• Nie Znaleziono Wyników

Technologie kan ons helpen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Technologie kan ons helpen"

Copied!
6
0
0

Pełen tekst

(1)

door water verbonden

Technologie kan ons helpen

ir. A.W.C. van der Helm, ir. Th.G.J. Bosklopper, ir. P.W.M.H. Smeets, ir. L.C. Rietveld

1. Inleiding

Waterkwaliteit is van oudsher de belangrijkste drijvende kracht van de waterleidingsector. De ambitie van de geza-menlijke waterleidingbedrijven is te komen tot water van onberispelijke kwaliteit, op een duurzame wijze gepro-duceerd. Dit betekent dat waterleidingbedrijven continu bezig moeten zijn met het verbeteren van de huidige installaties en het anticiperen op toekomstige ontwikke-lingen in de kwaliteit van de bronnen, de watervraag, de zuiveringstechnologie en aanscherping van de normen. Bij het ontwerpen van een drinkwaterzuivering leidt het anticiperen op toekomstige ontwikkelingen over het alge-meen tot robuuste en overgedimensioneerde zuiveringen. Dit geldt ook voor de drinkwaterzuiveringen van Waterlei-dingbedrijf Amsterdam (WLB Amsterdam). Door het beter benutten van de aanwezige overcapaciteit in de huidige zuivering kan de drinkwaterkwaliteit worden verbeterd en kunnen investeringen worden uitgesteld.

Het beter benutten van de overcapaciteit in de zuivering werd in het verleden door WLB Amsterdam gedaan door optimalisatie van de individuele deelprocessen. De grenzen aan het optimaliseren van de deelprocessen zijn echter bereikt. De verwachting is dat een verdere verbetering alleen mogelijk is door het zuiveringsproces als geheel te benaderen. Dit wordt de integrale benadering genoemd. Om aan deze uitdaging invulling te geven is in januari 2003 het project PROMICIT1 gestart. PROMICIT is een

samen-werkingsverband tussen Waterleidingbedrijf Amsterdam, Technische Universiteit Delft, DHV Water BV en ABB BV en wordt mede gefi nancierd door SenterNovem. Het doel is een doorbraak te realiseren in de beheersing van de drinkwaterkwaliteit door het ontwikkelen van een

inte-1 PROcess Modelling and Intelligent Control of Integral water

Treatment

ir. A.W.C. van der Helm TU Delft / DHV Water

ir. Th.G.J. Bosklopper WLBA

ir. P.W.M.H. Smeets TU Delft

(2)

graal, dynamisch model van de productielocatie Weesperkarspel2, zie fi guur 1, en het toepassen

van het model voor een optimale geautomati-seerde besturing van de zuivering. De verwachting is dat deze ontwikkeling naast een verbetering van de waterkwaliteit ook een vergroting van de productzekerheid, een verlaging van de kosten en een vermindering van de belasting van het milieu oplevert.

2. De integrale benadering

Bij een integrale benadering van de drinkwater-zuivering worden de invloeden van deelprocessen op navolgende deelprocessen en invloeden van verschillende deelprocessen op dezelfde water-kwaliteitsparameter meegenomen, zie fi guur 2. Dit betekent dat de keuze voor de optimale instelling van een individuele processtap afhankelijk kan

zijn van de keuze van de instellingen van andere processen. Hierbij wordt rekening gehouden met de waterkwaliteit van het oppervlaktewater, die varieert door lange termijntrends (pesticiden, hormonen, chloride, bromide), seizoensinvloeden (temperatuur, algen, DOC, micro-organismen) en gebeurtenissen zoals hevige regenval. Tevens wordt rekening gehouden met variaties door pro-cesgerelateerde gebeurtenissen zoals onderhoud en het spoelen van fi lters. Uit de veelheid van mogelijkheden die ontstaat is geconcludeerd dat integrale beslissingen moeilijk zijn te nemen zon-der het gebruik van computermodellen.

Eén van de processen die een belangrijke rol speelt in de integrale benadering van de productieloca-ties van WLB Amsterdam is de ozonisatie. Zo wordt de ozonisatie beïnvloed door de voorzuivering, doordat in de voorzuivering DOC verwijdering en pH verandering optreedt. De ozonisatie beïnvloedt

2 Weesperkarspel is één van de twee productielocaties van WLB Amsterdam en produceert jaarlijks 30 miljoen m3

drinkwater. De zuivering bestaat uit een voorzuivering op de vestiging Loenderveen en een hoofdzuivering op de

vestiging Weesperkarspel.

Figuur 1: Processchema van productielocatie Weesperkarspel

Figuur 2: Invloed van deelprocessen op navolgende deelprocessen P( $## PATHOGENEN ZUURSTOF FOSFAAT ZWEVSTOF P( PATHOGENEN ZUURSTOF AMMONIUM FOSFAAT ZWEVSTOF ALGEN P( PATHOGENEN ZUURSTOF NITRIET NITRAAT AMMONIUM FOSFAAT ZWEVSTOF ALGEN !/# PATHOGENEN ZUURSTOF BROMIDE BROMAAT "-P( BICARBONAAT KOODIOXIDE CALCIUM CALCIUMCARBONAAT P( $/# !/# PATHOGENEN ZUURSTOF CALCIUMCARBONAAT BROMAAT "-ZWEVSTOF P( !/# PATHOGENEN ZUURSTOF ZWEVSTOF # OAGULATIESEDIMENTATIE 7 AT ERLEIDING PLAS 3NELFILTR ATIE /Z ONISATIE (AR DHEIDSR EDUC TIE "IOLOGISCH TIEV E ATIE ,ANGZAAM ATIE

(3)

de biologisch actieve koolfi lters, door vorming van AOC uit DOC en het afbreken van organische mi-croverontreinigingen en is een belangrijke stap in de eliminatie van pathogene micro-organismen.

3. Ozonisatie

Ozon wordt toegepast op zowel productielocatie Weesperkarspel als Leiduin3. De ozon wordt

gedo-seerd in bellenkolommen, waarbij gasbellen met zuurstof of lucht en ozon door het water worden geleid en overdracht van ozon plaatsvindt tussen de gasfase en de waterfase. Daarna stroomt het water door contactkelders om het opgeloste ozon te laten reageren met de in het water aanwezige pathogene micro-organismen, zie fi guur 3. Gedurende ozonisatie van bromide-houdend wa-ter wordt bromaat gevormd (Von Gunten 2003). Op Weesperkarspel is de bromaatvorming minder dan 0,5 µg/l bij een ozondosering van 1,75-2,25 mg/l en op Leiduin is de bromaatvorming 3 - 5 µg/l bij een ozondosering van 0,7 – 0,9 mg/l. Voor de huidige situatie voldoet WLB Amsterdam aan de Nederlandse drinkwaternorm voor bromaat van 5 µg/l (90-percentiel waarde). Desondanks is

vorming van bromaat een ongewenst neveneffect van het ozonproces en, daar waar het mogelijk is, moeten maatregelen getroffen worden om de bromaatvorming verder te reduceren. Om deze re-den is bij het proefonderzoek ten behoeve van de modelvorming van ozonisatie de nadruk gelegd op de bromaatvorming, waarbij als randvoorwaarde is gesteld dat voldoende desinfectie gerealiseerd wordt.

3.1 Bromaatreducerende maatregelen uit de literatuur

In het verleden is veel onderzoek verricht naar bromaatreductie benaderd vanuit de chemie en hydrodynamica. Effectieve chemische maatre-gelen voor bromaatreductie zijn pH verlaging, toevoegen van ammonium, toevoegen van am-monium voorafgegaan door chloring, afvangen van hydroxylradicalen en afvangen van hypobroom zuur (Kruithof 1993, Galey 2000, Pinkernell 2001, Buffl e 2003). Hydraulische maatregelen die zijn onderzocht voor bromaatreductie zijn de toepas-sing van getrapte versus ééntraps men, tegenstroom versus meestroom bellenkolom-men en het injecteren van ozon in gasvorm in een leiding gevolgd door menging in statische mengers versus het gebruik van bellenkolommen (Gillogly

3 Leiduin is één van de twee productielocaties van WLB Amsterdam en produceert jaarlijks 70 miljoen m3

water. Op zuiveringstation ir. Cornelis Biemond van WRK vindt voorzuivering plaats, het voorgezuiverde water ondervindt een duinpassage en de hoofdzuivering is op de vestiging Leiduin.

Figuur 3: Ozondoseersectie van productielocatie Leiduin

1 Ozon productie ruimte 2 Bellenkolom

3 Contactkelders 4 Influent toevoer ruimte 5 Ozon gas vernietiging 6 Pompkelder 1 2 3 4 3 3 5 6 5 10 15 20m 0,5 M.V. 10,8m 4,5 5,0

(4)

2001, Agutter 2001). Voor alle hydrodynamische maatregelen is geconcludeerd dat er slechts een klein verschil optreedt in bromaatvorming tussen de verschillende methoden en dat bromaatvorming hoofdzakelijk wordt bepaald door de chemische condities en niet door de hydraulische condities. Het veranderen van de chemische condities is voor productielocatie Leiduin echter niet wense-lijk, waardoor er weinig mogelijkheden voor de reductie van bromaat overblijven.

Bij alle hydraulische onderzoeken naar bromaat-reductie is gebruik gemaakt van doseringsmetho-den waarbij ozon in gasvorm in de te behandelen stroom wordt gebracht. Echter, bij de stofover-dracht van de gasfase naar de waterfase door middel van bellen ontstaan rond de bellen lokaal hoge pieken in de ozonconcentratie. Daarnaast is de menging van ozon in het water slecht door geringe menging van het water in de bellenkolom. Het eerst genoemde fenomeen is ongunstig voor de bromaatvorming en het tweede fenomeen is ongunstig voor de

des-infectie.

Om toch tot bromaat-reductie te komen is een nieuwe methode ontwikkeld. Hierbij is de hypothese dat door het doseren van ozon in opgeloste vorm in de hoofdstroom, de lokale ozonconcentratie tot een minimum kan wor-den beperkt, wat een lagere bromaatvorming tot gevolg heeft. 3.2 Proefonderzoek bromaatreductie Om te onderzoeken in hoeverre de bromaat-vorming kan worden gereduceerd door het doseren van ozon in opgeloste vorm aan een te behandelen

hoofd-stroom is een proefi nstallatie gebouwd op labora-toriumschaal (100 l/h). Voor de ozonmodellering is ervoor gekozen om niet alleen de totale bromaat-vorming te kunnen bepalen, maar ook de snelheid van de bromaatvorming en de snelheid van de ozonafbraak, afdoding van micro-organismen en AOC vorming. Dit is gerealiseerd door het water na menging door een tefl on slang te leiden met een lengte van 63,85 m, een binnendiameter van 8 mm en met de hydraulische eigenschappen van een propstroomreactor. Op de slang zijn drieweg T-monsterkranen aangebracht zodat het mogelijk is het totale debiet tijdelijk af te tappen. Doordat de monsterkranen op verschillende afstanden van het doseerpunt zijn gesitueerd kunnen monsters worden genomen na verschillende contacttijden zodat bijvoorbeeld de ozonafbraak snelheid kan worden bepaald. De opstelling, de DOPFR (Dis-solved Ozone Plug Flow Reactor), is schematisch weergegeven in fi guur 4. 1.18 m 0.98 m Ozon bellen-kolom 1.02 m Monsterpunt 600 l. vat Test water 25 l. vat Milli-Q F P Pomp PID Statische menger P Druk meting F Debiet meting PID regelaar Ozon generator Ozon gas vernietiging

Begin punt 63.85 m. PTFE Leiding 8 mm binnen diameter PID

F

(5)

In de doseerstroom (5% tot 10% van de totale stroom) is een hoge concentratie ozon opgelost met behulp van een bellenkolom. Om te voor-komen dat tijdens de ozoninbreng in de doseer-stroom bromaat werd gevormd is gebruik gemaakt van (bromide vrij) Milli-Q® water.

De resultaten van de bromaatanalyses van het ef-fl uent van de DOPFR zijn weergegeven in fi guur 5. Om het effect van het doseren van opgelost ozon te kunnen evalueren zijn in fi guur 5 tevens resulta-ten weergegeven van bromaatvormingsexperimen-ten die zijn uitgevoerd in de proefi nstallatie van Leiduin (5 m3/h) en in de praktijkinstallatie van

Leiduin (1500 m3/h), die beide gebruik maken van

conventionele bellenkolommen. Uit fi guur 5 kan worden afgelezen dat bij een netto ozondosering van ongeveer 0,8 mg/l de bromaatconcentraties in de DOPFR 75% lager waren dan in de proefi nstal-latie en 85% lager dan in de praktijkinstalnstal-latie. Voor een netto ozondosering van 1,2 mg/l waren de gemeten bromaatconcentraties in de DOPFR 85% lager dan in de proefi nstallatie. In de DOPFR zijn ook experimenten uitgevoerd met voor de praktijkinstallatie extreem hoge ozondoseringen van 1,7 en 2,1 mg/l. Bij een dosering van 1,7 mg/l was de bromaatconcentratie 4,1 µg/l en bij een dosering van 2,1 mg/l was de bromaatconcentratie 3,9 µg/l. De gemeten bromaatconcentraties over-schrijden dus zelfs onder deze condities de norm van 5 µg/l voor de 90-percentiel waarde niet.

Om te onderzoeken of de desinfectiecapaciteit bij dosering van opgelost ozon voldoende is, werd tijdens de experimenten in de DOPFR E. coli WR1 gedoseerd. Hieruit volgde dat de inactivatie voor E. coli WR1 in de DOPFR 4,5 log eenheden of meer bedroeg bij Ct-waardes van 0,05 mg·min/l. Uit vergelijking met hoge volume monsters van E. coli in de praktijkinstallatie bleek dat in de DOPFR een veel hogere desinfectie werd gerealiseerd dan met conventionele bellenkolommen, zie fi guur 6. Uit de desinfectieproeven in de DOPFR en de praktijkinstallatie kon worden geconcludeerd dat voor verbetering van de desinfectie van de praktijkinstallatie verbetering van de hydrauli-sche omstandigheden in de contactkelders van essentieel belang is.

3.3 Ozon modellering

De datasets die zijn verkregen tijdens de expe-rimenten in de DOPFR, de proefi nstallatie en de praktijkinstallatie worden gebruikt voor het cali-breren en valideren van een ozonmodel. Door het bepalen van de kinetiekparameters in de DOPFR voor de ozonafbraak, de bromaatvorming, de des-infectie en de AOC vorming, middels de afgeleide parameter UV254, is het mogelijk het ozoncon-centratieprofi el tijdens ozonisatie te voorspellen. Dit wordt vervolgens gebruikt in de besturing voor

µg/l] 0 2 4 6 8 10 0.6 0.8 1.0 1.2 1.4 Ozon dosering [mg/l] Br om aa t co nc en tr at ie [ DOPFR Proefinstallatie Leiduin Praktijkinstallatie Leiduin Detectie limiet

Figuur 5: Bromaatvorming in de DOPFR, proefi nstal-latie Leiding en praktijkinstalnstal-latie Leiduin

0

)

1.000 10.000

DOPFR

Leiduin praktijkinstallatie Leiduin praktijkinstallatie DE>

0 1 2 3 4 6 5 7 8 0.001 0.010 0.100 Ct (mg min/l) DE ( -lo g N/ N

Figuur 6: Desinfectiecapaciteit in de DOPFR en in de Leiduin praktijkinstallatie

(6)

het vaststellen van de benodigde ozondosering op productielocaties Leiduin en Weesperkarspel.

4. Eureka

Het streven moet altijd zijn de bronnen voor de drinkwatervoorziening zo goed mogelijk te be-schermen en vervuiling zo veel mogelijk tegen te gaan. Desalniettemin is het belangrijk om waar mogelijk innovaties en verbeteringen in de zuive-ringstechnologie toe te passen om te komen tot de best mogelijke kwaliteit. Zo is het ozonisatie-proces in de laatste jaren ter discussie komen te staan vanwege verscherping van de bromaatnorm. Gedreven door het vergroten van kennis van ozo-nisatie ten behoeve van de modellering blijkt het echter mogelijk tot nieuwe inzichten te komen en is een nieuw doseringsprincipe ontwikkeld waardoor de bromaatvorming sterk gereduceerd kan worden zonder toevoeging van chemicaliën. De dosering van opgelost ozon middels een voor-behandelde doseerstroom in combinatie met een ozoncontactruimte met propstroomkarakteristiek, is een veelbelovende werkwijze die mogelijkheden biedt voor toepassing in bestaande ozoninstalla-ties. Doordat een hogere desinfectie gerealiseerd kan worden bij een lagere bromaatconcentratie wordt het spanningsveld tussen beide parameters aanzienlijk verruimd.

Naast het verkrijgen van inzicht en het vergroten van kennis is het werken aan de toepassing van mo-dellen in de besturing van drinkwaterzuiveringen een belangrijke doelstelling. Intensievere samen-werking tussen technologen, besturingstechnici, automatiseerders en ICT’ers zal noodzakelijk zijn om in de toekomst verbeteringen te kunnen blijven realiseren. Het onderzoek zal moeten verschuiven van praktijkonderzoek naar een combinatie van praktijk met fundamentele model studies. De pri-oriteiten en doelstellingen zouden moeten worden

verschoven naar een meer integrale aanpak. Dit zal leiden tot effi ciënte, stabiele en betrouwbare drinkwaterzuiveringen, die zullen voldoen aan de strengere eisen voor de toekomst.

5. Literatuur

Agutter, P, R. Lake, T. Burke and M. Chandrakanth (2001) Full-scale comparison of the use of static mixers and diffusers for ozone injection. Procee-dings of 15th world ozone congress of the IOA, London 2001

Buffl e, M. and U. von Gunten (2003) The chlorine-ammonia process for enhanced bromate minimi-zation. Proceedings of AWWA WQTC, Philadelphia 2003

Galey, C., D. Gatel, G. Amy and J. Cavard (2000) Comparative assessment of bromate control op-tions. Ozone: Sci. Eng. 22 267-278

Gillogly, T., R. Minear, G. Amy, R. Andrews and J.P. Croué (2001) Bromate formation and control during ozonation of low bromide waters. AWWA Research Foundation ISBN 1-58321-155-1

Gunten, U von (2003) Ozonation of drinking water: Part II. Disinfection and by-product formation in presence of bromide, iodide or chlorine. Water Res. 37 1469-1487

Kruithof, J.C., R.T. Meijers and J.C. Schippers (1993) Formation, restriction of formation and removal of bromate. Water Supply 11 331-342 Pinkernell, U. and U. von Gunten (2001) Bromate minimization during ozonation: mechanistic consi-derations. Environ. Sci. Technol. 35 2525-2531

Cytaty

Powiązane dokumenty

terytorialnego, zadania samorządu terytorialnego, powiat metropolitalny. Ustawy o samorządzie gminnym, samorządzie powiatowym i samorządzie województwa zwane dalej ustawami

Jeśliby zaś kto starał się ustanowić i rozciągnąć wpływy panowania rodu ludzkiego n a cały wszechświat, to taka ambicja (jeżeli tym mianem jeszcze można to

określany jest w literaturze między innymi jako człowiek prawdziwy (patrz Aleksan- der Zinowiew), homo russicus (patrz Aleksander Sołżenicyn), czy też człowiek żyjący zgodnie

Apostoł stwierdza, z˙e zamierza pozostac´ w Efezie az˙ do (heo¯s) Pie˛c´dziesi ˛ atnicy, poniewaz˙: „Otwarła sie˛ bo- wiem wielka i obiecuj ˛ aca brama...”, czyli nowe

Dnia 17 VI 210 r. odbyło się nadzwyczajne zebranie Komisji Badań nad Antykiem  Chrześcijańskim,  organizowane  wspólnie  z  Katedrą  Historii 

W większości bowiem publikacji naukowych historycy ograni­ czają się do przepisania zestawień znajdujących się w źródłach.. Tutaj natomiast mamy do czynienia z

ky (2007), disertační práce „Stefana Szumana koncepcja wychowania przez sztukę“ („Koncepce vzdělávání prostřednictvím umění Stefana Szumana“), ktrerá

Szczególnie ważne z punkytu widzenia gzystencjalnego wydają się takie zagadnienia zawarte w tym rozdzia- le: Rozpoznawanie istoty życia cnotliwego i jego kształtowanie; Postępowanie