I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
r
Technische Universiteit Delft•
Verslag van een beknopt
literatuuronderzoek betreffende uitwisselingsprocessen
tussen rivier en haven
R. Booij
Rapport no. 3 - 87
Faculteit der Civiele Techniek Vakgroep Waterbouwkunde Sectie Vloeistofmechanica
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
1Verslag van een beknopt literatuuronderzoek betreffende
uitwisselingsprocessen tussen rivier en haven
R. Booij
Rapport no. 3 - 87
Vakgroep Waterbouwkunde Faculteit der Civiele Techniek Technische Universiteit Delft
I
I
I
I
inhoudI
I
I
I
Inhoud 2 1 :nleiding 3 .l. • 2. Uitwisselingsmechanismen .; 3. Neervorming 7 4. Menglaag 9 5. Neersnelheid 12 6. U Hw isseling 14 7. Mathematische modellering 16 8. Referenties 19I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
3 1. InleidingDit rapport is een verslag van een literatuuronderzoek betreffende de waterbeweging in havens aan een rivier. Het literatuuronderzoek heeft
plaatsgehad in februari 1986 en was bedoeld als een onderdeel van een kort vooronderzoek voor een uitgebreid experimenteel onderzoek in het
Laboratorium voor vloeistofmechanica van de Faculteit der Civiele
Techniek van de Technische Universiteit Delft. Het onde~zoek is verricht in het kader van de M.K.O. (Minimalisering Kosten Onderhoudsbaggerwerk) -werkgroep Sedimentatiepatroon, met financiële steun van Gemeentewerken
Rotterdam. Over het experimentele onderzoek is gerapporteerd in
Booij (1), Booij (3) en Booij-Yu.
I
I
Wegens de korte tijd die beschikbaar was voor het literatuuronder-zoek (~ 2 weken), kan dit literatuuronderzoek zeker geen aanspraak maken op volledigheid. Enige aspecten van de waterbeweging in havens zijn goeddeels buiten beschouwing gebleven.
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
Dit verslag is in hoofdzaak beperkt gebleven tot het literatuu r-onderzoek zoals verricht in februari 1986. Slechts in een enkel geval wordt verwezen naar later geraadpleegde literatuur. Zonodig wordt een vergelijking gemaakt tussen de gegevens uit de beschouwde literatuur en de bij het experimenteel gedeelte van het onderzoek verkregen
resultaten. O.a. op grond van deze vergelijking worden enige gebieden genoemd waarop een uitbreiding van het literatuuronderzoek geboden
I
4I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
2. UitwisselingsmechanismenIn de literatuur worden drie hoofdtypen van uitwisselingsdebieten onderscheiden (Dollee-de Reus, Vollmers (2), Dursthoff, Koster-Reinalda, Roelfzema-v. Os, Eysink-Vermaas, WL (2)), n.l.
1) uitwisselingsdebieten samenhangend met een netto debiet door de haveningang.
2) uitwisselingsdebieten samenhangend met dichtheidsverschillen van het water.
3) uitwisselingsdebieten tussen het langsstromende rivierwater en het havenwater door aangroeiing van het overgangsgebied tussen de twee, de menglaag.
Een onderlingc bcïnvloeding van de mechanismen die aan deze drie ty~en uitwisselingsdebieten ten grondslag liggen wordt gesignaleerd (Roelfzema-v. Os, Eysink-Vermaas~ WL (2)). Voor de eenvoud wordt echter veelal toch het totaal uitwisselingsdebiet beschouwd een som te zijn van de uitwisselingsdebieten van de drie bovengenoemde mechanismen
(Roelfzema-v. Os, ~L (2)). Dit blijkt echter een te eenvoudige
voorstelling van zaken, zoals te zien is aan de resultaten van metingen bij lozing van water op en onttrekking van water aan de haven (Booij
(3)), waar het superpositiebeginsel voor de uitwisselingen (Dollee-de Reus) niet blijkt op te gaan.
,
Bovenstaande onderverdeling in 3 hoofdtypen van uitwissclings-debieten kan iets verfijnd worden (Booij (1)).
Het nettodebiet kan samenhangen met
la) komberging van de haven bij seiches in het systeem haven-rivier
lb) komberging van de haven bij variatie van het waterniveau op de rivier, in het bijzonder bij getijvariatie
Ic) lozing van water op of onttrekking van water aan de haven. Jichtheidsverschillen kunnen twee typen uitwisselingsdebieten m ee-brengen
2a) uitwisselingsdebieten samenhangend met dichtheidsstromingen door de haveningang
2b) uitwisselingsdcbieten samenhangend met interne seiches in het systeem haven-rivier
I
5
I
I
I
Veel van deze vormen van uitwisseling treden in het bijzonder op in
havens aan de benedenloop van rivieren (lb, Za, ?~).Hl.:tgrote be:ang
van dergelijke ~avens en Je sterke sedimentatie bij deze havens heeft
voora: in Xeder!and vee: onderzoek naar de uitwisseling door getij en
dichtheidsgelaagdheid meegebracht (Allen, Dollee-de Reus, ~ysink
-Vermaas, Koster-Reinalda, Roelfzema-v. Os, TOW-WL, Vollmers (2),
~es:rich, W~ (2), W~ (4)). Schattingen van de verschillende uitwiss
e-!ingsdebieten zijn te vinden in (Dol:ee-de Reus, WL (2)). De aanmerk
e-lijke invloed die interne seiches kunnen hebben op het uitwisselings
-debiet is gesignale~rd in ~~ (~). Ook veel ond~rzoek betreffende de
mathematische modellering is gericht op de niet stationaire uitstroming samenhangend met i.h.b. de getijvariatie (Xc Guirk-Rodi, TO~-WL).
I
I
I
I
I
mechöDitnismoe,nderuitzoewk isisselinin hoofg via dedzaakmengbeplaerkt tag tussenot het derde urivier en havitwisseen.linVrgs-ijI
I
diepgaande beschrijvingen van het stromingsmechanisme zijn gegeven door
) Durstaof f en in het afstudeerverslag van v. Keulen. DursthoEf is hierbij ook een rijke bron van ouder modelonderzoek. Hij bespreekt resultaten van een aantal experimenten waarvan oorspronkelijke verslagen niet of
moeilijk te achterhalen zijn. Bij de beschrijving van het strcmi
ngs-mechanisme in en om de haven gaat Dursthoff uit van een menglaag tussen rivier en haven in de monding, die gedeeltelijk de haven in spoelt door de stuwpuntsdruk in het stuwpunt aan de benedenstroomse zijde van de
haveningang en daarmee de neers~roming in de haven aandrijft. v. Keulen breidt de beschrijving uit me~ een beschouwing over de verdringing van
de ~ivierstroming door de neerstroming bij het bovenstroomse los:aatpunt
van de rivierstroming in de haveningang. Deze verdringiny wordt ei
gen-lijk niet gevonden.
I
I
I
I
I
I
I
I
I
~atuurmetingen aan de wilterbewegingin havens aan rivieren zijn niet
eenvoudig. Slechts weinig bruikbare literatuur hierover is bekend (MKO,
RWS). Je metinqen die i.h.a. met drijvers worden uitgevoerd zijn erg
gevoelig voor aanwezigheid van wind (RWS). De metingen uitgevoerd in het kader van MKO zijn uitgevoerd in e~l,~itaa~ic met een vrij sterke
getijcomponent. Xetingen in ~çhaalmodellen blijken in het algemeen vrij
beperkt te zijn in omvang, be~chouwde geometrieen en gemeten
grootheden. Vrij uitgebreide ruetingenen proeven zijn slechts gevonden
bij Dursthoff en in veel mindere mate in ~L (1). Bij d~ze metingen b:e~!
I
6I
I
I
de neerstroming door de gekozen havengeometrie echter in hoofdzaak beperkt tot één enkele neer.
I
I
I
I
I
Een verwant probleem waarbij een neer aangedreven wordt door een langsscherende buitenstroming betreft èe stroming achter een verwijding. (v. Kleef, Ethridge-Kemp). Een goede numerieke simulering van deze
stroming blijkt hoge eisen te stellen aan het mathematisch model (Stelling-Wang).
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
7I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
3. NeervormingDe verdeling van een haven in verschillende neren en eventuele doodwatergebieden is sterk afhankelijk van de geometrie van de haven.
Reeds in 1933 toonde Rohr (zie Dursthoff) op grond van modelonderzoek
aan dat in havens met een grote lengte-breedte verhouding verschillende tegen elkaar in draaiende neren achter elkaar ontstaan. Dergelijke
verdelingen in primaire, secundaire, enz. neren zijn ook gevonden door o.a. Vollmers (I, 2) en in het exper'imenteel gedeelte van dit onderzoek
(300i5 (3». Analoge neerverdelingen worden gevonden in diepe sleuven in
een wand die dwars worden aangestroomd (Higdon), ook bij laminaire stroming.
Door middel van het aanb~engen van obstakels langs de wand of van zijhavens (Vollmers (1), WL (1), Dursthoff) is het soms mogelijk de neervorming sterk te beïnvloeden, wat een grote invloed kan hebben op de sedimentbelasting van de haven.
fig. 1. 3e!nvlceding van de neervorming (Vollmers (1».
I
I
I
I
I
I
3ij veel modelonderzoeken wijken de lengtemaat L en de breedtemaat B
van de haven relatief weinig van elkaar af: 1/2 < L/B ( 2. In dat geval blijkt slechts ~~n neer te ontstaan die de gehele haven vult (DursthofE, Booij (3». Bij een sterk afgeronde haven blijkt midden in deze neer een vrijwel niet meedraaiend doodwatergebied te ontstaan ~v. Krosigk. 300ij
(3), WL (1».
De indringdiepte van de primaire neer in de haven hangt sterk af van de ligging van de haven t.o.V. de stroomrichting van de rivier. Bij een haven die in stroomafwaartse richting ligt zal de primaire neer veel verder doordringen dan bij een haven in stroomopwaartse richting
I
I
I
I
I
-
I
I
I
I
I
I
I
(300ij (3), W:" (1».-
-_- -8fig. 2 Invloed van de hdve~ligging (~L (1».
I
De stroming in de ~eer is gekromd :odat een secundaire strominy opt~eedt. Aan het wateroppervlak is de stroming iets naar buiten gericht en bij de bodem naar binnen (Bödewadt (zie Dursthoff), de Vriend, So oij-Kalkwijk). ~eze secundaire stroming in de neer ~an aanzienlijk zijn, in het bijzonder gelet op de gevolgen voor de sedimentbeweging. (Dursthoff, Booij (3». In hoeverre deze secundaire stroming in de neer ook in de menglaag doordringt is niet bekend, Dursthoff verwacht daar echter weinig invloed. De verhouding tussen'de kromt.estralen van de
stroomlijnen van de neerstroming en de maten van de havenbekkens is te gfOOt om de !:Jerekeningsmelhuuf'!van.de Vriend te mogen gebruiken. De secundaire waterbeweging onder deryelijke ollistandighedenvereist nU3 nader (literatuur)onderzoek.
I
'
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
3 4. MenglaagHet overgangsgebied in de haven~ngang tussen rivierstroming en havenstroming heeft het karakter van een menglaag die aangroeit vanaf
het JoslatInçspuut aan de bovenstrccmse ziIde van de have ninqanq, Voor een zuiver twee-dimensionale situatie, de vlakke menglaag, wordt
theoretisch een lineaire ontwikkeling van de menglaag afgeleid
b - A Je ( 1)
waarbij b de breedte van de menglaag is en x de afstand tot het 1
05-latingspunt. A is een constante die afhangt van de mate van verbreding van de menglaag en van de d~~initie van b. ~et!ngen in windtunnelE bevestigden dit lineaire verband. De gevonden ~nelheidsproflelen laten zich goed benaderen met een :outenintegraal (Lie~mann-Laufer, Görtler, 7011mien, Rotta, Townsend).
Bij model proeven waarbij de haven en de rivier loodrechte wanden hebben en waarbij de diepte groot genoeg ~s om een directe bodeminv:o~d te kunnen verwaarlo~en (Lean-Weare) lijkt deze tw~e-dimensionale
situatie benaderd te worden. Zowel bij de mcèelproeven von Durst~o!f als bij het onderhavige onderzoek wordt deze situatie gerealiseerd.
Jursthoff vindt up grond van foto's van wolken opgelost stof in de mengladg een uitbreiding die evenredig is met de wortel van de afstand tot het loslatingspunt
(2)
Jit resultaat lijkt weinig betrouwbaar. ~oor de sterke fluctuaties zijn foto's van een menglaag lastig te interpreteren. Daarbij is, door de niet lineaire zwarting van een fotografisch materiaal en door de afname van de concentratie aan opgeloste stof bij verbreding van de menglaag, kwantitatieve informatie moeilijk te verkrijgen. De lineaire
ontwikkeling van de bre~dte van de menglaag zoals gemeten d.m.v. micro-molens in het experimentele deel van dit onderzoek (Sooij (3)) komen beter overeen met de theoretisc~e verwachting.
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
10De mate van verbreding van de menglaag, gegeven door de constante A
in verg. (1), is echter niet volledig in overeenstemming met de in de windtunnels gevonden waarde (Booij (3». In het algemeen wordt een wat
sterkere verbreding gevonden. Een invloed van de turbulentie buiten de
ffienglaagkan voor deze extra verbreding aansprakelijk zijn. De stroming in de rivier en de haven is sterk turbulent èoor de aanwezigheid van de bodem. Bij windtunnelexperimenten zal de toestand van de buitenstroming
kunnen afwijken. Bij een ontwikkelde wandgrenslaag blijkt de verbreding 3terk afhankelijk van de turbulentiegraad buiten de grenslaag. Een
hogere turbulentiegraad brengt een sterkere groei mee (Fernho:z). Dit treedt waarschijnlijk ook op bij een menglaag. Ook zou de extra
verbreding kunnen samenhangen met een drie-dimensionaal zijn van de stroming bij de menglaag.
De mate van verbreding hangt ook af van de yeometrie van de
haveningang, b.V. van de ligging van de haven t.O.V. de rivier (Booij
(3), Obrazovskij (zie Dursthof~). Verder (literatuur)onderzoek naar de
invloed van verschillende groo~heden op de menglaagverbreding lijkt gewenst. Hierbij kan gedacht worden aan het drie-dimensionaal zijn van de stroming, de turbulente omgeving van de stroming en drukverloop vooral in de lengterichting van de menglaag.
I
I
I
I
I
I
I
I
~ -e normaollijn 25m r'vÏLrI
I
11
I
I
Zowel de metingen in dit onderzoek d.m.v. micromolens als metingen ~
van Dursthoff met een hete film snelheidsmeter leveren anelhel
d~-profielen die goed overeen~omen met die in een twee-dimens~0~~le
menglaag.
I
I
Bij niet :oodrechte wanden moet vooral dicht bij het loslatingspunt
een drie-dimensionale stroming verwacht worden. Impulsuitwisseling over
de vertikaal zal dan een wat bredere menglaag meebrengen. Daar dit een
grotere uitwisseling tussen rivier en haven veroorzaakt. wordt soms een
scherm over het talud aangebracht vanaf het loslaatpunt om de stromi~9
meer twee-dimensionaal te maken. Xode:~roeven bevestigen de
effecti-viteit van zo een scherm (WL (1)) (zie fig. 3).
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
,
')..."
I
I
5. NeersnelheidI
De menglaag ~ordt gedeeltelijk door de stuwpuntsdruk de neer ink
gedreven (Dursthof~). Aan de instroom:ijde van de neer worden de hoog3te, snelheden gevonden. Stroom~fwaa~ts !~de neer verbreedt de ~troming:ich. Voor de maximale neersnelheid, gemiddeld over de neeromtrek wordt door Dursthoff bij een vierkante haven 1/4 a 1/3 van de riviersnelheid gevonden. Bij een cirkelvormige haven vindt v. Krosigk een iets grotere waarde (35\a ~O\ van de riviersnelheid) ondanks de relatief geringere breedte van de havenmonding.
I
I
I
I
0,;0r:
/
/
/
/
/
V
_
_,_.../
I
I
I
0,15 0,10I
aasI
° °
I 0,1 O,} al as 06 er es 0,9 1,0 I"".,.,....,J. re.L:...t~c. "",çna-c.t tc.I:~·~tt' ...I
fig. ~ Snelheidsverdeli~g in een ronde haven (v. KrosigkJ.I
I
Beide waarden liggen iets hoger dan de waarden gevonden bij het experimenteel deel van dit onderzoek. Dit kan liggen aan de breedte-diepte verhoudingen van de haven of aan verschillen in de ruwheid van de wand. De vorm van de snelheid~verde:ing stemt ~el volledig overeen. In de vierkante haven wordt een ~uelheidspro~iel gevonden Jat vrijwel
lineair verloopt met de afsL<.1:ltdot het centr-.lmVdn de neer. !n de ronde haven treedt een vrijwel 3tilliggende kern in de neer op.
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
13:n de geraadpleegde literatuur is tot nu toe nog geen methode gevonden om de neersnelheid te kunnen bepalen op grond van meer
I
14I
I
6. UitwisselingI
I
Op theoretische gronden kan ~e wateruitwisseling tussen rivier en
haven door de menglaag berekend worden. De uitwisseling hangt nog af van de mate van uitbreding van de grenslaag. Gevonden wordt
I
Q=
c U B h uitw r m (3),,,-I
'
I
I
waarin Q het uitwisselingsdebiet is, U de riviersnelheid, B de
ui tw r m
breedte van de havenmonding, h de diepte van de havenmonuing, en c een nader te bepalen constante.
I
:
Op theoretische gronden vindt Tollmien c ~ .03, Gortier c ~ .045. Bij beide is hierin de verbreding van de menglaag in een windtunnel verwerkt. In het experimentele deel van dit onderzoek wordt voor havens die loodrecht op de rivier liggen uit de menglaagverbreding afgeleid c ~ .032 (Booij (3)). Dursttof: vindt c ~ .06. Hierbij rekent hij de
menglaagverbreding uit door het in de haven stromende menglaagdebiet te meten. Dit is echter een verraderlijke methode daar in dit debiet ook
I
een rondgaand neerdebiet verscholen zit (Booij (3)). Obr azovskLj (zie Dursthoff) vindt uit uitwisselingsmetingen in een hydraulisch model voor
havens loodrecht op een rivier c ~ .03. Bovenstaande resultaten komen vrij goed overeen. Een waarde van c tussen .03 en .035 lijkt bruikbaar
te zijn.
I
I
I
De wateruitwisseling door de havenmonding blijkt nog wel afhankelijk van de ligging van haven t.O.V. de rivier (Spátaru-M~rculescu, zie
Jursthoff en ObrazovskLi, zie Dursthoff). Voor havens die een hcek ex var.
~5° t.O.V. de rivier maken (zie fig. 5) vindt Obrazovskij (zie
Jursthoff) uit metingen van de wateruitwisseling voor c een waarde van
ongeveer .03, bij een hoek ~ van 1350 echter .015
à
.02. In hetex~erimenteel gedeel van dit onderzoek wordt uit de verbreding van de menglaag afgeleid c ~ .05 in het geval van 0<= 450 en c ~ .02 voor
~ = 1350 • Bij de haven bij ~= 45° wordt de menglaag echter in ernstige
mate verbreed door optredende seiches (zie Booij (3)).
Spataru-Marculescu (zie Dursthoff) vinden een geringere invloed van de ligging van de haven: c", .035 bij 0(= 450 en c ~ .025 bij 0<= 1350• Bij
model-proeven t.b.V. het stuurcomplex Driel bleken wateruitwisselingen van
I
I
I
I
I
I
I
~
~ 5l
:
I
I
I
]I
I
15 Ll_I
90°o+---~---~---~---~
I
fig. 5 Invloed van de havenligging (Obrazovskij)1-3% van het rivierdebiet bij ~e~ benedenstroomse bekken en van 3-5% bij het bovenstroomse bekken. Wegens de verhouding van de breedten van de
rivier ~n van de haven (1 : 2) komt dit neer op c ~ 0.01 en c ~ 0.02
(W: (i), de Vries). Dit komt goed overeen met de bovengevonden
resultaten wat betreft de afhan~elijkheid van~. De waarden daarentegen
zijn ongeveer de helft van bovengevonàen waarden. De
uitwisselingsmetingen zijn echter uitgevoerd met drijvers. De
uitwisseling van drijvers door een menglaag is veel geringer dan de
wateruitwisseling, daar drijvers slechts de grootschalige waterbeweglng
kunnen volgen. Eysink-Vermaas beschouwen c als een van de geometrie
afhankelijke constante die steeds empirisch bepaald moet worden.
:n
WL (4) wordt het uitwisselingsdebiet gelijkgesteld aan het debietin het deel van de menglaa<3 dijt de have n ins trcomt . Dit is minder juis ;.
Uitwisselingsmetingen van Nestmann lijken te wijzen op een uitwi
sse-lingsdebiet dat evenredig is .net het kvadr aat van de diepte, in plaats
van met de diepte. Dit zou wijzen op een uitbreiding van de menglaag die
evenredig is met de diepte, wat het gevolg zou %unnen zijn van een
bodembepaalde viscositeit :~cGuirk-Rodi, Nestmann). Dit lijkt echter
onwaarschijnlijk (Lean-Weare).
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
16
I
I
7. Xathematisc~e ~odelleringI
Aan de mat~ematisc~e model!ering van de waterbeweging in een havenz:tten enige haken en ogen. Eèn-dimensiouale modellen voldoen slechts
als de waterbeweging een ~~n-dimensi0naal karakter heeft, b.v. door een
relatief groot netto debiet (~L(3». De waterbeweging !u een haven
waarin de neerstroming een belangrijke rel speelt, i~ in grote lijnen
twee-dimensionaal, zodat een twee-dimensionaal model veelal dë voork~~r
I
I
I
zal verdienen. De bodeminvloed op de stroming in de haven veroorzaakt
echter een secundaire stroming en dus een drie-dimensionale
waterbeweging (Fa!con, Dursthoff). Voor een nauwkeurige berekening van de waterbeweging is daarom een drie-dimensionaal model, of
:0
elk geval een quasi-driedimensionaal model, waarin de invlo~d van de ~ecunddirestroming verwerkt is, nodig. Een andere drie-dimensionale be1nvloeding
I
I
van de stroming is gelegen •..de op kleine schaal veelal drie-I
d(:mTOW-WL)ensionale ge, ometrie van de haven, zoali het talud bij de haveningangI
I
~iet zonder meer mag verwacht worden dat een twee-dimensionaal of een drie-dimensionaal mathematisch model de stroming goed simuleert. De grote beïnvloeding van de stroming door b.V. een scherm aan de bove
n-I
stroomse zijde van de haveningang (W~ (l) of door een klein uitsteeksel aan de instroomkant van de haven om de primaire neer te verkleinen
(Vollmers (1), W~ (1» wijst op de grote invloed van kleine, moeilijk te
modelleren details van de geometrie.
·
1
I
Het is de vraag of rea:i~~ische circulaties berekend kunnen worden
met een twee-dimensionaal wiskundig model waarin de gebruikte schui
f-spa~ningsverdelingen niet real~stisçh zijn (Abbott et al.J.
:
0
wordtvee:a: een cons~ante vi~cositelt gebruikt. Een vierkante haven, waarvoor
I
veel berekeningen zijn uitgevoerd, is weliswaar niet zo gevoelig voor
I
b.V. de viscosite:t (2asco), ~aar bij iets gecompliceerder problemen a:~I
een stapvormige verwijding (Stelling-Wang) blijkt de invloed van de vi~cositeit en ook de invloed van de keuze van de randvoorwaarde aan de wand heel belangrijk te zi~n. :ok bij een gecompliceerder havenvorm
(Kuipers-Vreugdenhi:), zie :ig. 6 en bij een tijdsafhankelijke n eer-stroming blijkt de gekozen waarde van de viscositeit van invloed.
I
I
I
I
17I
I
I
~ __ - __ -=1==--r r===-=-
;
___________----==
-- _L__-\--
~ -. - ----r --. -- -- -- -- -_. .;..__j_ _, _ __.I. __ , ~U/s - '..---~---.,--- ... 1 _________ ---- -_ -;-- ~ -:- ----r --i -- -- -- -- --; _ -- - ---- -- - ~ -r- ---\-- -- -- -- -- --; -- -- - -- -- ----___ , ---..=..=--~- -_=
~
~
.
I
-~
"...--=-~~.
.
" - - - , ,I., ."'.. / r ~-:-~-:--:--:-~-:--:-T~=:"';;;;;;=;;;:::;:;:::;;;;::;:;j r/> - - ....'t" .. "" ...' . . . "/ ~-
\,-
---.
' Ir ' • ,,...' 'i"" . . , . . . »: . . .t •. / r ' • ( • 'I' " .. \.. /' ).1,' . :I I •• ~'
I'
'j' . " . / /. 1\ \ ' - , I~' • / .(, • , "/. • , ., __. " ... - - .;"....\.,. ,. , --/.. ..._:..-- •,...-'~' _""::::J '-~--
-
-
~\ _/ . _.:.----I
I
I
I
~r--~----+ .. , ~ I-- -- -- -- -- -- --
t--
:--.- --
~
-- -- -- -
-
--
.
~
;
-- -- -- -- -- -_-
---'
~_-
1
-+-=-~-
-
1 -~ --- -- -- ... .---.~~. ____ -- -- -- -- - 1-- --r-- - ----I- -- -- -- -- -- --' ---- --
-
- -- --
--
\--
-
-
---\-
-- --
-- --
----
_
~ __ __ __ __ __ __-_ ...~ ~ ==-:L '...--=-==-
-
==-:\;=..=- ~ -==----=-=.::..~~ ~ '--
~
-.
_" 1"'-"': ;; 'Lo , __ ...-<,"'" ""- ...-/ - - - .._1 ')f_'7===""==---:-::r:=-~-=;;;:::::;;;;;;;;;~!
-
-l - , \ "\- . . . .; -e-;\. ;/ -', • , ' , . ,...--:-.j'-..,.: \ ... , ,--:--.:)'( ( 1. r{ , •. ~ . '1' ~ •.. \ .-<: .
.
l ., )....,.~. I 1 1 • ... .\. ~. • ./ '/' • • • /'. ...,._ _ <' . -\' •••• ~.._.. ••• ) \ •• '_;<I>' . <,... , ',I' , ,,..../.. ~../.' . ..-"...~ • --a;;_-
--
-~--
-'I, .,.<' ..I
_ __ bó!A"Coke. ....~"'-Cj -- ~i.. ...'JI
I
fig. 6 Invloed van de visGo3iteit (Kuipers-Vreugdenhil).Gebruik van een k-~-mode: (zoa:s door Goussebaille, ~cGuirk-Rodi,
I
:O~-W~)lost we:iswaar het prob:eem Vdn de %euze van de viscosite~t op,I
de nauwkeurigheid van de o~lcssing hoeft niet beter te zijn. Het is
vooralsnog immers niet duidelijk wat de uitwisselingscoëificiënten van
de impuls in de haven zijn, b.v. of ze door de bodem of door dwars
-gradiënten bepaald worden. Door de vrij ruwe modellering van de
I
I
viscositeit in ~et k-f-model kan dit probleem niet opgelost zijn. Bij de
meng:aag ligt het probleem iets anders. Daar wordt de viscositeit in
~oofdzaak bepaald door èwar~gradienten (Lean-Weare). De ~oëfficiënt die
in de dan te gebruiken uitdrukking voor de viscositeit zit is echter
niet bekend en blijkbaar afha~~elij~ van de geometrie (Booij (3». :n
elk geval zal in het algemeen in de menglaag een andere viscositeit
gebruikt moeten worden dan in de neer en e19c~:ij~ een viscositeit die
afhankelijk is van de afstand tot het loslatingspunt.
.
,~I
I
I
I
I
I
I
I
I
13
!n de meestal gebruikte rekens~hema's zijn de convectieve termen nodig voor het opwekken van circulatie (Abbott et al., Ponce-Yabusaki,
Kuipers-Vreugdenhill, zie fig. 7. Ook bij volledig ontbreken van convectieve termen treden echter circula~ies op (Higdonl.
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
%.0k-clA..- ';:OI1.Vè ...i:,"",,'e I::.e,.~~.,-...'.
11/1
I \
\
\\
\
I1 \111
J.11
I
I
"""---\/ .... ----... ... I '" ... ... r I • ~ ... r ' 1 ' • 1 ' • 1 I • \'
'.
\'
..
~ \'
..
..."
\ \ \ \ \.
\ I I I I I , , , \ I I • I I I • • I I I I ,IIIIJ , ~ I I I J I 1 ",
'~ c,eh..;e .:.t.i-J.'./il,. te..-~'L
fig. 7 Invloed van de convectietermen (Kuipers-Vreugdenhil).
In langere havens ontstaan naast de primaire neer ook secundaire
neren. Deze secundaire neren ~aten zich veel moeilijker simuleren met
twee-dimensionale modellen (zie b.v. fig. 6). Gebruik van een free sli~ randvoorwaarde langs de havenwand lijkt behalve bij speciale geometrieën tot een i1fwezigheidvan secundaire neren te leiden. Andere randvoorwaarden lijken tot secundaire neren met echter veel te lage snelheden van de secundaire neer te leiden. Misschien ligt dit aan de daar ter plaatse gebruikte veel te hoge viscositeiten.
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
19 8. ReferentiesAbbott, M.B., et al., "Modelling circulations in depth-integrated flows", J. Hydr. Res., Vol 23, 1985, no. 4, pp 309-326.
Allen, F.H., en Price, W.A., "Density currents and siltation in docks and tidal basins", Doek and Harbour Authority, 40, pp 72-76.
Basco, D.R., en Hill, J.R., discussie over Ponce, V.M. en Yabusaki, S.B., "Modelling circulation in depth-averaged flow", J. Hydr. Div., ASCE, HY1, 1983, pp 146-148.
Booij, R., (1), "Notitie betreffende uitwisselingsprocessen, i.h.b. van de impuls, tussen rivier en haven", rapport no. 2-86, Vakgroep Waterbouwkunde, Faculteit der Civiele Techniek, T.U. Delft. Booij, R., (2), "Turbulentie in de waterloopkunde", college-handleiding,
1986, Vakgroep Waterbouwkunde, Faculteit der Civiele Techniek, T.U. Delft.
Booij, R., (3). "Metingen van uitwisselingen tussen rivier en haven". rapport no. 9-86 (3 delen), Vakgroep Waterbouwkunde, Faculteit der Civiele Techniek, T.U. Delft.
Booij, R., en Kalkwijk, J.P.Th., "Secondary flows in estuaries due to the curvature of the main flow and to the rotation of the earth and its development", rapport no. 9-82, Vakgroep
Vloeistofmechanica, Afdeling der Civiele Techniek, T.H. Delft. Booij, R., en Yu X.Q., "Tussentijds verslag betreffende metingen van
uitwisselingen tussen rivier en haven", rapport no. 5-86, Vakgroep Waterbouwkunde, Faculteit der Civiele Techniek, T.U. Delft.
Dollee, A.W., en de Reus, J.H., "Waterbeweging in en bij de havenmond", PT/Civiele Techniek, 3186, pp 42-46.
~
Dursthoff, W., "Uber den quantitativen Wasseraustausch zwischen Fluss und Hafen", Hitteilungen des Franzius-Instituts fUr Grund- und Wasserbau der Technischen Universität Hannover, 1970, heft 34, pp 194-368.
Ethridge, O.W., en Kemp, P.H., "Heasurements of turbulent flow
downstream of a rearward facing step", J. Fluid Hech., 86, 3, 1978, pp 545-566.
Eysink. W.O., en Vermaas, H., "Computational methods to estimate the sedimentation in dredged channels and harbour basins in
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
20estuarine environments", 1983, publ. no. 307, Waterloopkundig Laboratorium Delft.
Faleon, H., discussie over Ponce, V.H. en Yabusaki, S.B.• "Modelling circulation in depth-averaged flow", J. Hydr. Div., ASCE, HY1, 1983, PP 150-151.
Fernholz, H.H., "External Flows", in "Turbulence", ed. D. Bradshaw, Topics in Applied Physics, vol 12, 1978, Springer-Verlag, Berlin, pp 45-107.
Gortler, H., "Berechnung von Aufgaben der freien Turbulenz auf Grund eines neuen Niherungsansatzes", Zeitschrift fUr Angewandte Hathematik und Mechanik, 22 Jg., 1942, nr. 5, pp 244-254.
Goussebaille, J., et al., "A finite element algorithm for turbulent flow processing a k-E model", Proc. Int. Symp. on Refined Flow
Modelling and Turbulence Heasurements, Univ. of Iowa, 1985. Iowa City, Iowa, pp F2l,1-11.
Higdon, J.J.L., "Stokes flow in arbitrary two-dimensional domains: shear flow over ridges and cavities", J. Fluid Mech., 159, 1985, PP 195-226.
Jansen, P.Ph., et al., "Principles of River Engineering", Pitman, 1979. London.
v. Keulen, J., "De theorie over het ontstaan en het bewegingsmechanisme
van een neerstroming", afstudeerverslag. T.H. Delft, 1974.
v. Kleef, E.A., "Stationaire neerstroming na een plotselinge zijdelingse verwijding in een kanaal met rechthoekige doorsnede",
afstudeerverslag, T.H. Delft. 1983.
Koster, J. en Reinalda, R., "Design of harbour configurations in view of navigational and hydraulic aspects", 1974, publ. no. 121,
Waterloopkundig Laboratorium Delft.
v. Krosigk, S., "Die Kinematik der Wasserwalzen mit Lotrechter Achse", 1964, heft 153. Arbeit aus dem Theodor-Rehbock Flusslaboratorium der Technischen Universität Karlsruhe.
Kuipers, J., en Vreugdenhil, C.B., "Calculations of two-dimensional horizontal flow", Waterloopkundig Laboratorium Delft, rapport 5163, deel 1, okt. 1973.
Leane, G.H., and Weare, T.J., "Modelling two-dimensional circulating flow", J. Hydr. Div., ASCE, 105, HY1, 1979, pp 17-26.
Liepmann, H.W., en Laufer, J., "Investigations of free turbulent mixing", NACA, Techn. note 1257, 1947.
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
21HcGuirk, J., en Rodi, W., "Calculation of unsteady mass exchange between a main stream and a dead water zone", Proc. IAHR Congress on Hydraulic Engineering in Water Resources Development and Hanagement, 1979, Cagliari, B.A.4.
H.K.O., "Neerstroming en slibconcentraties in de Haashaven", Gemeentewerken Rotterdam, 1987.
Nestman, F., "Stromungsmechanische Kriterien zur Klassifizierung und Beurtei1ung der Durchstrëmungsverhältnisse in Wasserbehältern", Vertiefarbeit am Institut für Hydromechanik, Universität
Kar1sruhe, 1977.
Ponce, V.H., en Yabusaki, S.B., "Hodeling circu1ation in depth-averaged flow", J. Hydr. Div., ASCE, vol 107, HY11, 1981, pp 1501-1518. Roelfzema, A., en v. Os, A.G., "Effect of ha~bours on salt intrusion in
estuaries", 1978, publ. no. 204, Waterloopkundig Laboratorium Delft.
Rotta, J.C., "Turbulente StrBmungen", 1972, Teubner, Stuttgart. R.W.S., "Heetverslag. Heting nerenpatroon Ketelhaven". proj. nr.
44.013.02, 1984, Directie Waterhuishouding en Waterbeweging, District Zuidwest.
Stelling, G.S., en Wang, L.X., "Experiments and computations on unsteady separating flow in an expanding flume", rapport no. 2-84, Lab.
voor Vloeistofmech., Afdeling der Civiele Techniek, T.H. Delft.
Tol1mien, W., "Berechnung turbulenter Ausbreitungsvorgänge", Zeitschrift für angewandte Hathematik und Hechanik, 6. Jg. (1926), heft 6, pp 468-478.
T.O.W., en W.L., Rl150, verschillende rapporten.
Townsend, A.A., "The structure of turbulent shear flow", 1976, Cambridge University Press, Cambridge.
Vo11mers, H., (1), "Ergebnisse systematischer Untersuchungen von Hassnamen zur Verringerung der Schwebstoffablagerungen in BinnenhavenmGndungen", 1964, Die Wasserwirtschaft, heft 9, pp 255-260.
Vol1mers, H., (2), "Harbor inlets on tidal estuaries", Proc. on Coasta1 Engineering Congress, 76, Hawaii, Vol II, pp 1854-1867.
de Vriend, H.J., "Steady flow in shallow channe1 bends", thesis, 1981, T.H. Delft.
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
22de Vries, H., "Rivierenw, handleiding bij het college f8N, 1985,
Vakgroep Waterbouwkunde, Afdeling der Civiele Techniek, T.H.
Delft.
Westrich, B., "Water exchange in confined basins induced by unsteady
main stream currents"", Proc. IAHR Congress on Hydraulic
Engineering for Improved Water Management, 1977, Basden-Baden,
vol. 2, pp 461-468.
WL (1), H398, verschillende rapporten.
WL (2), "Havenonderzoek: onderzoek naar de invloed van een have~ op de zouttoestand op de rivier en naar de uitwisseling tussen haven en rivier", rapport M896-36, 1977.
WL (3), "Toepasbaarheid eendimensionaal model; een literatuurstudie", rapport M896-41, deel 1, 1982.
WL (4), "Waterloopkundig systeemonderzoek Noordelijk Deltabekken",