7')0799
OPTIMALISATIE VAN LIJNGEBONDEN OPENBAAR VERVOERSYSTEMEN
EVM/OI/82.07
L.H. Immers P.R. Barkey R. Hamerslag
LABORATORIUM VOOR VERKEERSKUNDE
Technische Hogeschool Delft Afdeling der Civiele Techniek Delft, Nederland
7110799
LABORATORIUM VOOR VERKEERSKUNDE Technische Hogeschool Delft
Afdeling der Civiele Techniek Delft, Nederland
EVM/OI/82.07
L.H. Immers P.R. Barkey R. Hamerslag
Bijdrage aan het Colloquium Verve 's Gravenhage, november 1982.
Bibliotheek TU Delft
\\\\11 \\\11 \11\\\\\ 1\ 1\ \ 11\11\\ \ 11 T.H. Delft, Laboratorium voor Ver C
Afdeling der Civiele Techniek, Stevinweg I, 2628 CN Delft.
0003149033
8516
Delft, augustus 1982632G
Samenvatting
Optimalisatie van Zijngebonden openbaar vel~voersystemen
In deze bijdrage wordt een model gepresenteerd dat gebruikt kan worden bij het ontwerp, de planning en de evaluatie van een stedelijk ·openbaar vervoer lijnennet. In het ~odel, dat naar analogie van het model van . Volvo Transportation Systems is ontwikkeld worden de berekeningen 1n
een drietal stappen uitgevoerd :
J. concentratie van de vervoerstromen
2. berekening van lijnvoering en frequenties
3. evaluatie: van het lijnennet en onderzoek naar mogelijke verbeterin-gen van het lijnennet.
Belangrijke invoergegevens zijn het ruimtelijke spreidingspatroon van bevolking en arbeidsplaatsen, een aantal socio- economische gegevens en het stratennet.
Als randvoorwaarden ~unnen gebruikerseisen, operationele eisen en
fi-'nanciele beperkingen worden ingevoerd. De uitvoer van het model be-staat uit een netwerk met lijnvoering, frequenties, businzet en een groot aantal evaluatiecriteria. .
De uitkomsten van enige berekeningen met het model worden gepresen-teerd aan de hand van een testnetwerk.
Summary
O?~imiza.tion of fi;ced route pub Zie transport systems
This paper deals with a model which can be used for the design, the planning and tlle evaluation of an urban public transport system. The model whicll was developed on the analogy of the Volvo Transpor-t3tion Systems model can be subdivided into three parts :"
J. concentration of traffic flows
2. design of routes Jnd Jssignment of service frequencies 3. evaluation Jnd impruvement of the public transport system.
The spatial distribution pattern of people and \"orking places, several socio- economie d;lt;l ~lnd the rO:1d net\,lork are the m.:Jin input dat;). OperatiL1n:1J, fin;l1wi;ll <lnd users' constraints C<ln also be taken into accoun t.
The output of the mudcl consists uf a public tl"ansport net\"ork with routC's, frL'qucncil's vl·hi.elc usc :1nd a Llir ;lnlOlJnt of cvaluation cri tel" i.;1.
Till' l"L'sults l l f Sllllll' ('lllllplJt;ltÎll1lS \,/ith the p.ll)del ;lrc pr('sent'l'd llslng ;1 L l'S L nl'U,/llrk.
INHOUDSOPGAVE 1. 2. 3. 4." 4.1.
4.2.
4.3. 4.4. 5. 5.1. 5.2. 6. 6.1. 6.2. 7. InleidingProduktsamenstelling openbaar vervoer
Probleemstelling-doelstelling-randvoorwaarden Enige planningsmethodieken Algemeen V.T.S. model Model T.H. Delft Testnetwerken
Toedeling en concentratie passagiersstromen Vraagpatroon openbaar vervoer
Concentratie passagiersstromen
De ontwikkeling van een lijnennet met frequenties Selectie van lijnen
De bepaling van lijnen en frequenties Evaluatie en verbetering lijnennet 7.1. Evaluatie van het initiele lijnennet 7.2. Verbetering van het initiele lijnennet
7.2.1. Frequentieoptimalisatie en voertuigtoedeling 7.2.2. Hernieuwde koppeling van lijnsegmenten
8. Slotopmerkingen Literatuur Bijlage blz. 1. 2.
4.
6. 6. 7. 9. 9. 11. 11. 12. 16. 16. 17. 21. 21. 22. 22. 25. 27. 29. 31.I.
(. INLEIDING
De omvangrijke uitbreidingen van de steden ~n de na-oorlogse jaren in de vorm van nieuwe woonwijken, winkel~entra, ziekenhuizen en industrieterrei-nen hebben een aanzienlijke verandering in het verplaatsingspatroon van de openbaar vervoer-reizigers tot gevolg gehad. Als gevolg hiervan zijn ook wijzigingen in de lijnenstelsels van het openbaar vervoer aangebracht.
Èij ~et aanbrengen van deze wijzigingen, veelal gebaseerd op ervar~ng en
intuïtie, werd uitgegaan van het oorspronkelijke lijnenstelsel. Een recent
onderzoek (enquête 1981) van Chua en Silcock [I] onder 33 Engelse Q.V. be-drijven wijst uit dat weliswaar de meeste Q.V. bebe-drijven (82,4%) de
afge-lopen 11 jaar een netwerkstudie hebben uitgevoerd (laten uitvoeren), maar
ook dat het merendeel van de studies beperkt bleef tot het toepassen van eenvoudige technieken (bijv. het met de hand doorrekenen van veranderingen in het netwerk). Slechts 12% van de bedrijven maakte gebruik van meer
ge-avanceerde computer pakketten bij de planning van het Q.V. netwerk. Naar verwachting zal deze situatie de komende tijd veranderen Daarvoor kun-nen 2 belangrijke oorzaken worden aangevoerd, te weten:
In 1982 zal de rijksbijdrage ten behoeve van de dekking van de tekor-ten van het openbaar vervoer een slordige 3 miljard gulden bedragen. De afgelopen jaren zijn de tekorten van het Q.V. aanzienlijk toege-nomen en naar verwachting zal deze ontwikkeling zich de komende jaren voortzetten. De Rijksoverheid is er veel aan gelegen deze tekorten
terug te brengen. De recente maatregelen in de tarievensfeer alsook het onderzoek naar een normeringssysteem voor het streek- en stads-vervoer kunnen beschouwd worden als pogingen om de teugels strakker
aan te trekken. Het is zeer de vraag of het hierbij zal blijven. Het is niet denkbeeldig dat de overheid zich in de toekomst slechts voor een bepaald bedr~g (budget t.b.v. exploitatie Q.V.) garant zal stellen, \.Jaarbij de Q. V. bedrijven zich gesteld zien voor de opg3ve om een op dit budget afgestemde, optim~llC' exploit3tie tot stand te brengen.
De ol1t\,'ikkeling V:1I1 gL':lv:lnCl'L'l-J rekL'l1tllig en dL~ llllt\.Jikkelingl'n op het
gebil'J V:ln Jl' "llpl'r:ltil1ns rl'Sl':ln'h" IIL'bbl'n het mogelijk gem:l:lkt l-l'kcn-1l111JellL'1l op te stL'lll'll Jie gl'bnlikt kUlllll'1l \.JlHJl'll bij hel oplnsscn
2.
Reeds in de zestiger jaren
z~Jn
rekenmodellen ontwikkeld die gebruikt kun-nen worden bij de planning van lijngebonden O.V. netwerken. In dit ver-band kunnen o.a. genoemdwo~den:
Barbier [2], Bill11eimer[3], Haubrich[4], Silman [5], Sonntag [6], Simonis [7], Edelman [8] en Hamerslag [9].
De complexiteit van het probleem is evenwel dermate omvangrijk dat in vele van bovengenoemde studies slechts bepaalde componenten van het systeem werden geopiimaliseerd (bijv. optimalisatie van de
frequenti~s)
dan weldat het ontwikkelde model slechts in een bijzonder geval kon worden
toege-past (bijv. een sterk vereenvoudigde netwerkstructuur). Onlangs is door
Volvo Transportation Systems een pakket ontwikkeld dat gebruikt kan worden bij het ontwerp, de p13nning en de evaluatie van O.V. systemen (het V.T.S.
model [10]).
Bij de Eenheid Verkeerskundige Modellen van de Vakgroep Verkeerskunde/Ver-keersbou\Jkunde van de T.H. Delft heeft men de mogelijkheden voor · een model-. matige onderbouwing van deze complexe problematiek eveneens onderkend. Ge-baseerd op de meest recente ontwikkelingen op dit gebied is een programma-pakket ontwikkeld met .behulp waarvan een O.V. lijnennet (een bestaand lij-nennet, een uitbreiding daarvan of een nieuw lijnennet) kan worden "g
eop-timaliseerd" en geëvalueerd. Belangrijke invoergegevens zijn de ruimte-lijke spreiding van bevolking en arbeidsplaatsen, een aantal sociaal-eco-nomische gegevens en het stratennet. Als randvoorwaarden kunnen gebrui-kerseisen (bijv. weinig overstappen) operationele eisen (bijv.
halteafstan-den) en financiële beperkingen worden ingevoerd. De uitvoer van het model bes taa t u i t een openbaar vervoerne t\.Jerk me t lij nvoer ing, frequent ies,
bus-inzet en een groot aantal evaluatie-karakteristieken.
In deze bijdrage zal het T.H. model, dat qua aanpak gebaseerd
~s
op hetV.T.S. model, ~n grote lijnen worden uiteengezet. Daarbij zullen tevens
de resultaten van een aantal berekeningen die m.b.v. een testnetwerk zijn
uitgevoerd, worden gepresenteerd.
~ PROnUKTSMIE~STELL1NG OPE~BAAR VERVOER
Alvorens een beslissing te \1l'llll'n V()Llr \v:lt betreft de :l;J\\p:lk V;J\l het opti-111:11 iS:ltil'prl1hlccm is het hcLl11gri.ik n:1 tl' g:l:ll1 l11et \"elke b:lsLseLsen bij UL' pL1\\ni\\g V:1n het O.V. rl'kening gl'h')llden dLo.:'nt tl' \",)rdel1. J):l:lrVC\l)r is l'en 11ll'el-Vl\\lcli).!,L' ben:ldL'ring gl'\"l'nst v:lI1uit ('L'n uriet:11 il1V:1Is1111l!ken (zie
vanuit de gebruiker; de bereikbaarheid, reistijd, reiskosten, comfort,
-gemak, veiligheid, regelmaat, etc.
-vanuit de exploitant; betrouwbaarheid, flexibiliteit, onderhoud baar-heid, levensduur, kosten/baten, etc.
vanuit de gemeenschap; milieuinvloeden, veiligheid, inpassing ~n ste-den, geringe barrièrewerking, totale kosten, etc.
Elk van de drie boveng~noemde groepen stelt z~Jn e~gen specifieke e~sen
aan het bedrijf, waarbij het goed mogelijk is dat zij, zelfs vanuit ~~n invalshoek bekeken, tegenstrijdig zijn (bijv. de gebruikerseisen goede be-reikbaarheid
=
veel haltes tegenover korte reistijd=
we~n~g haltes). Naast bovengenoemde eisen zijn bij de planning ook van belang de operatio~nele kenmerken van het
a.v.
systeem waarvoor men kiest (bijv. alleen bus-lijnen of bus-, tram- en metrolijnen). Belangrijke karakteristieken z~Jncapaciteit, frequentiebereik, halte-afstand, maaswijdte, max. snelheid en lijnlengte. Het uiteindelijke produkt dat wordt aangeboden dient zodanig
,
te zijn samengesteld, dat een in de praktijk goed bruikbaar systeem van
a.v.
diensten wordt verkregen. Daartoe ~s het noodzakelijk dat degebrui-kerseisen en de karakteristieken van de ~n te zetten technieken op elkaar worden afgestemd. In het verleden opgedane ervaring met diverse technieken alsook resultaten van onderzoek naar reizigersgedrag eXc. kunnen worden meegenomen. Hieronder worden enkele vuistregels die gehanteerd worden bij de produktsamenstelling
a.v.
gegeven (zie van i~itsen [JJ )).stel systematische opbouw lijnenstruktuur voorop
zoek vervoerspolen op en richt aanbod vooral op de hoofdstromen in de vervoersvraag
concentreer en k~naliseer; versn~prer zo m~n mogelijk door: zo grnot moge] ijkc m:l;Js\.Jijdte (binnen ;J.Jnv<J3rdb33rheidsgrens) zo groot mngel ijke h;lltl':Jfstanden (idem)
zo veel mogelijk vel-bindingen via cldi.:lle lijnen m;lxilll;llisl.'C[ vrije h;l;ln L'1l vnllrclngsregclingell
tOL'p;lssing V;lll ll'L'l1niL'J,; (lW!' gl'v;ll) met: hl 1 g L' S 11 L' I hl' i ti L' n ,-lllll
r
II I-lVll I dllL'IHJL' rL'SL'I-VL'-,-;lP;ll-i l L' i l
redelijke infrastruktuur-investeringen
aanbod van voldoende hoge frequenties en rechtstreekse
verbindin-gen
garantie van goede aansluitingen bij belangrijke gebroken verbin-dingen.
3. PRJBLEE:1STELLI:.lG - DaELSTELLI~G - RANDVaaR\.JAARDE~
De in· hoofdstuk 2 vermelde vuistregels vormen een belangrijke leidraad bij
de formulering van ~robleemstelling, doelstelling en randvoorwaarden. Het
probleem \.aarvoor w~J ons gesteld zien kan als volgt geformuleerd worden: Gegeven - de vraag naar
a.v.
(H.B. \.ensmatrix)- een stratennetwerk (evt. tramnetwerk)
- een vervoersysteem dat men wil toepassen m~t
bijbehorende karakteristieken
Gevraagd - lijnvoering
- frequentie en aantal in te zetten voertuigen (en voertuig typen) per lijn
~ogelijke doelstel-: - minimale bedrijfskosten
lingsfuncties - minimale reistijden, reiskoste~, of gegenerali-seerde tijden voor de gebruiker
- minimaal aantal overstappen.
~et als restricties een aantal nader te bepalen randvoorwaarden.
De H.B. (wens)matrix kan berekend \,Iorden m.b.v. een gecalibreerd
prognose-model (vraagmodel). Men kan daarbij van verschillende situaties uitgaan,
zoals
fijnmözig netwerk met hoge frequenties ... \.Jensmatrix
hest:l:lOde
a.v.
lijnenneth'erk + freq. ... hest:l.:1!1dea.v.
vraag .. -\:1llgL'zien de k\.Jaliteit van het a.\'. systeem van invloed is op het
vr3:1g-p;Jtrlll)!1 l'n 'lmgekl'erd zal het pLlnningsproces uit eCI1 itcr~1tieve procedure
nll't Jivl'rsl' terugkoppelingen bc·sta:ll1. Het VLl:lg!);llnlLll1 z:ll ook niet
gedu-rL' n J l' ti L' g l' hl' J L' d: 1 g ( \.J l' L' k) hL' t zeI. [ J l' Z i. j 11 . I' e r per i llllc v: 111 cl e d :1 g k:1 11 J l' lllllV:ll1g V:l11 dl' VL'rVllL'rsslrl\\l1ll op l'l'11 ! ijn ;J:l11zil'11! ijk v:lriëre11 (ZO\.Jl' I om-V:ll1g :l! s Vl1rm V:ll1 vr:l:lgp:l t l"l1(l11) hl' tgL'l'11 ill' t JOllr !llJll'l1 V:l11 iJl' t pruccs VO\lr
verschillende periodes (vraagpatronen) noodzakelijk maakt.
Bovenstaande berekeningen kunnen in verschillende Q.V. netwerken resulte-ren. Het naast elkaar opereren van verschillende Q.V. technieken (bus,
tram) maakt het
proc~s
extra complex. Voorals no 8 zal uitgegaan worden van I techniek (b~s) met I type voertuig (60 personen).De uitkomsten van het planningsproces betreffen lijnvoering met frequenties
en aantal in te zetten voertuigen per lijn. Een optimale afstemming van
de vertrektijdstippen (teneinde de overstaptijd te minimaliseren) wordt
niet berekend (i.~"m. de te grote gevoeligheden).
Aangezien van'het bedrag dat in de exploitatie van het Q.V. geinvesteerd \vordt slechts een beperkt deel (minder dan 50%) uit de kaartverkoop
terug-geïnd wordt, kan een doelstellingsfunctie als winstmaximalisatie helaas niet gehanteerd worden. Een meer voor de hand liggende doelstelling is optimalisatie van het aanbod van openbaar vervoersdiensten gegeven een be-paald budget. De omvang van de
ted~ijfskosten
wordt nu als belangrijke randvoorwaarde ingevoerd bijv. in de vorm van het aantal inzet~are bussen(busuren). Uit de in hoofdstuk 2 geformuleerde vuistregels kunnen meer
randvoorwaarden worden afgeleid, zoals aantal lijnen, lengte
lijne~
aantalpotentiële terminalpunten, etc. Bij de behandeling van het model zal hier nader op worden 1ngegaan.
Voor wat betreft het aantal 1n te voeren randvoorwaarden dient nog het vol-gende opgemerkt te worden. Veelal ontkomt men er niet aan een groot aantal randvoorwaarden 1n te voeren en een prettige bijkomstigheid is dat zij de snelheid van het optimalisatieproces aanzienlijk kunnen bevorderen. Nen moet echter wel bedenken dat door het invoeren van een randvoorwaarde de
oplossingsruimte verkleind wordt, 1mmers bij een lineair systeem ligt het
optimum altijd op een van de randen.
Bij het be r ek ene n en ver gel ijk e n V;111 d e ver s c h i 11 end e l i j nv oe rin ge n z u 11 e n de bedrijfskosten en
gege
n
er~
li
secr
dc
reizigerskosten (wacllttijd, rijtijd,etc.) per lijn bepaald moeten kunn~n worden. Deze kostenfuncties kunnen
geformuleerd \"orden op b;lSis V;ln het a;l11Lll reizigcrs per lijn of
lijnseg-ment. De volgende kOSlL'llful1L:lil'S kUllllCIl \"urdcll ondcrscheidL'1l Ll1llpkns lCIl Q, k, I
*
C \!," Cl i "d i ( I )imkx dil' ;l;lll).!,l'l'ft: UIll \,Iclkl' lijn l ) f 1 ijllsL!~mCnl bet g;l,lt
met
met
met
met
*
q. aantal instappers op de lijn i (excl.overstappers) 1.
c~ wegingsfactor per afstandseenheid lopen d. loopafsta~d, afh .. van netwerkdichtheid.
1.
\~ach tt ij dkos ten
c w
wegingsfactor per tijdseenheid wachten f. frequentie op lijn i
1.
Rijtijdkosten
c
r wegingsfactor per passagierskm.
r. gemiddelde ritlengte van een re1.S
1.
Overstapkosten c . (q. - q. )
*
o 1. 1.c
u wegingsfactor per overstap
Bedrijfskosten c
b' t 1. .• f. 1.
wegingsfactor kosten bus per tijdseenheid
t. lijntijd (gem. voertuigsnelheid).
1. 4. ENIGE PLANNINGSMETHODIEKEN 4. j . ALGHfEE:l (2) (3) (4 ) (5)
In het verleden waren aanpassingen van het lijnennet hoofdzakelijk
geba-seerd op intuitie; ervaring w~s de belangrijkste factor op grond waarvan
de effecten van bepaalde voorgestelde wijzigingen werden ingeschat. Een
handmethode die in het verleden hlerd toegepast bij het ont\,lerp van een
lijnennet is de "20/80 regel" [ j j ] • Bij deze methode \,/ordt uitgegaan van de reLltiematrix van de reizigersstromen per O.V. in het betreffende
ge-bied voor een bep~alde periode.. De methode is geb~lse.erd op de
veronderstel-1 ing, d;lt op 20% V;ln de re.L.lties 80% van de verpLl;ltsingen \,/ordt gere~1
i-liet j ijnennet \,/nrut nu zou;ll1ig opgezL't U;lt deze Ill)ofdrelatiL's rel'ilLSLrl'L'ksL' vL'I'bindillgL'1l kl'ijgL'11 (zlll1llcr oversclppc'n). Voor dl.' overi.gL'
!'l'I:ltiL's \vllrdl l'ventUL'L' j L'L'1l llvl~rsL;Ij)vL'rbi l1dil1g )..!,e;lcl'cptL'crd.
ryetwerkplanning ontwikkeld. Simonis [7) beschrijft een algoritme, waarmee lijnen kunnen worden ontworpen op een zodanige wijze dat reizigers zoveel mogelijk direkte v~rbindingen met begrensde reistijden wordt aangeboden. Het aantal inzetbare voertuigen wordt als randvoorwaarde meegenomen. Een nadeel van de. onderhavige methode is dat men lijnsgewijze te werk gaat,
waardoor erg "z\o.rare" en erg "zwakke" lijnen ont\.JÏkkeld \"orden.
Een iteratieve benadering van het O. V. planningsproces \"ordt beschreven rloor Sonntag [6]. Het planningsproces wordt in 3 fasen (met
terugkoppe-lingen) uitgesplitst:
bepaling yan een geschikt stratennetwerk
situering van de halteplaatsen bepaling van de lijnvoering.
Frequenties worden bewust niet in beschouwing genomen.
Als doelstellingsfunctie wordt gehanteerd : minimalisatie van de
gemiddel-de reiskosten (rijtijd + overstappen) met als randvoorwaarden een maXimum
waarde voor de totale lijnlengte (bedrijfskosten) en een maximu~ waarde voor de af\"ijking van de werkelijke reistijd t.O.V. de gemiddelde minimale reistijd. In het optimalisatieproces wordt verder nog een aantal restric-ties voor wat betreft de lijnvoering ingebracht. In het algemene geval (many to many) is het geformuleerde probleem dermate complex dat het
aanbe-veling verdient uit te gaan van een goed initiëel lijnennet en hierin met gebruikmaking van de iteratieve procedure verbeteringen aan te brengen.
4.2. V.T.S. MODEL
De opzet van het V.T.S. model is schematisch weergegeven in figuur I. Als uitgangspunten fungeren een vaste wensmatrix van openbaar
vervoerver-~13atsingen en een fijnmazig scl13kelnetwerk waarin alle voor openbaar
ver-voer in aanmerking komende wegen zijn opgenomen. De ontwikkeling van het O.V. lijnennet geschiedt in een drietal fasen.
In Llse I worden de verpLlatsingen uit de \"cnsm:ltrix, die berekend Zijn
m.b.v. een direkt vr.:1.:1gmode], via de kortste rllutes tocgcuecld ;Jan het ncth'l'l-k. \)e reizigersstromen \,'oruen vervolgens gecI1lH.:o:ntreeru door het
l..'limilwrl'n V:ln Sl'll:lke]s op o:Jsis V:ln C'l'n minLIl1:J!is:Jlil' v:Jn Je p:JSs:l).';l(~
rs-kllstl'n bij gl'gl'VL'Jl 11l'urijCsk,lstl'll. Omu:Jt nIJg nil..'Ls lh'kl..'JlJ IS 11Vl'r lijn-vlll'ring l'Jl t"rl'ql'I1Lil..'s \"I1\-J<..'11 dl' lwdri.ifsk'lstl'll gl'S"II:JL IIp b:lSis V:ll1 Jl' SCll:lkl'] hL' I :JS t: i I1gl'Jl.
-VRAAGMODEL
t
~ STRATENNET WENSMATRIXf--
-,
t
I
Ie fase CONCENTRATIE I---.J
PASSAGIERS STROMEN
.
--
- -
.
-
.
.
- t - .
---
.
- _ .
- -
.
- -
.
-ONTWIKKELING VAN LIJNEN
t
2e fase KEUZE VAN LIJNEN EN FREQUENTIES
--
.
- - .
- -
--
. -+-
--
.
- _ . - -
- - -
.
-3e fase INITIEEL NETWERK
'+'
ANDERE KOPPE- VOERTUIGTOEDELING
LING VAN EVALUATIE EN FREQUENTIEBE-
f-+
LIJNEN + PALING
VOORGESTELD L IJNENNET\JERK
figuur I. Opzet V.T.S. model.
In fase 2 \.Jordt het "geconcentreerde" net\.Jerk uit fase I gebruikt voor het genereren van een groot aantal potentiële lijnen waarbij o.a. als randvoor-waarden worden gehanteerd : begrensde lijnlengte en aantal terminalpunten. Voor elke gegenereerde lijn wordt per omlooprit het aantal uitgespaarde overstappen berekend. rIet deze gegevens wordt een lineair programmerings-probleem geformuleerd waarbij een zodanig lijnenstelsel met frequenties \.Jordt s;lmcngesteld (geselecteerd) dat het aantal overstappen wordt gemi ni-m;tlisecrd.
lH L1Sl' 3 \"llrdt dit initiële lijnl:'nnet geëv~llueerd m.b.v. l'en aantal critl, -ri;l Zl\;llS bl'zl'llingsgra;ld voertuigen, bcnlldigd m;lterieel, variabele be-drijfskllstt'll, ;lanta] ovcrst;lppcn etc. Vervolgclls wordt n~lgcgaan of het
. tweeta 1 Wij zen
een hernieuwd~ optimale voertuig toedeling en frequentiebepaling bij
een gegeven ~ijnennet
-het loskoppelen en opnieuw koppelen van lijnsegmenten op knooppunten
waar ve~l lijnen elkaar snijden met als doelstelling minimalisatie
van-het aantal overstappen.
Voor een meer uitgebreide beschrijving van het V.T.S. model wordt verwezen
naar [10] en [13].
4.3. HODEL T.H. DELFT
Voor wat betreft de aanpak van het planningsproces bestaat er een grote
mate van overeenkomst tussen het T.H. model en het V.T.S. model (het T.H.
model is naar analogie van het V.T.S.model ontwikkeld). Toch bestaan er
op een aantal punten verschillen, zoals :
er wordt niet uitgegaan van een direkt vraagmodel
andere formulering van doelstellingsfuncties en randvoorwaarden in de
verschillende fasen van het planningsproces
in het proces zijn een aantal terugkoppelingen ingebouwd van kwaliteit
O.V. (lijnvoering + frequentie) naar vraag O.V. (H.B. matrix) door
middel van introductie van een verliesfunctie.
In de hoofdstukken 5, 6 en 7 zal het T.H. model in grote lijnen worden
be-sproken. Voor een uitgebreide beschrijving van het model incl.
gevoelig-heidsanalyses wordt verwezen naar afstudeerrapporten van Barkey [12],
van Leest [13] en van der Hoeven [14]. De aanpak va~ het probleem met
een uitsplitsing naar de diverse componenten is schematisch weergegeven in
figuur 2.
4.4. TESTNETWERKEN
_,\lle bCl-ekeningl'n 111 het k;lder van het planningsproces zijn uitgevoerd met
gcbruikl11:1ki.ng V;ln l'cn t\-'L'vL:l1 tcstnct\"erken, voorstellende L'l'n rcchtllOckige
('n ('L'n r;ldi;lIL' st:ld (zil' lïgllUl- 3). Een ;l:lnLI1 kenml'rken V:ln dL' sleden zi.jn
111 de fi)..!,lllIr ;1;lllgL'gL'VL'I1. CL'll'l: (lP de hl'pl.'rkl.'ndl.' VIl(ln,,;l:lrdL'n VOL)[ \,I;lL he-lrl,fl dl' 11l1lv;lng V:l11 dl'Zl' bijdr:lgL' kunnl'n :I1IL'L'n dl' rL'sLI!Ll'lL'n V;l11 bL'rl'kl'-ningl'l1 11I('l: dl' n'I'lllIJ(ll'kigL' Sl:ld \Vllrden gL'prl'Sl'I1l:L'eru.
Invoer gegevens over studiegebied: - bevolking - arbeidspl. - \oJegennetwerk - h,aliteit openb. verv. - kwaliteit stratenplan evt. railtrace's waardering van wachttijd en rijtijd en be-drijfskosten en als: met
- begrensde lijnlengte
beginpunt - radiaal/tangentiaal - geen lussen halteafstanden aximale kost v.h. openbaar vervoer loopschakels
halte-outillage
Fig. 2 Component hoofdstuk ZONE-INDELING 5 5 6 6 7 VRAAGMODEL TOEDELING
&
CONCENTRATIE ONTWIKKELING VAN LIJNEN KEUZE VAN LIJNEN EN FREQUENTIES ANALYSE EN EVALUATIE Uitvoer de zones,f---I--~ inwoners &
arbeidspl. etwerk met r---I--~richtingver deling per knooppunt groot aantal geschikte
~----~~-~ lijnen. per lijn aantal uitgespaar-de overst
- bezettingsgraad
r---+-~_ kwaliteit a.v.
voor gebruiker - kosten - rijtijden - aantal gemaakte overstappen benodigd materiee eventueel de be-slissing om verde te verbeteren Bron: Barkey [12J.
Algemene gegevens Oppervlakte Inwoners Arbeidsplaatsen Beroepsbevolking Auto-beschikbaarheid
.
.
25 km2 100.000 44.000 33.000 0,7 auto's p.h.h. figuur 3 Testnetwerken.Legenda
•
I
Stadscentrum, concentratie van winkels en kantoren Spoorwegstation
• = Kantorenwijk Winkelcentrum • Industriegebied schaal I : 100.000 De struktuur van het testnetwerk (zie figuur 3) is gegeven.
Voor wat betreft de lengte van de schakels dient nog vermeld te worden dat om problemen bij het routezoeken (in het concentratieproces) te voorkomen, de coördinaten van de knooppunten geloot worden uit een normale verdeling. Hiermee wordt bereikt dat de lengte van de schakels zal ·verschillen.
5. TOEDELING EN CONCENTRATIE PASSAGIERSSTROMEN 5.1. VRAAGPATROON OPENBAAR VERVOER
Bij de planning van een O:V. lijnennet dient in pr1nC1pe te worden uitge-gaan van het potentiële aantal O.V. gebruikers (wensmatrix). De bestaande H.B. matrix van het O.V. gebruik is niet geschikt omdat deze in belangrijke mate gebaseerd is op de aangeboden O.V. kwaliteit (bestaande O.V. lijnen-net). Bij het berekenen van de wensmatrix wordt uitgegaan van een optimale O.V. kwaliteit voor iedere potentiële O.V. gebruiker, hetgeen o.a. inhoudt:
een direkte verbinding zonder overstappen op iedere relatie hoge frequenties op de lijnen (f~ = 6)
stipte en regelmatige dienstuitvoering.
In de praktijk zal de O.V. kwaliteit op basis waarvan de wensmatrix bere-kend is, nooit gerealiseerd kunnen worden. Het is dan ook noodzakelijk in
het planningsproces voortdurend een terugkoppeling van aangeboden O.V.
kwa-liteit naar vraagpatroon O.V. tot stand te brengen (zie
fig~ur
I).Het weg~nnetwerk dat bij d~ berekeningen wordt gebruikt is opgebouwd uit
alle straten die geschikt zijn voor O.V. lijnvoering. Enige schematisering
bij het vaststellen van de netwerkstruktuur is onvermijdelijk. Zo worden
de halteplaatsen gesitueerd op knooppunten van wegen. De zone-indeling kan
hierop worden afgestemd.
Bij de berekening van de wensmatrix (in het onderhavige onderzoek iS
geko-zen voor de avondspits) is gebruik gemaakt van het programmasysteem PROrlO
[ J 5] . In principe kan echter elk willekeurig gecalibreerd vraagmodel
wor-den gebruikt.
5.2. CONCENTRATIE PASSAGIERSSTROrlEN
Een belangrijk kenmerk van het openbaar vervoer iS dat een groot aantal
'kris-kras relaties tussen verschillende herkomsten en bestemmingen tot een
beperkt aantal reizigersstromen gebundeld wordt. In het programma
"concen-tratie van de passagiersstromen" wordt deze bundeling van relaties in
be-langrijke mate tot stand gebracht.
Doelstelling bij het concentreren is het minimaliseren van de totale
weer-stand voor alle reizigers op het lijnennet, uitgaande van
een H.B. matrix van het O.V. gebruik (wensmatrix)
een gegeven beschikbaar budget k voor de variabele bedrijfskosten.
Dit budget k kan vertaald worden in een aantal (n) inzetbare bussen.
Aangezien nog niets bekend is over de lijnvoering wordt bij het
concentre-ren ui tgegaan van een schake 1 ne t\.Jerk.
Het volgende optimalisatieprobleem k~n nu geformuleerd worden
:linimaliseer sub \.J<l~rbij I: .11,
o
8.3600.Lq
t
/
2ft .~\,JcgingsLIl'tllr h';Il'lIttijd L l 1 . V . rijtijd
( II e t nv L' r s l ,I P pen k; lil 11 () g 11 i l' L I 11 r L' kl' 11 i n g Iv l) r cl l' n g l' b elL: II t ) .
(6. J )
d~ frequentie is evenals de lijnvoering nog niet bekend. Op de volgende
wijze wordt daar nu een schatting voor gedaan. Uit de formulering van de kostenfuncties (zie. hoofdstuk 3) blijkt dat alleen de bedrijfskosten en de wachttijdkosten afhankelijk zijn van de frequentie. Berekening van de fre-quentie kan geschieden door minimalisatie van de som van de twee voornoemde
kostenfuncties. Op ~envoudige wijze kan nu worden afgeleid dat de optimale
frequentie op een schakel ~ evenredig moet zijn met de wortel van de
passa-giersstroom op schakel ~ (zie [12], [14] en [18]).
Ok~ Of~ f2 -+ ~ 8~
I
waarbij-
1/2 c c q~ w 2c b t~ c w 2c b t ~ cI _
w y = 2e b 1/ 2 + c 0 q~ t~ w f~ b -+ f ~ = 8~/q~ waarbij (9) of f ~=
Y Iq~~
constantBovenstaande formule wordt ook wel de "Square Root" formule genoemd.
(7)
(8)
(10)
( J I )
Voor wat betreft de bedrijfskosten 1S reeds gesteld dat zij een bepaald budget k niet mogen overschrijden. Het budget k kan vertaald worden 1n
aantal beschikbare bussen (n)
*
beschouwde tijdseenheid (3600 sec.) -+k
=
n " 3600Substitutie van (10) 1n
!k
(6.2) geeft
y
Voor schakel m \.Jordt dan de frequentie
f m en B I Q, m ~k r -I/ t~.q~ ~k >: It q '(. I ~. Q. qm ~
1-:: m !{
It
m ( 12) ( 1 3) ( 1 4 )Het Hin q }1in q optimalisatieprobleem (6) kan L: . ( t.R,.q.R, + .R, L: t.R,.q.R,+ .R,. 6~3600.lt.R,.q.R, 6.3600 k k
nu als volgt geformuleerd yorden
}{ L:~
m m ) m
De afgeleide van de doelfunctie F naar q c = ---=---
a
F.R,
a
q.R, t . + .R, 6.3600 k 6.3600 t.R, + 2.B.R,./q.R,*
2 :0{ L: m t.R, + ~ m m 8.3600 2 f.R, (15) ( I 6) (17)De weerstand c.R, 1S dus gelijk aan de som van de rijtijd en de halve opvolg-tijd.
De doelstellingsfunctie kan nu 1n de volgende vorm geschreven worden q.R,
J
c.R, (q)dqo
Hin (18)
Dit probleem komt overeen met de formulering van een evenwichtstoedeling (zie Florian [16]~, met dit verschil dat c.R,(q) een dalende functie van q 1S waardoor slechts een lokaal optimum gevonden kan worden. Een methode om een lokaal optimum te vinden is het herhaald toedelen van de H.B. matrix aan het netwerk, waarbij de weerstanden voortdurend op basis van de belas-tingen worden aangepast (zie Yaged [17]). Het iteratieproces is opgebouwd uit de volgende stappen
I. Deel alle verplaatsingen uit de H.B. matrix toe aan het netwerk op
basis van de kortste routes. Initieel geldt c.R, = t.R,
2. Verander de weerstanden op de schakels \",aarbij geldt
oF oq .R,
8.3600 t 0 +
:Iv 2 f.R.
3. Deel de H.B. matrix opnieuw toe. Zolung er verschillen Zijn tussen twee opeenvolgende iter3ties wordt teruggegaun nuar stap 2.
Het resultaat van bovenstaande exercitie iS eell netwerk met geconcentreer-de pass3giersstromen. Alle schakels die niet belast zijn kunnen uit het
rretwerk worden verwijderd; alle andere schakels komen als potenti~le O.V. lijngedeeltes in aanmerking: Op basis vàn de resultaten van de laatste toedeling kan voor 'ieder knooppunt de richtingverdeling van de reizigers-stromen word'en bepaald. Deze "turning flows" geven aan hoeveel reizigers doorreizen vari de ene schakel naar de andere (zie figuur 4). In hoofdstuk 6 zal het begrip turning flow nader aan de orde worden gesteld.
figuur 4.
De berekening van de wachttijd alsook het gewicht (8) dat hieraan wordt toe-gekend zijn in belangrijke mate van invloed op het verloop van het concen-tratieproces. Een hoge waarde voor ~ zal een sterke mate van concentratie tot gevolg hebben. In principe vormt de waarde van
e
een indicatie voor de keuze tussen een grofmazig netwerk met hoge frequenties en een fijnmazig netwerk met lage frequenties.In het T.H. model zijn in deze fase, vergeleken met het V.T.S. model, en~ge
belangrijke wijzigingen aangebracht, te weten:
de wachttijd wordt bij lage frequenties niet meer 'als halve opvolgtijd
~n rekening gebracht
voor alle relaties wordt een wachttijd bepaald die gebaseerd is op de schakel met de laagste frequentie op de kortste route van die relatie. Deze ,vachttijd wordt slechts eerunaal ~n rekening gebracht. In het V.T.S. model wordt op iedere schakel van een relatie de wachttijd op-nieuw in rekening gebracht
de weerstand als afgeleide van de doelstellingsfunctie F verschilt de mogelijkheid tot terugkoppeling van resultaten van het concentratie-proces n.J;:Jr de \vensnl.Jtrix is in het T.H. model ingeboU\vd.
De resultaten van een tweetal concentraties ZlJn weergegeven ~n figuur 5. :Iomenteel wordt de gevoeligheid v.Jn het concentratieproces voor
verschil-lende \.J.Jarden van de parameters, verschillende formuleringen van de doel-s t l' 1 I i n g s [ u net i e en ver s c h i I 1 end e ne t w e r ken 0 n der Z 0 c h t . V 0 ~) r ee n u i tg e -lJrl'ide beschrijving van het concentratieproces en de gevoelighcidsan;11yses wordt verwezen naar [14].
figuur 5.
6. DE ONTWIKKELING VAN EEN LIJNENNET MET FREQUENTIES
In fase 2 van het planningsmodel wordt, uitgaande van het geconcentreerde
netwerk waaraan de O.V. reizigers zijn toegedeeld, en het aantal uit de
bedrijfskosten afgeleide busuren, een lijnennet met frequenties berekend. De doelstellingsfunktie die daarbij wordt gehanteerd is maximalisatie van
het aantal uitgespaarde overstappen. Het probleem waarmee wij al direkt
geconfronteerd worden is dat zelfs bij een geconcentreeOrd netwerk een enorm
aantallijnvoeringen mogelijk is. Dit probleem wordt omzeild door de
be-rekening in twee stappen uit te voeren, te weten
selectie van een beperkt aantal lijnen (~50) uit alle potentiële
lijn-voer~ngen
samenstelling van een netwerk met lijnen en frequenties op basis van de 50 geselecteerde lijnen.
6. I. SELECTIE VAN LIJNEN
uit de veelheid van lijnen, die uitgaande van het geconcentreerde netwerk ontwikkeld kunnen worden, kan een groot aantal minder interessante lijnen
geëlimineerd worden. Deze eliminatie geschiedt op basis van een aantal
criteria die voornamelijk afgeleid zijn uit de in hoofdstuk 2 genoemde
vuistregels m.b.t. de produktsamenstelling O.V.o, zoals
begin- en eindpunten van de lijnen moeten gelegen z~Jn ~n vooraf
de lijnlengte 1S begrensd met een op te geven m1n1mum en maX1mum
lijnen worden 1n beide richtingen ber~den
de frequentie- moet groter zijn dan een op te geven m1n1mum frequentie. In het algemeen is nà de eliminatie van lijnen op basis van bovenstaande
criteria het aantal resterende lijnen nog te groot voor de volgende
bere-keningsstap. Gaarne zouden wij het potentiële aantal lijnen tot ongeveer
50 lijnen beperken tenei~ de dimensies van het optimalisatieprobleem 1n
stap 2 (keuze van lijnen en frequenties) te beperken. Daartoe kunnen een
aantal extra randvoorwaarden worden geintroduceerd, zoals:
de turning flo\vs op de knooppunten van een lijn moeten groter zijn dan een bepaalde waarde
per lijn kan met gebruikmaking van de H.B. matrix nagegaan worden
hoe-veel direkte verbindingen verzorgd worden. Het quotient van het
aan-tal direkte verbindingen van een lijn en het aantal schakels waaruit
de lijn is opgebouwd geeft het aantal genormeerde direkte verbindinge~. Het aantal genormeerde direkte verbindingen kan nu als
selectiecrite-rium voor de keuze van lijnen worden gehanteerd
het is mogelijk dat bepaalde relaties slechts door een lijn worden be
diend. Deze unieke verbindingen (lijnen) kunnen eventueel worden ge-handhaafd.
Door de wijze waarop 1n het model de lijnen gegenereerd worden kunnen geen
lus- of ringlijnen ontstaan. Dit soort lijnen ~an echter, indien
ge-wenst, exo~een ingevoerd worden.
6.2. DE BEPALING VAN LIJNEN EN FREQUE~TIES
Uit de verzameling potentiële lijnen (~50) wordt nu een beperkt aantal lij-nen met een zodanige frequentie gekozen dat het aantal uitgespaarde
over-stappen gemaximaliseerd wordt. Alvorens dit probleem op te kunnen lossen moet de berekening van het aantal uitgespaarde overstappen verder
uitge-werkt worden. Een berekening op basis van de turning flows per knooppunt
k :m bij het ge d e e 1 tel ijk s ;1111 12 n 1 0 pen van 1 i j n en 1 e i den tot u u b bel t e II i n gen
en fouten (zie [J~J). In hd V.LS. mode1 i.s hier gedeeltelijk rekening
nlèC g(:'Jwudl!n donr het invoeren V:111 de rl'stri.ctie U,lt per knooppunt niet
nll'cr llVerst:lppen kunnen h'llrdL'n llltgL'Sp:l:lru diln Ul' \.J;l:lrUl' V:-1n dL' betreffende tllrning flt)\.J :1,1ngeeft.
Stel X ..
=
aantal passagiers dat per uur van schakel i naar schakel j 1.Jgaat en V1.ce versa. Met de square root formule kan de frequentie op
scha-, '
kel i en j worden berekend (f., f.). Voor een lijn die over schakel 1. en
1. J
j loopt wordt nu het aantal uitgespaarde overstappen voor die turning flow
(= Sc . . n) als volgt perekend :
,1. J .x. . X ..
SCij.Q,
=
m~;(f.,f.)
per omloop (19.1)1. J
Bovenstaande benadering 1.S niet helemaal correct; 1.mmers de overstappen
worden berekend op basis van de turning flow per knooppunt terwijl in feite de uitgespaarde overstappen alleen dan in rekening mogen worden gebracht
indien d~ herkomst en de bestemming van een verplaatsing op dezelfde l1.jn
gelegen zijn. Uitgaande van de H.B. matrix met verplaatsingen kan men voor
iedere gegenereerde lijn het aantal direkte verbindingen per knooppunt
be-rekenen (DV .. ). Een betere schatting van het aantal uitgespaarde
overstap-1.J
pen per knooppunt verkrijgt men nu als volgt
Sc .. n 1.J .x. f .Q,
=
DVmax c CL DVmax c (20) waarbij (19.2) (21 )maximaal aantal direkte verbindingen op een turning flow per lijn minimaal gewenste busbezetting op de drukste schakel van de lijn
(alleen doorgaande reizigers). Aangezien nog geen rekening wordt
gehouden met overstappen wordt tweederde van de capaciteit aangehouden.
verliesfactor die geïntroduceerd is om onderscheid tussen
zwaar-en zwakbelaste lijnzwaar-en te kunnzwaar-en makzwaar-en
3600
wachttijd op lijn .Q, seconden
2f.Q,
wachttijd behorende bij de frequentie f die 1.S gehanteerè bij
o
bij het berekenen van de wensmatrix.
coëfficiënt ( -0,002 )
De selectie van lijnen en frequenties kan nu als het volgende lineair, 1.n-teger programmeringsprobleem geformuleerd worden
Maximaliseer
À, y
(22. 1 )
met aantal uitgespaarde overstappen voor "turning flow" p (de
sub I
sub 2
y p ~ Xp , 'lp (22.2)
Het aantal uitgespaarde overstappen op een afslagbeweging kan
nooit groter zijn dan de waarde van de turning flow. Door deze
restrictie wordt gedeeltelijk voorkomen dat uitgespaarde
overstap-pen dubbel worden geteld (concurrentievoorwaarde)
, V P (22.3)
o
als lijn ~ afslagbeweging p niet maaktV.T.S. model ..
X
P
min(f.,f.)
~ J
als lijn ~ afslagbeweging p
(ver-binding schakel i met schakel j)
wel maakt D.V. model sub 3 sub 4 sub 5 sub 6 sub 7 LÀ~T~~k ~ (22.4)
T~ omlooptijd op lijn ~ in sec.
k aantal beschikbare busseconden per uur (bijv. 72000 bij 20
À~ ~ À~ ~ L n~~ ~ n~ 0 bussen) n~. 2 n~. 60 n v I , V ~ minimale frequentie 2 (22.5) maximale frequentie
=
60 (22.6)n = maximaal aantal lijnen voor het lijnennet
(22.7)
(22.8) De restricties 4 t/m 7 zorgen er voor dat slechts n van de ~50 frequenties
(potenti~le lijnen) groter dan nul zullen worden; immers als
ÀR, >0 --t n~
À~ =0 --t nQ. 0
suh g y ~ 0
,
'lp (22.9)P
sllh 9 À(!, ~ 0
,
VI!. (22.10)Indien Vllllr 1 ijn Q, de geselecteerde frequentie À~ = 0, betekent dit d3t
In het optimalisatieproces ZlJn wederom enige randvoorwaarden ingevoerd, .te weten :
restrictie 4 minimale frêquentie op een lijn ~ 2
restrictie 6 maximaal aantal lijnen waaruit het lijnennet 1S opgebouwd ~n
De formulering van restrictie 3 geeft samen met restrictie 4 en 9 aan dat de frequenties van de gekozen lijnen elke willekeurige waarde tussen 2 en 60
(2 ~ Ài ~ 60) aan kunnen nemen. In de praktijk zijn echter slechts een beperkt aantal frequenties acceptabel, bijv. alle frequenties uit de reeks
,{2, 3, 4, 5, 6,
n,
8, 10, 12, 15, 30, 60}. In het programma"frequentie optimaiisatie"(fase 3) zal een aanpassing van deze frequenties aan meer gangbare frequenties tot stand worden gebracht. Bij de in deze paragraaf behandelde L.P. formulering is ook geen rekening gehouden met een mogelijke capaciteitsoverschrijding van de busbezetting. In het programma"frequentieoptimalisati~ zal ook dit punt worden meegenomen.
DV 14 (5 lijnen) 5,3 --~ ~ i k - -tlé-~-lt"* lt ~'>t"~ ~ i~·-t-~ ~ - - J ~ I I i
*"
.
.8,l9.,~~:U~"-9.' 11 IJ i j
(ij
1.//1-1/.// 1/ rTTUI
- - - - j.. - 'j figuur 6. 2,0 •
- -
,
•
•
frequentie lijn:)e resultaten van een tweet~l berekeningen (n
=
5, n=
7) ZlJn weergegeven ln fig. 6 en in bij Llge I, kL)IUnl I.:1 t i ekr i ter i;l opgenolllen. \)L)()r dl' formulering V;ln het probleem als een
line-;llr integer progclmml'ringspn1bleclll is
ue
benodigde rekentijd voor het vinden V;Jn de optim~lle oplossing l'xplusi.l>f toegenomen. De uitkomsten die in fig.6$epresenteerd worden Zijn de beste oplossingen na 90 sec. resp. 40 sec.
rekentijd (bij gebruik van subroutine pakket MPSX/MIP-370 op Amdahl 470/V7
-B computer).
Qnder verliestijd wordt de tijd (per bedrijfsuur, gesommeerd over lijnennet) verstaan die bussen moeten wachten tussen het maken van 2 omlopen op een
lijn.
De evaluatieresultaten geven slechts een beperkt aantal verschillen te Zien.
-Het invoeren van meer lijnen leidt tot minder overstappen (aan de reizigers
worden meer direkte verbindingen aangeboden). Bij de variant DV 14 is de verliestijd a~nzienlijk kleiner dan bij DVIO, hetgeen duidt op een meer
eff~ciënte businzet.
7. EVALUATIE EN VERBETERING LIJNENNET
7.1. EVALUATIE VAN HET INITIELE LIJNENNET
Bij de tot nu toe uitgevoerde berekeningen Zijn Wij uitgegaan van een vaste
H.B. matrix (wensmatrix). In hoofdstuk 3 is reeds gesteld dat de vraag
naar o.v. en de kwaliteit van het Q.V. elkaar wederzijds beïnvloeden. De
in de vori~e paragraaf ontwikkelde lijnennetten wijken aanzienlijk af van
het ideale Q.V.lijnennet op basis waarvan de H.B. matrix is berekend.
Een evaluatie van de verschillende ontwikkelde netwerken met gebruikmaking
van de vaste H.B. wensmatrix is gelet op het bovenstaande niet correct.
De kwaliteit van het ene netwerk kan aanzienlijk verschillen van de
kwali-teit van het andere netwerk met als gevolg dat de bijbehorende Q.V. vraag-patronen ook verschillen. Een aanpassing van het Q.V. vraagpatroon aan de aangeboden Q.V. kwaliteit kan geschieden op grond van veranderingen van een drietal kwaliteitsaspecten, te weten :
a. het al dan niet noodzakelijk zijn van voor- en natransport voor een verplaatsing met het openbaar vervoer
b. lIet al dan niet moeten overst~ppen tijdens een verplaatsing met het openba;lr vervoer
C'. de aangeboden frequentie van de lijnen \.Jaarvan een reiziger gebruik
k;Jn m;lken voor Zijn verpln;ltsing.
Correctie v;ln de H.H. m;1trix (\"ensm;ltrix) vindt plauts door ve
rmenigvuldi-*
glll~~ Villl de oude vervocrvraJg met een ver1 ies[unctie <P Ctjl voor verande-ring loopélfst<lnd) \",wrbij geldt:
*
<P M w t:,d~*
0'., 0'. exp (0'.. 6t )*
w exp (0'. .t:, d~) de verandering = de verandering coëfficiënten. ~n de wachttijd in sec. ~n de loopafstand voor- en (23. I) (23.2) natransportvoor een meer uitgebreide behandeling van deze herberekening van het
vraag-patroon Q.V. met gebruikmaking van de verliesfunctie, wordt verwezen naar
van Leest [13]. Het vraagpatroon Q.V. kan ook herberekend worden met gebruik-making~.pan het vraagmodel met behulp waarvan de wensmatrix is berekend. In plaats van een ideaal Q.V.lijnennet wordt nu het berekende Q.V. net ingevoerd.
Na aanpassing van de H.B. matrix kunnen de gegenereerde initiële .
lijnennet-ten worden geëvalueerd. De resultaten hiervan zijn weergegeven in bijlage I,
. kolom 2.
7.2'. VERBETERING VAN HET INITIELE LIJNENNET
In fase 3 van het planningsproces wordt vervolgens nagegaan of het
ontwik-kelde initiële lijnennet nog verbeterd kan worden. Dit geschiedt op een
tweetal wijzen
I. een hernieuwde optimale voertuigtoedeling en frequentiebepaling bij
een gegeven lijnennet
2. het loskoppelen en opnieuw koppelen van lijnsegmenten op knooppunten
waar veel lijnen elkaar snijden met als doelstelling minimalisatie van het aantal overstappen.
7.2.1. FREQUENTIEQPTIMALISATIE EN VQERTUIGTQEDELING
In paragraaf 6.2. is reeds gesteld dat de frequenties waarmee de lijnen
be-diend gaan worden, aangepast moeten worden aan in d~ praktijk gangbare
fre-quenties. Deze aanpassing zal echter binnen de restrictie van een maximaal
aantal per uur in te zetten bussen (vertaling van budget k) moeten worden ui tgevoerd.
In paragraaf 7.1. is aangegeven dat een verandering van de frequenties op
de lijnen een verandering van het Q.V. vraagpatroon tot gevolg heeft.
Ge-let op het bovenstaande is het zeer voor de hand liggend de frequenties
Als doelstelling voor deze deeloptimalisatie kan gebruikt worden maximalisatie van het aantal O.V. reizigers.
De aanpassing van dë H.B. matrix geschiedt m.b.v. de functie
P. '1 ~J </J(t ). w P. '0 ~J (24)
waarbij </J(t ) w exp {a. (tl
-
t~)}t de wachttijd op een relatie ~ - J
w
Stel nu dat de frequentie op lijn 1', veranderd wordt van 1..1',0 in 1..1',1 (de wachttijd verandert van t1',O in t1',1 ).
Indien voor relatie ~ - j gebruik gemaakt wordt van lijn 1', dan geldt
P. '1 ~J exp { a.(t1',1 - t1',O )}. PijO en dus ook
exp { a. (tol - to~) P
x, x, Q, (t1',O)
(25) (26)
Omdat de afgelegde weg op lijn 1', van een reiziger op de relatie ~ - J onaf-hankelijk is van de frequentie op lijn 1', , geldt ook
(27)
aantal reizigerskilometers op lijn 1',
N.B. Bij de afleiding van bovenstaande formules zijn alleen eerste orde
effecten in beschouwing genomen. Een verandering van de frequentie
zal dus niet een verandering van de routekeuze van de reiziger tot gevolg hebben.
Het optimalisatieprobleem kan nu als volgt geformuleerd worden (hierbij is het aantal verplaatsingen vervangen door het aantal reizigerskilometers)
Maximaliseer (28.1) oftewel aangezien t1',
Maximaliseer (28.2)
sub 1..1', E A (A is de verzameling toegestane waarden van À)
sub 2 ilentier(-T1',À1',)
I
~ m (m=
aantal in te zetten bussen)sub 3 qQ, ~. ÀQ,
*
CAP 3600 2 ÀQ, (28.3) (28.4) (28.5)met qi CAP
~ezetting op de lijn (reizigers per uur)
maximale capaciteit van de bus
De bezetting van de lijn in de nieuwe situatie kan worden berekend op basis van de bezetting van de lijn in de oude situatie
vermenig-1 1
vuldigd met de verliesfunctie : qil
=
exp {a.1800.'I - I)}·
qiO (28.6)1 0
sub 4 0,15. Ài . CAP (28.7) restrictie 4 is ingevoerd om onnodig leeg rondrijden van de bussen te voorkomen.
Bovenstaand optimaliseringsprobleem kan worden opgelost door middel van een iteratieve berekening die uit een aantal stappen is opgebouwd. In deze be-rekening wordt de doelstellingsfunctie in de omgeving van ÀO als functie
'van À benadert. De doelstellingsfunctie wo~dt als volgt berekend :
1 I
L [exp{a.1800. ~-À-) } .RKMi(X )
i il iO iO
Voor een meer uitgebreide behandeling van het algoritme wordt verwezen naar [13].
In figuur 7 en bijlage 1, kolom 3 z~Jn de resultaten van de frequentie-optimalisatie voor de 2 lijnennetten weergegeven.
DV 14 (5 lijnen) DV 10 (7 lijnen) 3 5
f-
TM ...
I t-figuur 7. (28.8)In beide voorbeelden zijn_de frequenties aangepast aan ~n de praktijk gang~
bare frequenties'- De geringe afname van het aantal reizigerskilometers
wordt voornamelijk veroorzaakt door de afname van het aantal ingezette
bus-sen (van 23/22 naar 20). De verlies tijd neemt ~n beide gevallen af,
het-geen duidt op een betere inzet van de bussen; de verschillen tussen de 2 lijn~nnetten worden echter groter ten gunste van het lijnennet met 5 lijnen.
7.2.2. HERNIEUWDE KOPPELING VAN LIJNSEGMENTEN
Alle tot nu toe ~n beschouwing genomen lijnen zijn gebaseerd op de kortste
route tussen twee terminalpunten. Bij de berekening van de kortste routes
is uitgegaan van het geconcentreerde netwerk. In de praktijk blijkt de
lijnvoering tussen twee terminalpunten veelal niet via de kortste route te
verlopen. De meeste lijnennetten zijn opgebouwd uit een aantal centrum ge-
-richte radiale lijnstukken. Dezé -fijns-tukken worden-in het
cer:--trum gekoppeld tot een lijn. Het koppelen van de lijnstukken is een
opti-maliseringsvraagstuk waarbij de volgende doelstellingen worden nagestreefd
(zie van Witsen [I IJ)
max~mum aantal reizigers rechtstreekse verbindingen bieden
max~mum aantal re~z~gers een zo hoog mogelijke frequentie bieden
minimum-kosten/materiaalinzet, dus geen lichte aan zware radiaal
kop-pelen
regelmatig vervoersaanbod garanderen (lange transversale lijnen z~Jn
veelal onregelmatig).
Bovenstaande werkwijze kan ~n het onderhavige O.V. planningsmodel worden
nagebootst. Daartoe moeten eerst de lijnen ~n een knooppunt waar veel
lij-nen elkaar snijden worden losgekoppeld. De lijnsegmenten kunnen vervolgens
weer gekoppeld worden op een zodanige wijze dat aan een of meerdere van
bo-vengenoemde doelstellingen voldaan wordt. In eerste instantie is als
doel-stellingsfunctie gehanteerd : maximalisatie van het aantal uitgespaarde
overstappen. Bij de in het model gekozen aanpak wordt uitgegaan van de
volgende veronderstellingen
alleen ter plaatse van het centrum Cl knooppunt) wordt éénmalig de
koppeling geoptimaliseerd.
tegelijk losgekoppeld).
-(De lijnen worden niet op meerdere punten
wanneer 2 takken met verschillende frequenties aan elkaar gekoppeld
de lijnbezetting per schakel wordt niet beinvloed door de w~Jze waarop de lijnen gekoppeld worden. Bij koppeling van tak i met tak j zal het aantal uitgespaarde overstappen gelijk z~Jn aan het aantal door-gaande reizigers van tak i naar tak j en vice versa.
N.B. Het aanpassen van de frequentie kan tot gevolg hebben dat het aan-tal in te zetten bussen groter wordt dan de maximaal toelaatbare businzet. Dit probleem kan worden opgelost door na de koppeling nogmaals een frequentieoptimalisatie en voertuigtoedeling (zie par. 7.2.1.) toe te passen of door de frequentieoptimalisatie pas na de hernieuwde koppeling toe te passen.
Het bovengenoemde optimaliseringsvraagstuk kan nu als volgt geformuleerd worden : Maximaliseer L: L: X.-.• RZ .. (29.1) ~ j~i ~J ~J sub 1 b-- Xki ·
+
.
-
L: - X· . -= _r
-
_.-Vi (29.2) - ~J ~ k<{-- j>i X .. E { 0,1 } (29.3) ~JRZ. . aantal doorgaande reizigers van tak i naar tak J v~ce versa
~J
X. . 1 als tak i met tak j gekoppeld wordt
~J
Restrictie 1 zorgt er voor dat elke tak slechts met een andere tak verbon-den wordt. Het optimalisatie probleem is nu teruggebracht tot een lineair integer optimaliseringsprobleem dat met de daarvoor bekende technieken kan worden opgelost.
De resultaten van de berekeningen zijn weergegeven ~n fig. 8 en bijlage 1, kolom 4. 2 2
t
figuur 8. I+
T I I-I. -
-J IGeconcludeerd kan worden dat het koppelen een gunstige invloed heeft op het aantal uitgespaarde overstappen, maar dit kan wel tot gevolg hebben dat
de waarden van ande~e belangrijke evaluatie-criteria slechter worden (bijv.
verliestijd) :
8. SLOTOPMERKINGEN
In de onderhavige bijdrage is naar analogie van de V.T.S. methode een model beschreven dat gebruikt kan worden bij de planning van een openbaar vervoer
lijnennet. De complexiteit van het O.V. systeem is dermate groot dat een
direkte mathematische formulering van het probleem niet mogelijk bleek. Een
garantie voor het vinden van een optimaal lijnennet kan dan ook niet worden
gegeven; veeleer gaat het om een systematische verbetering van het
lijnen-net m.b.v.optimalisatietechnieken. Het planningsmodel is opgebouwd uit
een drietal deelmodellen waarbij ln verband met de wederzijdse ,beïnvloeding
van de kwaliteit van het O.V. en de vraag naar O.V. enige terugkoppelingen
zijn aangebracht. Voor wat betreft de formulering van de
doelstellings-functies en randvoorwaarden in de verschillende deelmodellen is zoveel moge-lijk aansluiting gezocht bij de bestaande praktische eisen m.b.t. de
pro-duktsamenstelling O.V. De uitkomsten van de berekeningen tonen aan dat het
l "k . b I .
moge lJ lS met ehulp van de ontwlkkelde programmatuur een O.V. lijnennet
met bijbehorende frequenties :en bus inzet te ontwerpen. Bij de ontwikkeling
van het model is t:b. v .het evalueren van de re sul taten gebruik gemaakt van
een tweetal testnetwerken. Momenteel wordt de toepasbaarheid van het model
ln de praktijk onderzocht aan de hand van de Leidse situatie.
De modulaire opbouw van het planningsmodel maakt het mogelijk het model in verschillende stadia van het planningsproces (bijv. alleen hernieuwde koppe-ling van lijnsegmenten) te gebruiken, waarbij bepaalde bestaande situaties als uitgangspunt kunnen worden genomen.
Naast het onderzoek naar de mogelijkheid tot toepassing van het model in de
praktijk wordt ·momenteel otider~ocht op welke wijze he~ model v~~beterd kan
worden t.a.v. opzet en gebruikte lnvoergegevens. Gegeven de complexiteit van het probleem is het tot dusverre nog niet gelukt om één wiskundig optimale oplossing te berekenen.
Een vruchtbare toepassing van het model moet vooral gezocht worden ln het gebruik van het model bij het verbeteren van het O.V. lijnennet (bijv. het
Wellicht dat het model op deze W1Jze een steentje kan bijdragen aan de oplossing van het financieringsproo'leemvan het Openbaar Vervoer waarvoor de overheid zich momenteel gesteld ziet.
29.
LITERATUUR
I. Chua T.A. and D.T. Silcock, "The practice of British bus operators ~n
planning urban bus services".
Traffic Engineering & Control, February 1982, pp. 66-70.
2. Barbier, M. "Le future reseau de transport en région de Paris".
Cahier de l'Institute 'd'Aménagement et d'Urbanisme de la Région
Parisienne, vol. IV-V, 1966, nr. 4 .
3. Billheimer, J. and Gray, P., "Network Design with Fixed and VariabIe
Cost Elements". Transportation Science, vol. 7, 1973, no. I, pp.49-74
4. Haubrich, G.Th.M., "De optimalisering van het spoorwegennet in
Neder-land t. b.v. het personenvervoer". Tijdschrift voor Vervoerswetenschap
1972, extra nummer, blz. 97-106.
5. Silman, L.A., Barzily, Z. and Passy, U., "Planning the route system for
urban buses". Computation and Operation Research, vol. I, 1974,
pp. 201-211.
6. Sonntag, H., "Linienplanung mit Verfahren des Operations 'Research".
Verkehr und Tedhnik, Heft 12, 1977, pp. 472-476.
7. Simonis, C.M., "Demand-Oriented Optimization of urban bus routes".
Public transport systems in urban areas, International Conference
&
Exhibition in Göteborg, Sweden, 1978, Volume C, pp. 86-97.
8. Edelman, W.F., "Optimalisering van openbaar vervoersystemen".
Procee-dings Colloquium Vervoersplanologisch Speurwerk, Den Haag 1974, blz. 25.1 - 25.13.
9. Hamerslag, R., "Inleiding optimalisatie en beslissingsmodellen".
T.H. Delft, Afdeling der Civiele Techniek, EVM/02/82.05, mei 1982.
10. a. Hasselström
"Experience networks". Sweden.
& Harris , 1980
of a computerized method for improving urban route AB Volvo, Transportation Systems, Gothenburg,
b. Andreasson, 1976.
c.
"A method for the analysis of transit networks". Gepresenteerd op de 2e European Congres on Operations
Research in Stockholm, Sweden, Nov. 29 - Dec. I, 1976.
Andreasson, analysis".
"New interactive methods for public transport
AB Volvo, Transportation Systems, Gothencurg, Sweden.
d. Hasselström, D., 1979, "Estimating direct deroand roodels in public
transport, a new approach".
e. Andreasson & Hasselström, 1979, "Assigning passengers to parrallel
10. f. Hasselströrn., 1979. "A method for optimization of urban bus route systems".
g. Hasselström, 1976. "Connecting bus-routes at a point of inter-section".
h. Hagberg
&
Hasselström, 1980. "A method to assign frequencies and vehicle types to fixed route urban public transport systems".~. Bokinge, U.
&
Hasselström, D., 1980. "Improved Vehicle Scheduling Through systematic ehanges in the time tabie" . European Journalof Operational Research, 5, 1980, pp. 388-395.a, c, d, e, f, h zijn publicaties binnen AB Volvo, Transportations Systems, Gothenburg, Sweden.
b en g z~Jn gepresenteerd op de 2e European Congres on Operations
Research in Stockholm, Sweden.
11. Witsen, M. van, "Openbare Vervoersvoorzieningen I", Syllabus naar het college e40, T.H. Delft, Afdeling der Civiele Techniek, oktober 1978. 12. Barkey, P.R., "Modelvorming bij het Openbaar vervoer, deel I + 11".
Afstudeerrapport T.H. Delft, Onderafdeling der Wiskunde, januari 1982. 13. Leest, J. van, "Optimalisering van lijngebonden openbaar
vervoers-systemen". Afstudeerrapport T.H. Delft, Afdeling der Civiele Techniek, vermoedelijke datum publicatie eind 1982.
14. Hoeven, W. van der, "Optimalisatie openbaar vervoernetwerken". Afstu-deerrapport T.H. Delft, Afdeling der Civiele Techniek, vermoedelijke datum publicatie eind 1982.
15. Krul, M., "Programmasysteem PROMO: eenvoudig hanteerbaar prognose-model t.b.v. afstudeerprojekten". T.H. Delft, Afdeling der Civiele
techniek, EVM/02/81.05, februari 1982.
16. Florian, M. and Nguyen, S. "A new look at"some old problems". "
Proceedings PTRC Summer Annual Meeting, 1974, Seminar Urban Traffic Models vol I, London, PTRC, 1974, pp. 53-114.
17. Yaged, B. jr., "Minimum cost routing for static network models". Networks, I, 1971, pp. 139-172.
18. Hasselström, D., "Public transportation planning". Een proefschrift", ISBN 91-7246-042-3, printed in Sweden, kompendict Lindome.
kolom I kolom 2 kolom 3 kolom 4
EVALUATIE evaluatie met ev~luatie na her- evaluatie na evaluatie na
CRITERIA wensmatrix matrix berekening H.B. lisatie frequentie optima- hernieuwde koppeling
DV 14 DV 10 DV 14 DV 10 ' DV 14 DV 10 DV 14 DV 10
5 lijnen 7 lijnen 5 lijnen 7 lijnen 5 lijnen 7 lijnen 5 lijnen 7 lijnen
Totaal aantal 2059 2059 1737 1704 1637 1561 1625 1603 reizigers Reizigers direkte 1074 1163 p56 1288 1224 I 196 1232 1266 verbindingen C"l Overstappers 243 258 192 181 175 149 155 140 centrum Reizigerkm's 6651 6695 5881 5596 5465 5110 5413 5342 Bu skm , s 403 400 403 400 375 352 354 351 Gemiddeld'e voer- 16.6 16,8 14,6 14,0 14,6 14,6 15,3 15,3 tuigbezetting Aantal voertuigen 22 23 22 23 20 20 20 20 Overbelasting
ja Ja ja (2%) ja(5%) nee nee nee nee (buscap.=60)
Verliestijd
.117,4 178 117,4 178,0 71,7 136,6 139,7 146,3