• Nie Znaleziono Wyników

Beheer en onderhoud van woningen: Deel 3: Aspekten van bedrijfsmatig onderhoud: verkenning van theorieën, processen en technieken van het onderhoud

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Beheer en onderhoud van woningen: Deel 3: Aspekten van bedrijfsmatig onderhoud: verkenning van theorieën, processen en technieken van het onderhoud"

Copied!
113
0
0

Pełen tekst

(1)

Beheer

e

.~

.

van w

·

onlngen

.:<:;~ ~ . "'*"'<1+

(2)

BEHEER EN ONDERHOUD VAN WONINGEN Working paper 3

~

B 0 U W

ot6

ASPEKTEN VAN BEDRIJFSMATIG ONDERHOUD een verkenning van theorieën, processen

en technieken van het onderhoud

ir H.F. Kaan

Innovatiegericht

Onderzoek Programma Bouw

Onderzoeksinstituut voor

Technische Bestuurskunde (OTB) Thijsseweg 11

2629 JA Delft

Delftse Universitaire Pers Stevinweg 1 2628 eN Delft tel. 015-783254

8448

887

6

Bibliotheek TU

Delft/~

(3)

CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG Beheer

Beheer en onderhoud van woningen. Delft: Delftse Universitaire Pers

Uitg. van: OTB, Onderzoeksinstituut voor Technische Bestuurskunde, Delft. Deel 3: Aspekten van bedrijfsmatig onderhoud: verkenning van theorieën, processen en technieken van het onderhoud / H.F. Kaan. - Ill.

Met lito opg.

ISBN 90-6275-381-7

SISO 695.9 UDC 728.1.025.3 NUGI 655

Trefw.: woningen-beheer; woningen-onderhoud. Copyright 1987 by H.F. Kaan.

No part of this book may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publish-er: Delft University Press, Delft, The Netherlands.

(4)

INHOUDSOPGAVE PAG.

o.

1.

1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1~5. 1 •. 6. 2-2.1. 2.2.

3.

3.1. 3.2. 3.3.

4.

4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6. 4.7. 4.8.

5.

5.1. 5.2. 5.3. 5.4. Verantwoording •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 1 Inleiding •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 3

Toenemende interesse in onderhoud •••••• ~ •••••••••••••••••••• 3 Deonderhoudsmarkt •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 3 Onderhoudsuitgaven aan woningen •••••••••••••••••••••••••••• 5 Van bouwopgave naar beheeropgave ••••••••••••••••••••••••••• 5 Onderhoudsmanagement en automatisering in het onderhoud ••••• 6 Same'nvatting •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 7

Onderhoudsdefinities ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 9

Onderhoudsdefinities vanuit verschillende invalshoeken •••••••••• 9 Relevante onderhoudstermen, zoals omschreven in

NVDO-publikatie 1983/9 ••••••••••••••••••••••••••••••••••• 12 Bedrijfsmatig onderhoud: beleidsdoelen en

onderhouds-besturing ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 23

Inleiding ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 23

Onderhoudsbeleid en bedrijfsbeleid ~ ••••••••••••••••••••••••• 23 Onderhoudsbeleid en onderhoudsbesturing ••••••••••••••••••••• 25 Onderhoud in de levenscyclusfase van een technisch

systeem •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 29

Inleiding ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 29

Technische systemen: enkele begrippen ••••••••••••••••••••••• 29 Storingen aan technische systemen en

onderhouds-karakteristieken •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 30

De levencyclus van een technisch systeem en de

terotechnologische onderhoudsbenadering ••••••••••••••••••••• 35 Onderhoudskonsepten •••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 37 Methoden van bepalen van onderhoudskonsepten ••••••••••••••• 39 Konditieveranderingsproces en gebouwenonderhoud

volgens Vroman ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 44

Samenvatting ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 50 Onderhoudsorganisatie en onderhoudsmanagement ••••••••••••• 53

Begrippen •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 53

Basiseisen voor een onderhoudsorganisatie •••••••••••••••••••• 54 De onderhoudswerkstroom •••••••••••••••••••••••••••••••••• 54

(5)

5.5. 5.6. 6. 6.1. 6.2. 6.3.

6.4.

6.5. 6.6. 7. 7.1. 7.2. 7.3. 7.4. 7.5. 7.6. 7.7. 8.

De struktuur van de onderhoudsorganisatie •••••••••••••••••••• 67

Onderhoudsplanning •••••••••••.•••••••••••••••••••.••••••• 72 Voorraadbeheer ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 75 Inleiding ...•...•...•.••... 75 Voorraadbeheer en produktie •••••••••••••••••••••••••••••••• 76 Voorraadbeheer en onderhoudskonsept •••••••••••••••••••••••• 78 Bestandsbeheer ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 78

Artikelsoorten, artikelklassen en bestelsystemen •••••••••••••• 79

Tenslotte ... 83

Servic~nderhoud ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 85 Onderhoud als dienstverlening aan de klant ••••••••••••••••••• 85

Het belang van een goede service-organisatie;

basis-konsepten en -elementen van service ••••••••••••••••••••••••• 86 Servicedoelen en verantwoordelijkheden •••••••••••••••••••••• 88 Het voorspellen van de servicebehoefte

(Service-forecasting) ...•...•...•...••.•... 89

Personeel en motivatie ••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 90 De relatie tot de klant ••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 90 Informatie en doe-het-zelf-onderhoud •••••••••••••••••••••••• 91

Nabeschouwing, samenvatting en konklusies ••••••••••••••••••• 93 Bijlage 1: literatuur •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 99

(6)

VOORWOORD

Dit rapport verschijnt in het kader van het Innovatiegerichte Onderzoek-programma Bouw. De Onderzoek-programmacommissie IOP-Bouw, voornamelijk sa-mengesteld uit deskundigen afkomstig uit bedrijfsleven en onderzoekswe-reld, stimuleert de universitaire- en TNO-organisaties toepassingsgericht onderzoek uit te voeren.

Beoogd wordt daarmee de technologische vernieuwing binnen de bouw te bevorderen.

Ter uitvoering van haar doelstelling zijn aan de Programma-commissie de financiële middelen toegekend door overheid en georganiseerd bedrijfsleven die zij gebruikt om de uitvoering van dit onderzoek te subsidiëren.

De inbreng van ir C. Buys (Dienstenstruktuur Ruimtelijke Ordening en Stadsvernieuwing van de gemeente Rotterdam), ir J. Hamers (Nederlands Christelijk Instituut voor de Volkshuisvesting), drs M.A. Lammertink (Na-tionale Woningraad), F.L.J. van Nimwegen (Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting) en ir W .M.A.J. Willart (Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer), allen leden van de begeleidings-kommissie van dit onderzoek, is van grote waarde geweest bij het tot stand komen van dit rapport.

De wetenschappelijke verantwoordelijkheid voor de inhoud van de rapporta-ge ligt volledig bij de uitvoerders van het onderzoek.

Onder bronvermelding mag dit rapport of mogen gedeelten van dit rapport worden overgenomen.

(7)
(8)

NVOO

N

IVE

o.

VERANTWOORDING

Dit working paper is de neerslag van een literatuurstudie naar aspekten van bedrijfsmatig onderhoud, zoals die is verricht in het kader van het Werkplan Technisch Beheer van het Innovatiegericht Onderzoek Programma Bouw (lOP-Bouw). . ..

Aan de hand van enkele publikaties is nagegaan, hoe vanuit de bedrijfskunde wordt aangekeken tegen onderhoud en onderhoudsmanagement. Ofschoon wij ons hebben moeten beperken in de hoeveelheid te behandelen literatuur, is getracht een zo breed mogelijk beeld te schetsen van het bedrijfsmatig onderhoud. Dat dit beperkingen oplevert voor de diepgang is onvermijdelijk. Zo zijn uitgebreide theoretische onderbouwingen van de opvattingen van de diverse auteurs in deze studie niet weergegeven. De nadruk in het IOP-Bouw ligt immers op de praktijk.

De vraagstelling in het kader van het Werkplan Technisch Beheer is, hoe het onderhoud aan woningen in de sociale huursektor bedrijfsmatiger kan plaatsvinden en welke rol de regelgeving daarin speelt of zou moeten spe-len. Voor de onderhavige studie, die het begrip bedrijfsmatig onderhoud moet verduidelijken, impliceert dit dat de relatie tussen de geselekteerde literatuur en (de organisatie van) het woningonderhoud niet uit het oog mocht worden verloren. Daarom zijn teksten die geen enkele associatie met woningonderhoud opriepen, achterwege gelaten. Ter illustratie: een analyse van de bedrijfszekerheid en onderhoudsaspekten van een installatie ter ver-vaardiging van ammoniak, zoals Kelly en Harris (1978: 55) die beschrijven, is ter adstruering van het belang van bedrijfszekerheid in industriële pro-cessen zeker interessant, maar de relatie met het funktioneren van wonin-gen is wel erg beperkt. Toch hebben we de afbakening van de literatuur niet te eng genomen: de voortdurende zorg om de bedrijfszekerheid en onder-houdbaarheid in de ontwerpfase van dergelijke industriële konsepten is voor woningontwerpers uiterst leerzaam!

In dit paper richten we ons nauwelijks op de vele artikelen die over ge-bouwen- en woningonderhoud in ons land zijn verschenen. Wij hebben met name uit het industrieel onderhoud (het onderhoud in verband met produk-tieprocessen) willen leren. De publikaties over het industrieel onderhoud die voor ons toegankelijk zijn, zijn legio. De Nederlandse Vereniging voor

Doel-matl~ Onderhoud (NYDOl heeft een literatuurlïst doen opstellen (NIVE-

u-blikéLie 31 en

M

D

die vele on er en titels bevat , • Uiteraard zijn veel van de daarin vermelde werken specialistisch van aard. Prof. ir K. Smit heeft, naast diepgaande studies aangaande onderhoudsmanagement, enige verkenningen op het gebied van onderhoud gepubliceerd. Zijn kollediktaat "Onderhoudsmanagement" (1986) is voor ons het vertrekpunt ge-weest voor de literatuurstudie. De keuze voor de overige literatuur is in eerste instantie tot stand gekomen in overleg met prof. ir Smit. Op haar

(9)

beurt gaf deze literatuur weer voldoende verwijzingen naar voor het onder-werp relevante publicaties, terwijl ook de NIVE-publicaties 31 en 44 (litera-tuurlijst voor onderhoud) houvast boden. Voor de beleidsmatige en bestyur -lijke facetten zijn Slaterus (1970) en Marcelis (1984) eraad lee· onder-ou s onsepten wamen mede in het werk van Herzig 1975 aan de orde, terwijl onderhoudsmana ement en - lannin in de beide werken van Kelly (1978, 198 uitvoerig werden behandeld. Aan de hand van Bleuel en Patton (1978) wordt een aparte beschouwing gewijd aan het service-onderhoud, in de zin van nazorg van de fabrikant aan het produkt en garantieverplichtin-gen.

Door de studie heen wordt de relatie met woningen niet steeds expliciet aangegeven. In het laatste hoofdstuk wordt in de vorm van een aantal stel-lingen uiteengezet hoe tegen woningen en woningkorporaties kan worden aangekeken vanuit de optiek van het bedrijfsmatig onderhoud.

(10)

-1. INLEIDING

'I. 1.1. Toenemende interesse in onderhoud

Onderhoud mag zich in een groeiende belangstelling verheugen. Het aantal min of meer recente publikaties over onderhoud getuigt hiervan. Ook de toenemende aandacht die het onderhoud, en meer in het algemeen de be-drijfszekerheid, in het -technisch wetenschappelijk- onderwijs krijgt, zowel aan de aanbod- als aan de vraagzijde, onderstreept het belang dat aan het onderhoud wordt gehecht. In Nederland hebben deskundigen op onderhouds-gebied hun krachten gebundeld in de Nederlandse Vereniging voor Doelma-tig Onderhoud (NVDO). Veel publikaties over onderhoud zijn onder NVDO-vlag uitgebracht. Sinds 1970 hebben NVDO en buitenlandse zusterorganisa-ties zich verenigd in de Ellropean Federation of National Maintenance So-cieties (EFNMS). Daarnaast is binnenslands het aantal samenwerkingsver-banden op het vlak van het onderhoud groeiende. Met name willen wij daar-van noemen het samenwerkingsverband Bedrijfszekerheid, Onderholldstech-nologie en Onderholldsmanagement (BOO) tussen de Technische Universitei-ten van Delft, Eindhoven en Enschede, de Landbouwuniversiteit Wagenin-gen, de Koninklijke Militaire Akademie, het Koninklijk Instituut voor de Marine en het bedrijfsleven.

'I. 1.2. De onderhoudsmarkt

Dat er aandacht aan onderhoud wordt besteed, is niet verwonderlijk als het aandeel dat onderhoud levert in het bruto nationaal produkt in ogenschouw wordt genomen. Zowel in Nederland als in de Duitse Bondsrepubliek is hier-naar onderzoek verricht. (Deutsches Komitee Instandhaltung e.V., 1980) Over de Nederlandse situatie publiceerde Van der Ende (1979: 100-110) in zijn artikel "Dienstverlening: kiezen en calculeren" een aantal cijfers, die hij ontleende aan een door de Technische Hogeschool Eindhoven uitgevoerd onderzoek. Hij konstateert dat in 1978 in Nederland f 32 miljard aan onder-houd werd uitgegeven, hetgeen neerkomt op ongeveer 14% van het bruto nationale produkt. Dit bedrag werd verondersteld over diverse kategorieën verdeeld te zijn; zoals in tabel 1.1. is vermeld.

(11)

Tabel 1.1. Uitgaven aan onderhoud in Nederland in 1978. Raming in mil-jarden guldens (volgens Van der Ende)

% Machines 11 (15) 34 Gebouwen 7- (9,5) 22 Vervoermiddelen 6- (8,2) 19 Wegen 2- (2,7) 6 Woningen 6- (8,2) 19 Totaal 32 (43,5) 100

(De tussen haakjes vermelde bedragen betreffen de raming in konstante prijzen van 1985)

Opvallend is het grote aandeel dat aan woningen en andere gebouwen kan worden toegekend: 41% van de totale onderhoudsuitgaven in 1978 of wel

f

13 miljard. .

Op basis van gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek berekent Schellevis (1979: 29) de ontwikkelingen op de onderhoudsmarkt voor gebou-wen. A. Smit (1987) re·kende de bedragen om naar prijzen van 1985 en liet, om een goede vergelijking mogelijk te maken, de BTW achterwege.

Tabel 1.2. De onderhoudsmarkt voor woningen en andere gebouwen, 1959-1975, in miljoenen guldens, konstante prijzen 1985 (volgens Schellevis)

lopende erijzen konstante erijzen 1985

jaar woningen andere geb. totaal woningen andere geb. totaal

1959 513 573 1.086 2.206 2.464 4.670 1960 533 627 1.160 2.215 2.606 4.821 1961 590 738 1.328 2.298 2.874 5.172 1962 650 823 1.473 2.381 3.015 5.396 1963 680 860 1.540 2.352 2.974 5.326 1964 746 971 1.717 2.325 3.027 5.352 1965 866 1.116 1.982 2.570 3.312 5.882 1966 922 1.160 2.082 2.552 3.211 5.763 1967 970 1.260 2.230 2.685 3.488 6.173 1968 1.066 1.438 2.504 2.770 3.737 6.507 1969 1.140 1.560 2.700 3.048 4.179 7.218 1970 1.300 1.799 3.099 3.121 4.319 7.440 1971 1.541 1.969 3.510 3.382 4.322 7.904 1972 1.562 2.197 3.759 3.145 4.423 7.568 1973 1.860 2.442 4.302 3.407 4.473 7.880 1974 2.020 2.975 4.995 3.258 4.798 8.065 1975 2.092 3.350 5.442 2.104 4.970 8.074 4

(12)

-Als we de bovengeschetste ontwikkeling leggen naast de ramingen van het in 1978 uitgegeven bedrag aan onderhoud, is de explosieve groei opvallend (doordat het bedrag van 1978 niet is teruggerekend op konstante prijzen van 1975, is het beeld niet meer dan een indikatie).

Het aandeel dat de onderhoudsmarkt inneemt in de produktie van de be-drijfstak bouwnijverheid en bouwinstallatiebedrijven bedraagt in de periode 1959-1975 15 tot 20% (Schellevis, 1979: 33).

)( 1.3. Onderhoudsuitgaven aan woningen

Door de Nationale Woning raad en het Nederlands Christelijk Instituut voor de Volkshui vesting is een aantal onderhoudskosten-onderzoeken uitgevoerd. In het onderzoek dat in 1979 werd gepubliceerd (NWR/NCIV 1979) werden onder meer de gemiddelde geïndexeerde uitgaven voor onderhoud aan wo-ningwet- en premie-korporatiewoningen uitgerekend. Dit betreft uitsluitend die onderhoudsuitgaven die zijn opgenomen in de administratie van het on-derhoudsfonds van de korporatie; zaken als groot-onderhoud, onderhoud als gevolg van renovatie, projektmatig onderhoud e.d. zijn buiten beschouwing gelaten.

Tabel 1.3. Geïndexeerde onderhoudsuitgaven ten laste van de onder-houdsfondsen gemiddeld per woning, volgens NWR/NCIV) (1979: 27) Prijspeil 1977 (tussen haakjes zijn vermeld de kon-stante prijzen van 1985)

jaar totale onderhoudsuitgaven

1969 1970 1971 1972 1973 1974 1975 gewogen gemiddelde 1969-1975. 396,51 408,74 429,41 426,68 414,06 410,54 455,63 421,08

'X 1.4. Van bouwopgave naar beheeropgave

(588,29) (606,44) (637,11) (633,06) (614,33) (609,11) (676,01) (624,75)

Onderhoudsbeheersing begint voor woningkorporaties en gemeentelijke wo-ningbedrijven pure noodzaak te worden, doordat zij zich meer en meer ge-plaatst zien voor een beheeropgave en steeds minder voor een bouwopgave. De kwantitatieve woningnood lijkt enigszins gelenigd.

Dat, bij een hoge nieuwbouwproduktie, de kwaliteit zeker niet altijd op de eerste plaats gekomen is, beschouwen we als bekend. Men denke aan de pu-blikaties over betonrot, sloop van na-oorlogse woningen t.g.v.

(13)

bouwtech-nische en woontechbouwtech-nische gebreken, en renovaties van nog geen 20 jaar ou-de woningen. Korporaties en gemeentelijke woningbedrijven worden daar-door steeds meer met hoge onderhoudsuitgaven gekonfronteerd.

Het verschuiven van de woningmarkt van een aanbiedersmarkt naar een vragersmarkt inpliceert dat verhuurders soms gedwongen zijn woningen aan te passen aan de marktvraag (hetgeen we in sommige gevallen funktioneel onderhoud zouden kunnen noemen: er worden voorzieningen getroffen "die erop gericht zijn de vorm, de konstruktie danwel de uitrusting van een ge-bouw aan te passen aan de sinds de oplevering ervan geëvolueerde opvattin-gen omtrent de eisen waaraan het voor zijn specifieke funktie moet vol-doen: ( ••• ). Funktioneel onderhoud dus, omdat het primair gaat om instand-houding van de funktie op een zeker niveau" (Schellevis, 1979: 13).

Ook bewoners stellen strengere eisen aan het uitvoeren van het onderhoud. Bij een hoge werkloosheid en weinig tot geen stijging van de reële inkomens wordt iedere huurverhoging als een last ervaren. Het ligt voor de hand dat aanspraken op een goed onderhouden woning, of weigering van de huurver-hoging, het gevolg zijn.

1.5. Onderhoudsmanagement en automatisering in het onderhoud

Dit alles plaatst het onderhoud van sociale huurwoningen in een ander pers-pektief dan waarin het jaren heeft gestaan. Een wijzigend onderhoudsbeleid vraagt meestal een wijzigend onderhoudsmanagement, en een grotere ken-nis van het onderhoud. Dit komt tot uitdrukking in het aantal management-kursussen dat door de landelijke koepels wordt gegeven. Ook aan onder-houdsmanagement wordt door de koepels de nodige aandacht besteed. Bij het Nationaal Com utercentrum voor Wonin c o r ' , is de ont-wikkeling van e aandac t voor on er ou stormachtig geweest.

In de stroom publikaties aangaande woningonderhoud nemen de onderwer-pen onderhoudsmeerjarenplanning en automatisering van onderhoudsadmini-stratie en -gegevensverwerking dan ook een vooraanstaande plaats in. Op zich is dit begrijpelijk. Op veel fronten lijken woningbeheerders te kort ge-schoten te zijn in het onderhoud van hun onroerend goed, als we mogen af-gaan op bijvoorbeeld de artikelen die regelmatig in het LOS-blad worden gepubliceerd, waarin de onvrede van de bewoners met de onderhoudsaktivi-teiten van hun huisbaas (of het nalaten daarvan) wordt omschreven (LOS 86-6: 20,86-7: 13, 15, 86-8: 14, 16). Ook in overheidskringen wordt op de enorme achterstand in het woningonderhoud gewezen. In de KWR (kwalita-tieve woningregistratie) wordt het bedrag, dat nodig is om de onderhouds-problemen in de nabije toekomst te lijf te kunnen, geraamd op f 46 miljard. En dat betreft dan nog alleen het bouwtechnische herstel. Ook al is dit laatste bedrag een allesbehalve betrouwbare schatting, toch mag het duide-lijk zijn dat er iets valt in te halen op onderhoudsgebied. Onderhoudsbeleid en onderhoudsorganisatie zijn bedrijfsaspekten van de woningkorporatie die deskundigheid bij de bestuurders en managers vereisen. Een adequaat ma-nagement informatiesysteem is voor een gerichte bedrijfsvoering onont-beerlijk. Een dergelijk systeem vergt in het algemeen een toenemende au-tomatisering van het woningbeheer. Daarmee dient een goede organisatie gepaard te gaan. Het eenzijdig richten op onderhoudsmeerjarenplanning en automatisering leidt o.i. niet tot oplossing van de problemen wanneer deze

(14)

-niet worden geplaatst in een bestuurlijke (in de zin van sturen en beheersen) en organisatorische kontekst. Zij dienen onderdeel te zijn van een integraal bedrijfsmatig'onderhoudsbeleid. Een in het kader van het.·IOP-Bouw uitge-voerd onderzoek.bnder circa 100 woningkorporaties laat>ziendat bijna alle geïnterviewde körporaties "geautomatiseerd" zijn, terwiJl vele ook een meerjarenonderhoudsplanning hebben. Maar zijn daarmee de'problemen van

de baan? .

In zijn inleiding, gehouden tijdens de PATO-Ieergang "Onderhoud van ge-bouwen; relatie tussen planning, ontwerp en uitvoering" van 3 mei 1984 sig-naleert Lamberti (1984) dat in de praktijk te vaak onvoldoende aandacht wordt besteed aan organisatorische aspekten van het onderhoud. Hij noemt als veel voorkomende knelpunten:

- onvoldoende koördinatie tussen verschillende onderhoudswerkzaamheden - de planning houdt onvoldoende rekening met onwerkbare tijden en

perio-den

- op ongewenste tijden veroorzakeh van overlast of storing ten opzichte van produktie, gebruikers of bewoners

- onvolledigheid van uit voerings- en uitbestedingsopdrachten

- onderhoud, en vooral groot onderhoud, is nog te veel sluitpost van meer-jarenplannen en -budgettten.

- het ontbreken van inspektie- en kontrolesystemen, waardoor niet tijdig wordt ingegrepen of geen adekwate maatregelen worden genomen.

- onvolledige registratie van verrichte onderhoudswerkzaamheden waar-door elementaire gegevens voor een gezonde planning ontbreken.

- niet goed vastleggen van verantwoordelijkheden.

Uitgaande van onderhoudskarakteristieken van technische systemen en on-derhoudskonsepten vanuit een weloverwogen onderhoudsbeleid zullen wij in het navolgende de aandacht richten op beheersing en organisatie van het onderhoud.

~ 1.6. Samenvatting

Er is een toenemende interesse in het onderhoud waar te nemen. Niet ten onrechte, als we naar het aandeel van onderhoud in de meest ruime zin in het bruto nationaal produkt kijken: ongeveer 14%. Woningen en gebouwen nemen 41% daarvan voor hun rekening. De markt voor woningen- en ge-bouwenonderhoud is gestaag gegroeid. De bouwnijverheid en bouwinstalla-tiebedrijven krijgen ongeveer 15 tot 20% van de totale omzet uit onder-houdswerk.

Ook woningkorporaties en gemeentelijke woningbedrijven beginnen hun aan-dacht meer en meer op het onderhoud te richten. Hun bouwopgave ver-schuift naar een beheeropgave. Zij worden nu gekonfronteerd met de onder-houdskonsekwenties van een op grote aantallen gerichte nieuwbouwproduk-tie, terwijl ook van bewonerszijde een goed onderhouden woning wordt ge-eist. De wijzigende positie van het onderhoud in de bedrijfsaktiviteiten van de verhuurders vraagt een op de nieuwe ontwikkelingen aangepast beleid en management. Een eenzijdige nadruk op meerjarenplanning en automatische gegevensverwerking lost geen problemen op als niet tevens de aandacht wordt gericht op de onderhoudsorganisatie.

(15)
(16)

2. ONDERHOUDSDEFINITIES

2.1. Onderhoudsdefinities vanuit verschillende invalshoeken

Het begrip onderhoud is op zeer veel wijzen gedefinieerd. De NVDO heeft onderhoud als volgt omschreven:

"Alle aktiviteiten die ten doel hebben een objekt in de technische staat te houden of terug te brengen, die nodig wordt geacht voor de door het objekt te vervullen funktie" (Smit, 1986: 1-6).

Slaterus (1970: 6) noemt onderhoud: "een samenstel van al dan niet gesys-tematiseerde aktiviteiten, die tot doel hebben bedrijfsruimten, installaties en produktiemiddelen in een zodanige staat te houden of te brengen, die voor de vervulling van hun funktie nodig wordt geacht, waarbij het ekono-misch nut van deze middelen zo groot mogelijk blijft". Geheel sluitend is de definitie niet: het onderhoud aan een monument valt buiten de begripsom-schrijving omdat, naast alle faktoren die voor de monumentenzorg pleiten, het ekonomisch nut niet altijd optimaal is.

Het opvallende verschil tussen de definitie van de NVDO en Slaterus is, dat de NVDO de technische staat centraal stelt, terwijl Slaterus in het midden laat of onderhoud een technische of een andere discipline betreft. Dat laat-ste doet Herzig (1975: 30-39) ook, na gekonstateerd te hebben dat het on-derhoudsbegrip in de bedrijfsekonomische literatuur tot nu toe niet eenslui-dend voorkomt. Hij ziet onderhoud als een funktioneel-struktureel subsys-teem in het syssubsys-teem onderneming. Tot onderhoud behoren alle maatregelen, die tot het behoud en herstel van het funktioneren van bedrijfsmiddelen dienen. Naast puur terminologische verschillen, zegt Herzig, hebben de ver-schillende onderhoudsdefinities afwijkende definities van de onderhoudsob-jekten, de onderhoudsdoelen en de onderhoudsaktiviteiten. Herzig defi-nieert ten behoeve van zijn studie de onderhoudsobjekten zonder beperkin-gen als de bedrijfsmiddelen van alle mogelijke onderneminbeperkin-gen. Het onder-houdsdoei dat hij kiest, is het behouden en herstellen van het funktioneren van de bedrijfsmiddelen. Hij sluit de modernisering en de verbetering van de bedrijfsmiddelen expliciet uit. Daarna geeft hij een interessante klassi-ficering van de onderhoudsbegrippen, die echter in het kader van ons betoog te ver voert.

Een relatie tussen onderhoudsdefinitie en definitie van het onderhoudsob-jekt leggen Priemus en Hoenderdos (1985: 35-36) in hun omschrijving van het woningonderhoud: zij definieren het woning onderhoud als "het geheel van technische en daarmee samenhangende administratieve aktiviteiten, dat gericht is op het handhaven of opnieuw bereiken of benaderen van de oorspronkelijke of daarmee qua gebruiksmogelijkheden gelijk te stellen staat van de woning", waarbij zij nadrukkelijk stellen dat de subjektieve term verbetering inhoud krijgt vanuit de beheerdersoptiek,Schellevis (1979:

(17)

11-13) onderscheidt technisch en funktioneel onderhoud: het technisch on-derhol,ldlS gericht op het instandhouden van de bestaande technische struk-tuur en uitrusting van een gebouw. De benadering sluit aan bij Priemus' de-finitie van woningonderhoud. Wat Priemus c.s. onder woningverbetering verstaan, is in de benadering van Schellevis onder funktioneel onderhoud te plaatsen.

Een gebouw is niet alleen aan technische slijtage onderhevig, maar even-eens aan een funktionele. Bij een verhoging van het woonpeilloopt de kwa-liteit van de woningvoorraad achteruit. Om deze funktionele kwakwa-liteit op peil te houden is (funktioneel) onderhoud nodig. De Nationale Woningraad (NWR) definieert onderhoud als "alle aktiviteiten die zijn gericht op het in stand houden van de oorspronkelijke gebruikswaarde van de woning (NWR 1978: 6), om deze vervolgens toe te spitsen op de technische levensduur van de elementen. De NWR definieert woningverbetering als "alle aktiviteiten die gericht zijn op het aanpassen van de woning aan gewijzigde opvattingen over de gebruikswaarde" (NWR 1978: 7). In deze definitie zou de sloop van een woning passen ("de gebruikswaarde is nul"), hetgeen weer in strijd is met de semantische betekenis van het woord woningverbetering.

Terwijl in de definities van de NVDO, NWR en Slaterus de onderhoudsorga-nisatie, -planning en -evaluatie eenvoudig zijn onder te brengen als onder-houdsaktiviteit, is dit in Herzig's definities en Schellevis omschrijving lasti-ger, terwijl Priemus c.s. zich uitsluitend richten op de technische en daar-mee samenhangende administratieve aktiviteiten. Ofschoon Priem us' defi-nitie taalkundig zuiver is, is het niet konsistent om wel de technische en daarmee samenhangende administratieve aktiviteiten tot onderhoud te re-kenen, maar niet de organisatorische en besturende. Het wordt problema-tischer als we de onderhoudsinformatie in Priemus' definitie willen onder-brengen. Het vastleggen van de onderhoudsinformatie is zonder meer een met de technische aktiviteiten samenhangende administratieve handeling, en als zodanig behorend tot het onderhoud. Het is echter eveneens een or-ganisatorische aktiviteit, en dient ook in de eerste plaats de organisatie en het beleid. Als zodanig is het een met de organisatie samenhangende admi-nistratieve handeling, en moeilijker te plaatsen in Priemus' onderhoudsdefi-nitie.

Is het al lastig een eenduidige werkbare definitie van het begrip op te stel-len, nog komplexer wordt het als de verschillende soorten onderhoud in beeld komen. Priemus en Hoenderdos (1985) laten in de feasibility-studie "Onderhoud van woningen; een terreinverkenning" begrippen als achterstal-lig, preventief, kuratief en inspektief onderhoud de revue passeren, en kon-kluderen dat er geen eenduidigheid in de definities is. Zij ondernemen een poging om de voor het woning onderhoud noodzakelijke begrippen te om-schrijven.

Vanuit de beheer-optiek hanteren zij als overkoepelend begrip de term "technisch woningbeheer", dat zij definiëren als het geheel van activiteiten dat gericht is op handhaven resp. verbeteren van de konditie van de woning. Binnen "technisch woningbeheer" worden dan de eerder genoemde begrippen woningonderhoud en woningverbetering onderscheiden. Het begrip "woning-verbetering" verder buiten beschouwing latend, brengen Priem us c.s. in het begrip "woning onderhoud" een tweedeling aan: "(gewoonlijk) gepland" versus

(18)

-"(gewoonlijk) ongepland onderhoud'. Gepland onderhoud (eenduidig is vast te stellen wat gepland wordt en wat niet) is in de optiek van Priemus c.s. het onderhoud dat op basis van een onderhoudsplan wordt voorbereid en uit-gevoerd. Het ongeplande onderhoud is meestal korrektief van aard. De ka-tegor ie "gepland onderhoud" kan worden verdeeld in korrektief onderhoud en preventief onderhoud. Alle preventief onderhoud is in beginsel gepland. Priemus c.s. verstaan daaronder alle onderhoud dat wordt voorbereid en uitgevoerd op basis van voorspellingen en/of verplichtingen en erop is ge-richt de kans op storingen of degradatie van de woning daarvan te verklei-nen. Korrektief onderhoud dat dus zowel geplande als niet-geplande activi-teiten omvat, wordt door Priemus c.s. omschreven als alle onderhoud dat wordt voorbereid en uitgevoerd met het oog op het opheffen van storingen of degradatie van de woning of onderdelen daarvan.

Preventief onderhoud verdelen Priemus c.s. in routine-onderhoud en kondi-tie-afhankelijk, niet routine-matig onderhoud.

Cl

o

technisch woningbeheer korrektief niet gepland onderhoud (12J - ---.=-====j"1 (kort-cyclisch) (3) (kort-cycl i sch) (lang-cyclisch) I mutatie-onderhoud (I) vgl. "klachtenonderhoud" (2) vgl. "groot onderhoud" (J) vgl. "normaal onderhoud"

(19)

Onder routine-onderhoud in de praktijk van het woningbeheer "dagelijks on-derhoud" genoemd, verstaan Priemus c.s. alle preventief onderhouq dat wordt voorbereid en uitgevoerd volgens een vastgestelde (meestal kort cy-clische) periodiciteit op basis van wetten, voorschriften, garantiebepalin-gen, veiligheidoverwegingarantiebepalin-gen, beheerervaring, traditie, etc. Konditie-afhan-kelijk onderhoud wordt gedefinieerd als alle preventief onderhoud dat wordt voorbereid en uitgevoerd op basis van kennis die de beheerder heeft van de huidige specifieke konditie of het konditieverminderingsproces van de wo-ning of onderdelen daarvan. Een bijzondere vorm van het konditieafhanke-lijke onderhoud is het mutatie-onderhoud: alle preventief en korrektief on-derhoud dat wordt voorbereid en uitgevoerd op het moment dat de woning, na het vertrek van de vorige bewoners, (tijdelijk) leegstaat.

De relatie tussen deze begrippen geven Priem us c.s. weer in afbeelding 2.1. Wij hebben aan de definities van Priem us en Hoenderdos relatief veel aan-dacht besteed, omdat zij ons uiterst bruikbaar voorkomen ten behoeve van het technisch woningbeheer. Toch zullen wij in dit working paper de defini-ties hanteren zoals die door Geraerds (1983) in de NVDO-publikatie 1983/9, "Onderhoudstermen", zijn omschreven.

Ten eerste richten wij ons in dit paper op het bedrijfsmatige onderhoud, op onderhoud zoals dat in industriële produktieprocessen tot uitdrukking komt. Het is dan wenselijk die termen te kiezen die herkenbaar zijn in de litera-tuur over dat onderwerp. Bovendien is, omdat een belangrijk deel van de onderhoudsliteratuur in het Engels geschreven is, in de genoemde publikatie de gebruikelijke Engelse term opgenomen naast de Nederlandse, hetgeen tot een groter literatuurbegrip bijdraagt.

Tenslotte is het o.i. noodzaak voor woningonderhoud zo min mogelijk een uitzonderingspositie te kreëren door eigen definities, of definities uitslui-tend en alleen voor woning onderhoud geldend, te hanteren.

Uitzonderingen blijven echter nodig: het begrip "mutatieonderhoud" is spe-cifiek op woningen van toepassing, en in het technisch beheer een uiterst nuttige term.

De voor dit betoog relevante onderhoudstermen zijn in de volgende para-graaf opgenomen.

2.2. Relevante onderhoudstermen, zoals omschreven in NVOO-publikatie 1983/9

Achterstallig onderhoud

Het teruglopen van sommige conditie-eigenschappen van een object leidt niet tot merkbaar ongemak voor de gebruikers en leidt daardoor niet, of nauwelijks, tot klachten van die zijde. Het kan echter wel leiden tot secun-daire schade die bij uitstel van onderhoud na een zekere tijd leidt tot zeer kostbare onderhoudsingrepen. Onder achterstallig onderhoud wordt verstaan onderhoud dat zo lang werd uitgesteld, dat het uitstel tot een economisch niet verantwoorde toename van de uit te voeren onderhoudsactiviteiten leidde.

(20)

-Betrouwbaarheid

Onder betrouwbaarheid wordt verstaan, de kans dat functioneren sinds nieuw (sic) zonder storing ten minste een bepaalde tijd zal voortduren, uiteraard onder bepaalde bedrijfscondities. De grafische weergave van de betrouwbaarheid noemt men wel de overlevingskarakteristiek.

Als synoniem voor betrouwbaarheid treft men ook wel bedrijfszekerheid aan. In de Engelse literatuur wordt betrouwbaarheid aangeduid met reliabi-lity.

Codering

Door de grote diversiteit in de artikelcoderingen van fabrikanten is een or-ganisatie van enige omvang voor de voorraadbeheersing ten behoeve van de in gebruik zijnde objecten al gauw genoodzaakt een eigen coderingssysteem te bezigen. Onder codering wordt verstaan het systematisch toekennen van een numerieke of alpha-numerieke code voor het eenduidig onderscheid in identiteit van elk artikel in het assortiment. Hierbij kunnen twee funda-menteel verschillende wegen worden bewandeld: de functionele codering en de beschrijvende codering.

& Bij de !ynctionele codering wordt de code bepaald door het objekt waarin het deel voorkomt en door de functie die het daarin vervult. Identieke delen met verschillende functies of in van elkaar verschillende objecten worden in dat systeem niet als identiek herkend en daardoor in de voorraadbeheer-sing onafhankelijk van elkaar beheerst.

(!) Bij de beschrijvende codering wordt de code bepaald door eigenschappen als vorm en materiaal, waardoor identieke delen in verschillende objecten ook als identiek herkend worden.

Correctief onderhoud

Ten aanzien van het doel dat men met onderhoudsactiviteiten nastreeft wordt onderhoud veelal onderscheiden in correctief versus preventief on-derhoud. Onder correctief onderhoud wordt verstaan het onderhoud, nadat een storing is opgetreden, met het doel de storing op te heffen. Sporadisch wordt de, niet aan te bevelen, term curatief onderhoud aangetroffen.

Defect

Een defect is een storing als gevolg waarvan een component van een object niet meer kan funtioneren.

Echelon -4~f\60 R.O~)

Het aan een object uit te voeren onderhoud vertoont aanzienlijke verschil-len in de optredende technische complexiteit en de daarbij benodigde spe-cialistische kennis en hulpmiddelen. In een wat grotere onderhoudsorganisa-tie is het al gauw nodig om het onderscheid in niveau formeel vast te stel-len en om de onderscheiden taken toe te wijzen aan daartoe onderscheiden organisatorische eenheden. Met echelon wordt het organisatorisch niveau aangeduid waarin de onderhoudstaken in een organisatie als taak zijn sa-mengevoegd. Een hoger echelon bedient in het algemeen meer klanten van lagere echelons en vertoont meer specialisatie, gepaard gaande met een hogere herhalingsfrequentie van de vraag naar hetzelfde onderhoud.

(21)

Essentialiteit

Onder de essentialiteit van een object wordt verstaan het belang voor de gebruikende organisatie dat het object voor inzet beschikbaar is. Essentia-liteit kan ook worden toegepast op delen van een object.

Bij niet-gereedheid leidt een hogere essentialiteit tot verdergaande inspan-ning bij onderhoudsbehandeling of verwerving van onderhoudsdelen. De Engelse term voor essentialiteit is essentiality.

(youtenboomanalyse)

Foutenboomanalyse is een Nederlandse aanduiding voor Fault Tree Analysis of F.T.A.

(

F.T.A

~

F.T.A., Fault Tree Analysis ook wel genoemd: incident sequence analysis, is een methode voor de systematische analyse van het optreden van fouten in het functioneren van een object, waaronder mogelijke bedieningsfouten. Uitgaande van de hoofdfuncties van het object wordt de samenhang van de hoofdfunctie met de daaraan ten grondslag liggende foutenkennis en -com-binaties weergegeven. F. T .A. is niet ontwikkeld om inzicht te verkrijgen in het onderhoud, maar om het ontwerp te beoordelen en om een indruk te verkrijgen van de mogelijke fouten die de functievervulling van het object kunnen verstoren.

In het Engels wordt voor F.T.A. ook wel de aanduiding Failure Tree Analysis aangetroffen, hetgeen echter niet juist is, omdat niet alleen sto-ringen (fa:ilures) maar ook bedieningsfouten als oorzaak worden gehanteerd (van belang zijn; HK).

Gebruiksafhankelijk onderhoud

T en aanzien van de samenhang tussen een bepaalde storing en de daarmee samenhangend gekozen onderhoudsregel kunnen drie elementaire onder-houdsregels worden onderscheiden, t.w. storingsafhankelijk onderhoud, gebruiksafhankelijk onderhoud en toestandafhankelijk onderhoud. Bij ge-bruiksafhankelijk onderhoud vindt bepaald onderhoud plaats nadat een be-paalde periode van gebruik is verstreken. De gebruiksduur is soms uitge-drukt in tijd, veelal echter in een gebruikseenheid, zoals afgelegde kilome-ters, draaiuren, e.d. De Engelse term voor gebruiksafhankelijk onderhoud is use based maintenance, ook wel, indien de onderhoudsinterval constant is, hard time maintenance, of fixed time maintenance.

(De inleiding tot de begripsomschrijving is o.i. wat onduidelijk. Het begrip "onderhoudsregel" komt in de definitielijst nergens anders voor; het begrip wordt ook niet gedefinieerd.

Met de inleiding wordt o.i. het volgende bedoeld:

Het moment, waarop de uitvoering van onderhoud plaatsvindt, kan in prin-cipe afhankelijk worden gesteld van het ogenblik waarop een storing plaats-vindt, van de gebruiksduur van het onderhoudsbehoevend object, of van de toestand waarin het onderhoudsbehoevend object zich bevindt. Wij spreken dan van resp. storingsafhankelijk onderhoud, gebruiksafhankelijk onderhoud en toestandsafhankelijk onderhoud. Bij gebruiksafhankelijk onderhoud etc. HK).

(22)

-Geleidelijke storing

Een geleidelijke storing is een storing waarbij het bezwijkproces met een zekere tijd gepaard gaat. Door observering van het proces is een dergelijke storing in beginsel voorspelbaar (toestandsafhankelijk onderhoud; zie al-daar). In het Engels wordt geleidelijke storing aangeduid met gradual failure of degradation failure.

Gemiddelde onderhoudstijdsduur

De gemiddelde onderhoudstijdsduur is de gemiddelde tijdsduur van alle, preventieve en correctieve, onderhoudsactiviteiten, gemeten over een be-paalde tijdsperiode. In het Engels wordt de geleidelijke onderhoudsduur aangeduid met MTM (Mean Time Maintain).

Gemiddelde reparatietijdsduur

De gemiddelde reparatietijdsduur is de gemiddelde tijdsduur van alle repa-raties, gemeten over een bepaalde tijdsperiode.

In het Engels wordt de gemiddelde reparatietijdsduur aangeduid met MTTR (Mean Time to Repair).

Gemiddelde storingsinterval

Het gemiddelde storingsinterval is het gemiddelde van de over een bepaal-de, representatieve periode opgetreden storingsintervallen.In het Engels wordt voor gemiddelde storingsinterval de aanduiding M. T .B.F., Mean Time Between Failure, gebezigd indien de storing d.m.v. onderhoud op te heffen is, waarna een volgende gebruiksperiode kan volgen. Indien het een niet-repareerbare component betreft, b.v. gloeilampen, spreekt men van M.T.T.F.: Mean Time To Failure.

Groot onderhoud

Groot onderhoud is onderhoud dat omvangrijk is, een vrij groot uit voerings-interval heeft en van belang is om het beëindigen van de levensduur te voorkomen. De uitdrukking wordt o.a. gebezigd i.v.m. fiscale aftrekmoge-lijkheden onder daarvoor geldende voorwaarden.

Inspectie

Het woord inspectie wordt in twee betekenissen gebezigd.

(1) In engere zin is inspectie het vaststellen van de waarde van een of meer conditie-eigenschappen van een objekt ter vergelijking met daar-voor vastgestelde grenswaarden. In het onderhoud heeft dat ten doel tot een oordeel te komen over de wenselijkheid tot onderhoudsingre-pen.

(2) In het onderhoud wordt in sommige branches, zoals de luchtvaart en de autowereld, het woord inspectie gebezigd voor een pakket onderhouds-activiteiten, dat meestal na een bepaalde gebruiksduur van een object moet worden uitgevoerd.

Dit stemt in zoverre niet overeen met inspectie in engere zin, dat een deel van de voorgeschreven activiteiten moet worden uitgevoerd onge-acht de conditie, b.v. het verversen van de olie.

(23)

Modificatie

Modificatie is constructiewijziging van een bestaand object. Dat kan ge-schieden om de productiviteit te vergroten of om de betrouwbaarheid, of de onderhoudbaarheid te verbeteren of op andere wijze de onderhoudskosten te verlagen. Naar zijn aard is modificatie een ontwerpactiviteit en geen on-derhoud. De wel eens gebezigde uitdrukking modificatie-onderhoud is dan ook in zich zelf onjuist.

Niet-programmeerbaar onderhoud

Niet-programmerbaar onderhoud is onderhoud, waarvan de uitvoering niet volgens het onderhoudsconcept met een zekere regelmaat terugkeert, waardoor de momenten waarop uitvoering nodig zal zijn niet of slecht zijn te voorspellen. De Engelse aanduiding voor niet-programmeerbaar onder-houd is inscheduled maintenance.

Onderhoud

Onder onderhoud van een object wordt verstaan: alle activiteiten die ten doel hebben dat object in de technische staat te houden of terug te bren-gen, die nodig wordt geacht voor de door het object te vervullen functie. In het Engels wordt onderhoud aangeduid met maintenance, soms upkeep.

Onderhoudsconcept

Onder het onderhoudsconcept van een object wordt verstaan de verzame-ling regels over de momenten waarop en alsdan welk onderhoud aan een ob-ject wordt uitgevoerd.

Opportunistisch onderhoud

Opportunistisch onderhoud is het onderhoud dat wordt uitgevoerd wanneer de gelegenheid daartoe geboden wordt, omdat vanwege andere onderhouds-activiteiten het betrokken object uit bedrijf moet worden genomen en om-dat het onderhoud met hoge stilstandskosten of kostbare demontage-activi-teiten gepaard gaat. Opportunistisch onderhoud zal naar zijn aard vooral toestandsafhankelijk zijn. In het Engels wordt opportunistisch onderhoud aangeduid met opportunistic maintenance.

Periodiek onderhoud

Periodiek onderhoud is onderhoud dat wordt uitgevoerd met een constant interval. Soms is het interval uitgedrukt in tijd, veelal is het uitgedrukt in een gebruikseenheid, zoals kilometers, draai uren e.d.

Planbaar onderhoud

Planbaar onderhoud is onderhoud waarvan de noodzaak tot uitvoering vol-doende tijdig bekend is om de normale procedures voor de werkvoorberei-ding en voor het opnemen in de planning te kunnen doorlopen. De Engelse aanduiding voor planbaar onderhoud is planned maintenance.

Preventief onderhoud

Ten aanzien van het doel dat men met onderhoudsactiviteiten nastreeft, wordt onderhoud veelal onderscheiden in correctief versus preventief on-derhoud. Onder preventief onderhoud wordt verstaan het onderhoud vóórdat

(24)

-een storing is opgetreden, met het doel de kans op het optreden van die sto-ring in de op het onderhoud volgende periode te verkleinen.

Primaire storing

Een primaire storing is een storing aan een object, welke niet het gevolg is van een andere storing aan een object. In het Engels wordt primaire storing aangeduid met primary failure.

Produktieprofiel

Het merendeel van de produktiemiddelen is niet continu of nagenoeg conti-nu benodigd voor inzet. Voor sommige objecten is er een programma voor de inzet dat een zekere regelmaat kent, waarin bepaalde perioden van inzet worden gevolgd door bepaalde perioden waarin geen behoefte is aan inzet. Het produktieprofiel is het patroon van de zich herhalende tijdsperioden van gewenste inzet en van tijdsperioden waarin geen inzet wordt geëist. In het Engels wordt produktieprofiel aangeduid met production profile of ope-ration profile.

De inzetvrije periode wordt in het Engels wel aangeduid met maintenance window.

Programmeerbaar onderhoud

Programmeerbaar onderhoud is onderhoud, waarvan de uitvoering, volgens het onderhoudsconcept, met een zekere regelmaat terugkeert. Het is daar-door vooraf bekend, waardaar-door ermee rekening kan worden gehouden in de planning. De Engelse aanduiding voor programmeerbaar onderhoyd is sche-duled maintenance.

Progressief onderhoud

Een periodieke onderhoudsbeurt bevat een pakket onderhoudsactiviteiten dat een bepaalde tijdsduur omvat, gedurende welke het betrokken object, in het algemeen, niet kan worden ingezet. De tijdsruimten, waarbinnen het object niet voor inzet benodigd is, kunnen echter aanzienlijk kleiner zijn. Veelal kan het pakket dan worden gesplitst in een aantal deelpakketten, waarvoor geldt dat de benodigde tijdsduur wel binnen die intervallen past waarin het object niet wordt ingezet. Daarbij is het interval voor ieder deelpakket even groot als voor het oorspronkelijke pakket. Deze verdeling van deelpakketten van een onderhoudsbeurt over de tijd staat bekend als progressief onderhoud. De Engelse term voor progressief onderhoud is pro-gressive maintenanCe en wordt ook wel aangeduid met phased inspections. Redundantie

Redundantie is het toepassen van meer dan een stuks van een benodigde component in een object, met het doel de betrouwbaarheid van het object te verhogen, doordat de functie van een component bij storing door de re-dundante component wordt overgenomen. Men onderscheidt actieve redun-dantie en passieve redunredun-dantie.

Reparatie

Onder reparatie wordt verstaan het technische proces, waardoor correctief onderhoud wordt gerealiseerd.

(25)

Reparatie door vervanging

Wanneer een object een storing vertoont kan men die opheffen door de be-trokken component weer in de gewenste toestand te brengen. Soms is dat technisch niet mogelijk zodat vervanging noodzakelijk is. Wanneer herstel technisch mogelijk is, heeft men de keuze tussen herstel en vervanging. Reparatie door vervanging is het streven onderhoud bij voorkeur d.m.v. vervanging uit te voeren, vooral om daardoor de stilstand ten behoeve van het onderhoud te beperken. Het werd ook gepropageerd toen de snelle loon-kostenstijging een verschuiving van betekenis ging opleveren tussen de kos,:", ten van herstel en de kosten van aanschaf van een nieuw onderdeel. Wan-neer deze filosofie in het ontwerp wordt gehanteerd, wordt het gebruik ma-ken van wegwerpdelen nagestreefd.

In het Engels is reparatie door vervanging bekend als repair by replace-ment.

Revisie

Sommige objecten vertonen, nadat ze geruime tijd in gebruik zijn, een toe-name van het benodigde onderhoud, in tijd benodigd en in kosten. In bepaal-de gevallen is het dan doelmatig het object uit bedrijf te nemen om het een onderhoudsbehandeling te geven waardoor het weer min of meer in staat als nieuw wordt gebracht. Een dergelijke naar haar aard overheersende preven-tieve, onderhoudsbeurt noemen we revisie. De onderhoudsactiviteiten zijn vooral toestandsafhankelijk. De inspectienorm voor de conditie van de on-derdelen is gebaseerd op de verwachting dat in de bedrijfsperiode na revisie normale betrouwbaarheid en onderhoudbaarheid zal optreden. In het Engels worden voor revisie de termen overhaul en rebuild gebezigd. Bij rebuild wordt de revisie bewerkstelligd doordat de benodigde componenten worden samengevoegd zonder dat het een rol speelt of ze van hetzelfde object af-komstig zijn.

Routine onderhoud

Routine onderhoud is onderhoud van zeer eenvoudige aard dat met een zeer hoge herhalingsfrequentie wordt uitgevoerd, zoals schoonmaken en smeren. Door de combinatie van eenvoud en herhalingsfrequentie komt het al gauw voor uitvoering door bediendend personeel in aanmerking. De Engelse aan-duiding voor routine onderhoud is routine maintenance.

Secundaire schade

Secundaire schade is de schade verbonden aan secundaire storingen, zowel m.b. t. het object als m.b.t. omgeving. In het Engels wordt secundaire scha-de aangeduid met secondary damage.

Secundaire storing

Een secundaire storing is een storing aan een object die het gevolg is van een andere storing aan een object. In het Engels wordt secundaire storing aangeduid met secondary failure.

Spoedonderhoud

Spoedonderhoud is onderhoud waarvan de noodzaak onverwacht optreedt en uitvoering eist op korte termijn. De Engelse aanduiding voor spoedonder-houd is emergency maintenance.

(26)

-Steekproefinspectie

Een steekproefinspectie is een preventieve onderhoudsbeurt, die op een be-perkt aantal exemplaren van een groep identieke objecten wordt toegepast, om aan de hand van de bevindingen te komen tot besluiten over het preven-tief onderhoud dat op de hele groep moet worden toegepast. De Engelse term voor steekproefinspectie is sample inspection.

Stilstandsonderhoud

Stilstandsonderhoud is onderhoud dat uitsluitend kan worden uitgevoerd wanneer het betrokken object niet in bedrijf is. In het Engels wordt standsonderhoud aangeduid met shut down maintenance. Tegenover stil-standsonderhoud staan onderhoud tijdens bedrijf, in het Engels aangeduid met running maintenance.

Storing

We spreken van een storing, wanneer een component van een object zich niet meer in de fysieke staat bevindt die nodig wordt geacht voor het func-tioneren van die component. Dat kan het geval zijn doordat het een defect vertoont of omdat een toelaatbaar geachte grenswaarde van een toestands-eigenschap is bereikt. In het Engels wordt storing aangeduid met failure.

Storingsafhankelijk onderhoud

T en aanzien van de samenhang tussen een bepaalde storing en de daarmee samenhangend gekozen onderhoudsregelen kunnen drie elementaire onder-houdsregels worden onderscheiden, t.w.: storingsafhankelijk onderhoud, ge-bruiksafhankelijk onderhoud en toestandsafhankelijk onderhoud. Bij sto-ringsafhankelijk onderhoud vindt onderhoud, benodigd om de storing op te heffen, eerst plaats nadat de storing is opgetreden. De Engelse term voor storingsafhankelijk onderhoud is failure based maintenance. (Zie opmerking bij gebruiksafhankelijk onderhoud; HK)

Storingsanalyse

In engere zin is storingsanalyse de statistische analyse van het storingsin-terval met het oog op de keuze van de toe te passen onderhoudsregel. In bredere zin betreft het ook de analyse van het aan een storing ten grond-slagliggende fysieke proces met het oog op de keuze van de toe te passen onderhoudsregels met het oog op mogelijke modificaties of andere wijze van gebruik.

Storingsdichtheid

Als men het interval observeert waarna een storing optreedt, zal men con-stateren dat het storingsinterval verschillende waarden vertoont. Sommige intervallen komen vaker voor dan andere. Dit verschil wordt gekarakteri-seerd door de storingsdichtheid, dat is de relatieve frekwentie van de ge-bruiksduren waarna een storing optreedt.

Storingsgraad

Onder de storingsgraad verstaat men de intensiteit (het aantal storingen per tijdseenheid), waarmee een bepaalde storing aan een object met een zekere bereikte leeftijd, in het direct daarop volgend tijdsinterval,

(27)

op-treedt. In het Nederlands wordt ook wel het woord uitvalsgraad gebezigd. In het Engels wordt storingsgraad aangeduid met failure rate, instantaneous failure rate, age-specific failure rate, force mortality of hazard rate.

Veel-al wordt aangenomen, dat de storingen van een object in het algemeen na een dalende storingsgraad in het begin, een periode met een constante sto-ringsgraad' vertonen, waarna tenslotte de storingsgraad stijgt. De grafische weergave daarvan staat bekend als de badkuipcurve. In het Engels: bath tub curve. Uit onderzoek is evenwel gebleken dat de badkuipcurve bij zeer wei-nig objecten optreedt.

T erotechnologie

T erotechnologie is een combinatie van management-, financiële, technische en andere technieken toegepast op de fysieke hulpmiddelen in het streven naar (de beperking van, HK) economische levensduurkosten. De uitoefening heeft betrekking op de specificatie en het ontwerpen voor de betrouwbaar-heid en onderhoudbaarbetrouwbaar-heid van fabrieken, machines, uitrusting, gebouwen en constructies, alsmede op hun installatie, in bedrijfname, onderhoud, mo-dificatie en vervanging en met terugkoppeling van informatie over ontwerp, prestatie en kosten. De Engelse term voor terotechnologie is terotechnolo-gy. In Amerika heeft de term life cycle costing meer ingang gevonden.

T oestandsafhankelijk onderhoud

T en aanzien van de samenhang tussen een bepaalde storing en de daarmee samenhangend gekozen onderhoudsregel kunnen drie elementaire onder-houdsregels worden onderscheiden, t.w.: storingsafhankelijk onderhoud, gebruiksafhankelijk onderhoud en toestandsafhankelijk onderhoud. Toe-standsafhankelijk onderhoud bestaat primair uit een voorgeschreven toe-standsinspectie. Daarbij wordt de opgenomen toestand vergeleken met een norm. Indien de norm is overschreden, (onderschreden, HK) volgt onderhoud om de gewenste toestand te verkrijgen; indien de norm niet blijkt te zijn overschreden (onderschreden, HK) is daarmee het onderhoud afgesloten. Meestal wordt het in de vorm van periodiek onderhoud uitgevoerd, maar het kan ook incidenteel worden toegepast.

Soms worden voor toestandsafhankelijk onderhoud de termen inspectief on-derhoud of predictief onon-derhoud gebezigd. De Engelse term voor toestands-afhankelijk onderhoud is condition based maintenance; soms wordt de uit-drukking predictive maintenance gebezigd. (Zie opmerking bij gebruiksaf-hankelijk onderhoud, HK).

Uit stelbaar onderhoud

In veel gevallen veranderen toestandseigenschappen van een object zeer ge-leidelijk, terwijl de acceptabele grenswaarde niet een exacte grootte heeft. Daardoor zijn er gevallen waarin de gebleken wenselijkheid tot het uitvoe-ren van onderhoud gepaard gaat met een zekere tolerantie met betrekking tot het moment w~arop het uiterlijk zou moeten zijn uitgevoerd. Dat opent mogelijkheden om de uitvoering van het onderhoud uit te stellen tot een later moment, b.v. doordat het beter past in het productieprofiel of door gebruik te maken van opportunistisch onderhoud. Door toepassing van toe-standsafhankelijk onderhoud of door andere signalen is veelal het feit, dat onderhoud nodig is, ruimschoots bekend vóórdat het uiterlijk moet zijn

(28)

20-gevoerd. Uitstelbaar onderhoud is het onderhoud waarvan de wenselijkheid is gebleken, dat uitgesteld kan worden tot een later moment, zonder dat de economische consequeties geweld wordt aangedaan. In het Engels is de voor uitstelbaar onderhoud gangbare term postponable maintenance.

Verborgen storing

Een verborgen storing is een storing, waarvan het optreden niet blijkt door een tekortschieten in het gebruik van het object, b.v. als gevolg van redun-dantie of doordat het een deelfunctie betreft die slechts nu en dan behoeft te worden vervuld. In de civiele luchtvaart wordt in het bijzonder het soort storingen bedoeld, dat niet blijkt aan de bemanning tijdens de vlucht. De Engelse term voor verborgen storing is hidden failure of dormant failure.

(29)
(30)

""/

3.

BEDRIJFSMATIG ONDERHOUD: BELEIDSDOELEN EN ONDERHOUDS-BESTURING

1-.3.1. Inleiding

De taak en funktie van een onderhoudsorganisatie zullen in beleidsdoelen moeten worden vastgelegd teneinde de organisatie gericht te kunnen bestu-ren. Onderhoudsorganisaties van woningkorporaties verschillen hierin niet van onderhoudsafdelingen van produktiebedrijven. In algemene termen wordt in het navolgende geschetst welke afwegingen aan de formulering van de beleidssektor ten grondslag zouden moeten liggen, en hoe in principe de besturing van de onderhoudsorganisatie zou kunnen worden benaderd.

'f-

3.2. Onderhoudsbeleid en bedrijfsbeleid

In het boek "Management of industrial maintenance" betogen Kelly c.s. (1978: 1) dat industriële bedrijven bestaan om winst te maken; een be-drijfsmatig funktionerende onderhoudsafdeling zoekt de balans die de bij-drage van de afdeling aan de winst (profitability) maximeert. Met opzet wordt van een balans gesproken. Het is niet toereikend de onderhoudskosten te minimaliseren, om op die wijze de totale kosten te drukken, zoals ver-schillende auteurs laten zien. Zo noemt Slaterus (1970: 9) het optimaliseren van onderhoud "het zoeken van de meest gunstige afstemming tussen de produktie- en de onderhoudswerkzaamheden ten dienste van het door de to-taliteit te bereiken doel". Grafisch geeft hij dit als volgt weer:

kosten

-c

=

totale bedrijfskosten a

=

onderhoudskostmeest

b

=

produktiekosten mate van onderhoud

y.

Afb. 3.1. Relatie kosten en mate van onderhoud (volgens Slaterus).

Hij introduceert eenzelfde afbeelding ter illustratie van de bewering dat het optimaliseren van het onderhoud tevens het bepalen van een zodanige aanpak van de uitvoering van de onderhoudstaak omvat, dat de bijkomende onderhoudskosten minimaal zijn.

(31)

kosten c = kosten totale onderhouds-dienst

voorbereidingskosten

b = uitvoeringskosten mate van voorbereiding

- t ; Afb. 3.2. Relatie kosten en mate van voorbereiding (volgens Slaterus)

Ook Smit benadrukt onderhoud als optimaliseringsvraagstuk. Optimaliseren van het onderhoud in relatie tot de bedrijfskosten impliceert dat onderhoud niet als zelfstandig proces mag worden beschouwd.

Slaterus (1970: 108) merkt op dat het onderhoudsbeleid een onderdeel van het bedrijfsbeleid uitmaakt, en dat het afzonderen van het onderhoud fu-nest is. Als we management zien als het realiseren van de bedrijfsdoelen, dan omvat onderhoudsmanagement de verantwoordelijkheid voor de opbouw van de onderhoudsorganisatie, de dagelijkse regeling van de opdrachten-stroom en het toets~n van de eigen resultaten. Slaterus (1970: 101) herkent dit als een cybernetisch proces. De cybernetica kent de begrippen sturen en regelen. Het sturen vindt plaats op het beleidsnivo, het regelen op uitvoe-ringsnivo. Rekening houdend met de verschillende benaderingen van onder-houd door de verschillende funktionarissen in een bedrijf, moeten beleids-vormers en uitvoerenden gezamenlijk de situaties onderzoeken en geza-menlijk de beslissingen voorbereiden.

Het bedrijfsproces beheersen noemt Slaterus (1978: 111) het trachten het bedrijfsproces blijvend gericht te houden op de bedrijfsdoelstelling. Beheer-sen is hier dan synoniem voor "onder kontrole hebben". Voordat men tot be-heersen kan komen, moet het doel zijn vastgesteld, evenals de nauwkeurig-heid (normen en regelgrenzen). Dit laatste is immers bepalend voor kosten en inspanning. Zolang het bedrijfsproces binnen de vastgestelde regelgren-zen blijft, is ingrijpen overbodig. Slaterus illustreert dit als volgt:

---+4---~\ normresultaat regelgrenzen

---...

~_---.J' resultaat

1

- t i j d

~ Afb. 3.3. Bedrijfsresultaat in de tijd gezien in relatie tot norm resultaat en regelgrenzen (volgens Slaterus).

Het is van belang dat de kosten van het beheersen de opbrengsten van het resultaat niet overstijgen.

(32)

-1--3.3. Onderhoudsbeleid en onderhoudsbesturing

De onderhoudsbesturing wordt uitvoerig behandeld door Marcelis (1984) in zijn dissertatie "Onderhoudsbesturing in ontwikkeling". Hij bepaalt, in na-volging van Kampfraath, de organisatiestruktuur vanuit de vereiste besluit-vormingsprocessen "Niet de organisatiestruktuur bepaalt wat er aan be-sluitvorming uitrolt, maar de gewenste bebe-sluitvormingsprocessen bepalen hoe de organisatiestruktuur er zal moeten uitzien" (1984: 30). Hij kiest voor deze benadering omdat hij de organisatiemodellen niet analoog ziet lopen aan de besluitvorming.

Het verdelen van de organisatie in subsystemen naar besluitvormingspro-cessen geeft een ander beeld dan de verdeling van een organisatie in afde-lingen of subafdeafde-lingen. Wanneer we Slaterus' eerder aangehaalde opmer-king in acht nemen dat het onderhoudsbeleid een integraal onderdeel van het bedrijfsbeleid is, verdient de benadering van Marcelis zeker de aan-dacht. Zich baserend op zijn - samen met Kampfraath - in 1981 gepubli-ceerde werk "Besturen en organiseren" onderscheidt hij 4 elementaire be-stuurlijke opgaven:

- de strategische opgave (s) - de konditionerende opgave (c) - de operationele opgave (0)

- de effektuerende opgave (e).

Hij definieert deze bestuurlijke opgaven dan als volgt:

- de strategische opgave is de (voortdurende) zorg voor het bepalen van de doeleinden die men wil bereiken en welke middelen daarvoor beschikbaar worden gesteld;

- de konditionerende opgave is de (voortdurende) zorg voor het bepalen van de middelen, het tijdstip en de kwaliteit, die aanwezig moeten zijn; - de operationele opgave is de (voortdurende) zorg voor het bepalen van de

te leveren produkten (diensten) en hun ontstaansverloop (waarmee Marcelis vermoedelijk bedoelt de procesgang bij de totstandkoming van de te leveren produkten/ diensten, HK);

- de effektuerende opgave is de (voortdurende) zorg voor het bepalen van de wijze waarop de bijdragen van de middelen moeten worden verricht. Marcelis ziet in de loop van de tijd een verband tussen de strategische en konditionerende opgave aan de ene kant en de operationele en effektueren-de opgave aan effektueren-de aneffektueren-dere kant, welke relatie hij dan gestyleerd weergeeft. Eveneens brengt hij in beeld de wisselwerking tussen de vervulling van de operationele opgave enerzijds en van de effektuerende opgave anderzijds. De twee afbeeldingen laten zich o.i. als volgt eenvoudig kombineren:

Cytaty

Powiązane dokumenty

Uzyskano barwny obraz cholewki buta, który poprzez wykorzystanie w programie funkcji Color Arrangement (CA) pozwolił na podzielenie procesu dziania na szereg

Po przeanalizowaniu wszystkich odpowiedzi udało się stworzyć profil osoby, która zna pojęcie ruchu slow fashion oraz świadomie stosuje jego zasady w codziennym

Przekłady polskiej prozy awangardowej, przekraczającej granice ówczesnych norm literackich (również w przypadku Gombrowicza, choć w 20 -leciu ukazała się z tego nurtu

Taki podział jest dość swobodny, ponieważ granice między typami ekwiwalentów są rozmy- te i ulotne; ekwiwalencja to cała gama sytuacji: od mniej lub bardziej pełnego izomorfizmu

Tekla Moczulska, córka radzyńskiego podprefekta wyszła za mąż za Karola Łaskiego. Ten był synem Antoniego, chorążego i posła łukowskiego. pisarzem konsumpcyjnym w

Zgodnie z tymi ustaleniami możemy mówić o kilku sposobach sto­ sowania prosimetrum w polskojęzycznej prozie ukraińskiej po Unii Brzeskiej: w postaci panegiryków

Die adviezen hebben trouwens ook een eigen snelheid: omdat de situaties die het algoritme detecteert zich verplaat- sen met de tijd – met de al genoemde 85 of minus 18 km/u

In order to assess the relation between the vortical structures and force generation, and to identify the phenomenon behind the greater performance of the pitch- ing wing compared