• Nie Znaleziono Wyników

Regionalisering van de volkshuisvesting in de regio Zuidwest-Drenthe

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Regionalisering van de volkshuisvesting in de regio Zuidwest-Drenthe"

Copied!
76
0
0

Pełen tekst

(1)

11"""111' Hl!! 5 51 • _ " ' _ .. • et "dl!!" el 5'"" 11!"!! " " , , ' " " ' ' '' ' ' "' " ' ' ' ' '' " " , . ,"","" " " " .'II"lltl!"""l!!lt"" •• UW ''''''''''d'''.'' ., • '''II!!IIUIlIIIIIIIIlIIIIIIII'II"!'"III'"IlII I III'U

aTB-WERKDOCUMENT

\" , - . . . W I;. _\~.. ';Ó/ ... ::-.~ ".. ' :<' J 0.. ' ....

I

:

v

'

~ ~<>.>~. I J ,r ,\ ..

REGIONALISERING VAN

DE"VOLKSHUISVESTING

.

IN DE REGIO

ZUIDWEST-DRFNrlt~

/

'Q'

~

f!,~

'(

~~P

R. Raat

(2)
(3)

REGIONALISERING V AN DE

VOLKSHillSVES-TING IN DE REGIO ZillDWEST-DRENTHE

Bibl iotheel', TU Delf l

IIII~

111 III

C 3024676

8504

538G

(4)

OTB-WERKDOCUMENT

Onderzoeksinstituut OTB Technische Universiteit Delft Thijsseweg 11, 2629 JA Delft Tel. (015) 278 3005

Fax (015) 278 44 22

(5)

REGIONALISERING VAN DE

VOLKSHUISVES-TING IN DE REGIO ZUIDWEST-DRENTHE

R. Raat

(6)

De serie OTB-werkdocumenten wordt uitgegeven door:

Delft University Press Mekelweg 4

2628 CD Delft Tel. (015) 278 32 54 Fax (015) 278 1661

CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG Raat, R.

Regionalisering van de volkShuisvesting in de regio ZuidwestDrenthe / R. Raat -Delft: Delft University Press - (OTB-werkdocument / Onderzoeksinstituut OTB, ISSN 1383-8017 ; 98-06) Met lit. opg.

ISBN 90-407-1776-1 NUGI 655

Trefw.: regionalisering, volkshuisvesting, Zuidwest-Drenthe

© Copyright 1998 by Onderzoeksinstituut OTB

(7)

INHOUD

VOORWOORD 1 I N L E I D I N G . . . . . . . . . 1 2 DE REGIO ZUIDWEST-DRENTHE . . . . .. . . 3 2. 1 Inleiding. .. . . .. .. . . 3 2.2 De regionale woningmarkt .. . . 4 2.3 De regionale volkshuisvestingsproblematiek . . . .. .... .. . 5 3 REGIONALE SAMENWERKING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 3.1 Inleiding... .. . . 9

3.2 Het ontstaan van de regionale samenwerking . . . . . . . . . . . . . 10

3.3 Het regionale budgetbeheer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. 11

3.4 De regionale woonruimteverdeling .. ... .. .. . . .. . . 13

3.5 Regionale samenwerking met betrekking tot andere taken .... . . .. 14

4 DE ORGANISATIE VAN DE REGIONALE SAMENWERKING . . . . . 19

4.1 Inleiding. .. . . .. ... . . .. .. . . ... 19

4.2 De Regionale Volkshuisvestingscommissie .. . . 19

4.3 De Stuurgroep Sociale Woningbouw . . . . . . . . . . .. 21

4.4 Het Overleg Zuidwest-Drenthse Woningcorporaties (OZW) . . . . . .. 21

4.5 Overige regionale overlegstructuren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. 22

4.6 De regionale woningmarkt . . . . . . . . . . . . . . .. 23

5 DE BETROKKEN PARTIJEN 25 5.1 I n l e i d i n g . . . .. 25

5.2 Doeleinden bij de regionale samenwerking . . . 25

5.3 Beoordeling van de inbreng van andere partijen . . . 26

(8)

6 DE REGIONALE SAMENWERKING BEOORDEELD .. . . 33

6.1 Inleiding... . . .. . . .. . . .. . . 33

6.2 Knelpunten in de regionale samenwerking . . . . . . . . . . . .. 33

6.3 Beoordeling van de regionale samenwerking . .. . . 35

6.4 Toekomstverwachtingen over de regionale samenwerking .. . .. ... 37

6.5 Verdere aanbevelingen met betrekking tot de regionalisering . . . .. 38

7 SAMENVATTING EN CONCLUSIE . . . . .. . . .. .. . . 41

7.1 De regio Zuidwest-Drenthe . .. . . . ... . .. . . .. . 41

7.2 De volkshuisvestingsproblematiek . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41

7.3 Een regionaal beleid op een regionale woningmarkt . . . . . . . . . . .. 41

7.4 De regionale samenwerking georganiseerd . . . . . . . . . . .. 42

7.5 De regionale inbreng van de partijen . . . . . . . . . . . . . .. 43

7.6 De regionale samenwerking beoordeeld .. . .. .. . . .. 43

7.7 Conclusie . . . .. . . . .. . . .. . . .. . . .. .. .. . . 44

LITERA TlJUR . . . . ... . . .. . . .. . . .. . . 49

BIJLAGE 1 LIJST VAN GEÏNTERVIEWDE PERSONEN. . . . . . . . . . . . . . . . .. 51

BIJLAGE 2 VRAGENLIJST . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53

BIJLAGE 3 HYPOTHESEN IN HET ONDERZOEK . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. 57

(9)

VOORWOORD

In het kader van het onderzoek naar de regionalisering van de volkshuisvesting in opdracht van het ministerie van VROM wordt onderzoek gedaan naar de wijze waarop in Nederland vorm is gegeven aan de regionalisering binnen de volkshuisves-ting en welke mogelijkheden die biedt om tot een succesvolle aanpak van de regiona-le volkshuisvestingsprobregiona-lematiek te komen.

Het onderzoek bestaat uit een literatuuronderzoek en het uitvoeren van een zevental case-studies in van tevoren geselecteerde regio's. Door middel van deze case-studies kan een beter inzicht worden verkregen in de vraag hoe men in de verschillende regio's de regionalisering oppakt en concretiseert in bepaalde structuren van regiona-le samenwerking. Met deze inzichten dient een antwoord te worden gegeven op de volgende onderzoeksvragen:

1. Hoe wordt vorm gegeven aan de regionale samenwerking tussen de partijen en welke voorwaarden worden daaraan gesteld?

2. Welke factoren stimuleren of belemmeren de regionalisering? 3. Welke resultaten zijn behaald met de regionalisering?

Deze notitie vormt het eindresultaat van één van deze case-studies. Het gaat om de case-studie in de regio Zuidwest-Drenthe. Deze regio fungeert als een poort naar het noorden vanuit het oosten en zuiden van het land. Bij Meppel komen de water-, auto- en spoorwegen de regio binnen. Meppel en Hoogeveen vormen de stedelijke centra in deze vooral groene regio. Het onderzoek in Zuidwest-Drenthe is uitgevoerd in de periode maart 1996 tot en met oktober 1996 en valt daarmee nog voor de gemeentelijke herindeling, die tot grote veranderingen in de regionale samenwerking heeft geleid.

Bij het doen van dit onderzoek naar de regionalisering van de volkshuisvesting in Zuidwest-Drenthe is een selectie gemaakt tussen de aanwezige gemeenten en corpo-raties. Op basis van gesprekken met mevrouw Overbeeke van het Samen-werkingsverband Zuidwest-Drenthe, is een beeld verkregen van de belangrijkste personen die betrokken waren en zijn bij het tot stand brengen en verder stimuleren van de regionalisering. Hierbij is verder een selectie aangebracht tussen de grote ge-meenten en de kleine gege-meenten, de corporaties en de woonconsumenten.

(10)

Als representanten voor de grotere gemeenten is gekozen voor Meppel en Hoo-geveen. Uit de gemeenten binnen het landelijke gebied is gekozen voor de gemeen-ten Ruinen, Vledder, Zuidwolde en Havelte.

In Zuidwest-Drenthe zijn zes corporaties werkzaam, waarvan vier daadwerkelijk een omvangrijk bezit hebben met verschillende typen woningen. Deze vier werken samen binnen de regio en zijn tegelijk benaderd op één van hun regionale vergade-ringen. Van de woonconsumenten is met de voorzitster van de provinciale afdeling van de Vrouwenadviescommissie gesproken, die tegelijk ook woonachtig is binnen deze regio. Tenslotte zijn ook de provincie Drenthe en de Inspectie volkshuisvesting Drenthe, Friesland en Groningen bij het onderzoek betrokken.

Al deze personen (zie bijlage 1), die hun tijd en informatie beschikbaar stelden ten behoeve van dit onderzoek, wil ik hartelijk danken. De vragen die aan hen zijn gesteld staan vermeld in bijlage 2. Ik hoop dat men door deze studie meer inzicht in elkaars standpunten en overtuigingen zal verkrijgen, hetgeen een verdere stimulans kan betekenen voor de samenwerking binnen de regio.

Roger Raat

Onderzoeksinstituut OTB Delft, 15 september 1998

(11)

1

INLEIDING

De regionalisering is in Nederland vorm gegeven binnen de bestuurlijke regio's die het Rijk op basis van de in 1985 herziene Wet Gemeenschappelijke Regelingen (Wgr) heeft ingesteld. Hiervan is het Samenwerkingsverband Zuidwest-Drenthe er één. Het Samenwerkingsverband Zuidwest-Drenthe is een regionaal samenwer-kingsverband van elf gemeenten dat is opgericht op 1 april 1988. De elf deelnemen-de gemeenten aan het Samenwerkingsverband zijn: Vledder, Diever, Dwingeloo, Nijeveen, Meppel, Havelte, De Wijk, Ruinerwold, Ruinen, Hoogeveen en Zuidwol-de. Een bijzondere situatie in de regio Zuidwest-Drenthe is dat er een herindelings-operatie loopt. Per 1 januari 1998 vindt de herindeling plaats en zullen er van de elf gemeenten vier overblijven. Deze herindelingsoperatie, zo zal blijken, heeft een belangrijke impact op het regionaliseringsproces.

Verder zijn er zes corporaties werkzaam binnen de regio, waarvan twee kleine corporaties die ieder een zeer specifiek complex beheren, zodat men in feite heeft te maken met vier corporaties, waarvan er twee in Hoogeveen zijn gevestigd, één in Meppel en één in Ruinen.

Het Samenwerkingsverband Zuidwest-Drenthe is een openbaar lichaam met rechts-persoonlijkheid op basis van de Wgr. Het Samenwerkingsverband bestaat uit een algemeen bestuur en een dagelijks bestuur. Op het terrein van de volkshuisvesting is in 1988 een regionale volkshuisvestingscommissie (RVC) ingesteld. Het is een be-stuurscommissie die zelfstandig besluiten kan nemen, op het vaststellen van veror-deningen en geldzaken die niet op de begroting staan na. In de RVC zitten de porte-feuillehouders volkshuisvesting van de gemeenten.

Volkshuisvesting vormt binnen het Samenwerkingsverband een belangrijke taak, maar de grootste en belangrijkste taak voor het Samenwerkingsverband vormt het milieubeheer.

De algemene doelstelling van het Samenwerkingsverband is het behartigen van de gemeenschappelijke belangen van de deelnemende gemeenten op de diverse beleids-terreinen (waaronder volkshuisvesting). Om dit doel te bereiken kent het Samenwer-kingsverband een aantal taken:

(12)

- het bevorderen van overleg met en tussen de deelnemende gemeenten ter afstem-ming en coördinatie van gemeentelijke beleidsvoornemens en beleidsmaatregelen; - het bevorderen van een gemeenschappelijke standpuntbepaling;

- het bevorderen van bundeling en integratie van gemeenschappelijke regelingen;

- het overleggen met hogere overheden en het vertegenwoordigen van afzonderlijke gemeenten indien en voorzover deze daarom verzoeken of daarmee instemmen; - het verrichten van onderzoek en het verzamelen van gegevens en regionale

kenge-tallen;

- het geven van voorlichting over de belangenbehartiging door het samenwerkings-verband.

Het Samenwerkingsverband kent zeven uitvoeringstaken op de terreinen onderwijs, milieu (5 taken) en verkeer en vervoer. De enige verdelingstaak ligt op het terrein van de volkshuisvesting en betreft het verdelen van de subsidies op basis van het Besluit Woninggebonden Subsidies (BWS). Hiermee is de vroegere adviestaak van de regio aan de Provinciale Commissie Volkshuisvesting (PCV) komen te vervallen

in 1992.

Na deze korte schets van de taken en bevoegdheden van het Samenwerkingsverband zal in hoofdstuk twee een beeld worden gegeven van de woningmarkt in de regio Zuidwest-Drenthe. De door de verschillende partijen ervaren regionale volkshuisves-tingsproblematiek vormt hierin een belangrijk thema.

Vervolgens wordt in hoofdstuk drie een beschrijving gegeven van de totstandkoming van de regionale samenwerking en de invulling daarvan op het terrein van de volks-huisvesting. In' hoofdstuk vier wordt aandacht besteed aan de organisatie van de regionale samenwerking en .de beoordeling daarvan door de verschillende partijen. In hoofdstuk vijf komt aan de orde wat de verschillende partijen inbrengen in de huidige regionale samenwerking en hoe zij de inbreng van de andere actoren waarde-ren.

In hoofdstuk zes presenteren we een beschrijving van de oordelen van de verschil-lende partijen over de resultaten die tot nu toe zijn geboekt met de regionale samen-werking en de aanbevelingen met betrekking tot de toekomst. In hoofdstuk zeven wordt tenslotte een samenvatting gegeven met enkele concluderende opmerkingen.

(13)

2

DE REGIO ZUIDWEST-DRENTHE

2.1 Inleiding

De regio Zuidwest-Drenthe is een landelijke regio grenzend aan Friesland en Over

-ijssel. Het gebied bestaat landschappelijk gezien uit een tweedeling tussen zand en veen. Deze tweedeling werkt ook door in de cultuur binnen de regio en in de waar-dering van het woonmilieu. Met name het esdorpenlandschap in de zandgemeenten is erg in trek bij woningzoekenden die mobiel zijn en graag in het groen willen wonen. Hoewel niet extreem, ontvangt de regio dan ook een instroom van buitenaf van mensen die verhuizen om het landschapsschoon (wel 'Drenthenieren' genoemd). De

grootste instroom doet zich voor in de twee stedelijke gemeenten Meppel en Hooge-veen. Deze gemeenten vormen ook de regionale opvangcentra en fungeren vaak als een eerste springplank binnen de regio voor woningzoekenden van buiten. Verder bezitten deze twee gemeenten het grootste deel van de werkgelegenheid.

In deze typering is meteen ook al een belangrijk gegeven binnen de regio aangestipt. De rurale gemeenten, bestaande uit vele kleine kernen, liggen op het zand en kennen een aantrekkelijk woonklimaat. Wat in deze gemeenten wordt gebouwd, verkoopt goed aan de woningzoekenden. Aan de andere kant streven de hogere overheden ernaar om het landschappelijk gebied niet teveel aan te tasten. Binnen dit beleid moet aan de vraag naar woningen vooral worden voorzien binnen de zogenaamde streekcentra. Dit betekent binnen Hoogeveen en Meppel, volgens de provincie. Hoogeveen ondervindt echter problemen bij de invulling daarvan door de concurren-tie vanuit het landelijk gebied. Meppel heeft daarvan minder last door de meer aantrekkelijke ligging en de afgeleide vraag uit Zwolle. Meppel kan haar centrum-functie dan ook waarmaken, waarbij Hoogeveen achterblijft. Deze verschillen in functie en imago tussen de rurale en stedelijke gemeenten speelt een belangrijke rol bij de beeldvorming en de samenwerking binnen deze regio.

(14)

2.2 De regionale woningmarkt

De regio Zuidwest-Drenthe heeft anno ·1994 ongeveer 117.000 inwoners. Het is daannee een van de kleinere regio's in het land. De grootste gemeente is Hoogeveen met bijna 47.000 inwoners. Meppel is ongeveer half zo groot als Hoogeveen en ver

-der zijn er veel kleine gemeenten met nog geen 5.000 inwoners, waarvan Nijeveen de kleinste is met nog net geen 3.000 inwoners.

De woningvoorraad bedroeg in 1994 zo'n 45.000 woningen. Opvallend zijn de cijfers die de gemiddelde jaarlijkse groei van de woningvoorraad aangeven voor de laatste vijf jaar. Goed te zien is dat het streekcentrum Hoogeveen maar weinig groeit. Een aantal kleine rurale gemeenten laten juist opvallend hoge groeicijfers zien, evenals Meppel.

Tabel 2.1 Enkele kerncijfers Regio Zuidwest-Drenthe op 1 januari 1994

Gemeente Inwoners Woning- Gemiddelde Jaarlijkse

voorraad woningbezet- groei

woning-ting voorraad 1989-1994 De Wijk 5.116 1.989 2,57 1,33 Diever 3.672 1.376 2,67 1,63 Dwingeloo 3.856 1.533 2,52 1,71 Havelte 6.142 2.435 2,52 2,30 Hoogeveen 46.598 17.808 2,62 1,42 Meppel 24.427 10.017 2,44 1,91 Nijeveen 2.913 1.057 2,76 1,59 Ruinen 7.109 2.663 2,67 1,84 Ruinerwold 3.505 1.332 2,63 1,45 Vledder 3.746 1.562 2,40 2,60 Zuidwolde 9.876 3.436 2,87 1,91 Zuidwest- 116.960 45.208 2,59 1,69 Drenthe

(15)

Als wordt gekeken naar de cijfers uit het Woningbehoeftenonderzoek 1993/1994 (WBO 93/94), dan zien we voor Zuidwest-Drenthe een beeld ontstaan van een ruime woningmarkt met een relatief wat dure huurwoningvoorraad. Van de totale wo-ningvoorraad in de regio is 46% een huurwoning. De betaalbaarheid van de woning-voorraad vraagt daarom toch wel enige aandacht,. onder meer omdat het aandeel van het aantal huishoudens in de aandachtsgroep met 42 % hoger ligt dan het provinciale en landelijke gemiddelde. Koopwoningen domineren echter in deze regio en de meeste vraag gaat ook uit naar deze woningen. Er is sprake van een tekort aan koopwoningen binnen Zuidwest-Drenthe volgens het WBO. Het WBO geeft ook aan dat zowel de goedkope als de dure scheefheid in de woningvoorraad nauwelijks afwijken van het nationale gemiddelde met respectievelijk 24 % en 2 %.

Er is geen recent regionaal woningmarktonderzoek verricht binnen Zuidwest-Dren-the, zodat meer specifieke cijfers ontbreken. Wel kan wat worden gezegd over het nieuwbouwbeleid.

Binnen het provinciale beleid is het de bedoeling dat de streekcentra voorzien in de reële vraag naar woonruimte. Daarin bestaan geen groeibeperkingen. Dit geldt binnen de regio voor Hoogeveen en Meppel. De hoofdkernen (in feite de centrum-dorpen van de rurale gemeenten) dienen de plaatselijke bevolking op te vangen in sa-menhang met de plaatselijke werkgelegenheid. De kleine kernen dienen alleen te voorzien in de plaatselijke woningbehoeften. In haar 'Signaalnota over ontwikkeling van bevolking en woningbouw' (hierna: 'Signaalnota') werkt de provincie dit beleid verder uit. Het komt er op neer dat aan de woningbouw in het landelijk gebied strengere eisen worden gesteld na een lange traditie van het overschrijden van de streekplancijfers. De streekcentra dienen met meer kracht te worden ondersteund in hun opvangfunctie voor de woningvraag van binnen en buiten de regio.

In deze situatie opereren nu de gemeenten in de regio wat betreft hun nieuwbouwbe-leid. De rurale gemeenten zijn het in het algemeen niet eens met deze Signaalnota, terwijl de streekcentra zich er juist wel goed in kunnen vinden.

De nota is met name voortgekomen uit de ontstane zorg in Drenthe over de aantas-ting van het landschap door een ongebreidelde groei van de dorpen. Daar de bouw-kleuren veelal wit en grijs zijn, heeft men het al over de 'verschimmeling' van het Drenthse landschap. Dit heeft tot de nodige bezorgdheid geleid, onder andere bij de provincie.

2.3 De regionale volkshuisvestingsproblematiek

Alle ambtenaren van de gemeenten spreken over een ruime woningmarkt als men refereert aan Zuidwest-Drenthe. Wel wordt geconstateerd dat een deel van de huis-houdens een kwaliteitssprong wil maken. Dit zorgt voor een vraag naar middeldure tot dure koopwoningen, die in de zandgemeenten veel worden gebouwd en gemakke-lijk worden verkocht.

Een echt duidelijke regionale problematiek wordt eigenlijk door geen enkele gemeen-te werkelijk ervaren. Wel wordt door elke gemeengemeen-te de vergrijzing als een

(16)

belang-wekkende ontwikkeling in het heden en in de toekomst genoemd. De betaalbaarheid van ouderenwoningen staat met name in het landelijk gebied onder druk. Een enkele kleine gemeente vraagt zich ook af ~annee,r moet worden gestopt met het bouwen voor ouderen, want op een gegeven moment neem~ het aan~l ouderen af en zit je met niet te verhuren ouderenwoningen.

De ruime woningmarkt geeft nu al wat problemen in het segment van de duurdere huurwoningen in de· twee grote steden en daarin vooral in Hoogeveen. Hoogeveen heeft binnen de regio een duidelijk aparte volkshuisvestingsproblematiek. Een groot deel van de woningvoorraad is gebouwd in de jaren zestig en zeventig. Het gaat om grote eengezinswoningen die binnen de regio gezien relatief duur zijn. Dit bemoei-lijkt de verhuurbaarheid, ook al omdat er door de huishoudensverdunning steeds meer vraag komt naar juist kleinere woningen.

Ook in het landelijk gebied ervaart men problemen met de verhuurbaarheid van de duurdere huurwoningen. In Zuidwest-Drenthe worden de woningen als duur be schouwd als ze een huurprijs hebben van

f

700,- of meer. Een aantal gemeenten spreekt over een dreigende leegstand in deze woningen. Er wordt in verhouding veel gekocht. Potentiële starters blijven liever nog langer in het ouderlijk huis om te sparen voor een koopwoning, dan dat een huurwoning wordt betrokken. De betrok-ken corporatie in het landelijk gebied is dan ook druk bezig met het bedenbetrok-ken van alternatieven voor deze duurdere huurwoningen.

Van de bestuurders in de gemeenten ervaart met name Hoogeveen een probleem met betrekking tot het nieuwbouwbeleid. Doordat de rurale gemeenten teveel bouwen lukt het Hoogeveen niet om haar richtcijfers waar te maken. Een andere bestuurder ziet voor de toekomt vooral een probleem ontstaan met betrekking tot de betaalbaar-heid van de volkshuisvesting in het landelijk gebied. Daar staan veel dure huur-woningen en het valt te verwachten dat op den duur daar leegstand zal optreden, zoals nu al bijvoorbeeld in Friesland valt waar te nemen. Verder zien bestuurders ook wat problemen op het terrein van het ontwikkelen van bouwlokaties qua proce-dures waardoor de beschikbaarheid van woningen negatief kan worden beïnvloed. De corporaties spreken ook van een vrij ontspannen woningmarkt waarin de woning-markt van Meppel wat meer gespannen is dan die van Hoogeveen. Verder zien ook de corporaties de vergrijzing als belangrijke ontwikkeling waarop dient te worden ingespeeld. Verder ervaart men een gebrek aan kennis over de omvang en ontwikke-ling van de primaire doelgroep. Binnen de regio bestaat daar nog geen zicht op. De vertegenwoordigster van de woonconsumenten ziet ook een ontwikkeling in de kleine kernen dat veel en duur wordt gebouwd, zodat een groot deel van de wonin-gen terecht komt bij mensen buiten de plaatselijke bevolking. Op deze wijze dreigt de beschikbaarheid van de huisvesting in de kleine kernen in het geding te komen. Verder ziet ook zij een toenemende vergrijzing als belangrijke ontwikkeling.

(17)

---.-- - -- - - -

-wel problemen in Meppel en Hoogeveen. De woningvoorraad is daar niet goed toegesneden op de huidige en toekomstige woningvraag. De woningen zijn te ruim, te duur en vaak slecht aanpasbaar. Verder vormt de groei van de kleine kernen ten koste van de streekcentra ook een probleem in deze regio.

De provincie maakt een scheiding tussen Meppel en Hoogeveen. In Meppel is de

situatie vrij gunstig te noemen, maar Hoogeveen vormt een verhaal apart binnen de regio. Hoogeveen heeft te maken met een vrij slecht imago en met een woningvoor-raad die te duur en te groot is. Dat sluit niet aan bij de huidige woningvraag. Door het bestaan van een ruime woningvoorraad zal het volgens de provincie dan ook noodzakelijk zijn om meer afstemming te verkrijgen in het nieuwbouwbeleid en het woningvoorraadbeheer. Verder wijst ook de provincie op het probleem van de vergrijzing dat in de toekomst meer en meer zal gaan spelen.

De Inspectie volkshuisvesting ziet een grote vraag in de regio naar koopwoningen,

omdat bewoners zich kwalitatief willen verbeteren. Verhuisd wordt vooral uit huur-woningen en met name duurdere huurhuur-woningen zullen moeilijker verhuurbaar wor-den. Ook veel starters blijken zich al meteen op de koopsector te richten. Verder heeft men in de regio te maken met een toenemende vergrijzing en een toenemende vraag naar kleinere woningen, terwijl er nog altijd vooral eengezinswoningen wor-den gebouwd.

Uit de verschillende visies van de betrokken partijen komt duidelijk naar voren dat Zuidwest-Drenthe onder meer zal worden geconfronteerd met een sterke vergrijzing.

Om deze vergrijzing in goede banen te leiden zal men een goed beeld moeten heb-ben van de omvang, de draagkracht, de woonwensen en het behoeftenniveau van deze groep woningvragers.

Duidelijk is verder ook dat er sprake is van een ruime woningmarkt, waarin alleen nog kwalitatief gezien zich problemen voordoen. Door de populariteit van de koop-sector komt steeds meer de dure huurkoop-sector onder druk te staan. Dit is nu al te merken in de twee streekcentra en dreigt zich in de toekomst ook in het landelijk gebied te gaan voordoen. Het verkopen van deze dure huurwoningen lijkt daarbij een mogelijke oplossing. Juist op het regionale niveau van de woningmarkt zijn hierover afspraken te maken tussen gemeenten en corporaties.

Hoogeveen vormt wat dat betreft een verhaal apart binnen de regio. De volkshuis-vestingsproblematiek lijkt daar het meest uitgesproken, met een aanbod dat niet goed aansluit bij de vraag en een negatief imago wat betreft het woonklimaat.

Een duidelijke regionale problematiek zien de verschillende partijen niet zo gauw, maar op grond van het bovenstaande zou het afstemmen van het beleid met betrek-king tot de ouderenhuisvesting geen overbodige luxe zijn. Verder is juist de regiona-le afstemming van het nieuwbouwberegiona-leid en het woningvoorraadbeheer van groot belang in deze ruime woningmarkt. Met een ongebreidelde aantasting van het lande-lijke gebied zijn ook de rurale gemeenten niet gebaat, terwijl de belangrijke herstruc-tureringsopgave in Meppel en Hoogeveen vraagt om medewerking van omliggende gemeenten, zodat meer differentiatie kan worden aangebracht in de bestaande wo-ningvoorraad.

(18)
(19)

3

REGIONALE SAMENWERKING

3.1 Inleiding

De regionalisering van de volkshuisvesting is de laatste jaren steeds meer opgeko-men als belangrijke ontwikkeling in de volkshuisvesting. Het regionaal functioneren van de woningmarkt, de complexiteit van het te voeren beleid en de gemeentegrens-overschrijdende problematiek zijn enkele ontwikkelingen die een meer regionaal volkshuisvestingsbeleid stimuleren. Dit beleid dient tot stand te komen door middel van onderlinge samenwerking tussen de betrokken partijen.

In Zuidwest-Drenthe werkt men al enige tijd samen op het terrein van de volkshuis-vesting. Welk belang hechten de verschillende partijen aan deze regionale samenwer-king binnen de volkshuisvesting?

Het Samenwerkingsverband Zuidwest-Drenthe ziet een duidelijk belang in de

regiona-lisering. Dit belang is vooral gelegen in het streven naar een afstemming op meerdere beleidsvelden, waaronder de volkshuisvesting. Zuidwest-Drenthe kenmerkt zich door een waardevol landschap dat dient te worden beschermd. Daarvoor dienen afspraken te worden gemaakt tussen de steden en de dorpen wat betreft een invulling van de verschillende mogelijke functies in de regio, waaronder woningbouw.

Door de kleine gemeenten wordt als grootste belang van de regionalisering gezien het continueren van de bouwstromen in de woningbouw door middel van het lenen en ruilen van contingenten. Dit ervaren met name de kleine gemeenten als een groot voordeel. Verder speelt de regionalisering een rol bij taken waarvoor kleine gemeen-ten geen tijd, kennis of capaciteit beschikbaar hebben om ze uit te voeren. Met name het toezicht op corporaties wordt nogal eens genoemd!. Van de twee grote gemeen-ten hecht Hoogeveen meer belang aan de regionalisering. Hoogeveen ervaart ook meer de nadelige invloeden van de nabijheid van het aantrekkelijke omliggende landelijke gebied. Dit belemmert de streekcentrumfunctie van Hoogeveen. Meppel is

Hetgeen met de nieuwe toezichtsstructuur geen punt van zorg meer is voor de gemeenten en waarbij ook de regio geen rol meer speelt.

(20)

niet tegen regionale afstemming, maar ervaart de discussie op regionaal niveau op dit moment als niet relevant in relatie tot de centrale kwesties in de volkshuisvesting. Bij de

corporaties

wordt het feit benadrukt dat de partijen niet op een eiland functio-neren en dat vanuit die notie de regionalisering van belang is. Er is in deze regio sprake van een ruime woningmarkt en dat maakt het belangrijk dat er een kwantita-tieve en kwalitakwantita-tieve afstemming plaatsvindt op elkaars woningbezit. Alleen op deze wijze kan op een goede manier inhoud worden gegeven aan het volkshuisvestingsbe-leid op zowel lokaal als regionaal niveau.

Zowel de

provincie

als de

Inspectie

in Drenthe hechten ook een groot belang aan de regionalisering. De provincie ziet dat veel ontwikkelingen binnen de volkshuisvesting het niveau van de in het algemeen kleine gemeenten overstijgen. Op lokaal niveau kan daardoor vaak niet voldoende inhoud worden gegeven aan het volkshuisvestings-beleid. Dit zal vooral gezamenlijk moeten gebeuren. De Inspectie ziet daarbij ook nog dat de corporaties zich meer en meer regionaal gaan opstellen en tot afstemming proberen te komen. Deze ontwikkeling vraagt ook van de gemeenten meer inspan-ningen om binnen de regio samen te werken.

Voor de

woonconsumenten

in Zuidwest-Drenthe ligt het belang van de regionalise-ring in het betrokken worden bij het niveau waarop besluiten worden genomen. Toen het erop leek dat veel wet- en regelgeving het regionale niveau als afstemmingskader gingen gebruiken, probeerden de woonconsumenten· ook op dat niveau hun activitei-ten te bundelen, maar in de praktijk van Zuidwest-Drenthe blijkt dat er op regionaal niveau weinig werkelijk wordt besloten. Dit was voor de Vrouwenadviescommissies (VAC's) een belangrijke·reden om zich niet regionaal te organiseren.

3.2 Het ontstaan van de regionale samenwerking

In Zuidwest-Drenthe bestaat al lange tijd een bepaalde mate van regionale samen-werking op het terrein van de volkshuisvesting. Sinds begin jaren tachtig bestaat er een Stuurgroep Sociale Woningbouw. Deze Stuurgroep bestaat uit de negen kleine rurale gemeenten. Voor hen is de samenwerking vooral een mogelijkheid om doel-matiger te kunnen werken en kennis te bundelen.

In het midden van de jaren tachtig is de plannings- en prograrnmeringscyc1us gestart met betrekking tot de woningbouwcontingenten en kregen de provincies meer taken en bevoegdheden, waarbij zij zich lieten adviseren door de regio. In Zuidwest-Drenthe is dan ook tegelijk met het oprichten van het samenwerkingsverband in 1988 de regionale volkshuisvestingscommissie (RVC) ingesteld. Hierin hebben alle gemeenten in de regio zitting. De Stuurgroep van de rurale gemeenten bleef overi-gens naast deze RVC bestaan.

(21)

Toch waren de eerste bijeenkomsten van de RVC niet echt intensief volgens de meeste gemeenten. Er heerst volgens enkelen nog een min of meer 'dorpse' cultuur met daarin vrijwel alleen wethouders die geen full-time bestuurder zijn. Met de introductie van het regionale budgethouderschap op basis van het BWS in 1993 werd er wat meer inhoud gegeven aan het overleg. Er zijn daarna wat meer onderwerpen besproken, waaronder de opstelling van een regionaal volkshuisvestingsplan, waar-over in paragraaf 3.5 meer.

De vier corporaties werken al ongeveer tien jaar samen. Dit was voorheen een redelijk vrijblijvend overleg, maar met de komst van het regionale budgetbeheer en het meer gaan samenwerken van gemeenten, besloten de corporaties de samenwer-king te intensiveren. In eerste instantie was er de intentie om er op regionaal niveau een zwaar overlegorgaan van te maken, dat het beleid van de corporaties sterk stuurde. Daarvan is toch afgezien. De redenen hiervoor waren:

1. Een zwaar overlegorgaan vergt ook veel van de eigen organisatie;

2. Twee van de vier corporaties gaan fuseren waardoor de noodzaak tot een verdere verzwaring van de samenwerking werd getemperd.

Nu hebben de corporaties gekozen voor een directeurenoverleg en daartoe een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Daarin gaat het vooral om afstemming op de hoofdlijnen van beleid.

De vrouwenadviescommissies werken niet samen op regionaal niveau, maar op provinciaal niveau. Men heeft wel willen bekijken in hoeverre men regionale VAC's kon opzetten, maar doordat er binnen Drenthe regionaal geen actief volkshuis-vestingsbeleid wordt gevoerd, heeft men daarvan afgezien.

3.3 Het regionale blldgetbeheer

In 1993 is men in Zuidwest-Drenthe begonnen met het regionale budgetbeheer. Alle gemeenten in de regio doen hier aan mee op Hoogeveen na. Hoogeveen is de enige gemeente in de regio die op basis van haar inwonertal zelfstandig budgethouder kon worden en dat ook is gebleven na de introductie van het BWS in 1992.

Met het instellen van de regionale budgethouders per 1 januari 1993 heeft de provin-cie wel getracht om alle gemeenten regionaal te laten samenwerken. Het plan was om in ieder geval administratief alles gezamenlijk te doen en na verloop van tijd ook beleidsmatig regionaal samen te werken. Dit laatste is echter in geen van de drie regio's in Drenthe gelukt.

Binnen Zuidwest-Drenthe worden de gelden verdeeld op basis van de oude verdeel-sleutel ten tijde van de verdeling van contingenten. Deze verdeling houdt in dat Hoogeveen 40% krijgt en Meppel en de overige gemeenten ieder 30%. Bij de budgetverdeling is deze verdeling gehandhaafd tussen Meppel en de rurale gemeen-ten. Dit houdt in dat op regionaal niveau alleen de rurale gemeenten in feite afspra-ken moesten maafspra-ken over een verdere verdeling van de gelden. Deze gemeenten

(22)

hebben dan· ook een meerjarenplan opgesteld waarin elke gemeente êen keer aan de beurt komt. Op deze wijze-kunnen -de kleine gemeenten meer. effectieve bouwstro-men tot stand brengen. Nu worden op basis van ingediende projecten de gelden verdeeld onder de rurale gemeenten.

Geen vaD die gemeenten ervaart het trouwens als een gemis dat Hoogeveen niet regionaal meedoet. Hoogeveen heeft wel de administratie voor de gehele regio op zich genomen en deze geautomatiseerd waarbij de kosten onderling worden verdeeld. Dit heeft niet geleid tot discussies. Geen van de andere gemeenten had de mogelijk-heden of de ervaring om deze administratie op zich te nemen.

Bij de introductie van het budgethouderschap en bij het maken van de verdeelafspra-ken is er stevig gediscussieerd tussen de kleine gemeenten. Tot echte problemen heeft dit echter nooit geleid. De gemeenten merken op dat met het afnemen van de subsidies ook de discussie hierover gemoedelijker is geworden. Hoogeveen en Meppel staan duidelijk buiten deze discussie, al is het voor Meppel wel mogelijk om gezamenlijk met de andere gemeenten te schuiven met de budgetten.

Het Samenwerkingsverband ziet trouwens met het verminderen van de subsidies ook het belang van de subsidies afnemen. Men heeft het idee dat men echt dient te 'leuren' met de subsidies om ze nog kwijt'te kunnen. Per nieuwe sociale huurwoning wordt een bedrag van

f

5.000,- aan subsidie gegeven en de indruk bestaat dat de corporaties daar al niet echt meer voor warm lopen. Het is nog maar een zo gering bedrag dat het voor hen niet al teveel meer uitmaakt.

Een andere ontwikkeling ontstaan door het verminderen van de subsidiebedragen, is dat met name Hoogeveen pleit voor een meer inhoudelijke verdeling van de gelden. Deze zouden dan meer specifiek kunnen worden ingezet voor_ de doelgroepen in de probleemgebieden. Deze discussie over een meer inhoudelijke verdeling vindt niet plaats op regionaal niveau, maar op provinciaal niveau in de provinciale commissie volkshuisvesting (PCV). Tot nu toe is het bestuur van de provincie echter nogal passief in het stelling nemen voor een inhoudelijke verdeling. De omslag die dat vergt, gaat traag en de huidige discussie wordt gekenmerkt door een strijd om geld tussen de zes budgethouders binnen de provincie. Hoogeveen vraagt zich echter wel eens af waarover eigenlijk nog wordt gediscussieerd, want de bedragen zijn nu wel erg laag geworden en zullen waarschijnlijk nog lager worden.

De corporaties en de woonconsumenten kunnen het verdeelbesluit van ,de regio beoordelen met betrekking tot de subsidieverdeling, maar ze hebben niet het idee dat met dit oordeel veel gebeurt. Corporaties zouden een meer inhoudelijke verdeling van de gelden toejuichen, maar deze bedragen zijn ook zodanig laag dat de interesse ervoor afneemt.

(23)

3.4 De regionale woonruimteverdeling

De regio Zuidwest-Drenthe kent een ontspannen woningmarkt. Binnen de regio worden dan ook nergens instrumenten uit de Huisvestingswet toegepast, zoals het opstellen van huisvestingsverordeningen. In principe kan iedereen zich vrij binnen deze regio vestigen.

Er lijkt dan ook geen reden aanwezig om regionaal tot afstemming te komen op het terrein van de woonruimteverdeling. Er worden geen economische en sociale bin-dingseisen gesteld, zodat een regionaal kader hiervoor niet nodig is.

Bij een nadere beschouwing blijkt de woningmarkt echter niet zo open als die zou behoren te zijn en zijn er op subregionaal niveau tussen de verschillende partijen wel enige afspraken gemaakt.

Zo is in de rurale gemeenten slechts één corporatie actief, de Woningstichting Zuid-west-Drenthe. Deze corporatie wilde graag komen tot een uniform verdelingssysteem binnen haar werkgebied. Dit betekende dat tot overeenstemming moest worden gekomen met de negen gemeenten die daarbij zijn betrokken. De onderhandelingen hierover verliepen zeer moeizaam, omdat de meeste gemeenten graag de zeggen-schap over de woningen aan zich wilden houden. Uiteindelijk is toch een convenant afgesloten en is in 1994 de gehele woningtoewijzing in handen gelegd van de Wo-ningstichting Zuidwest-Drenthe. JlJiervoor heeft de Woningstichting wel enkele toezeggingen aan de gemeenten moeten doen. De belangrijkste was dat de toewijzing van betaalbare huurwoningen (onder de

f

600,-) alleen zou plaatsvinden aan eigen inwoners en economisch aan de gemeente gebonden personen. Zowel de provincie als de Inspectie erkennen dat dit feitelijk niet kan op basis van de Huisvestingswet, maar hebben er niet tegen opgetreden. Dat is niet gebeurd, omdat ten eerste het samenwerkingsproces tot het convenant waardevol wordt gevonden en beide partijen dat niet willen frustreren. Meer practisch gezien biedt de Huis-vestingswet onvol-doende mogelijkheden om goedkeuring aan het convenant te onthouden.

Het niet ingrijpen van Inspectie en provincie betreft ook de privaatrechtelijke bedin-gen die gemeenten nu nog maken bij de grondverkoop voor woningbouw. Hierbij wordt door de gemeenten veelal bedongen dat de marktpartijen de woningen in eerste instantie verkopen aan de eigen ingezetenen.

In Meppel en Hoogeveen gelden andere toewijzingscriteria dan in het landelijk gebied. In Meppel hebben de gemeente en de plaatselijke corporatie een convenant afgesloten. Ook hier zitten volgens de Inspectie nog de nodige haken en ogen aan, maar de intentie is goed. Tot nu toe hecht de Inspectie dan ook meer waarde aan de samenwerking op zich, dan aan de inhoud van de overeenkomst.

In Hoogeveen is nog geen convenant opgesteld. Daar blijkt de onenigheid tussen de twee plaatselijke corporaties debet te zijn aan het uitblijven van een overeenkomst, daar de gemeente niet twee verschillende convenanten wil afsluiten.

De ontwikkelingen overziend is er in Zuidwest-Drenthe sprake van een in feite geliberaliseerd gebied waar iedereen zich kan inschrijven. De regio bestaat echter

(24)

nog uit drie delen: de rurale gemeenten en twee streekcentra waarin verschillende toewijzingscriteria worden gehanteerd met daarbij nog veelal een bevoordeling van de eigen ingezetenen.

Het Samenwerkingsverband Zuidwest-Drenthe wil nog wel' bekijken in hoeverre

binnen het in voorbereiding zijnde regionale volkshuisvestingsplan is te komen, tot

een verdere uniformering van de woonruimteverdeling in de regio zonder daar een specifiek regionaal model voor te ontwikkelen. Ook de corporaties trachten onder-ling te komen tot een betere afstemming van de woonruimteverdeonder-ling. Hierbij heeft

men de gemeenten niet betrokken.

Deze ontwikkelingen lijken erop te duiden dat in de toekomst een meer uniforme woonruimteverdeling binnen de regio Zuidwest-Drenthe valt te verwachten,maar bij

zowel de totstandkoming van het regionale volkshuisvestingsplan, als bij de onderlin-'

ge samenwerking van de corporaties doen zich thans enkele problemen voor, zodat het onzeker is op welke termijn deze uniformering zal plaatsvinden.

3.5 Regionale samenwerking met betrekking tot andere taken

Alle corporaties in de regio beschikken over een regionale toelating, maar tot nu toe is daar nog geen gebruik van gemaakt. Thans vindt het toezicht op de corporaties plaats door de gemeente waarin de corporatie is gevestigd. In Meppel is hiertoe al een convenant gesloten, maar in Hoogeveen nog niet. In het landelijk gebied ver-zorgt de gemeente Ruinen het toezicht op de daar gevestigde corporatie die werk-zaam is in het gehele landelijke gebied. pén van de grotere gemeenten heeft nog zijn twijfels over de inhoud van dit toezicht in het landelijk gebied. Er lijkt nog teveel een streven te zijn bij zowel gemeenten als corporaties om maar zoveel mogelijk te

bouwen.

Recent is binnen de RVC wel een discussie gestart over het regionaliseren van het toezicht. Volgens het Samenwerkingsverband gaat dat echter om het opstellen van een regionaal kader met daarbinnen aanwijzingen over hoe en waarop kan worden getoetst. Dit lijkt met name nuttig, omdat tot nu toe slechts een marginale invulling

wordt' gegeven aan de toetsing binnen de regio door middel van het opsturen van

jaarrekeningen en jaarverslagen door de corporatie. Het is echter niet de bedoeling dat het regionaal samenwerkingsverband zelf gaat toetsen. De toetsing zou in handen

moeten blijven van de gemeenten2

Tegelijkertijd met deze aanzet tot regionale afstemming en uniformering voert de Inspectie binnen de regio gesprekken over de vraag hoe het toezicht op corporaties kan worden aangepakt, waarbij men toch zeker ook de voordelen van een regionaal toezicht wil benadrukken. Getuige de ideeën die leven bij de gemeenten in de regio is het niet waarschijnlijk dat werkelijk zal worden overgaan tot een regionaal toe-zicht. Zo vindt de bestuurder van één van de grote gemeenten dat de gemeente zelf

(25)

wel toezicht kan uitoefenen en dat ook zelf in de hand wil houden, terwijl de be-stuurder van de andere grote gemeente zich juist afvraagt of het toezicht niet naar een hoger schaalniveau zou moeten worden gebracht. Bij de kleine rurale gemeenten wordt in feite al met een soort van regionaal toezicht gewerkt.

Aan het eind van de jaren tachtig is er in de regio al eens een regionaal woning-marktonderzoek uitgevoerd, waaruit een woningmarktinformatiesysteem is voortge-komen: het Verhuur Informatiesysteem (VIS). Dit systeem werd in eerste instantie bijgehouden door de corporaties, maar daar is langzaam maar zeker de klad ingeko-men. De gegevens werden en worden niet goed meer geactualiseerd, al is dat wel enigszins verbeterd toen het Samenwerkingsverband deze gegevensverzameling een jaar geleden op zich nam.

In Zuidwest-Drenthe wordt al enige jaren gewerkt aan een regionaal

volkshuis-vestingsplan. Dit proces verloopt echter zeer traag (begin 1995 zou er eigenlijk al een plan liggen) en lijkt op dit moment in een impasse te zijn geraakt.

Het plan zou een keur aan onderwerpen gaan omvatten, zoals de nieuwbouwpro-grammering, de woonruimteverdeling en het regionale toezicht. Alle gemeenten hebben hun medewerking eraan toegezegd en staan achter de regionale afstemming die ermee kan worden bereikt en het raamwerk dat zo kan worden geboden voor de lokale volkshuisvestingsplannen of het te voeren lokale beleid. Bij een enkele ge-meente ontstond echter al gauw wrevel over de wijze waarop het plan werd opgezet door het ingehuurde adviesbureau. Dit bureau begon weer geheel opnieuw met het verzamelen van gegevens en het doen van onderzoek en daar zat niet iedereen op te wachten, zeker niet als de lokale situatie door de gemeente zelf al goed in beeld was gebracht.

Veel belangrijker is echter de onenigheid die is ontstaan met betrekking tot het nieuwbouwprogramma. Bij dit onderwerp staan de rurale gemeenten lijnrecht tegen-over de streekcentra. In het plan zijn de nieuwbouwcijfers namelijk gebaseerd op de

richtcijfers van de provincie. De provincie heeft het afgelopen jaar de richtcijfers in de Signaalnota aangescherpt, omdat de streekplancijfers in de praktijk niet werden nageleefd. De consequentie hiervan is dat de rurale gemeenten minder bouwmoge-lijkheden krijgen en de streekcentra juist meer. Op deze basis willen de rurale gemeenten echter niet meewerken aan het opstellen van het regionale volkshuis-vestingsplan.

Er is zodoende een impasse ontstaan waaruit op dit moment de partijen niet lijken te kunnen komen. Er worden door de verschillende gemeenten nog wel enkele aanbeve-lingen gegeven over de wijze waarop het plan verder zou dienen te worden ontwik-keld. Zo stellen een aantal ambtenaren dat de partijen zich niet moet scharen achter de provinciale richtcijfers, maar zelf tot overeenstemming moet komen over de bouwopgave in de regio en dat als advies uitbrengen aan de provincie. Een bestuur-der van een grote gemeente ziet echter dat veel gemeenten de discussie over het regionale volkshuisvestingsplan nu al gebruiken als middel om te ageren tegen de provincie, terwijl het voor de regio juist belangrijk is om tot onderlinge afstemming te komen en de bouwcapaciteit op elkaar af te stemmen. Het Samenwerkingsverband

(26)

stelt ook dat het beheer van de voorraad eigenlijk een belangrijker thema zou zijn,

maar. dat het in deze regio nog altijd van groot belang is wie er wat, waar en hoe

bouwt.

Het Samenwerkingsverband is nauwelijks in staat om de discussie weer vlot te

trekken. Zij probeert nog altijd het volkshuisvestingsplan op te stellen, maar zal

waarschijnlijk het onderwerp van .de nieuwbouw moeten laten schieten en proberen

tot overeenstemming te komen op andere onderwerpen. Het plan zal dan vrij sober

worden. Voor de meeste gemeenten komt het plan ook te laat. Het zou beter zijn als

met het plan al wordt ingespeeld op de situatie die ontstaat na de gemeentelijke herindeling op 1 januari 1998.

Ook de provincie en de Inspectie staan achter de komst van een regionaal volkshuis-vestingsplan en hopen dat door alvast meer rekening te houden met de komende herindeling de bestuurders wat meer ontspannen tegen het onderwerp nieuwbouw aankijken, omdat dit over ruim een jaar in een heel ander licht komt te staan. De Inspectie tracht verder een impuls te geven tot het doorbreken van de impasse door de regio' s in de PCV erop te attenderen dat men ook meer aandacht kan geven aan de bestaande voorraad en het probleem van leegstaande woningen. Door herstructu-reringen uit te voeren in de bestaande voorraad kan deze beter worden aangesloten

op de marktvraag. Op deze wijze kan voor een deel al voorzien worden in de

wo-ningbehoefte.

De corporaties juichen de komst van een regionaal volkshuisvestingsplan toe, maar men maakt zich zorgen over de nadruk die steeds weer op de nieuwbouwopgave wordt gelegd. Voor de corporaties is het heel belangrijk om te komen tot afspraken over de grootte van de ijzeren voorraad. Dit is het kernpunt waar omheen de volks-huisvesting voor de corporaties speelt. De corporaties zouden graag hierover afspra-ken zien in het regionale volkshuisvestingsplan en juichen de poging tot afstemming tussen de gemeenten toe, maar de corporaties zien ook dat dit zeer moeizaam ver-loopt. De gemeenten gaan nog sterk hun eigen weg en daarom laat het plan lang op zich wachten. In het algemeen verwachten zij toch dat het plan er wel zal komen, al was het alleen maar om al het geld dat er al is ingestoken.

Veel andere onderwerpen zijn er niet opgepakt in Zuidwest-Drenthe. Een aantal andere onderwerpen zouden een plaats krijgen in het regionale volkshuisvestingsplan en die laten nu op zich wachten, hetgeen met name wordt betreurd door gemeenten die problemen ervaren op enkele taakvelden binnen de volkshuisvesting.

Over duurzaam bouwen zijn in regionaal verband wel afspraken gemaakt. Het gaat hier om de verdeling van de stimuleringspremie. Het budget hiervoor is zodanig gering voor de regio dat niet elke gemeente een deel ontvangt. De verdeling vindt plaats aan de hand van de ingediende projecten.

Meer moeilijkheden zijn er met de totstandkoming van een regionaal woonwagenbe-leid en het overdragen van het beheer van de woonwagens aan de corporaties. De verantwoordelijkheid voor de woonwagenplaatsen heeft de provincie bij de ge-meenten neergelegd en die moeten ervoor zorgen dat er in de regio voldoende

(27)

bleem dat Hoogeveen een groot deel van alle standplaatsen in de regio binnen haar grenzen heeft. Er was hier vanuit de historie altijd al een groot regionaal centrum. Daarnaast zijn er binnen de regio kleine woonwagencentra opgericht, maar de meeste woonwagenbewoners zitten liever bij elkaar in Hoogeveen. Dit vraagt om extra inspanningen van Hoogeveen. De provincie heeft voorgesteld om te komen tot een regionaal fonds om gezamenlijk in deze extra kosten/overlast voor Hoogeveen te voorzien, maar hiermee is tot nu toe niet ingestemd.

(28)
(29)

4

DE ORGANISATIE VAN DE REGIONALE

SAMENWERKING

4.1 Inleiding

De regionale samenwerking, zoals deze in de regio Zuidwest-Drenthe tussen de verschillende partijen tot stand is gekomen, dient te worden geleid en onderhouden in meer formele stru cturen om zo de continuïteit en ontwikkeling van de samenwer-king te waarborgen.

Deze structuren zorgen voor de spelregels die de partijen onderling afspreken en die bepalen op welke manier men met elkaar omgaat en hoe en welke onderwerpen kunnen worden ingebracht. Deze structuren zijn echter niet statisch. Aan de hand van gewijzigde omstandigheden en opvattingen van de deelnemende partijen kunnen de structuren veranderen.

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de overlegstructuren die in Zuidwest-Drenthe door de verschillende partijen in het leven zijn geroepen, terwijl ook aandacht wordt geschonken aan de ruimtelijke structuur waaraan deze overlegstructuren zijn ge-koppeld en waarmee de woningmarkt regionaal wordt afgeschermd.

4.2 De Regionale Volkshuisvestingscommissie

In 1988 is in Zuidwest-Drenthe een regionale volkshuisvestingscommissie opgericht. Tot de introductie van het BWS werd in deze commissie voornamelijk gesproken over het lenen en ruilen van contingenten, waarin het zeker voor de rurale gemeen-ten een goede functie vervulde. Bij het verkrijgen van de verdeeltaak bij het regio-naal budgetbeheer kreeg de RVC een meer formele structuur. Alle onderwerpen op het terrein van de volkshuisvesting kunnen in de commissie worden besproken.

Bestuurlijk gezien is de RVC in Zuidwest-Drenthe een bestuurscommissie wat betreft de verdeling van de BWS-subsidiegelden. De RVC neemt voor de gemeenten bin-dende beslissingen en alleen voor het vaststellen van verordeningen en het doen van uitgaven die niet op de begroting staan, is instemming nodig van het algemeen bestuur. Voor de overige onderwerpen functioneert de RVC als een soort informeel overlegplatform.

(30)

De RVC bestaat uit de portefeuillehouders volkshuisvesting van de verschillende gemeenten en wordt voorg~zeten door degene die in het dagelijks bestuur de porte-feuille volkshuisvesting beheert. De RVC komt ongeveer vier à vijf keer per jaar bijeen. De laatste tijd lijkt de frequentie wat af te nemen volgens een aantal bestuur-ders. Dit zou vooral te wijten zijn aan de perikelen rondom het regionale volkshuis-vestingsplan, waardoor een zekere besluiteloosheid is ontstaan. Ook het verminderen van het bedrag aan BWS-subsidies speelt daarbij een rol.

Onder de RVC functioneert nog een ambtelijke werkgroep die de vergaderingen van de RVC voorbereidt. Deze werkgroep bestaat uit de ambtenaren van Hoogeveen, Meppel, Ruinen en Havelte. De werkgroep staat onder voorzitterschap van de secretaris van het Samenwerkingsverband. Niet alle gemeenten zijn hierin dus vertegenwoordigd, maar kunnen wel de ambtenaren aanspreken die wel zitting hebben in deze werkgroep. Sinds begin dit jaar zijn ook de corporaties betrokken bij deze ambtelijke werkgroep. Eén vertegenwoordiger van de corporaties heeft zitting

in de werkgroep en kan de belangen van de corporaties op regionaal niveau zodoen-de behartigen, maar op dat niveau ook kennis en informatie inbrengen. Gemakkelijk ging deze deelname overigens niet voor de corporaties. Al jaren wilden de corpora-ties graag een vertegenwoordiger in de RVC, maar de gemeenten hebben dit afge-houden op basis van het argument dat dan elke partij zou moeten worden toegelaten, terwijl ook zaken worden besproken waar de corporaties geèn belang bij hebben. Wel mochten de corporaties zitting nemen in de ambtelijke werkgroep. Volgens de gemeenten functioneert de samenwerking tussen de corporaties echter ook niet erg goed. Vanuit het Samenwerkingsverband is dan ook gesteld dat de corporaties gezamenlijk tot afstemming moesten komen om zo een vertegenwoordiger binnen de werkgroep aan te wijzen. Dit zorgde weer voor een moeizame discussie tussen de corporaties, want ze waren allemaal wel geïnteresseerd, maar begin dit jaar is het toch gelukt en heeft de directeur van de Stichting Woondiensten Hoogeveen zitting in de ambtelijke werkgroep. Zijn taak is recentelijk overgenomen door de directeur van de Woningstichting Hoogeveen e.o.

De VAC is ook toegelaten om zitting te hebben in de ambtelijke werkgroep. Tot nu toe is de VAC daar één keer geweest. Ook de VAC mocht geen zitting hebben in de bestuurlijke RVC, maar de vergaderingen van de RVC zijn wel openbaar. Het is echter moeilijk voor de V AC om te horen te krijgen wanneer de vergaderingen worden gehouden. Het zicht is zodoende nog erg beperkt op de regionale overleg-structuren en men lijkt nog niet echt goed opgenomen in de administratieve circuits waardoor men op de hoogte zou kunnen blijven van wat er gebeurt. Het ontbreekt de VAC ook aan voldoende capaciteit en kennis om mensen te vinden die op regionaal niveau willen participeren en een wezenlijke invulling daaraan willen geven.

Voor het opstellen van het regionale volkshuisvestingsplan is een werkgroep inge-steld waarin alle gemeenten en corporaties zijn betrokken. Het grote aantal partijen hindert wel de mogelijkheid tot een snelle voorbereiding en besluitvorming volgens enkele gemeenten.

(31)

meer terug. Verder vormt de komst van een regionaal volkshuisvestingsplan een belangrijk onderwerp, maar daar komt men binnen de RVC ook niet uit door de tegenstelling van belangen tussen de rurale gemeenten en de twee streekcentra. De overige onderwerpen die er worden besproken betreft een aantal deelterreinen van de volkshuisvesting en daarvoor hoef je volgens enkele gemeenten geen zware overleg-structuur in stand te houden. Daar pleit men dan ook voor een meer informele en meer flexibele overlegstructuur. Gelet ook op de komst van de gemeentelijke herin-deling waardoor er vier van de elf gemeenten overblijven, is het zeer de vraag of de RVC in zijn huidige vorm zal blijven voortbestaan.

4.3 De Stuurgroep Sociale Woningbouw

De negen rurale gemeenten hebben gezamenlijk de Stuurgroep Sociale Woningbouw opgericht. Al vanaf de jaren tachtig functioneert deze Stuurgroep, die het platform vormt voor de gemeenten in de discussie met de Stichting Woningbouw, die in al deze gemeenten functioneert.

De Stuurgroep kent zowel een bestuurlijk als een ambtelijk overleg en kwam een aantal jaren geleden wel bijna één keer in de maand bij elkaar. Dit was ten tijde van het overdragen van de woningtoewijzing van de gemeenten aan de Stichting Woning-bouw. Toen het convenant hierover was afgesloten, de subsidies verminderden en er minder gebouwd werd, nam de frequentie van het overleg af tot één keer in het halfjaar. Tegelijk nam de frequentie van het overleg in de RVC toe, zodat de rurale gemeenten elkaar ook daar tegenkwamen. Het belang van de Stuurgroep nam daard-oor af.

4.4 Het Overleg Zuidwest-Drenthse Woningcorporaties (OZW)

De vier grote corporaties werken al bijna tien jaar samen op het terrein van de volkshuisvesting. Dit betrof eerst een vrij informeel overleg tussen de besturen en directieleden. Met de verzwaring van de regionalisering door de wet- en regelgeving en de stijgende nadruk op het beheer van de voorraad, hebben de corporaties zich beraden over de vorm en inhoud van de regionale samenwerking. In eerste instantie was het de bedoeling om een zwaar overlegplatform te creëren, maar dit is er niet van gekomen door de druk die dit zou geven op de organisatie en door de aanstaan-de mogelijke fusie van twee corporaties. Nu is er overleg om tot afstemming te komen over de hoofdlijnen van beleid. Sinds 1995 gebeurt dit binnen een direc-teurenoverleg onder voorzitterschap van de directeur van de Meppeler Woning-stichting en niet meer in een besturenoverleg. In juni 1996 stapte de rurale corpora-tie Stichting Woningbouw uit dit regionale overleg tot grote verrassing van de overige corporaties.

Er is wel onderling een afspraak gemaakt dat niet op elkaars werkterrein wordt geopereerd met de regionale toelating, die alle corporaties hebben, tot de gemeentelijke herindeling heeft plaatsgevonden.

(32)

De gemeenten zien de regionale samenwerking van de corporaties als kleinschalig en weinig stimulerend. De corporaties hebben volgens hen veelal ruzie en kunnen niet goed met elkaar overweg. Elke corporatie kent nog sterk een eigen beleid en la~t

zich daar niet vanaf brengen. Dit beeld wordt bevestigd door het uittreden uit het regionale overleg van de Stichting Woningbouw.

4.5 Overige regionale overlegstructuren

De provincie en Inspectie hebben geen zitting in de RVC in Zuidwest-Drenthe. Voor de provincie vormt de Provinciale Commissie Volkshuisvesting (PCV) het belangrijkste overlegorgaan waarin men contact legt met de regio's. De PCV bestaat sinds 1985 en komt ongeveer drie à vier keer per jaar bij elkaar. Er bestaat zowel een bestuurlijke als een ambtelijke PCV; de laatste bereidt de stukken voor. In de PCV hebben de corporaties, de provincie, de Inspectie, de regio's (als behartiger van de belangen van de niet-zelfstandige gemeenten) en de zelfstandige gemeenten zitting.

De ambtelijke PCV komt vaker bij elkaar. De frequentie van overleg ligt hier op ongeveer acht à negen keer per jaar. Alle onderwerpen op het terrein van de volks-huisvesting worden er besproken en voor de provincie heeft men via dit overleg een sterke band met de drie RVC's in Drenthe.

De Inspectie ziet toch dat er binnen de PCV met name wordt gediscussieerd over de verdeling van de middelen en nauwelijks over andere onderwerpen. Ook een be stuurder vanuit de regio Zuidwest-Drenthe valt dit op en vraagt zich af of men nog al die moeite zou moeten doen voor die geringe hoeveelheid middelen. Een meer inhoudelijke verdeling van de gelden zou volgens deze bestuurder beter zijn, maar dit dringt maar langzaam .door tot de provinciale gedelegeerde.

De Inspectie zou wel graag zien dat meer onderwerpen besproken worden binnen de PCV en RVC. De Inspectie heeft dan ook zelf de discussie gestart over duurzaam bouwen en subsidieloos bouwen. De afwezigheid in de RVC maakt het echter wel lastig om snel een contact te leggen met de regio's. De Inspectie benadert nu nog de gemeenten veelal afzonderlijk en slechts recent krijgt men de stukken van de verga-deringen van de RVC opgestuurd van het Samenwerkingsverband Zuidwest-Drenthe.

De Inspectie ziet ook een wat meer· sceptische houding ten opzichte van de samen-werking toe in Drenthe in vergelijking tot Friesland en Groningen. In deze twee provincies functioneert al langere tijd een Provinciaal Bouwberaad, terwijl dat in Drenthe nu pas langzaam maar zeker wordt opgestart. Een oorzaak hiervoor is moeilijk te geven. Het zou te maken kunnen hebben met het ontbreken van een duidelijke grootschalige volkshuisvestingsproblematiek in de Drenthse regio's.

(33)

4.6 De regionale woningmarkt

In

de vorige paragrafen werd duidelijk dat er binnen Zuidwest-Drenthe een aantal regionale overlegorganen functioneren, maar dat de intensiteit van de regionale samenwerking niet al te hoog lijkt. De regionale samenwerking wordt in de huidige bestuurlijke constellatie voor de volkshuisvesting veelal gekoppeld aan de Wgr-regio's. Dit geldt ook voor Zuidwest-Drenthe. In hoeverre vormt de Wgr-regio Zuidwest-Drenthe voor de verschillende partijen ook de werkelijke regionale wo-ningmarkt?

Alle gemeenten vinden dat Zuidwest-Drenthe niet geheel overeenkomt met de regio-nale woningmarkt. Er zijn zeker wel relaties binnen het gebied wat betreft de wo-ningmarkt, maar de ligging van de twee streekcentra aan de rand van de regio zorgt ervoor dat ook gebieden buiten de regio tot de woningmarkt van deze centra beho-ren. De twee streekcentra functioneren daarbij ook nogal los ten opzichte van elkaar met weinig onderlinge relaties door de afstand en het verschil in woonmilieu. Ook de corporaties zien Zuidwest-Drenthe niet als één regionale woningmarkt. Men ziet duidelijk verschillen tussen zowel de rurale als stedelijke gemeenten, als tussen Hoogeveen en Meppel onderling. Deze twee gemeenten hebben ook sterk te maken met verhuisstromen van buiten de regio.

Hetzelfde beeld hebben ook het Samenwerkingsverband, de Inspectie en de provincie

van het gebied. Het Samenwerkingsverband ziet dat de woon-werkrelaties zich voor een groot deel voordoen binnen Zuidwest-Drenthe, waardoor het toch wel gerecht-vaardigd is om bij deze Wgr-regio aan te sluiten wat betreft de regionale woning-markt. Ook de Inspectie gaat voor haar beleid uit van de regio Zuidwest-Drenthe alhoewel er volgens de Inspectie ook ongetwijfeld relaties buiten de regio liggen, met name met de aangrenzende provincies Friesland en Overijssel. Bestuurlijk gezien zijn deze provinciegrenzen echter redelijk harde grenzen en vindt er nog weinig samenwerking plaats tussen de betrokken regio's over en weer.

Concluderend is er in Zuidwest-Drenthe geen sprake van een regionale woning-markt. Zowel Hoogeveen en Meppel hebben hun eigen woningmarkt, die voor een groot deel ook buiten de regio is gelegen. De rurale gemeenten bieden een specifiek eigen woonklimaat, maar zij kennen wel degelijk relaties met Hoogeveen en Meppel, die als streekcentra veelal de eerste opstap vormen voor mensen van buiten de regio die zich hier willen vestigen.

Het ontbreken van een sterke interne samenhang binnen de regionale woningmarkt kan een factor zijn die meespeelt met betrekking tot de intensiteit en bereidwilligheid tot regionale samenwerking. Een eventueel aanwezige volkshuisvestingsproblematiek zal zich in een dergelijk geval veelal niet uitstrekken tot alle betrokken partijen, zodat het bereiken van overeenstemming tussen alle partijen veelal zeer moeizaam zal verlopen.

(34)
(35)

5

DE BETROKKEN PARTIJEN

5.1 Inleiding

Na de bespreking van het ontstaan van de regionale samenwerking en de organisatie daarvan, wordt in dit hoofdstuk verder ingegaan op de verschillende partijen die meedoen aan de regionale samenwerking. Wat willen zij bereiken met de regionale samenwerking? Wat brengen zij in bij de regionale samenwerking? Wat vindt men van de inbreng van andere partijen en welke partijen ziet men als belangrijk voor de samenwerking? Deze vragen zullen worden behandeld aan de hand van de stand-punten van de verschillende betrokken partijen.

5.2 Doeleinden bij de regionale samenwerking

Voor een groot aantal rurale gemeenten in Zuidwest-Drenthe vormt de belangrijkste doelstelling het proberen binnen te halen van een voldoende groot budget voor de woningbouw. Dit vormde geruime tijd het belangrijkste doel, maar het wordt wel steeds minder belangrijk door het afnemen van de budgetten. Verder zien een aantal rurale gemeenten ook het gezamenlijk oppakken van onderwerpen, die men zelfstan-dig niet of met slechts een zeer grote inspanning kan uitvoeren, als een belangrijk doel om te komen tot regionale samenwerking.

Meppel zou best willen participeren in de regionalisering als daar een duidelijk doel voor Meppel mee zou worden gediend. Op dit moment ziet Meppel echter geen extra gewin dat men uit regionalisering zou kunnen behalen. Regionalisering zou duidelijk een meerwaarde moeten vertegenwoordigen, maar daarvan is hier geen sprake Meppel. Als de BWS-regelgeving er niet toe dwong, had Meppel ook niet geparticipeerd in de regionalisering. Door de vastliggende verdeelpercentages met betrekking tot de BWS-subsidies is het regionale gehalte voor Meppel en de overige gemeenten slechts gering.

Hoogeveen heeft als doelstelling het verhogen van de regionale afstemming van het woningbouwbeleid. Op dit moment ervaart Hoogeveen een sterke concurrentie tussen de steden en het landelijk gebied en die zouden elkaar juist dienen aan te vullen. Hoogeveen heeft binnen de regio ook te kampen met een bepaalde problematiek die

Cytaty

Powiązane dokumenty

Dla- tego też czytamy tam, że „dla Żydów”, to znaczy dla tych, którzy wierzą, a więc i dla chrześcijan, którzy wyznają Chrystusa jako Boga i człowieka, pojawiło się

Uczymy grać w koszykówkę: taktyka, technika, metodyka nauczania koszykówki w lekcjach wychowania fi zycznego.. 1, Indywidualny i zespołowy

11 Na ostatniej stronie ostatniego num eru „Mariawickiej Myśli Narodowej” - czasopisma, które poprzedzało „Królestwo Boże na ziemi” napotykamy taką notatkę:

Not unrelated to teacher competency is the question of assessment. Skills and systems approaches lend themselves more easily to objective assessment through gap-fills and

As presented in Table 5 and 6, the data concerning outlays on fixed assets spent to protect the environment are consistent with the Polish Statistical Classification of Activities

The authors suggest a quantum satis for Polish firms and farms at the level of 3.6 million since such a figure cor- responds to the proportionality factor in the developed economies

Celem tej pracy jest próba odpowiedzi na pytanie czy studenci AWF różnią się poziomem empatii i obciążenia stresem od studentów z innych uczelni.. Przedmiotem

zofów, bardzo rzetelnie wymóg jasnego formułowania pojęć, którym próbuje się nadawać nowe znaczenie. Jest jednak sprawą bardzo dyskusyjną, czy wypracowane przez