,FA
RUIMPAD
bepaling van de kwaliteitsindices voor het vervoersysteem
Document vakgroep Infrastructuur 1. Rapportnummer VK 1116.301 l.:" ~2 ,.,.: ,0: At;;in 'C~ i) POStb U3 5048 2600 GA DELFT
Technische Universiteit Delft 6. ISSN-nummer
LVV-rapport0920-0592 2. Titel rapport
Ruimpad, bepalen van kwaliteitsindices voor het vervoersysteem
3. Schrijvers
ir. AJ. van Binsbergen ir. A. Erkens
ir. ThJ.H. Schoemaker 4. Uitvoerend instituut
TU-Delft, Vakgroep Infrastructuur
s.
Opdrachtgever Rijksplanologische Dienst (RPD) lL Samenvatting 7. Thema Verkeers en vervoersplanologie 8. Onderzoeksproject Ruimpad 9. Categorie rapport Vakpublikatie 10. Datum publikatie juli 1994Er bestaat een zekere wisselwerking tussen vervoersystemen en de ruimtelijke ordening.
Om deze wisselwerking in beeld te brengen is gezocht naar kenmerken waarmee vervoer-systeem en ruimtelijke ordening beschreven kunnen worden.
Dit deelonderzoek behandelt de kenmerken van het vervoersysteem in relatie tot een drietal kwaliteitsaspecten: Ruimte, Milieu en Tijd. Voor elk van de aspecten worden zekere gebruiks-budgetten gedefinieerd, maximale hoeveelheden die door het vervoersys-teem in beslag genomen mogen worden. Deze budgetten worden vergeleken met het werkelijke beslag door het vervoersysteem, hetgeen kwaliteitsindices oplevert.
Het werkelijke beslag door het vervoersysteem wordt gemodelleerd door middel van kwaliteitsindicatoren. Deze indicatoren zijn unieke, voor betreffend aspect bepalende kenmerken van het vervoersysteem die verbonden zijn met kenmerken van de ruimtelijke ordening (zoals het aantal reizigers). Deze bepalende kenmerken zijn afhankelijk van de algemene kenmerken van het vervoersysteem en de ruimtelijke ordening.
Het resultaat van de studie is een aantal indices: een zestal voor het aspect Ruimte, een achttal voor het aspect Milieu en zestal voor het aspect Tijd. Voor willekeurige combina-ties van vervoersysteem en ruimtelijke ordening is de waarde van de diverse kwaliteitsin-dicatoren te bepalen. Wanneer een absoluut oordeel over een bepaalde combinatie verkregen moet worden, zullen de indicatoren vergeleken moeten worden met goed gedefinieerde budgetten. Hiermee worden de daadwerkelijke indices verkregen. Wanneer bepaalde combinaties slechts met elkaar vergeleken moeten worden kan volstaan worden met globale waarden voor de budgetten. De indicese die zo ontstaan zijn relatieve indices. In een voorbeeld wordt aan de hand van enkele eenvoudige systemen aangetoond dat de methode werkbare resultaten oplevert.
SAMENVATTING
In het kader van het Ruimpad-project van de Rijksplanologische Dienst worden twee deelonderzoeken uitgevoerd: één waarin het ruimtelijke systeem en één waarin het vervoersysteem beschouwd wordt. Door middel van deze fundamentele deelonderzoeken wordt getracht de wissel-werking tussen ruimtelijke en vervoersystemen in beeld te brengen en handvatten te geven aan het sturen van deze wisselwerking. Voorliggend deelonderzoek betreft het onderzoek naar bepalende kenmerken van de kwaliteit van vervoersystemen in een bepaald ruimtelijk systeem.
De te onderzoeken kwaliteiten betreffen de drie aspecten Ruimte, Milieu en Tijd.
Ruimte
De ruimtekwaliteit (R-kwaliteit) geeft de 'waarde' van de ruimte aan. Daarbij zijn drie soorten waarden te onderscheiden:
• de gebruikswaarde, die aangeeft voor welke activiteiten en hoe efficiënt ruimte kan worden benut,
• de belevingswaarde, die aangeeft hoe de ruimte ervaren wordt en • de toekomstwaarde, die aangeeft in hoeverre ruimte in de toekomst
gebruikt kan worden voor (andere) activiteiten.
Naarmate een vervoersysteem minder ruimte in beslag neemt, zal de ruimtkwaliteit hoger zijn (blijven).
Bij het ruimte beslag is onderscheid te maken naar direct ruimtebeslag, waarbij het om de ruimte gaat die direct door het vervoersysteem wordt ingenomen (infrastructuur e.d). en naar indirect ruimtebeslag, waarbij het gaat om het beslag op de ruimte als gevolg van de effecten van een vervoersysteem. Bij het indirecte ruimtebeslag kan gedacht worden aan lokale emissies die leiden tot stankoverlast en geluid- en trilling hinder .
Milieu
De milieukwaliteit (M-kwaliteit) heeft betrekking op de aantasting van milieu-factoren die niet plaats en tijd gebonden zijn, met name op het energiegebruik en op de emissies die leiden tot de toename van globale problemen als het broeikaseffect. Bij de M-kwaliteit wordt onderscheid gemaakt naar energiegebruik en emissies omdat energiegebruik en het produceren van emissies niet altijd gelijk opgaan.
Tijd
De tijd kwaliteit (T-kwaliteit) geeft weer in hoeverre het voor individuen mogelijk is zich binnen een geaccepteerde tijd te verplaatsen tussen ruimtelijk gescheiden activiteitenplaatsen en zodoende deel te nemen aan (ruimtelijk gescheiden) activiteiten. Het begrip T-kwaliteit wordt in dit kader ruim geïnterpreteerd: ook comfortaspecten en belevingsaspecten spelen bij de T-kwaliteit een rol.
Kosten worden in dit onderzoek niet in geld uitgedrukt maar in verlies aan R-, M- en T-kwaliteit. Voordeel van deze methodiek is dat aan de tijd af-hankelijke kosten geen absolute waarde toegekend hoeft te worden.
Indices
Kwaliteit is een relatief begrip en zal dan ook uitgedrukt moeten worden als een verhouding tussen een 'waarde' die gerelateerd is aan de aanwe-zigheid of het gebruik van een vervoersysteem en een referentiewaarde. Een dergelijke verhouding is een kwaliteitsindex. Onderscheiden zijn kwali-teitsindices voor Ruimte, Milieu en Tijd. Voor elk aspect zijn verschillende typen indices gedefinieerd.
Gebruiksindex, als de verhouding tussen een vaste referentiewaarde
(budget) en het feitelijke gebruik. Deze index geeft aldus aan welk deel van een vastgesteld budget wordt benut door het vervoersysteem.
Verdelingsindex, als een percentage waarmee het budget overschreden
wordt. Het feitelijke gebruik zoals dat in de gebruiksindex voorkomt betreft niet meer dan een gemiddelde. Aangezien dit opgebouwd kan zijn uit extreem hoge en extreem lage waarden kan de gebruiksindex een vertekend beeld geven. De verdelingsindex geeft dan ook aanvullende informatie.
Waarderingsindex, als de verhouding tussen het objectieve (feitelijke) en
het subjectieve gebruik. Het objectief meetbare gebruik van een systeem kan door verschillende (groepen) individuen verschillende geïnterpreteerd of gewaardeerd worden. Deze subjectieve waardering kan van groot belang zijn bij keuzes die individuen of groepen maken.
De gebruiksindex is de meest algemene index. Deze kan snel inzicht geven in de 'absolute' kwaliteit van een vervoersysteem, maar kan ook dienen om de kwaliteit van verschillende vervoersystemen onderling te vergelij
-ken. Aanvullende informatie kan verkregen worden door de andere typen indices te berekenen. De verdelingsindex geeft aan of er ten opzichte van de 'gemiddelde kwaliteit' grote uitschieters naar boven of naar beneden zijn. In het algemeen zal een vervoersysteem dat zulke sterke uitschieters heeft niet voldoende goed functioneren, ondanks het feit dat de gemiddel-de kwaliteit voldoengemiddel-de kan zijn. In gemiddel-de waargemiddel-deringsingemiddel-dex wordt een gewo-gen, subjectieve kwaliteit bepaald, welke van belang kan zijn om te beoordelen of een vervoersysteem voldoende gebruikt zal worden of voldoende goed ingepast zal kunnen worden.
Referentiewaarden
Gebruiksindices
Ten behoeve van de referentiewaarden voor de gebruiksindex worden vaste budgetten gedefinieerd.
Voor het aspect Ruimte is er een totaal budget ter grootte van het hele onderzoekgebied. Dit budget vormt de referentiewaarde voor het indirecte ruimtebeslag. Binnen het studiegebied zijn functies gewenst die ruimte kosten. Rekening houdend met de totale oppervlakte en de oppervlakte
activiteiten, waarvan 'verplaatsen' er één is. De budgetten voor de gebruiksindices Milieu betreffen dan ook die hoeveelheid emissies en die hoeveelheid energiegebruik die voor de activiteit 'verplaatsen' gereser-veerd (kan) worden.
Voor het aspect Tijd geldt een totaal budget dat bestaat uit 24 uur per dag. Evenals bij beide andere aspecten dient dit totale budget besteed te worden aan verschillende activiteiten. In de loop van de tijd blijkt aan de activiteit 'verplaatsen' gemiddeld een vast aantal minuten per persoon per dag besteed te zijn. Dit vaste aantal minuten kan dan ook het budget voor de gebruiksindex Tijd vormen.
Voor elk van de aspecten is, onafhankelijk van het gebruiksbudget, een budget te definiëren dat beschikbaar is voor de produktie/aanleg en de afdanking van het vervoersysteem. Zo kan bijvoorbeeld bepaald worden hoeveel ruimte een fabriek voor voertuigen in beslag mag nemen, hoeveel energie deze fabriek mag gebruiken, hoeveel uitgestoten mag worden en hoeveel (arbeids-)tijd het mag kosten de voertuigen te maken.
Verdelingsindices
Bij de verdelingsindices gaat het om het relatieve aantal gevallen waarin het budget overschreden wordt. Ten behoeve van de verdelingsindices dienen dan ook afzonderlijke gebruiksindices bepaald te worden voor deelgebieden of deelgroepen. Het aantal van deze deelgebieden of -groepen waarbinnen budgetten overschreden worden, wordt uitgezet tegen het totale aantal gebieden/groepen. Als zodanig gelden als referen-tiewaarden voor de verdelingsindices dan ook de totaal beschikbare oppervlakte (Ruimte), het totale aantal reizigerkilometers (Energiegebruik) en het totale aantal reizigers (Emissies en Tijd) in een bepaalde tijdperiode en binnen een bepaald onderzoekgebied.
Waarderingsindices
Bij de waarderingsindices wordt de objectieve waarde vergeleken met een subjectieve waarde. De referentiewaarde hier zijn de objectieve waarden zoals die bij de gebruiksindices bepaald zijn.
Kwaliteitsindicatoren
Kwaliteitsindicatoren geven weer welke grootheden bepalend zijn voor de kwaliteit van een systeem. Gezocht moet worden naar die grootheden, die in dezelfde eenheden uit te drukken zijn als de gevonden budgetten; bij verschillende eenheden kunnen geen indices gevormd worden.
Gebruiksindices
Bij het aspect Ruimte geldt als indicator de oppervlakte die het systeem in
beslag neemt. De indicator voor het directe ruimtebeslag bestaat uit de totale oppervlakte die door lineaire infrastructuur, knooppuntinfrastructuur en ondersteunende faciliteiten in beslag genomen wordt. De indicator voor het indirecte ruimtebeslag bestaat uit de oppervlakte die door (effecten van) de aanwezigheid van een vervoersysteem voor essentiële gebieds-functies niet meer bruikbaar is.
Bij het aspectMilieu gelden twee indicatoren: één voor het energiegebruik
en één voor de emissies. De indicator voor de het energiegebruik is de totale hoeveelheid energie die door het vervoersysteem gebruikt wordt ten behoeve van het verplaatsen van alle reizigers over een bepaalde periode in het onderzoekgebied.
De indicator voor de emissies is de totale hoeveelheid emissie (-equivalen-ten) die door het vervoersysteem wordt geproduceerd ten behoeve van het vervoeren van alle reizigers binnen een bepaalde periode en binnen het studiegebied. Indien verschillende emissies tegelijk worden beschouwd, moet gezocht worden naar equivalenten (H+-equivalenten bijvoorbeeld) om een weging mogelijk te kunnen maken.
Bij het aspect Tijd geldt alleen de objectieve, ongewogen verplaatsingstijd
als indicator. Deze verplaatsingstijd is de over alle reizigers en over alle vervoerwijzen gesommeerde verplaatsingstijd binnen een bepaalde periode en binnen een bepaald onderzoekgebied.
Verdelingsindices
De kwaliteitsindicatoren voor de verdelingsindices bestaan uit aantallen gevallen waarin het budget overschreden wordt. Aldus is de indicator voor het aspect Ruimte dat deel van de totale oppervlakte dat niet tot het
budget van het vervoersysteem behoorde, maar door de effecten van het vervoersysteem niet meer voor (alle) andere functies bruikbaar is. Bij het aspect Milieu gaat het bij het energiegebruik om het aantal
reizigerkilome-ters waarbij een energiegebruik-norm wordt overschreden. Bij de emissies gaat het om het aantal reizigers dat bij gebruikmaking van het vervoersys-teem hun individuele emissie-produktie budget overschrijdt.
Bij het aspect Tijd gaat het om het aantal reizigers dat méér reistijd nodig
heeft dan het budget feitelijk toestaat. Een dergelijke overschrijding van de reistijd kan als oorzaken hebben: een 'te langzame' vervoerwijze, een lange wachttijd als gevolg van een beperkte beschikbaarheid naar tijd, een lange voor- en natransporttijd als gevolg van een beperkte beschikbaar-heid naar plaats en een lange rijtijd als gevolg van calamiteiten. Vanwege het elementaire karakter van deze oorzaken zijn er afzonderlijke indicato-ren voor opgesteld.
Waarderingsindices
De indicatoren voor de waarderingsindices zijn in principe dezelfde als voor de gebruiksindices. Wel kan nader onderscheid gemaakt worden naar soorten. Bij de indicatoren voor het aspectRuimte kan onderscheid
gemaakt worden naar soort gebied (stadcentrum of natuurgebied) en naar soort indirect ruimtegebruik (stank of lawaai). Voor het aspect Milieu kan
onderscheid gemaakt worden naar soorten gebruikt energie (fossielle energie of kernenergie bijvoorbeeld) en naar soorten geëmitteerde stoffen. Voor het aspect Tijd kan onderscheid gemaakt worden naar verschillende tijdelementen (rijtijd, wachttijd e.d.). Eventueel kunnen comfort- en veilig-heidsaspecten als tijdelementen meegenomen worden.
De opbouw van de gewogen indicatoren geschiedt door aan elk van de onderscheiden soorten een gewicht toe te kennen, afhankelijk van hoe ernstig betreffende soort ervaren wordt in het beschouwde gebied of door beschouwde (groepen) individuen.
Kwaliteitskenmerken en systeemkenmerken
De kwaliteitskenmerken bepalen de waarde voor de door de kwaliteits-indicatoren aangegeven grootheden. Elke indicator wordt zo ingevuld door één of meerdere kwaliteitskenmerken die (tezamen) dezelfde eenheid hebben als de indicator.
In dit onderzoek wordt niet gestreefd naar een uitputtende lijst van kwaliteitskenmerken. De belangrijkste zijn de volgende.
• Direct ruimtebeslag: statisch ruimtebeslag per voertuig, dynamisch ruimtebeslag per voertuig.
• Indirect ruimtebeslag: hoeveelheid geproduceerd geluid, trillingen en emissie per 'rijdend' voertuig.
• Energiegebruik: gemiddelde gebruikte hoeveelheid energie per voer-tuigkilometer.
• Emissies: geproduceerde emissie per voertuigkilometer.
• Verplaatsingstijd : operationele systeemsnelheid ,ontsluitingsdichtheid, dienstregeling en bezitsvorm; als bijzondere tijdelementen kunnen gelden comfort, veiligheid, sociale toegankelijkheid, tarieven.
Elk van de kwaliteitskenmerken wordt weer bepaald door systeemkenmer-ken. Deze systeemkenmerken zijn al die kenmerken waarmee een systeem uniek te beschrijven is; wijziging van één van deze kenmerken levert een nieuw systeem op. In de bijlage is een, niet uitputtende, lijst opgenomen van systeemkenmerken.
Ruimtelijke systeem
Naast de kwaliteitsindicatoren en -kenmerken voor het vervoersysteem is een aantal indicatoren en kenmerken voor het ruimtelijk systeem noodza-kelijk. Waar de kwaliteitsindicatoren voor het vervoersysteem de waarde per eenheid weergeven, geeft het verplaatsingenpatroon het aantal eenheden. De indicatoren voor het ruimtelijk systeem worden tezamen aangeduid als verplaatsingenpatroon en vormen de koppeling tussen beide deelterreinen van het Ruimpad-project. Kenmerken zijn de lengte van de verplaatsingen (die overigens ook weer afhankelijk zijn van omwegfac -toren en dus met de structuur van het vervoersysteem), de intensiteiten (aantallen reizigers), de herkomstverdeling en de reisperiodeverdeling.
Bruikbaarheid
In een case is aangegeven hoe met de kwaliteitskenmerken, de kwaliteits-indicatoren en de kwaliteitsindices gewerkt kan worden. De resultaten leveren een bruikbaar beeld op van de kwaliteit van een ontworpen vervoersysteem in relatie tot een gegeven ruimtelijk systeem.
Op basis van enkele ontwerpregels die gegeven worden kan een vervoer-systeem ontworpen worden voor een plangebied. Wanneer het vervoer-systeem ontworpen is kunnen de indicatoren voor het systeem ingevuld worden, alsmede de indicatoren voor het plangebied zelf ('ruimtelijk systeem'). Wanneer een vervoersysteem in absolute zin beoordeeld moet worden op de kwaliteitsaspecten, zullen nauwkeurig de diverse budgetten bepaald moeten worden. Dan kunnen uitspraken gedaan worden als: 'dit systeem past binnen de randvoorwaarden die gesteld worden'.
Wanneer het ontworpen systeem alleen onderling vergeleken worden, kan in principe ook volstaan worden met minder nauwkeurig bepaalde of zelfs willekeurige budgetten. Indien budgetten niet of niet nauwkeurig worden bepaald, kunnen uitspraken gedaan worden als 'systeem A scoort op bepaalde aspecten beter dan systeem B'. Alleen bij een nauwkeurige vaststelling van budgetten kan aangegeven worden of een systeem wel of niet aan de gestelde randvoorwaarden voldoet.
Over het algemeen geldt dat hoe gedetailleerder de kwaliteitsbeoordeling moet zijn, hoe moeilijker het wordt overal de juiste waarden voor te
bepalen. De kracht van de weergegeven methode is dat in eerste instantie volstaan kan worden met een meer globale beoordeling op hoofdaspecten. Voor systemen die relatief goed scoren kan dan naar meetr nauwkeurige informatie worden gezocht, waardoor nauwkeuriger uitspraken mogelijk worden.
Nevenstaande tabel geeft een overzicht van alle gevonden indices met een globale berekeningswijze.
I
Overzicht kwaliteitsindicesI
kwaliteit -+
I
RuimteI
MilieuI
TijdI
~type index
gebruiksindices direct ruimtegebruik/ruimtebudget1 energiegebruik/energiebudget1 verplaatsingstijdl
indirect ruimtegebruik/ruimtebudgee emissieproduktle/emissie'budçet" verplaatsingstijd-budget1
verdelingsindices aandeel beslag specifiek ruimtegebruik aandeel reizigers met budgetoverschr. aandeel reizigers met budgetoverschr. (ruimtegebruik per gebruikscategorie) -energiegebruik t.o,v. budçer' -per gebied (verpl.tijd tov. budqet'')
- emissieproduktie t.o,v. buduer' - per reisperiode (idem) - bij calamiteiten (idem)
waarderingsindices gewogenl gewogenl gewogenl
ongewogen direct ruimtegebruik. ongewogen energiegebruik ongewogen verplaatsingstijd
gewogen/ gewogen/
ongewogen indirect ruimtegebruik ongewogen emissies
gebruiksindices totaal ruimtegebruik/ruimtebudgee energiegebruik/energiebudgee (arbeids}tijdbesteding/
produktie/afdan- emissieproduktie/emissie'budget'2 Iarbeidsltildbudçet"
kingsfase
1 beschikbaar geacht voor het vervoersysteem (alle reizigers samen) 2 totaal beschikbaar (voor alle activiteiten, voor hele maatschappij)
3 individueel budget, beschikbaar geacht voor het vervoersysteem
De gebruiksindices dienen voor een eerste analyse (beoordeling alternatieve vervoersystemen).
Inhoudsopgave
1 . Inleiding
1.1 Achtergrond Ruimpad en doelstelling onderzoek
1.1.1 Ruimpad 1.1 .2 Doelstelling
. . . .. . . . .... . .. . ... . 5 5
6
1.2 Kwaliteit en indicatoren voor kwaliteit 7
1.2.1 Het begrip kwaliteit 7
1.2.2 Kwaliteitsindicatoren en kwaliteitsindices 9 1.2.3 Kwantif icer ing van het begrip kwalite it 9
1.3 Benadering begrip kwaliteitsindex . . . .. 10
1.4 Opbouw rapportage 12
2. Begripsvorming
2.1 Opbouw van kwaliteitsindices 15
2.1.1 Algemene vorm indices 15
2.1 .2 Referentiewaarden gebruiksfase 19
2.1 .3 Kwaliteitsindicatoren gebruiksfase 21
2.1 .4 Referentiewaarden en kwaliteitsindicatoren in produktie/afdankingsfase 21
2.1 .5 Int erpret at ie waarden indices 22
2.2 Het vervoersysteem 23
2.2.1 Systematische opbouw vervoersysteem 23
2.2.2 Kwaliteitskenmerken vervoersysteem 24
2.2.3 Kenmerken vervoersysteem 25
2.3 Het ruimtelijke systeem 27
2.3.1 Activiteitenpatroon 27
2.3.2 Ruimtelijk patroon van activiteitenplaatsen 28
2.3.3 Verplaatsingenpatroon 28
3. Indices Ruimte
3.1 Kwaliteitsindices 31
3.1.1 Set direct ruimtegebruik (gebruiksfase) 32 3.1.2 Set indirectruimtegebruik (gebruiksfase) 32 3.1.3 Ruimtegebruik in produktie/afdankingsfase 33
3.1 .4 Interpretatie waarden indices 33
3.2 Referentiewaarden 34
3.3 Kwaliteitsindicatoren 35
3.3.1 Indicatoren direct ruimt egebruik (gebruiksfase) 35 3.3.2 Indicatoren indirect ruimtegebruik (gebruiksfase) 35 3.3.3 Indicatoren gewogen ruimtegebruik (gebruiksf ase) 36
4.2 Referentiewaarden 46
4.2.1 Energie (gebruiksfasel 46
4.2.2 Emissieproduktie (gebruiksfasel 47
4.2.3 Energiegebruik en emissieproduktie in produktie/afdankingsfase 48
4.3 Kwaliteitsindicatoren 48
4.3.1 Indicatoren energie (gebruiksfasel 48 4.3.2 Indicatoren emissie (gebruiksfasel 49
4.3.3 Indicatoren energie en emissie in produktie/afdankingsfase 49
4.4 Kwaliteitskenmerken 50
4.4.1 Kwaliteitskenmerken vervoersysteem 50 4.4.2 Kwaliteitskenmerken ruimtelijke systeem 51
5. Indices Tijd
5.1 Kwaliteitsindices 53
5.1.1 Set verplaatsingstijd (gebruiksfasel 54 5.1.2 Tijdbeslag in produktie/afdankingsfase 54
5.1.3 Interpretatie waarden indices 54
5.2 Referentiewaarden 56
5.2.1 Ongewogen verplaatsingstijd (gebruiksfasel 56
5.2.2 Tijdbeslag in produktie/afdankingsfase 56
5.3 Kwaliteitsindicatoren 57
5.3.1 Indicatoren tijd (gebruiksfasel 57
5.3.2 Indicatoren tijd in produktie/afdankingsfase 58
5.4 Kwaliteitskenmerken 59
5.4.1 Kwaliteitskenmerken vervoersysteem bij gebruiks- en verdelingsindices 59
5.4.2 Kwaliteitskenmerken vervoersysteem bij waarderingsindices 60 5.4.3 Kwaliteitskenmerken ruimtelijke systeem 62
6. Conclusies en aanbevelingen
6.1 Conclusies.. .. . . ... . . .. . . 65
6.1 .1 Ontwikkelde indices 65
6.1 .2 Het werken mer indices 65
6.1 .3 Velden waaraan relatief weinig aandacht is besteed 66
6.2 Aanbevelingen 68
6.2.1 Toepassing op verschillende schaalniveaus 68
6.2.2 Volgorde van bepaling indices 68
6.2.3 Interpretatie waarden indices 70
6.3 Vervolgonderzoek 71
6.3.1 Methodisch 71
6.3.2 Inhoudelijk 72
6.3.3 Project 73
Bijlage 1 Begrippen 1
1
1.1
1.1.1
INLEIDING
Achtergrond Ruimpad en doelstelling onderzoek
Ruimpad
Het project Ruimpad is opgezet door de Rijksplanologische
Dienst met onder meer als doel om toekomstige
ontwikke-lingen op het gebied van ruimtelijke ordening en verkeer in
vervoer met elkaar in verband te kunnen brengen en effecten
van ontwikkelingen vooraf te kunnen beoordelen.
In Ruimpad wordt het vraagstuk van de wisselwerking tussen
vervoer en ruimte vanuit twee optieken benaderd.
• Vanuit de ruimtelijke optiek wordt de combinatie van
activi-teitenpatronen en ruimtelijke patronen vertaald in
'ruimtelij-ke systemen', waarna per ruimtelijk systeem de aan het
vervoersysteem te stellen eisen bepaald worden
.
• Vanuit de vervoer-optiek worden via een aanbod gerichte
benadering vervoersystemen ontwikkeld die voldoen aan
eisen van ruimte-, milieu- en tijdkwaliteit, waarbij per
ver-voersysteem de aan het ruimtelijke systeem te stellen eisen
bepaald worden.
Kenmerk van Ruimpad is dat de onderlinge samenhang tussen
de ruimtelijke spreiding van activiteiten en vervoersystemen
erkend wordt, maar door bovenbeschreven gescheiden
optie-ken toch op een fundamentele benaderd wordt.
In een vervolgfase worden de ruimtelijke- en vervoereisen met
elkaar geconfronteerd: er wordt bekeken welke ruimtelijke
patronen op grond van de gestelde eisen het best passen bij
welke vervoersystemen en omgekeerd. Op deze wijze worden
sets van ontwikkelingsrichtingen samengesteld die ieder
speci-fieke kenmerken hebben. Deze kenmerken worden getoetst
aan eisen die gesteld worden ten aanzien van de kwaliteit van
de ruimte (R-kwaliteit), de kwaliteit van het milieu (M-kwaliteit)
en de tijdkwaliteit (T-kwaliteit). Op basis van deze toetsing kan
bepaald worden welke ontwikkelingsrichting de meeste
per-spectieven biedt bij welke vooronderstellingen ten aanzien van
ruimte- milieu- en tijdkwaliteit. In figuur 1.1 is de opzet van
Ruimpad in een schema weergegeven. Deze deelrapportage
behandelt de vervoer-optiek: het genereren van
vervoersys-temen en het vaststellen van de eisen die gesteld worden aan
genereren ruimtelijke ontwikkelingspatronen Crulmtelljke systemen')
!
eisen vanuit ruimtelijke systemen aan vervoersystemen
genereren vervoersystemen
!
eisen vanuit vervoer-systemen aan ruimtelijke systemen
1.1.2
confrontatie:
zoeken naar corresponderende eisen opstellen ontwikkelingsrichtingen
toetsing:
toetsen ontwikkelingsrichtingen een eisen t.a.v. Ruimte, Milieu en Tijd
figuur 1. 1:structuur Ruimpad
Doelstelling
Het doel van deze deelstudie 'Operationalisering
RMT-vriende-lijk vervoer' is hulpmiddelen aan te reiken om toetsing van
ontwikkelingsrichtingen mogelijk te maken. Daarom moet
bepaald worden welke door vervoersystemen beïnvloedbare
factoren op welke wijze invloed hebben op de ruimtekwaliteit,
de milieukwaliteit en de tijdkwaliteit.
Een nadere invulling leidt tot de volgende sub-doelstellingen.
• Het vaststellen van die kenmerken van een vervoersysteem
die bepalend zijn voor de kwaliteit ervan.
• Het opstellen van indices op basis van deze kenmerken
waarmee de kwaliteit van een vervoersysteem in een
gege-ven omgeving te bepalen is.
1.2
1.2.1
Kwaliteit en indicatoren voor kwaliteit
Het begrip kwaliteit
Kwaliteit is een relatief begrip. Of de kwaliteit van iets hoog of
laag is, kan alleen door vergelijking worden bepaald. Bij zo'n
vergelijking kan eventueel gebruik gemaakt worden van een
referentie-waarde: een gemiddelde, een minimale of maximale
of een wens-kwaliteit. In deze studie wordt onderscheid
ge-maakt naar ruimte-, milieu- en tijdkwaliteit.
R-kwaliteit
De ruimtekwaliteit (R-kwaliteit) geeft de 'waarde' van de
ruimte aan. Daarbij zijn drie soorten waarden te onderscheiden:
• de gebruikswaarde, die aangeeft voor welke activiteiten en
hoe efficiënt ruimte kan worden benut,
• de belevingswaarde, die aangeeft hoe de ruimte ervaren
wordt en
• de toekomstwaarde, die aangeeft in hoeverre ruimte in de
toekomst gebruikt kan worden voor (andere) activiteiten.
leder vervoersysteem neemt op één of andere wijze ruimte in
beslag. Het gaat daarbij om het directe beslag van ruimte door
delen van het vervoersysteem (zoals infrastructuur) en om het
indirecte beslag op ruimte door verschillende effecten van het
vervoersysteem. Omdat ieder vervoersysteem ruimte vergt,
heeft invoering van een vervoersysteem in beginsel een
nega-tief effect op de R-kwaliteit. Ook in de produktie- en
afdan-kingsfase is ruimte nodig en ook dit heeft een negatief effect
op de ruimte-kwaliteit.
M-kwaliteit
De milieukwaliteit (M-kwaliteit) heeft betrekking op het milieu
in een ruimere context. Een hoge M-kwaliteit staat voor
duur-zaamheid: het in stand houden van mogelijkheden om
energie-en grondstofreserves aan te sprekenergie-en energie-en de mogelijkheid om
een samenleving ook in de toekomst met een minimum aan
milieu-overlast te kunnen laten functioneren. In relatie met de
M-kwaliteit is vooral de aantasting ervan van belang. Het gaat
daarbij om die milieu-factoren die niet plaats en tijd gebonden
zijn zoals energiegebruik en de emissies van
broeikaseffect-versterkende en verzurende emissies (C0
2en NO
x ) 'Omdat het
produceren, gebru
iken
en afdanken van een vervoersysteem
verplaatsen tussen ruimtelijk gescheiden activiteitenplaatsen
en zodoende deel te nemen aan (ruimtelijk gescheiden)
activi-teiten. Het begrip T-kwaliteit wordt in dit kader ruim
geïnter-preteerd: ook comfortaspecten en belevingsaspecten spelen bij
de T-kwaliteit een rol. Invoering van een vervoersysteem
ver-hoogt in het algemeen de tijd-kwaliteit, maar er zijn situaties
denkbaar dat de vervanging van een vervoersysteem leidt tot
een lagere tijdkwaliteit.
Produktie en afdanking van een vervoersysteem hebben in
beginsel een negatief effect op de totale tijd-kwaliteit: de tijd
die in de produktie en afdanking is gestoken, was immers
alternatief aanwendbaar.
Hoewel in wezen ook een 'Kosten kwaliteit' kan worden
gedefinieerd, wordt er vanwege het lange-termijn karakter van
deze studie voor gekozen kostenaspecten te vertalen in R, M
en T kwaliteiten.
In het verre verleden is de geldeenheid ingevoerd om ruil te
vergemakkelijken; geld heeft daarbij feitelijk geen absolute
waarde maar is een 'vertaling' (rekeneenheid) voor andere,
uiteenlopende waarden
.
Met name voor toekomstverkenningen
is het riskant er van uit te gaan dat allerlei kosten (in de ruime
zin van het woord) nog steeds staan voor dezelfde
'ruilwaar-den' als op dit moment. In dit onderzoek worden kosten
daar-om niet in geld uitgedrukt, maar in verlies aan ruimte, milieu en
tijdkwaliteit.
Zo zijn de kosten van het maken van voertuigen uit te drukken in Ruimte (fabrieken, mijnen voor grondstoffen), milieu (gebruikte energie, geproduceer-de emissies) en Tijd (arbeidsuren).
1.2.2
1.2.3
Kwaliteitsindicatoren en kwaliteitsindices
Ruimte, milieu en tijdkwaliteit zijn niet rechtstreeks meetbaar:
er moeten daartoe meeteenheden bepaald worden. Deze
meeteenheden, die een bepaald aspect van een kwaliteit
verte-genwoordigen, worden aangeduid als
kwaliteitsindicatoren.
Voor zowel de ruimte, milieu als de tijdkwaliteit zijn één of
meer kwaliteitsindicatoren gekozen die de kwaliteit
represente-ren
.
Om een relatieve kwaliteit een absolute waarde te geven,
worden de waarden van de kwaliteitsindicatoren vergeleken
met referentiewaarden. De verhouding tussen de waarde van
de kwaliteitsindicator en de referentiewaarde geeft de waarde
van de
kwaliteitsindex .
Kwantificering van begrip kwaliteit
De waarde van kwaliteitsindicatoren en daarmee van kwal
i-teitsindices kan alleen worden bepaald als (bij benadering)
bekend is hoe een vervoersysteem gebruikt wordt.
Hoewel het goed mogelijk is om aan te geven wat bijvoorbeeld
de M-bijdrage van een vervoersysteem per personenkilometer
is, zal de totale M-bijdrage van het vervoersysteem pas
be-paald kunnen worden als bekend is hoe dat vervoersysteem
wordt gebruikt.
De R, M en T kwaliteit van een vervoersysteem kan niet
worden bepaald zonder iets te weten over het (potentiële)
gebruik ervan.
Om de 'integrale kwaliteit' van een vervoersysteem in relatie
tot een bepaald ruimtelijk ordeningspatroon te kunnen bepalen,
moeten de R, M en T kwaliteiten onderling worden vergeleken.
De hierboven beschreven kwaliteitsindices bieden daartoe
mogelijkheden. Om tot een bepaling van de integrale kwaliteit
te komen, is echter ook een weging van de R, M en T
kwalitei-ten (of indices) noodzakelijk.
Het ontwikkelen van een model waarmee de waarde van de
kwaliteitsindicatoren of indices kan worden bepaald of het
ontwikkelen van een afwegingsmethodiek behoren niet tot
deze deelstudie.
1.3
Benadering begrip kwaliteitsindex
In deze beschrijving is gekozen voor een 'top-down'
benade-ring. Uitgegaan wordt van de verschillende R, M en T
kwalitei-ten, waarvoor de kwaliteitsindicatoren worden bepaald.
Daarna wordt nagegaan welke kwaliteitskenmerken invloed
hebben op deze kwaliteitsindicatoren en tenslotte wordt
nagegaan welke systeemkenmerken invloed hebben op de
kwaliteitskenmerken. Aan de hand van kernvragen wordt de
relatie tussen genoemde aspecten uiteen gezet.
Hoe is relatieve kwaliteit uit te drukken?
- kwaliteitsindices
Een index is in een verhoudingsgetal: in deze eerste stap wordt
aangegeven welke verhoudingen de te ontwikkelen indices
weer moeten geven en welk type indices worden
onderschei-den.
De indices voor de R,
M
en T kwaliteit worden afzonderlijk
bepaald, waarbij voor elke factor wel dezelfde werkwijze
aangehouden wordt
.
Welke meeteenheden geven kwaliteit weer?
- kwaliteitsindicatoren
De indicatoren zijn die combinaties van kenmerken van het
vervoersysteem en het verplaatsingenpatroon, die de kwaliteit
van het vervoersysteem in relatie tot het
verplaatsingenpa-troon bepalen en meetbaar maken.
Hoe komen van kwaliteitsindicator naar kwaliteitsindex
?
- referentie waarden
Behalve door de waarde van de kwaliteitsindicator wordt de
waarde van een kwaliteitsindex bepaald door een bepaalde
referentiewaarde. Beschreven wordt welk soort
referentie-waarden voor welke indices worden toegepast.
Waaruit is de waarde van kwaliteitsindicatoren af te leiden?
- kwaliteitskenmerken vervoersysteem
- verplaatsingenpatroon
f'kwaliteitskenmerken ruimtelijk svsteem'I
De effecten die het vervoersysteem op de R, M en T-kwaliteit
heeft zijn enerzijds afhankelijk van de kwaliteitskenmerken van
het vervoersysteem, maar anderzijds ook van het (potentiële)
gebruik van het systeem. Dit (potentiële) gebruik wordt
weer-de kwaliteitskenmerken van dat vervoersysteem. De
kenmer-ken van het vervoersysteem geven op systematische wijze een
beschrijving van het vervoersysteem .
Wat bepaalt het verplaatsingenpatroon?
- ordening van activiteiten en individueel activiteitenpatroon
('kenmerken ruimtelijk systeem')
Een beschrijving van de ordening van activiteitenplaatsen en
een beschrijving van activiteitenpatronen zijn nodig om een
toekomstig verplaatsingenpatroon
af te kunnen leiden.
De
beschrijving van de ordening van activiteitenplaatsen en de
beschrijving van activiteitenpatronen geven op systematische
wijze het ruimtelijk systeem weer. Dit zal niet in deze
deelrap-portage plaatsvinden: verwezen kan worden naar de
uitwer-king van de ruimtelijke optiek.
Uitwerking van de kernvragen leidt tot de volgende opbouw
van de werkwijze (zie figuur 1.2).
kwaliteitsindex
referentiewaarde kwaJiteitsindicatorwaarde
kwaJlteltskenmerken vervoersysteem algemene kenmerken vervoersysteem kwaJlteltskenmerken ruimtelijksysteem algemene kenmerken ruimtelijk systeem
1.4
*
Opbouw rapportage
Definiëren begrippen
In dit eerste hoofdstuk is het begrip 'kwaliteit' aan de orde
gekomen. In hoofdstuk 2 wordt de structuur van
kwaliteitsin-dices in algemene zin behandeld en worden termen als
referen-tiewaarden,
kwaliteitsindicatoren,
kwaliteitskenmerken
en
systeemkenmerken toegelicht. Ook wordt er ingegaan op de
opbouwen elementaire beschrijving van het vervoersysteem
en het ruimtelijke systeem
.
*
Uitwerken indices
In de hoofdstukken 3, 4 en 5 worden respectievelijk de
kwali-teitsindices voor Ruimte, Milieu en Tijd in detail uitgewerkt. In
de hoofdstukken wordt ingegaan op de specifieke referentie
-waarden, kwaliteitsindicatoren en kwaliteitskenmerken voor
ieder aspect. Ieder hoofdstuk wordt afgesloten met een
sche-matisch overzicht van de kwaliteitsindices.
*
*
*
Conclusies en aanbevelingen
In hoofdstuk 6 worden conclusies getrokken over de
ontwik-kelde
indices,
waarvan
ook een
schematisch
overzicht is
opgenomen. Verder worden in het hoofdstuk aanbevelingen
gedaan voor het gebruiken van indices en ten slotte wordt
aangegeven welke aspecten een nadere uitwerking verdienen.
Omschrijving begrippen
In bijlage 1 worden belangrijke begrippen nog eens op een rijtje
gezet.
Toelichting kenmerken
De in hoofdstukken 3, 4 en 5 beschreven kwaliteitskenmerken
zijn afhankelijk van kenmerken van het vervoersysteem en
*
*
Voorbeeld-uitwerking
In bijlage 5 is een voorbeeld-evaluatie van een drietal
vervoer-systemen opgenomen. Aan de hand van een uitgebreide
toe-lichting is na te gaan hoe kwaliteitsindices (kunnen) worden
bepaald en hoe de waarden kunnen worden geïnterpreteerd.
Samenstelregels
Het is de bedoeling om in Ruimpad verschillende
vervoersyste-men te ontwikkelen die worden getoetst aan de in deze
rap-portage
ontwikkelde
kwaliteitsindices.
In
principe
zijn
de
ontwerpers
vrij
om
vervoersystemen
naar eigen
inzichten
samen te stellen. Sommige combinaties van kenmerken zullen
echter niet of moeilijk realiseerbaar zijn (i.c. een
disproportio-neel hoge tol eisen ten aanzien van ruimte, milieu en/of
tijd-kwaliteit). Om de ontwerper behulpzaam te zijn bij het
samen-stellen van systemen zijn in bijlage 7 samenstelregels
opgeno-men.
2
BEGRIPSVORMING
In dit hoofdstuk wordt allereerst ingegaan op de algemene
opbouw van de kwaliteitsindices (2.1), welke in de
vervolg-hoofdstukken worden uitgewerkt. Omdat de waarde van de
kwaliteitsindices uiteindelijk wordt bepaald door het
vervoer-systeem en het ruimtelijke vervoer-systeem, wordt in dit hoofdstuk
ook nadere aandacht besteed aan de beschrijving van deze
systemen (2.2 en 2.3).
2.1
Opbouw van kwaliteitsindices
2.1.1
Algemene vorm indices
Een kwaliteitsindex geeft in een verhoudingsgetal de relatieve
R, M en T kwaliteit van een vervoersysteem in een bepaald
ruimtelijk systeem aan.
Er worden drie typen indices onderscheiden:
Gebruiksindex
Verhouding tussen een referentiewaarde (budget) en
ge-bruik voor een R, M of T aspect. Deze index geeft aldus
aan welk deel van een vastgesteld budget wordt benut
door het vervoersysteem bij een gegeven
verplaatsingenpa-troon
.
Omdat de kwaliteitsindex een verhouding aangeeft,
is de index dimensieloos. 'Teller' en 'noemer' kunnen wel
dimensies (meeteenheden) hebben.
systeem3 systeem 2 ,- -- -- -- ---...,
..
totale budget,
---f
..
....,"""..
gebruk ........,..,om
"
I
·
·
door vervoersysteem benut deelvan (deel)budet
•
, ,
, ,
..
systeem 1Vervoersystemen 2 en 3 benutten méér van het budget dan systeem 1 en zijn dus kwalitatiefslechter.
Verdelingsindex
Budget-overschrijdingspercentage:
het
relatieve
aantal
gevallen waarbij te onderscheiden deelbudgetten
overschre-den woroverschre-den.
De gebruiksindex geeft alleen de verhouding tussen het
budget en gemiddeld gebruik. Het is echter mogelijk dat dit
gemiddelde is opgebouwd uit alleen maar extreem hoge en
extreem lage waarden.
In dit uiterste geval wordt het
budget dan ook overschreden in de helft van het aantal
gevallen, een situatie die niet terug te vinden is in de
ge-bruiksindex. Deze verdelingsindex geeft dan ook
aanvul-lende informatie.
Zo kan het voorkomen dat een bepaald vervoersysteem binnen het collectieve verplaatsingstijd-budget kan functioneren, maar voor bepaalde groepen individuen toch tot een overschrijding van hun persoonlijke verplaatsingstijd-budget leidt: in een verdelingsindex wordt de kans op zo'n overschrijding uitgedrukt.
/ gemiddeld gebruik / / - / / _-budget / " A B ,budget-overschrljding ____-- gemiddeld gebruik
_
..-
--:budget I i / .budget-overschrijding ,//
//
"
Gebruiksverdelingen A en B hebbeneenzelfde gemiddelde gebruik, hetgeen leidt tot een gelijke waardevoor de gebruiksindex.De buclget-overschrljdlng bij verdeling B Is echter lager. zodat de waardevoor de verdelIngsindex B lager Isdan die voor A
figuur 2.2:betekenis verdelingsindex
Waarderingsindex
benut-Zo kan het gebied waarin een bepaalde geluid belasting voorkomt even groot zijn voor een snelweg en een spoorlijn, maar kan de spoorlijn positiever gewaardeerd worden dan de snelweg omdat de geluidbelasting niet continu optreedt.
De gebruiksindex is de meest algemene index. Hiermee kan
snel inzicht verkregen worden in de relatieve kwaliteit van een
vervoersysteem, bijvoorbeeld om verschillende systemen met
elkaar te vergelijken.
Bij een verdergaande analyse geeft de verdelingsindex een
beeld van de kwaliteit op meer gedetailleerd niveau. Deze
index geeft aan of er ten opzichte van de 'gemiddelde
kwali-teit' grote uitschieters naar boven of naar beneden zijn. In het
algemeen zal een vervoersysteem dat zulke sterke uitschieters
heeft niet voldoende goed functioneren, ondanks het feit dat
de gemiddelde kwaliteit voldoende kan zijn.
Bij een nadere analyse kan ook gebruik gemaakt worden van
de
waarderingsindex,
waarmee
een
gewogen,
subjectieve
kwaliteit bepaald kan worden.
Deze waarderingsindex kan
bijvoorbeeld in multi-criteria evaluaties gebruikt worden.
In de hoofdstukken 3 tot en met 5 worden de indices voor
ruimte, milieu en tijd uitgewerkt, in hoofdstuk 6 is een
over-zicht van de besproken indices opgenomen.
Hieronder zullen de factoren die van invloed zijn op de
(waar-den) van de indices echter eerst in algemene zin aan de orde
komen.
BUDGET RUIMTE
BUDGET
MIUEUGEBRUIKSRUIMTE TIJD BUDGET
D
totaal beschikbare budget(beschikbaar voor alle activiteiten samen)
_
deelbudget voorvervoersysteem (gebruiksIase)
2.1.2
Referentiewaarden gebruiksfase
Referentiewaarden voor gebruiksindices
Om kwaliteitsindices te kunnen maken die over een langere
periode vergelijkbare uitkomsten opleveren, moeten de
referen-tiewaarden in hoge mate een constante waarde in de tijd
hebben. Tussen nu en 2050 kan er heel veel veranderen: er
zijn maar weinig dingen en waarden die we nu 'normaal'
vinden die we zonder meer kunnen overdragen naar een
perio-de die 50 jaar in perio-de toekomst ligt. Zo zijn er geleiperio-delijke
ont-wikkelingen die, over een periode van ruim 50 jaar, toch
enorme invloed kunnen hebben, maar ook kunnen er
revolutio-naire ontwikkelingen plaatsvinden (zowel positief als negatief).
Ook is het mogelijk dat de ontwikkelingen om één of andere
reden op een lager pitje komen te staan en alles vanaf een
bepaald moment grosso modo bij het oude blijft. Zo kunnen
onder meer de cultuur, de houding t.O.V. maatschappij,
econo-mie en milieu, de beschikbare energiereserves en de
beschik-bare technieken zeer ingrijpend wijzigen.
Toch zijn er tussen al de variabelen enkele vaste punten die
met een (min of meer) hoge mate van waarschijnlijkheid ook in
de toekomst zullen gelden. Dit zijn kenmerken die fysiek,
fysiologisch of anderszins zijn vastgelegd ('vaste kenmerken')
of kenmerken waarvan in de loop van de tijd gebleken is dat ze
nauwelijks veranderen. Deze vaste kenmerken vormen de basis
voor de referentiewaarden die worden vastgesteld voor de
ge-bruiksindices. Dit zijn in feite budgetten.
vaste kenmerken
Vaste kenmerken zijn door geen enkele technische,
organisato-rische of wettelijke maatregel te beïnvloeden
.
Er is feitelijk
slechts één werkelijk vast kenmerk:
• een dagperiode beslaat 24 uren (T-kwaliteit);
Hetgeen inhoud dat tijd in ieder geval gelimiteerd, schaars en dus op één of andere wijze 'kostbaar' zal blijven.
Daarnaast kunnen worden gedefinieerd:
• totale beschikbare ruimte (R-kwaliteit)
(oppervlakte van Nederland)
• totale beschikbare milieugebruiksruimte (M-kwaliteit).
(b.v. maximale hoeveelheid emissie per persoon)
semi-variabele kenmerken
Vervoerkenmerken die niet werkelijk zijn vastgelegd, maar die
wel gedurende een zeer lange tijd (enkele decennia tot
eeu-wen) min of meer constant zijn gebleven zijn:
• reistijdbudget
• reiskostenbudget
Omdat eerder is verondersteld dat er een relatie tussen kosten
enerzijds en ruimte, milieu en tijd anderzijds moet zijn, kan
verondersteld worden dat er ook constante waarden gelden
voor:
• relatief ruimtebeslag vervoersysteem
• milieugebruiksruimte vervoersysteem
Uit nader onderzoek (dat buiten het kader van deze studie valt)
zou moeten blijken of er inderdaad sprake kan zijn van deze
constante waarden. Als dat niet zo zou zijn, kunnen toch
budgetten
voor
ruimte
en
milieu-gebruiksruimte
voor
het
vervoersysteem worden bepaald. Hiertoe kan van de totaal
beschikbare (milieu gebruiks-) ruimte de ruimte worden
afge-trokken die andere activiteiten vergen.
Referentiewaarden voor verdelingsindex
Voor de bepaling van de verdelingsindex is het noodzakelijk
het 'generieke' budget dat wordt gebruikt bij de gebruiksindex
in deelbudgetten onder te verdelen. Waar de budgetten bij de
gebruiksindex betrekking hebben op een hele maatschappij of
samenleving,
hebben de budgetten
op
basis
waarvan
de
verdelingsindex
wordt
bepaald
bijvoorbeeld
betrekking
op
(homogene groepen) individuen, bepaalde soorten emissies, of
ruimtebeslag
op
een
bepaald
type
grondgebruik-categorie.
Verder is de
vorm
van indices en budgetten gelijk.
Zo wordt er bijvoorbeeld gelet op het aantal personen waarvan het individuele verplaatsingstijd-budget wordt overschreden of het aantal vierkante meters grondgebied waar bepaalde immissie-eisen worden overschreden.
Referentie voor waarderingsindex
Een waardering is subjectief en kan doorgaans niet direct
gemeten worden. De referentie voor de subjectieve waardering
van een bepaald aspect is de objectieve waarneming van
2.1.3
2.1.4
Door bij de te waarderen aspecten deelaspecten te definiëren
(tijdelementen, soorten grondgebruik, soorten emissie) en deze
afzonderlijk te wegen kan een te onderzoeken aspect gewogen
worden
(gewogen
tijd,
gewogen
grondgebruik,
gewogen
emissie). De waardering moet worden geconstrueerd, waarbij
de onderzoeker de mogelijkheid heeft verschillende sets van
weegfactoren te gebruiken. De referentiewaarde zal in de
meeste gevallen de (waarde van de) kwaliteitsindicator van de
gebruiks- of verdelingsindex zijn.
Deze waarde
is immers
objectief meetbaar.
Kwaliteitsindicatoren gebruiksfase
Met het vaststellen van de referentiewaarden in de vorige
paragraaf is één deel van de kwaliteitsindices behandeld. Het
andere deel heeft betrekking op het 'gebruik' van ruimte,
milieu en tijd. Dit gebruik wordt weergegeven door de
kweti-teitsindicatoren,
de meeteenheden voor kwaliteit.
De kwaliteitsindicatoren voor de gebruiksindex zijn
meeteenhe-den die direct verwijzen naar een bepaalde kwaliteit
(bijvoor-beeld
oppervlaktematen
voor
ruimtekwaliteit,
tijdeenheden
voor
tijdkwaliteit).
Voor
de
kwaliteitsindicatoren
voor
de
waarderingsindex gelden dezelfde, zij het gewogen indicatoren
als voor de gebruiksindex.
Voor de verdelingsindex kunnen echter afwijkende indicatoren
worden gebruikt (zie daarvoor hoofdstukken 3 tot en met 5).
Referentiewaarden en kwaliteitsindicatoren in
produktie/afdankingsfase
Bij de produktie en afdanking van een vervoersysteem gaat
ruimte, milieu en tijdkwaliteit verloren. Zowel bij de bouwen
sloop van infrastructuur als bij de produktie en afdanking van
eventuele voertuigen worden er immers materialen, fabrieken,
werkterreinen, energie en arbeidstijd ingezet.
Materialen moeten ergens vandaan komen, bijvoorbeeld door
winning uit mijnen of door recycling. Aan alle elementen van
produktie van vervoermiddelen en infrastructuur zijn daarom
gebruikswaarden voor ruimte, milieu en tijd te koppelen.
2.1.5
Aldus zijn feitelijk alle kosten die aan een vervoersysteem
ver-bonden zijn verdisconteerd in R, M en T. De aanlegkosten in
guldens worden immers bepaald door het aantal manuren (T),
de gebruikte grondstoffen
(R
en M) en de benodigde ruimte
(R).
De exploitatiekosten van een systeem worden eveneens
bepaald door R (ruimtegebruik faciliteiten en indirect
ruimtege-bruik door eventuele geluidhinder e.d.), M (emissie en energie)
en T (personeelstijd).
Voor de produktie/afdankingsfase worden indices gedefinieerd
analoog aan de 'gebruiksindices in de gebruiksfase', zoals
hiervoor beschreven. De referentiewaarden voor
produktie/af-danking worden eveneens gevormd door R, M en T budgetten.
Deze budgetten zijn wel onderdeel van de totale ruimte, milieu
en tijdbudgetten, maar staan los van de budgetten voor de
gebruiksfase.
De kwaliteitsindicatoren voor de produktie/afdankingsfase zijn
vrijwel gelijk aan de eerder beschreven indicatoren voor de
gebruiksindices van de gebruiksfase.
Interpretatie waarden indices
Bij de uitwerking van de indices voor de R, M en T-kwaliteit,
zal uitgebreid worden ingegaan op de betekenis die aan de
waarden van de indices kan worden ontleend
.
Er zijn echter
ook enkele algemene opmerkingen te maken.
In de eerste plaats geldt voor alle indices, dat een hogere
waarde
duidt op een
slechter functionerend
of inpasbaar
vervoersysteem .
Bij de gebruiksindices geldt verder dat een waarde hoger dan
één wijst op een overschrijding van budgetten, hetgeen in het
algemeen geen gunstig teken is.
Bij de verdelingsindices is het, vanwege de wijze van
defini-ering,
onwaarschijnlijk dat een waarde één gehaald wordt:
doorgaans zullen de indexwaarden (veel) lager liggen.
Datzelfde geldt voor de gebruiksindices voor de
produktie/af-dankingsfase van het vervoersysteem.
De waarde van de waarderingsindices zal altijd boven de één
liggen indien alle weegfactoren groter dan of gelijk aan één
zijn. Alleen indien gerekend wordt met reductiepercentages
(weegfactoren
kleiner dan
één),
kunnen
de indexwaarden
onder de waarde één uitkomen.
2.2
Het vervoersysteem
2.2.1
Systematische opbouw vervoersysteem
Om de waarde van de verschillende kwaliteitsindicatoren te
kunnen bepalen, moeten de kwaliteitskenmerken en de
ken-merken van het vervoersysteem worden bepaald. Daartoe is
het noodzakelijk het vervoersysteem op een systematische
wijze te bezien.
Een vervoersysteem bestaat in principe uit verschillende
ver-voerdeelsystemen
(zie figuur 2.4). Hoeveel dit er zijn en welke
hangt af van het gebied dat beschouwd wordt. De
verschillen-de vervoersystemen moeten in relatie met elkaar beschouwd
worden. Enerzijds kan er daarbij sprake zijn van concurrerende
systemen, anderzijds kan er sprake zijn van systemen die
elkaar aanvullen en ook niet zonder elkaar kunnen functioneren
(complementaire systemen).
Bij openbaar vervoer is het gebruikelijk dat er, voordat gebruik kan worden gemaakt van een bus of trein, er voor- en natransport te voet of per fiets plaatsvindt. Hoewel auto- en fietssystemen strikt genomen ook een zeker voor- en natransport vergen is juist de onafhankelijkheid van andere systemen de kracht van het auto- en het fietssysteem.
vervoersysteem [kenmerken]
t
vervoer-deelsystemen [kenmerken] Infrastructuur. verkeersbeheersing [kenmerken] vervoerdiensten [kenmerken] voertuigen~/
2.2.2
De
verschillende
vervoerdeelsystemen
hebben
soms
sterk
verschillende
eigenschappen.
Deze
eigenschappen
kunnen
worden
toegeschreven
aan
bepaalde
kenmerken
van
dat
vervoersysteem . Om die systeemkenmerken te kunnen
benoe-men wordt bij elk vervoerdeelsysteem onderscheid gemaakt
tussen:
• infrastructuur/verkeersbeheersing
• voertuigen
• vervoerdiensten
Tussen deze verschillende elementen ('lagen') van het
vervoer-systeem bestaat een sterke wisselwerking.
Voertuigen worden bijvoorbeeld aangepast aan de infrastructuur waarop ze rijden en diensten zijn bij bepaalde vormen van inf rast ruct uur vrijwel onont-beerlijk.
Door een nadere definiëring van de verschillende elementen
kan inzicht gekregen worden in de eigenschappen van de
verschillende vervoersystemen. Bovendien is het mogelijk de
effecten van nieuw ontwikkelde (of zelfs nieuw te
ontwikke-len) vervoersystemen vooraf in te schatten.
Kwaliteitskenmerken vervoersysteem
Zoals eerder is uiteengezet, is de (waarde van de)
kwaliteitsin-dicator voor de gebruiksfase opgebouwd uit een component
die afhankelijk is van het vervoersysteem en een component
die afhankelijk is van het vervoerpatroon. De component die
afhankelijk is van het vervoersysteem is het kwaliteitskenmerk.
De kwaliteitskenmerken van het vervoersysteem beschrijven
het effect van een vervoersysteem voor de R, M of T kwaliteit
voor een bepaalde 'eenheid'
.
Voorbeelden: direct ruimtegebruik per reiziger. emissie per reizigerkilometer, energiegebruik per kilometer infrastructuur.
De eenheden van de kwaliteitskenmerken van het
vervoersys-teem moeten zodanig zijn dat ze na koppeling (meestal
ver-menigvuldiging) aan de kenmerken van de vervoerstromen een
kwaliteitsindicator opleveren.
Aan de hand van kwaliteitskenmerken wordt het
vervoersys-teem, zoals dat door de ontwerper is opgezet,
gekarakteri-seerd
.
2.2.3
De waarde van de kwaliteitsindicatoren voor de
produktie/af-dankingsfase zijn gerelateerd aan de hoeveelheid infrastructuur
die wordt aangelegd (ontworpen) en weer gesloopt of het
aantal voertuigen dat wordt geproduceerd (nodig wordt
ge-acht) en afgedankt. Indien een 'nieuw' vervoersysteem
gedeel-telijk gebruik kan maken van infrastructuur of vervoermiddelen
die reeds aanwezig zijn, zal de introductie van het systeem een
minder groot beslag op R, M en T leggen dan bij de introductie
van volledig nieuwe systemen.
Kenmerken vervoersysteem
Van een vervoersysteem is bekend uit welke
vervoerdeelsyste-men dit bestaat, welke kenmerken elk van deze
systemen heeft en welke relatie bestaat tussen de
vervoerdeeI-systemen. Op basis van deze informatie kan bepaald worden
welke kenmerken het systeem als geheel heeft, de
systeem-kenmerken.
Een opsomming van relevante systeemkenmerken
geeft een systematische beschrijving
van een vervoersysteem .
In bijlage 2 is een overzicht van vervoersysteem-kenmerken
opgenomen met bij ieder kenmerk een korte toelichting.
kwaliteitskenmerken R
kernwoorden: direct en indirect ruimtegebruik
Het feit dat er een vervoersysteem is of wordt ingevoerd,
heeft in eerste instantie negatieve gevolgen voor de R
kwali-teit. Een afwezig vervoersysteem behoeft geen ruimte om te
kunnen functioneren.
Wanneer een bestaand vervoersysteem gewijzigd wordt, kan
de R-kwaliteit zowel positief als negatief beïnvloed worden. In
eerste instantie is bijvoorbeeld de aanleg van een spoorlijn
naast een snelweg negatief voor de R-kwaliteit: er wordt een
groter oppervlakte in beslag genomen. Maar wanneer deze
aanleg betekent, dat bijvoorbeeld de overlast van de snelweg
verdwijnt of dat elders een vrij liggend stuk spoor niet meer
nodig is, is de totale R-kwaliteit toch toegenomen.
kwaliteitskenmerken M
kernwoorden: energiegebruik en emissies
Evenals de kenmerken voor het aspect R hebben de
kenmer-ken voor het aspect M bij eerste aanleg een negatief effect op
de M-kwaliteit. Vanuit een situatie waarin geen energie
ver-bruikt werd en er geen emissies waren ontstaat een situatie
met een
zeker
energieverbruik
en
waarschijnlijk
bepaalde
emissies.
Op dezelfde manier als bij de R-kwaliteit kan wijziging van een
reeds bestaand systeem per saldo zowel positieve als
negatie-ve gevolgen hebben voor de M-kwaliteit.
kwaliteitskenmerken T
kernwoord: verplaatsingstijd
Het feit dat er een vervoersysteem is, heeft positieve invloed
op de T-kwaliteit: zonder vervoersysteem zal vervoer immers
onmogelijk zijn.
Bij de verdere ontwikkeling van bestaand stelsel van
vervoer-systemen kan er in principe sprake zijn van zowel positieve als
negatieve invloed op de T-kwaliteit. Een positieve invloed duidt
op een verbetering van het gehele stelsel van vervoersystemen
voor de gebruikers: de T-kwaliteit zal hierdoor kunnen
toene-men, er komt bijvoorbeeld tijd vrij om andere activiteiten te
gaan verrichten.
De aanleg van een extra. bijvoorbeeld parallelle snelweg zal voor de gebruikers van het autosnelwegensysteem kunnen leiden tot een toename van de T-kwaliteit.
2.3
Het ruimtelijke systeem
Evenals het vervoersysteem worden uit het ruimtelijke systeem
'kwaliteitskenmerken' en 'systeemkenmerken' afgeleid.
Hoe-wel deze deelstudie met name gericht is op het
vervoersys-teem, is het belangrijk enkele basisbegrippen rn.b.t. het
ruimte-lijke systeem toe te lichten (zie figuur
2.5).
a~tettenpatronen
ruimtelijk patroon
activiteitenplaatsen
relatiepatroon
vervoer(
deel)-systemen
verplaatsingenpatroon
2.3.1
figuur2.5:schematische opbouw verplaatsingenpatroon
Activiteitenpatroon
Onder 'activiteiten'
worden verstaan die (groepen van)
activi-teiten die in geografisch gescheiden gebieden plaatsvinden.
Activiteiten die worden onderscheiden zijn onder meer: wonen,
werken,
winkelen/boodschappen
doen,
recreëren,
sociale
bezoeken (familie, kennissen e.d.).
Individuen verrichten op een bepaalde dag vaak verschillende
activiteiten. Dit geheel aan activiteiten wordt aangeduid met
het 'activiteitenpatroon' .
2.3.2
2.3.3
Ruimtelijk patroon van activiteitenplaatsen
In het bovenstaande is reeds aangegeven dat de activiteiten,
zoals gedefinieerd, in ruimtelijk gescheiden lokaties
plaatsvin-den. Om verschillende activiteiten te kunnen verrichten
moe-ten dus verschillende activiteimoe-tenplaatsen worden bezocht.
De ordening van activiteitenplaatsen geeft aan hoe
activiteiten-plaatsen verspreid zijn in een bepaald gebied. Uiteraard zal de
beschrijving
van
de
activiteitenplaatsen
meer gedetailleerd
kunnen zijn naarmate een lager ruimtelijk schaal niveau wordt
beschouwd.
op het niveau van een stad(-swijkl kunnen percelen als activiteitenruimten worden beschouwd; op nationaal niveau gaat concentratiegebieden van activiteiten als 'stadscentra', 'bedrijvengebieden' en 'recreatiegebieden', hoewel deze gebieden vaak uit een verscheidenheid aan activiteiten bestaan.
Verplaatsingenpatroon
Het ruimtelijke patroon van activiteitenplaatsen (waar bevindt
zich wat) gekoppeld aan het activiteitenpatroon (wat willen
individuen doen) bepaald in hoge mate het
verplaatsingenpa-troon. Een probleem bij het vaststellen van het
verplaatsingen-patroon is nog wel de verdeling van 'activiteitenvragers' over
,activiteitenplaatsen' . Bij analyses op hogere schaal- en
ab-stractieniveau's kunnen daartoe 'distributiemodellen' worden
toegepast. Bij analyses op lage schaalniveau's kunnen daartoe
enquêtes
of
meer
gedetailleerde
gedragsmodellen
worden
gebruikt.
Indien verschillende
vervoerdeelsystemen
worden
toegepast,
moet ook nog
een toedeling van reizigers aan
vervoersystemen plaatsvinden. Daartoe kunnen
'toedelingsmo-dellen' worden toegepast, waarbij echter wel uitermate
zorg-vuldig gelet moet worden of de aannamen die ten grondslag
liggen aan de toedeling aan vervoersystemen ook in 2040 nog
geldig zijn. Bij handhaving van de aannamen wordt immers een
extrapolatie over maar liefst 50 jaar gemaakt. Voor zowel
distributie als toedeling kan ook gekozen worden voor een
scenario-aanpak, waarbij de ontwerper zelf relaties genereert
en een toewijzing aan vervoersystemen vaststelt, zonder dat
daar een werkelijk 'gedragsmodel' aan ten grondslag ligt.
Een beschrijving van het verplaatsingenpatroon leidt
uiteinde-lijk tot
'kwaliteitskenmerken '
als ' gemiddelde
verplaatsingsaf-stand', 'intensiteit van vervoerstromen' e.d.
Enkele
algemene regels en eigenschappen die gelden voor
vervoerstromen zijn:
• er zullen altijd pieken en dalen in de vervoervraag zijn; wel
kunnen pieken in de loop der tijd verscherpen of afvlakken
en verplaatsen in de tijd;
• de distributie van verplaatsingsafstanden zal altijd scheef
blijven: kortere afstanden worden relatief vaker afgelegd
dan langere afstanden; wel zal de gemiddelde
verplaat-singsafstand (sterk) kunnen toe- of afnemen;
• vervoerstromen
zullen
slechts
in
uitzonderlijke
gevallen
evenwichtig zijn:
meestal zal
de vervoerstroom
in één
richting groter zijn dan in de andere richting (beschouwd
over een korte periode: alleen ochtend of spits).
3
KWALITEITSINDICES RUIMTE
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de kwaliteitsindices die
voor de Ruimte-kwaliteit zijn bepaald
.
Na een beschrijving van
de (sets) kwaliteitsindices (3.1), wordt ingegaan op de
referen-tiewaarden (3.2), de kwaliteitsindicatoren (3.3) en de
kwali-teitskenmerken (3.4). Het hoofdstuk wordt afgesloten met een
schematisch overzicht van de kwaliteitsindices Ruimte
.
kwaliteitsindices:(§3.1) - direct ruimtebeslag (3.1.1) • Indirect ruimtebeslag (3.1.2) • produktie/afdankingsfase (3.1.3)
~---referentiewaarden(§3.2) kwallteltslndlcator: (§3.3) • direct ruimtegebruik (3.3.1) • indirect ruimtegebruik (3.3.2) - gewogen ruimtegebruik (3.3.3~~
kwalIteItskenmerken kwalIteItskenmerken vervoersysteem (3.4.1) ruimtelijk systeem (3.4.2)1
algemene kenmerken algemene kenmerken vervoersysteem (bijl. 2) ruimtelijk systeem (bijl. 3)
figuur 3. 1:opbouw kwaliteitsindices Ruimte
3.1
Kwaliteitsindices
Voor de beschrijving van de Ruimte-kwaliteit wordt
onder-scheid gemaakt tussen het directe en indirecte ruimtegebruik
(in de gebruiksfase) en het ruimtegebruik in de
produktie/af-dankingsfase van infrastructuur en vervoermiddelen.
3.1.1
3.1.2
Set direct ruimtegebruik (gebruiksfase)
De
gebruiksindex Direct Ruimtegebruik bestaat uit de
verhou-ding tussen het voor het vervoersysteem beschikbaar geachte
ruimte en het
directe ruimtegebruik. Onder het directe
ruimte-gebruik wordt verstaan de ruimte die een vervoersysteem
nodig heeft om te kunnen functioneren.
De
verdelingsindex Direct Ruimtegebruik bestaat uit het
per-centage van de benodigde ruimte
voor een bepaalde activiteit
dat niet langer voor die activiteit gebruikt kan worden vanwe
-ge de aanwezigheid van het vervoersysteem.
De genoemde 'bepaalde activiteit' kan betrekking hebben op een voor het onderzoeksgebied belangrijke, essentiële of waardevolle vorm van ru
imtege-bruik: hoewel een vervoersysteem wellicht relatief weinig ruimte vergt, kan het toch onwenselijk zijn dat een bepaald type grondgebruik aangetast wordt.