• Nie Znaleziono Wyników

Grasmat als dijkbekleding

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Grasmat als dijkbekleding"

Copied!
21
0
0

Pełen tekst

(1)

TR-13

GRASMAT ALS DIJKBEKLEDING

echnische

(2)

GRASMAT ALS DIJKBEKLEDING

februari 1999

ij] echnische

R\| dviescommissie voor de

aterkeringen

(3)

Colofon Uitgever Tekst Foto's Drukker datum TAW J.A. Muijs J.A. Muijs

Nivo, Drukkerij & DTP Service 9 februari 1999

Soortenrijk Clanshaverhooiland langs de Maas (beheerscategohe A), met Margrieten, Knoopkruid, Veldzuring en Kraailook

(4)

Inleiding

De aangepast agrarisch beheerde, geheel groene Waddenzeedijk bij Blija

(beheerscategorie B)

Inleiding

Een groot gedeelte van de Nederlandse dijken is bekleed met een gras-mat. Daar, waar men op een deel van de dijk een hard bekledingstype heeft aangebracht, is toch een belangrijk deel van het dijkoppervlak, zoals de kruin en het binnentalud, een grasmat.

Het onderzoek en de ervaringen vanaf het midden van de jaren tachtig hebben geleerd, dat grasmatten een zeer hoge kwaliteit kunnen hebben, zowel qua erosiebestendigheid als qua natuur. Die hoge kwaliteit kan men goed bereiken met een daarop gericht graslandbeheer.

Een grasmat is een even volwaardig bekledingstype als betonblokken of asfalt. De sterkte kan zelfs groter kan zijn dan die van sommige harde bekledingstypen.

Deze brochure geeft de belangrijkste informatie over het gedrag, de aanleg en het onderhoud van grasmatten en verwijst voor details naar gespecialiseerde literatuur.

(5)

Inleiding

Wat is een grasmat?

Het bekledingstype "grasmat" bestaat uit een graslandvegetatie die is geworteld in grond. Bij moderne dijken is dat doorgaans een deklaag van klei op een kern van zand.

gewas ~\. vegetatie stoppel (2 cm) < \ zode M \\wortels \ \ klei onder \ zode ^-^ ' \ deklaag \ grasmat \ ^ ponder- \ kern

Opbouw en indeling van grasmatten

De grond nabij de oppervlakte van de deklaag is sterk doorworteld, in vochtige toestand elastisch en poreus. De onderliggende klei is daaren-tegen stug (of plastisch als hij vochtig of ongerijpt is) en meestal iets minder waterdoorlatend. De erosiebestendigheid van de deklaag is nabij het grondoppervlak (meestal) groter dan dieper in de laag. Het bovenste sterk doorwortelde deel met een afwijkende bodemstructuur en een hogere erosiebestendigheid wordt "zode" genoemd.

Een deklaag kan uit verschillende grondlagen zijn opgebouwd: een toplaag van zandige klei op een onderlaag van vettere klei.

Het bekledingstype "grasmat" is in onderdelen benoemd zoals aan-gegeven in de figuur.

Functies van de grasmat

Uit de hoofdfunctie van waterkering volgt een functie voor de grasmat als bekleding: bescherming van het dijklichaam tegen erosie bij belasting door golven of stroming. De Wet op de waterkering [1] vereist, dat men bij aanleg of wijziging van een waterkering ook rekening houdt met de andere functies van de waterkering en die bevordert. De functies liggen

(6)

Inleiding

formeel vast door planologische beslissingen die zijn genomen door rijk, provincies en gemeenten. Een waterkering kan waarden hebben voor natuur, milieu, landschap en cultuurhistorie (kortweg: de LNC-waarden). In de TAW-Grondslagen 1998 [9], hoofdstuk 5 en de TAW-Handreikingen 1994 [10] wordt aangegeven hoe men LNC-waarden kan benoemen en vervolgens behouden en bevorderen.

"Grasmat" is een bekledingstype dat meer functies tegelijk kan vervullen: door erosiebescherming te combineren met natuur of recreatie.

De hoofdfunctie: Water keren

Het te keren water belast de waterkering en dus de grasmat met water-druk, golven en stroming. De grasmat beschermt, zoals elke andere bekleding, het grondlichaam van de waterkering tegen erosie en ook enigszins tegen een hoge grondwaterstand. Aan de kwaliteit van de gras-mat moeten eisen worden gesteld om die functies te kunnen vervullen. Erosiebestendigheid

Uit proeven en ervaringen blijkt, dat de weerstand van de grasmat tegen erosie goed valt te sturen met aanleg en graslandbeheer. Het grasland-beheer heeft de grootste invloed. Een zode is meer erosiebestendig naarmate de doorworteling intensiever is. De doorworteling koppelt de aggregaatjes en bodemdeeltjes, en voorkomt uitspoeling ervan. Door een goede vorm van beheer verkrijgt men een goed doorwortelde zode. Een goed graslandbeheer zorgt voor een relatief lage beschikbaarheid van voedingsstoffen. Dit leidt tot een grote verscheidenheid van planten-soorten, van zowel grassen als kruiden. Doordat de planten moeite moeten doen voor hun voeding, investeren ze in hun wortelstelsel. Omdat de verschillende plantensoorten elk een eigen wijze van wortel-groei hebben, ontstaat een goede doorworteling van de zode. Ook is de grasproductie laag.

Een aangepast agrarisch beheerde, met schapen beweide grasmat op een goed erosiebestendige klei-ondergrond was in een laboratoriumproef vele uren bestand tegen erosie door golven tot 1,35 m. De weerstand van de bekleding tegen erosie zit voornamelijk in de zode. Zo wordt bijvoorbeeld door dezelfde golfbelasting de nauwelijks doorwortelde, maar wel gestructureerde klei onder de zode zo'n 15 tot 50 maal sneller geërodeerd dan de goede zode.

(7)

Inleiding

*¥«'

Een zeedijkgrasmat wordt in de Deltagoot belast door hoge golven.

Een slechte zode, zoals die ontstaat ten gevolge van maaien en laten liggen van maaisel, is daarentegen erosiegevoeliger dan het oorspronke-lijk goede kleidek van kleicategorie 1, waarin die zode is geworteld. De erosiebestendigheid is dan tot op enige decimeters diepte sterk ver-minderd door de weersinvloeden en vooral de graverij van dieren. De doorworteling is heel grof en slecht. Dit werd zowel waargenomen bij laboratoriumproeven als in het veld.

"Waterdichtheid"

De mate van doorlatendheid van de deklaag kan men niet sturen met de kleisamenstelling of het graslandbeheer.

De grasmat biedt met zijn kleidek enige weerstand tegen de waterdruk door zijn doorlatendheid (105 tot 10"1 m/s) die slechts iets lager is dan

die van schoon zand in de kern van de dijk. Direct na aanleg kan de doorlatendheid lager zijn, doordat de klei verkneed en plastisch is en nog een geheel vormt. Maar later neemt de doorlatendheid van de klei, die boven de (grond-)waterspiegel ligt, toe door rijping, gepaard gaand met scheurvorming en activiteiten van kleine bodemdieren. De relatief laagste doorlatendheid van een bepaald kleidek valt te bereiken door de klei goed te verdichten en niet te nat te verwerken (zie Klei voor dijken 1996 [12]).

(8)

Inleiding

De zeedijkzode slijt heel langzaam (zo'n 2,5 tot 5 mm/uur) onder de golfbelasting: na 11 uur staan de grasplantjes op "steltwortels" van enkele centimeters.

Stabiliteit

De grasmat moet natuurlijk op zijn plaats blijven, zeker onder belasting. Daartoe moet de deklaag intern een voldoende hoge grondmechanische schuifsterkte hebben. Ook mag de grasmat niet opbarsten onder invloed van omhooggerichte grondwaterverhangen, zowel bij uitstroming (bijvoorbeeld bij snelle val) als onder golfklappen. Bij steile taluds kunnen zowel infiltratie van golfoverslag als snelle val van het buitenwater leiden tot afschuiving van de zode over de kleilaag eronder. Bij zeer steile taluds (> 1:1,5) kan de grond zelf al bijna instabiel zijn en kruipen. Dit uit zich in de vorming van kleine afschuivinkjes, die vaak voor schapenpaadjes worden aangezien.

Hoewel onder golfklappen uittredende grondwaterverhangen zijn gemeten die een niet doorwortelde klei doen opbarsten, blijkt een goede zode voldoende sterk en elastisch om opbarsten tegen te gaan, zelfs als er enige plastische vervorming optreedt in de klei eronder.

Slechts op zeer steile taluds en onder extreme grondwatercondities kan de stabiliteit van de grasmat in gevaar komen.

(9)

Aanleg van grasmatten

Aanleg van grasmatten

Bij nieuwe aanleg of omvangrijke reconstructie van dijken duurt het enige jaren voor de grasmat klaar is. De aanleg van een grasmat geschiedt in drie stappen:

1. het aanbrengen van het kleidek, dat zowel een goede groeiplaats voor de vegetatie moet bieden, als een voldoende erosiebestendig-heid moet hebben,

2. het "zaaien" van gras en kruiden (door terugbrengen van oude bovengrond of zode, het uitleggen van hooi van een gewenste vegetatie uit de omgeving, of echt zaaien), of het bezoden. Hierbij houdt men rekening met het gewenste graslandtype en het daarbij horende uiteindelijke beheer,

3. het ineengroeien van de afzonderlijke planten tot een gesloten vegetatie die in evenwicht is met het graslandbeheer en de groei-plaats.

Stappen 1 en 2 vinden plaats in het jaar van aanleg. Stap 3 kost enige jaren: 3 tot 5 jaar wordt wel als minimum gezien voor het verkrijgen van een redelijk goed gesloten zode. De aanleg van een grasmat is dus niet klaar als de laatste grondverzetmachines van het werk verdwijnen! Er kunnen zich tegenslagen voordoen bij de aanleg: het verdorren of bevriezen van de kiemplantjes, of het wegspoelen van de toplaag met zaad in het eerste jaar. De aanleg kan daardoor een jaar langer duren. Toch moet vanaf het ontkiemen al worden beheerd, waarbij in ieder geval na 1 tot 2 jaar de definitieve beheerswijze wordt gevolgd. Zo is het bijvoorbeeld aan te bevelen om een toekomstige weide eerst enige malen te maaien, tot er een min of meer gesloten zode is ontstaan. In de eerste jaren na aanleg kan enige bescherming tijdens hoogwater-perioden nodig zijn, bijvoorbeeld met een tijdelijk uitgelegd of biodegra-deerbaar geotextiel. Een kaal kleidek van kleicategorie 1 is op rivierdijken gedurende de eerste winter sterk genoeg.

De grond in de zode speelt een rol in de erosiebestendigheid, zij het een ondergeschikte. Bij aanleg wordt aanbevolen een maximaal zandgehalte van 50 procent te hanteren. Praktijk en proeven hebben uitgewezen dat ook grasmatten op grond met hogere zandgehalten goed erosiebestendig kunnen zijn. Bij een voldoende lage belasting is ook een goede grasmat op zandgrond voldoende erosiebestendig, al wordt een dijk geheel van zand bij aanleg niet aanbevolen.

Hoe zandiger de klei is, des te voedselarmer die van nature is. Op voedsel-arme grond kan de best doorwortelde zode met de grootste

(10)

erosie-Aanleg van grasmatten

Een extensief begraasd en gehooid buitentalud op de Waaldijk bij Oosterhout (beheerscategorie A of B); in het voorjaar een dicht mozaïek van 40 plantensoorten

f"glanshaverhooiland")

bestendigheid ontstaan. Op voedselrijke grond vraagt het verkrijgen van zo'n zode veel moeite en tijd. Daarom wordt wel de deklaag in twee lagen aangelegd: een vettere onderlaag, als die nodig wordt geacht voor de reststerkte of om een beschikbare klei te verwerken, met een 0,25 m dikke zandiger, meer voedselarme toplaag voor een goede vegetatie-ontwikkeling.

Graslandbeheer

Beheerscategorieën

Onder Nederlandse klimaatsomstandigheden moet grasland worden beweid of gemaaid, om te voorkomen, dat het verruigt en uiteindelijk via struweel tot bos wordt. Dat beweiden of hooien wordt "grasland-beheer" of kortweg ""grasland-beheer" genoemd. Strikt genomen is dat regel-matig "klein onderhoud".

De samenstelling en de structuur van zowel de vegetatie als de klei, en daarmee de sterkte van de zode worden voornamelijk bepaald door de wijze van graslandbeheer.

(11)

Graslandbeheer

Stroomdalgrasland op een IJsseldijk (beheerscategorie A)

Omdat het beheer zeer belangrijk is voor de grasmatkwaliteit, krijgt het een belangrijke plaats in de toetsing op veiligheid volgens de Leidraad Toetsen [3]. Ter vereenvoudiging worden de verschillende mogelijke beheerswijzen ingedeeld in 4 beheerscategorieën: A, B, C en D, die zoden opleveren met een van A tot D afnemende sterkte en tevens afnemende natuurwaarden. Ook voor ontwerp en aanleg kan van deze indeling worden uitgegaan. In het onderstaande wordt een beschrijving gegeven van deze categorieën, de eronder vallende beheerswijzen en de vegetatie-typen die men ermee bereikt.

Categorie A:

De in deze categorie vallende beheerswijzen leiden tot goed erosie-bestendige grasbekledingen. De bereikte erosiebestendigheid is zodanig dat bij lage belasting aan de ondergrond weinig eisen hoeven worden gesteld. Waterstaatkundig beheer en natuurtechnisch beheer vallen in deze categorie. Bemesting en gebruik van herbiciden blijven bij deze categorie beslist achterwege. De natuurwaarde kan hoog zijn.

- Hooien: Jaarlijks 2 keer maaien; afhankelijk van de productie kan meer of minder vaak worden gemaaid. In voedselarme situaties kan worden volstaan met jaarlijks eenmaal maaien in het najaar. Zo'n situatie kan ook ontstaan bij jarenlang consequent hooibeheer. Kenmerkend voor hooien is, dat na iedere keer maaien het maaisel wordt afgevoerd en

(12)

Graslandbeheer

wel binnen ongeveer 8 dagen om o.a. te voorkomen dat voedings-stoffen uit het hooi spoelen.

Na verloop van tijd leidt dit hooibeheer tot soortenrijk

glanshaver-hooiland. Op lange termijn is een ontwikkeling richting stroomdal-grasland mogelijk.

Beweiden: Periodiek of continu beweiden met schapen. De

hoeveel-heid schapen is steeds afgestemd op de productie van het gras. Bij continu beweiden wordt het gehele groeiseizoen (van half april tot half oktober) beweid met een lage veedichtheid. Daarnaast moet op plaatsen waar de vegetatie niet is afgegraasd, worden bijgemaaid. Op lange termijn kan dit beheer leiden tot soortenrijke kamgrasweide.

Kamgras op een zeedijk

Categorie B:

Tot deze categorie behoren beheersvormen die wel een goed gesloten, redelijk erosiebestendige grasmat opleveren, maar waarvan de dikte en de doorworteling van de zode toch niet zo hoog zijn als bij beheers-categorie A. Bij hoge belasting kan de sterkte onvoldoende zijn. De natuurwaarde van deze en volgende categorieën is laag. Het beheer bestaat uit:

- aangepast agrarisch beheer bijvoorbeeld door beweiding met schapen,

continu of periodiek. Er wordt lichte bemesting (tot 70 kg N per ha. per jaar) toegepast. Het verschil met beheercategorie A is deze bemesting en grotere veedichtheden.

(13)

Craslandbeheer

- gazonbeheer, dat bestaat uit jaarlijks 7 tot 12 keer maaien, waarbij

het maaisel niet wordt afgevoerd. Hier blijft bemesting achterwege. Gazonbeheer leidt tot soortenarme beemdgras-raaigrasweide.

Categorie C:

Het resultaat van dit beheer is een slecht tot matig erosiebestendige grasbekleding. De zode is slecht tot matig doorworteld. Open plekken kunnen bij intensief beweiden zeer snel ontstaan. Ze zijn nauwelijks tot niet doorworteld en groeien niet meer dicht. De erosiebestendigheid moet bij deze categorie goeddeels worden ontleend aan de klei in en onder de zode. Bij hoge belastingen en de gebruikelijke deklaagdikten is die meestal niet voldoende.

Onder categorie C worden verstaan:

- intensieve agrarische beheervormen (meestal beweiding), gekenmerkt door (zware) bemesting.

Het resultaat is bij beweiding een soortenarme

beemdgras-raaigras-weide en bij hooien een soortenarm glanshaverhooiland.

Soortenarm glanshaverhooiland op een Westerscheldedijk; hooien, bemest (beheerscategorie C)

(14)

Graslandbeheer

Een intensief agrarisch beheerde estuariumdijk langs de Westerschelde (beheerscategorie C)

Categorie D:

Zeer slecht erosiebestendige bekledingen ontstaan bijvoorbeeld bij: - achterwege blijven van jaarlijks beheer,

- jaarlijks 1-4 maal (klepel)maaien zonder afvoer van het maaisel,

- van tijd tot tijd afbranden,

- beweiding met runderen of paarden,

- zeer zware bemesting en intensieve beweiding.

De zode is zeer slecht doorworteld en heeft een lage bedekking en veel open plekken. Bij de eerste drie beheerswijzen ontstaat een vegetatie

van ruigtekruiden waarbij de klei in de zode bestaat uit losse, kruimelige

aggregaten die zeer gemakkelijk worden weggespoeld. Bij beweiding ontstaan grote open plekken die in omvang toenemen.

Deze vormen van beheer zijn niet geschikt voor waterkerende dijken. Een samenvatting van graslandtypen, de beheerswijzen waarmee ze gehandhaafd worden en de bereikte erosiebestendigheden wordt gegeven in de tabel. Deze is ontleend aan TAW-Technisch rapport Erosiebestendigheid van grasland als dijkbekleding [4] waarin meer informatie is te vinden over de erosie en de sterkte van grasmatten. Meer informatie over aanleg en beheer van dijkgraslanden, ook in relatie tot de ongeving (rivier of zee) en het gewenste vegetatietype is

(15)

Graslandbeheer

te vinden in: Aanleg en beheer van grasland op rivierdijken, 1992 [5], Aanleg en beheer van rivierdijken [6], Groene zeedijken in Noord Duitsland en Denemarken [7] en Introductie van inheemse flora [8].

Graslandtype

stroomdalgrasland

glanshaverhooiland met zoomsoorten

glanshaverhooiland, soortenrijk glanshaverhooiland, soortenarm verruigd hooiland kamgrasweide, soortenrijk kamgrasweide, soortenarm beemdgras-raaigrasweide indicatief aantal soorten per 25 m! 30 27 32 13 8 - 2 0 36 15 12 - 18 erosiebesten-digheid van de zode zeer goed goed zeer goed matig slecht zeer goed goed matig natuur-waarde zeer hoog zeer hoog zeer hoog laag laag hoog laag laag graslandbeheer 1 a 2x hooien, onbemest onregelmatig hooien, onbemest 1 a 2x hooien, onbemest hooien, bemest hooien, zwaar bemest, of klepelmaaien weiden, onbemest weiden, licht bemest weiden, zwaar bemest

"Wat moet ik doen met mijn grasmat?"

Toetsing op veiligheid

In het voorgaande is een aantal mogelijkheden voor aanleg en beheer van grasmatten op dijken gegeven.

Bij een toetsing op veiligheid wordt de grasmat, na een globale beoor-deling op ervaringsgegevens, beoordeeld op basis van het beheer van de grasbekleding. Wanneer het beheer niet bekend is, niet in een van de beschreven categorieën past, of wanneer meer zekerheid is gewenst, vindt een gedetailleerde beoordeling plaats. Deze is gebaseerd op de aanwezige vegetatie. Natuurlijk kan de grasmat ook worden getoetst op zijn nevenfuncties.

Het spreekt voor zich, dat een bekleding die civieltechnisch en qua LNC-waarden voldoet, niet hoeft te worden vervangen.

(16)

Graslandbeheer

Een verruigd "hooiland" waarbij voor de afrastering het maaisel blijft liggen, 10 plantensoorten, (beheerscategorie D); Rijndijk

Verbetering of aanleg

Een bij toetsing "onvoldoende" scorende bekleding kan worden ver-vangen, maar een grasmat valt doorgaans beter, sneller en goedkoper te verbeteren door een aanpassing van het beheer. Valt het beheer in de lagere categorieën B, C of D, dan heeft men de mogelijkheid de sterkte van de grasmat te vergroten door het beheer aan te passen: men gaat over op een hogere beheerscategorie die wel een voldoende sterkte oplevert.

De zodedichtheid en de doorworteling worden binnen een paar jaar beter. Aanpassing van het graslandtype kost meestal meer tijd, omdat de soortensamenstelling moet veranderen. Men kan de vestiging van de gewenste kruiden en grassen bevorderen met doorzaaien in de be-staande grasmat. Meer informatie daarover valt te vinden in:

Introductie van inheemse flora [8].

Bij een overgang van intensief naar extensief agrarisch begrazingsbe-heer vestigen zich soms ongewenste kruiden die vanwege hun groei-structuur of uitzaaiing in de omgeving ongewenst zijn, zoals akkerdistel. Massale vestiging kan men voorkomen met een tussenfase van enkele jaren onbemest hooien of met extra maaien.

Wil men het effect van een aanpassing van het beheer goed volgen, dan is een "monitoring" mogelijk door van meet af aan de kenmerken

(17)

Informatie & literatuur

op te nemen die voor een gedetailleerde toetsing worden gevraagd. Men kan dan bedekking, vegetatiesamenstelling en doorworteling zien veranderen.

Een gehandhaafde grasmat die zich instelt op een aangepast beter beheer, zal meestal gedurende zo'n vier jaar sterker zijn dan een opnieuw aan-gelegde grasmat die nog sterkte moet krijgen.

In het processchema (zie pagina 19) is aangegeven wanneer, hoe en met behulp van welke informatie (wetten, leidraden, technische rapporten en brochures) men grasmatten kan beoordelen, aanleggen en beheren.

Meer weten ?

Voor meer informatie over de sterkte, de aanleg en het beheer van grasmatten op dijken kunt u zich wenden tot de Dienst Weg- en Water-bouwkunde, Afdeling Waterkeren, secretariaat ((015) 2518436 of 2518437). Daar kunt u ook meer exemplaren van deze brochure krijgen. Voor problemen met de veiligheidstoetsing kunt u overleggen met de Helpdesk Toetsing ((015) 2518450).

Literatuur

Voor de hierna genoemde TAW-rapporten en leidraden geldt, dat de informatie in de meest recente uitgave de juiste is: "nieuw gaat voor oud".

Dus alhoewel in de Leidraad rivierdijken [10] eisen voor klei worden gegeven, gelden die uit het Technisch rapport Klei voor dijken [4]. Voor aanbevelingen voor het graslandbeheer geldt dit nog in sterker mate: de TAW-brochure "Landbouwkundig en natuurtechnisch beheer van rivierdijkgrasland" is op enkele belangrijke punten achterhaald; er wordt daarom niet naar verwezen.

[1] Wet van 21 december 1995, Stb. 1996, 8, houdende algemene regels ter verzekering van de beveiliging door waterkeringen tegen overstromingen door het buitenwater en regeling van enkele daarmee verband houdende aangelegenheden.

[2] Hydraulische randvoorwaarden voor primaire waterkeringen, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Delft 1996

(18)

Literatuur

[3] Leidraad Toetsen op Veiligheid, Groene versie, Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen, Delft, augustus 1996. Definitieve versie verschijnt in 1999.

[4] Technisch rapport erosiebestendigheid van grasland als dijkbekle-ding, Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen, Delft, augustus 1998

[5] Fliervoet, L M . , Aanleg en beheer van grasland op rivierdijken, Unie van Waterschappen, IKC-NBLF, Wageningen, september 1992 [6] Aanleg en beheer van rivierdijken, terugkeer van soortenrijk

gras-land door gerichte maatregelen, Polderdistrict Groot Maas en Waal, Provincie Gelderland, z.p., z.j.

[7] Sprangers, J.T.C.M., en J.A. Muijs, Groene zeedijken in Noord Duitsland en Denemarken, RWS-DWW-rapport W-DWW-97-003, Delft, 20 mei 1997

[8] Schippers, W. en M.G. Gardeniers, Introductie van inheemse flora, Handreiking voor een verantwoorde keuze en aanpak met een accent op multifunctionele terrreinen. IKC-Natuurbeheer, Wageningen, 1998

[9] Grondslagen voor waterkeren, Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen, Rotterdam, januari 1998

[10] Handreikingen: Visie-ontwikkeling; Ruimtelijk ontwerpen; Inventarisatie en waardering LNC-aspecten; Beleidsanalyse, Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen, (Delft), april 1994

[11] TAW-Leidraad voor het ontwerpen van rivierdijken, Deel 1 sep-tember 1985; deel 2 sepsep-tember 1989

[12] Technisch rapport Klei voor dijken, Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen, Delft, mei 1996 met begeleidende notities dd. 17-12-1996 en notitie "Enkele vragen en discussiepunten" van de Veen/klei-voorlichtingsbijeenkomst op 17-12-1996,

(19)

Literatuur

Bloemen op de Waaldijk bij Miliingen: Duizendblad (wit), Aardaker (rood) en Jacobskruiskwid (geel) naast Clanshaver en Engels raaigras

(20)

Processchema

Processchema van toetsing, beheer en aanleg van grasmatten

BUREAUHANDELING OORDEEL BEHEERSHANDELING TE GEBRUIKEN LITERATUUR

5-jaarlijkse toetsing Wet op de waterkering [1]

Toetsen van grasmat

ontwerp een nieuwe bekleding: grasmat of hard materiaal. Kies bij grasmat een definitief beheer i.r.t. hoofd- en nevenfuncties grasmat voldoende of goed grasmat onvoldoende grasmat onvoldoende en niet te verbeteren met beheers-aan passing

continueer het be-heer, of verbeter het (i.v.m. nevenfuncties of beperking van klein onderhoud) •

Pas het beheer aan zodat de sterkte groter wordt, monitor Kleidek aanbrengen in 1 of meer verschil-lende lagen, "Inzaaien", Beheren op korte en langere termijn -Hydraulische randvoorwaarden [2] Leidraad Toetsen op Veiligheid [3]

TR Grasland als dijkbekleding [4] Aanleg en beheer van grasland op rivierdijken 1992 [5]

Aanleg en beheer van rivierdijken [6] Groene zeedijken in Noord Duitsland en Denemarken 1997 [7]

TR Grasland als dijkbekleding [4] Aanleg en beheer van grasland op rivierdijken 1992 [5]

Aanleg en beheer van rivierdijken [6] Groene zeedijken in Noord Duitsland en Denemarken 1997 [7]

Introductie inheemse flora [8]

Grondslagen voor waterkeren 1998 [9] Handreikingen 1994 [10]

Leidraad Rivierdijken 1985/1989 [11] TR Grasland als dijkbekleding [4] Klei voor dijken 1996 [12] Aanleg en beheer van grasland op rivierdijken 1992 [5]

Aanleg en beheer van rivierdijken [6] Groene zeedijken in Noord Duitsland en Denemarken 1997 [7]

(21)

De Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen werd door de Minister van Verkeer en Waterstaat ingesteld.

De commissie adviseert de minister omtrent alle technisch-wetenschap-pelijke aspecten die van belang kunnen zijn voor een doelmatige constructie en het onderhoud van de waterkeringen, dan wel voor de veiligheid van door waterkeringen beschermde gebieden.

Met vragen omtrent werk van de TAW kan men zich wenden tot het werkorgaan van de commissie, ondergebracht bij de Dienst Weg-en Waterbouwkunde van de Rijkswaterstaat.

Postbus 5044, 2600 GA Delft, tel. ( 0 1 5 ) 2 5 1 84 36

Cytaty

Powiązane dokumenty

spectre de Rimbaud n’est-il pas aussi présent dans l’oeuvre d’Anne Hébert qu’il ne l’est dans celle de Céline ; il semble tout de même, dans ses jeunes années, avoir tenu le

Niedorozwój infrastruktury transportowej w Polsce, szczególnie kolejowej, staje się obecnie barierą nie tylko na drodze dalszego rozwoju polskich podmiotów, regionów i

Rossi presents the order of her analysis in a very lucid way: starting with the phenomenological description of intercession, referring to biblical texts, she will then verify the

Czwartkowej  sesji  popołudniowej  (godz.  15:00-17:00)  przewodniczył  dr  hab. 

Przekłady polskiej prozy awangardowej, przekraczającej granice ówczesnych norm literackich (również w przypadku Gombrowicza, choć w 20 -leciu ukazała się z tego nurtu

Tekla Moczulska, córka radzyńskiego podprefekta wyszła za mąż za Karola Łaskiego. Ten był synem Antoniego, chorążego i posła łukowskiego. pisarzem konsumpcyjnym w

By representing continuous piecewise affine systems in the max-form and using a recursive Gauss-Newton algorithm for a suitable cost function, we derive adaptive laws to online

Za ich sprawą możliwe staje się wypracowanie holistycznej definicji zrównoważonego rozwoju, która będzie spójna, w odróżnieniu od innych defini- cji, „mozolnie