• Nie Znaleziono Wyników

Micro-metamorphose: Aspecten van de verstedelijking in een deel van de noordelijke randstadvleugel in de periode 1960-1975: samenvatting

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Micro-metamorphose: Aspecten van de verstedelijking in een deel van de noordelijke randstadvleugel in de periode 1960-1975: samenvatting"

Copied!
128
0
0

Pełen tekst

(1)

:

eiviele TeclniÎel<

eiel.

vekgr.

Oiv.

'.

j I!

K:-

54&

(2)
(3)

---~--- ---~-- ~--- - -

-A

MIe ft 0 MET A MOR P F 0 A R

Aspecten van de verstede11jking in e~n de van de Dnn~delij~e randstarlvlpu~el ' 0 ~ periOde lQ60-1975.

bevat:

Onrle~~oek uitgevoerd in oprl~Rch+ v~ ct Rjjksplanologisrhe Dienst

VOORWOORD EN Hn,ETl)TNG THF.ORETISOTE BF.~rHOTJWT1\mEN SAMENVATTTNG VAN DE Rl<;VINnTlII(;ElII

CONC:UJS JES, AANBEVEJ. TNGEN EN SI.OTOPIH<:RKINGl<;N KAAR1'F.N, TABF.J,LEN. FIGUREN.

,

I

TU Delft Library

Prometheusplein 1

2628

ze

Delft

M.S.G. Horrevoets

Planologisch Studiecentrum TNO Postbus 45. telefoon 015-569::l30 DELFT. voorjaar 1979

TU Delft library

1111111111111111111111111111111111

C

0005037423

(4)

Omslag

:

Gerard Bik

(5)

- - - -- - - ---~--~ ~

I N HOU D SOP G A V E

VOORWOORD

1. INLEIDING

2. ENKELE ACHTERGRONDEN VAN HET DENKKADER VAN CASTELLS EN EEN PLAATSBEPALING

2.1. Inleiding

2.2. Epistemologische verschillen 3. HET DENKKADER NADER UITGEWERKT

3.1. Algemeen

3.2. Stad, stedelijkheid en verstedelijking

3.3. Het denken over de overheid, ruimtelijke planning

pagina 1 2 2 4 7 7 9 13 3.4. Het denken over de zingeving, beleving, waarden en 15

normen met betrekking tot het stedelijke

3.5. Een voorzichtige plaatsing van Castells denkkader 15 3.6. De maatschappelijke struktuur en de ruimtelijke 18

struktuur; een deskriptief analytisch kader

4. VERSTEDELIJKING IN HET PERSPEKTIEF VAN CASTELLS 24 4.1. Aanleiding, doel- en probleemformulering van het 24

onderzoek

4.2. Bepaling van de onderzoekregio 24

4.3. Informatieverzameling 25

4.4. Verwerking en rapportering 26

4.5. Opbouw van het rapport 27

5. ONTWIKKELING IN DE GROOTSTEDELIJKE REGIO 29

5.1. Ontwikkeling van werkgelegenheid en bedrijvigheid 29

5.1.1. De ontwikkeling van HoogovensjESTEL 29

5.1.2. De Amsterdamse bedrijvigheid, werkgelegenheid 30 5.1.3. Het Zuidelijk Randgebied van Amsterdam (ZRA) 31 5.2. Ontwikkelingen verbandhoudend met het wonen en 32

verzorgen

5.3. Afstemming wonen-werken 33

6. DE MAATSCHAPPELIJKE ORGANISATIE VAN DE STEDELIJKE REGIO 36 AMSTERDAM; ONTWIKKELINGEN IN DE PERIODE 1960-1975

6.1. Ekologische vormen 36

6.2. De sociale stratifikatie

3e

6.3. Politieke organisatie 41

7. RUIMTELIJK BELEID 42

7.1. Het ruimtelijk beleid van de centrale en provinciale 42 overheid

7.2. Het gemeentelijk beleid 44

8. BOUWEN EN WONEN IN DE STEDELIJKE REG IQ AMSTERDA~~ 45

(6)

R 4. nk.,1 P e:fTp.ld:p.T\ voo-.:- de "f!cologische format i es" 54

9 r.li:T,FOTN(j VAN DJ;; STFDRT,I.TKE F.F.GTO; STEDELIJKE STRATIFIKATIE 56 li'N SF(;QR<;A1'Tr,

o Vor~·a"."~p.n voor ~~aoplij~e geleding: keuzevrijheid 56

a~ tna~pnkp.liikha'd

p? J-t",tc n{"ip-':-7,OPk: V.,rhlli.sheweging paar de nieuwbouw in 57

fJr,n,..-1 n""nd

Q ~ 1<.,ke' p. .,.

"'11'

tptP.T\ vi.t (lp. Amsterdamse case-studies 58

Q 4 Rtarla1iike R~,.ptj,ikAtie(verdeljng) en stedelijke 61

aA""''rp'('I"'~t:;~

Q ~ Va-rpnrlprpnd ~e~~lil<: en verandering van gebruikers in 64 (la m.rlq .. a hphm'~~nR jn enkele case-studiegebieden

('f) TT n"lTRC' 65

76

(7)

VOORWOORD

(8)
(9)

VOORWOORD

De overgang van een rurale naar een urbane aarde heeft zich bijna geheel voltrokken. Omstreeks het jaar 2000 zal, naar alle waarschijnlijkheid, 90 à 95% van de wereldbevolking in stedelijke nederzettingen gehuisvest zijn.

In dat gedeelte van het verstedelijkingsproces dat als overgangsproces kan worden beschouwd, kan men twee deel-processen onderscheiden:

a. dat van de mentale verstedelijking, dat wil zeggen het proces waarbij dorpelingen qua mentale instelling tot stedelingen worden, en

b. dat van de morphologische verstedelijking, d.w.z. het proces waarbij dorpen uitgroeien tot steden.

In Nederland is, zoals in alle westerse landen, het proces van verstede-lijking reeds eeuwen geleden ingezet. Sinds de opkomst van de ruimtelijke planning als wetenschappelijk vakgebied, is uit de aard der zaak aan dit verschijnsel veel aandacht besteed. Dientengevolge is over het verloop van het proces reeds veel bekend. Dit neemt niet weg dat er nog lacunes in onze kennis zijn. Mede hierdoor komt het voor dat het "beleid" verrast wordt door het feit dat er zich plotseling in snel tempo een verstedelij -kingsproces begint te voltrekken daar waar het niet of minder gewenst wordt geacht. Het ligt voor de hand zich de vraag te stellen: Waren er wellicht, niet als zodanig herkende, indicaties dat er een proces van verstedelijking op t i l was?

Tegen deze achtergrond heeft de Rijksplanologische Dienst het PSC ver-zocht een onderzoek uit te voeren. Het name zou de aandacht moeten worden gericht op de veranderingen op het "laagste" niveau: de omvorming van af-zonderlijke "dorpse" structuurelementen tot "steedse" structuurelementen. Als voorbeeld van wat hiermee wordt bedoeld moge het bekende verschijnsel dienen dat een oorspronkelijk agrarisch gebouw - een boerderij, een smidse, een landarbeiderswoning - een stedelijke bestemming krijgt doordat het in gebruik wordt genomen door "stadse mensen" als restaurant, winkel, kan-toorpand, permanente of tweede woning. In de te verkrijgen informatie en' kennis omtrent het krachtenveld dat aan dergelijke veranderingen ten grondslag ligt, zouden mogelijk de bedoelde indicaties kunnen worden ont-leend.

Volgens goed gebruik is ter begeleiding van het onderzoek een begeleidings-commissie - in de PSC-terminologie een externe projectgroep - geformeerd onder voorzitterschap van de vertegenwoordiger van de opdrachtgever. Deze projectgroep was als volgt samengesteld:

Drs. L. Verhaar, voorzitter Drs. A. Gijswijt Drs. W. Haeser (na 29-1-'75) Drs. C.M.P. Buys (tot 29-1-'75) Drs. J. Laan Ir. A. Veltmeyer Rijksplanologische Dienst SISWO

Vereniging van Nederlandse Gemeenten Vereniging van Nederlandse Gemeenten Rijnmond

(10)

vsrtalell l.n een 0JH:u'a1;l.Ollele pI"obleel!lstelll.Ilg. Voorts heeft de groep filet

betreKKLng toe 0 ~e1; ell ui1;voe~l.ng vele waardevolle sURResties gedaan. het PSC l.S oe leaen van oe gloep veel aaak ven,cnuldigd.

\\egens de g<:!l.ozen op~el: vall nec oIlue1'zoek - het; programma omvatte het

ge"t::n Val1 tneoletis<.;ne oescÎ1ouV/l.Ht;en l.n cOIuDl.natie met de uitvoering van

ee~ vlJftl.eDl:al cabe-S~UUies - heett hel; PSC vrl.j veel mankracht moeten

inzet t::n,

Het ~e vetant;wooraeliJknel.o voor oe p~akt;ische uitvoering van het

onder-~o k Was oelaS1; ars. M.S.G, ROl.revoet;s. Onder zijn leiding heeft geruime

tAJO oe stu t::nt g. Vo~ - T.H. lJelft, richtl.ng stedebouwkunde - intensief

areI:. net OI.aer LooeK lIleuegt::werKt. He'c lS ae heer Volk gelukt zijn we.ck voor

het PSC op zLnvolle wl.J<le l.D zl.Jn afstuaeerwerk l.n te passen. Bij de

uit-voellng z1.Jr voorts oe aSl;e PSC-meuewe.cke1's J. POOl; en C. Middeddorp

ir.ge et; ,J.J nEloot::n l:evel1S één van tie case-sl;uaies - Abcoude - voor hun

g Za t::l iJKe r t::henl.ng g,enumt:'ll. De uicvoer'iug van de overige case-studies

1.S 1.D ha~oen geKt:'vt::n van eea 1;eam Delftse stuoenten, waarvan naast de

h~e' 'volk eteel uitl1iaahten W. Lavuoy, D. Pl.gge, J. StalKnecht en

11.. vatl de.t· ~ouwe; OUK ue laats'cgt::noe'ficte vier studenten hebben van hun

ver l.ens~el1.JK werK u~j net; PSC bij hel; afstuderen een goed gebruik

kun-ner maKen. l n lIel: oiJ:i.ol1uer luoet nog oe st;uuent W. Leusl.nk worden genoemd

d1e nlet alleen oij ue vooroelel.dellde werkzaa~neden, doch ook bij de af-rondl~g van enKele ca~e-s~uaies VOO.C hel: onder~oek van veel nut is

ge-we st. In et:'n later Sl:aU1Uffi zijn OOK nog de st;uaenten J. Paardekooper en

M. Reeue Dl.J het on erzoeK Oel:TOKh.en; aall hen l.S het voor een groot deel

te danken aat ae vel:<.alJitHue gt::gt::liens op o"eI'zichteliJke wijze voor het

rapporc ter b_s<.!nl.kKl.ll~ Zl.Jn g",,,"uwen.

ProJe<.;tle aer ho IevoecS neeit; bij zl.Jn W~lK de steun ondervonden van wat

bij net p~C een l.llteLne plojeCtgrot::p neel;. Deze groep stond onder lel.ding

van ~rs. G. 8100, ale als cobrdl.nato1' en tevens als supervisor van het

onder~ueK Kan woruel aaugewerkt. Van deze grot::p maakten verder deel uit

ir. H. ~t::l.da, 11'. A. Val Se1;tt::n en, geduTt::Hde betrekkelijk korte tijd,

drs. F. VOllK. De nt::t::r bloD l.S niet alleen op de aangegeven formele wijze

blJ net OLuerzueK oetrOKh.t::~ gt:'wet::st; hij heeft ook een belangrijke

per-SOuIlllJ .... e ol.Ju~a~e geieverd, ouuer aadere door de verzorging van de

eind-redactl.e Van net; cOIl<.!ept-rapport. Voor de kaarten, de figuren en de

af-WBIKl.ng 111 he1; algelJlt::en heelt de ret::ds genoemde heer J. Poot zorg

gedra-g D. Re~ ty~e-wer~ en oe auut::re voor de reproductie noodzakelijke

werk-ZUiiDllleaen Zl.Jll ui tgevoe1'd door "levr. 1'h. J. Jordaan-van de Pol.

B~J oe U1~ oer~ll~ van liet onuer<loek moest een aantal moeilijkheden worden

o,,~rwulill~n. Zo bleeK net na enige tl.jd nodig de oorspronkelijke

probleem-stell1.11g, up kaIlUrl.ngen van de opdrachtgever, een andere wending te geven.

Rl:'t l. tóotlppelt::n vall Oe Ill.eUWe richting is llll:'t intensieve discussies in de

plO~ tgru~p gt::paard gegaan. Dl.teraard heeft de koerswijziging aanleiding

(11)

- - -

-en 'nieuw' niet geheel op adequate wijze te verwez-enlijk-en was. Deson-danks heeft naar onze mening het onderzoek in het algemeen wel aan het gestelde doel beantwoord. Verscheidene interessante aspecten zijn aan het daglicht gekomen doch tevens is gebleken dat aanvullend onderzoek nodig zal zijn om de bereikte resultaten meer diepgang en het juiste per-spectief te geven.

Het (concept-)eindrapport is eind 1976 aan de opdrachtgever aangeboden en door hem geaccepteerd. Tijdens het daarna gevoerde overleg bleek dat RPD en PSC de mening deelden, dat het (nog) niet opportuun was het rapport te publiceren met name omdat het bij de uitvoering van het onderzoek en het samenstellen van het rapport gebezigde denkkader van CastelIs, in Nederland destijds noe zo onbekend was dat gevreesd moest worden dat het rapport weinig weerklank zou vinden en derhalve snel zou worden vergeten. Gezien de vele belangwekkende elementen die het rapport voor "kenners van CastelIs" bevat, zou dit te betreuren zijn geweest.

Inmiddels zijn bijna vier jaar verstreken. De "Castellsiaanse" benaderings-wijze heeft in Nederland bredere bekendheid gekregen en is zelfs in som-mige gevallen reeds toegepast. Deze omstandigheid, in combinatie met de

actualiteit van de op handen zijnde herziening van de Structuurschets Verstedelijking, heeft de gedachte doen postvatten dat de tijd rijp was, tot publicatie over te gaan. Teneinde het nuttige effect hiervan te ver-groten zijn in het oorspronkelijke rapport enkele veranderingen

aange-bracht:

- de concrete vragen van de opdrachtgever zijn, mede tegen de achtergrond van recente ontwikkelingen, toegespitst;

- de benaderingswijze van CasteIls is uitvoeriger beschreven.

Hoewel door deze veranderingen de inhoud van het rapport, naar gehoopt wordt, toegankelijker is geworden en zich beter leent voor discussie, kan niet worden ontkend dat het abstractieniveau vrij hoog is. Dit wordt ver-oorzaakt door de omstandigheid dat er weinig concreet feitenmateriaal kon worden gepresenteerd. Dit feitenmateriaal is opgeslagen in de verslagen van de uitgevoerde case-studies; deze verslagen kunnen echter niet in hun volledigheid worden gepubliceerd daar dit - het onderzoek werd op micro-niveau uitgevoerd! - de bescherming van de persoonlijke levenssfeer te zeer zou aantasten.

Ondanks, of wellicht vanwege het feit dat het beeld dat in het rapport

wordt opgeroepen gebaseerd is op. verworven gegevens uit velerlei bron,

zal het niet altijd in overeenstemming zijn met het beeld dat de direct betrokkenen zelf voor ogen staat. Deze uitspraak heeft niet de pretentie

bij voorbaat te suggereren dat het rapport het in alle opzichten "juiste"

beeld geeft; men zij zich zich echter bewust van het verschil in optiek.

(12)

het gebruik van de hierin vermelde gegevens de voorwaarde zal worden ge

-steld dat hierdoor geen inbreuk wordt gepleegd

op

de privacy van bewoners

van de case

-

study gebieden

.

Bedoelde notities zijn

:

"

Het makro

-

verstedelijkingsbeeld van

Nederland~

een voorstudie

"

(konsept)~

1973

;

de resultaten van deze voorstudie zijn verwerkt in het artikel

"

Ver

-stedelijking in Nederland sedert

1870"~

M

.

S

.

G

.

Horrevoets~

in

TNO-Project~

november 1974

.

"

Liendert

:

van idee tot uitvoering

;

verslag van een verkennend

onderzoek"~

M

.

S

.

G

.

Horrevoets~

1975

.

Werknotitie

VI~

"

Uitvoering doel

-

en probleemstelling VERNED II

;

eerste

keuze van

onderzoekobjekten"~ 1974~ nr.

74/PS/112

.

"

Mogelijkheden ter beschrijving en verklaring van aspekten van de morfo

-logische verstedelijking

.

Richtlijnen voor verder

onderzoek"~ (konsept)~ 1975~ nr.

75/PS/169

.

"

Knipselkrantonderzoek

"

verslag over de periode 1960

-

1975

op

basis van

krantartikelen betrekking hebbende

op

(onderdelen van) de onderzoekge

-meenten in Noord

-

Holland (75/PS/81)

.

De case

-

study verslagen (in konsept) betreffende

Zeevang

Landsmeer

Purmerend

Amsterdam

Amstelveen

Uithoorn

Nieuwveen

Castricum

Heiloo

Alkmaar

-

de kern Middelie

;

de uitbreiding Nieuw Gouw en aansluitende lint

-bebouwing

;

de

binnenstad~

en de uitbreidingen Overwhere en

Wheermolen

;

het plan van Gool (in

"

Noord

"

)

~

de diamantbuurt

(in

"

Oud

-

Zuid

"

) en het noordelijke gedeelte van

de grachtengordel (Herengracht

-

Brouwersgracht)

;

de Oude

Karsenlaan~

en de uitbreiding Bankras

-Kostverloren

;

het oude

dorp~

en de uitbreidingen Zijdelwaard

-

II

en

-

IV

;

de uitbreiding Schoterveld

;

4 straten in en nabij de oude kern

;

oude en nieuwe bebouwing ten zuiden van de oude

kern

;

de uitbreidingen de Hoef

,

en Alkmaarder Hout en

omgeving

;

Heerhugowaard

-

een gebied dat valt onder het bestemmingsplan

Centrum

-

West

;

Hoorn

-

een gebied dat valt onder het bestemmingsplan

Hoorn

Zuid-Oost~

alsmede de uitbreiding Grote

Waal

;

.

Abcoude

-

de Voordijk (in de oude

kern)~

en de uitbreiding

"p

lan Trouw

".

Overigens hebben deze case

-

studies betrekking op gemiddeld ongeveer 50

panden~

dus

op

onderdelen van voornoemde uitbreidingen en andere lokale

(13)

INLEIDING

Dit rapport bevat een saDenvatting van de resultaten van een moeizame, maar ook leerzame worsteling met een vrij nieuw denkkader en een grote verscheidenheid aan gegevens, betrekking hebbende op stedelijke vraag-stukken. Het denkkader, dat gehanteerd is, is in grote lijnen weerge-geven door H. Casteils in zijn boek "La question urbaine" 1972. Het onderzoek waarvan verslag wordt gedaan maakt deel uit van een in het laatste half jaar van 1973 gestart onderzoek projekt.

De eerste fase van het onderzoek werd in het begin van het jaar 1974 afgesloten en leverde een algemeen beeld op van de verstedelijkinr, in Nederland sedert ca. 1870. De resultaten zijn verwerkt in een artikel in TNO-projekt november 1974.

De tweede fase van het onderzoek omvatte een verkenning naar

het sa~enspel van maatschappelijke krachten, van belang voor de bepa-ling van de lokatie, omvang en vormgeving van een stedelijke uitbrei-ding van A~ersfoort. De resultaten daarvan werden in 1975 aangeboden aan de opdrachtgever ("Liendert: van idee tot uitvoering; verslag van een verkennend onderzoek"; rapporteur Drs. M.S.G. Horrevoets).

In dit rapport wordt op basis van bij de gemeente Amersfoort en de Provinciale Planologische Dienst in Utrecht berustend archiefmateriaal een beeld op geroepen van het "samenspel van maatschappelijke krachten" en de resultaten daarvan. Dit beeld is nadien getest middels interviews ~et een aantal betrokkenen. Belangrijke nevenresultaten van dit onder-zoek waren:

- de konstatering, dat voor het opvijzelen van sterk lokale en tijdsge-bonden kennis tot enigerlei vorm van inzicht in groot stedelijke ont-wikkelingen en daarachterliggende processen een (maatschappij)theo-retische struktuur ontwikkeld (x) diende te worden.

- opdoen van ervaring ~et een bepaald niet ge~akkelijke methode van onderzoek en het globaal bepalen van de mate van betrouwbaarheid van de geproduceerde infor~atie.

In 1975 werd daadwerkelijk gestart ~et het hoofdonderzoek, waarvan het conceptrapport eind 1976 aan de opdrachtgever kon worden aangeboden. Bij de bespreking van de resultaten werd door de opdrachtgever de be-hoefte kenbaar gemaakt om sODillige passages in het conceptrapport ~eer te verhelderen. Bovendien werd de wens uitgesproken om het denkkader van Castelis, dat als analytisch instruDent in het onderzoek werd ge-hanteerd aan een nadere beschouwing te onderwerpen.

Wat het eerste punt betreft, is in het hoofdrapport uitvoerig aandacht geschonken aan het verhelderen van een aantal passages, waarbij al te sterke individ~alisering van de onderzoekresultaten moest worden ver-Deden. De in het kader van dit onderzoek geproduceerde verslagen van 15 case-studies zijn om die reden niet in het rapport opgenomen.

(x) ontwikkelen, opgevat als "uit zl.Jn wikkels halen".

In paragraaf 2.2. is in algemene zin aangegeven op welke wijze dat is nagestreefd.

(14)

lisering van delen van "La question urbaine" voor de Nederlandse situ-atie. Dit vindt mede zijn oorzaak in het feit, dat Castells denkkader zoals dat in "La question urbaine" is weergegeven moeilijk laat opne-men. Het is niet zozeer de Franse taal (xx) die belemmerend werkzaam

is, maar veeleer de specifieke verwerking van een aantal wetenschappe-lijke en filosofische stromingen in een tijdsperiode waarin verande-ringsgericht denken en handelen openlijk ~ing konflikteren met techno-kratisch denken en handelen. Juist deze orientatie op de veranderings-processen vormt een sterk punt in Castells' benadering van stedelijke vraagstukken.

~~~~~iJ~~~ In dit rapport treft men onder deel A de theoretische beschouwingen aan.

Voor de niet-theoretische geinteresseerde lezers wordt in deel Been samenvatting gegeven van de resultaten van het onderzoek, met daarop aansluitend de konklusies en aanbevelingen voor verder onderzoek. In deel B zijn zoveel mogelijk "theoretische" termen achterwege gebleven. Door middel van verwijzingen in deel B naar zowel deel A van dit rap-port als naar het hoofdraprap-port is getracht om aan vele interesses te-gemoet te komen.

Door toevoeging van een selektie kaarten, tabellen en figuren uit het hoofdrapport kan ook de neer visueel ingestelde lezer zich een eerste indruk vormen over de meer algemene ontwikkelingen die hebben plaats-gevonden in het onderzoekgebied.

(xx) Door de Engelse uitgave van 1977 (The urban question) heeft Cas-tells' werk een veel bredere belangstelling gekregen. Hieraan is mede een bijdrage geleverd door het tijdschrift "International Journalof Urban and Regional Research".

(15)

CEEL A

THEORETISCHE

BESCHOUWINGEN.

2. Enkele achtergronden van het denkkader van CasteIls en een

plaats-bepaling.

2.1. InJ.p.iding.

2.2. Epistemologische verschillen. 3. Het denkkader nader uitgewerkt. 3.1. Algemeen.

3.2. Stad, stedelijkheid en verstedelijking.

3:3. Het denken over de overheid, ruimtelijke planning.

3.4. Het denken over zingeving, beleving, waarden en normen met

be-trekking tot het stedelijke.

3.5. Een voorzichtige plaatsbepaling van CasteIls denkkader.

3.6. De maatschappelijke struktuur en de ruimtelijke struktuur; een

(16)

2. ENKELE ACHTERGRONDEN VAN HET DENKKADER VAN CASTELLS EN EEN PLAATSBE-PALING

2.1. Inleiding

Studies over verstedelijkingsprocessen zijn in vele gevallen niet meer dan weinig gespecificeerde weergaven van ontwikkelingen ten aan-zien van omvang en samenstelling van de bevolking, het woningbestand en van de woningdichtheden. Zij bevatten een opsomming van omgevings-problemen, waarvoor in de desbetreffende stedelijke gebieden door de diverse overheden een oplossing gevonden dient te worden.

Bovendien vertoont de gepresenteerde informatie veelal weinig samen-hang. De verschillende aspekten van de stad en de stedelijke ontwik-keling worden min of meer onafhankelijk van elkaar behandeld.

Meer en meer dringt echter het besef door, dat stedelijke ontwikke-ling en proble~atiek zeer nauw gerelateerd zijn aan fundamentele ~aatschappelijke processen die gelijktijdig op de verschillende ruim-telijke nivo's inwerken, maar die qua effekten een ongelijke uitwer-king hebben.

Hiermee is het uitgangspunt van de benaderingswijze van Casteils ge-geven, nl. dat stedelijke problemen geen verschijnselen sui generis zijn, doch dat ze een weerspiegeling vormen van het totale maatschap-pelijk geheel, niet alleen nationaal, maar internationaal.

Dit laatste moet uitdrukkelijk worden vermeld omdat een deel van de stedelijke problemen in ons land is terug te voeren tot bijvoorbeeld ontwikkelingen in de derde-wereldlanden en tot ontwikkelingen binnen de internationale ondernemingen. Ook dit soort ontwikkelingen kan eisen stellen aan, c.q. gevolgen hebben voor, het nationale inrich-tingsbeleid.

Deze visie op de stedelijke problematiek wordt vertolkt in de stel-ling: "stedelijke problemen zijn problemen in de steden, niet van de steden". In aansluiting op dit uitgangspunt wordt in benaderings-wijzen, zoals o.a. van Castelis, nadruk gelegd op de produktie; op de eisen die de moderne ondernemingen stellen aan de ruimtelijke orde. Deze sterke nadruk op de produktie-aspekt en heeft geleid tot veel aandacht voor de konsekwenties van stedelijke allokatie en groei, tot uitdrul.king komend in bepaalde spreidingspatronen en stedelijke geledingen t.b.v. de distributie.

Een groot deel van dit soort analyses heeft betrekking op de verbin-ding tussen het zogenaamde monopoliekapitaal en het financierings-kapitaal als belangrijkste bepalers van de wijze waarop de produktie en de realisering van waarden in de maatschappij geregeld wordt, waarbij de verschillende overheidssektoren een bijzondere positie innemen.

Dit brengt ons tot een volgende kenmerk van het denkkader, namelijk de nadruk die geleGd wordt op de effekten van het handelen van de verschillende aktoren (x). Het handelen van de overheid, respektie-(x) De term "aktor" wordt in strukturalistische analyses zoveel mo-gelijk vermeden. In dit soort analyses wordt in tegenstelling tot (neo-)liberale analyses de nadruk gelegd op de situatie van waaruit de persoon handelt, zonder echter de eigenheid van die persoon in dat handelen te ontkennen. In plaats van de term ak-tor wordt de term rollendrager (positiebekleder) gebruikt.

(17)

- ~ - - -

3

-velijk overheidssektoren,en andere beleidsinstanties wordt dan ook sterk in termen van handelings-effekten, met een zeer hoog abstrak-tienivo, weergegeven. Het gaat daarbij om een globale ~~~~~!~~~~~~~~~

van een zeer grote verscheidenheid van bijzondere handelingen. De effekten van de handelingen van de verschillende aktoren kunnen worden verdeeld in 2 hoofdkategorieën, namelijk:

- effekten ten aanzien van het objekt waarop het handelen zich richt (bv. verbouwing van een pand, verhuizing naar een nieuw-bouwwoning), alsmede de neveneffekten van dit objektgericht handelen (bv. een serie verhuizingen als gevolg van de komst van een bepaald type gebruiker),

- effekten ten aanzien van het subjekt die de handeling verricht, alsmede effekten op de relaties tussen subjekten.

Zo kan bijvoorbeeld de uitvoering van een stadsvernieuwings-beleid er toe leiden, dat herverkaveling van bevoegdheden binnen het ambtelijk apparaat plaatsvindt, of dat aan bewoners additionele beslissingsbevoegdheid wordt gegeven. (x)

Als sprake is van effekten in de steden kan men spreken van stedelijke effekten en stedelijk-politieke effekten. Hiermee hebben we tevens aan-gegeven op welke wijze de oorzakelijkheidsanalyse plaatsvindt.

Preteceille (1) wijst op 2 hoofdschema's van causaliteit:

a. de verantwoordelijkheid voor bepaalde effekten wordt gelegd bij individuen, respektievelijk organisaties. Het effekt is dan het ge-volg van bepaalde voorkeuren, van sterke persoonlijkheid e.d.

Een bepaalde vormgeving van een uitbreidingswijk wordt in dit schema toegerekend aan bijvoorbeeld de inzichten, ervaring, kennis van de stedebouwkundige X.

b. de verantwoordelijkheid voor bepaalde effekten wordt toegerekend aan zogenaamde objektieve oorzaken: faktoren en randvoorwaarden. Ongewenste effekten worden dan toegerekend aan gebrekkig instrumen-tarium, technologische beperkingen, inefficient werkend ambtelijk apparaat e.d.

De benadrukking van de effekten (die vaak niet in overeenstemming wa-ren met de oorspronkelijke doelstellingen) heeft de aandacht vooral gericht op de totstandkoming ervan. Daarbij bedient men zich niet van vooraf opgestelde ad hoc hypothesen over oorzakelijke verbanden, maar tracht men inzicht te krijgen in de processen die tot die effekten leiden.

Bij dit rekonstruktieproces wordt de realisering gezien als uitkomst van positioneel handelen. De positie wordt opgevat als een geheel van komplementaire rollen, een geheel van rechten en plichten, die boven-individueel van aard zijn. Dat wil niet zeggen, dat die rechten en plichten statisch zijn omdat de rollendrager , binnen zekere grenzen, rechten en plichten verschillend kan hanteren. Daarom is ook de par-ticipatiestruktuur van belang.

(x) Hieraan kan misschien een soort 3e effekt worden toegevoegd name-lijk het "ideologische effekt": het effekt op de waarden, opvattin-gen, het denken over en beleven van zowel de objekten als van sub-jekten inklusief zichzelf.

(18)

De verschillende rollen of taken die in een produktieproces te onder-scheiden zijn, kunnen door verschillende participanten worden uit-gevoerd.

Deze gedachtengang vinden we ook bij Burie (2), die in het bouwpro-ces een aantal participanten onderscheidt die verschillende rollen kunnen vervullen. Het kan voorkomen, dat een bepaalde participant slechts één rol vervult in situatie X, terwijl in een andere situatie deze participant veel meer rollen vervult. Ook Priemus (3) heeft erop gewezen dat in de praktijk diverse rollen op een zeer groot aantal wijzen plegen te worden gespreid, waarbij vaak meer rollen in één organisatie zijn gebundeld. Daarbij kan het voorkomen dat de vervul-ling van de onderscheiden rollen (interne) konflikten kan oproepen. Akkumulatie van rollen en differentiëring van rollen geschiedt door handelingen met betrekking tot objekten. We zien hier als het ware de terugslag op het subjekt dat participeert: fusering van bouwbe-drijven, liëringen tussen banken en bouwbedrijven enz.

Dit geeft aan, dat in een participant aan bijvoorbeeld een bouwpro-ces verschillende mogelijkheden reeds vooraf (pro-aktief) zijn gekom-bineerd en dat daarmee de verschillende handelingsmogelijkheden gege-ven zijn. Of deze mogelijkheden volledig uitgebuit worden is echter in genen dele bepaald, het varieert ondermeer naar de "krachtsverhou-ding" tussen aktoren, die per (ruimtelijke) situatie kan verschillen. Ondanks het bestaan van algemeen geldende wettelijke regelingen, fi-nancieringen e.d. kan de uitwerking van dergelijke regelingen ver-schillend zijn.

De vraag doet zich voor of de opgesomde kenmerken in de benadering inderdaad eksklusief zijn. In de volgende subparagraaf zullen we daar-op verder ingaan.

2.2. Epistemologische verschillen

Enkele van de meest belangrijke verschillen tussen de onderhavige theorie t.a.v. de analyse van stedelijke en regionale ontwikkeling en de Weberiaanse of andere soorten analyses kunnen worden terugge-voerd op de onderliggende epistemologische (x) en filosofische basis. Uit veel diskussies tussen beide stromingen blijkt, dat er verschil-len van inzicht bestaan over:

- wat als kennis kan worden beschouwd - hoe die kennis geproduceerd wordt - hoe die kennis begrepen moet worden.

Het is hier niet de plaats om uitgebreid in te gaan op allerlei verschillen tussen en binnen verschillende stromingen. We volstaan met een korte karakterschets net een toespitsing naar het

struc-turalisme tot welke stroming CasteIls gerekend wordt.

In algemene zin houdt de gedachtegang van het structuralisme in, dat het weergeven van de nanifeste werkelijkheid plaats vindt via een verborgen structuur, dit is niet onmiddellijk af te lezen. (zie schema 1)

(19)

-- 5

-Ofschoon een dergelijke structuur niet onmiddellijk is gegeven heeft het ontologische status, die ontdekt kan worden door het opbouwen van een theoretische structuur. Daarom moeten de ontologische en theoretische structuren isomorf zijn, hetgeen betekent, dat zowel structuren als theorieen objecten zijn die geconstrueerd moeten worden. (Althusser 1970,61).

Schema 1.

verschijningsvorm

theoretische structuur ~~ ontologische structuur

theorie ~~~ praktijk

CasteIls heeft aan deze suggestie gevolg gegeven, door middel van een zeer uitgebreide literatuurstudie met betrekking tot stedelijke vraagstukken (La question urbaine 1972).

De methode waarmee tot dergelijke constructies kan worden gekomen zijn onder te verdelen in categorale en dialectische versies. In categorale versies van het structuralisme bestaat de begripsvorming in het reduceren van een type realiteit in een ander type.

In de dialectische versie wordt uitgegaan van voortdurende beweging, waarbij alles in wording is. Beweging en verandering komt voort uit tegenspraken, waaruit voortdurend oplossingen kunnen voortkomen, die echter weer tot andere spanningsverhoudingen aanleiding kunnen geven. De nadruk komt daarmee te liggen op de relaties niet in de zin van verbanden tussen objecten, maar als wijze waarop het ene object in zichzelf relaties met andere objecten bevat. Niet alle tegenspraken leiden tot veranderingen, maar slechts voorzover ze op een of andere wijze worden "uiteedragen" door personen (agent-support). De term "actor" wordt vermeden, omdat deze term te veel refereert aan bepaalde eigenschappen en wetmatig gedrag van indivi-duen en organisaties.

De "dragers van relaties" (agent-supports) scheppen en maken gebruik van onderscheiden conceptualisaties van de ruimte die geactualiseerd kunnen worden op zowel handhaving van het bestaande als op verander-ingen. In deze gedachtegang wordt afgezien van het zoeken naar alge-mene wetmatigheden in de ruimtelijke structuur. De inspanning wordt gericht op het zoeken naar "indicatoren" ter identificering van be-paalde maatschappelijke structuren en veranderingen daarin.

Een vergelijkbare omschrijving van wat als kennis kan worden be-schouwd, treffen wij aan bij Schütz (4), geciteerd door

(20)

als op wetenschappelijk niveau is opeebouwd uit konstrukties~ dat wil zeggen een reeks abstrakties, generaliseringen, formaliseringen en idealiseringen, die telkens specifiek zijn voor het betreffende niveau van denken. Van zuivere op zich staande feiten kan geen sprake zijn: ons denken vormt een selektie uit de universele con-text - feiten zijn daarom reeds geinterpreteerd".

Samenleven impliceert steeds een handelen tegen de achtergrond van gegeven regelsystemen. Daarmee wordt uitdrukkelijk gesteld dat "het maatschappelijk leven zich beweegt in een middengebied tussen blinde wetmatigheid en souvereine werkelijkheidsconstructie, tussen collec-tief bewustzijn en individueel bewustzijn" (5).

Deze konstrukties zijn middelen om de realiteit te grijpen, in feite modellen, maar dan geen ad hoc en a-historische modellen . Deze modellen stellen ons in staat te toetsen of het objekt van kennis empirische referenties heeft en niet een lege abstraktie is. Dit im-pliceert tevens, dat theorieën als suprahistorisch behandeld moeten worden.

In de volgende paragraaf zullen we CasteIls denkkader verkort weer-geven. In het hoofdrapport is per thema volstaan met het weergeven van enkele theoretische beschouwingen uit "La question urbaine"

(21)

7

-3. HET DENKKADER NADER UITGEVlERKT 3.1. Algemeen

Casteils ideeän komen expliciet naar voren op het "Seventh World Congress of Sociology" in Varna in 1970. Dit congress is belangrijk omdat daar een nieuw "Research COmr.Jittee on the Sociology of Urban and Regional Development" werd gevormd door mensen met gelijke denk -beelden (o.a. Pahl, Castelis, Mingione, Szelenyi). Dit committee formuleerde haar taak aldus:

"It is our task to study society - its distribution of power and other resources, the structural limitations on life chances and the patterns and processes of conflict inherent in the nature of society. We of course in this Research Committee are limited to the manifes -tation of social processes as they occur in a spatial context" (6) • In zijn boek "La question urbaine" van 1972 heeft Caste1ls een uit-werking gegeven van zijn denkbeelden t.a.v. stedelijke vraagstukken. De oorsprong van die denkbeelden gaan terug tot medio 1965, toen Louis Althusser en Etienne Balibar een neo-marxistische maatschap-pij-filosofie publiceerden (7). Deze is bijna zonder kritiek door Casteils overgenomen. Een tweede belangrijke invloed betreft de op-vattingen inzake de rol van de staat, die eveneens nauwelijks bekri-tiseerd zijn overgenomen van Miliband en Poulantzas. Vermeld moet worden, dat inmiddels de filosofie van Althusser en de politikolo-gische ideeën van MilibandjPoulantzas zich verder hebben ontwikkeld en op bepaalde punten sterk zijn gewijzigd. Het name de theorievorm-ing over de rol van de overheid is sterk in bewegtheorievorm-ing. (8)

In het maatschappelijk leven nemen de produktieverhoudingen een be-langrijke plaats in. In de westerse economiën kunnen ondernemingen een grote mate van beleidsvrijheid creëren t.o.v. andere maatschap-pelijke sektoren. Deze beleidsvrijheid varieert per soort onderne-ming en in relatie tot de diverse maatschappelijke sektoren inclu-sief de overheden. Casteils c.s. leggen daardoor het beginpunt van analyse van stedelijke vraagstukken bij de ontwikkeling van de

(internationale) econonische ontwikkelingen.

Voor wat betreft de bedrijvigheid, betekent dit dat nagegaan wordt welke typen bedrijven zich ontwikkeld hebben, hoe zij zich ontwik-kelen, en wat de konsekwenties zijn van met name de vestiging, cq uitbreiding van het monopoliekapitaal (multinationale ondernemingen) voor de ontwikkeling van andere ondernemingen. Voorts houdt dit een bestudering in van processen van werkgelegenheid, de behoefte aan arbeidkrachten van verschillend nivo, processen van konsentratie en en dekonsentratie van die arbeiqskracht (met betrekking tot het wo-nen, de huisvesting), de opgeroepen verkeers- en vervoersstromen, de levensomstandigheden, de behoefte aan verzorging en dergelijke. Dit alles wordt gerekend tot de zogenaamde "economische instantie". Kon-form de nadruk die op de wijze van produceren ligt (waaronder dus niet het technische produktieproces wordt verstaan, maar het maat-schappelijk produktieproces) wordt aandacht besteed aan de onder-linge relaties tussen bedrijvigheid, huisvesting, verzorging en verkeer en vervoer, alsmede de processen die zich afspelen binnen elk van deze sektoren. Verschijnselen als intraregionale migratie, suburbanisatie van bedrijven en dergelijke worden onderling gerela-teerd.

(22)

Dit betekent bijvoorbeeld, dat niet uitgegaan wordt respektievelijk gezocht wordt naar voorkeuren, preferenties en dergelijke maar dat de vraagstellingen veel meer betrekking hebben op de effekten die dergelijke bewegingen oproepen. Daarmee wil gezegd worden dat

voor-keuren en preferenties bezien moeten worden tegen de achtergrond van door de situatie gegeven marges van handelen.

De hierboven gegeven vraagstellingen betreffen de zogenaamde stede-lijke effekten. Nagegaan wordt dus wat het effekt, respektievelijk de effekten zijn van de vestiging van respektievelijk de uitbreiding van een multinational (bv. ESTEL) op de organisatie, van de huisves-ting, overige bedrijvigheid, en van de verkeers- en vervoersstromen. Een vraag die in dit verband ook gesteld wordt is die naar de eisen die een multinational stelt aan de ruimtelijke orde in regionaal ver-band ten behoeve van zijn funktioneren.

Een tweede type vraagstellingen heeft betrekking op de zogenaamde pOlitieke effekten; de machtsverhoudingen, de politieke konstellatie, de organisatie van beleidsorganen, alsmede de wijze waarop de over-heid tracht te interveniëren. Een en ander vraagt een analyse van de belangenstruktuur en de handelingen van de diverse overheids-in-stanties. Ofwel: een beleidsonderzoek in brede zin. We zullen daarop in de paraeraaf, waar de rol van de overheid aan de orde komt, ver-der ingaan.

Het uitgangspunt is dat de noodzaak tot materiële produktie inherent is aan het menselijk bestaan. In de loop der tijd zijn daartoe sociale relaties ontstaan. Daarmee wordt het produktieproces een maatschappe-lijk proces, waarvan de arbeidsdeling een belangrijk kenmerk is ge-worden. Mensen gaan min of meer duurzame verbanden aan ten behoeve van het produceren, verdelen, beheren en konsumeren van goederen en diensten. Deze verbanden, afspraken, ideeën e.d. over die verbanden en aktiviteiten, worden echter niet elke dag opnieuw ontwikkeld, maar worden geinstitutionaliseerd en gaan daarmee als het ware een eigen bestaan, los van individuen, leiden.

Dat betekent ook dat zij zich als het ware los van het ekonomisch gebeuren opstellen, maar er toch mee verbonden zijn (dat is

relatief autonoom zijn). Het betreft hier allerlei instellingen met he-voegdheden, rechten en plichten, denkwijzen en dergelijke die min of meer duurzaam van aard zijn. Binnen zekere grenzen geven deze de mogelijkheden van individuen aan, in die zin dat zij als dragers van bepaalde rollen, daaraan rechten, plichten en voordelen kunnen ont-lenen. Deze zijn niet ·alle gelijk vaak meervoudig interpretabel en de aktiegeneigdheid is ook niet dezelfde.

Een belangrijk kenmerk van een kapitalistische samenleving betreft de regeling van het beheren van goederen, diensten, produktiemiddelen en dergelijke.

Dit beheer is sterk versnipperd, dat wil zeggen dat een groot aantal rechtspersonen via gedecentraliseerde besluitvorming min oÎ meer volledig de beschikking heeft over de revenuen van goederen, diensten, produktiemiddelen. De konsekwentie van dit type besluitvorming is, dat individuen onzeker zijn over de verschillende

(23)

besluitvormings-- 9

-uitkomsten van de talrijke andere individuen, waarop zij nauwelijks invloed kunnen uitoefenen.

Dit probleem wordt elders omschreven als het probleem van "decision-making under uncertaincy".

Omdat veel ontwikkelingen onder privé kontrole staan, zijn de uit-eindelijke geaggregeerde uitkomsten van het totaal van beslissings-processen noodzakelijkerwijze (en paradoxaal) fundamenteel zonder kontrole (ook al kunnen die uitkomsten voorspeld worden) (x). Via het "marktmechanisme" is die kontrole wel aanwezig en bovendien kan de overheid korrekties uitvoeren teneinde ongewenste effekten die het voortbestaan van de samenleving kunnen bedreigen af te zwakken. Gegeven de effekten zijn die overheidsinterventies,korrekties globaal van tweeërlei aard:

- bevorderen van de algemene produktievoorwaarden (ten gunste van kapitaalakkumulatie)

- afzwakken, voorkomen van ekstreme konfliktsituaties tussen klassen, respektievelijk refraktiesjsubklassen, in de samen-leving.

Uiteraard betreft het hier een zeer globale kategorisering, waarmee we voor het ogenblik volstaan.

De genoemde interventies veronderstellen procesbewaking. Deze bewaking kan op verschillende manieren worden uitgevoerd. Zo kan bijvoorbeeld een bewaking van te realiseren uitbreidingen zich sterk konsentreren op het grondbeleid, wanneer dit beleid als centraal kontrole-onder-deel wordt gezien door bijvoorbeeld de gemeentelijke overheid. Ter uitvoering van haar bewakingsfunktie kan dan de gemeente alle benodigde grond verwerven, of afspraken maken met bouwondernemingen, of een gedetailleerd bestemmingsplan vaststellen enz. Het nagaan van de mate waarin die interventie in het kader van die be.waking tot de gewenste effekten heeft geleid en wat de oorzaken van de effekten en de interventie zijn, vindt vaak niet of niet systematisch plaats. Zoals wij reeds eerder vermeldden is het denken van CasteIls sterk gericht op de effekten van de handelingen van de verschillende ak-toren, waaronder de overheid. In de praktijk van het onderzoek be-tekent dat, dat veel aandacht wordt besteed aan het beantwoorden van de vraag "Wie krijgt wat, wie bepaalt wie wat krijgt en wat be-paalt wie bebe-paalt wie wat krijgt". I1onocausale antwoorden op dat soort vragen zullen niet gemakkelijk geGeven kunnen worden.

3.2. Stad, stedelijkheid en verstedelijking

Voor het begrijpen van wat CasteIls verstaat onder stad, stedelijk-heid en verstedelijkinG is het nodig om uit te gaan van twee start-(x) Dat neemt niet weg dat in de praktijk bundelingen voorkomen ter

vergroting van kontrole - rollenakkumulatie, zoals Priemus dat konstateert. Voorts is sprake van anticipatie op het handelen van de verschillende rollendragers, c.q. afstemming van beslis-singen.

(24)

punten van z~Jn referentiekader, namelijk zijn conceptie van de maat-schappij (of maatschappelijke struktuur) en zijn conceptie van het stedelijk systeem.

~~~!~!!~_~~~!~~~~EE~J~~~~~E!~~

In navolging van Althusser vat Casteils de maatschappij (of sociale formatie) op als bestaande uit een samenstel van produktiewijzen, waar-van één produktiewijze (de kapitalistische) dominant is.

Zoals we in de vorige paragraaf hebben aangevoerd, bestaat een prodUk-tiewijze uit een kombinatie van verscheidene systemen, namelijk het ekonomische (basis), het politiek-wettelijke en het ideologische

(bovenbouw). Elk systeem bestaat uit een aantal elementen die in de verschillende relaties gekombineerd kunnen worden. Zo bestaat in de kapitalistische produktiewijze het ekonomisch systeem uit drie ele-menten, namelijk arbeidskracht, produktiemiddelen en "kapitalist", en twee relaties, namelijk eigendom de fakto en werkelijke toe-eigening die homoloog (overeenkomstig) zijn. Zo is de "kapitalist" niet alleen eigenaar van arbeidskracht en produktiemiddelen maar tevens bewaker van het technisch proces waarin de arbeidskracht en produktiemiddelen gekombineerd worden.

Een analyse van een sociale formatie of maatschappij kan nu uitgevoerd worden vanuit twee startpunten, namelijk:

a. Analyse van strukturen, inhoudende een analyse van de elemen-ten van de systemen, de relaties tussen de elementen van die systemen ontwikkelingen daarin. Het betreft hier ondermeer analyses van de ontwikkelingen in de bedrijvigheid, huisvesting, afstemming wonen-werken.

b. Analyse van de praktijken, waarbij het gaat om het bestuderen van het handelen van rollendragers, (bekleders van maatschap-pelijke posities), gedefinieerd in termen van de strukturele elementen en hun onderlinge relaties.

In de literatuur wordt de vraag of strukturen en praktijken verschil-lende wijzen van abstraheren van hetzelfde verschijnsel zijn, of dat praktijken effekten kunnen produceren die betrekkelijk autonoom zijn, als een belangrijk probleem gezien.

Casteils is van mening dat de rollendragers gegroepeerd zijn in maat-schappelijke klassen en rond klasserelaties en dus gezien kunnen worden als de maatschappelijke uitdrukking van de w~Jze waarop de elementen, systemen en dergelijke, van een gegeven sociale formatie worden gekom-bineerd.

Deze maatschappelijke formatie is niet funktioneel

geintegreerd~

noch een harmonieus geheel zoals in een

struktureel-funktionalisti-sche opvatting, maar wordt in wezen gekenmerkt door tegenspraken,

zowel tussen de verschillende produktiewijzen (bijvoorbeeld tussen

de ambachtelijke produktiewijze en de industrieel-kapitalistische

produktiewijzeJ, als tussen de verschillende elementen binnen elke

productiewijze.

Een meer systematisch overzicht hiervan wordt ge-gegeven in de volgende paragraaf.

Het bestuderen van veranderingen in of van een sociale formatie kan in aansluiting op het voorgaande betrekking hebben op het bestuderen van veranderingen in de konfiguratie (veranderingen van de elementen

(25)

11

-en hun ord-ening, zoals bijvoorbeeld verandering-en in de woon-werk -relaties, relokatie van bedrijven en gezinshuishoudens) alsmede op veranderingsprocessen.

Casteils zelf hecht vooral waarde aan de bestudering van die verande -ringsprocessen. Daarbij komt onvermijdelijk de rol van de overheid in die veranderingsprocessen aan de orde, i .c. de wijze waarop de overheid intervenieert, de positie en rol van de overheid ten op-zichte van andere rollendragers (dit is binnen het systeem van machtsrelaties) (x).

~~~!~~~~_~~~~~E!~~_~~~_~~!_~!~~~~~J~_~~~!~~~ (stedelijke struktuur) Casteils opvatting over het stedelijk systeem is voor een deel ge-fundeerd op zijn maatschappijconceptie; dat wil zeggen de ondersch ei-den systemen met hun"komponenten hebben een ruimtelijke uitdrukking, cq. ruimtelijk facet.

Casteils gebruikt de term ruimtelijke struktuur (stedelijk systeem) ter beschrijving van de bijzondere wijze waarop de basiselementen van de maatschappelijke struktuur zich ruimtelijk manifesteren.

Met andere woorden:

de termen stedelijke struktuur(systeem)

vel~ijzen

naar de relaties (interakties) tussen en binnen elementen (processen)

van produktie (b

.

v

.

bedrijf~

ontwikkel

-

ing bedrijvigheid)

~

elementen

(processen) van konsumptie (b

.

v

.

woningontwikkelingen op het gebied

van het

wonen)~

en elementen (processen) Van bestuur (b

.

v

.

0

erheids

-instanties~

ontwikkelingen bestuurlijke organisaties)

.

Zo is ook sprake van een "systeem van stedelijke aktoren". Deze worden gedefinieerd in termen van bezetting van plaatsen/posities (knooppunt van relaties, rechten en plichten) ten aanzien van elementen van het stedelijk systeem (b.v. bewoner van een koopwoning, verhuurder van een flatwoning, en talrijke verfijningen die daarin aan te brengen zijn, zoals alleenstaande bewoner van een vooroorlogse koopwoning in de Haagse binnenstad, en het specifieke samenstel van positiebe-kleders waarin hij is ingebed).

Een tweede bron van Casteils conceptie van stedelijk systeem heeft betrekking op de wijze van afbakening van de betrokken ruimtelijke eenheid. --- -Casteils argumenteert dat de afbakeningskriteria - gegeven de vige-rende produktiewijze - geen betrekking hebben op het ideologische of politieke systeem, noch in relatie staan tot de produktiesfeer in het ekonomische systeem. Dat wil niet zeggen dat afbakening op basis van het politieke (administratieve indeling) niet mogelijk zou zijn. Haar in een produktiewijze waarin ervan uitgegaan wordt dat het eko -nomische systeem dominant is, is een afbakening op basis van kriteria die aansluiten op ekonomische ontwikkelingen, effectiever. De af-bakening geschiedt evenmin in relatie tot de produktiesfeer (centrale produktiegebieden),

maa

r

in

r

elatie tot de

konsumptiesfeer~

namelijk

als eenheid van kollektieve konsumptie (woon

-

verzorgingsgebied)

.

Als begrenzing neemt hij de woon

-

werk

r

elatie

s

(forensenstromen)~

respektievelijk het a

r

beidsmarktgebied

.

De

r

ol van de

stad~

respek

-tievelijk stedelijke

r

egio in de kon

s

umptie

sf

eer wo

r

dt vergelijkbaar

geacht met de rol van het bed

r

ij

f

in de p

r

oduktie sfeer

.

(x) De positie van de overheid ten opzichte van te onderscheiden andere positiebekleders is verschillend en derhalve ook de mate van kontroleerbaarheid van veranderingsprocessen.

(26)

De term

"

stedelijk systeem

"

heeft dus een dubbele verbijzonder1.:ng

:

hij verwijst naar

1)

de ruimtelijke verbijzondering van elementen

van de maatschappelijke struktuur (het ruimtelijk facet van de maat

-schappelijke sektoren) binnen

2)

een eenheid van ko

l

l

e

ctieve kon

-sumptie

.

De precieze afbakening, voor onderzoeksdoeleinden, van het arbeids-marktgebied, c.q. woon-verzorgingsgebied zal de nodige problemen opleveren.

Naast de konsepten van maatschappelijke struktuur en stedelijk sys-teem is er nog een derde konsept dat een belangrijke plaats inneemt in Casteils theoretisch raamwerk, namelijk het konsept "sociale

or-~~~!~ ~~ ~_ ~~~~~e !~~_ ~ ~~ _~ ~~~~~~ ~

_

~::~~~~ ~~ !~~"

Deze door Casteils breed opgevatte term heeft betrekking op de ver-schillende in het verleden geproduceerde maatschappelijke vormen (als effekten van vroegere sociale processen) waarin de maatschappelijke en specifiek regionaal-stedelijke processen zich afspelen. Casteils onderscheidt drie zaken aan de "sociale organisatie", die van belang zijn m.b.t. stedelijke problemen.

1. het stratifikatiesysteem (distributie/verdeling van produkten)

2. het organisatiesysteem (systeem van middelen)

3. ekologische vormen (vormen gerelateerd aan de organisatie

van ruimte) .

Het konsept van de "sociale organisatie" als bestaande ruimtelijke inrichting is een aanduiding van de wijze waarop het verleden van in-vloed is op hedendaagse ontwikkelingen.

De sociale organisatie heeft betrekking op veelsoortige aspekten, maar volgens Casteils zijn de bovengenoemde drie het belangrijkste. Tot de onderzoekinspanning rekent hij het operationaliseren van deze drie systemen: de definiëring van de plaatsen/posities (elementen)

en de relaties tussen deze posities:

het

s

t

r

ati

f

ikatie

sys

teem

.

Ondermeer inkomen, beroep en opleiding geven een indikatie van de positie.

Het organisatiesysteem heeft betrekking op de verschillende konnek-ties tussen aktoren met het oog op het ondernemen van gezamenlijke aktiviteiten, in dit geval interventies met betrekking tot delen van de stedelijke struktuur. Het ontstaan van dergelijke organisatievor-men hangt voor een deel saorganisatievor-men met de onderscheiden tegenstellingen die zich voordoen binnen stedelijk-regionaal verband, respektieve-lijk de verschillende onderdelen daarvan. Maar ook kunnen aktivitei-ten van dezelfde organisatie verschillen naargelang de verschuiving in tegenstellingen. Zo kan een middenstandsorganisatie in een kleine plaats om bedrijfsekonomische redenen een fervent voorstander zijn van uitbreiding en later - gekonfronteerd zijnde met de minder gewenste

konsekwenties, zoals bijvoorbeeld de komst van een supermarkt - fel

tegen verdere uitbreiding zijn.

De ekologische vormen kunnen eveneens op verschillende W1Jzen worden geoperationaliseerd, afhankelijk van het doel van onderzoek.

Zo maakt Casteils op stedelijk-regionale schaal onderscheid in ver-schillende "stedelijke typen": de centrale stad (met onderscheiden

(27)

- 13

-delen), de suburbane kernen, de agrarische dorpen, de nieuwe steden/ groeikernen en uitbreidingen elders, die gerealiseerd zijn op initia-tief van, of onder supervisie van de planningbureaus van de centrale stad.

Eveneens is een indeling mogelijk naar funktie (multifunktionele ge-bieden, monofunktionele gebieden en dergelijke met verschillende onderverdelingen).

De operationalisering is afhankelijk van de specifiek doel- en pro-bleemstelling van het onderzoek. Daarbij staat het verklarend karak-ter van een dergelijke indeling voorop. Dat wil ondermeer zeggen, dat het handelen van de verschillende aktoren (inklusief de - lokale _ overheid) als het ware voorgestruktureerd wordt door verschillende kenmerken van de stedelijke regio, respektievelijk onderdelen daar-van. Gekonstateerd moet worden dat dit alles nog maar weinig is on-derzocht. Zo is het stratifikatie-onderzoek in Nederland in de jaren zestig en daarna ten opzichte van het buitenland achtergebleven. Daarentegen is sprake van belangstelling voor het organisatiesys-teem, met name via het beleidseffektenonderzoek.

3.3. Het denken over de overheid, ruimtelijke planning

CasteIls sluit wat betreft zijn opvattingen over de staat, de over-heid, de (ruimtelijke) planning aan bij de opvattingen van de polito-koloog Poulantzas (x). In "La question urbaine" wordt een nogal in-strumentele rol aan de overheid toegeschreven. Na 1972 zijn de op-vattingen over de(rol van de) staat sterk in beweging.

In dat verband zijn de pogingen om een brug te slaan tussen de zeer abstrakte en schematische opvattingen over de aard en de rol van de staat en de meer konkrete interventies van de overheid als komplekse organisatie met eigen innerlijke tegenstrijdigheden, het vermelden waard.

Globaal gesteld intervenieert de overheid in het ekonomische systeem in een poging om de knelpunten op te lossen. Deze interventie heeft betrekking op twee hoofdproblemen, namelijk de zogenaamde "reproduk-tie van arbeidskracht" en de "reproduk"reproduk-tie van de produk"reproduk-tiemiddelen". Bij het eerste probleem gaat het om interventies in de zogenaamde konsumptieve sfeer. Dit zijn interventies op het gebied van de huis-vesting en de verzorging. Bij het tweede probleem betreft het inter-venties die verband houden met het scheppen, respektievelijk hand-haven van een goed investeringsklimaat. Beide problemen staan in on-derling verband; de interventies hebben effekten op zowel de produ-centen als op'de konsument en , alsmede op de overheid zelf.

De interventies zelf worden door CasteIls getypeerd als:

proces

s

en van integratie en repres

s

ie ten aanzien van de zogenaamde

gedomineerde klas

s

e

(

n

)

proce

ss

en van dom

i

nantie en regulering ten aanzien van de zogenaamde

do

m

ine

r

ende kla

s

se(n

).

Voor het uitoefenen van die interventies heeft de overheid zich sek-(x) Ondanks het feit dat de opvattingen van Poulantzas ook in eigen

(28)

toraal georganiseerd (de verschillende beleidssektoren) en is sprake van een hiërarchisch verband tussen de overheden. Door de sektorale organisatie van de overheid is het mOGelijk, dat zich op overheids-niveau innerlijke tegenstrijdigheden qua beleid voordoen en wordt als het ware binnen de overheidsorganisatie een weerspieGeling van de zogenaamde klassenstrijd aangetroffen (x).

Een en ander komt

on-der

meer tot uiting in vaak slecht op elkaar

afgestemde

beleidsin-houden van de verschillende sektoren (onvoldoende horizontale

koär-dinatieJ

,

hetgeen zich uiteindelijk op uitvoeringsniveau wreekt

door een zwakke positie van beleidsins

tantie in een uitvoer

ingsnetwerk

.

De zogeheten processen van integratie en repressie ten opzichte van de gedomineerde klassen verlopen volgens Casteils langs twee lijnen. Zo wordt de indeling van de stedelijke regio in zelfstandige gemeen-ten gezien als een vorm van integratie van de daar woonachtige bevol-king, die daarmee een groot ~edeelte van de beleidsinhoud kan bepalen (en daarmee een beleid kan voeren dat duidelijk rekening houdt met de eigen belangen, respektievelijk kompromis sen van belangentegenstel-lingen). Deze betrekkelijke zelfstandigheid van de gemeenten maakt het voor anderen tevens mogelijk om gemeenten tegen elkaar uit te spelen, vooral waar het gaat om de dominante groepering (de verschil-lende kapitaalfrakties, bedrijvigheid). Voorts is die zelfstandigheid maar betrekkelijk, omdat hogere overheden kontrole kunnen uitoefenen op het beleid van de lokale overheden (via goedkeuring van raadsbe-sluiten, vernietiging van raadsberaadsbe-sluiten, maar vooral door afhanke-lijkheid van gemeenten inzake financiën) en daarmee feitelijk instaat zijn een stuk repressie uit te voeren. Voorts kan de centrale over-heid centraal initiatieven nemen (initiatieven van "landsbelang"). Door de nadruk op de vertikale relaties tussen overheden te leggen en minder op de horizontale relaties (gemeentelijke samenwerking in stadsgewestelijk, intergemeentelijk verband) levert afstemming van lokaal beleid talrijke problemen op.

De

processen van dominantie en regulatie

als expressie van de domi-nante klassen worden als volgt omschreven:

De dominante klassen (de belangenbehartigers van verschillende kapi-taalfrakties, zoals industrieel kapitaal, handelskapitaal enz.) stellen eisen, normen aan het milieu waarin zij willen produceren. Dat bete-kent dat bepaalde eisen woràp.n gesteld aan het produktiemilieu en het funktioneren daarvan. Zo stelt een multinational met veel werknemers bepaalde eisen, niet alleen ten aanzien van de vestigingsplaats van het bedrijf zelf, maar tevens ten aanzien van het wijder ruimtelijk verband, alwaar immers huisvesting en verzorging van haar werknemers geboden moet worden. Dat betekent bijvoorbeeld dat bepaalde eisen worden gesteld aan de woon-werkafstand, de infrastruktuur en derge-lijke. Het zal duidelijk zijn dat daarbij o.a. de internationale ont-wikkelingen in het bedrijfsleven, de internationale handel, de inter-nationale energievoorziening van invloed zijn op de eisen die aan het produktiemilieu in regionaal en mogelijk multiregionaal verband wor-den gesteld. Maar ook op kleinere schaal worwor-den eisen gesteld aan

(x) De belangen van de verschillende maatschappelijke klassen worden hier - in meer bedekte termen - tegen elkaar afgewogen. De gentegenstellingen zijn op sekundair niveau geplaatst; de belan-gen zelf worden onder meer behartigd door plaatsvervangers

(29)

15

-de bebouw-de omgeving. Zo vereist het instandhou-den, respektievelijk funktioneren van een (kommercieel) verzorgingsapparaat een bepaald draagvlak, c.q. een bepaalde vestigingsplaats.

Al met al worden vanuit de verschillende kapitaalfrakties verschil-lende eisen gesteld aan de omgeving waarin zij willen/moeten funktio-neren. Ook hier zal "afweging van belangen" door de overheid nodig zijn (regulatie).

Zoals we reeds eerder hebben gesteld, is hier sprake van een vrij abstrakt en breed terrein van onderzoek. Door middel van systematisch em praktijkgericht onderzoek is het mogelijk het inzicht in deze pro-blematiek te vergroten. Een en ander wordt door Casteils geïllustreerd met voorbeelden uit de USA en Frankrijk.

3.4. Het denken over de zingeving, beleving, waarden en normen met betrek-king tot het stedelijke

Dit onderwerp is door Casteils minder uitgebreid behandeld. Waar het om gaat is dat het handelen niet uitsluitend wordt gekleurd of gedra-gen door verwezenlijking van ekonomische belangedra-gen. Normen, waarden, ideeënkompleksen spelen een relatief autonome rol in dat handelen. Daarmee wordt bedoeld dat waarden en normen, ideeën, percepties en dergelijke niet vrij gegeven zijn, maar voor een deel zijn ontwikkeld en aangepast als resultante van verwerkingsprocessen van vroegere er-varingen.

Het percipiëren van, het denken over, de beeldvorming van het stede-lijke, de stedelijke elementen, strukturen, het funktioneren geschiedt vanuit verschillende konteksten en kan bijgevolg tot verschillende reakties aanleiding geven (dat zijn verschillende ideologische prak-tijken). De beeldvorming over de stedelijke elementen kan aan wijzi-gingen onderhevig zijn. Ideeën over levendigheid ~an stedelijk uit-breidingen zijn aan verandering onderhevig.

Waar het bij bestudering van de zingeving, beeldvorming en dergelijke om gaat is het vaststellen wat het effekt daarvan is op de ruimte-lijke vormen, respektievelijk het stedelijk funktioneren. Verschillen in leefstijl van bewoners, opvattingen over levendigheid en dergelijke kunnen divergeren met de opvattingen van de ontwerpers/planners van "levendige uitbreidingen".

Casteils heeft een en ander meer uitgewerkt in het onderzoek "Mono-polvilie". Wij hebben hier willen volstaan met een korte karakteri-sering van zlJn opvattingen in deze en de daaruit voortvloeiende vraagstellingen met betrekking tot dit thema.

3.5. Een voorzichtige plaatsinG van Casteils denkkader

Er zijn diverse theoretische referentiekaders gebruikt ter bestude-ring van steden, stedelijke gebieden, verstedelijking. Deze kunnen, op basis van wat als fundamenteel aspekt van de sociale interaktie wordt beschouwd, worden ingedeeld in 2 hoofstromingen, resp. theore-tische orientaties: holisce (katascopie) en elementarisme (anascopie). Holistische theorieen veronderstellen, dat de primaire sociale werk-elijkheid een min of meer omvattend sacenhangend organisch systeem is (systeemdenken).

Cytaty

Powiązane dokumenty

Permanent female presence inside army posts appears to be confirmed by finds from the Vindolanda fort situated back of the hadrian Wall, where a cohort of the Batavians was stationed,

Krzysztof Pietraszkiewicz, prezes Związku Banków Polskich 17 , podkreślił: Spadkowy trend akcji kredytowej jest niewątpliwie wynikiem zaostrzenia regulacji przez Komisję

Auto- rzy ocenili zależność rozwoju wodogłowia „zastawkozależnego” od lokalizacji guza, doszczętności resekcji, występo- wania wodogłowia przedoperacyjnego oraz

Поняття табу в мовному узусі. Мовознавці пов’язують зазвичай це явище з номінативними одиницями мови, але більшість досліджень вказує на

Apostoł stwierdza, z˙e zamierza pozostac´ w Efezie az˙ do (heo¯s) Pie˛c´dziesi ˛ atnicy, poniewaz˙: „Otwarła sie˛ bo- wiem wielka i obiecuj ˛ aca brama...”, czyli nowe

w Tournhout, które zajmuje się krytycznym wydawaniem dzieł klasyków literatury średniowiecznej, w ramach słynnej serii Corpus Christianorum Continuatio Mediaevalis (CCCM) wydało

Szczególna bliskość Maryi z Bogiem, przejawiająca się w Jej zasłu- chaniu w Jego słowo, utożsamieniu Jej myśli i woli z Jego zamysłami i wolą, nie tylko rozbudza w Niej