• Nie Znaleziono Wyników

Morfologie voordelta Oosterscheldemond: Verslag onderzoek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Morfologie voordelta Oosterscheldemond: Verslag onderzoek"

Copied!
28
0
0

Pełen tekst

(1)

dienst getfjdewatërm

btbllathetik

Qrenadiersweg 31 . 4338 PG middelburg

morfologie voordelta Oosterscheldemond

verslag onderzoek

R 1367

augustus 1980

(2)

INHOUD

rijkswaterstaat

dienst getijdewaterert bibliotheek grenadiers wag 31 - , 4338 PG mictdelburgp blz. 1. Inleiding, , 1 1. 1 Voorgeschiedenis en opdracht 1 1.2 Opzet onderzoek. , 2 2. Uitvoering onderzoek 3 2.1 Lodingskaarten 3 2. 2 Verwerking van de lodingskaarten 3

(3)

FIGUREN 1 Overzicht lodingskaarten 2 Dieptelijnenplot 1959 3 Dieptelijnenplot I965 4 Dieptelijnenplot 197! 5 Dieptelijnenplot 1976 6 Verschilplot 1965-1959 7 Verschilplot 1971-1965 8 Verschilplot 1976-1971 9 Verschilplot 1976-1959 10 Overzicht vakindeling 11 Diepteontwikkeling vakken Gl t/tn G10 12 Diepteontwikkeling vakken G M t/m G20 13 Diepteontwikkeling vakken G21 t/m G30 14 Diepteontwikkeling vakken G31 t/m G40 15 Diepteontwikkeling vakken G41 t/m G50 16 Diepteontwikkeling vakken G51 t/m G60 17 Diepteontwikkeling vakken G61 t/m G67, G70, G71 18 Diepteontwikkeling vakken G72 t/m G76, G80 t/m G83 19 Diepteontwikkeling vakken G84, G85, G90 t/m G95, G99 t/m G101 20 Diepteontwikkeling vakken G3O2, G109 t/m Gl12, Gl19, G120, G2U

(4)

MORFOLOGIE VOORDELTA QOSTERSCHELDEMQND

1. Inleiding

1.1 Voorgeschiedenis en opdracht

Teneinde voorspellingen te kunnen doen over de golfaanval op de toekomstige stormvloedkering in de Oosterscheldemond, dient de bodemontwikkeling van de voordelta bekend te zijn. De karakteristieken van de golven, welke, komend van diep water , in de richting van de stormvloedkering lopen, worden

name-lijk beïnvloed door verschijnselen als refractie, diffractie en mogename-lijk reflectie. En deze verschijnselen zijn weer afhankelijk van de bodemligging.

Omdat de stormvloedkering een aanzienlijke ingreep zal zijn in het hydraulische regime van de Oosterscheldemond vanwege de reductie van de getijdebieten, mag worden verwacht dat de bodemligging in de voordelta zich onder invloed van deze veranderingen zal wijzigen. Deze wijzigingen vallen dan buiten het patroon van natuurlijke bewegingen van de bodem zoals die momenteel optreden als

onderdeel van het dynamische systeem van het estuarium.

Het is met de huidige kennis niet mogelijk betrouwbare prognoses te doen ten aanzien van de bovengenoemde morfologische veranderingen na de constructie van de stormvloedkering. Het is echter zinvol om de huidige bodemveranderingen aan een onderzoek te onderwerpen. Mogelijk zal dan middels extrapolatietech-nieken waarbij de toekomstige reductie van het getijvolume in rekening wordt gebracht, iets kunnen worden gezegd van de bodemontwikkeling na de bouw van de stormvloedkering.

In de brief V2208/LV9I8/Vee/gv van 28 maart 1978 heeft het Waterloopkundig Laboratorium een voorstel voor dit onderzoek aan de Waterloopkundige Afdeling van de Deltadienst van de Rijkswaterstaat gedaan. Na gemaakte mondelinge afspraken had het onderzoek echter reeds eind 1977 een aanvang genomen.

Het onderzoek is beperkt gebleven tot het eerstgenoemde gedeelte van de vraagstelling, namelijk het bestuderen van de huidige bodemotvtwikkelingen van de voordelta. Op grond van de resultaten van dit eerste gedeelte heeft

(5)

-2-de opdrachtgever te kennen gegeven ver-2-der on-2-derzoek in -2-deze richting voorlopig stop te willen zetten.

In februari 1980 verzocht de opdrachtgever verslag te doen van de verrichte werkzaamheden. Dit is gedaan met als resultaat het huidige verslag, waarin dus de waargenomen bodemveranderingen worden beschreven zonder verdere extra-polatie naar de toekomst. Dit verslag is geschreven door ir. E.B.Peerbolte, project-ingenieur van het Waterloopkundig Laboratorium.

1.2 Opzet onderzoek

Uitgegaan is van een aantal peilkaarten van de voordelta tussen de jaren 1959 en 1976. Deze peilkaarten zijn geschematiseerd en de gegevens zijn opgeslagen op magneetbanden, welke in beheer zijn bij het Waterloopkundig Laboratorium.

Vervolgens zijn een aantal dieptelijnenplots en een aantal verschilplots gemaakt van de voordelta. Teneinde de balans te kunnen opmaken van de bodem-veranderingen is een vierkantennet over het gebied gelegd met een vakgrootte van 2x2 km2. Van de ongeveer 100 vakken is de gemiddelde bodementwikkeling

aangegeven, waarna de totaalbalans kon worden opgemaakt. Dit alles wordt in het volgende hoofdstuk behandeld. Daarna worden in hoofdstuk 3 de con-clusies gegeven.

(6)

-3-2. Uitvoering onderzoek

2.1 Lodingskaarten

De volgende lodingskaarten van de Rijkswaterstaat - Deltadienst Water-kundige Afdeling, Zierikzee, zijn voor het onderzoek gebruikt:

Mond Brouwershavense Gat (Blad 6) Mond Oosterschelde (Blad 7)

Mond Oosterschelde (Blad 8) Domburger Rassen (Blad 9)

Mond Oosterschelde - Veersche Gat (Blad 20)

Deze lodingskaarten zijn beschikbaar voor de achtereenvolgende jaren van 1959 tot en met 1976. In Figuur 1 wordt de ligging van de betreffende zeegedeelten getoond. De lodingsraaien liggen ongeveer 200 m uit elkaar. De diepten in de raaien zijn gegeven met een onderlinge afstand van onge-veer 25 m.

2.2 Verwerking van de lodingskaarten

De lodingskaarten van de jaren 1959, 1961, 1963, 1965, 1967,1969, 1971, 1973 en 1976 zijn geschematiseerd. Hierbij is een vierkantennet op trans-parant papier toegepast met een maaswijdte van 200 m; voor elk gebiedje van 200 x 200 in2 van de lodingskaarten is de gemiddelde diepte bepaald. Dit is op visuele wijze gebeurd. De aldus geschematiseerde kaarten zijn opgeslagen op magneetband en deze gegevens zijn direct toegankelijk. Dat wil zeggen dat van willekeurige jaren de schematisaties voor verdere bewerkingen kunnen worden gekozen, ook in de toekomst.

In het kader van dit onderzoek zijn voor de volgende jaren dieptelijnen-plots, verschilplots en vakberekeningen gemaakt:

a. dieptelijnenplots

1959, 1965, 1971, 1976; zie figuur 2 t/m 5

b. verschilplots

(7)

c. vakberekeningen

Het gebied is verdeeld in 101 vakken zoals is aangegeven in figuur 10. Deze vakken, hebben de volgende oppervlaktes:

G 50, G 60, G 70, G 80 : 3,2 x 106 ra2

G 90 : 2,88 x 106 ra2

G 91 t/m G 95 ; 3,6 x 10G m2

overige vakken : 4 x I06 m2

Van ieder vak is de gemiddelde diepte berekend voor de 9 jaren waarvoor de peilkaarten zijn geschematiseerd. Deze gemiddelde diepten zijn grafisch uitgezet in figuur 11 t/m 20.

Uit de ontwikkeling van de gemiddelde diepte van de vakken wordt geconcludeerd dat er sprake is van een langzame verondieping van de voordelta. Voor do. jaren waarvoor de verschilkaarten zijn geproduceerd, bedraa&t deze veron-dieping, gerekend over het gehele beschouwde gebied van 101 vakken met een totale oppervlakte van 397, 68 x 106 m2:

totaal gemiddeld per jaar

1959 - 1965 : 69,69 x 106 m3 11,62 x 106 m3

1965 - 1971 : 37,41 x 106 m3 6,23 x JO6 m3

1959 - 1976 : 122,85 x 106 m3 7,23 x 10B m3

De gemiddelde verondieping voor het gehele gebied bedraagt in deze periodes:

1959 - 1965 : 0.029 m/jr 1965 - 1971 : 0.016 m/jr 1971 - 1976 : 0.008 m/jr 1959 - 1976 : 0.018 m/jr

(8)

3. Conclusies

1. De verschilkaarten geven een onmiddellijk overzicht van de gebieden waar de grootste veranderingen zijn opgetreden. Het vergelijken van de diepte-lijnenplots geeft echter een beter beeld van het morfologisch gebeuren als geheel. Bijvoorbeeld wanneer de richting, plaats of afmetingen van een diepe stroomgeul zich enigszins wijzigen, wordt dit in de verschil-plots gepresenteerd als gebieden met sterk geconcentreerde dieptever-schillen. Aan de hand van de corresponderende dieptelijnenplots wordt echter in een dergelijk geval geconcludeerd dat de morfologische ver-anderingen niet spectaculair zijn, omdat het geulen- en bankensysteem niet wezenlijk is veranderd.

2. Over de beschouwde periode zijn de morfologische veranderingen van de voordelta gering. Er kan gesproken worden van een dynamisch evenwicht in het geulen- en bankensysteem. Het enige opmerkelijke is in feite de richtingsverandering van de noordelijke geul van de twee geulen naar het zuidelijke sluitgat (Vak 23 en omgeving). In 1959 sluit deze geul duide-lijk kort met de zuideduide-lijke (vak 32 en omgeving), terwijl deze geul in 1976 in noordwestelijke richting doorloopt.

S. Qua zandbalans is er in het beschouwde gebied en over de beschouwde periode sprake van een afnemende verondieping van de voordelta. De aan-zanding bedroeg in de periode 1959 - 1965 gemiddeld 11,6 miljoen m3 per jaar en in de periode 1971 - 1976 7,2 miljoen m3 per jaar. Deze hoeveel-heden corresponderen met een over het gehele gebied gemiddelde verondieping van respectievelijk 2,9 cm en 0,8 cm per jaar.

(9)

OVERZICHT LODINGSKAARTEN

SCHAAL 1:150.000

WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM

R 1367

FIG. 1

(10)

U<s\ IV

H

H

\YL

I ' «

J

' f ^

I ' «

J

f

fi^

^

4 - + 4 - 1 t - ( - J - + • > + + ' " K l ' + t f l t H W¥=*- ( t V l + - ) . « - a t

DIEPTEL'JNENPLOT 1959

WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM

SCHAAL 1:100.000

R 1367

{FK3.

(11)

il/i

DIEPTELÜNENPLOT 1965

WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM

SCHAAL 1:100.000

R 1367 I FK3- 3

(12)

<f(iU 1// illl

ft

))/ /f/

u ) i

1 1 [ I t I [ I I I I I I +++ \-t M I I I I

DfEPTELÜNENPLOT 1971

SCHAAL 1:100.000

I I t I t I I I t M I I t l I 1 I I } I I > f H - H - l l I

WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM

(13)

t ( t i i

i 1 fs

' öil \^

i '

J

C . / / 3 ^ - T R

»^

/ / (

'XII

\ \ n

-DIEPTELUNENPLOT 1976

SCHAAL 1:100.000

WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM

(14)

(tefii

A

&..'

U

o

tii

a

H

II

ir

^ ö

^ tt

v

£

o

B

^^ vk> ^

8

s

-qf

o o o N oO) CO E E in m ' A E E in m ' A :i! en! ;

ii! '-g

• i

<x> o o o ö o O o o

5

8

o

8

cd •^•-v~\ 0 01

- ^

A

e ^

^ ^

<6J &

3

-PO S< r^

iH

£>

0

'f

&fr

»tJ

VERSCHILPLOT 1 9 6 5 - 1 9 5 9

WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM

SCHAAL 1:100.000

R 1367

FIG. 6

*&

Sn m & (O o

8

in o o o pi in u 1 o o o o

8

o N &

(15)

VERSCHILPLOT 1971 - 1 9 6 5

SCHAAL 1:100.000

WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM

(16)

VERSCHILPLOT 1976-1971

SCHAAL 1:100.000

WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM

(17)

SCHAAL 1:100.000

s

<n O i _ »

VI

II 1-1i j | F I I i | ; 1 i 1 1 i 1 1 1

VERSCHILPLOT 1 9 7 6 - 1 9 5 9

WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM

(O

(18)

37.OOO 39.0O0 41.000 43.000 -45.000 47.0OO 49.OOO 51.OOO 51*40' s 53.000 55.0O0 57.000 59.OOO 61.0O0 62.600

Opp. G5O, G60, G70, G8O opp. G90

opp. G91 t / m G95 opp. overige vakken

NOORD BEVELAND

i i

NB. randvakken hebben een afwijkende oppervlakte

OVERZICHT VAKINDELING

WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM

SCHAAL 1:125.000

R 1367

FK5. 10

dieptelijncn gebaseerd op lodingcn 1976

7,5 m 10 m 15 m 20 m 25 m 30 m

(19)

o

1 .10-7 10' 11 12 14 15 16 17 18 i 19 20 —i 21 Cl m 0 1 10 CO (7) 01 O) Cl jaren CO Ol N01

DIEPTEONTWIKKEUNG VAKKEN G1 t/m G10

(20)

o

1 2 3 i 5 4 6 < 7 -16. 1 8 . 1 3 -"5 J'" 10 11

12'

13 14

15"

16 17 18 19 20 21 , 1 5 * .15-O) in O) 00 10 O) in (0 Ü3

8

ren 00 jaren

DIEPTEONTWIKKELING VAKKEN G11 t / m G20

(21)

o

4 < 5 < < 7 r

l

8

ö 10 i 11 i 12 i t 14 15 16 17 13 19 20 • 2 7 -. 2 8 -. . 2 2 2 7 -• 2e* 21 (0 J 0> (O

18

O)

IS

O) O) $ r*-(3) jaren

DIEPTEONTWIKKELING VAKKEN G21 t/m G30

(22)

jaren

DIEPTEONTWIKKEUNG VAKKEN G31 t/m G 4 0

(23)

•> jaren

DIEPTEONTWIKKELING VAKKEN G41 t / m G 5 0

(24)

o

1 2 3 4 5 6< { 7< .97* 10i 11 13

14,

15 16 17 < 18 19 20 5 3 -,—^52 t—— 5 4 — " ~; .58" 21 01 m O) 01 (O 01 (O O) r 01 01 01 jaren

DIEPTEONTWIKKELING VAKKEN G51 t/m G60

(25)

E

8

ö

10J 11 12 13

14±i

15

16

17

18 19 20 21 01 . 6 5 -,,_ 64 — 62— .-.63*"" .67" .61* 64 . 6 2 --63" ^67• 6 1 -D 01 en (001 ai ->- jaren

DIEPTEONTWIKKELING VAKKEN G61 1/171667,070,671

(26)

DiEPTEONTWIKKELING VAKKEN

G72 t/m G76, G 8 0 t / m G83

R 1367

| F I G ,

18

(27)

10

11

12

13

14

15

16

-100- •1019 •1019 8 4 -. 100" -101-•99"

.93-17;

i

13

19

20

21

01 Ifl 01 10 0> 01 10 01 O) 01 on & r 01

jaren

DIEPTEONTWIKKELING VAKKEN G84, G85,

, G99 t / m G 101

(28)

6' 110. — — 120-i "1 ;— —•— 120-— 120-— 119. 7*

-109-i

8

ö 10 1Ï 12 13* 14 15 i 17 18 19 20 21 •102-212 \ •231' 2 31-• 222- .£22-01 Ifl O) (O en en m (O O) 0> O) -> jaren

DIEPTEONTWIKKELING VAKKEN G102, G109 t/m G112,

120,6

221, G222, G 231

Cytaty

Powiązane dokumenty

Przed- stawiono pojawiające się propozycje powołania regionalnych Trybunałów Praw Człowieka, stanowiących swego rodzaju filie Trybunału z Strassbourgu, wprowadzenia sui

Ryszard Krzyżanowski Rękopis Maszynopis 1953 1965 1985 DCS 1942 r stali w lesie w De- raźnym. przyprowa- dzili do tych W czterdzie- stym drugim roku stali my w le- sie w

Dans la suite de ce dialogue, où le reproche « vous n’êtes pas courtois » est redit à trois reprises, Hélène évoque la forêt de Brocéliande (une forêt mythique citée dans

In order to decide on his choice of colours and thus the exact colour composition of the exterior of the Schröder House, Bertus Mulder relied on his colour research and on

Così come il fidanzamento è un percorso nell’amore in preparazione alla celebrazione del sacramento del matrimonio, così il matrimonio stesso non deve essere visto come

extension of the Bessho variational principle (Bessho (1968)) is derived to obtain a numerical procedure for a solution of the boundary value problem associated with.. the

N ie ulega w ątpliw ości, że jedną z głów nych zasad naszego ustroju jest prawo do pracy. jakim stopniu om awiana zasada ustrojow a znajduje urze­ czyw istnienie w

[r]