info
De geboorte van een richtlijn voor veiligheidsprofessionals
Ministerie en stakeholders
komen met richtlijn 'Gedrag'
Enige tijd g e l e d e n Is het ministerie van S Z W s a m e n met e e n aantal s t a k e h o l d e r s die actief zijn op het terrein van a r b e i d s -o m s t a n d i g h e d e n d e -ontwikkeling van e e n aantal richtlijnen -o v e r e e n g e k -o m e n . E e n aantal richtlijnen Is Inmiddels (bijna) g e r e e d ; 'Tillen', 'Werkdruk', ' A g r e s s i e ' , ' L a s r o o k ' en ' G e d r a g ' . O v e r d e ontwikkeling van d e laatste richtlijn gaat dlt artikel.
Frank G u l d e n m u n d Technische Universiteit Delft
De organisaties die samen met het ministerie van S o c i -ale Zaken en Werl<gelegenheid (SZW) aan d e richtlijnen hebben gew/erkt, zijn de beroepsverenigingen van de arbeids- en organisatiedeskundigen, de arbeidshygië-nisten, de veiligheidskundigen en d e bedrijfsartsen - te weten: BA&O, NVvA, N W K en NVAB.
E v I d e n c e - b a s e d
Richtiijnen zijn vooral bekend van hun t o e p a s s i n g d o o r artsen. Voor veel behandelingen vallen artsen terug o p richtlijnen; sterker n o g , een afwijking van d e richtlijn moet d o o r de behandeld arts met g o e d e redenen w o r d e n omkleed. Zo'n richtlijn verschaft de arts w e t e n -schappelijk b e p r o e f d e en vaak o o k bewezen m e t h o d e n (of handelswijzen, stappenplannen, enzovoort) o m een medische aandoening te lijf te gaan. M e n spreekt eveneens vaak van e v i d e n c e - b a s e d , o m d e grondslag van de handelswijze te rechtvaardigen. O p het terrein van a r b e i d s o m s t a n d i g h e d e n wil het ministerie van S Z W graag vergelijkbare richtlijnen ontwikkeld zien
en het werk hieraan heeft, zoals g e z e g d , in een aantal proefprojecten een aanvang g e n o m e n .
Hoe komt een richtlijn tot stand?
O f scherper g e s t e l d ; hoe is de richtlijn ' G e d r a g ' t o t stand gekomen? In eerste instantie zijn hiervoor t w e e wericgroepen in het leven g e r o e p e n : een kerngroep die verantwoordelijk is v o o r de inhoud van de richtlijn, en een p r o j e c t g r o e p die als klankbord fungeert en de inhoud van de richtlijn becommentarieert.
A f b a k e n i n g
In de p r o j e c t g r o e p zitten, naast de leden van de kerngroep, v e r t e g e n w o o r d i g e r s van de vier g e n o e m d e A r b o - b e r o e p s v e r e n i g i n g e n . Het w o o r d ' g e d r a g ' in de
richtlijn ' G e d r a g ' staat voor: '[Beïnvloeding van] Veilig gedrag in p r o d u c t i e o m g e v i n g e n ' . D e t o e v o e g i n g 'in p r o d u c t i e o m g e v i n g e n ' is een eerste afbal<ening van d e richtlijn. O m d a t een richtlijn, als het g o e d is, de huidige stand van zaken o p een bepaald terrein weergeeft, is
rn/l/t
info
het van g r o o t belang dit terrein g o e d af te bal<enen en te omschrijven. Deze inperlcing is eveneens noodzal<elijl< o m d e hoeveelheid literatuur die er over een bepaald o n d e r w e r p beschil<baar is, overzichtelijl< te houden.
Knelpunten
Na deze eerste afbal<ening, waarover dadelijl< meer, w o r d t een aantal l<nelpunten b e n o e m d , waar men in het werkveld - voor wat betreft het o n d e r w e r p van de richt-lijn - tegenaan loopt. Voor de richtiijn ' G e d r a g ' heeft de kerngroep vijf knelpunten b e n o e m d . De knelpunten zijn daarna in de p r o j e c t g r o e p verder uitgewerkt.
Tot slot; d e omschrijving van g e d r a g en om wiens g e d r a g het in d e richtlijn gaat. G e d r a g is heel b o n d i g gedefinieerd als ' w o o r d e n en d a d e n ' en het gaat in de richtlijn o m het g e d r a g van werknemers o p de werk-vloer en hun direct-leidinggevenden.
O p basis van d e beperkingen 'gedrag van werknemers o p de werkvloer en hun direct-leidinggevenden', ' p r o d u c t i e o m g e v i n g e n ' , ongevallen (of
ongevals-frequenties) als belangrijkste uitkomstmaat en d e vijf uitgangsvragen is vervolgens in de beschikbare literatuur g e z o c h t naar een a n t w o o r d o p deze vragen.
U i t g a n g s v r a g e n
Nadat de kern- en p r o j e c t g r o e p het eens zijn g e w o r d e n over de knelpunten, zijn o p basis van deze knelpunten een vijftal uitgangsvragen o p g e s t e l d . De uitgangs-vragen zijn vervolgens leidend g e w e e s t bij het zoeken naar relevante literatuur. De uitgangsvragen van d e richtlijn ' G e d r a g ' zijn:
- 1. Welke typen gedragsinterventies zijn er, wat is het doel van deze interventies en hoe kunnen deze interventies zinvol w o r d e n geclassificeerd?
L i t e r a t u u r
De literatuur is in verschillende databases gezocht aan d e hand van zogeheten zoeksleutels. Het voert te ver o m hier uit te leggen hoe dat precies in zijn werk gaat. Voor d e volledigheid n o e m ik hier de belangrijkste d a t a
-bases waarin is gezocht: P u b M e d , Embase, C I N A H L , PsycINFO, W e b of Science ( W O S ) en PsycNet. Daar-naast zijn d e w e b s i t e s van een aantal grote organisaties voor relevante publicaties g e r a a d p l e e g d , o.a. d e ILO (International Labour Organization) en de Amerikaanse O S H A ( O c c u p a t i o n a l Safety and Health Administration).
- 2. Wat zijn de criteria o p basis waarvan een interventie(-type) geselecteerd kan w o r d e n , bijvoorbeeld bepaalde kenmerken van het bedrijf, of een bepaalde uitgangssituatie waarin het bedrijf zich bevindt?
- 3. Wat zijn volgens de literatuur en d e mening van experts effectieve interventies en hoe moeten deze w o r d e n uitgevoerd om het b e o o g d e e f f e c t te bereiken?
- 4. Welke instrumenten zijn beschikbaar om het e f f e c t van een interventie te bepalen en wanneer kan of moet dit effect w o r d e n bepaald?
- 5. Hoe kunnen gedragsinterventies effectief w o r d e n g e b o r g d ?
N a d e r e inperking
Ivlet de toevoeging ' p r o d u c t i e o m g e v i n g e n ' en het formuleren van de uitgangsvragen w o r d t het zoekterrein aanzienlijk beperkt. Daarnaast heeft de l<erngroep besloten uitsluitend naar publicaties te zoeken met ongevallen als primaire uitkomstmaat. M e t andere w o o r d e n : er is in de literatuur uitsluitend gezocht naar gedragsinterventies waarvan het e f f e c t is bepaald aan de hand van ongevallen en ongevalsfrequenties. Dit was dus een extra beperkende f a c t o r bij het zoel<en naar literatuur.
Uiteindelijk zijn 53 studies van interventies geselecteerd voor beschrijving in d e richtlijn. Naast deze 53 studies zijn diverse andere publicaties geraadpleegd voor d e b e a n t w o o r d i n g van de andere uitgangsvragen.
De studies w o r d e n daarop verzameld in een zgn. 'evidence-tabel'. Aan de hand van de evidence-tabel
kan w o r d e n b e p a a l d hoe sterk het bewijs is voor het effect van een interventie; ik kom hier straks o p terug.
T y p e n g e d r a g s i n t e r v e n t i e s
Bij de eerste uitgangsvraag gaat het om een 'zinvolle' classificatie van gedragsinterventies. Interventies kunnen b i j v o o r b e e l d eenvoudig geclassificeerd w o r d e n aan de hand van d e driehoek: techniek, organisatie en mens.
r?l/l/ic
info
Betekenis-geving
Uitwisseling
Formalisatie
Bekrachting
Figuur 1 - Het ontwil<i<elingsmodel v a n (or-ganisatie)cuituur, g e b a s e e r d op B e r g e r & Luci<mann
Echter, deze driehoek leent zich minder v o o r d e onderhavige richtlijn, omdat de meeste gedragsinter-venties terecht zullen komen onder d e noemer 'mens'. Wij hebben in de richtlijn ' G e d r a g ' d a a r o m gekozen voor een andere aanpak.
- 4. Training
De geformaliseerde regels moeten hierna worden uitgedragen, voornamelijk via voorlichting, opleiding en training. Voor d e functies binnen de organisatie moeten geschikte mensen w o r d e n geselecteerd en opgeleid.
Wij zijn ervan uitgegaan dat in veel gevallen de b e o o g d e gedragsinterventie tot een blijvend resultaat moet leiden. Met andere w o o r d e n : het g e d r a g moet verankerd worden in het dagelijkse d o e n en laten van de werknemers. Met het o o g d a a r o p maken wij in d e richtlijn gebruik van een model dat d e ontwikkeling van een (organisatie)cultuur beschrijft. Dit model heeft vijf s t a p p e n en is afgebeeld' in figuur 1.
- 1 . Betel<enisgeving
In deze stap trachten medewerkers - o n d e r invloed van bedrijfsexterne factoren zoals regelgeving, externe spelers en nationale cultuur, en bedrijfsinterne f a c t o r e n , zoals algemeen beleid, procedures en w e r k o m s t a n d i g -heden - hun dagelijkse w e r k o m g e v i n g en onderlinge c o n t a c t e n te duiden, te verklaren en betekenis te geven zodat zij hierin veilig (ongevalsvrij) hun werkzaamheden kunnen uitvoeren.
- 5. B e k r a c h t i g i n g .
Tijdens deze stap w o r d e n d e getrainde regels bekrach-t i g d of w o r d bekrach-t er, indien n o d i g , corrigerend o p g e bekrach-t r e d e n . O p basis van het o n d e r l i g g e n d e model van cultuur-ontwikkeling is het de v e r w a c h t i n g dat deze regels o p den duur zodanig w o r d e n geïnternaliseerd dat zij als vanzelfsprekend b e s c h o u w d (gaan) w o r d e n . Daarna begint d e cyclus o p basis van de geïnternaliseerde regels weer o p n i e u w met Stap 1 (Betekenisgeving), met name als er signalen zijn dat eventuele interventies niet naar verwachting verlopen.
De interventies die in d e literatuur w o r d e n aangetrof-fen, zijn vervolgens onder één van deze vijf stappen gerangschikt. Dit betelcent dat wij ervan uitgaan dat d e interventie een bijdrage levert aan de ontwikkeling van d e organisatiecultuur en daarmee w o r d t verankerd in deze cultuur
- 2. U i t w i s s e l i n g
Deze stap beschrijft de onderlinge uitwisseling tussen werknemers (uitvoerenden, supervisie, deskundigen, management) over hoe zij hun w e r k o m g e v i n g begrijpen, zodanig dat zij er ongevalsvrij kunnen werken. O p basis van deze uitwisseling stemmen zij hun begrip van d e omgeving samen af en ontstaan wederzijdse v e r w a c h -tingen en rolpatronen.
- 3. Formaiisatie
Het onderlinge begrip en de v e r w a c h t i n g e n w o r d e n o p schrift gesteld of anderszins geformaliseerd en geïnstitutionaliseerd. Dit gebeurt d o o r g a a n s d o o r een (klein) deel van de groep (of afdeling, vestiging, organisatie) w a a r t o e de werknemers behoren. Naast d e geformaliseerde regels en procedures w o r d e n ook rolpatronen in deze stap geformaliseerd, bijvoorbeeld in taak- of functiebeschrijvingen.
Er valt veel meer over dit ontwikkelingsmodel te schrijven; Berger en Luckmann, d e ontwerpers van een model w a a r o p onderhavig model gebaseerd is, beschrijven er tenslotte d e ontwikkeling van samenle-vingen mee.^
S t a p 2 Is e s s e n t i e e l
Ik volsta echter met een paar korte, maar belangrijke opmerkingen. In d e w e r k g r o e p gaan wij ervan uit dat Stap 2 (Uitwisseling) een kernactiviteit is binnen het model. Tijdens deze uitwisseling delen leden van de organisatie de betekenissen die zij geven aan hun o m g e v i n g . Bij deze stap vindt dan ook afstemming plaats en w o r d e n v e r w a c h t i n g e n en rolpatronen g e k w e e k t .
Al deze zaken w o r d e n , eventueel, nader geformaliseerd in Stap 3 (Formalisatie) en verder geïnstitutionaliseerd in d e volgende s t a p p e n . Belangrijk is o m te beseffen dat dit alles plaatsvindt o p basis van de uitwisseling van
1) Men dient te beseffen dat dergelijke modellen feitelijk continue processen weergeven, die alle voortdurend actief en in beweging zijn. 2) Berger, P. L., & Luckmann, T. (1966). The Social construction of reality: a treatise in the sociology of knowledge. Garden City, NY: Anchor Books.
r»«/l/t
info
Stap 2. Indien deze stap 'gebrekkig' w o r d t uitgevoerd, betekent dit dat d e verdere ontwikl<eling van d e orga-nisatiecultuur ook 'gebrekkig' verloopt, en veel zaken impliciet en informeel w o r d e n verankerd.
De volgorde van de s t a p p e n in het model impliceert n o g iets anders, namelijk dat het overslaan van een of meerdere stappen, niet tot culturele verankering leidt. Het model w o r d t daarmee ook normatief. Een vergelijk-baar normatief model is de P D C A - of Deming-cyclus.^
Selectie van interventie
Volgens de kerngroep moeten interventies het resultaat zijn van een zorgvuldig s e l e c t i e p r o c e s . Er bestaan hier-voor verschillende benaderingen en de richtlijn noemt er t w e e : intervention mapping en programma-theorie
of o p grote bedrijven (ongeveer > 500 werknemers), de laatste meer o p kleine bedrijven (ongeveer
< 50 werknemers). Het nauwgezet volgens van beide procedures zorgt ervoor dat d e interventie o p d e d o e l g r o e p is afgestemd en dat deze na implementatie w o r d t geëvalueerd.
3) Deming, W. E. (1982). Out of the crisis. Cambridge, MA: MIT Press.
Een gedragsinterventie impliceert een theorie over g e d r a g en over d e veranderbaarheid ervan. Bij de selec-tie van een gedragsintervenselec-tie hoort aldus een idee, een theorie, over g e d r a g . Er zijn vele gedragstheorieën voorhanden, maar deze w o r d e n verder niet in de richtlijn g e n o e m d ; de professional moet zichzelf hierbij a f d o e n d e (laten) informeren. De l<euze van een theorie over g e d r a g maakt onderdeel uit van het selectieproces van interventies.
Effect en uitvoer van interventie
Het bewijs van het e f f e c t van een interventie w o r d t volgens een s t a n d a a r d s c h e m a bepaald, w e d e r o m afkomstig uit de medische wetenschap. Het gaat hierbij om d e kwestie van causaliteit, o f w e l oorzaak en gevolg van de interventie.
Onderzoeksopzet
In medisch onderzoek w o r d t d o o r g a a n s gebruik-g e m a a k t van een b e p a a l d onderzoeksontwerp: de opzet van een onderzoek. Deze opzet bepaalt in belangrijke mate d e bewijskracht van het effect van een interventie; b i j v o o r b e e l d een bepaald medicijn of een b e h a n d e l i n g s m e t h o d e .
Randomised controlled trial (RTC)
In de m e d i s c h e w e t e n s c h a p geldt de RTC als g o u d e n standaard v o o r w e t e n s c h a p p e l i j k bewijs; RTC staat voor r a n d o m i s e d c o n t r o l l e d trial. Een RTC is een onderzoeksopzet met een (of meerdere) experimentele groep(en) en een (of meerdere) controlegroep(en). Deelnemers aan het experiment (trial) w o r d e n wille-keurig (at random) t o e g e w e z e n aan een experimentele g r o e p of een c o n t r o l e groep.
Door de willekeurige toewijzing w o r d e n eventuele verschillen tussen d e deelnemers die vooraf aan het experiment bestaan, uitgemiddeld tussen beide g r o e -pen, althans: zo redeneert men. Het is gebruikelijk dit vooraf aan het experiment zo g o e d mogelijk na te gaan met behulp van start- of baselinemetingen. Er zijn allerlei varianten van d e RTC, maar slechts o p basis van een dergelijk o n t w e r p kunnen causale conclusies w o r d e n getrokl<en over het e f f e c t van een bepaalde interventie.
Interrupted time series (ITS)
Daarnaast zijn er andere onderzoeksopzetten, maar het bewijs dat o p basis van deze opzetten w o r d t geleverd, is minder sterk dan bij de RTC. Een onderzoeksopzet die vrij veel w o r d t gebruikt voor de evaluatie van d e invoer van w e t g e v i n g of andere standaards is de ITC, de interrupted time series.
info
Hierbij d o e t men een aantal metingen vóór d e interven-tie, bijvoorbeeld de invoer van w e t g e v i n g , en een aantal metingen na de interventie. Als de metingen (meteen) na de interventie een plotselinge wijziging laten zien die daarna (wel of niet) aanhoudt, l<an deze wijziging w o r d e n toegeschreven aan het e f f e c t van d e interventie. De zel<erheid daarvan is echter minder g r o o t dan bij de RTC.
RTC's zijn in veiligheidskundig onderzoek betrekkelijk schaars. Dit heeft verschillende redenen. Het is in veel v o o r k o m e n d e situaties lastig om mensen willekeurig t o e te wijzen aan een experimentele g r o e p en een c o n t r o l e g r o e p . Soms werkt men d a a r o m met cluster-randomisatie, waarbij g r o e p e n w o r d e n t o e g e w e z e n aan d e ene dan wel de andere conditie. RTC's zijn daar-naast vrij kostbaar om uit te voeren en zij vragen veel discipline van de onderzoel<ers en d e deelnemers. ITC's komen daarentegen vrij veel voor in veiligheidskundig onderzoek, met name voor de evaluatie van w e t g e v i n g , richtlijnen en standaards.
Voor- en nameting
Een andere onderzoeksopzet is het e e n v o u d i g e voor-en nameting o n t w e r p : er vindt evoor-en v o o r m e t i n g plaats, daarna w o r d t een interventie uitgevoerd, en vervolgens vindt er een nameting plaats. Als er geen gebruik w o r d t g e m a a k t van een parallelle c o n t r o l e g r o e p , dan zijn de
conclusies g e b a s e e r d o p dit o n t w e r p zwak. Dergelijl<e o n t w e r p e n komen ook regelmatig voor in veiligheids-kundig onderzoek.
Codering
Nadat d e literatuur is geselecteerd en geclassificeerd, w o r d t ieder artikel g e c o d e e r d o p kracht van bewijs. Hoe sterl<er het bewijs, hoe zekerder wij zijn van het daadwerkelijk e f f e c t van een interventie. De artikelen w o r d e n samengevat in een 'evidence t a b e l ' en
beschreven in het a c h t e r g r o n d d o c u m e n t , behorende bij de richtlijn.
Daarnaast is voor alle t y p e n interventies l<ort aangege-ven hoe deze uitgevoerd zijn. De feitelijke uitvoer van een interventie is natuurlijk afhankelijk van d e context waarin deze w o r d t uitgevoerd. Een analyse van de context maakt daarom o o k deel uit van het interventie-selectieproces. Bovendien kunnen interventies niet zomaar van de ene c o n t e x t naar een andere w o r d e n verplaatst. Een zorgvuldige selectie van een interventie, bijvoorbeeld d o o r gebruik van interventie mapping of programma-theorie, is gewenst, o m mislukking zoveel mogelijk te voorl<omen.
Evalueren van een interventie
In de richtlijn ' G e d r a g ' is gekozen voor interventies die o p hun e f f e c t zijn b e o o r d e e l d aan de hand van
nvv\c
info
ongevallen of ongevalsfrequenties. Dit is één van de vele manieren o m interventies te evalueren.
Er kleven echter nogal wat nadelen aan deze wijze van evalueren, want zodra ongevallen centraal komen te staan in een bedrijf, verandert er iets aan d e frequentie, o n g e a c h t het e f f e c t van een eventuele interventie. De ongevalsfrequentie kan bijvoorbeeld stijgen als gevolg van een meer nauwgezette vastlegging. O f de frequentie kan dalen, d o o r d a t men veel kritischer gaat kijken naar wat nu precies een ongeval g e n o e m d moet w o r d e n .
De richtlijn is echter geen k o o k b o e k en de professional zal, naast het raadplegen van richtlijnen, ook relevante literatuur of andere professionals dienen te consulteren o m een interventie tot een s u c c e s te maken.
In het begin van dit artikel w e r d g e w a g gemaakt van het d w i n g e n d e karakter van richtlijnen voor artsen. O o k veiligheidskundigen zullen met dit aspect van richtlijnen te maken krijgen, hoewel dit voor hen natuurlijk iets anders zal inhouden. Artsen leggen tenslotte een eed af, en er zijn m e d i s c h e t u c h t c o l l e g e s die de handelswijzen van artsen t o e t s e n .
M e t andere w o o r d e n , er verandert iets in d e manier w a a r o p de organisatie haar ongevallen b e s c h o u w t .
In d e literatuur w o r d e n andere kengetallen genoemd:"* - 1. allerlei administratieve gegevens r o n d o m ongevallen
en meldingen: tijd tussen incident en melding, duur van afhandeling van melding, aantal meldingen van bijna-ongevallen, enzovoort;
- 2. g e d r a g - en werkplekobservaties, bijvoorbeeld percentage g o e d of correct;
- 3. resultaten van allerhande vragenlijsten (attitude, bewustzijn, tevredenheid, enzovoort);
-4. resultaten van audits of checklists.
Borgen van interventie
Het ontwikkelingsmodel voor cultuur biedt een uitge-lezen mogelijkheid voor het b o r g e n van een interventie in de organisatiecultuur. Het m o d e l volgen wil uiteraard niet zeggen dat daarmee d e interventie daadwerkelijk g e b o r g d w o r d t . Borging is afhankelijk van draagvlak, dat kan w o r d e n verkregen d o o r het voeren van een uit-gebreide dialoog (Stap 2 van het ontwikkelingsmodel).
In d e richtlijn w o r d t een model voor b o r g i n g van interventies gepresenteerd, dat is g e b o u w d r o n d o m het ontwikkelingsmodel en dat verder gebruikmaakt van de in de richtlijn behandelde m e t h o d e n . Het voert w e d e r o m te ver om dit model hier te bespreken
Tot slot
Het gebruik van richtlijnen is voor de veiligheidsprofes-sional nieuw. O o k de meeste leden van d e kerngroep voor deze richtlijn, hoewel ter zake d e s k u n d i g , waren betrekkelijk onervaren met het opstellen van een richtlijn.
De richtlijn ' G e d r a g ' wil handvatten bieden aan de professionai die, g e c o n f r o n t e e r d met ongevallen en incidenten, een duurzame kentering t e w e e g wil brengen.
De richtlijn ' G e d r a g ' is naar verwachting medio februari 2013 in c o n c e p t g e r e e d . Daarna zal d e richtlijn voor c o m m e n t a a r aan leden van de NVVK w o r d e n v o o r g e -legd. Dan v o l g t n o g een p r o c e s van autorisatie d o o r d e vier beroepsverenigingen, zodat iedereen zich uiteinde-lijk in d e inhoud kan vinden.
Professionalisering
Een richtlijn kan o p s o m m i g e n de indruk maken van een beperking, of een b e p a l i n g . Hoewel dit o n t e g e n z e g -gelijk het geval is, leiden richtlijnen tot meer duidelijk-heid, standaardisatie en tot meer zorgvuldigheid in handelen. Een richtlijn kan ook een gezonde discussie o p g a n g brengen onder professionals over wat juist is, en onjuist, over w a t zinvol is, en wat niet. Dit alles leidt tot een verdere professionalisering van het vakgebied van veiligheidskunde, een ontwikkeling waar niemand bezwaar tegen kan h e b b e n .
4) Robson, L. S., Shannon, H. S., Goldenhar, L. Ivl., & Hale, A. R. (2001). Guide to evaluating the effectiveness of strategies for preventing work injuries: how to show whether c safety intervention really works. Cincinnati (OH): National Institute for Occupational Safety and Health (NIOSH).