• Nie Znaleziono Wyników

Evaluatie onderwatersuppleties Noord-en Zuid-Holland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Evaluatie onderwatersuppleties Noord-en Zuid-Holland"

Copied!
120
0
0

Pełen tekst

(1)

Bos

Witteveen

bouw

/

o

pd rachtgever

:

Rijkswaterstaat,

R

IK

Z

water infrastructuur milieu

(2)

Infrastructuur

/

Opdrachtgever:

water milieu

Ri j

kswaterstaat,

RI KZ

bouw

Evaluatie onderwatersuppleties

Noord-

en

Zuid-Holland

Eindrapport

referentie projectcode status

RW1472-21strg/010 RW1472-2 definitief

projectleider projectdirecteur datum

ir . S.T.Pwa ir.H.E.Nieboer 2 mei2006

goedgekeurd naam paraaf autorisatie ir.S.T.Pwa Witteveen+Bos van Twickelostraat 2

Het kwaliteitsmanagementsysteem van Witteveen+Bos is gecertificeerd volgens ISO 9001:2000

postbus 233

7400 AE Deventer @Witteveen+Bos

Nietsuitditbestek/drukwerk mag worden verveelvoudigd enlof openbaar gemaakt door middel van druk,fotokopie, microfilm ofop welke andere wijze danook zonder

voorafgaande toestemming van Witteveen+Bos Raadgevende ingenieurs b.v.,noch mag het

zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd.

(3)

INHOUDSOPGAVE blz.

1. INLEIDING 1

2. KENGETALLEN 2.1. Inleiding

2.2. Vakindeling voor de afleiding van kengetallen 2.3. De soorten kengetallen

2.3.1. Middeling van kengetallen en interpretatie 2.3.2. Berekening van de kengetallen

2.3.3. Presentatie van de kengetallen

2.3.4. Voorbeelden van de kengetallen en bewerkingen 2.4. De momentane kustlijn (MKL), de praktijk en theorie 2.5. Rekening houden met aangroei (of erosie) van de duinen 2.6. Onderwatersuppleties en strandsuppleties

2.7. Beperkingen en kanttekeningen, foutenbronnen

2.7.1. Analyse op basis van gemiddelden per kustvak 2.7.2. Het aspect 'tijd' bij de metingen

2.7.3. De suppletiegegevens 2.7.4. De profielopnamen 3 3 4 5 6 6 6 8 11 12 13 13 14 14 14 14 3. DE EFFECTIVITEIT VAN DE SUPPLETIES

3.1. Methode 1 3.2. Methode 2 3.3. Methode 3

3.4. Problemen bij de berekeningen van de effectiviteit 3.5. De effectiviteit voor de verschillende suppletiegebieden

3.5.1. Berekening effectiviteit voor 'Bergen' 3.5.2. Berekening effectiviteit voor 'Egmond' 3.5.3. Berekening effectiviteit voor 'Noordwijk' 3.5.4. Berekening effectiviteit voor 'Katwijk' 3.5.5. Berekening effectiviteitvoor 'Wassenaar' 3.5.6. Berekening effectiviteit voor 'Scheveningen' 3.5.7. Berekening effectiviteit voor 'Kijkduin- Ter Heijde' 3.5.8. Berekening effectiviteit voor 'Ter Heijde'

3.6. Samenvatting en conclusies van de effectiviteitberekeningen

16 16 18 19

20

21 21 24 26

30

33

36 40 42 45 4. HET KOSTENASPECT 4.1. Inleiding

4.2. Een beschouwing van de effectiviteit van de kosten 4.3. Berekeningen voor de kosteneffectiviteit (Ke)

49 49 50 53 5. STATISTISCHE RELATIES

5.1. Onderlinge momentane correlatie tussen de kengetallen

5.2. Onderlinge correlatie tussen de kengetallen als functie van de tijd

57 57 58 6. BODEMONTWIKKELINGEN 6.1. Inleiding 6.2. De waarnemingen

6.3. Verklaringen: conceptuele modellen en stellingen 6.4. Conclusies bodemontwikkelingen 61 61 61 66 73 7. ONTWERP EN UITVOERING 75 Witteveen+Bos

(4)

7.1. Bevindingen en conclusies uit de analyses 7.2. Voorstellen voor ontwerprichtlijnen

7.3. Discussie naar aanleiding van consultatie experts

7.4. Aanbevelingen 75 77 77 79 LITERATUUR 81 laatste bladzijde 81 bijlagen

I Overzicht van suppleties

11 Details van de zandvolume-berekeningen

111 Overzicht systeemkenmerken gesuppleerde kustvakken

IV Figuren bodemontwikkelingen aantal bladzijden 2 5 1 19 Witteveen+Bos

(5)

Lijst van Figuren

Figuur 2-1Voorbeeld van de gehanteerde vakindeling, Noordwijk 4

Figuur 2-2Hoe suppleties zijn aangegeven in de figuren 7

Figuur 2-3Voorbeeld van het kengetal 'duinvoetligging' 8

Figuur 2-4Voorbeeld van trendberekeningen 8

Figuur 2-5Voorbeeld van 'zandvolumes t.o.v. een referentiejaar 9

Figuur 2-6Voorbeeld van een samenvattend figuur voor één kengetal 10

Figuur 2-7Voorbeeld van samenvattingen in één figuur 10

Figuur 2-8Banken en troggen in de BKL rekenschijf 11

Figuur 2-9Voorbeeld van de duinaangroei bij Egmond 13

Figuur 2-10Voorbeeld van hiaat in de metingen 15

Figuur 3-1Effectiviteit, Bergen ...•...22.

Figuur 3-2De gemiddelde MKL in het suppletievak, Bergen 23

Figuur 3-3Het gemiddelde zandvolume (V300m)in het suppletievak, Bergen 23

Figuur 3-4Het gemiddelde zandvolume (Vaoom)in het suppletievak, Bergen 23

Figuur 3-5De gemiddelde MKL in het suppletievak, Egmond 25

Figuur 3-6Het gemiddelde zandvolume (V300m)in het suppletievak, Egmond 25

Figuur 3-7Het gemiddelde zandvolume (Vaoom)in het suppletievak, Egmond 25

Figuur 3-8Effectiviteit, 'Noordwijk 27

Figuur 3-9De gemiddelde MKL in het suppletievak, Noordwijk 28

Figuur 3-10Het gemiddelde zandvolume (V300m)in het suppletievak, Noordwijk 28

Figuur 3-11Het gemiddelde zandvolume (V75om)in het suppletievak, Noordwijk 28

Figuur 3-12Gemiddeld zandvolume V300mt.O.V.1998,Noordwijk 29

Figuur 3-13Gemiddeld zandvolume V750,Noordwijk 30

Figuur 3-14Effectiviteit, Katwijk 31

Figuur 3-15De gemiddelde MKL in.het suppletievak, Katwijk 32

Figuur 3-16Het gemiddelde zandvolume (V300m)in het suppletievak, Katwijk 32

Figuur 3-17Het gemiddelde zandvolume (V750m)in het suppletievak, Katwijk 32

Figuur 3-18Effectiviteit, Wassenaar 34

Figuur 3-19De gemiddelde MKL in het suppletievak, Wassenaar 34

Figuur 3-20Het gemiddelde zandvolume (V30om)in het suppletievak, Wassenaar 35

Figuur 3-21Het gemiddelde zandvolume (V750m)in het suppletievak, Wassenaar 35

Figuur 3-22Effectiviteit, Scheveningen 37

Figuur 3-23De gemiddelde MKL in het suppletievak, Scheveningen 37

Figuur 3-24Het gemiddelde zandvolume (V300m)in het suppletievak, Scheveningen 38

Figuur 3-25Het gemiddelde zandvolume (V750m)in het suppletievak, Scheveningen 38

Figuur 3-26Gemiddelde MKL waarden voor alle vakken, Scheveningen 39

Figuur 3-27Gemiddelde zandvolumina V300malle vakken, Scheveningen 39

Figuur 3-28Gemiddelde zandvolumina V750malle vakken, Scheveningen 40

Figuur 3-29De gemiddelde MKL in het suppletievak, Kijkduin tlmTer Heijde 40

Figuur 3-30Het gemiddelde zandvolume (V300m)in het suppletievak, Kijkduin tlmTer Heijde

...41.

Figuur 3-31Het gemiddelde zandvolume (V750m)in het suppletievak, Kijkduin tlmTer Heijde

...41.

Figuur 3-32Effectiviteit, Ter Heijde 43

Figuur 3-33De gemiddelde MKL in het suppletievak, Ter Heijde 43

Figuur 3-34Het gemiddelde zandvolume (V30om)in het suppletievak, Ter Heijde 44

Figuur 3-35Het gemiddelde zandvolume (V750m)in het suppletievak, Ter Heijde 44

Figuur 3-36Gemiddelde MKL waarden voor alle vakken, Ter Heijde 45

Figuur 3-37Effectiviteit van onderwatersuppletles, methode 1 46

Figuur 3-38Effectiviteit van onderwatersuppleties, methode 2 46

Witteveen+Bos

(6)

Figuur 3-39 Effectiviteit van onderwatersuppleties, methode 3 46

Figuur 3-40 Middeling van de effectiviteit over alle suppletiegebieden 47

Figuur 5-1 De tijdsfunctie van de correlatiecoëfficiënt 58

Figuur 5-2 Noordwijk, correlatiefunctie na de onderwatersuppletie 59

Figuur 5-3 Katwijk, correlatiefunctie na de onderwatersuppletie ~ 60

Figuur 5-4 Wassenaar, correlatiefunctie na de onderwatersuppletie 60

Witteveen+Bos

(7)

Lijst van tabellen

Tabel 2-1 Toelichting op de gehanteerde vakindeling 5

Tabel 3-1 Berekening effectiviteit, methode 1a,Bergen 21

Tabel 3-2 Berekening effectiviteit, methode 2a,Bergen 22

Tabel 3-3 Berekening effectiviteit, methode 3a, Bergen 22

Tabel 3-4 Berekening effectiviteit, methode 1, Noordwijk 26

Tabel 3-5 Berekening effectiviteit, methode 2,Noordwijk 27

Tabel 3-6 Berekening effectiviteit, methode 3,Noordwijk 27

Tabel 3-7 Berekening effectiviteit, methode 1,Katwijk 30

Tabel 3-8 Berekening effectiviteit, methode 2,Katwijk 31

Tabel 3-9 Berekening effectiviteit, methode 3, Katwijk 31

Tabel 3-10 Berekening effectiviteit, methode 1,Wassenaar 33

Tabel 3-11 Berekening effectiviteit, methode 2, Wassenaar 33

Tabel 3-12 Berekening effectiviteit, methode 3, wassenaar 34

Tabel 3-13 Berekening effectiviteit, methode 1, Scheveningen 36

Tabel 3-14 Berekening effectiviteit, methode 2, Scheveningen 36

Tabel 3-15 Berekening effectiviteit, methode 3,Scheveningen 37

Tabel 3-16 Berekening effectiviteit, methode 1, Ter Heijde 42

Tabel 3-17 Berekening effectiviteit, methode 2,Ter Heijde 42

Tabel 3-18 Berekening effectiviteit, methode 3, Ter Heijde 43

Tabel 4-1 De gemiddelde effectiviteit 53

Tabel 4-2 Bewerking van de suppletiegegevens 54

Tabel 4-3 Berekening van de kosteneffectiviteit, Ke 54

Tabel 5-1 Momentane correlatie tussen de kengetallen onderling, periode van autonome

kustontwikkeling 57

Witteveen+Bos

(8)

1. INLEIDING

Aanleiding en probleemstelling

Met ingang van 2005 wordt de kustlijnzorg binnen Verkeer en Waterstaat aangestuurd middels een

Service Level Agreement (SLA). Alle werkzaamheden diede diensten van Rijkswaterstaat verrichten in

het kader van de kustlijnzorg, vallen daarom in het vervolg onder het programma SLA Kustlijnzorg.

Rijkswaterstaat Rijksinstituut voor Kust en Zee (RIKZ) legt in deze SLA de basis voor het programma

door monitoring, programmering, advisering en verkenning.

Een belangrijk aandachtspunt in het programma SLA Kustlijnzorg is de efficiëntie in de jaarlijkse

sup-pleties op de locaties uit het suppletieschema ten behoeve van het kustonderhoud. Vanaf 2000 worden

de onderhoudswerken uitgevoerd met onderwatersuppleties. Centrale vraag in dit verband is of deze

onderwatersuppleties een effectieve en efficiënte methode zijn in vergelijking met strandsuppleties.

Binnen dit kader is de bureaucombinatie Witteveen+Bos en Koster Engineering door het RIKZ bij brief

d.d. 24 november 2005 (kenmerk RIKZ/2005/06355) gevraagd dit te onderzoeken voor de

onderwater-suppleties langs de Noord- en Zuid-Hollandse kust. Het voorliggend document is de weerslag van dit

onderzoek.

Doelstelling

Het onderzoek heeft primair ten doel het effectiviteits en efficiency vraagstuk met behulp van data te

onderzoeken. Het accent is hierbij gelegd op het gebruik van data om de onderzoeksvraqen te

beant-woorden. De data betreffen acht oriderwatersuppleties langs de Hollandse kust: Bergen, Egmond,

Noordwijk, Katwijk, Wassenaar, Scheveningen, Kijkduin-Ter Heijde en Ter Heijde.

Op hoofdlijnen kunnen twee typen data worden onderscheiden: kengetallen die van de jaarlijkse

pro-fielopnamen zijn afgeleid en de bovenaanzichten en dwarsprofielen van de bodem ter plaatse van de

acht locaties. De relatie tussen deze twee typen data, de bodemontwikkelingen en kengetallen, heeft

binnen dit onderzoek centraal gestaan. Verder diende de evaluatie uit te monden in ontwerprichtlijnen

voor onderwatersuppleties. Door het RIKZ zijn in 2002 de eerste richtlijnen opgesteld.

De definitie van de effectiviteit van een onderwatersuppletie is op zich een apart vraagstuk. De

onder-watersuppietie is ontstaan als een kostentechnisch aantrekkelijk alternatief voor strandsuppleties. Deze

suppleties dienden om de kustlijn volgens het Bkl.-mcdel te handhaven.

De doelstelling van de recente SLA kustlijnzorg is echter meeromvattend: het kustfundament staat hier

centraal. In de onderhavige studie is echter het onderzoek beperkt tot de effectiviteit in relatie tot de

BKL. Dit heeft twee redenen ten grondslag: de data die de basis voor het onderzoek vormde, is wel

ge-schikt om de effectiviteit voor het BKLhandhaving te onderzoeken maar ontoereikend om het

kustfun-dament te beschouwen. Verder is een referentie nodig om een oordeel over de effectiviteit en efficiency

van de onderwatersuppletie te kunnen geven: de strandsuppletie. Dit houdt automatisch in dat

BKL-handhaving het kader van de effectiviteitbeschouwing vormt, aangezien de strandsuppleties expliciet

hierop waren gericht.

Werkwijze

Het onderzoek is uitgevoerd in een viertal stappen. Als model hebben de eerdere evaluatiestudies van

het RIKZ gestaan. Deze onderzoeken zijn echter weer enkele jaren oud terwijl de meeste

onderwater-suppleties die in deze studies werden onderzocht, op.dat moment nog effectief waren. Een nevendoel

van het onderzoek is derhalve geweest deze eerdere evaluaties te actualiseren aan de hand van de

meest recente data.

De stappen in het onderzoek zijn concreet:

stap 1 Analyse van kengetallen. De kengetallen zijn bij aanvang van het onderzoek door RIKZ ter

beschikking gesteld. Door de onderzoekers is echter besloten nieuwe kengetallen te formuleren en

Witteveen+Bos

(9)

uit te werken die meer geschikt zijn verondersteld om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoo

r-den;

stap 2 Analyse van bodemontwikkelingen. Samengestelde bovenaanzichten van de bodem en

dwarsprofielen zijn geanalyseerd. Ook zijn zogenoemde verschilplaatjes beschouwd en zijn nieuwe figuren samengesteld door ASel bestanden te bewerken tot grafieken waarin bodemontwikkelingen als functie van de tijd zijn weergegeven. Bodemontwikkelingen voor de acht locaties worden be-schreven vóór en na de onderwatersuppletie;

stap 3 Werking van onderwatersuppleties

Op basis van de acht ervaringen met onderwatersuppleties wordt een aanzet gegeven om de

wer-king van onderwatersuppleties in algemeenheid te verklaren. Dit gebeurt aan de hand van hypothe-sen over de werking en de toetsing aan waarnemingen;

stap 4 Richtlijnen voor ontwerp

Op basis van de eerste drie stappen wordt een aanzet gemaakt voor het opstellen van richtlijnen

voor het ontwerp van onderwatersuppleties. Het omvat ondermeer:

de dimensionering en levensduur;

de uitvoering van de onderwatersuppleties: de vorm, de positie in het kustprofiel enin de l angs-richtingvan de kust etc.

Experts en Workshop

De werking van onderwatersuppletie is een kennisgebied in ontwikkeling. De complexiteit is gelegen in

het feit dat de onderwatersuppleties geplaatst worden en ingrijpen in complexe en vaak dynamische

systemen. In zes van de acht locaties bestaat de kust uit een systeem van soms zeer actief bewegende

brekerbanken waarvan het ontwikkelproces nog steeds niet volledig wordt begrepen. Interactie van de

onderwatersuppleties met deze systemen is navenant complex. Om deze reden is ook besloten de

kennis en ervaringen van een selectie van experts te benutten ten behoeve van het onderzoek.

Hal-verwege het project is met het panel een workshop gehouden waarin onderzoeksresultaten zijn

gepre-senteerd en bediscussieerd. Verder is het concept van dit eindrapport aan deze experts voorgelegd

geweest. Hun commentaar is in het voorliggende exemplaar verwerkt; daarnaast wordt in het laatste

hoofdstuk een aparte paragraaf gewijd aan deze consultatie.

Witteveen+Bos

(10)

2. KENGETALLEN

2.1. Inleiding

In dit hoofdstuk is een samenvatting gegeven van de berekende kengetallen. Het aantal figuren voor kengetallen is aanzienlijk. Defiguren zijn per locatie te vinden op een CD dat bij dit rapport hoort. Dekengetallen zijn gebruikt voor o.a.:

de berekeningen voor de effectiviteit (hoofdstuk 3, De effectiviteit van de suppleties); de berekening van de kosteneffectiviteit (hoofdstuk 4, Het kostenaspect);

de berekening van de statistische relaties (hoofdstuk 5,Statistische relaties); een beschrijving van de bodemontwikkelingen (hoofdstuk 6, bodemontwikkelingen); het signaleren van opvallende afwijkende positieve of negatieve ontwikkelingen.

In evaluatierapporten van RIKZ wordt voldoende gedetailleerd ingegaan op de ontwikkeling en het ge-drag van de kengetallen, zie de literatuurlijst. De doelstelling van dit rapport is meer gericht op de

ge-stelde onderzoeksvragen. De geproduceerde kengetallen zijn uitvoerig bestudeerd, geanalyseerd en

gebruikt in kader van die doelstelling. Besloten is een pure beschrijving van het gedrag van elk kengetal voor elk suppletie(deel-)gebied tot een minimum te beperken. In de hoofdstukken die hierna volgen zullen de kengetallen daar waar nodig toegelicht en beschrevèn worden.

In het hierna volgende zal eerst een toelichting worden gegeven op de beschikbare basisinformatie.

Profielopnamen

RIKZ heeft van de onderwatersuppletie monitormetingen uitgevoerd. Deze zijn door RIKZ gebruikt bij

evaluatiestudies van de onderwatersuppleties. Soms zijn meerdere monitoropnamen per jaar

uitge-voerd. In dit evaluatierapport dat voor u ligtis geen gebruik gemaakt van die monitoropnamen.

De monitorgegevens zijn door RIKZ beschikbaar gesteld in de vorm van zogenaamde grid bestanden.

Initieel is geprobeerd deze informatie te verwerken. Echter de juiste verwerkingsprogrammatuur was

niet voorhanden. Een extra complicatie is dat de behoefte aanwezig was aan raai georiënteerde

gege-vens die aansluiten bij de JARKUS raainummering. De programmatuur om deze koppeling te maken is

enkel bij RIKZ aanwezig (programma MARIA) en is bovendien alleen door specialisten met ervaring te

gebruiken. Een poging is gedaan om via RWS Directie Noord-Holland meer gegevens te verkrijgen of

in een ander bruikbaar formaat, of de beschikking over de verwerkingsprogrammatuur te krijgen.

De monitorgegevens reiken bovendien vaak niet ver genoeg landwaarts. In het kader van deze

evalua-tie was de behoefte aanwezig uit te gaan van zandvolume beschouwingen die ver genoeg landwaarts

reiken.

Het gedrag van de onderwatersuppleties tussentijds is door RIKZ al beschreven in meerdere evaluati e-rapporten. Bij deze evaluatie gaat het vooral om een vergelijking van de periode met onderwatersup-pleties met de periode daarvoor waarbij de kust alléén met strandsuppleties is onderhouden. Daarbij speelt bovendien de autonome kust-erosie of -aangroei een rol. Voor dit doel voldoen de jaarlijkse

kustmetingen (JARKUS). Bovendien zijn daarmee de nadelen genoemd in vorige alinea ook te

verhel-pen. Besloten is daarom om geen gebruik te maken van de monitoropnamen en grid bestanden van

RIKZ, maar om de analyse te doen op basis van dejaarlijkse JARKUS metingen.

Kengetallen van RIKZ

RIKZ heeft bij haar evaluaties van onderwatersuppleties ook kengetallen geproduceerd. Deze zijn

be-schikbaar gesteld in de vorm van een aanzienlijke hoeveelheid 'pdf bestanden. Initieel is gebruik ge-maakt van deze informatie. Echter de wijze waarop de informatie beschikbaar was vormde een pro-bleem voor een efficiënte analyse. Bovendien was de behoefte aanwezig aan getallen in de vorm van tabellen om deze verder te kunnen verwerken. Een actualisatie van de kengetallen tot en met het jaar

Witteveen+Bos

(11)

2005 was ook noodzakelijk. Besloten is daarom om de kengetallen te actualiseren met gebruik van ei-gen programmatuur.

Een additionele reden om kengetallen te produceren is geweest dat de behoefte aanwezig was voor twee nieuwe kengetallen: het zandvolume in twee verschillende zones, waarbij voor elk geldt dat hier ook een deel van het duinmassief in voorkomt.

De geactualiseerde berekende kengetallen zijn steekproefsgewijs vergeleken met de kengetallen die door RIKZ zijn berekend. De overeenkomst was zeer goed, waarna besloten is te vertrouwen op de nieuw berekende kengetallen.

Animaties van RIKZ

Door RIKZ zijn van de bovenaanzichten animaties gemaakt met PowerPoint. Hier is gebruik van

ge-maakt bij de analyse van de bodemontwikkelingen(hoofdstuk 6). 2.2. Vakindeling voor de afleiding van kengetallen

Elk suppletiegebied is onderverdeeld in een aantal deelgebieden: het suppletiegebied en twee vakken

ten Noorden en twee vakken ten Zuiden van het suppletiegebied.Voor elk van die kustvakkenzijn de

kengetallenper raai berekenden gemiddeld over het kustvak.

Rijkswaterstaat(RIKZ) heeft eerder voor alle onderwatersuppletieskengetallengeproduceerd.Daarbij

is gebruik gemaakt van een bepaalde vakindeling. Besloten is om zo veel als mogelijk aan te sluiten bij

de door RIKZ aangehouden vakindeling. De gehanteerde vakindeling kan per suppletiegebied nogal

verschillen.

Figuur 2-1 Voorbeeld van de gehanteerde vakindeling, Noordwijk Kuberingsvakken ow-suppletie Noordwijk (1998) Vak 2 Legenda O...._2<:<lOOS • ""...J)Oft

n...

-

-

""""·

Namen zoals gehanteerd bij de kengetallen

In Figuur 2-1 is een voorbeeld te zien voor de onderwatersuppletiebij Noordwijk.

In het algemeen is door RIKZ daarbij gestreefd naar een indeling zodat devolgende effecten zichtbaar

gemaakt kunnen worden met gemiddeldekengetallenover die kustdelen: effecten in het suppletiegebiedzelf;

Witteveen+Bos

(12)

effecten in een relatief klein gebied direct grenzend aan het suppletiegebied, orde van grootte bij-voorbeeld 500 à 750 m;

effecten in relatief verder gelegen kustdelen. orde van grootte 750 men/of meer.

Redenen om af te wijken van de vakindeling zoals gehanteerd door het RIKZ zijn onder andere de

vol-gende geweest:

het onderzoek is uitgevoerd uitgaande van de jaarlijkse profielopnamen van de kust (JARKUS).

Daarbij gelden de raainummers die niet altijd één op één liggen met de vakgrenzen van RIKZ of van het suppletiegebied;

soms heeft het RIKZ géén gebruik gemaakt van een relatief klein gebied direct grenzend aan het suppletiegebied. De Figuur 2-1 voor Noordwijk is daarvan een voorbeeld. Besloten is in dat geval alsnog de direct aangrenzende kleine gebieden te onderzoeken;

in andere gevallen is besloten voor een afwijkende vakindeling omdat achteraf de eerder gekozen vakindeling minder zinnig is geweest, bijvoorbeeld omdat daarna aanvullende suppleties zijn uitge-voerd en gebieden elkaar overlappen.

In het voorbeeld van Figuur 2-1 is de vakindeling te zien zoals die gehanteerd is in dit rapport. Daarbij gelden in principe de volgende regels:

Tabel 2-1 Toelichting op de gehanteerde vakindeling

naam Omschrijving Vak 1 Vak 2 Vak 6 Vak 7 Vak 8

Het relatief grotere gebied, meest ten Noorden van het suppletiegebied

Het relatief kleine gebied direct grenzend aan het suppletiegebied ten Noorden Het suppletiegebied

Het relatief kleine gebied direct grenzend aan het suppletiegebied ten Zuiden Het relatief grotere gebied, meest ten Zuiden van het suppletiegebied

In de volgende gevallen is afgeweken van deze standaard het suppletiegebied Katwijk, waar met drie vakken is gewerkt,

het suppletiegebied Ter Heijde, hier zijn de vakken 6,7en 8 alle drie een suppletiegebied,

2.3. De soorten kengetallen

De volgende kengetallen zijn overeenkomstig de kengetallen welke standaard bij eerdere evaluaties

zijn gehanteerd:

a. De positie van de duinvoet (DVT), gedefinieerd op NAP + 3 m.

b. De positie van de gemiddeld laagwater lijn (GLW).

c. De strandbreedte, gedefinieerd als de afstand tussen DVT en GLW.

d. De positie van de momentane kustlijn (MKL).

Daarnaast is gebruikgemaakt van de volgende kengetallen.

e. Het zandvolume (V300m)in een zone die representatief wordt geacht voor processen op relatief

korte afstand van het strand. Deze zone is het meest van belang voor een beoordeling van de mo-mentane toestand van de kust.

f. Het zandvolume (V750m)of (VSOOm)in een zone die representatief wordt geacht voor processen op

grotere afstand van het strand. Deze zone reikt tot ongeveer de morfologisch gezien actieve zone.

Witteveen+Bos

(13)

Toelichting op de zandvolume kengetallen.

De afstanden (300 m, 750 m en 800 m) in de kengetallen (V300m), (VlrxJm) en(V8oom)zijn ten opzichtevan eennul -puntongeveer50m landinwaarts van de duinvoet.In deze voluminais dan eenstuk duin verdisconteerd.In bijlage 2is eentoelichting gegeven op de preciezeformulering van de zandvolumes.

Aanvankelijk is in ditonderzoek uitgegaanvan de afstand 800m.Later is gebleken datdeze afstand te grootis voor

sommige kustdelen. De beschikbarejaarlijkse profielopnamen zijn niet altijd ver genoeg aan zeezijde beschikbaar. Daaromis voor sommige kustvakken later overgegaan op de iets kortere representatieve afstand van 750m.

2.3.1. Middeling van kengetallen en interpretatie

De volgende raaikengetallen betreffen een afstand ten opzichte van het raainulpunt: DVT, GLW en MKL.

De raaikengetallen zijn in een eerste stap per raai berekend. In een volgende stap zijn de raaikenge-tallen per beschouwd kustvak gemiddeld. Door de middeling gaat de betekenis van het kengetal enigs-zins verloren. Dat komt omdat de kengetallen een positie betreffen ten opzichte van het raainulpunt. Bij een middeling is het resultaat dan een gemiddelde positie ten opzichte van het gemiddeld raainulpunt. Omdat de raainulpunten langs de kust nogal kunnen variëren moet hiermee rekening worden gehouden bij een interpretatie van de resultaten. Van belang is dan niet meer zozeer de absolute waarde, maar meer het gedrag en de verandering gezien in de tijd.

2.3.2. Berekening van de kengetallen

De kengetallen zijn berekend met een aangepaste versie het computermodel WinKust dat o.a. voor de evaluatie van zandsuppleties enkele aanvullende modules heeft.

Voor enkele gevallen zijn de resultaten vergeleken met de resultaten van kengetallen van eerder uitge-voerde evaluaties van Rijkswaterstaat. Het resultaat van de vergelijking is geweest dat op een enkel punije na de resultaten volledig overeenstemmen. Een gering verschil isin een paar gevallen gevonden voor enkele jaren. Mogelijk is uitgegaan van iets andere basisgegevens, of zijn bepaalde raaigegevens wel of niet gebruikt of eruit gefilterd. De grotendeels goede overeenstemming heeft ertoe geleid niet verder te onderzoeken wat de mogelijke oorzaak zou kunnen zijn van de soms gevonden geringe afwi j-kingen.

De benodigde gegevens voor het berekenen van de MKL zijn toegeleverd door Rijkswaterstaat RIKZ en door Rijkswaterstaat, directie Noord-Holland.

2.3.3. Presentatievan de kengetallen

De gemiddelde kengetallen per beschouwd kustvak zijn te vinden in aparte bijlagen per suppletie ge-bied. In deze paragraaf wordt van elk soort figuur een voorbeeld gegeven en zal een korte toelichting worden gegeven op het geheel. In deze paragraaf zal verder geen interpretatie van de gevonden re-sultaten worden gegeven.

Aangevenvan de suppleties op de tijd as

Bij het interpreteren van de resultaten is het makkelijk een referentie te hebben wanneer een suppletie heeft plaatsgevonden. In de figuren is op de tijd as daarom aangegeven wanneer een suppletie is uit -gevoerd. Daarbij is aangegeven of het een onderwatersuppletie betreft of een strandsuppletie. Ook is aangegeven wat de aangebrachte hoeveelheid is uitgedrukt ineen gemiddelde hoeveelheid per strek-kende meter kust [m3/m]. Zie het voorbeeld in Figuur 2-2.

Witteveen+Bos

(14)

Figuur 2-2 Hoe suppleties zijn aangegeven in de figuren

.Bergen

Gemiddelde MKL waarde in vak 6

I

__

gemiddelde - - trend(lineair)

I

'1=

o.tMx

-1121.' Ê

.,

120 til '0100 >< > 80

.s

!:

60 .

..

5 40 ~

"

20 31:

_,

lI:: 0 :!iE -20 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 tijdin jaren 2005 2010

t

421

De suppleties zijn alléén aangegeven vanaf het tijdstip van aanbrengen van de onderwatersuppletie, en

indien er meerdere hebben plaatsgevonden vanaf de eerste onderwatersuppletie.

De aangegeven suppleties hoeven niet noodzakelijk precies in het beschouwde deel-kustvak te hebben plaatsgevonden, maar zijn meer representatief voor het hele beschouwde suppletiegebied. Zo zijn

bij-voorbeeld de onderwatersuppleties ook aangegeven in de figuren van vak 2 terwijl ze in vak 6 zijn

uit-gevoerd, zoals te zien is in het voorbeeld van Figuur 2-2. In de bijlage 'suppletiegegevens' zijn alle suppleties per raai en jaar terug te vinden.

De exacte positie voor het tijdstip van de suppletie is 'lastig' te bepalen, het pijltje in de figuren kan daarom iets voor of na de daadwerkelijke suppletie liggen.

Lineaire trendlijn

Bij elke tijdreeks is een trendlijn berekend en weergegeven in de figuren. Daarbij is de fit berekend voor de hele periode vanaf 1965 t/m 2005, en ongeacht of er nou wel of niet suppleties zijn uitgevoerd.

Opmerking:in het kader van het berekenen van de effectiviteit van de onderwatersuppleties is voor enkele

ken-getallen de autonome trend en de trend na de suppleties bepaald door aangepaste perioden te kiezen, zie

hoofdstuk3"De effectiviteit van de suppleties".

Het resultaat kan soms suggestief zijn. Meestal spelen cyclische processen in zowel tijd als plaats

langs de kust een rol, de meetwaarden zullen dan fluctueren om de langdurige lineaire trendlijn. Er zijn perioden dat het wat beter en perioden dat het wat minder goed met de kust gaat. De langdurige trend-lijn is gewoon 'handig' als soort referentielijn of houvast in de figuur. Indien nooit gesuppleerd zou zijn dan geeft de langdurige lineaire trendlijn de autonome structurele erosie of aangroei weer.

Bereik van de assen

Aandacht is besteed aan een optimale gelijke schaal van het bereik langs de verticale as, dat maakt

een onderlinge vergelijking van de resultaten per kustvak makkelijker. In enkele uitzonderlijke gevallen is het niet mogelijk geweest een eenduidige schaal te bepalen omdat in de richting langs de kust een kengetal systematisch beduidend verandert.

Witteveen+Bos

(15)

Kleuren en lijnsoorten

Er is consequent gebruik gemaakt van bepaalde kleuren en lijnsoorten. Dat maakt een onderlinge

ver-gelijking van de suppletiegebieden en de verver-gelijking binnen de suppletiegebieden wat makkelijker. Zo

is voor het suppletiegebied zelf (vak 6) altijd een dikke zwarte lijn gehanteerd in de samenvattende

figu-ren, zie bijvoorbeeld figuur 2.2. Figuren per kustvak

Voor elk kustvak zijn de gemiddelde kengetallen in figuren weergegeven.

2.3.4. Voorbeelden van de kengetallen en bewerkingen

In Figuur 2-3 is een voorbeeld te zien van de duinvoetligging als functie van de tijd.

Figuur 2-3 Voorbeeld van het kengetal 'duinvoetligging'

i"NoordWijkI

Gemiddeldeduinvoetligging in vak 6

_gemiddelde - - trend "o<>orde suppletie--trend na de suppletie

60r----~~--~~~~~---~---__.

i

.!i!! 50 o x > .240 :§:

.

=

30 ti o ~ 20 'S

"

~ 10 .~ ... 0+---....---r---.,----,---...,.---,---,---.---r---l 1960 y=1.71$3lC ·3530.7 2010 1965 1970 1975 1980 1985 1990 tijd in jaren 1995 2000 2005 t 422

Voor het suppletievak zelf (meestal vak 6) zijn voor enkele kengetallen twee lineaire trendberekeningen uitgevoerd. Eén berekening voor de autonome kustontwikkeling en één voor de periode na de onder-watersuppietie. De resultaten van de trendberekeningen zijn in de figuren opgenomen.

Figuur 2-4 Voorbeeld van trendberekeningen

fWassenaar

Geniddeld zandvolume (zone 300m) in vak 6

_gemiddelde --trend na suppletie- - trend(autonoom)

4500,----

--

---

--

----

--

---

-,

4400 Ê43QO M .§.4200 .= 4100 Ê4000 " ~ 3900

"

..

3800 11 3700 "'3800 y" 40.645>< •/ y" ·1.oo73x+5883.7 2010 1980 1985 1990 1995 2000

t

2005 500 Witteveen+Bos

RW1472-2 Evaluatie onderwatersuppleties Noord· en ZUid-Holland Eindrapport definitief d.d. 2 mei2006 8

1960 1965 1970 1975

(16)

J.9il!iç_hJin9 .9Q_dilJr..e.DgQElril]$(~.rlil}g_e..n

Voor enkele kustvakken geldt dat drie perioden te onderscheiden zijn:

een(eerste)periode die kenmerkendis voorde autonome ontwikkeling,waarbij meestalnietofzogoed als niet is gesuppleerd,

een (tweede)periode waarbij strandsuppleties zijn uitgevoerd,tot hetmoment dat voorhet eerst

onderwa-tersuppleties zijn uitgevoerd,

een(derde) periode,sinds hetmomentdat onderwatersuppleties zijn uitgevoerd,

In de figuren metde trendberekeningen zijn deze perioden aangegeven doorverschillende kleuren daarvoor te han

-teren.Zoisin Figuur 2-4 de gele lijn de periode dat strandsuppleties zijn uitgevoerd.

Zandvolumes ten opzichte van een referentiejaar

Teneinde de effectiviteit nader te kunnen bestuderen en te berekenen zijn zandhoeveelheden uitgezet ten opzichte van het suppletiejaar, zie het voorbeeld van

Figuur 2-5.

Figuur 2-5 Voorbeeld van 'zandvolumes t.o.v. een referentiejaar

Gemiddeld zandvolume (zone 300m) voor elk vak (t.o.v.het jaar 1998)

250~---. 200 150 Ê .. 100 .§. .E 50 u § o~~~~~--~----~-- __--~~~--~

I

.sa

N-100 - - - -Vak1 --Vak 2 -Vak 6 --Vak 7 - - - -Vak8

.

-

.

-150 -200J.- ...__ ~ __ ~~~~..._;:..._ _.l

1

422 tijd in jaren Samenvattende figuren

Voor alle kengetallen zijn samenvattende figuren gemaakt, waarbij het resultaat voor elk kustvak in de figuur is weergegeven. In het voorbeeld van figuur 2-6 is het resultaat te zien voor het kengetal "V300m"·

Witteveen+Bos

RW1472-2Evaluatie onderwatersuppleties Noord- enZuid-Holland Eindrapport definitief d.d. 2 mei2006

(17)

Figuur 2-6 Voorbeeld van een samenvattend figuur voor één kengetal :NoordlOoijk

Gemiddeld zandvolume (zone 300m)voor elk vak

1

-

-

-

-Vak 1--Vak 2--Vak 6--Vak 7- - - -Vak

a

l

4500r---~~---_. 4400 _ 4300 ~ 4200 .5.4100 .: Ë4000 .:3900

e

-g

..

3800 N3700 3600 3500+---~----~--_.----._--_r----r_--_r--_.----,_--~ 1960 1965 1970 1980 1985 1990 2005 2010 tijd injaren 1995t2000 422

De samenvattende figuren geven een goed inzicht van wat in het suppletiegebied en de aangrenzende vakken gebeurt en de onderlinge samenhang is inzichtelijker. De samenvattende figuren zijn in twee fi-guren gepresenteerd. Deze geven een volledig overzicht van alle kengetallen bewerkingen.

1975

Figuur 2-7 Voorbeeld van samenvattingen in één figuur

Bergen

Gemiddelde MKlwaarde voor elk vak

,. - - -V;i< 1--Vak2--V;i<S--Vak7-·· 'V;i<SI 100~~~~~-==---~~==--~~=---'---, ÊOO

i

eo ~ 4) I2) s -1i 0

~.2) ~.4:) , ...-~ /

.--• I 450 :wo ~ ...

...

11;1;152000 2lO5 2)10 t

..

4S7 42S ~+---~--~--_r---.---.---.----r_--~--~~ 1= _ ·00,-"'-"'---___'''''''''_--~---' ~ ~ ·100 x > .s·123 .!:·14:1 1l Ë·100 ~

...

~ ·100 '-... ._'~_.~ OOi ... -. •• • [.200~--~--"'---_--_r---.--~---._--~-- __~ 1960 00 Ê

.

00 Ol 0' 4l x > 2) .l! I 0 .S .2) ~ .4J -' ci

.

.eo i0 ·00 Q. ·100 1960

Gel11ddelde duinvoetligging voor elk vak

I•••• V;i<1__ V;i<2__ Vake__ Vak7.... V;i<

s

i

'. \ 1965 'Ul70 'Ul75 11Bl 1Q85 1QQ0 tijd injaren Bergen 1965 1Q70 1Q80 1Q85 1QQ0 11;1;152000 2lO5 t t 457 429 2010 Bergen

Gemiddeld z<lndvolume(Zone 300m)voor elk vak

~

O

T-

---=-~---~

1----V;i<1--Vak 2--V;i< 6--V;i< 7-•• ·Vakel

44)0 Ê ~4200 c ~,4D0 ~:mo ~ 3!IlO .' ;" \. r- 450 300 • -+

...

1QQ52lDO 2005 2010 t

..

497 429 Bergen 1Q75 tijd injaren

Gemiddelde Ilositievan G.l.w.voor elk vak

I

·..

'Vak 1--V;i< 2 --V;i< 6--Vak 7- • - ·V;i<Si

1965 1Q70 1Q75 1QOO ~ 1QOO 1005 2lOO 2lO5 2)10

t ..

4S7 42S

~+--r--r-~-~--~---r--~--~--~~

1Q60 1Q65 1Q70 1Q75 1Q00 1_ 11;gQ

tijdin jaren tijdin jaren

Witteveen+Bos

(18)

2.4. De momentane kustlijn (MKL), de praktijk en theorie

In deze paragraaf zijn enkele kanttekeningen geplaatst bij het rekenrecept voor de MKL, dit met oog op het bepalen van de effectiviteit van onderwatersuppleties.

Het rekenrecept voor de MKL is bedacht om een beleidsmatig instrument in handen te hebben. De be-rekende kustlijn is een fictieve lijn. Het rekenrecept is in principe zo dat voor een recht dwarsprofiel (één helling richting zee) de laagwaterlijn het resultaat van de berekening is. Een dwarsprofiel is echter gekromd, bovendien bestaan meestal banken en troggen die de interpretatie van de kustlijn kunnen compliceren.

Bij de MKL berekening wordt het zandvolume berekend dat zich tussen twee niveaus bevindt: het 'MKL niveau hoog' en het 'MKL niveau laag'. Dit volume wordt vervolgens gedeeld door het verschil tussen die MKL niveaus waardoor weer een lengtemaat ontstaat: de MKL waarde.

Het doel van de MKL waarde

Door een trendberekening uit te voeren op de MKL waarden en de trendlijn te extrapoleren wordt een toetswaarde voor de kustlijn bepaald (de TKL).Deze dient vergeleken te worden met de vastgestelde basiskustlijn (de BKL).

Figuur 2-8 Banken en troggen in de BKL rekenschijf

Bergen, raai 3350

- jaar: 1965 - jaar:1S¬ iiS-la3r:1967 jaar: 1968- eer tasa- jaar.1970- jaar.1911- jaar:1972

- l.ar:1973 - ja.r:1914 - jaar.:1975- jaar:1916 Jaar:1977- j3ar.1978- 133r:1979- j341r:1980

- j;ar.t991 ,aat':1982 j.sar:199l- jaar. 19S"- jiar:1985 jaar:1986- jaar:1987- jaar:1988 - jaar:19S9- j.aar:1990- jaar:1991- jaar:1992- ;a3r.1993- j3ar:199..- j3ar.1995- 133r:1996

jaar.t991- jaar:1998 -183':1999 jaar:2000 ;aar:2001 jaar:2002- jaar:2003 - jaar:2004 -laar:2OO5

/

Net MKLnivo"laag- snijdt het profielmetbanken en trOllllen

MKlnivo"'aag·

200 .wo 600

Pe,iti. t.o.v.het raainulpunt in [m]

In Figuur 2-8 zijn raaiopnamen te zien voor een raai die midden in het onder water suppletiegebied Bergen ligt. De jaarlijkse raaiopnamenvanaf 1965 tlm 2005 zijn daarin weergegeven.De MKL niveaus zijn in de figuur te zien. Zoals in de figuur te zien is snijdt het lagere MKL niveau het profiel in een zone waar bankenen troggen zich in de tijd gezien dwars op de kust voortplanten.

De profielontwikkelingin de trog zone heeft geen effect heeft op de MKL berekening, de trog kan zo in de tijd gezien dieper worden terwijl dit niet tot uiting komt in de MKL waarde.Datbetekent dat de kust slechter ervoor kan staan dan volgt uit de MKL berekening.Andersom geldt dat (extreem gezien) men een hoop zand kan aanbrengen op bijvoorbeeld2 km uit de kust boven het lage MKL niveau. Volgens de MKL berekening gaat de kustlijn dan enorm vooruit, maar een feit is dat aan het strand men daar weinig van zal merken. In dit geval geldt dat die hoeveelheidzand niet bijdraagt aan de toestandvan de hoger gelegen kust. Op basis van alléén een MKL berekening kan men min of meer op het verkeerde been gezet worden als het gaat om een beoordelingvan de werkelijke toestand van de kust.

Witteveen+Bos

(19)

Voor sommige kustdelen wordt door Rijkswaterstaat rekening gehouden met de hiervoor genoemde te-kortkomingen. Zo wordt in Zeeland, waar diepe getijgeulen voor de kust liggen, meestal de MKL bere-kend door ook als nevenvoorwaarde een zeewaarts grens op te geven voor de zandvolume rekenschijf. Met bovenstaande is ook duidelijk gemaakt dat een onderwatersuppletie niet direct bijdraagt aan de MKL waarde. De onderwatersuppletie wordt namelijk uitgevoerd in een zone onder het lage MKL ni-veau: maximaal tot een niveau van NAP -5 m. Er wordt dus zand toegevoegd aan de kust, maar dit komt niet direct tot uiting in de kustlijn berekening.

Vanwege de hiervoor genoemde beperkingen is de invloed van de onderwatersuppleties op de kust

ook bestudeerd op basis van zandvolume beschouwingen anders dan de methode welke ten

grond-slag ligt aan de MKL berekening. Anderzijds geldt dat de MKL berekening de praktijk is op basis waar-van de toestand waar-van de kust wordt beoordeeld en voor zover het de noodzaak tot het uitvoeren waar-van suppleties betreft.

Om deze redenen is in dit evaluatie rapport aandacht geschonken aan beide methoden: op basis van de MKL beschouwing (de praktijk);

op basis van een andere zandvolume beschouwing.

De andere zandvolume beschouwing houdt in dat rekening wordt gehouden met het totale zandvolume in een zone dicht op de kust. In bijlage 2, 'details van de zandvolumeberekeningen' wordt in detail in-gegaan op de wijze van berekenen van de zandvolumes.

In deze paragraaf zijn argumenten aangevoerd om bij de beoordeling van de toestand van de kust niet alléén naar de MKL te kijken, maar ook naar de kustontwikkeling op basis van zandvolume berekenin-gen waarbij rekening wordt gehouden met al het zand dat in het actieve kustsysteem aanwezig is.

2.5. Rekening houden met aangroei (of erosie) van de duinen

De strand en vooroever zandhoeveelheid zal door strand- of onderwatersuppleties toenemen. Maar ook

het hoger en meer landwaarts deel van het duin profiteert vaak van de zandaanvullingen. Uit analyses,

profielopname bestudering en praktijk blijkt dat plaatselijk gebieden aan de kust bestaan waar in het af-gelopen decennium de duinen 'flink' aan het ophogen zijn of de duinvoet richting zee aan het verplaat-sen is. De volumetoename kan plaatselijk behoorlijk groot zijn.

Bij een beantwoording van de vraag of onderwatersuppleties effectief zijn is het aan te bevelen

reke-ning te houden met de duinaangroei, tenslotte komt het zand ten goede aan de kust en daar hoort het duin ook bij, het daar terechtgekomen zand moet niet als verloren worden beschouwd.

In dit evaluatie rapport is rekening gehouden met de duinaangroei door bij de zandvolume berekenin-gen een verticale grens te kiezen die ruim landwaarts van de duinvoet ligt.

Wrtteveen+Bos

(20)

Figuur 2-9 Voorbeeld van de duinaangroei bij Egmond

Locatie:Egmond VolumH..

r.

inaaltt.11m4. raai:sFunctM van1750Tijd

Schljfgron.on: .100.00 [10) on 0.00 [10):3.00 [..IH.A.P.on 30.00 [In) NAP. x....OM[-I

I__.._berekendvolume~

700 c.in__...., ..._ ..._ 1

,

,

660

.

...

...

...

.

"

660

,

DIl.101IIIMII1n_... _6ja', ' s.o

...

.

_

.

...,_

;[620

-

...

.

..

-

...

-

,

~600

i

5al ~ 560· 5AO 520 500 4110 1970 1975 1900 1995 1990 1995 DXI 2005 tijd Injaron

In Figuur 2-9 is de duinaangroei bij Egmond te zien.Zoals in de tekst van de figuur is toegelicht be-draagt de duinaangroeieen aanzienlijk percentagevan een reguliere suppletie.

2.6. Onderwatersuppletiesen strandsuppleties

Andere of eerder uitgevoerde suppleties in het betreffende gebied

Voor de meeste gebieden geldt dat eerder strandsuppleties zijn uitgevoerd in of in de buurt van het desbetreffende gebied. Soms is een gelijktijdige strandsuppletie uitgevoerd. Deze feiten maken het moeizaam zo niet onmogelijk harde conclusies te trekken over het effect van de onderwatersuppletie. Zo is het niet verwonderlijk dat de MKL vooruitgaat als ook een strandsuppletie is uitgevoerd. De ver-betering in de MKL wordt in dat geval meer door de strandsuppletiebeïnvloed dan door de onderwater-suppletie.

Eerder uitgevoerde suppleties zijn een verstoring op het autonome kustgedrag. Het is 'lastig'om het autonome kustgedragte onderzoekenals in het verleden suppletieszijn uitgevoerd.

Er zijn slechts twee suppletiegebiedenwaar niet eerder suppleties zijn uitgevoerd dan de onderwater-suppietie, dat zijn de suppletiegebiedenNoordwijk en Katwijk. De onderwatersuppleties Noordwijken Katwijk geven daarom een mogelijkheidtot een kwalitatief goede bestudering van het gedrag van on-derwatersuppletiesonder de plaatselijkeomstandigheden.

2.7. Beperkingenen kanttekeningen,foutenbronnen

De kengetallenzijn geproduceerd uitgaandevan vele uitgangspuntenof aannames of voorbewerkingen die binnen de gestelde tijdstermijn voor dit onderzoek niet volledig zijn te documenteren. In de volgende paragrafenworden enkele mogelijkefoutenbronnenopgesomd en kort toegelicht.

De doelstelling van dit hoofdstuk is de betrekkelijkheidvan de afgeleide kengetallen toe te lichten. De kengetallenzijn met grote zorgvuldigheidberekend,toch bestaat reden om in bijzondere gevallen bij de interpretatievan het gevonden resultaatenkele kanttekeningente plaatsen.

In deze paragraaf worden enkele feiten opgesomd aangaande onzekerhedenen foutenbronnen bij het onderzoek. Het geeft aan dat bij de analyses soms'water bij de wijn' moet worden gedaan,waarmee rekening moet worden gehouden.

Witteveen+Bos

(21)

2.7.1. Analyse op basis van gemiddelden per kustvak

De analyse is uitgevoerd op basis van de berekende gemiddelde kengetallen per kustvak. De uitspra-ken en bevindingen gelden dan gemiddeld over het kustvak. Daarbij is dus voorbijgegaan aan eventu-ele positieve of negatieve extremen die plaatselijk over (zeer) korte afstand zouden kunnen optreden,

bijvoorbeeld in de zone net naast de suppletie. Deze korte afstand extremen zijn in het kader van dit

onderzoek verder niet onderzocht.

2.7.2. Het aspect 'tijd' bij de metingen

Het tijdsaspect speelt een belangrijke rol bij de evaluatie van suppleties. Het is helaas ook één van de grootste onzekerheidsbronnen. Hier volgen enkele opmerkingen daarover.

De uitvoeringsduur van een suppletie beslaat soms een relatief grote tijd. Dat is des temeer zo bij on-derwatersuppleties, sommige nemen zelfs een heel jaar in beslag. Het is bovendien moeilijk of onmo-gelijk te achterhalen wanneer en hoeveel ergens gesuppleerd is.

De profielopnamen (de monitor metingen, maar ook de jaarlijkse profielopnamen) zijn niet in één dag uitgevoerd, soms zit er wel een paar maanden tussen de datum van opname van de eerste raai en de laatste raai. De meting is daarom nooit één momentopname.

Eén van de vragen die dan ontstaan is of een bepaalde profielopname nou voor of na een suppletie is uitgevoerd. Een eenvoudig antwoord is helaas niet altijd te geven.

De bestanden met de jaarlijkse kustopnamen kennen meestal een codering, bijvoorbeeld 07 in de be-standsnaam, hetgeen theoretisch voor juli staat. In praktijk blijkt echter in die bestanden informatie te staan waaruit blijkt dat opnamen voor sommige raaien bijvoorbeeld in april zijn uitgevoerd.

Met bovenstaande opmerkingen in het achterhoofd is het duidelijk dat men bij de analyse van de pro-fielopnamen er ook 'makkelijk' een jaartje naast kan zitten. Hiermee moet rekening worden gehouden bij de analyses, vooral bij het bepalen van het gedrag van zandhoeveelheden in de tijd en zandverlie-zen na aanbrengen van de suppleties.

2.7.3. Desuppletiegegevens De plaats van suppleren

De coördinaten van de vakken waar gesuppleerd is zijn meestal wel voldoende nauwkeurig bekend uit-gedrukt in het RD stelsel. Bij dit onderzoek is gebruik gemaakt van de jaarlijkse kustopnamen welke voor de JARKUS raaien aanwezig zijn. De vakgrenzen zijn bij dit onderzoek begrensd door JARKUS raai nummers, daarbij is steeds een raai gekozen die zo goed mogelijk aansluit bij de suppletievakken, maar helemaal dekkend is dit niet.

De hoeveelheid aangebracht zand

De hoeveelheid aangebracht zand is nooit exact bekend. De aangenomen hoeveelheid aangebracht zand is meestal gevolgd uit metingen in de beun van het baggerwerktuig. De gemiddelde hoeveelheid uitgedrukt in m3per strekkende meter kust wordt gevonden door de aangenomen hoeveelheid aange-bracht zand te delen door het aantal meters tussen de betreffende JARKUS raaien (zie vorig aan-dachtspunt). Plaatselijk kan de hoeveelheid natuurlijk afwijken van dit gemiddelde, er zijn nou eenmaal delen waar wat meer en delen waar wat minder zand is aangebracht.

2.7.4. De profielopnamen

Voor dit onderzoek is uitgegaan van de van de jaarlijkse profielopnamen (JARKUS) vanaf 1965 tot en met 2005. De profielopnamen zijn ter beschikking gesteld door het RIKZ.

Witteveen+Bos

(22)

In het algemenen geldt dat één van de meest tijdrovende bewerkingen is om een goede en betrouwba-re set van profielopnamen te genebetrouwba-rebetrouwba-ren waarmee het onderzoek verder kan worden uitgevoerd. Een

uniform aanvaarde foutloze set van gegevens is niet voorhanden. Ondanks alle zorg die hieraan is be-steed kan het zijn dat sommige profielopnamen die in het onderzoek zijn meegenomen alsnog dubieus blijken te zijn.

In de profielopnamen zitten soms hiaten in de metingen. Het is afhankelijk van het soort onderzoek dat

wordt uitgevoerd of dergelijke hiaten acceptabel zijn of niet. Een besluit om de profielopnamen wel of niet mee te nemen is afhankelijk van de grootte van het hiaat. In Figuur 2-10 is een voorbeeld te zien van een gevonden hiaat in de metingen.

Figuur 2-10 Voorbeeld van hiaat in de metingen

PROFIEL OPNAMEN Kustvak: Noord Holland

.. ai:3200ja.r.1992 datumo:2504 107 ,aai:3200jaar. 1993datum"2303 1006

-- faal:33X)jaar:1994 datums:25Il428)3 raaÎ:3Dl jaar. 1995 datums:3Xl3 3CS

-- rial:32ClJ'aar:1996 datums:14045(1) -- raai:3aX)'ur. 1997 ~ums; 2205 500

Voom .. ld van •• n hiaat incM

metingen,wurdoor den proI1elOpnOlM_""-10

voorverder.anaIyuvanMt

de.1onder water

,/

.10

·12

.141.-~_....-_~ __ ~ _ ___,.. ~_..;....:=;.J

-600 -400 ·200 200 400 600 800 1000 1200 1400 1600

Posltio t.o.v.hot ruinulpunt Inrml

Voor alle raaien zijn figuren gemaakt met de profielopnamen van alle jaren in één figuur. Vervolgens is visueel beoordeeld welke profielopnamen met hiaten niet bruikbaar zijn. Deze zijn verder uit de dataset verwijderd. Echter sommige profielopnamen met kleine hiaten zijn wel in het onderzoek meegenomen. Uit ervaring wordt gesteld dat als men te kritisch is waardevolle informatie uit het verleden dreigt te ver-liezen.

De profielopnamen zijn aan landzijde zo nodig aangevuld met gebruik van de 'uitgekiende procedure' volgens het model WINKUST, daarbij worden ontbrekende gegevens aangevuld met profielopnamen van eerdere of latere datum.

Witteveen+Bos

(23)

3. DE EFFECTIVITEIT VAN DE SUPPLETIES

Op de vraag wat de effectiviteit van een onderwatersuppletie is, is niet een eenduidig antwoord te ge-ven. Het antwoord hangt namelijk af van de reden waarom gesuppleerd is en wat men ermee heeft willen bereiken. Uiteindelijk zal de interesse vooral uitgaan naar het antwoord op de vraag of met an-dere middelen of wijzen van suppleren de kust goedkoper had kunnen worden onderhouden.

Men zou kunnen stellen dat de effectiviteit van een onderwatersuppletie de hoeveelheid zand is die niet verloren gaat voor het kustsysteem. In het kader van het nodige toekomstige onderhoud van de diepere vooroever als compensatie van de verwachte negatieve effecten van zeespiegelrijzing zijn onderwater-suppieties nu en in de toekomst waarschijnlijk nog meer noodzakelijk. Bezien in dat licht is de effectivi-teit dus orde van grootte van 100 %. Hierbij is geen rekening gehouden met zogenaamde initiële verlie-zen van de fijne fracties zoals slib die meestal nergens zullen worden teruggevonden.

Wanneer echter de doelstelling alléén of ten dele is geweest: het verbeteren van de momentane kustlijn (MKL), dan zal men anders tegen de behaalde effectiviteit moeten aankijken. In het overzicht van de uitgevoerde suppleties van RIKZ is voor alle onderwatersuppleties als doelstelling vermeld: kustlijn-handhaving (zie de bijlage 'suppletiegegevens' op de CD).

Drie methoden om de effectiviteit te berekenen zijn in dit hoofdstuk voorgesteld en toegelicht. Iedere methode kent daarbij varianten.

3.1. Methode 1

In [ref. [12]] is de volgende samenvatting gegeven betreffende de effectiviteit van suppleties. Kijken we in de bestaande literatuur,dan wordt voor het eerst specifiek op effectiviteit van suppleties

ingegaan door Roelse (1995). Hij evalueerde de tot dan toe uitgevoerde strandsuppleties en conclu-deerde onder andere dat na enkele jaren ruim 75 % van het aangebrachte zand nog in het betreffen-de BKL-vak zat. Hijverwees naar dit percentage als maat voor de effectiviteit. Over de effectiviteit van vooroeversuppieties is minder bekend. Het is gebleken dat vooral voor een kustprofiel met bre-kerbanken nog maar weinig is te zeggen over de effectiviteit.

Een mogelijke technische definitie van de effectiviteit van suppleties is:"het percentage van het aan-legvolume van de suppletie dat bijdraagt aan het zandvolume in de BKLzone". Hiermee wordt direct een koppeling gelegd met het doel van de suppletie,namelijk het handhaven van de kustlijn. In for-mulevorm:

EwlJC17Vl,Ç{', ... telt =l:l(volumeBKL - zone) *10(\0V7":0

totalesuppletievolume

Het is noodzakelijk om af te spreken welk deel van de kust in deze definitie moet worden meegeno-men.Is dat alleen het kustvak dat grenst aan de uitgevoerde suppletie,of is dat een ruimer kustvak? Het isimmers denkbaar dat zand vanaf een suppletievak door natuurlijke zandverplaatsingen andere (BKL-)kustvakken voedt. Daar staat tegenover dat nietgezegd is dat in die andere kustvakken ook enige suppletiebehoefte zou zijn geweest. Zandwinst vanuit het naastgelegen suppletievak heeft dan in het kader van de kustlijnhandhaving geen toegevoegde waarde.

bron: R.Steijn,[ref.[12]]

Bij een voorbespreking met RIKZ is voorgesteld aan te sluiten bij deze definitie.

Witteveen+Bos

(24)

Bij deze methode geldt als uitgangspunt dat alléén wordt gekeken naar de gevolgen van de suppletie voor de ligging van de momentane kustlijn (MKL). De waarde voor de MKL is afhankelijk van het zand-volume in de MKL schijf (zie§2.4"De momentane kustlijn (MKL), de praktijk en theorie").

De definitie voor de effectiviteit als functie van de tijd is :

r(t)

=

100 il(

VMKL

)

s

[1]

waarbij:

S

L\(Vmkl)

=

De aangebrachte hoeveelheid zand in [m3/m].

=

De toename van het zandvolume in de MKL schijf ten opzichte van de situatie net voor

de onderwatersuppletie, in [m3/m].

=

de effectiviteit, uitgedrukt in procenten van de aangebrachte hoeveelheid zand S, tjaren na het aanbrengen van de suppletie.

r(t)

Opmerkingen

De berekening van I:l{Vmkl) is in dit rapport uitgevoerd door de toename in de vakgemiddelde MKL waarde te

verme-nigvuldigen met de hoogte van de MKL schijf.

De effectiviteit is per definitie een verhouding in zandvolumes,het is het nog aanwezige percentage van de

aange-brachte hoeveelheid zand dat nog in de MKL schijf aanwezig is op het tijdstip t. De naam 'effectiviteit' suggereert

meer dan dat en is wellicht een beetje ongelukkig gekozen.

Als bijvoorbeeld en deel van de onderwatersupplefie in de MKL zone wordt aangebracht dan zal direct na het

aan-brengen er al sprake zijn van enige effectiviteit.

Methode 1a - verdisconteren van eventuele simultaan uitgevoerde strandsuppleties

Bij sommige suppletiegebieden is tegelijk met de onderwatersuppletie ook een strandsuppletie

uitge-voerd. Het toepassen van vergelijking [1] roept dan vragen op. De vraag is welk deel van de toename in de MKL wordt veroorzaakt door de onderwatersuppletie en welk deel door de strandsuppletie. Men zou ook een 'gezamenlijke' effectiviteit kunnen definiëren door in vergelijking [1] voor S het totaal van de onderwater- en de strandsuppletie te hanteren. In dit evaluatierapport staat echter de effectiviteit van

een onderwatersuppletie centraal. Daarom is hier een methode voorgesteld hoe een scheiding kan

worden gemaakt tussen beide bijdragen. Daarbij zullen aannames moeten worden gemaakt. Stel:

Sstr

=

de hoeveelheid aangebracht zand van de strandsuppletie in [m3/m],

L

=

de verwachte levensduur van die suppletie in [jaren].

De verwachte levensduur (L) kan volgen uit ervaring met het gebied of ervaring in het algemeen, of uit

de levensduur die bij het ontwerp is aangenomen. De hoeveelheid zand van de strand suppletie die na t

jaar nog in het vak aanwezig zal zijn is voor het verstrijken van het moment L dan:

Vstr

=

Sstr- t. Sstr/ L (voor waarden t s L)

Voor waarden van t groter dan de levensduur geldt per definitie dat de hoeveelheid zand van de

strandsuppletie "op" is,en geldt: Vstr

=

O.

Het aandeel van de strandsuppletie moet nu van de toename in het zandvolume in het kustvak worden

afgetrokken om alléén het aandeel van de onder water suppletie over te houden. Dit houdt in dat de vergelijking [1] voor de effectiviteit als volgt kan worden aangepast:

Wrtteveen+Bos

(25)

r(t)

=

100

!leV

MKL

) -

Vstr

S

[1a]

De beschouwingen met de gemiddelde kengetallen per kustvak leiden ertoe dat een correctie moet

worden uitgevoerd op de suppletiegegevens van strandsuppleties die per raai zijn gegeven. De

strand-suppietie is meestal niet over dezelfde kustlengte is aangebracht als de onderwatersuppletie. Men moet

dan de strandsuppletie naar rato corrigeren rekening houdend met de verhouding in de kustlengten om de zandbalans kloppend te krijgen.

Voorbeeld:

- Steldat de onderwatersuppletie heeft plaatsgevonden over een lengte van 2000 m

- Stel dat een strandsuppletie in dat kustvakis uitgevoerd over een lengte van 500 m

- Stel dat van die strandsuppletie bekend is dat dit een hoeveelheid was van 300 [m3/m]

- Dan is de waarde van Sstrdie in de formules moet worden gehanteerd gelijk aan (500 /2000 ) x 300 = 75 [m3/m]

De voorgestelde methode is omslachtig, maar anders zou het niet mogelijk zijn rendementen te

bepa-len voor de onderwatersuppleties bij Bergen. Andere locaties waar ook simultane strandsuppleties zijn

uitgevoerd zijn Egmond en 'Kijkduin tlm Ter Heijde'. Bij deze twee locaties zijn in de periode na de

on-derwatersuppleties ook nog strandsuppleties uitgevoerd. Het rekenrecept [1a] voor de effectiviteit zou

dan nog meer moeten worden uitgebreid om hiermee rekening te houden. Een dergelijke aanpassing is uitgevoerd en de berekeningen zijn gemaakt, echter het behaalde resultaat is onbevredigend en roept

te veel vragen op, de onnauwkeurigheid is groot. Daarom is besloten deze berekeningen verder

ach-terwege te laten. In gevallen waar meerdere strandsuppleties zijn uitgevoerd (simultaan met of na de onderwatersuppletie) kan de analyse gewoonweg niet worden uitgevoerd.

3.2. Methode 2

Een tekortkoming van methode 1 is dat geen rekening wordt gehouden met de autonome ontwikkeling van de kust, in dit geval de autonome ontwikkeling van de momentane kustlijn.

Zo kan een kust van nature 'vanzelf al vooruitgaan, de toename van het zandvolume in de MKL schijf is dan niet alléén toe te schrijven aan de uitgevoerde zandsuppletie, zonder die suppletie zou de kust waarschijnlijk ook al vooruitgaan. Het omgekeerde kan natuurlijk ook optreden.

De praktijk is dat onderwatersuppleties ook worden uitgevoerd ten behoeve van het kustfundament in

gebieden waar het minder noodzakelijk zou zijn voor het handhaven van de kustlijn.

Op de volgende wijze kan door een uitbreiding van vergelijking [1] rekening worden gehouden met de autonome kustontwikkeling, deze methode is toegespitst is op de MKL die daarbij centraal staat.

[2]

waarbij:

t

AMKL

=

de tijdsduur in jaren na aanbreng van de suppletie

=

de autonome zandaangroei in de MKL rekenschijf (positief getal voor autonome

kustaangroei en negatief getal voor autonome erosie), en uitgedrukt in een

hoeveel-heid zand per strekkende meter kust per jaar [(m3/m)/jaar]

Witteveen+Bos

(26)

Toelichting op de berekening van de waarde AMKL

De waarde vanAMKL is in ditrapport alsvolgt uitgerekend.Eerst is een lineaire regressieberekening uitgevoerdvoor

de periode die representatiefis geacht voor de autonome kustontwikkeling.Datis soms een periode van voor1990

omdatin de periode na 1990 suppleties zijn uitgevoerd. Sos zijn daarvooralsuppleties uitgevoerd, dan is daar

reke-ning mee gehouden.Somsis hetde periode tot vlak voor de suppletie omdat nooiteerder suppleties zijn uitgevoerd.

Hetresultaat van de regressieberekening isonder andere een trend voorde MKL waarde uitgedrukt in [mijaarJ.De

waarde voorAMKL is vervolgens berekend doorde MKLtrendte vermenigvuldigen met de hoogtevande MKL

reken-schijf.

Methode 2a - verdisconteren van eventuele simultaan uitgevoerde strandsuppleties

Net als bij methode [1a] kan rekening worden gehouden met een eventueel simultaan uitgevoerde

strandsuppletie. De aangepaste formule voor het rendement van alléén de onderwatersuppletie is dan:

[2a]

3.3. Methode 3

Zoals in§2.4 'De momentane kustlijn (MKL), de praktijk en theorie' is toegelicht wordt in dit eval

uatie-rapport niet alléén naar de gevolgen van een onderwatersuppletie voor de MKL gekeken, maar ook

naar het gevolg en het gedrag van het volledige zandvolume in een zone dicht op de kust.

De basisgedachte bij het uitvoeren van een onderwatersuppletie verder van de kust en welke tot doel heeft om de kustlijn te handhaven is dat het zand in de loop van de tijd door de natuur richting kust zal verplaatsen.

Er zijn nu een aantal alternatieve mogelijkheden om 'een effectiviteit' te definiëren. Het is daarbij van belang ook rekening te houden met de ontwikkelingen die opgetreden zouden zijn als de suppletie niet zou zijn uitgevoerd. De kust kan namelijk vanzelf ook aangroeien (of eroderen), en dit laatste kan al of niet cyclisch en/of structureel zijn.

Nog een aandachtspunt is dat bij een onderwatersuppletie het positieve effect misschien pas over

en-kele jaren merkbaar zal zijn aan de hoger gelegen kust. Het positieve effect kan bovendien enen-kele jaren merkbaar zijn en op den duur is het mogelijk dat geen effect meer wordt ondervonden, de suppletie is dan "op" of uitgewerkt. De effectiviteit is dus een functie van de tijd.

Een alternatieve definitie voor de effectiviteit die aansluit bij de voorgaande aandachtspunten is als volgt te formuleren:

k

(t) =

100* [( V(thoom-V(t=tohoom) - t.A

1

/

S [3]

Witteveen+Bos

(27)

waarbij: t r(t) V(t=tohoom V(thoom S

= de tijdsduur in jaren na aanbreng van de suppletie;

= de effectiviteit (uitgedrukt in procenten van de aangebrachte hoeveelheid) t jaren na het aanbrengen van de suppletie;

= de autonome zandaangroei (positief getal voor autonome kustaangroei en negatief getal voor autonome erosie), en uitgedrukt in een hoeveelheid zand per strekkende meter kust per jaar [(m3/m)/jaar], de waarde voor A volgt uit de trend voor V300m;

= het zandvolume in de beschouwde kustzone net na het aanbrengen van de suppletie; = het zandvolume in de beschouwde kustzone t jaren na het uitvoeren van de suppletie; = de suppletie zandhoeveelheid, uitgedrukt in [m3/m], gemeten in de beun van het schip. A

Methode 3a - verdisconteren van eventuele simultaan uitgevoerdè strandsuppleties

Net als bij methode 1a en 2a kan ook nu rekening worden gehouden met een eventueel simultaan uit-gevoerde strandsuppletie. De aangepaste formule voor de effectiviteit van alléén de onderwatersupple-tie wordt dan:

rit)

=

100* [( V(thoom -V(t=to)300m) - t.A - Vstr

1/ §

[3a]

3.4. Problemen bij de berekeningen van de effectiviteit

Meestal is een effectiviteitberekening in de praktijk niet zo makkelijk uit te voeren. In het hierna volgen -de zijn een aantal re-denen opgesomd:

tegelijk met de onderwatersuppletie, of kort daarna, is ook een strandsuppletie uitgevoerd. De

vraag is dan of een positief of negatief effect komt door de ene of de andere suppletie. Zie echter §

3.1, 'Methode l' en § 3.3, 'Methode 3' waar voorstellen zijn gedaan hoe dit verdisconteerd kan

worden;

de autonome recente kustontwikkeling vlak voor de onder water suppletie is moeilijk zo niet onmo-gelijk uit te rekenen omdat in de periode ervoor veelvuldig is gesuppleerd, en soms ook nog op ver-schillende locaties langs de kust;

de autonome kustontwikkeling is zo eenvoudig mogelijk uitgevoerd, dat wil zeggen volgens een li-neair aangenomen trend. In praktijk treden echter cyclische patronen op zowel in de plaats langs de kust als in de tijd gezien. Vlak voor het tijdstip van een onder water suppletie kan de trend op dat moment net toevallig positiever of negatiever zijn dan de langdurige trend;

het is niet altijd duidelijk wanneer de profielopnamen zijn gemaakt. De trendberekeningen vlak na

een suppletie bestaan slechts uit enkele punten (enkele jaren). Het wel of niet meenemen van één jaar zou in de trendberekening misschien grote gevolgen kunnen hebben.

Het is aan te raden rekening te houden met een betrouwbaarheidsband rondom de resultaten. Een

schatting daarvoor puur uit 'engineering judgement' is bijvoorbeeld uit te gaan van een absolute fout van 15 % op de berekende effectiviteit.

Toelichting: stel dat de berekende effectiviteit 35 % is.Het is dan niet uitgesloten dat als alle parameters exact bekend zouden zijn,dat de werkelijke effectiviteit bijvoorbeeld 10%of 50%is.

Wrtteveen+Bos

RW1472-2 Evaluatie onderwatersuppleties Noord- en Zuid-Holland Eindrapport definitief d.d.2 mei2006

(28)

3.5. De effectiviteit voor de verschillende suppletiegebieden

In deze paragraaf zijn de details gegeven van de effectiviteitberekeningen voor de onderzochte supple-tiegebieden.

De berekeningen zijn uitgevoerd in tabelvorm. De tabellen zijn in de subparagrafen per suppletiegebied gegeven. De belangrijkste figuren van de kengetallen (met of zonder regressieberekening) die ten grondslag liggen aan de effectiviteitberekeningen zijn eveneens in de subparagrafen te vinden. Voor

elk suppletiegebied is in de subparagrafen een korte toelichting en samenvatting gegeven van

bijzon-derheden en/of uitgangspunten en aandachtspunten.

In§3.6 is een samenvatting gegeven van alle berekeningen en zijn conclusies geformuleerd.

3.5.1. Berekening effectiviteit voor 'Bergen'

Bij Bergen zijn twee onderwatersuppleties uitgevoerd, één in 2000 en één in 2005. Bij beide suppleties

zijn simultaan ook strandsuppleties uitgevoerd. De strandsuppleties vormen een probleem bij de

effec-tiviteitberekeningen voor de onderwatersuppleties, zie §3, 'De effectiviteit van de suppleties'. De

aan-gepaste rekenwijze welke rekening houdt met uitgevoerde strandsuppleties is hier daarom gebruikt.

De levensduur van strandsuppleties speelt een rol bij de (aangepaste) effectiviteitberekening voor een

onderwatersuppletie. De levensduur voor de strandsuppleties is onbekend en is een bron van onzeker-heid. Bij de berekeningen is uitgegaan van een levensduur van 5 jaar.

De berekening van de effectiviteit heeft in dit geval enkel zin voor de onderwatersuppletie van 2000. De

berekening voor de effectiviteit van de onderwatersuppletie van 2005 heeft op moment van schrijven

van dit rapport weinig zin omdat de suppletie nog 'te recent' is.

De berekening is uitgevoerd tot en met anno 2004 en niet verder omdat in 2005 weer suppleties zijn uitgevoerd. De autonome ontwikkeling is afgeleid uit het gedrag in de periode voordat grootschalige suppleties zijn uitgevoerd, dat is in dit geval de periode voor 1990.

Tabel 3-1 Berekening effectiviteit, methode 1a, Bergen

~~~~~"'--

-+~--1,

Witteveen+Bos

(29)

Tabel 3-2 Berekening effectiviteit, methode 2a,Bergen

Tabel 3-3 Berekening effectiviteit, methode 3a,Bergen

~ethode3a _. _--L__ L_ _ _

rendement tabel lsuppletlegebled: Bergen ,Vak 6 1 'I

=~_[O]~ [1]_r____@__-!_~_;_~~---[3]

--r·-

[4Lt~·iSj-~:::_j~- -_.Ti] 'aar 'jaar nr [m3lm] [m3lm) I Jaar :[m3lm) [m3lm] [(m3/m)/jrll [m3/m] (m3lm) ['10]

.1999'-- 0 ~!:_ 112.50; ~ 0.00 0.00 -10.76 ~óQ[ ~~I -_.0.00

~~Ql 1 ~~7J 112.501 ~ 90.001 135.~r _:1_Q~, _:!O~ _.SS.@ -11.31

2001f

?t

4971 112.50' 5.0. 67.50 144.23 -10.7~ -21.52, 98.25 19.77

.?Qo.~_ }L _497f 112.501 _.TI; ~ _ 181.80 _

-l

~E

~

_:_3_~}81 169.08i 34-:-02

20031 4, ~_. 112.501 .~

22

.

,

181.44 -10.76, -43.041 201.98: 40.64

_-::: ·2~

=-=-

~

._

_:_

~&

_

112.50

r-::::-_:_·

_

~

- .:

~

~_

172.95. __-10761--- -53.81_:-.226.76L __~ 62

,t_roelichtinl!.bde tabeij l _j_ .__ ..J.. _J .L • .L ~ +_ '

1!L_iaantal jaar na het referentie'aar'aar waarinis gesuppleerd)

___j__----t-[21 _<!_e~angebrachtehoeveelheidzan'!.in m3 r strekkende meter kust L

[2a] 'de_!l~~lheid n:!~m aangebrachtel!ewone strands'!!'.~et~e I I

[~l _de aangenomenlevensduurvande strandsuppletie_ ~_ __ L .

_[2c] laangenomendeel vande strandsuppletiedatdan nogin kustvak aanwezigisi .__ --.i

+~__

._ J~~hetzancM:llumeinhetkustvaktenopzichtevanhetzandllOlumeinhetreferen~~_ ' _, .

. _l~L i_deautonome kustaangroei in m3/m per jaar,IIOlgensde regressieberekeningI. . .~. _ _ _

.._l~ Jde autonome kustaangroeiin m3/m zoveeljaar na het referentiejaar([1]•[4] )__ . __ _ _

[~] ldekustaangroei,waarbij d~autCl!!Cl~ekust,!",~roe_ie!, de str<ln~u_l)ll'etieis verw~rkt(@J- [SJ-[2.c])

[7] Ide effecti\.iteitin procenten (100 •[6]1 [2Jl"! :.

Figuur 3-1 Effectiviteit, Bergen

iBerge~1

Effectiviteit (rendement)

1__ methode1a: __ methode2a-- methode3a1

60,---,

NB:aangepasterekenwijzenlIOorverdiscomterenI6n uitge\Oerdestrandsuppleties 50 2 40 :!: oE 30 $ "> ti 20 ~ 10 4 s 5 -10l_---~ tijdinjaren Witteveen+Bos

RW1472-2Evaluatie onderwatersuppleties Noord-en Zuid-Holland Eindrapport definitiefd.d.2 mei2006

(30)

Figuur 3-2 De gemiddelde MKL in het suppletievak, Bergen 11 ~ ~O+---~----r---~----~---r----~---r----~---r--~ 1960 140 Ê120 " ~ 100 )( > s 80

g

.E 60 " 1:'co 40 co 3: 20 ..J ~ ~

Gemiddelde MKL waarde in vak 6

_gemiddelde - _ trend(lineair)--trend nasuppletie

y=oÖ.4549x+934.74 y=2.4051x- 4736.6 ~

1

°

S

l

O

1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 x=tijdinjaren

t

t

497 429

Figuur 3-3 Het gemiddelde zandvolume(V30om) in het suppletievak, Bergen

i-~ 1

IBergenI

Geniddeld zandvolume (zone 300m) in vak 6

_gemiddelde - - trend(lineair)--trend nasuppletie

~O.---

--

--

---

---~

4400 ]' 4300 14200 ~ 4100 !i4000

g

3900 ." lij3800 N 11 3700

~

~

T

r

~OO+----r----r----r----r----r--~r---~--~----~--~ 1960 1965 1970 y=~10.761x+25199 Y=29.7~-~ 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010

t

,

497 429

Figuur 3-4 Het gemiddelde zandvolume(Vaoom) in het suppletievak, Bergen

x=tijdin jaren ~O

3

l

o

5500~--r--~---.---r--.----.----.--.---'--~ 1960 'Bergen, 6900 E6700 ;0; oS6500 .E Ë 6300 :::I g 6100 -g :s 5900 11 ~ 5700

Gemiddeld zandvolume (zone aOOm)in vak 6

I_gemiddelde - - trend(lineair)

I

1965 1980 1985 1990 1995 x=tijdin jaren 2000 2005

t

t

497 429 2010 Witieveen+Bos

RW1472-2Evaluatie onderwatersuppleties Noord- en Zuid-Holland Eindrapport definitief d.d. 2 mei2006 23

Cytaty

Powiązane dokumenty

W Muzeum Pierwszych Piastów na Lednicy już w 1999 roku czyniono przygotowania do uroczystości, w których Ostrów Lednicki jako rezydencja Bolesława Chrobrego i miejsce

Dynamic behaviour and heat transfer characteristics of droplets impinging on the hot surface with Leidenfrost condition were studied using the high speed

Nie wchodząc jednak zbytnio w te niuanse metafizyczne, należy powiedzieć, że określenie piękna jakie znajdujemy w książce Germain nie jest wystarczające,

De nieuwe en oude bewoners kunnen goed met elkaar over weg De nieuwe bewoners hebben vaak geen Nederlandse achtergrond De nieuwe bewoners zorgen voor problemen Veel van de

Ludność katolicką objęła swym zasięgiem nowo powstała metropolia mohylewska (1783), na czele której w 1798 roku stanął metropolita Stanisław Bohusz-Siestrzeńcewicz.

In this paper, we address the last two steps and give brief references of our earlier works in the previous steps. Two avoid common confusions between graphs and their drawings,

telijk onderzoek naar het huurrecht en huisvestingsbeleid in alle EU-landen.' Het O T B , ' verbonden aan de T U Delft, is verantwoordelijk voor de Nederlandse, Belgische en

Pokazano, jak dzięki polityce interwencjonizmu udało się zwalczyć bezrobocie i podnieść poziom stopy życiowej obywateli, czego jednocześnie skutkiem ubocznym był wzrost