• Nie Znaleziono Wyników

Beleidsplan Voordelta: Nota van Toelichting

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Beleidsplan Voordelta: Nota van Toelichting"

Copied!
77
0
0

Pełen tekst

(1)

.

·

..

,

:

.

:

..

.

,

.

\.

.

..

••

,

..

• "

'

.

a

"

..

...

,

..

..

.

.

,

..

..

'

..

.

\

,

. \ y.''.

.

-' ..

.

.

'.\\~~

,.'

..

.

r

,

·

"t,'"

,

'

.

.

'\

\'

•••

.

·

~,.

,.".

.

.

.

,

'

..

.

~\~

,.

,

.

.

.

'.

.~

,.

.

~.

...r ,

û.ft"W

'1\ ~

..

~.~

.

\\

~

\

"

(".,.,

'\

..

-.

...

.

'

.

"

,

."

.

'

.

..

••••

,

Beleidsplan

Voordelta

..

Nota van Toelichting

(2)

••••

INHOUDSOPGAVE NOTA VAN T

O

ELICHTING

••••

1.

UITGANGSSITUATIE; de Voordelta in 1990 en 2000

bij ongewijzigd

beleid

1.1. Watersysteem en natuurwaarden 5 1.2. Het gebruik van deVoordelta 18

1.2.1. Kustgedrag en kustverdediging 18 1.2.2. Recreatie en toerisme 20 1.2.3. Scheepvaart 25 1.2.4. Visserij 26 1.2.5. Zandwinning 29 1.2.6. Overige functies 31 1.3. Aangrenzende gebieden 32 1.3.1. De Noordzee 32 1.3.2. Het land 33 1.3.3. Binnenwateren 34

1.4. Vigerend envoorgenomen beleid 37 1.4.1. Internationaal 37 1.4.2. Nationaal 37 1.4.3. Provinciaal 39 1.4.4. Lokaal 42

••••

2.

MOGELIJKE ONTWIKKELINGEN

2.1. Inleiding 43 2.2. Natuurontwikkeling 43

2.3. Ontwikkelingsmogelijkheden van het gebruik 46 2.3.1. Kustverdediging 46 2.3.2. Recreatie en toerisme 47 2.3.3. Scheepvaart 47 2.3.4. Visserij 47 2.3.5. Zandwinning 47 2.3.6. Cultuur-historie 48 2.3.7. Windenergie 48 2.3.8. Energie-opslag 49

2.3.9. Opslag van afvalstoffen 49 2.3.10. Olie- en gaswinning 50 2.3.11. Jacht51 2.4. Andere ontwikkelingen 51 2.4.1. Calamiteiten 51 2.4.2. Landaanwinning 52 2.4.3. Beheer Haringvlietsluizen 52

••••

3.

RELATIESEN SPANNINGSVELDEN

3.1. Inleiding54 3.2. Watersysteem Voordelta 54

3.3. De natuurlijke ontwikkeling endegebruiksfuncties 55

••••

(3)

3.4. De gebruiksfuncties onderling 57 3.5. DeVoordelta enzijn omgeving 58

••••

4.

BESCHIKBAAR

JURIDISCH

INSTRUMENTARIUM

4.1. Inleiding 61 4.2. Natuur 61

4.3. Winning oppervlaktedelfstoffen 62 4.4. Olie- en gaswinning 62 4.5. Pijpleidingen enkabels 63 4.6. Visserij 64 4.7. Recreatie 64 4.8. Scheepvaart 64 4.9. Kustverdediging 65 4.10. Luchtvaart 66

4.11. Ruimtelijke Ordening 66

••••

GERAADPLEEGDE LITERATUUR

••••

(4)

••••

1

UITGANGSSITUATIE; de V

o

ordelta in 1990 en

2000 bij ongewijzigd bele

id

••••

1.1

.

Watersysteem en natuurwaard

e

n

Het watersysteem Voordelta omvat het geheel van oppervlaktewater, on-derwaterbodems, oevers en technische infrastructuur, met inbegrip van de daarin voorkomende levensgemeenschappen en alle bijbehorende fysische, chemische en biologische kenmerkende processen. Door morfologische en ecologische kenmerken is de Voordelta een geografisch afgebakend en functioneel samenhangend systeem. De voltooiing van de Deltawerken heeft wat betreft de ontwikkeling van het watersysteem effecten gehad op de waterbeweging en -kwaliteit, enveranderingen in gang gezet met be-trekking tot morfologie, water- en bodem kwaliteit en ecologie.

Waterbeweging

De waterbeweging is bepalend voor de morfologie, de verspreiding van ver -ontreinigingen en de ecologie. De motor achter dewaterbeweging wordt gevormd door getij en golfklimaat. In het zeewaartse deel van de Voordelta is het resultaat op jaarbasis een netto watertransport in noordelijke richting. Als gevolg van de specifieke geometrie is het watertransport in de ondiepe Voordelta echter voornamelijk zuidwaarts, waardoor rivierwater uit de Nieuwe Waterweg en het Haringvliet de Voordelta wordt ingevoerd (zie fig. 1.3). De mate waarin dit plaatsvindt hangt af van rivierafvoer en windom-standigheden.

In de afgelopen decennia is door de gehele of gedeeltelijke sluiting van de zeegaten de in- en uitgaande waterbeweging afgenomen of verdwenen. De grootste stroomsnelheden komen nu voor in de monding van de

Oosterschelde, waar in- en uitstroom van water slechts met 20% is afgeno-men. In de gebieden waar de zeegaten door een dam van de Noordzee zijn afgesloten, zoals in het gebied voor de Brouwersdam en deHaringvlietdam, zijn de stroomsnelheden het laagst.

Dit algemene patroon in de waterbeweging zalzich de komende decennia niet wijzigen. Wel kunnen zich zeer lokaal enkele veranderingen voordoen die te maken hebben met de zich aanpassende morfologie.

Morfologie

De morfologie van het gebied wordt van oudsher gekenmerkt door een stelsel van ondieptes, welke doorsneden worden door een dynamisch sys-teem van geulen. Door de sluiting van de zeegaten, en de daardoor optre-dende wijzigingen in waterbeweging, verkeert de morfologie thans is een fase van aanpassing aan de nieuwe omstandigheden. Door de afgenomen stroomsnelheden vindt sedimenttransport door de getijbeweging nauwelijks meer plaats.Op de vooroever worden de effekten van de (altijd plaatsvin-dende) golfwerking zichtbaar in erosie van sediment tussen NAP -9 m en-4 m. Het geërodeerde materiaal wordt kustwaarts getransporteerd en vormt daar banken, of sedimenteert in geulen (zie fig. 1.1a).De groei van de ban-ken stabiliseert zich tussen NAP -1 m en NAP.In het gebied tussen deze banken en de kustlijn vlakken de bestaande platen af door erosie van de

••••

(5)

NAP -2.5 m situatie 1980 b) A (NW) A'(ZO) NAP en (ij

a;

-5

E

1960

c

1970

Ol

-10

Q_ Ol 'ö

- 15

0

1000

2000

3000

4000

50

00m

NAP

~

Ol

a;

-5

E c Ol

-10

Q_ Ol 'ö

-15

0

Figuur 1.1a

___

1970

---

1980

1000

2000

3000

4000

5

00

0

m

plaatranden. Het vrijkomende sediment wordt in de nabij gelegen geulen afgezet. Door deze morfologische ontwikkelingen is de oppervlakte

van

de gebieden met een waterdiepte

van

minder dan NAP -2,5 m tussen 1970 en 1984 met 13% toegenomen van 28,2 tot 31 ,9 krrr'. In de monding

van

de Grevelingen was de toename het sterkst: 46%. Het aantal uren per getijcy-dus dat de platen droogvallen variëert

van

4,5 tot 10,5 uur (zie fig. 1.1 b). De sterkste veranderingen in morfologie

van

de Haringvliet- en Grevel in-genmonding hebben zichvoltrokken in de eerste jaren na de afsluiting (1970/1971). Tot het jaar 2000 worden nog slechts geringe veranderingen voorzien (zie fig. 1.2).

In de Oosterscheldemonding zijn veranderingen recenter in gang gezet door de voltooiing

van

de (open) Oosterscheldekering (1987). Ook hier worden tot het jaar 2000 slechts relatief kleine veranderingen voorzien, om-dat het hydraulische regiem hier in verhouding minder is gewijzigd.

Morfologisch ge

drag

van de Voordelta

In de monding van hetHARINGVLIET zijn bij eb de Hinderplaat. de Garnalenplaat en deWestplaat zichtbaar. Onder water zijn als gevolgvan het verstoorde evenwicht tussen geulafmeting en getijdevolume de voormalige getij

••••

(6)

DROOGVALDUUR

INTERGETIJDEGEBIEDEN

zeewaartse begrenzing plangebied intergetijdegebied

aantal droogvaluren in getijcyclus (12.5 uur) aantal onderwateruren

Figuur 1.1b

Hinderplaat, BrielseGat en Maasvlakte

Bollenvan • de Ooster

,.

~

Bollen vanhet • Nieuwe Zand

Hompels• _ •

10km

degeulen verondiept met lokaal 10-15 m tot NAP -5 m of soms nog ondieper (Rak van Scheelhoek).

Het Slijkgatwordt door baggeren kunstmatig op diepte gehouden. In dez ee-waartse delen van de geulen is(nog) sprake van fijn zand, meer landwaarts zijn enorme hoeveelheden slib gesedimenteerd. Een globale sedimentbalans voor de monding Haringvlietwijst op een jaarlijkse sedimentatie van 1 miljoen m3zand en 1 miljoen m3slib.De herkomst wordt voor 40% toegeschreven aan erosie van de vooroever en 60%import van buiten de Voordelta. De aanleg van het slibde-pot de."Slufter" heeftvoornamelijk in de directe omgeving gevolgen.

Tot 2000 zal de overgangszone tussen platen en geulen 1 tot 2 meter ondieper worden, zodat de gemiddelde diepte ongeveer 2à3,5 meter beneden NAP komt. Het areaal boven NAP zal in beperkte mate uitbreiden.

De grootste uitbreiding wordt verwacht in de Kwade Hoek. De GarnalenpJaat zal gedeeltelijk boven NAP komen te liggen, maar de oppervlakten boven NAP van de Hinderplaat en Westplaat zullen weinig toenemen. De geulen zullen veron -diepen en het Rak van de Scheelhoek zal vrijwel geheel worden opgevuld. Tussen 2000 en 2020 zal de algehele verondieping in een trager tempo doorgaan. De stranden zullen in het algemeen breder worden. De Hinderplaat zal nog smaller worden enzich iets naar het oosten verplaatsen. De maximale hoogte blijft circa 1m boven NAP. Het Rak van de Scheelhoek is geheel opgevuld en de Garnalenplaat kan zich onder water fors uitbreiden. Het Hindergat zalblijven bestaan .

••••

(7)

-intergetijdegebied

MORFOLOGIE

Situatie 1990 L.L.W.S. -2 m. L.L.W.S. - 2 m tJm -10 m. L.L.W.S. > -10 m.

Figuur 1.2a De effecten van de Deltawerken op de bodemligging zijn in de buitendelta van de

GREVELINGENmisschien nog welhet meest geprononceerd, omdat de aanleg van de Brouwersdam de enige ingreep was, en bovendien een volledigesluiting van het zeegatinhield. Zozijn de Bollen van de Ooster ontstaan. Ook hier zijn de voormalige getijdegeulen,waaronder het Brouwershavense Gat, aanzienlijk met slib opgevuld. De sedimentbalans geeft aan dat sinds 1970jaarlijks rond 1,6 mil-joen m3sediment is afgezet in de monding van de Grevelingen. Herkomst is 50% erosie van de vooroever en 50% import van elders.

Tot 2000 zullen de getijdegeulen het Brouwershavense Gat, de Kous en Springersdiep verondiepen. De Aardappelenbult en de Middelplaten verdiepen. De Bollen van de Oosterbreiden zich uit, maar groeien niet uit boven· NAP-ni-veau. De monding vande Kous verlegt zich in zuidelijke richting.

Tussen 2000 tot 2020 gaan de in gang gezette processen iets trager door. De oude geulen verondiepen verder en de Bollen van de Ooster breiden zich verder uit. De Middelplaten vlakkenverder af en verplaatsen zich enige honderden meters landwaarts. De strandenlangs de kust van Schouwen en langs de Brouwersdam worden breder,maar de geul voor de kop van Goeree blijft bestaan.

Bollen van de Ooster

De sedimentbalans van de buitendelta van de OOSTERSCHELDEgeeft een overschot aan van gemiddeld 4 miljoen rn'per jaar voor de periode 1970-1985. Daarvan is naar schatting 1,3 miljoen m3per jaar afkomstig uit het

Oosterscheldebekken. Met het aanleggen van de stormvloedkering, en de daar-mee gepaard gaande reductie van de hoeveelheid in- en uitstromend water van

••••

(8)

-MORFOLOGIE

Situatie 2000 intergetijdegebied L.L.W.S. - 2

rn,

L.L.W.S. - 2 rn Urn - 10 rn. L.L.W.S.> -10 rn, Figuur 1.2b

circa 30%, zullen er veranderingen in de morfologie gaan plaatsvinden.. Voorlopige indicaties wijzen op een import van 1 miljoen m' per jaar door de kering naar binnen toe. Ditzal gevolgen hebben voorde morfologie van de Oosterseheldemonding en naar alle waarschijnlijkheid ook voor de buitendelta's van Haringvliet en Grevelingen, die in het verleden deels gevoedwerden door het sedimentoverschot van de Oosterscheldebuitendelta.

Voor de ontwikkelingen tot 2000 wordt verwacht dat de getijdegeulen Westgat, Oude Roompot. Hammen en Schaar van de Roggenplaat zullen verendiepen. De platen Hompels en Noordland vlakken enigszins af. Doordat de waterbeweging op de buitendelta van de Oostersehelde relatiefweinig beïnvloed is, vindt er minder uitgebreide bankvorming plaats dan op de andere buitendelta's. Deze ontwikkeling zet zich voort tussen 2000 en 2020.

Overigens is de voorspelling voor de Oostersehelde monding relatiefonnauw-keurig, omdat de ontwikkelingen hier pas sinds 1985 op gang gekomen zijn.

Bollen van'tNieuwe Zand

Water- en bodemkwaliteit

De gehalten van verontreinigingen in de Voordelta hangen samen met de verspreiding van rivierwater van Rijn en Maas via de Nieuwe Waterweg en Haringvlietsluizen in het noorden, en van de Schelde vanuit het zuiden. Het

••••

(9)

Figuur 1.3

jaargemiddelde beeldis dat rivierwater zich vanuit het Haringvliet en de Nieuwe Waterweg zuidwaarts verspreidt.

Afhankelijk van windrichting en -snelheid gebeurt dit in meer of mindere mate. Het water uit de Westerschelde verspreidt zich aanvankelijk in zuid-waartse richting langs de Belgische kust, en beweegt zich daarna op 10 tot

20

km uit de kust in noordelijke richting. Daarom is het Scheldewater voor de Voordelta van minder belang. Zo is in de monding van de

Oostersehelde

het jaargemiddelde percentage Scheldewater circa 1

%

en het jaargemiddel-de percentage Rijnwater 10tot 25% (zie fig. 1.3).

10-25%

8 10km

RIVIERWATER

zeewaartse begrenzing plangebied <10%

_ 25-40% _ >40%

Instroming van rivi

e

rwater

Via de Nieuwe Waterwegen de Haringvlietsluizen wordt het overgrote deel van Rijn-en Maaswaternaarzee afgevoerd.Gemiddeld is de gezamenlijke afvoer cir-ca 2500m3/s.De afvoervarieert van minderdan 1000 m3/stotmeer dan10.000 m3/s.Tot eenRijnafvoerbij Lobith vancirca1700m3/sblijven de

Haringvlietsluizen geslotenenwordthetwaternaar zee afgevoerdvia de Nieuwe Waterweg. Bijeen hogere afvoer gaan de Haringvlietsluizengeleidelijkopen. Bovenafvoeren van 9500 m3/s zijnde sluizengeheel geopend. Gemiddeldover langere perioden wordt circa 30%van hetRijn- en Maaswater naar de Noordzee afgevoerd via de Haringvlietsluizen .

••••

(10)

mossel

Hoge zwevend stof gehaltes zijn gerelateerd aan ondieptes waar golfwer-king leidt tot opwerveling van het bodemmateriaal. Hierdoor heeft de Voordelta in het algemeen hogere zwevend stof gehaltes dan de aangren-zende zee. Een uitzondering hierop vormen de beschutte gebieden achter de banken. Hier komt meegevoerd sediment tot afzetting, waardoor het water ter plaatse relatief helder is.

In de zomer bestaat het zwevend stof gedeeltelijk uit afgestorven algen. Dit materiaal vormt een belangrijke voedsel bron voor het bodemleven. Voorts is het zwevend stof afkomstig van lokale opwerveling en aanvoer vanuit het zuiden. Vanuit de rivieren wordt relatief weinig zwevend stof aangevoerd. Zonder menselijke ingrepen worden hierin geen veranderingen verwacht. Door de uitstroming van rivieren in de nabijheid van de Voordelta zijn de nutriëntengehalten (stikstof, fosfaat en silicium) in het plangebied relatief hoog ten opzichte van de aangrenzende zee. In het voorjaar, wanneer licht geen beperkende factor meer is, leiden deze hoge gehaltes tot algengroei en daarmee gepaard gaande dalende nutriëntengehaltes.

In het kader van de Noordzee- en Rijn-actieplannen (NAP en RAP) wordt gestreefd naar een halvering van de antropogene belasting van de Noordzee en de Rijn in 1995 ten opzichte van deze belasting in 1985. Hierdoor kunnen de gehaltes van de betreffende stoffen in de Voordelta te-ruglopen met 30 tot 40%.

Het effect van de verminderde nutriëntenbelasting op de Voordelta zal in het voorjaar en 's zomers merkbaar zijn, als de nutriënten sneller uitgeput raken en de algenbloei daardoor nog sterker dan voorheen beperkt blijft tot de nabije kustzone.

De bodemkwaliteit van de Voordelta is sterk gerelateerd aan de kwaliteit van het water. Dit betekent, dat in de bodem eenzelfde ruimtelijke gradiënt aanwezig is als in het water. De hoogste concentraties aan verontreinigin-gen komen voor in het mondingsgebied van het Haringvliet. Zuidwaarts en zeewaarts hiervan nemen de gehaltes af.

Door de verwachte verbetering van de waterkwaliteit zullen op plaatsen waar slibafzetting plaatsvindt, de gehaltes aan micro-verontreinigingen in de bovenste, meest recente, afzettingen teruglopen. De gehaltes in de ou-dere eronderliggende afzettingen daarentegen blijven gelijk. Door biologi-sche menging van oude en jonge afzettingen zal een verbetering van de bo-demkwaliteit de komende decennia daarom pas over enige tijd merkbaar zijn.

Ecologie

In het algemeen wordt de Voordelta gekenmerkt door een relatief hoge voedselrijkdom. Dit is een gevolg van de aanvoer van nutriënten en organi-sche stof vanuit rivieren en vanuit zee.Figuur 1 .4.geeft een schematisch overzicht van de voedselpyramide van de Voordelta.

Aan de basis bevinden zich algen, welke als voedsel fungeren voor het bo-demieven (garnalen, wormen en schelpdieren). Voor de Voordelta is dit bo-demieven een zeer belangrijke factor. Enerzijdsomdat het de belangrijkste schakel vormt tussen primaire producenten, zoals algen, en hogere organis-men, zoals vogels, vissen en zoogdieren. Anderzijds omdat juist het bodem-leven beïnvloed wordt door de morfologische veranderingen van de Voordelta. Via het bodemleven werken de morfologische veranderingen in de Voordelta door in hetecosysteem .

••••

(11)

VOEDINGSSTOFFEN

NOORDZEE RIVIEREN

Figuur 1.4 Figuur 1.5.geeft eenoverzicht van de ruimtelijke verdeling van de biomassa van het bodemleven.

In deVoordelta en het aangrenzende land enbinnenwater isde samenhang tussen deverschillende deelsystemen van groot belang. Voor sommige or-ganismen vormt alleen decombinatie van voedsel-, rust- en voortplantin gs-gebieden in verschillende deelsystemen een geschikt biotoop. In hetzeer dynamische kustsysteem kunnen deelsystemen in elkaar overgaan. Geulen en platen verplaatsen zich, uit slikken ontstaan schorren, uit s tran-den ontstaan duinen, uit duinen ontstaan slufters. Ecologische sleutelgeb ie-den in de Voordelta zijn deintergetijdegebieden (droogvallende platen, s lik-kenenschorren) en debeschutte ondiepe gebieden achter de Hinderplaat en BollenvandeOoster. Door hetrijke bodemleven hebben deze gebieden een grote betekenis voor opgroeiende vis. Met name het Brouwershavense Gatheeft een belangrijke kinderkamerfunctie.

Door de rijkdom aan bodemleven heeft deVoordelta ook een grote beteke-nis voor fouragerende vogels die op trek zijn of in de omgeving broeden. Dit kan geïllustreerd worden door het feit dat van degrote stern-, kluut-, dwergstern-, zwarte zeeëend-, toppereend-, brandgans- en drieteenstrand-loper-populaties in noordwest Europa meer dan 1% in de Voordelta ver-blijft. Hiermee voldoet deVoordelta voor deze soorten aan de Wetl and-sta-tus. Figuur 1.6. geeft een overzicht van gebieden die voor vogels van be-lang zijn.

••••

(12)

BODEMLEVEN

CJ

zeewaartse begrenzing plangebied arm

gemiddeld rijk onbekend

Droogvallende platen zijnin de monding vande Oosterschelde van belang als rustgebied voor zeehonden, waarvan een kleine populatie zichin de Oosterschelde bevindt.

Omdat voor dekomende decennia demorfologische veranderingen naar verwachting beperkt zullen zijn, worden evenmin grote ecologische veran-deringen voorzien. Verwacht wordt, dat debetekenis van deVoordelta als kinderkamer voor jonge vis, alsfourageergebied voor vogels enals poten-tiële locatie voor eenzeehondenpopulatie kan toenemen, met name wan-neerdoor het tegengaan van verstoring denatuur optimaal kan profiteren van denieuwe mogelijkheden dieworden geboden. Bovendien kunnen zich langsde stranden en duinen slufters ontwikkelen.

Figuur 1.5

D

e Eco

l

og

i

e

n

a

d

e

r b

ezie

n

ALGENhebben inde loop vanhet seizoen tweegroeipieken. De eersteisde kie-zeJwiergroeiin het voorjaar.Indeloopvan de zomer ontstaat dichtonder de kusteen tweede groeipiek vangroenalgen,hoofdzakelijkflagellaten. Dezepiek is minderhoogdande voorjaarspiek.Bodemalgenkomen vooralvooraan de land-zijdevan dezandbanken.

BODEMDIERENvormeneen essentiële schakel in de voedselketeninondiepe gebieden als de Voordelta.Het kleinste bodemleven (rneiofauna)bestaatonder meeruit rond- en draadwormen (nematoden) enkleine schaaldieren

(copepo-••••

(13)

Figuur 1.6

den). Nematoden zijn belangrijk in verband met de afbraak van nutriënten. Ze komen vooral voor in slibrijke sedimenten. Copepoden zijn een belangrijke voedselbron voor grondels en jonge vis. Copepoden komen vooral voor in gro-vere slibarme sedimenten.

De belangrijkste soorten van het grotere bodernleven (macrobenthos) zijn de kokkel, grote strandschelp, halfgeknotte strandschelp, schelpkokerworm en ge-wone slangster. Deze maken meer dan de helft van de biomassa uit. De gemid-delde biomassa van de grote bodemdieren bedraagt 20 g asvrij-droog-gewicht . (A.D.W.)/m2•Dit gemiddelde kan van plaats tot plaats en van jaar tot jaar sterk variëren. Figuur 1.5. geeft de ruimtelijke verdeling van de biomassa van het macrobenthos. Hierin is te zien dat de relatiefrijke gebieden landwaarts van de Bollen van de Ooster voorkomen, en dat ook voormalige geulen als

Brouwershavense Gat ende geulen in de monding van de Oostersehelde een ho-ge biomassa bezitten. Vrijwel alle zandige ondieptes zijn relatief arm aan bodem-leven.

OVERZICHT VOGELFUNCTIES

zeewaartse begrenzing plangebied intergetijdegebied

1

111111111

1

broedgebied ~ ~ trek- en wintervogels fourageergebied

hoogwatervluchtplaats o 2

...

4

---

6 8

~

10km

Hyperbentbos leeft vlakboven de bodem en wordt vooral aangetroffen in gebie-den met lagestroomsnelheden en een geringe golfinvloed. De buitendelta van de Grevelingen is het rijkstaan hyperbenthos. In dit beschut gelegen gebied komt een hoge concentratie voor aan passief getransporteerde visse-eieren en vis- en macrobenthoslarven. Daarmee is het een belangrijke kraamkamer voor vissen. Het vermoeden bestaatdat vooral aasgarnalen een belangrijke voedselbron zijn

••••

(14)

steen loper

dwergstern

visdiefje

••••

15

voor pelagischevissoorten als haring, sprot en horsmakreel.

Het hyperbenthos fungeert als voedsel voor bodembewenende VISSEN,en vis-stadia van platvissen, kabeljauwachtigen en grondelstussen 4 en 10cm groot. Slibrijke rustige gebieden blijken ook het rijkst aan epibenthos. In gebieden met meer golfinwerking (banjaardgebied op de buitende1ta van de Oosterschelde) komt in plaats van platvis vooral zandspiering voor.

In het algemeen blijkt de Voordelta rijker aan bodemvissen dan de Hollandse zo-ne van de kust. De kinderkamerfunctie voor-de jongste levensstadia van vissen geldt op dit moment vooral voor tong, schar, haring en sprot. Alsvoedselbrou zijn, naast plantaardig en dierlijk plankton, vooralbodemdieren van belang.

De VOGELSvan de Voordelta bevinden zich aan detopvan de voedselketen. De Voordelta is voor vogelsvan groot belang als overwinter-, fourageer-, broed- en doortrekgebied. Ter illustratie dienen de volgende cijfers:

Jaarlijksoverwinteren circa 25.000 zwarte zeeëenden en 15.000 toppereen-den in monding van Haringvliet en Grevelingen.

De slikken aan de zeezijde van de Brielse Gatdam bij Voome zijn een goed pleistergebied voor duizenden trekkende steltlopers, waaronder kanoet-strandloper (ca. 1500) en kluut (ca. 650).De rijkdom aan vis van hetondie-pe kustwater maken onder andere het gebied voor de Brouwersdam tot een belang'rijk fourageergebied voor het grote bestand van broedende grote stern, visdief en dwergstem in het deltagebied. Belangrijke fourageergebie-den zijn voorts de Kwade Hoek en het strand bij de Verklikkerduinen. De ondieptes in de monding van de Oostersehelde zijn belangrijke fourageer-gebieden voor 1000 tot 5000 visdiefjes en grote sterns.

Broedende kluten, strand- en bontbekplevieren kunnen worden aangetrof-fen op de schorren en stranden van Voorne. Andere belangrijke broed-.plaatsen zijn BredeWater (ca. 1200 paar aalscholvers), Roggenplaat

(100-500 paar visdiefjes),Neeltje lans en duinen Westerschouwen (ca. 10.000 paar zilvermeeuwen).

De kustlijn van de Voordelta is in zijn geheelbelangrijk als trekroute voor noordelijk broedende steltlopers in het najaar (dagelijks meer dan 10.000 vogels per dag) en voorjaar (tot5000 vogelsper dag).

Van belangisvoorts dat veel vogelszich tweemaal daags tijdens hoogwater ver-zamelen op vluchtplaatsen als schorren en zandplaten. Belangrijk in dit verband zijn KwadeHoek, Middelplaten en strand Verklikkerduinen. De vogels zijn dan zeer gevoeligvoor verstoring. De gebieden die voor vogels belangrijk zijn worden weergegevenin figuur 1.6.

Van de visetende ZEEZOOGDIERENheeft het bestand van de zeehond zich sinds het begin van de jaren 80 hersteld, na in de jaren '60 en '70 gedecimeerd te zijn. In 1986zijn voor het eerst sinds 20 jaar in het Deltagebied weer jongen ge-boren. Begin 1988 was de populatie in het geheleDeltagebied gegroeid tot circa 30 exemplaren. De virusepidemie van 1988 heeft echter ook hier zijn tol geëist.

De LAND-ecosystemen(strand en duinen) worden gekenmerkt door een relatie-ve voedselarmoede. Hier ontwikkelen zich systemen meteen hoge soortenrijk-dom en weinig individuen per soort. Milieugradiënten dragen hier aan bij: over-gangen nat-droog, zont-zoet, en relatief voedselrijk naar voedselarm. Harde wind en zout zeewater, en op stranden en in duinen schrale bodem en soms ex-treme droogte, betekenen voor planten exex-treme omstandigheden. Een aantal zeer specialistische soorten is uniek voor een smalle zone langs de kust. Zo komt op de schorren van de Westplaat een grootaantal typische zoutminnende soor-ten voor, zoals zeekraal, zeevetmuur, zeepostelein,zilt zorkruid en zilte zegge.

(15)

••••

16

Opverbredendestranden vormt biestarwegraseen beginpunt van de vorming van primaire duintjes,terwijl op vloedmerken regelmatigzeekooi wordt aange-troffen. Op devochtige,nog ziltestrandvlakten, groeit soms als pionier melk-kruid.In de zeereep komen specialisten voor alszeewolfsmelk.blauwe zeedistel enzeewinde.

Voor de NABIJETOEKOMST(tothet jaar2000)wordt de ecologische ontwik-keling met name bepaalddoor de ontwikkeling van de morfologie. Daaraan ge-relateerd is de sedimentsamenstelling (slibgehalte en korrelgrootte)vooral be-langrijk voor meio-enmacrobentbos en epifauna, terwijl voor bet hyperbenthos de hydrodynamische karakteristieken als stroomsnelheid en golfinwerking van meer belang worden geacht. Zoals eerder opgemerkt worden in de autonome geomorfologische ontwikkeling van de Voordelta weinig wezenlijkeveranderin-genvan de mediane korrelgrootte verwacht.Wel zullenlokaal veranderingen op-treden in slibgehalteendiepte.

Voor deverschillendedeelgebieden van de Voordeltawordt devolgende natuur-lijkeontwikkelingverwacht:

Voor de buitendelta vanhet HARINGVLIETworden geen grote veranderingen vandefauna aan bodemdieren verwacht. Het gebied blijft gekenmerkt door een vrij hoogslibgehalte,waardoor bij de kleine bodemdieren nematoden domine-ren en copepodeneenondergeschikte rol spelen. Het areaal met een slibpercen-tagevan 2-5%breidtmogelijk uit waardoor de gemeenschappen vangrote bo-demdieren met een relatiefhoge dichtheid en biomassa iets toenemen.Op basis vandeze verwachtinggaatmen er vanuit, dat de huidige betekenisvan dit gebied voor hyper- en epibenthos gehandhaafd blijft.

In de buitendelta van deGREVELINGEN worden evenmin grote veranderingen in kleine en grote bodemdieren verwacht. De verwachte toename van het slibge-halte in het binnengebiedheeftmogelijk een geringe toename van macrobenthos tot gevolg.Afname van slibpercentagesin de geulen kan ten goedekomen aan copepoden.De huidige gunstige situatie voor epi-en hyperbenthos kan dus ver-beteren.De kinderkamerfunctie van het gebiedbinnen debankenzalverder ver-sterkt worden.

In degeulenvan de buitendelta van deOOSTERSCHELDEkan het slibrijke are-aal(tot 10%) verder toenemen, wat een rijkere bodemdiergemeenschap tot ge-volgkan hebben. Hetbelang van het gebied voor bodembewonende vissen neemt dan ook toe.Dichter bij de stormvloedkering zullen door hoge stroom-snelheden en zandafzetting de veranderingen beperk"!blijven,waardoor een rela-tief arm gebied blijft bestaan. De betekenis van de buitendelta van de

Oostersehelde als kinderkamer zalten opzichte van de Grevelingen buitendelta beperkt blijven.

Inde betekenis vandeVoordelta voorvogels wordt mede op basis van de ont-wikkelingenin de bodemfauna geen belangrijke verandering verwacht. De ver-wachte verbeteringvanwater- en voedselkwaliteit kunnenzeehonden en vogel-populatie gunstig beïnvloeden. Een toename van de recreatiedrukzalvogel- en zeehondenpopulatiesnegatiefbeinvloeden.

Referentiebeeld

Om uiteindelijk te kunnen beoordelen hoe de natuurlijke ontwikkeling door de voorgestelde maatregelen enfunctietoekenning beïnvloed wordt,is een REFE-RENTIEBEELDopgesteld. Dezebeschrijftde natnurlijkeontwikkeling van het Voordelta-watersysteem, waarin de huidigeen mogelijktoekomstige gebruiks-functies vande Voordelta buiten beschouwing gelaten worden.Dit beeld

(16)

droogvallend slik met scholeksters

Bollen van 't Nieuwe Zand

••••

17

schrijft een ideaalsituatie, waarin echter welrekeningwordt gehouden met de natuurlijke processen die zich in de Voordelta voordoen, alsmede een bepaalde basiskwaliteitvan water en bodem.

De huidige situatie en de verwachte autonome ontwikkeling van de Voordelta, zoals hiervoor beschreven, kunnen aan dit beeldgetoetst worden. Daarnaast biedt het referentiebeeld een basis voor het kunnen aangeven van maatregelen die nodig worden geacht om, rekening houdend met de huidige en mogelijk toe-komstige gebruiksfuncties in de Voordelta, de natuurlijke ontwikkeling van het gebied te kunnen veiligstellen.

Wanneer de ontwikkelingsprocessen in de Voordelta, zoals sedimentatie, afslag, duinvorming etc. ongestoord blijven verlopen, zonder de aanwezigheid van de mens in het gebied, zal sprake zijn van een volledig natuurlijke ontwikkeling van hetgebied. De resultante hiervan is een watersysteern,waarbinnen zich een be-paald ecosysteemtypeontwikkelt. Hoewel de voorspellingen ten aanzien van de morfologische processen nog enige onzekerheid bevatten, mag worden verwacht, dat de natuurlijke processen in de Voordelta zullen leiden tot bet ontstaan van een aantal deelecosystemen met belangrijke ecologische functies.

Hierbij kan gedacht worden aan:

a) een wadachtig gebied met veel slibhoudend intergetijdegebied in bet noor-delijk deel van de Voordelta.

b) een geulen- en platen gebied met mogelijkheden voor zeehondenpopulaties in het zuidelijk deelvan de Voordelta.

c) een dynamische kuststrook met slufters, vochtigevalleien en duinen.

ad a) Het ontstaan van een wadachtig gebied met grote oppervlakken slikken en schorren, aan de zeezijde begrensd door brede zandplaten, is vooral in het noor-delijk deel van de Voordelta het meest waarschijnlijk. Dit gebied zal vergeleken met de Waddenzee smal zijn, en minder grote geulen enzandplaten bevatten. Vooral een rijk bestand aan bodem dieren behoort hier tot de mogelijkheden, waardoor dit deel van de Voordelta ook als kinderkamer voor vissoorten en als fourageergebied voor vele vogelsoorten optimaal tot ontwikkeling kan komen. Het is vooralde jonge schol die in dit biotoop gedijt.Daarnaast vormen de slik-ken en zeer ondiep water een uitsteslik-kend fourageerbiotoop voor met name stelt-lopers (waaronder de lepelaar) en eendachtigen. In combinatie met nabijgelegen duingebieden is de vestiging van een broedkolonie lepelaars in de Voordelta mo-gelijk.Door de voedselrijkdom zijn zeer hoge aantallen vogelsmogelijk. Mede gezien de liggingvan de Voordelta op eenbelangrijk punt in de trekroutes, en bet verdwijnen van een groot areaal aan geschikt voedselgebied als gevolgvan de Deltawerken, is deze potentie van de Voordelta van groot belang.

Bij geleidelijkeophoging aan de landzijde gaan de slikken over in schorren, die een goed broed- of fourageerbiotoop bieden voor weidevogels en ganzen. Rustige, geïsoleerdedelen kunnen een functie vervullenals boogwatervlucht-plaats voor de op het wad fouragerende steltlopers. De hogere delen van de schorren kunnen met een wat ruigere vegetatie begroeid raken. Zeker waar ze aansluiten op bestaande duingebieden vormt dit een potentieël broedbiotoop voor de velduil en kiekendiefsoorten. De zandplaten vormen een potentiëel rust-gebied voor zeehonden en een aantal vogelsoorten.

ad b) In de getijdegeulen en ondiepe zee is in het(relatief) schone en heldere wa-ter een goede primaire produktie mogelijk. Rijkdom aanzowel fyto- als zoö-plankton zal leiden tot een versterking van de kinderkamerfunctie voor een aan-tal belangrijke vissoorten. Dit geldt met name voor demonding van Grevelingen en Oosterschelde. Op dit moment is de biomassa van hetbodemleven in de Oosterseheldemonding nog vrij gering. Door de verminderde stroomsnelheden

(17)

overstuiving van strandvlakte door duinenrij

primaire duinvorming

duinafslag op Schouwen

••••

1.2.

1.2.1.

zal derijkdom aan bodemdieren inde rustiger delen sterk kunnen toenemen. De fourageermogelijkheden voor visetende soorten,zoals roofvissen, een aantal vo -gelsoorten, zoalsaalscholver, vis- enzeearend, en zeehonden,nemen daarmee toe. Vooral decombinatie van dieper,visrijk, en bovenal schoon water,met gro-te,rustige zandplaten,is voor sternsoorten en de seehond ideaal.

Daarnaast is met name deOosterseheldemonding voor de zeehond van belang, vanwegede centrale ligging ten opzichtevan andere(potentiële)zeehondenge -bieden in de Delta, zoalshet noordelijk deel van de Voordelta, de Oostersehelde en de(monding van de)Westerschelde.

ad c)De eerste stadiavan duinvorming zijn strandvlakten. waarop geleidelijk primaire duintjes ontstaan en groene stranden. Beiden worden gekenmerkt door het v6órkomen van slechts enkele zeer specifieke plantesoorten.

Wanneer geen rustverstoring optreedt, vormen deze gebieden het broedbiotoop van enkele specifiekekustvogels. zoals de kluut, strand- en bontbekplevier, en sternsoorten.

Zodra de lager gelegenstrandgedeelten door kustparallelle duinenrijen van de zee worden afgescheiden,ontstaan primaire duinvalleien. Sommige van deze val-leien kunnen in openverbinding blijven staan met de zee, zoalsbij de Kwade Hoek,waardoor sluftersontstaan. Ook kunnen slufters ontstaan, wanneer de zee weer door de gevormdeduinenrij breekt, en vervolgens in open verbinding met de achterliggende vallei blijft staan. De zoute, periodiek overspoelende delen van de slufters hebben, wanneer het slibgehalte hoog genoeg is, een vegetatiedie lijkt op die van de schorren.Daar waar de slufters aan een wadachtig gebied grenzen, kunnen ze een belangrijke functie als hoogwatervluchtplaats vervullen. Schorachtige gedeeltenzijn geschikt als overwinteringsgebied voor ganzesoorten.

Als broedgebied is dit biotoop van belang voor weidevogels,sternsoorten, kie-kendieven, velduil e.d. Vochtige duinvalleien zijn vooral in vegetatiekundig op-zicht van belang. Daarnaast kan in vochtige duinvalleien een groot scalaaan broedvogels voorkomen.

Bij een verdere ontwikkeling vormen zich hogere duinen, waarin bij ongestoorde ontwikkeling duinstruwelen en bossen ontstaan. De grote variatie aan vegetatie -structuren draagt bij aan een hoge soortenrijkdom aan broedvogels.

Duinen, vochtige valleien en slufters zullen op lange termijn langs de hele Voordeltakust kunnenontstaan. Op dit moment vindt op verschillendeplaatsen duinaangroei plaats,SOI1lSals gevolgvan spontane processen, soms als een dui -delijk aan te wijzen effectvan de Deltawerken. Voorbeelden zijn de KwadeHoek, Brouwersdam ter hoogtevan de Kabbelaarsbank en Verklikkerduinen. Ook in de monding van de Oostersehelde. op Neeltje lans en langs de Veerse Dam, treedt de vorming van duinen,valleien en slufters op. Door het grotendeels open blij-ven van de Oostersehelde zijn de potenties voor verdere ontwikkeling hier gerin-ger dan in het noordelijk deel van de Voordelta.

Het gebruik

v

a

n de Voord

el

ta

Kustgedrag enkustverdediging

De totale lengte van de kustlijn van de Voordelta bedraagt bijna 100 km. Langs deze kustlijn wisselen stabiele, erosieve en aangroeiende kustvakken elkaar af (zie fig. 1.7).

Vanuit de kustveiligheid zijn erosieve kustvakken het meest relevant. De be-langrijkste achteruitgang treedt op in de omgeving van Domburg en op de

••••

(18)

Figuur 1.7

meest westelijke delen

van

Voorne, Goeree enSchouwen. Kustaanwas

vindt plaats langshet BrielseGat, de Kwade Hoek, nabij de

Verklikkerduinen en voor deVeerse Dam.

KUSTGEDRAG

zeewaartse begrenzing plangebied

natuurlijk kustgedrag 1990 - 2020 (zonder menselijk ingrijpen)

<20m 20-100 m > 20 m vooruitgang achteruitgang

K

u

s

t

eros

i

e

In het Deltagebied wordt kusterosie vooral veroorzaakt door de verplaatsing van horizontale zandgolven langs de kust enlof dicht onder de kust gelegengetijde-geulen. Tevens verliezen de koppen van de eilanden zand ten gevolgevan de golfinvloed bij de overheersende westelijk windrichtingen. Wanneer niet wordt ingegrepen, dan wordt de komende 30 jaar lokaal eenaanzienlijke duinvoetach-teruitgang (orde 100tot 200 m) mogelijk geacht bij onder andere Domburg, Oranjezon, westkop Schouwen, westkop Goeree en westkop Voorne. Langs circa 10 km van de kustlijn zou hierdoor de kustveiligheid gevaarkunnen lopen.

Bijdeze cijfersis uitgegaan van het huidige tempo vanzeespiegelstijgingvan 0,20

111per eeuw.Bij een zeespiegelstijgingvan 0,60 m per eeuw wordt langsde Voordeltakust een extra kustachteruitgang verwacht vangemiddeld 0,35 m per jaar. De lengte waarover kustachteruitgang optreedt neemt dan toe met 40%.

Op langere termijn is het niet uitgesloten dat de Bollenvan de Oester verder in oostelijke richting opschuiven. Verzanding van het kortsluitgeultje voor de kop van Goeree is mogelijk, maar wordt zekerniet voor 2000 verwacht.

Voor de kust van Voorne is de grootste achteruitgang voorspeld op de punt

••••

(19)

strandsuppletie Schouwen

(omgeving km 10), envan daaruit afnemend naar Rockanje. Deze voorspelling is gebaseerd op extrapolatie van metingen uit een periode, waarin dit kustvak zand verloor naar de voorliggende geul Rak van Scheelhoek en de golfdoordringing vanuit de Noordzee groter was dan inde huidige situatie. Thans is de Hinderplaat aanzienlijk hoger dan kort na de afsluiting van het Haringvliet, ter-wijl door de realiseringvan de locatie voor de berging van havenslib,de noord-westelijkesector vooreenbelangrijkdeelis afgeschermd. Oplange termijn wordt bovendien een vrijwelgehele opvulling van het Rak van Scheelhoekvoorzien. Het gecombineerde effect van deze geulopvulling en de opwas van de Hinderplaat is, dat voor de kust vanVoorne een omslagvan kusterosie naar-aanwas wordt verwacht. In figuur1.7 is dit nog niet tot nitdrukking gebracht.

Het grootste deel van de zeewering (67 km) bestaat uit natuurlijk gevormde duinen en aangelegde zanddammen. Bovendien zijn er over een afstand

van 7 km dijken, terwijl de afsluitdammen een gezamenlijke lengte van 17 km hebben. Ter bestrijding van de kusterosie zijn strandhoofden en

paal-schermen aangelegd over een totale lengte van de kust van 32 km. Op Walcheren en Schouwen zijn duinvoetverdedigingen aanwezig. Hiervan is alleen die op Schouwen aansluitend op de Oosterscheldekering van belang

voor de duinveiligheid. Vanaf omstreeks 1970 worden zandsuppleties

uitge-voerd om de kustachteruitgang te bestrijden. Deze werkwijze zalook de ko-mende jaren worden toegepast.

Naast de Oosterscheldekering zijn als bijzondere waterstaatkundige werken

te noemen de Haringvlietsluizen, het doorlaatwerk in de Brouwersdam en de schutsluizen bij NeeltjeJans en Stellendam.

De afgelopen jaren is de waterkering op Deltasterkte gebracht. Dit betekent dat de waterkering bestand is tegen een waterstand met een overschrij-dingskans van eens in de 4000 jaar. De mate waarin duinen weerstand kun-nen bieden tegen golfaanval tijdens stormomstandigheden is afhankelijk

van de hoogte en de breedte van het duin in relatie tot debuitendijkse wa-terstand en golfaanval. Verondersteld wordt, dat de morfologische verande -ringen geen significante invloed hebben op harde keringen en het gedrag

van de zachte kustlijn.

Momenteel islangs 10 km van deduinenkust de reserveduinbreedte min-der dan 5 m. Hier is kustachteruitgang uit oogpunt van veiligheid niet ac-ceptabel.

De jaarlijkse en meerjaarlijkse onderhoudskosten aan dekustverdediging

bedragen ruim 28 miljoen gulden per jaar, waarvan 25 miljoen gulden per

jaar gemoeid ismet het onderhoud van de keringen in Oosterschelde en Haringvliet. Deze bedragen zijn exclusief de kosten van strandsuppleties.

Naar verwachting is voor het handhaven van de ligging van de kustlijn ge-durende de plan periode circa 25 miljoen m3zand nodig. Voor onderhoud

van de zeewering is tot 2000 naar schatting 20 tot 25 miljoen gulden per jaarnodig. Het beheer van dezeewering isin handen van dewaters chap-pen; het Rijk draagt zorg voor deligging van de kustlijn.

1.2.2. Recreatie en toerisme

De Voordelta vormt in toeristisch recreatief opzicht een belangrijk onderdeel

van de Delta, en levert een aanzienlijke bijdrage aan de unieke positie van de regio in het Nederlands toeristisch produkt. Belangrijke produktelemen -ten zijn: ruimtelijke identiteit en kwaliteit, milieu, natuur en landschap, in

••••

(20)

Figuur 1.8

het bijzonder tot het populaire thema "water". De Voordelta is vooral van belang voor de strand- en oeverrecreatie (zwemmen, zonnen, sportvissen) en voor de kleine en grote watersport (surfen, bootvissen. catamaranzeilen, waterscooteren, respectievelijk zeezeilen).

trailerhelling

RECREATIE

c::==J

zeewaartse begrenzing plangebied

intergetijdegebied provinciegrens gemeentegrens

STRANDRECREATIE VERBLIJFSRECREATIE

stil 18.490 aantal slaapplaatsen

-

matig 0 attractiepunt

-

druk

...

autostrand SPORTVISSERIJ bootvissen KLEINE WATERSPORT

windsurfen (matig, druk) windsurfverbod

'/ / / // gemotoriseerde watersport

GROTE WATERSPORT

=;>

betonde vaarroute

«

sluis

~ jachthaven

De recreatieve betekenis van de Voordelta is vooral door het gereedkomen

van de ontsluitende (dammen)wegen (A 151N57, A15/N59 en A58) sterk

toegenomen. Het gebied is nu binnen een paar uur rijden bereikbaar voor miljoenen inwoners uit de Randstad, het Ruhrgebied en België. Op deze wijze was in 1989 een aantal dagtochten van circa 17 miljoen mogelijk. Voorts bieden circa 150.000 slaapplaatsen jaarlijks ruimte voor 10 miljoen overnachtingen. Naar schatting bedragen de toeristisch recreatieve beste-dingen in de Voordelta-gemeenten circa 920 miljoen per jaar, hetgeen goed is voor circa 8000 full-time arbeidsplaatsen. Kwantitatief en kwalitatief vor-men de stranden en damvor-men het belangrijkste doel en de belangrijkste at-tractie van de regio voor het toeristisch recreatief verblijf of dagbezoek (zie fig. 1.8.).

Vermeldenswaard zijn de Brouwersdam, met op topdagen in totaal circa 50.000 bezoekers, en het bezoekerscentrum Neeltje Jans met circa 450.000 bezoekers per jaar.

Op basis van de verwachte morfologische ontwikkelingen en de ontwikke-lingen in de toeristisch recreatieve vraag is voor de toekomst het volgende

van belang:

••••

(21)

strand recreatie langs de Brouwersdam

recreatie op Brouwersdam, damaanzet Schouwen

• Voor degrote watersport zijn er grote potenties aan de orde die met meer of minder ingrijpende maatregelen ontwikkeld kunnen worden (vluchthaven, ligplaatsen).

• De kleine watersport kan verder ontwikkeld worden door in het

al-gemeen relatief eenvoudige, maar plaatselijk ingrijpende maatre-gelen,zoals stallingsmogelijkheden, parkeervoorzieningen, ontslui-ting, trailerhellingen en zonering voor verschillende vormen van recreatie.

• Strand en oeverrecreatie kan zich door weinig ingrijpende maatre-gelen verder ontwikkelen, zij het dat plaatselijk afnemende ge-schiktheid tot verdergaande maatregelen kan nopen.

Wat betreft de slaapplaatsen is er sprake van een geplande uitbreiding met 18.000, met name in de gemeenten Westerschouwen, Middenschouwen en Wissenkerke. In combinatie met een grotere spreiding van de bezetting over de seizoenen wordt verwacht, dat het aantal overnachtingen toeneemt tot circa 13 miljoen per jaar. Op basis van een zeer globale schatting wordt het mogelijk geacht, dat in hetjaar 2000 de toeristisch recreatieve bestedingen zijn toegenomen tot circa 1390 miljoen gulden per jaar, samengaand met een werkgelegenheid van circa 11.600 fulltime arbeidsplaatsen.

De Recreatie nade

r

bezien

STRANDRECREATIEisqua omvang debelangrijkstevormvan recreatie en bij -na overallangsde kust van deVoordeltamogelijk.Op basisvantellingen in de

el-gebiedenwordtgeschatdat op een mooie dagin hetvakantieseizoen een kleine

200.000strand-en oeverrecreanten langs de kustvan de Voordeltaaanwezig

zijn.Opjaarbasisgaathet naarschattingom2tot 4 miljoen strand-en oeverbe

-zoeken. Ruimtelijk isersprake van een sterke concentratie als gevolgvan bereik

-baarheid,infrastructuur, sociale voorzieningen,attracties,landschappelijkekw

a-liteit,bekendheidendenabijheidvan verblijfsrecreatievelocaties. Drukke (500 -750 p/ha/dag) en matigdrukke (125-500 p/ha/dag) strandgedeelten wordenaan -getroffenbijRockanje,Ouddorp. Renesse.Westenschouwen(Nieuw

Haamstede),Brouwersdam, Vrouwenpolder,Oostkapelle en Domburg.Relatief stille stranden(0-125p/ha/dag) zijn vooral te vinden nabij deboswachterij Westenschouwen,deVerklikkersduinen, dekopvanGoeree entussenBreezand

en Oostkapelle. Juni, julienaugustus zijn dedrukstemaandenvan het jaar. Naarverwachtingzaldestrandrecreatie in de Voordelta nogenige groeite zien

kunnen geven. Oorzaken hiervanzijnte vinden in: de bevolkingsgroei,hetont -staanvaneen"recreatietraditie" bijde aanstaande generatie ouderen("vroeg

ge-leerd,oud gedaan"),eenvoortgaande toenamevan hetinkomend toerisme en de

groeivan het verblijfsrecreatieve aanbod.Deze verwachte trend is momenteel in

Zeeland alzichtbaar.Lokaal kan door verslibbing en/of verbredinghetstrand lo-kaal minderaantrekkelijk worden voor recreatie. Anderzijds kunnen plaatselijk derecreatieve waarden echter ook toenemen,metnamevoor natuurgerichte

vormen van recreatie, zoals wandelen,fietsen,paardrijdenen vogelen.Dezevor -men van recreatie spelenzichechter vooralinenachterdeduinen af, en zijn daaromin het kader vanhetBeleidsplanVoordeltaminder relevant.

Vanuit de recreatiesectorwordt de aanleg van eenlandtong aan deBrouwersdam voorgesteld, onder meer om extra strandlengte te scheppen.

PORn'ISSEN wordt vanaf een groot aantal locaties beoefend,met name vanaf dammen en strekdammen. Grote aantallen(>100)zijn te vinden nabij Westkapelle,de Veerse Dam envooral deBrouwersdam. De oevervisserij kent in vergelijkingmet strandrecreatie een gelijkmatige spreiding vande activiteit over

••••

(22)

surfen bijde Brouwersdam

••••

23

het gebele jaar. Momenteel wordt geen belangrijketoe-of afname verwacht van

het aantal sportvissers vanaf de oever.

Hoewel de Voordelta wat betreft de GROTE WATERSPORT nog relatief rustig is

ten opzichte van de binnenwateren, behoort het gebied tot de drukst bevaren de

-len van de Nederlandse kustwateren. Door de afwezigheid van ander vaarverkeer

en de aanwezigheid van attractieve elementen als stroming, rust, vaardoelen,

af-wisselendekustlijn en voorzieningen als sluizen enhavens, is de Voordelta

aan-trekkelijk voor met name zeewaardige zeiljachten. Concentratiegebieden zijn de

omgeving Roompot en vooral de strook Brouwersdam-Maasvlakte.In

vergelij-king met zeiljachten (op teldagen ca.25/1000 km') zijnde aantallen

motorjach-ten in de concentratiegebieden aanzienlijk lager (ca. 4/1000 km"). Op dit

mo-ment zijn er in de havens van Breskens, Vlissingen enStellendam circa 900

lig-plaatsen. Bovendien bieden de wateren die aan deVoordelta grenzen elk ook nog

eens 2000 tot 3000 ligplaatsen. De voor de recreatievaart belangrijke sluizen zijn

de sluizen bij Vlissingen, de Roompot (ca. 17.000passages in 1989) en

Stellendam (ca. 13.000passages in 1989).

Voor de toekomst is het van belang dat er, landelijk gezien, sprake is van een

ver-schuiving naar de grotere wateren. Mede op basis vande toenemende

populari-teitvan de watersport (Nederland-Waterland), de verschuiving van de

water-sport naar de grotere wateren en de ontwikkeling van de bevolking wordt

ver-wacht, dat de toenemende belangstelling van de grote watersport voor de

Voordelta zich voortzet. Het lijkt daarom wenselijkdebestaande voorzieningen

te verbeteren en/of uit te breiden. Te denken valt aan nieuwe ligplaatsen, een

vluchthaven en betere betonning. Vanuit de recreatie-organisaties wordt een

vaardoorgang door de Brouwersdam wenselijk geacht.Naar verwachting kan

door uitbreidingsplannen C.q. de ontwikkeling van nieuwe locaties het aantal lig

-plaatsen aan de Noordzeezijde zich verdubbelen (van 1.000naar 2.000), terwijl

in Haringvliet en Grevelingen een uitbreiding met respectievelijk 1200en 3200

plaatsen is gepland.

SURFENis de belangrijkste vorm van kleine watersport. Kleinelocaties (enkele

honderden surfers op goede surfdagen)betreffen Rockanje, Noordzijde

Haringvlietdam, Domburg en Westkapelle. Grote locaties (1000 of meer surfers)

zijn te vinden aan de Brouwersdam en de Veerse Dam. Op topdagen kunnen

zich 6000-7000 plankzeilers in de Voordelta bevinden. Nog meer dan bij de

strandrecreatie wordt de verklaring van dit ruimtelijkspreidingsbeeld gegeven

door de bereikbaarheid(met de auto), de toegankelijkheid en de liggingten

op-zichte van verblijfsrecreatieveaccommodaties en woonkernen.

Landelijk bezien wordt geen groei verwacht van het aantal surfers. Wel is er(nog

steeds) sprake van een verschuiving van kleinere naar grotere wateren. Hierdoor

zal het aantal surfers in de Voordelta in de toekomst nog verder toenemen.

Bovendien kan als gevolg van ontwikkelingen zoals Port Zélande en een

toene-mende toeristische promotie een stijgend aantal buitenlandse surfers worden

verwacht.

Vanwege dezelfde redenen als bij surfen is de Voordelta ook geschikt voor

CA-TAMARANZEILEN.Momenteel is het feitelijkgebruik door het ontbreken van

stallingsmogeliikheden nog vrij laag. Deze vorm van watersport wordt echter

snel populair, en een groei is waarschijnlijk. Alleenbij Vrouwenpolder bestaan

momenteel stallingsmogelijkheden. Een andere vorm van kleine watersport

waarvoor een toenemende belangstelling bestaat is hetZEEKANOEN.

Droogvallende platen zijn een geliefd vaardoel.

(23)

trailerhelling Brouwersdam

campings bij Renesse

Port Zelande

••••

24

GEMOTORISEERDEKLEINE WATERSPORT,zoalsspeedbootvaren.water

-skiën, waterscooteren en parasailing komtnog beperkt voor in de Voordelta. Wel bestaat er een toenemende belangstelling,met name op locaties waar het show-element optimaal kan worden uitgebuit. Overigens kunnen vaarsnelheid en vaargedrag hinderlijkzijn voor andere vormen van watersport.

SPORTVISSERIJOP ZEE met kleine motorbootjes is een kenmerkende vorm van watersport voor de Voordelta. Van belang hierbij is het voorkomen van vis

-rijke gronden,rustige en veilige locaties, goede bereikbaarheid en voorzieningen

(trailerhellingen, stallingen). De sportvisserij opzee vindtvooralplaats met klei-ne vaartuigen die vanaftrailerhellingen te water worden gelaten. De belangrijkste concentratiegebieden zijn te vinden voor de kop van Goeree(op drukke dagen staan bij de trailerhelling aan de Brouwersdam meer dan tweehonderd trailers),

in de monding van de Oostersehelde (op drukke dagen staan bij de trailerhelling op de Neeltjelans ruim 100 trailers) enin de monding van het Haringvliet.Op topdagenzijn naar schatting enigehonderdensportvisboten in deVoordelta

aanwezig.Voor detoekomst wordt een algemene toename van het aantalsport

-visboten verwacht,waarbij ook het motorvermogen zal toenemen.Hierdoor kunnen verderzeewaarts gelegen locaties bereikt worden. Op dit moment is er evenwel nogeen tekort aan trailerhellingen.enzijn bestaande trailerhellingen overbelastoftechnisch niet voldoendebruikbaar.

Met name dekleine watersport en destrand- en oeverrecreatie zijnsterk gerela

-teerd aan de nabijgelegenconcentratiesvan VERBLIJFSRECREATIE.In de ge

-meenten grenzend aan het Voordeltagebied bevindenzichin hotels,campings en pensions circa150.000slaapplaatsen.De gemeenteWesterschouwen neemt daarvan30%voor haar rekening.Daarnaast biedendeligplaatsen in jachthavens van Vlissingen,Breskensen Stellendamnog eens circa2500slaapplaatsen.

Gemiddeldvinden er circa10 miljoen overnachtingen perjaar plaats. Degemid

-delde bezettingsgraad varieert van 19%inmei/juni tot 62%in juli/augustus. Buiten hetseizoenishet minder dan 10%. Aan dagbezoek en overnachtingen wordt in de kustgemeenten naarschatting 920 miljoen gulden per jaar uitgege

-ven,waarvancirca600miljoen door buitenlanders.Dezebestedingen bieden fulltimewerkgelegenheid aan naar schatting8000 mensen.

Deontwikkelingenvan derecreatie in de Voordeltazijn sterk afhankelijk van de

ontwikkelingen in de verblijfsrecreatie. Het beleidtenaanzien van de verblijfsre

-creatieisgericht op kwalitatieve verbeteringen van het bestaande aanbod. Bovendien bestaan er plannen en ideeën voor een uitbreiding van betaanbod aanslaapplaatsen met circa 18.000in de komendejaren. In combinatie met de verwachte verderegroei van het aantal korte verblijven in vooral bungalows en appartementenen de verbeterde bezettingsgraad,wordteen toename van het aantal overnachtingentot 13 miljoen per jaar in het jaar2000 mogelijk geacht.

In 1991 is onderzoek gedaan naarhet recreatief gebruik van de Voordelta. Dit onderzoek isverricht door dewerkgroeprecreatie-onderzoek Deltawateren op basis vaneentiental tellingen vannit delucht in deperiode19mei tot1sep

tem-ber.Detellingenwaren met namegericht opvarende enstilliggendevaartuigen,

hetgebruik van trailerhellingen en de betredingdoor recreantenvanplaten.

Doorde tellingen wordt het algemenebeeld van het hiervooraangegeven ge-bruik deels bevestigd,zij het, datde tellingenlagere waarden opleveren ten aan-zien van het aantal surfers en het aantal trailers op drukke dagen bij de

Brouwersdam. alsmede het aantalsportvisboten in hetgebied.

(24)

1.2.3. Scheepvaart

De zeegaande scheepvaart speelt zich voornamelijk buiten de Voordelta af, en is voornamelijk gericht op de nabijgelegen haven- en industriegebieden van Rotterdam, Vlissingen, Terneuzen/Gent en Antwerpen. Tot de belang-rijkste scheepvaartroutes behoren de Euro-Maasgeul naar Rotterdam en het Oostgat als toegangsgeul naar de Westerschelde. Met name in de mon-ding van de Maasgeul is sprake van een intensief scheepvaartverkeer (zie fig. 1.9). Voor devisserij- en de recreatievaart zijn voorts de kleinere scheepvaartroutes in het Voordeltagebied van belang, zoals het Slijkgat in de monding van het Haringvliet, en de geul van de Banjaard, het Westgat en deOude Roompot in de monding van deOosterschelde.

scheepvaart in het Oostgat

Figuur 1.9

SCHEEPVAARTINTENSITEITEN

(1.9)

zeewaartse begrenzing plangebied 3-6 /1000 km 2 6-9 /1000 km 2 9"15 /1000 km 2 15-21 /1000 km 2 21-27 /1000 km 2 27-45 /1000 km 2 >45 /1000 km 2 onbekend

--

-De benodigde vaardiepte voor visserij- en recreatievaart is circa 5 m. Om vaargeulen bevaarbaar te houden wordt regelmatig onderhoudsbaggerwerk

uitgevoerd.

De autonome ontwikkeling van de scheepvaart is van vele factoren afhan-kelijk. Algemeen wordt verwacht dat de zeescheepvaart, voor wat de te vervoeren lading betreft, de komende jaren een lichte groei zal vertonen. In combinatie met een verdergaande schaalvergroting zal deze lichte groei waarschijnlijk niet tot een merkbare toename van het aantal scheepsbewe-gingen aan de noord- en zuid rand van de Voordelta leiden. Er wordt geen significante verandering in het aantal vaarbewegingen van vissersschepen verwacht. Wel is een toename mogelijk van het aantal vaarbewegingen van

••••

(25)

recreatievaartuigen. Vanwege het belang van een goede toegankelijkheid van de havens in en rond het plangebied zullen ook in de toekomst de be-staande vaarwegen door middel van onderhoudsbaggerwerk op diepte worden gehouden.

binnengrens visserijzone ( bij benadering)

/

OVERZICHT VISSERIJFUNCTIES

zeewaartse begrenzing plangebied intergetijdegebied

sleepnet visserij (platvis/garnalen) (extensief /intensief)

.~ sleepnet- en kokkelvisserij

_ sleepnet- en mosselzaadvisserij _ sleepnet-, kokkel- en mosselzaadvisserij

• vaste fuiken / / / o 2 4 6 8 10 km Figuur 1.10 1.2.4. Visserij

In samenhang met de rijkdom aan bodem leven is de Voordelta uit visserij-oogpunt van belang vanwege de visserij op schaal- en schelpdieren (gar-naal,mosselzaad, kokkels), en vanwege de kinderkamerfunctie voor com-merciëel interessante vissoorten, zoals haring, tong en schar. Vanwege dit

laatsteis de Voordelta indirect van belang voor de visserijop de Noordzee.

Voorts wordt in de Voordelta op rond- en platvis en paling gevist. De visserij

in de Voordelta heeft vooral het karakter van kustvisserij. Visserij is in

princi-pemogelijk bij een waterdiepte van tenminste 1,5 m. Figuur 1.10. geeft de

verspreiding van debelangrijkste vormen van visserij in deVoordelta weer.

Belangrijke aanvoerhavens zijn Stellendam, Colijnsplaat en Breskens.

De economische betekenis van visserijindeVoordelta kanalsvolgt geïllus-treerd worden (onderstaande cijfers zijn aan jaarlijkse fluctuaties onderhe-vig,en zijn daarom indicatief):

• De geschatte aanvoerwaarde vangarnalen en kokkels bedraagt circa 20en 7,5 miljoen gulden per jaar.

De geschatte aanvoerwaarde vanrond- en platvis ligt in de orde van 25 miljoen gulden per jaar .

••••

(26)

visserij bij Schouwen

Degeschatte aanvoerwaarde van mosselzaad is circa2,5 miljoen gulden perjaar.

Decommerciële waarde van de aangevoerde visprodukten uit de Voordelta bedroeg in1988circa 135 miljoen gulden.

De visserij indeVoordelta biedt opzee enaan dewal werk aan circa720 mensen.

De toekomstige visserijmogelijkheden zijn vooral afhankelijk van de abioti -sche en daarmee samenhangende biotischeveranderingen in hetgebied. Aangenomen wordt dat inhet algemeen deVoordelta belangrijker kanwor -den voor devangst opgarnalen (met namein de monding van het

Haringvliet en deGrevelingen). Naar verwachting wordt ook dekinderka -merfunctie van deVoordelta belangrijker. Vanuit het bedrijfsleven is een toenemende belangstelling voor mosselcultures, mosselzaad- en kokkelv is-serij mogelijk. Hierdoor zou dewerkgelegenheid op kunnen lopen tot 760 fulltime arbeidsplaatsen in2000. In hoeverre deze mogelijkheden worden benut hangt naastlandelijk beleid mede af van het beleid dat in EG-kader wordt gevoerd.

De Vi

sserij

n

a

der b

ezi

en

De GARNALENVISSERl}vindt plaats met gesleepte vistuigen en wordt vrijwel uitsluitend uitgeoefend binnen de 12-mijlszone.Ruim 100vaartuigen met een motorvermogen van niet meer dan300pkbeschikken momenteelover een GV-vergunning, welke benodigd is voor de garnalenvisserij inde visserijzone. Voor Waddenzee en Eems-Dollardzijn 97 zogenaamdeGK-vergunningenverleend. In depraktijk wordt naar schatting door circa 40 vaartuigen regelmatig de garna-lenvisserijin de Voordelta uitgeoefend(m.n. inhet najaar). Aanvoerhavens zijn Colijnsplaat, Stellendam(enBreskens),

De aanvoer van garnalen wisseltsterk van jaar totjaar. Delaatste jaren wordt 5à

10mi.ljoenkgin geheelNederlandaangevoerd, waarvan iets meer dandehelft afkomstigisuit andere gebieden dandeWaddenzee. In1990kwam2 miljoenkg uit de Voordelta, terwijl over Nederland totaal 4,8miljoenkg werdgevangen.De geschatte jaarlijkse aanvoerwaarde uit de Voordelta ligt in de orde van20 mil-joen gulden.Belangrijke visplaatsen in deVoordelta zijnonder anderehet Goereese Gat, Ooster,hetgebied voor dekop vanGoeree, Kous,Bollenvanhet Nieuw Zand, Krabbengat,Banjaard en Roompot.

De vangst van paling metde garnalenkor is in de Voordelta tevens vanbelang. Verwacht wordt datde ontwikkelingeninde Voordelta vangeringeinvloed zijn op de garnalenstand. Daarbij komt dat het aantal GK-vergunningen voor de gar -nalenvisserij (Waddenzee,Eems Dollard), waarmeeook inde Voordelta kan worden gevist,tothetjaar 2000bevroren is ophethuidige aantal van97.Ook een uitbreiding van de EG-lijst met vaartuigen die zijn toegestaan binnen de 12-mijlszone metboomkorren te vissen, ligt niet inde bedoeling. Aangezien plaat-sing op deze lijst eenvoorwaarde is voorhet verkrijgen van eenGV-vergunning (garnalenvisserij in de visserijzone),wordt ook hier geen uitbreiding van het hui-dige aantal vergunninghouders (ca. 100)voorzien. Derhalve mag verwacht wor-dendatde huidige visserij-inspanningop garnalen in de Voordeltainhet ko-mendedecenniumniet zal wijzigen.

Een eventuele toenemende betekenis van de Voordelta voor opgroeiende vis staat niet op gespannen voet met de garnalenvisserij,geziende voor zowel GK-als GV-vergunninghouders bestaande verplichting tot het gebruik van vangstsor-teer-apparatuur.

••••

(27)

de visafslag van Stellendam

••••

28

Voor de KOKKELVISSERIJkan over het algemeen gesteld worden dat de Voordelta een belangrijk gebied is. Het kokkelbestand, en daarmee de intensiteit van de visserij, varieert sterk per gebied en perjaar. Het spuien van grote hoe-veelheden zoet water vanuit het Haringvlîet heeft soms tot gevolg, dat geheel of gedeeltelijkhet bestand wordt vernietigd.Delaatste jaren bedraagt de totale vangst gemiddeld 10 miljoen kg kokkelsper jaar. De geschatte jaarlijkse aanvoer-waarde ligt in de orde van7,5 miljoen gulden.

De mechanische kokkelvisserij in de kustwateren, het zeegebied en de visserijzo-ne is gebonden aan een vergunning. Er zijn 36 vergunningen uitgegeven voor de kokkelvisserijin Waddenzee, Oostersehelde en Voordelta. Daarnaastis de visse-rij als gevolgvan een recente gerechtelijke uitspraak aan 8 extra vaartuigen toege-staan in de visserijzone,waartoe het zeewaarts gelegendeel van de Voordelta wordt gerekend. De kokkelvisserij wordt gedurende een jaarlijks vast te stellen beperkt aantal dagen enplaatsen toegestaan, onder bepaalde voorwaarden, waar-onder een minimum maatvan de kokkel (meestal 30à45dagen in de periode augustus-november).

De handkokkelvisserij isin de Voordelta van geen of zeer geringe betekenis. De belangrijkste gebiedenvoor de kokkelvangst zijn het Goereese Gat (o.a. Rak van Scheelhoek, Bokkegat en Slijkgat)en in mindere mate het zeegebied voor de kop van Goeree, de Kabbelaarsbank, Aardappelenbult en de noordzijde van de Bollen van het Nieuwe Zand. Het gebied bewesten de Oosterseheldekering (o.a. Noordland, Roompot entegen de Veersedam) is ook een gebied waar regelmatig kokkels voorkomen.

De Voordelta kan de komende jaren een interessanter gebied worden voor de handkokkelvissers. Eendergelijke ontwikkeling kan de druk van de handkokkel-visserijop Oostersehelde en Waddenzee verminderen, aangezien het totaal aan-tal van circa 90 vergunningen dat momenteel wordt uitgegeven voor de ku stwa-teren en het zeegebied tot2000 niet zalwordenuitgebreid. Ook voor de mecha-nische kokkelvisserijkande betekenis van de Voordelta toenemen, met name in het meer zandige intergetijdegebied in het zuidelijk gedeelte.

In een normaal of goedkokkeljaar waarin het in de Oostersehelde en Waddenzee aanwezigebestand velemalen groter is dan het bestand in de Voordelta, zal dit naar verwachting slechtsleiden tot een geringe verhoging van de visserijinspan-ning in dit gebied. Het aantal vergunvisserijinspan-ningen voor de mechanische kokkelvisserij in de kustwateren en hetzeegebied is echter tot het jaar 2000 bevroren op een aantal van 36.

Voor het noordelijk deel van de Voordelta wordt de mogelijke betekenis voor kokkelvangstenbeïnvloed door het spuiregime van de Haringvlietsluizen. Dit spuiregime is onderwerpvan studie in het kader van het Beleidsplan Haringvliet-Hollandsch Diep-Biesbosch. Een uiteindelijke keuze zal plaatsvinden na een in-tegrale afwegingvan land- en zeewaartsebelangen. De mogelijke effecten van een ander spuiregime wordenbeschreven inpar. 2.4.3.

MOSSELZAADVISSERIvindJ t plaatsinhet Goereese Gat. Als er geen grote hoe-veelheden zoet water via de Haringvlietsluizen worden gespuid komen hier vaak mosselzaadbanken voor. De mosselzaadvisserijis meestal voor een aantal dagen in hetVOOf- en najaar opengesteld. De geschatte aanvoerwaarde bedraagt circa 2,5miljoen gulden perjaar.

Door de verminderde stroomsnelheden en de gunstige voedselcondities, met na-me in het noordelijk deel van de Voordelta, worden nieuwe mogelijkheden voor de aanleg van mosselperce1en gezien.Met name de landzijde van de plaatgebie-den in het Goereese-,en wellicht ook in het Brouwershavense Gat, hebben grote potenties voor de mosselcultuur. De meerjarige mosselen met een relatief hoog visgewicht,welke gedurende de laatste jaren in grote aantallen aan bijvoorbeeld

(28)

de landzijde van de Hinderplaat zijn aangetroffen, wijzen ook in dezerichting. Overigens is ook voor de mosselvisserij het toekomstige spuiregime van de Haringvlietsluizenvan grootbelang. Een geringe aanvoer van zoet voedselrijkri-vierwaterheeft een positieve invloedopde groei. Langdurigelozing vangrote hoeveelheden zoet water kan echter leidentot vernietiging van lokalebestanden.

De mogelijkheden voorzowelvrijeOESTERVISSERIJalsde aanlegvan oester-cultures lijken op korte tot middellange termijnbeperkt, Wellicht datals gevolg vande geomorfologische veranderingenin de Voordelta het uitdeOostersehelde afkomstigebestandaan Kromme (Japanse) Oesters zich in de toekomst in de Voordelta enigszins kan uitbreiden. Voor off-bottorn hangcultures lijken in de Voordelta gunstiger perspectievenaanwezig.

Voor de SPROTVISSERIjis het gebied van hetGoereese Gat (Pampus, Rak van Scheelhoek, Bokkegaten Slijkgat)belangrijk. Deze visserij wordt hierperiodiek metgarnalenkottersmetde zogenaamde zweefkuil uitgeoefend. Het ontstaan van een meer wadachtig gebied, ende veranderingen inde visfaunadiedit met zich meebrengt, zalwaarschijnlijkdemogelijkheden voorde sprotvisserijdoen toenemen.

De HARDERVISSERIJwordt sporadischmet de zegenin hetGoereese Gat uitge-oefend.

Voorts vindtnog visserij plaats opROND- ENPLATVIS. De aanvoerwaarde van rond- enplatvis die indeVoordelta gevangenisligt in de orde van 25miljoen gulden perjaar. Circadehelft vande in de Deltaregio aangelande rond- en plat-visvangsten wordtaangevoerd naarde visafslagvan Stellendam. Deze visafslagis vooralvan belang voor de aanvoer van Noordzeevangsten. Colijnsplaatismeer een thuishaven voor schepen met de Voordelta als vangstgebied.

Visserij met VASTEVISTUIGENvindt plaats langsde buitenzijde vande Haringvlietdam. de Brouwersdam enlangs de buitenhaven op de Neeltjelans. Ook wordt op de vrije gronden vanhetGoereese Gat enBrouwershavense Gat de visserij met staand wantenschietfuikenuitgeoefend.

Inde Structuurnota Zee- en Kustvisserijzijn maatregelen opgenomenom onge-wenste effecten van vaste vistuigen te verminderen. Zo is bijvoorbeeld vooralle (schiet-)fuiken het gebruik van eenkeerwant met ingang van1januari 1993ver-plichtgesteld, enzalhet aantalvergunningen worden beperkt.Het gebruik van harderkamers enfuiken waarbij deze voorziening technisch niet mogelijk is, zal inde kustwaterenworden verboden.

1.2.5. Zandwinning

In het plangebied wordt landwaarts van dedoorgaande NAP -20 m lijn

geen zand gewonnen voor louter commerciële doeleinden. Wel vindt in de

monding van het Haringvliet (Slijkgat) (ziefig. 1..11) onderhoudsbagger

-werk plaats, waarbij het vrijkomende zand op de markt verhandeld wordt.

In depraktijk komt bij het onderhoudsbaggerwerk in het Slijkgat maximaal 150.000 m.3 perjaar vrij. Tot 1 januari 1994 isvergunning verleend voor de winning van maximaal 200.000 m3 zand per jaar.

Daarnaast heeft de afgelopen jaren eenaantal keren zandwinning plaatsge -vonden ten behoeve van kustsuppleties bij onder andere Domburg, Renesse

••••

(29)

zeewaartse begrenzing plan gebied zandwinning voor commerciële doeleinden

ZAND- EN SCHELPWINNING

--

zandwinning ten behoeve van suppleties .1''''

zandwinning in het kader van vaargeulonderhoud-/

huidig schelpwingebied

potentieel schelpwingebied doorgaande NAP -20m dieptelijn

/

/

Figuur1.11 en dekop van Schouwen en Goeree. Het ging hierbij om hoeveelheden van

enigehonderd-duizenden tot circa2 miljoen m3. Deze zandwinning werd

zoveel mogelijk gecombineerd met onderhoudsbaggerwerk in vaargeulen

(Slijkgatenaanloop Oostgat). De zandwinning ten behoeve van de kop van

Schouwen vond plaatslangs de Krabbenplaat, aan dezeezijdevan de

Krabbengeul. Door dezewijze vanwinning wordt de eroderende geul

enigszinszeewaarts verlegd, waardoor de erosievan het aanliggende kust

-vakafneemt. Ook voor de su ppletie van 1991 isdezewerkwijze toegepast.

Dekleinschalige commerciële zandwinningen zeewaarts van de doorgaande

NAP -20 m lijnzullen naarverwachting beperkt van omvang blijven, aan

ge-zien detoekomstige zeezand behoefte van de provincie Zuid-Holland in

principevolledig zal kunnen worden gedekt door winning uit de

Euro-Maasgeul. Voorts blijkt uit inventarisaties van de provincies Zeeland en

Noord-Brabant dat in deverwachte zand behoef te van deze provincies

voor-lopig nog volledig zal kunnen worden voorzien door winningen op het vas-teland en een aantal van de er binnen vallende rijkswateren.

Naar verwachting is voor het handhaven van de kustlijn van het plangebied voor de periode 1990-2000 ongeveer 2,4 miljoen m3 zand per jaar nodig. Voor de periode 2000-2020 wordt de behoefte aan suppletiezand geraamd op circa 1,8 miljoen m3per jaar. Voor zover dit zand niet uit de Voordelta zelf kan worden betrokken, zal winning moeten plaatsvinden zeewaarts van de doorgaande NAP -20 m lijn (of in de Euro-Maasgeul) .

••••

Cytaty

Powiązane dokumenty

At very low temperature lifts, the compression-resorption heat pump system can have an advantage over the vapor recompression heat pump as long as the temperature

Following the earlier and later young beginners’ language development over three years I wished to paint as comprehensive a picture of age effects as possible by taking into

pragmatyki transcendentalnej (K.O. W obydwu tych wypadkach chodzi o roz- winięcie teorii języka jako teorii działań zorientowanych na uzyskanie porozumienia. Podjęta jest tu próba

The controller manages to prevent such a spillback by rerouting more trucks via the alternative route (Figure 10d) and instead placing short cars into the congestion.. The reason

Pyszkowskiego, który kwestyę genezy zapatrywań filozofi­ cznych Reja, oraz kwestyę (?) jego »uczoności« wogóle, radby rozwiązać jednym zamachem, ukazując jako

Wykonaj operacje zeroinserting (różne wartości), powtórzenie, decymacja i opisz co one spowodowały w widmie sygnału... Projektując układ przyjmij inne

Voor de realisatie van de doelstellingen in deze wet, zal er echter door de TAW nog veel technische invulling moeten worden gegeven: In de vorm van leidraden en als

Zowel op het strate- gische niveau (het nemen van beslissingen over lange termijn investeringen) als op het directe uitvoerende niveau dienen het technische, financiële