorten niet geschikt zijn om

bredere spleten te overbruggen .

• Polyvinylacetaat (PVAC)

Verkrijgbaar als oplossing, als dispersie en als

dispergeerbaar poeder. De lijm is bekend als witte

houtlijm. Het karakter varieert van bros tot flex

-ibel. De lijmverbinding is niet watervast. PVAC-lijmen hebben het monomeer vinylacetaat als basis; de eigenschap van de lijm wordt bepaald door het polyvinylacetaat te modificeren. Hierdoor ontstaan verschillende te hanteren waarden voor: de open-tijd, persdruk, perstemperatuur, perstijd

afbindtijd enz. '

Toevoeging van een verharder geeft de PVAC-lijm

een meer thermohardend karakter. Om de

PVAC-lijm-voeg vochtbestendiger te maken worden deze lijmen -3

6-ook we~ .gemengd met UF-lijmen (zie UF-lijm).

PVAC-llJmen hebben de dierlijke lijmen in de

hout-industrie verdrongen en verder worden deze lijmen gebruikt in de papierverwerkende industrie en als

verpakkingslijmen. Toepassing voor konstrukties

die langdurig worden belast is af te raden omdat er kruip zal optreden. Andere toepassingen: mon-tagewerk, drevel- en vingerlasverbindingen, het

l~jmen van gelakte houten delen, fineren,

gevel-tlmmerwerk en het lijmen op board-, vezel- en kunststofplaten.

Copolymeren, op basis van meer dan één vinyl ace-taat. Door het tesamen polymeriseren van ver-schillende monomeren ontstaan produkten die op

kunststoffen zoals polyvinylchloride (PVC) beter

hechten dan de PVAC-homopolymeren. Een voorbeeld is de PVC-lijm.

• Polyvinylethers

Deze worden verwerkt in de kleeflaag van bijvoor-beeld tapes, etiketten en dergelijke.

• Acryl aa tharsen

Bekend is het lijmtype 'superlijm' of 'bliksemlijm' , de lijm waarvan "een druppel een ton houdt".

Deze lijm is een één komponenten lijm, een

mono-meer-lijm op basis van cyanoacrylaatesters die

onder invloed van de luchtvochtigheid polymeri-seren. Er bestaan verschillende typen met ver-schillende viscositeiten. Het methyl-type is meer geschikt voor hardere materialen zoals metaal, glas en porcelein. Het ethyl type is meer geschikt voor de zachtere materialen zoals rubber, vele kunststoffen, leer e.d. Het methyl-type is iets beter bestand tegen water en chemicaliën. Het ethyl-type is beter koude-bestendig. De

tempera-tuur-bestendigheid gaat tot + 800C, kortdurende

belastingen ·tot 1200 zijn toegestaan.

Langdurige onderdompeling in water of verdunde zuren verzwakken de verbinding. De lijm is minder geschikt om spelingen op te vullen. De

houdbaar-heid is ongeveer 1 jaar bij 100C (l~jaar bij 50C).

• Smeltl ijm

Smeltlijm is een vaste stof die door verhitting

(210-2200C) vloeibaar wordt en door afkoeling weer

zal stollen. Het hechten van smeltlijnen berust op de afkoeling. De te verbinden delen moeten daardoor direkt en onder druk samengevoegd worden.

D~.verbinding verliest zijn hechting wel bij 65-750

c

llJmtypen op basis van polyamide bij 100-1300C.

Smeltlijm ~ordt geleverd in folievorm, in blokken

of 'patronen' voor lijmpistolen. De kleur kan bruin

naturel of wit zijn. '

Smeltlijmen zijn geschikt voor verwerking op hout,

metaal, beton, isolatieschuimen en kunststoffen

zoals: polypropyleen, polyethyleen, polyester. polycarbonaat en hard-PVC.

Cytaty

Powiązane dokumenty

и заданной заранее, а в значительной степени зависит от ситуации, в которой осуществлялся акт познания, и от когнитивной активности субъекта позна-

The object of this dissertation is twofold: first, to attempt to fix with some degree of precision the population of the Egyp- tian rural community of Karanis during the years

The papyrus shows that in the Egyptian estates there existed in this epoch two categories of agricultural labourers: seasonal ou part-time labourers hired for some kind of work

dają się jedynie z dwóch interesujących ksiąg protokołów z comiesięcznych posiedzeń parafialne- go oddziału Stowarzyszenia Robotników Katolickich 5 oraz zestawień finansowych

The faired coefficient curves of thrust, torque, and efficiency are presented with the propeller design.. An example

W przypadku złamania w obrębie środkowego dołu czaszki występuje: hematotympanum czyli krwiak w obrębie jamy bębenkowej, któremu może towarzyszyć wyciek krwi

The trial length, discount rate, and action duration length are the parameters that have a major effect on the resulting policy: control dynamics such as pitch and roll have a

The aim of the author of this article is to bring closer language methods of the influence by the speaker of a verbal message on the views of the hearer, applied in the