• Nie Znaleziono Wyników

Herkomst van organische stof in de Oosterschelde en zijn betekenis voor de voedselketen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Herkomst van organische stof in de Oosterschelde en zijn betekenis voor de voedselketen"

Copied!
34
0
0

Pełen tekst

(1)

rijkswaterstaat dienst getijde wateren bibliotheek

gransidiersweg 31 -4338 PG middelburg

herkomst van organische stof in de

Oosterschelde en zijn betekenis voor de

voedselketen

verslag onderzoek

M 1850

(2)

rjjkswaterstaat-dienst gett|dewat9fen bibliotheek gienadiorswag 31 -4338 MG middelburg INHOUD 1 . Inleiding... 1

2. Weergave van de isotopensamenstsl1 ing ...2 3. Resul taten van het onderzoek 7 4. Samenvatting en conclusies , „ , , . 12

Li teratuur 13 Bijlage A 15

(3)

HERKOMST VAN ORGANISCHE STOF IN DE OOSTERSCHELDE EN ZIJN BETEKENIS VOOR DE VOEDSELKETEN

1. Inleiding

Zwevend slib en afgezette sedimenten bestaan uit een groot aantal componenten waarvan de organische stof, kleimineralen, kwarts en kalk de belangrijkste zijn. Elk van deze componenten hee-Ft zijn eigen herkomst. Het is mogelijk gebleken om de herkomst van deze componenten aan de hand van hun isotopensamenstel1 ing na te gaan (re-f 1 ) . Bij het onderhavige onderzoek gaat het om de organische stof in de Oosterschei de. Van het element koolstof komen drie isotopen voor, koolstof met de massa 12, 13 en 14» De eerste twee isotopen zijn stabiele, het laatste isotoop C-14 is radioactief en wordt gebruikt voor datering. Bij dit onderzoek is gebruik

gemaakt van de stabiele isotopen met de massa 12 <lïZC) en 13

(li;*C>. Moleculen die deze isotopen bevatten (bijv. 1 3C 0a en

t:aCOa) vertonen een verschil in f ysisch-chemi sch gedrag t.g.v.

het massaverschil, waardoor er karakteristieke verschillen optreden in de isotopensamenstel1 ing van verschillende soorten organische stof. Hierdoor is het in principe mogelijk om van een complex mengsel als zwevend slib of bodemsedimenten de herkomst van de organische stof na te gaan. (ref 2, 3, 4, 5)Een tweede toepassing betreft de bijdrage van verschillende voedselbronnen voor secundaire producten. Het blijkt namelijk dat de isotaopsamenstel1 ing van voedsel wordt weerspiegeld in die van mosselen of andere organismen die leven van de organische stof in een ecosysteem (ref 6, 7, S, 9, 10, 11, 12),

Doel van dit onderzoek is het karakteriseren van de potentiële koolstofbronnen in de Oosterschel de, het vaststellen van hun relatieve bijdrage aan het afgezette en het zwevende sediment en het verkrijgen van inzicht in de bijdrage van de verschillende kool stofbronnen voor de secundaire producenten.

In bijlage A is het monsterprogramma, de chemische en micros-copische beschrijving van de monsters weergegeven (uitgevoerd door de Deltadienst, Hoofafdeling Milieu en Inrichting) In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de wijze waarop de isotoopsamenstelling wordt weergegeven en op de variaties in de koolstofisotopensamenstel1 ing in de natuur (voor zover relevant voor dit onderzoek). In hoofdstuk 3 worden de resultaten van het onderzoek besproken,

Opdracht tot uitvoering van dit onderzoek werd gegeven per brief Kenmerk 22226 (26 augustus 1981), de opdracht tot een kort aanvullend onderzoek werd gegeven per brief Kenmerk 22929 <3" december 1982).

Het onderzoek werd in nauwe samenwerking met de Rijksuniversiteit Groningen, afdeling Isotopenfysica (Prof. dr. W„G. Mook) uitgevoerd. Het rapport werd samengesteld door dr. W. Salomons.

(4)

Z Weergave van de i Motopenaamenstel 1ing

Het lichte koolstof isotoop met massa 12 komt het meeste voor: 98.9 7. van alle koolstof. De hierboven genoemde verschillen in massa veroorzaken een verschil in chemisch gedrag. Zo wordt bij de assimilatie van CO» door planten bij voorkeur het lichte isotoop opgenomen. Aldus ontstaat er een verschil in de concentratie aan het lichte (of zware) isotoop tussen kooldioxide in de lucht en de organische stof van planten,

wordt aangegeven als een fractioneringsfactor, is als:

Deze fractionering

welke gedefineerd

Hierin stellen R* en R» de isotoopverhouding (l3C/1:aC) weer voor

een element in stof A (in ons geval kooldioxide in de lucht) en in stof B (organische stof van planten).

De fractionering (verrijking) van stof B t.o.v. A is gedefineerd alss

(B) <B> -• 1 f-n

waarbij het gebruikelijk is om het, kleine, getal in 7.0 op te geven» Zo bedraagt de fractionering tussen opgelost bicarbonaat en mariene algen ongeveer 20 7.0 en die tussen opgelost bicarbonaat en kalk ongeveer 2 7.0. De f ractioneri ngsf actor is

(bij evenwicht) afhankelijk van de temperatuur.

Qm praktische redenen wordt, in plaats van een absolute isotopenverhouding R, steeds het relatieve verschil tussen die van een monster en een standaard gebruikt:

o — (RA - R«)/Ri

S « standaard m = monster

Evenals £ worden ook de $ waarden in 7.0 opgegeven. concentratie aan 13C hoger dan in de standaard, dan deltawaarde positief; is de concentratielager, dan is de negatief.

Is de is de waarde

Enkele voorbeelden van £-waarden voor koolstof in de natuur zijn weergegeven in figuur 1. Hierbij is uitgegaan van atmosferisch COs* dat een isotoopsamenstelling heeft van ongeveer - 7 7.0, Bij

de opname van C 0a door planten vindt een selectie plaats ten

gunste van de lichtere moleculen. Hierdoor is organische stof in landplanten verarmd aan het zware isotoop. De grootte van de fractionering is echter afhankelijk van de fotosynthetische cyclus die planten gebruiken. De meeste landplanten gebruiken de

C-3 fotosyrtthetische cyclus, die waarden voor de organische1 stof

(5)

Planten die leven onder extreme omstandigheden (hoge zoutgehalten, droog klimaat) maken gebruik van de£ycyclus$ dit gee-ft een ieotoapsamenstell ing voor het organisch materiaal tussen de 12 en de 16 7.0 (zie tabel 1 ) .

-5 -10--15 -25 fresh-water bicarbonate calcite 25'C kinetic - effects C during photo-_ synttlesis Un d humus-C02

Figuur 1. Natuurlijke variatie© in de isotoopsamenstel1 ing van koolstof (ref 13).

Voor mariene algen bedraagt de fractionering met opgelost taicarbonaat ongeveer 20 7.0, de isotoopsamenstelling van mariene algen ligt danook rond de - 19 V.0) .

Bij precipitatie van kalk vindt ook een i sotoop-f ractionering plaats, en de meeste kalken (die van mariene herkomst zijn) hebben een isotoopsamenstelling van ongeveer + 1 "/.O.

In bodems wordt deae kalk opgelost door C 0a afkomstig van

ontledend organisch materiaal. Hierdoor ontstaat een bicar-bona&toplossing met een isotoopffiamenstel1 ing van ongeveer -12 XO. Dit is ook de isotoopsamenstelling van het bicarbonaat in een rivier als de Rijn. Bij vermenging v^n rivierwater met zeewater in een estuarium zal de isotoopsamenstelling van het bicarbonaat

van rivierwater (-12 V.0) en die van zeewater van de saliniteit. Stroomt een rivier echter dan kan t.g.v, de lange verbl i j-f ti jd een met de atmosfeer optreden, waardoor de van het zoete meerwater gelijk wordt &an die is een proces dat o.a. in het IJsselmeer varieren tussen die

(+ 2 "/.O) afhankelijk in een meer uit, i satoopui twi sseli ng isotoopsamenstel 1i ng van zeewater. Dit optreedt.

In tabel 1 is een overzicht koolstofisotoopsamenstel1 ing in

opgenomen de natuur.

(6)

Opgelost bicarbonaat Opgelost bicarbonaat Atmosferisch COs» Mariene algen Landplanten: C3 fotosynthetische e** f otosynthetische Veen in in cycl cycl de zee rivieren LIS U S +2 -12 ™ "7 -27 +/-2 -14 +/-2 -27.5 + /-2 SEDIMENTEN

Rivier organisch materiaal

Autochtoon organische

stof (algen) -31 + /-2 Detritisch organisch

materiaal -27„5

+/-Marien organisch materiaal

Rivier organische materiaal

Erosie van veen

-27 +/-2 -27.5 +/-1 Autochtoon organisch

materiaal (algen e»d») -19 +/~2

Tabel 1. De koolstofisotoopsamenstel1 ing van enkele belangrijke relevante reservoirs.

Met deze verschillen in isotoopsamenstelling is het dus in principe mogelijk om de herkomst van organische stof in sedimenten na te gaan. Hierbij dient echter aan de voorwaarde te worden voldaan dat bij de ontleding vsn plantenmateriaal geen isotoopfractionering optreedt. Uit een literatuuronderzoek (ref 15) blijkt dat de isotoopsamenstelling van ontleed plantenmateriaal echter identiek is aan die van het uitgangsmateriaal (figuur 2A) .

Een tweede toepassing betreft het vaststellen van de voedselbron van secundaire producenten in een ecosysteem. Hierbij dient ook weer als voorwaarde dat geen isotoapfractionering optreedt, of althans dat deze kleiner is dan die tussen de te onderscheiden voedsel bronnen.

(7)

15) betreffende de isotoop-fractionering bij de voedsel opname tijdens laboratoriumstudies<B) en voedsel opname tijdens veld-studies <C), In dit laatste geval is de voedselbron a-fgeleid uit veldwaarnemi ngen.

-1,5 O '1.5 Differente in tsotope Ratios, */o.

Figuur 2. Veranderingen in de isotoopsamenstelling bij (ref 15): As degradatie van organisch materiaal

B: Voedselopname (Laboratorium studies) Cs Voedselopname (veldstudies)

Bij de voedselopname is er sprake van een verschuiving naar meer

positieve waarden. M.a.w. het zware isotoop (13C wordt bij

voorkeur vastgelegd in de weefsels). Het meest uitvoerige

onderzoek op dit gebied tot nu toe is dat van Gearing et al (1984) waarbij zowel in het veld als onder gecontroleerde omstandigheden (Mesocosms) onderzoek is verricht.

(8)

\ PhytoplanHton >85V. Nanoplankton n • 29 -22.2 * 0.6'/» PhytopMnkton >90'lt Diatoms n • 27 -20.3 » 0.6«/«, t Nanoplankton Detntus (-22.2°/.,) \ N \ N N Zoöplankton n . 19 -21.7 * i.3üfo. Zoöplankton n • 17 -19.8 . 0.9'V Diatom Detntus (-20.3'/») Sedimentary Organic Carbon n • 7 0 -21.5 * 0.5"/«i / / A.a.6*. > Non-carmvores n = 25 -18.7 « 1.3"/«, A • 2.1'/»« Shnmp and LarvalFish n . e -17.9 . 2.0°/™ WATER SEDIMENT Carmvores. n = 9 -16.6 i 0.8%o

Figuur 3. Samenvatting van de koolsto-f isotoopsamenstelling een op plankton gebaseerd ecosysteem (re-f 15)

i n

Van belang voor de Oosterschel de is het verschil in isotoopsamenstel 1 ing tussen het nanoplankton en de diatomeeén van ongeveer 2 */,Q. en de reeds gesignaleerde verrijking van met het zware isotoop in de voedselketen. Overigens concluderen de onderzoekers dat vooral de diatomeeën de belangrijkste voedselbron zijn voor het benthos.

Wel dient worden bedacht dat het systeem dat in re-f IS is onderzocht simpeler is dan de Oosterschelde. In de Oosterschelde treden gradiënten in de chloriniteit op en hierdoor in de isoto-pensamenstel1 ing van het opgeloste bicarbonaat. Hierdoor zal de isotoopsamenstelling van de primaire producenten niet constant zijn maar regionaal varieren.

(9)

3 Re«ulta\tq>p van het onderzoek.

De resultaten van het onderzoek zijn weergegeven in tabel 2.

Lok I II III IV V VI VII VIII IX X Xa Xb P -26.6 -25.8 -25.7 -24.0 -22.4 -23,3 s -26.1 -26.7 -24.4 -23.6 -23.0 -23.2 bg -24.7 -25. -24. -24. -24. -22.

e

4 1 3 6 bi -22. -24. -24. -24. 2 2 6 4 bf -24.1 -23.1 -25.2 -22.8 -20.0 -17.7 -20,6 PS pV V 2 -20.5 -20.1 -12.4 -12.9 -26.5 -20.2

Tabel 2. Resultaten van het isatopengeochemische onderzoek in de Oasterschelde. Voor de lokaties zie de bijlagen 2, 3, 4 en 5 in Bijlage A,

p - Fytoplankton m = micro-fytobethos 9 = seston a= macroj b~ micro

bg = sediment uit geulen ps « schorreplanten (levend) bi = sediment uit intergetijdegebied pv = schorreplanten (dood) b-f = mossel-faeces v = veen

H - mossel vlees

De bronnen aan organische stof voor de Oosterschelde zijn: - verspoeld veen

- schorreplanten

- micro-fyten (pianktonisch zowel als benthisch)

De POC (Particulate Organic Carbon) f luwen voor de belangrijkste componenten zijn weergegeven in -figuur 4.

(10)

NETTO

UITWISSELING MET ZEE

(NAAR DE KOM' CA. 100)

Figuur 4. Koolstofstromen in de Oosterschei de in tonnen per dag (ref 14).

P.Ü.C.

De resultaten voor de Oosterschel de voor wat betreft de isotoopsamenstelling van het veen en die van de scharreplanten liggen binnen de literatuurrange. Voor de schorreplanten komen deze overeen met die voor C*~planten.

De isotoopsamenstelling van het verzamelde fytoplankton wijkt sterk af van die gevonden in de literatuurwaarden voor mariene algen. In de öosterschelde is echter sprake van een in-flux aan zoetwater, hierdoor hee-ft de isotoopsamenstelling van het opgeloste anorganische koolstof geen constante waarde maar varieert tussen de mariene en de rivierwaarde, afhankelijk van de chlorinxteit (zie figuur 5 ) ,

E-tij de interpretatie van de gehalten moet dit gegeven danook allereerst in rekening worden gebracht. Voor het fytoplankton wordt een verband tussen isotoopsamenstelling en de chloriniteit verwacht die min of meer parallel verloopt met die tussen het opgeloste bicarbonaat en de chloriniteit, Bij figuur 5 is hiermee rekening gehouden door de schaal voor de isotoopsamenstelling van het opgeloste bicarbonaat met 20 7.0 (de isotoopfractionering tussen fytoplankton en bicarbonaat) te verschuiven t.o.v. de schaal voor het fytoplankton. Op deze wijze geeft de de schaal rechts de isotoopsamenstelling van het opgeloste bicarbonaat en op de schaal links de (theoretische) waarde voor het fytoplankton.

De samenstelling van het fytoplankton loopt min of meer parallel met de getrokken theoretische lijn. De samenstelling is echter meer negatief dan verwacht mag worden voor puur (theoretisch) fytoplankton. Dit duidt erop dat dat waarschijnlijk niet alleen fytoplankton met het net is verzameld. Er is wel met een plantonnet "gevist" maar daarmee worden ook andere deeltjes waaronder verspoeld veen ingevangen en gesuspendeerd fytobenthos.

Een bijmenging met land organisch materiaal <£ i:®=~-27) kan

(11)

- 30 - 28 - 26 - 22 - 20 _ I _ • seston 4 Planktonnet * bicarbonaat LJ bodemgeul I -12 -10 - 6 - 2 zee) !° '2 l 4 l 6 18 18 7„o Chloriniteit

Figuur |. Variaties in de isotoopsamenstelling van de organische stof in de Oostcrschelde

(12)

De aanvullende analyses (Bijlage 8 en 11 van Bijlage A) bevestigen dit:

- de chlorophylgehalten zijn laag, af te leiden is dat er slechts 6 - 2 5 7. koolstof in het POC afkomstig is van fytoplankton

- de aanwezigheid van anorganische bestanddelen in de monsters Tevens zijn de waarden voor het seston in een aantal gevallen vergelijkbaar met het materiaal verzameld met het planktonnet. Deze resultaten duiden erop dat met het planktonnet niet het zuivere fytoplankton is verzameld. De bemonsterde -fractie kan beter worden omschreven als "gro-f seston". Dit grove seston bevat dus fytoplankton vermengd met land organisch materiaal en opgewerfeld micro-fytobenthos». In tabel 3 is de voor de lakaties I t/m VI de samenstelling van het "fytoplankton", de theoretische samenstelling (op basis van de chloriniteit), van het seston en van de bodem van de geul weergegeven. Het is niet mogelijk om een theoretische waarde te geven voor het micro-fytobenthos aan gezien de fractionering met het opgeloste bicarbonaat niet bekend is. Voor micro-f ytobenthos kan deze anders liggen omdat de isotoop-samenstelling van het poriënwater in het sediment meer negatief zal zijn dan die van het bovenstaande water. In het sediment treedt namelijk een ontleding van organisch materiaal op (gemeten isotoopsamenstelling rond de - 25 %ö), üe hierbij geproduceerde CD» heeft een waarde van ongeveer - 25 "/.o (gel ijk aan die van het

organisch materiaal), lost door de hoge PCoa kalk op, dan wordt

een isotoopsamenstelling van het bicarbonaat in het sediment van - 1 2 7.0 verwacht. Door uitywissel1 ing met het bovenstaande water zal in het sediment een verloop ontstaan in de isotoopsamen-stelling met de diepte. Echter, globaal genomen zal de isotoap-samentstelling van het bicarbonaat in het sediment naar meer nagatieve waarden zijn verschoven t.o.v. het bovenstaande water. Afhankelijk van de plaats waar het microfytobenthos zijn COss opneemt zal de isotoopsamenstel1 ing hiervan verschillen van die van het fytoplankton. Figuur 3 laat zien dat de isotoopsamen-stelling voor phytoplankton dat voor 90 "/. uit diatomeën bestaat minder negatief is dan die van het nanoplankton. In hoeverre dit ook geldt voor benthische diatomeeën is niest bekend. Wel geven de resultaten van dit onderzoek voor de isotoopsamenstelling van microf ytobenthos op lokatie X een waarde van - 20.6 7.0, het dichtst bijgelegen monsterpunt voor fytoplankton is I. De theore-tische waarde voor het fytoplankton op deze lokatie is -22.8 7»o (tabel 3 ) . Dit zou een verschil in isotoopsamenstelling tussen fytoplankton and microfytobenthos van ongeveer 2 7.0 inhouden» Hoewel dit niet meer dan één waarneming is, stemt het verschil overeen met de literatuur (ref 12, 15),

Een bijmenging van microfytobenthos aan het "grove seston" en eventuele bijmenging van schorreplanten veroorzaakt een verschui-ving in de isotoopsamenstelling geven naar minder negatieve waar-den. Echter, het tegengestelde wordt gevonden: de istoopsamen-stelling van het "grove seston" is verschoven naar meer postieve waarden vergeleken met de theoretische waarde. Dit kan alleen verklaard warden uit het overheersen van een bijmenging van land

(13)

organische materiaal (verspoeld veen ) .

Een bijmenging van opgewerfeld microfytabenthos en van schorreplanten kan niet worden uitgesloten, maar kan echter niet met behulp van de isotopensamenstelling alleen worden vastgesteld. Locatie

I

II

III IV V VI Chloriniteit 15.3 12.6 16. 1 16.6 17. 1 18. 1 Fytopl

6

-26.6 -25.8 -25.7 -24.0 -22.4 -23.3 ankton IS (-22.8) (-25.0) (-21.8) (-21.5) (-20.8) (-20.0) Seston -26.1 -26.7 -24.4 -23. 6 -23.0 -23.2 Bodem geul

£

>a -24.7 -25. 8 -24.4 -24. 1 -24. 3 -22.6

Tabel 3. Isotoopsamenstelling van de organische stof in het fytoplankton, seston en de sedimenten van de geulen. Tussen haakjes is bij de kolom fytoplankton de theoretische waarde weergegeven.

De monsters van de bodem van de geulen en die van het intergetijdegebied hebben gemiddeld genomen een minder negatieve isotoopsamenstel1 ing dan die van het "grove seston" en van het seston. Dit geeft aan dat de bijmenging van land organische materiaal geringer is. Slechts in één enkel geval was het mogelijk om na te gaan of er sprake was van een bijmenging van materiaal met een minder negatieve isotoopsamenstelling.

In een monster (lokatie VII) kwam nogal veel houtachtig materiaal voor. Dit is uitgeprepareerd en de isotoopsamenstelling gaf een waarde van -15.4 '/.O. Dit resultaat laat zien dat schorreplanten in principe kunnen bijdragen tot de organische stof in sedimenten van de Oosterschelde.

De isotoopsamenstelling van de mossel f aeces komt in grote lijnen overeen met die van het seston ter plekke. Echter die van het mossel vlees komt niet overeen met die van de faeces nog met die

van het seston. Wel ligt de isooopsamenstel1ing in de range

zoals die gevonden is voor het microfytobenthos. Echter, wordt aangenomen dat bij de opname een isotoop-fractionering optreedt (zie figuur 3 ) , dan valt voorshand niet uit te sluiten dat toch het fytoplankton kan bijdragen. Voor één lokatie zijn zowel gegevens van microfytobenthos, van mosselvlees (lokatie X) als van fytoplankton (van de nabijgelegen lokatie I) beschikbaar. De waarde voor het mosselvlees bedraagt - 20.2, die van het microfytobenthos -20.6 en die voor de theoretische waarden van het fytoplankton - 22.8 "/.0. Wordt een isotoopfractionering aangenomen bij de assimilatie van fytoplankton in aanmerking genomen, dan valt voorshands nog niet uit te sluiten dat naast het microfytobenthos ook het fytoplankton als voedselbron in

(14)

aanmerking komt voor de onderzocht mosselen.

Voorlopig moet op grond van het beperkte getallenmateriaal worden geconcludeerd dat het onverteerbare <land)organische materiaal wordit uitgescheiden dat nog geen eenduidige uitspraak mogelijk is over de bijdrage van microfytobenthos en fytoplankton als voedselbron. Dat nog geen eenduidige uitspraak kan worden gegeven wordt veroorzaakt door:

- de isotoopsamenstel1 ing van puur fytoplankton is niet bekend ~ de isotoap-fractionering bij de assimilatie van organische materiaal is niet bekend voor de öosterscbelde

- het getallenmateriaal is beperkt

i Samenvatting gn. conclusie»

1. De isotopengeochemie maakt het mogelijk om onderscheid te maken tussen de verschillende bronnen van koolstof in de Oosterschel de

2. Het grove seston en het seston bevat een belangrijke bijdrage aan land organische materiaal (verspoeld veen)

3. In de afgezette sedimenten is bijdrage van land organisch materiaal globaal gezien geringer dan voor het zwevend sediment. 4. In de afgezette sedimenten zijn aanwijzingen gevonden voor een bijdrage van schorreplanten materiaal aan het hier aanwezige organische stof.

5. De isoopsamenstelling van mossel vlees komt n.i.e.t. overeen met die van de mosselfaeces nog met die van het seston. Klaarblij-kelijk wordt het onverteerbare (land) organische materiaal uit-gescheiden. Op grond van het beschikbare getallen materiaal is nog geen éénduidige uitspraak mogelijk over de relatieve bijdrage van fytoplankton en microfytobenthos als voedselbron.

6. Het is niet gelukt om puur fytoplanktonmateriaal te

verza-melen. Een vervolgonderzoek zal zich, naast uitvoeriger onderzoek aan de voedselketen, moeten richten op het verzamelen van puur fytoplankton materiaal. Dit is noodzakelijk om meer quantitatief inzicht in de koolstofhuishouding van de Oosterschelde te verkrijgen en om meer inzicht te verkrijgen in de bijdrage van de verschillende koolstofbronnen voor de voedselketen.

(15)

LITERATUUR

<1) W. Salomons and W.6. Mook (1982) Natural isotopes for sediment transport studies. WL publikatie no. 271.

(2) W. Salomons and W.6, Mook (1981) Field observations on the isotopic composition a-f particulate organic carbon in the Southern North Sea and adjacent estuaries. Mar. Beol. 41 s Mii -M20

(3) P.M, Tan and F.C. Strain (1979) Carbon and owygen isotope ratios in the Sagunay Fjord and the St. Lawrence estuary and their implications for paleoenvironmental studies. Estuarin Mar. Sci. 8: 119-126

(4) D.J. Schultz and J.A. Calder (1976) Organic carbon (13C/12C) variations in estuarine sediments. Beochim, Cosmochim. Acta 4 0 : 381-385

(5) M. Fontugne and J.M. Jouanneau (1981) Sedimentologie: la composition isotopique du carbone organique des matieres en suspension dan© 1'estuaire de la Gironde. Application a 1'etude de la distribution bu plomb et du sinc particulaires. C.R. Acad. Sci. Paris 293: 389-392.

(6) C.T. Hackney and E.B. Haines (1980) Stable? carbon isotope composition of fauna and organic matter callected in a Mississippi estuary. Est. Coastal. Mar. Sci. 10: 703-708

(7) P. Schwinghamer, F.C. Tan, D.C. Gordon (1983) Stable carbon isotope studies on the Pecks Cove mudfl&t ecosystera in the Cumberland Basin, Bay of Fundy. Can. J. Fish. Aquat. Sci. 4 0 : 2 6 2 - 272.

(B) B. Fry and P.L. Parker (1979) Animal diet in Texas Seagrass

meadows: *3C evidence for the importance of benthic plants. Est.

Coastal Mar. Sci. 8: 499-S09

(9) B. Fry, R.S. Scalan and P.L. Parker (1977) Stable carbon isotope evidence for two sources of organic matter in coastal sedimentsï seagrass and plankton. Geochim. Cosmochim. Acta 4 1 :

1875-1877.

(10) E.B. Haines (1976) Stable carbon isotope ratios in the biota, soils and tidal water of a Georgia Salt Marsh, Est. Coastal Mar. Sci. 4s 609-616

(11) G.W, Thayer, J.J. Sovoni and D.W, Connally (1983) Stable carbon isotope ratios of the planktonic food web in the Northern CBulf of Mexico. Buil. Mar. Sci. 33s 247-256.

(12) E.B. Haines and C L . Montague (1979) Food sources of

estuarine invertebrates analysed using l 3C/1 S EC ratios. Ecology

60:48-56.

(16)

(13) W.G. Mook (1984) Principles o-f Isotope Hydrology. Collegedictaat. VU Amsterdam.

(14) Slibtransport in de üosterschelde. Driemaandelijkse Berichten Deltawerken 1982s 39- 48.

(13) J.N. Gearing., P.J. Gearing,, , D.T. Rudnick., A.G. Requejo and M.J. Hutchins (1984) Isotopic variability of organic carbon in a phytoplankton-based temperate estuary. Geochim. Cosmachim. Acta 48: 1089-1098.

(17)

(NOTITIE DDMÏ ~ 82.391)

A. HOLLAND RWS-Deltadienst

(18)

1. Inleid!ng

Ten behoeve van een onderzoek naar de aanwezigheid van potentiële organische sto-f bronnen in de Oosterschei de is een bemonstering uitgevoerd. Deze bemonstering was over het gehele gebied vef— spreid en betrof zowel zwevend materiaaal in de water-fase, bodem-materiaal als vegetatie, afkomstig s/an schorren.

De verschillende monsters zijn na vriesdrogen opgestuurd naar het

WL in Haren, waar in samenwerking met de RU-groningen de .1 3

(*»C/^O-verhoud ing) wordt bepaald.

In notitie DDMI-82.220, getiteld: "De bemonstering van organische sto-f bronnen in de Oosterschelde", staat beschreven hoe de bemonstering moest worden uitgevoerd. Daarin staat ook welke

analyses er (naast, de » 13S bepaling) uitgevoerd moesten worden. De

resultaten van gX§_ analyses worden in deze notitie gegeven.

2. Monsterpunten

Op bijlage 1 is een totaal overzicht gegeven van de monsterpunten, de positie, getij-fase en het type bemonstering dat op een bepaalde dag op enige plaats is uitgevoerd. De gebruikte codering is overeenkomstig die zoals in notitie 82.220 gegeven. De bijlagen 2 t/m 5 zijn gedetailleerde plotterkaarten van het totale gebied, waarin de verschillende monsterpunten zijn aangegeven door een ster en een volgnummer als romeins cij-fer. Waar nodig is met een kleine ster aangegeven waar specifieke bemonsteringen zijn uitgevoerd in de buurt van het oorspronkelijk gekozen monsterpunt.

In de volgende hoofdstukken worden de bemonsteringen beschreven.

3. Bemonsteri nq

De uitgevoerde bemonsteringen zijn als volgt gecodeerd:

6 planktonmonsters, > 60 micron 6 sestonmonsters, centrifuge é> bodemmonsters, geulen 4 bodemmonsters intergetijdengebied 3 bodem-mosselfaeces 4 fytobenthosmonsters 2 schorreplantenmonsters 3 veenmonsters 3 mossel monsters p I t/m p VI s I t/m s VI bg 1 t/m bg VI bi VII t/m bi X bf U I , bf IV en bf X m IX, m X, m X b (micro) m X <=t (macro) ps IX en pv IX v I, vla, v IX :•: IV, z VIII, z X.

Het bemonsteren van plankton, seston en bodem in de geulen gebeurde per schip en daarbij werden op ieder monsterpunt een aantal gegevens verzameld. De resultaten daarvan staan in bijlage 6. Tegelijk werden watermonsters genomen, gefixeerd met KJ (code wi I t/m wi VI) voor plankton-analyse, alsmede watermonsters die gekoeld werden bewaard (code wa I t/m wa VI) voor chemische analyse op het laboratorium van MI,

De resultaten van de plankton-tel1ingen in de watermonsters zijn gegeven in bijlage 7.

De chemische analyseresultaten staan in bijlage 8.

(19)

g.,1 F l a n ^ t a n m o n s t e r s

M o n s t e r s z i j n v e r z a m e l d d o o r op het m o n s t e r p u n t , g e d u r e n d e 2 0 m i n u t e n een p l a n k t o n n e t met een m a a s w i j d t e van 6 0 m i c r o n op d e s t r o o m in het w a t e r t e laten h a n g e n . D o o r P, van R i j s w i j k van het D I H O i s , in een g e d e e l t e van het p l a n k t o n m o n s t e r , b e p a a l d w e l k e p l a n k t o n s o o r t e n erin v o o r k o m e n . D e rest van het m o n s t e r is g e v r i e s d r o o g d . D e r e s u l t a t e n van d e d e t e r m i n a t i e v^n de p l a n k t o n -m o n s t e r s zijn g e g e v e n in b i j l a g e 9.

N a het v r i e s d r o g e n is v a n de p l a n k t o n m o n s t e r s het d r o o g g e w i c h t b e p a a l d , de korrel g r o o t t e - v e r d e l ing (na v e r w i j d e r i n g van d e o r g a n i s c h e stof en het c a l c i e t ) en het p e r c e n t a g e a n o r g a n i s c h e k o o l s t o f . D e z e r e s u l t a t e n zijn o p g e n o m e n in b i j l a g e 10.

^JZ Sector), (code 5)

Het s e s t o n is v e r z a m e l d door g e d u r e n d e 2 0 m i n u t e n b i j een d e b i e t van 5 0 0 1. p e r uur te c e n t r i f u g e r e n met d e S h a r l e s s - S u p e r c e n t r i f u g e . D e m o n s t e r s zijn g e v r i e s d r o o g d en g e w o g e n . D a a r u i t is het s e s t o n g e h a l t e b e r e k e n d .

Van a l l e s e s t o n - m o n s t e r s is het p e r c e n t a g e a n o r g a n i s c h koolstof b e p a a l d en van ëën m o n s t e r t e v e n s de korrel g r o o t t e - v e r d e l i n g <omdat d a a r v a n v o l d o e n d e m a t e r i a a l w a s ) . D e r e s u l t a t e n zijn g e g e v e n in b i j l a g e 1 0 . 5ISM3 B o d e m s e d i m e n t (code b g , bi , b f ) 3.3.1 G e u l e n (code b g ) De m e n g m o n s t e r s d i e m . b . v . R o t a t i n g B u c k e t - S a m p l e r van de b o d e m in de g e u l e n zijn g e n o m e n zijn g e a n a l y s e e r d op k o r r e l g r o o t t e v e r d e l i n g ( z e e f a n a l y s e ) en c a l c i e t g e h a l t e m . b . v . de S c h e i b i e r -m e t h o d e . De r e s u l t a t e n zijn g e g e v e n in b i j l a g e 1 1 . 3.3.2. I n t e r g e t i j d e n q e b i e d (code bi) D e z e l f d e a n a l y s e s a l s b o d e m s e d i m e n t g e u l e n , z i e b i j l a g e 1 1 . 3.3.5 M o s s e l ~ f a e c e s (code bf ) De m o n s t e r s z i j n g e n o m e n op p l a a t s e n waar g r o t e a a n t a l l e n mossel v o o r k w a m e n . Op m o n s t e r p u n t III w a s dat op perceel 179 van d e G a l g p l a a t , m o n s t e r p u n t IV b e t r o f een o p v a n g b a k van de f a e c e s in de i n s t a l l a t i e van het p r o j e c t R I S I C O in Sof i a - h a v e n . Op m o n s t e r p u n t X werd een s p e c i a l e m a s s e l p o p u l a t i e in d i r e c t e o m g e v i n g van de " S u p e r b o e i " g e m o n s t e r d . S t e e d s werd de b o v e n s t e 2 cm van het s e d i m e n t v e r z a m e l d . Na v r i e s d r o g e n werd in d e z e m o n s t e r s d e korrel g r o o t t e - v e r d e l ing (na. v e r w i j d e r i n g C-org en C a l c i e t ) en het a n o r g a n i s c h koolstof g e a n a l y s e e r d . z i e b i j l a g e

10.

3,4 , M i c r o - en., m a c r o f y t o b e n t h o s (code m)

Op de s l i k k e n van R a t e k a a i (m IX) en d& Y e r s e k e O e s t e r b a n k (rn X) is het m i c r o f y t o b e n t h o s g e m o n s t e r d door op een tiental p l a a t s e n de b o v e n s t e m i l l i m e t e r s van de b o d e m t e s c h r a p e n en b i j e l k a a r te d o e n . Dat g e b e u r d e op p l a a t s e n , waar het m i c r o f y t o b e n t h o s met het

(20)

oog waarneembaar was. Op die plaatsen komen de algenkolonies voor in dunne, meestal bruingekleurde. lagen op het sediment. Uiteraard kon bij die bemonstering niet worden voorkomen dat enig sediment werd mee-bemonsterd.

Eveneens op de Yerseke Oesterbank werd een monster (M X b) samengesteld door op een aantal plaatsen "buisdiathomeeön te monsteren. Deze buisdiatomeeön komen in geconcentreerde kolonie-vorm voor omdat ze in huisjes zitten die weer in grote aantallen aan al kaar vastzitten (als een grote pluk haar). Dit monster zal aanzienlijk minder sediment bevatten dan de eerder genoemde micro-f ytobenthos monsters.

Ha. vriesdrogen is in deze monsters de korrelgroatte-verdel ing (na

verwijdering C-org. en calciet) en het anorganisch koolsto-fgehalte bepaald. De resultaten daarvan sijn gegeven in bijlage 10. De microfytobentbas-soorten zijn door E. Daemen van het 0IH0 gedetermineerd, de voornaamste soorten zijn gegeven op bijlage 12.

Het macro-f yten-monsters (M X a) is afkomstig van de steenglooi ing op de dijk, gelegen aan de Yerseke üesterbank. Het betreft een monster van het daar in ze&r grote hoeveelheden voorkomende Knotswier (Ascophyllum nodosum). Deze plant is in stukjes gesneden en gevriesdroogd, er zijn geen analyses aan verricht. 3..J5 Schor rep 1 anten (code p)

Er is een monster samengesteld van het op de schorren hoofdzakelijk voorkomende Spart ina-grsts. Er is gemonsterd door

het "maaien" van 2 m3 van het schor ter hoogte van Rattekaai.

Dat monster is gesplitst in twee delen. Een deel is schoongespoeld met demi-water en vervolgens fijngeknipt ( ps IX), Dit is gedaan omdat aan de Spartinastengels veel slib vastzat. Het andere deel is zonder schoonmaakbehandel i ng -fijngekinpt (pv IX). Dese monsters zijn niet geanalyseerd.

5.6 Veen (code v)

De veenmonsters komen of ter plaatse uit de bodem (v I Speelmansplaten), dan wel van een veenlaag die op de bodem lag. Het 1aaste was het geval voor de monsters v l a Speel mansplaten en v IX Rattekaai. Het is niet onwaarschijnlijk dat het daarbij gaat om veen uit de bodem van het Markiezaatsmeer omdat het afge-lopen jaar aanzienlijke hoeveelheden van dat materiaal in de Kom van de Oosterschelde terecht zijn gekomen (z»g. Hol land-veen). Aan deze monsters zijn geen analyses uitgevoerd.

5.7 M , Macrozoflbenthos (code z)

Deze monsters zijn samengesteld uit een tiental mosselen die per monsterpunt (z IV, z VIII, z X) verspreid waren genomen m.u.v. z IV, daar waren het mossels uit de installatie van Sof ia-haven. Van deze mossels werd eerst het weefsel (organen + spierweefsel) per monsterpunt bij elkaar gedaan en gevriesdroogd. Dezm monsters zijn niet geanalyseerd.

(21)

.Evaluatie

- De bemonsteringen zijn eind maart en in de eerste hel-ft van april 1982 uitgevoerd binnen een tijdsbestek van 2J dagen.

- De monsterlokaties zijn nauwkeurig bekend»

- De bemonsteringstijdstippen zijn bekend voor zover het waterbe-monsteringen betre-ft.

- Van de bemonsteringen te water en van de onderwaterbodem zijn uitgebreide analyses voorhanden o v e n weersomstandigheden en de samenstel 1 ing van het water in biotische en a-biotische zin. - Van de sedimentmonsters is, voor zover zo'n monster homogeen

verdeeld was, bepaald: het drooggewicht, de karrelgrootte en het calciet gehalte. Daarvoor zijn verschillende methodes gebrui kt«

* Fijn materiaal, weinig monstert Korrelgrootte-analyses op de "Sedigraph", na verwijdering van C-org. en calciet en zeven over 53 micron gaas. Calciet is berekend uit het anorganische

koolstofgehalte dat colorimetrisch is bepaald als CGB dat

vrij komst bij aansuren van het monster»

* Grof materiaal, veel monster: Korrel grootte-analyse d.m.v. nat o-f droog zeven (a-fh. van lab. capaciteit). Het calciet-gehalte is daarbij geanalyseerd door volumetrisch het

vrijgekomen CQa te bepalen na aanauren (Schei bier-methode). - Een aantal monsters is niet geanalyseerd omdat deze monsters te

inhomageen waren (fyte>n~, schorreplanten-, veen- en macro-zoöbenthos monsters).

~ Van zowel de plankton- als de microfytobenthosmonsters zijn de soortensamenstellingen bepaald.

Het zou te ver voeren conclusieve uitspraken te doen over de gepresenteerde gegevens-set. De gegevens moeten gezien worden als achtergrond in-formatie, die bij de bespreking van de

(22)

BIJLAGE 1

Monsternaie t.b.v, oriënterend onderzoek kool stofbronnen Oosterschelde Monster- Datui Positie

punt t.h.v. lokatie

Tijd Setijfase Codering centrifugeren tonsternate 1 II III IV V VI VII VIII IK X IV IX X IK III I IK 310362 310282 310382 310382 010482 01Ö4B2 150482 150482 1S0482 150182 150482 260382 2603S2 310362 010482 010482 010482 Lodijkse Gat ZM-17 Zuid V H j e , ingang SRK Katse Veerhaven P3 Sofia-haven MRBfl Geul Banjaard P12

Vlakte van Raan VR St. Philipsland St. ftnnaiand

Rattekaai, intergetijdegebied Yerseke, intergetijdegebied Bofia-haven, installatie RISICO Rattekaai, intergetijdegebied Yerseke, intergetijdegebied Rattekaai, schor Galgeplaat, perceel 19 Speeliansplaat, intergetijdegebied Rattekaai, intergetijdegebied 67669 75548 51992 39948 30743 6189 68830 66100 71000 63230 39210 71000 63230 71880 53480 69630 72580 390587 406127 400461 403371 411752 392948 407670 403250 384480 3B8540 401670 384480 388540 384080 401010 390750 3B5100 10.12-10.32 7.45- 8.05 11.53-12.13 15.18-15.38 9.20- 9.40 11.52-12.12 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. eb vloed, eb, vloed, eb, eb, eb eb eb eb -eb eb eb eb eb eb HM B.48 NH 8.59 LH13.45 LH13.05 m s.15 LM13.20 h. h. ft. h. h. h. P-Pi Pt Pi P, bi bi bi bi 2, 1 1, ps bf V 5» «i sl s, Si s, 1 1 , z bf •a bg bg bg ög bg , bf , tb . PV va 20

(23)

SOORT METING :"BftLAUX 56 57 53 P l o t t e r k a a r t O o s t e r s c h e l d e RIJKSWATERSTAAT DELTADIENST Aid. Milieu-onderzoek schaal i-.aQOOO t.lt.nr. 340 77M9S JfornJ 1 A2

(24)

ao et es

Plotterkaart Oosterschelde Oost RIJKSWATERSTAAT DELTADIENST

Aid. Milieu-ou

53 54

ichoat i:80O0O

(25)

99 6O Cl

J9Z I

31 32 33

Plotterkaart Oosterschelde West o

RIJKSWATERSTAAT DELTADIENST

Afd. Milieu-onderzoek naoooo

Iform.

(26)

H M K

Plotterkaart Kuststrook monding Westersc'heldt RIJKSWATERSTAAT DELTADIENST

Aid. Milieu - onderzoek

Schoot l:VK)0OO tmk.nr.3T0 73 M 149 CD UI [form.j

Lv i

(27)

BIJLAGE 6

M i n g e n , uitgevoerd tijdens de beionstering van de geulen

Weerbericht In-situ «tingen lonsternater (geiiddeld)

Monster- Hind- Hind- Lucht- Lucht Teip. Hoogte Zuur Cl- Fluor- Q2 Troebel-punt snel- rich- druk teip. water graad esc. gen. heid

beid ting koloi

•/sec o ibar oC oC H. pH ag/1 V. ig/1 i.e.

I II 111 IV V VI 11.9 9.8 11.4 10.0 7.6 4,3 65 53 60 49 99 158 101B 1018 1018 1017 1017 1017 5.4 3.5 6.8 10.1 6.4 9.B 6.0 6.2 6.0 6.2 6.1 6.5 19 13 19 18 11 7.5 8.2 8.1 8.2 8.3 8.2 8.3 15259 12584 15994 16585 17094 17976 7.53 6.58 8.91 4.26 4.51 8.15 12.0 11.8 12.1 12.1 12.2 12.1 625 1160 1530 1388 1105 5646 JK! W1

(28)

BJJLABE 7

Beschrijving watermonster Wi I t/m Wi VI

Bemonstering uitgevoerd op 31-3 en i-4-82 t.b.v. Wi I Wi II WI III WI IV WI V Wi VI

Sceletanema castatum - veel Thalassionema nitzschiaides - veel Podosira stelliger - enkele Paralia sulcata - enkele Coscinodiscus spec - enkele Cryptomonas spec - enkele Cryptamonas spec - enkele Thai assi cinema nitzschiaides - enkele Sceletanema costatum - enkele Asterionella kariana - enkele Thalassionema nitaschioides - enkele Thaiassiosira spec - enkele Sceletanema castatum - enkele Sceletanema costatum - enkele Thalassiosira spec - enkele Thalassionema nitzschioides - enkele Asterionella kariana - enkele Thalassionema nitzschioides - enkele Plagiogramma brockmannii - enkele Thalassionema nitsschioides - enkele

131 onderzoek.

(29)

BIJLAQE 8

Analysfös van watermonsters, genomen tijdens uitvoering monsterprogramma

Monster-punt I II III IV V VI Cl' ppm 15275 12641 16081 16605 17112 18147 opgel.arg. koolstof ppm 2.3 2.9 1.9 1.5 1.4 1.8 opgel.anarg. kaQlsta-f ppm 29.8 30.7 29.9 29.9 29.6 33.4 zuur-graacl pH 7.92 7.72 7.92 7.96 9.93 7.98 zwevende stof mg/L 22 10 31 30 36 162 P.O.C mg/L 1.9 1.7 2.2 2.2 2.4 7.3 Monster-punt I II III IV V VI P.O.C. */. van vende 8.6 17.0 7. 1 7.3 6.7 4.5 in chloro-zwe- fyll stof ppb 3.5 2.5 6.5 6.5 12.0 22.0 tot. p.igm. ppb 6.0 4.0 6.5 7.5 14.0 28.0 P.O.C, in mg/L afkom-stig van chlorofyl1 0. 18 0. 10 0.33 0. 33 0. 60 1. 10 7. P.O.C afkomstig van chloro-fyll t.o.v POC

9.2 5.9 14.8 14.S 25.0 15. 1

(30)

BIJLAGE 9

Beschrijving van de planktonmonsters P I t/m P VI 60 micron.

Bemonstering uitgevoerd op 31-3 en I~4~i982 t.b.v» X!s onderzoek,

P I P II P III P IV P V P VI Biddulphia aurita ~ 95/C,

daarnaast v^n 4 soorten enkele exemplaren Biddulphia aurita - 95"/.,

daarnaast van 2 soorten enkele exemplaren Biddulphia aurita - veel,

Thaiassionema nitzschioides -~ veel, Plagiogramma brockmanni ~ veel,

daarnaast van 7 soorten enkele exemplaren Biddulphia aurita ~ dominant

Thalassionema nitsschioides ~ veel

Asterionella japonica ~ redelijk aantal Plagiogramma brockmanni - redelijk aantal Sceletonema costatum - redelijk aantal Thaiassiosira undulatum - redelijk aantal daarnaast van 4 soorten enkele exemplaren Strepthotheca thamensis - dominant

Sceletonema costatum - veel

daarnaast ven 15 soorten enkele exemplaren Strepthotheca thamensis - dominant

ddarnaast van 14 soorten enkele exemplaren

(31)

BIJLABE 10

Analyseresultaten van gevriesdroagde lonsters van het l3 onderzoek.

Honster Droog- Conc. X korrelgrootte - fractie in licron * X CaCOs I

omschrijving gewicht ig/L flnorg. C. Org. C grai >53 32-53 25-32 16-25 8-16 2-B <2 t* Plankton pi 15.55 33.5 1.2 1.2 1.2 2.4 14.5 46.0 13 16,6 pil 27.75 53.5 3.0 1.0 1.0 2.0 B.9 30.6 13 9.B pil I 45.73 75.9 0.4 0.4 1.5 1.8 3.6 16.4 23 1,6 pIV 1B.47 42.0 0.6 1.2 1.7 3.5 11.0 40.0 22 6,3 pV 17.18 33.1 3.7 0.7 2.2 4.5 14.1 41.7 30 6.2 pVI 22.58 27.0 4.7 1.9 4.7 9.5 9.5 42.7 2B 6,9 Seston Hicrofytob. NosseHaeces SI SU SIII SIV

sv

SVI •IX •X •Xb N I H bflV bfX 4.33 2.86 9.35 5.67 6.96 31.77 108.92 241.05 19.43 157.10 -111.02 26.0 17.2 56.1 34.0 41.8 190.6 -2.2 77,0 B6.6 56. B 72.5 1,2 78.4 -2.0 1.5 1.1 0.5 1.3 0 1.7 -1.0 1.9 0.9 1.4 0,6 1.0 0.9 -9.8 2.2 1.4 1.4 1.6 2.0 1.7 -8.8 2.2 0.9 1.9 1.9 4.9 1.7 -19.6 3.6 2.3 10.1 5.4 19.B 2.6 -56.6 11,6 6.8 27,9 16.7 71.1 13.0 26 26 25 29 32 33 5 10 9 14 21 6 5,7 2.9 2.1 3.9 4.2 3.6 1,2 0.3 4.3 0,9 4.5 0.7

• Korrelgroatte-analyse i.b.v "Sedigraph" na verwijdering C-org, en calciet en zeven over 53 aicron.

tt ï CaCQs berekend uit anorg, C, bepaald door coloriietrische analyse van, d.i.v. aanzuren vrijgekoien, CO».

(32)

BIJLA6E 11

Analyseresultaten bodeiiansters.

Monster ï korrelgrootte-fractie in licron

omschrijving • <53 53-106 106-150 150-210 210-300 300-420 420-600 >600 Bode* - geulen bg I 1.0 5.7 35.8 4B.2 8.1 0.7 0.1 0.4 bg II 0.6 1.2 9.9 61.3 24.3 2.5 0.1 0.1 bg III 0.5 1.1 3.0 32.8 49.7 H . 6 0.6 0,7 bg IV 0.5 1.5 9.9 5B.6 27.5 1.9 0.1 0.0 bg V 1.1 1.6 4.5 16.9 35,8 34.2 4.0 1.9 bg VI 0.6 2.0 20.1 69.2 5.0 1.9 0.5 0.7

ï korrelgraotte-fractie in aicron schelp <53 53-106 106-150 150-250 250-300 300-420 >420 resten Bodei-intertijdegebied bi VII 11.2 34.2 bi VIII 29.2 41.1 bi IK 17.5 47.0 bi X 11,5 21.0 36.1 19.0 33.0 59.3 15. B. 1. 6. 1 2 1 0 0,6 0.6 -0.3 1.4 1.4 1.6 1.4 1.9 Monster oischrijving CaCO, Scheibier Org. C Bodei - geulen bg bg bg bg bg bg I II III IV V VI 2.5 2.7 2.0 l.B 4.0 5.2 0.07 0.03 0.02 0.02 0.05 0.04 Sodet-intertijdegebied bi bi bi fai VII VIII U ï 5.3 8.0 3.5 5.0 0.4 1.2 0.5 0.4

(33)

bg I t/a VI i droogzeef-analyse, bi VII t/a X i natzeef-analyse.

X CaCO3 Scheibier i via voluaetriache bepaling van, d.i.v aanzuren vrijgeaaakte, CO3,

(34)

BIJLAGE 12

Beschrijving monster© micro-fytobenthos m IX, en macro-fyten m X a Bemonstering uitgevoerd d.d. 2è maaart 1982.

m X en X b

m IX (Rattekaai)j Cylindrotheca closterium

Cgracilis vormen ± 80

en in mindere mate 7. van het totaal aan aanwezige diatomeeen. De uitgesproken bentische soorten zijn veel geringer in aantal. m X (Yerseke) m X b (Yerseke, buisdia-thom.) m X a (Yerseke, steen-glooi ing)

Hoewel Cylindrotheca closterium en C. gracilis ook in dese monsters in grote aantallen voorkomen is het aandeel van de typisch bentische soorten hierin veel groter

<=fc 5 0 "/.) . Dit m o n s t e r b e s t a a t vrijwel u i t s l u i t e n d u i t N a v i c u l a g r e v i l l e i <95 '/.) . macro-f y t o b e n t h o s ; K n o t s w i e r ) . A s c o p h y l l u m n o d o s u m

Cytaty

Powiązane dokumenty

Smiałowski działalnością Langego, zwłaszcza budową manufaktury przedborskiej, interesował się od lat4 i pewnie jeszcze kilka lat temu nie sądził, że uda mu się zebrać

While many blackouts are caused by accidents best described as systems failures, network failures due to inadequate energy – whether it be depletion of resources such as oil and

gubernator lubelski Michaił Andriejewicz Buc- kowski poinformował unickiego biskupa chełmskiego Jana Mikołaja Kalińskiego o przejęciu majątku znoszonych klasztorów

Reading Rilke (1999) Williama Howarda Gassa i Rilke poetów polskich (2004) autorstwa Katarzyny Kuczyńskiej-Koschany są obecnie postrzegane jako fi lary literatury krytycznej

Na to w szystko Tadeusz nic nie odpowiadał. Zaszła jakaś odmiana.. W przyp ad ku K raszew skiego chodzi oczywiście o jego odkryw czość na teren ie lite ra tu ry ,

Fakt, iż polityki społeczne badanych państw są tak dalece niespójne sprawia, że porównanie ich staje się możliwe jedynie dzięki zastosowaniu relatywnie obiek- tywnego

Wiel­ ka szkoda, że często pomija się nazwę pracowni, bo właśnie tam efekt końcowy jest współtworzony w stopniu równym do samego etapu jego graficznego kom­ ponowania.. Obecnie

After analysis of the flow solution, the shape optimization is performed based on 7 time instances, and the corresponding averaged total pressure loss coefficient is chosen as