• Nie Znaleziono Wyników

"Dat paaltje had ook een kind kunnen zijn"; over verkeersveiligheid en gedrag van mensen in het verkeer

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share ""Dat paaltje had ook een kind kunnen zijn"; over verkeersveiligheid en gedrag van mensen in het verkeer"

Copied!
28
0
0

Pełen tekst

(1)

''Dat paaltje had ook een kind kunnen zijn

Over verkeersveiligheid en gedrag van

mensen in het verkeerd

Intreerede

In verkorte vorm uitgesproken op 21 oktober 2015 ter gelegenheid van de aanvaarding van

het ambt van hoogleraar 'Verkeersveiligheid'

aan de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen van de Technische Universiteit Delft

door

Prof.dr. M.P. Hagenzieker

^ De uitgesproken intreerede is opgenomen en kan bekeken worden via deze link: https://collegerama.tudelft.nl/Mediasite/Presentation/67e9a72b94b2448190f4a387aa23cf6cld

(2)

Mijnheer de Rector Magnificus, Leden van het College van Bestuur,

Collegae Hoogleraren en andere leden van de universitaire gemeenschap, Zeer gewaardeerde toehoorders,

Dames en heren,

A warm welcome to everybody! And a special welcome to all non-Dutch speakers. Because as you probably know my speech will be in Dutch. The slides are in English though, so I hope that will help. I will now switch to Dutch. Vanmiddag neem ik u mee in de wereld van de verkeersveiligheid, of eigenlijk de verkeersonveiligheid en het onderzoek daarnaar.

''Dat paaltje had ook een kind kunnen zijn''. Deze titel van mijn intreerede is een zin die in de rechtspraak wel gebruikt wordt en bedoeld is om een boete of opgelegde maatregel uit te leggen aan mensen die een ongeval of schade hebben veroorzaakt (Vleggeert, 2015). "Het was maar een paaltje" verandert dan plotseling van betekenis: een eenvoudige fout kan onder andere omstandigheden dramatische gevolgen hebben.

Het idee is dat de automobilist zich door deze uitleg veiliger gaat gedragen. Misschien let hij voortaan beter op paaltjes en gaat hij in de buurt ervan langzamer rijden. Misschien gaat hij in het vervolg niet alleen beter op paaltjes letten, maar ook op andere dingen of mensen waar j e tegenaan kunt rijden. Als iemand op die manier zijn gedrag aanpast, kunnen bepaalde ongevallen mogelijk voorkomen worden. Maar het kan ook dat de automobilist alleen de boete met wat minder morren zal betalen. Echter, misschien moeten we niet de automobilist proberen te veranderen, maar zijn omgeving? Had dat paaltje daar wel moeten staan of misschien beter zichtbaar moeten zijn? Het is de kunst om te ontdekken hoe we ongevallen kunnen voorkomen. Wat helpt wel en wat niet? En dat kan pas als je precies weet hoe ze gebeuren, als je de oorzaken kent. Dat m o e t j e dus onderzoeken. In deze rede zal ik laten zien dat gedragsonderzoek daarbij onontbeerlijk is.

Omvang van het probleem

Elk jaar komen er wereldwijd meer dan anderhalf miljoen mensen om in het verkeer op de weg (WHO, 2015). In Europa ongeveer 26.000 (Adminaite et al., 2015) en in Nederland het afgelopen jaar 570 (CBS, 2015). Het aantal ernstig verkeersgewonden is nog vele malen hoger: tientallen miljoenen wereldwijd (WHO, 2015) en in Nederland elk jaar ongeveer 19.000 (SWOV, 2015).

(3)

Afbeelding 1. Omvang van het probleem.

Road safety in the Netherlands

TU Delft

Afbeelding 2. Koningin Juliana besteedt in 1960 aandacht aan de verkeersonveiligheid in haar kersttoespraal<.

Sinds 1947 zijn er in Nederiand 107.812 verkeersdoden geregistreerd - en in werkelijkheid zijn het er zelfs nog meer. Voor het idee: dat is meer dan alle inwoners van de hele gemeente Delft. Of neem deze zaal, hier kunnen meer dan 1000 mensen in: dat zijn dus 100 volle zalen. Verkeersongevallen gebeuren al sinds er sprake is van verkeer. In d e j a r e n vijftig en zestig van de vorige eeuw steeg het aantal doden enorm. Toenmalig koningin Juliana stond hier zelfs bij

(4)

stil in haar kersttoespraak van 1960. Dat kun je j e nu niet meer voorstellen. Het aantal verkeersdoden had een piek in het begin van de jaren zeventig: meer dan 3.000 per jaar. Dit had vooral te maken met de toename van het gemotoriseerde verkeer. Halverwege de jaren zeventig zet een daling in die tot de dag van vandaag lijkt door te zetten. Het aantal verkeersdoden is sinds midden jaren zeventig spectaculair gedaald: met een factor vier ! Het is mijn stellige overtuiging dat die daling mede te danken is aan goed onderzoek. En natuurlijk het resultaat van een heleboel verschillende maatregelen.

Zo werd in de jaren zeventig de veiligheidsgordel verplicht; kwam er een wettelijke limiet van 0,5 promille voor alcoholgebruik in het verkeer; kwamen er snelheidslimieten voor wegen buiten de bebouwde kom; verschenen er hoofdsteunen op voorstoelen van auto's, kwamen er steeds meer aparte fietsvoorzieningen, kreeg het woonerf een officiële status, en kwamen er opleidingseisen voor rijinstructeurs, om maar een paar voorbeelden te noemen. Sindsdien zijn er nog veel meer maatregelen genomen. Tegelijkertijd hebben we met z'n allen ook steeds meer ervaring opgedaan met de toegenomen mobiliteit en kunnen we hier beter, veiliger mee omgaan.

Road safety in the Netherlands

3500

TU Delft 1950 1955 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 Afbeelding 3. De ontwil<keling van de verkeersveiligheid in Nederland.

Nederland behoort al jaren tot 's werelds meest verkeersveilige landen, maar de laatste jaren worden we voorbij gestreefd door bijvoorbeeld Noorwegen, Denemarken en Ierland (Adminaite et al., 2015). We kunnen dus niet op onze lauweren rusten. 570 verkeersdoden per jaar: dat zijn twee grote passagiersvliegtuigen vol! En het zorgwekkende is dat het aantal ernstig

(5)

verkeersgewonden eerder een stijgende dan een dalende trend laat zien (Weijermars et al., 2014). Verkeersonveiligheid gaat niet alleen gepaard met veel menselijk leed, maar ook met hoge maatschappelijke kosten. In gemotoriseerde landen gaat het om ongeveer 2 % van het bruto nationaal product. In Nederland hebben we het dan over zo'n meer dan 12,5 miljard euro per jaar. Ter vergelijking: de jaarlijkse kosten door congestie liggen tussen de 2,3 en 3,0 miljard euro; de milieukosten door het verkeer tussen de 2,0 tot 8,5 miljard euro (SWOV, 2014).

Road safety in the Netherlands

3 5 0 0 ' 2 0 0 0 0 3 0 0 0 - - 18000 16000 2 5 0 0 -

Seriously

14000 2 0 0 0

-injured

12000 10000 1500 -- 8 0 0 0 1000 - 6 0 0 0

Fatalities

- 4 0 0 0 500 n 2 0 0 0 1950 1955 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 0

Afbeelding 4. Ontwil<keling van het aantal dodelijke en ernstig gewonde verl<eersslachtoffers in Nederland.

En ook als j e het aan burgers vraagt, dan is de verkeersonveiligheid zoals zij die ervaren heel belangrijk voor hun welbevinden (RIVM, 2004). Hoe krijgen we deze aantallen slachtoffers en de daarmee samenhangende kosten toch nóg verder omlaag? En welk onderzoek is daarvoor nodig?

Daarover zo meer.

Geschiedenis

Maar laten we eerst even teruggaan in de tijd. We zien duidelijk dat het denken over verkeersveiligheid verandert met de tijd. Zo'n honderd jaar geleden werden in westerse, gemotoriseerde landen ongevallen eigenlijk alleen gezien als een kwestie van pech, het lot, niets aan te doen. Vandaar ook de term 'ongeluk'. Overigens bestaan er in veel landen in de wereld om culturele en/of religieuze redenen diepgewortelde overtuigingen waardoor verkeersonveiligheid nog

(6)

steeds gezien wordt als een kwestie van het lot (Nordfjaern et al., 2014). Later, dan hebben we het over de periode 1920-1950, werd de oorzaak meer gezocht bij de zogenoemde brokkenmakers, een kleine groep van zogenaamde 'slechte' weggebruikers die het gros van de ongevallen zou veroorzaken. Als je nou zou weten wie dat waren en ze uit het verkeer kon weren, was het probleem opgelost, zo werd gedacht. Maar dat lukte niet. Uit onderzoek bleek namelijk dat de brokkenmakers uit het verleden meestal niet ook de brokkenmakers van de toekomst zijn. En andersom.

History

Early 1900's 1920 -1950 1970-1980 1990's - Present

Drawing Maura Houtenbos

f u Delft

Afbeelding 5. Geschiedenis: visies over verkeersveiligheid in verschillende perioden.

In de periode daarna ging men ervan uit dat verkeersongevallen het gevolg waren van factoren die te maken hadden met ofwel de mens, het voertuig of de weg, vervolgens met een combinatie van die factoren, wat uiteindelijk resulteerde in de 'systeemaanpak.'

De laatste decennia is, vanuit de opvatting dat het bij ongevallen gaat om een combinatie van factoren, de zogeheten systeemaanpak opgekomen. Eén van de uitgangspunten van de systeemaanpak is dat alle onderdelen van het verkeerssysteem in ogenschouw moeten worden genomen om de verkeersveiligheid succesvol te kunnen verbeteren (Accident Analysis and Prevention, 2015). In steeds meer landen wordt deze systeem-aanpak ook daadwerkelijk gebruikt, bijvoorbeeld in als basis voor het verkeersveiligheidsbeleid. Zweden en Nederland zijn daarvan bekende voorbeelden. In ons land Nederland gebeurde dit onder de naam Duurzaam Veilig (Wegman et al., 2008). Deze visies op het ontstaan van ongevallen zie

(7)

j e terugkomen in het verkeers-veiligheidsonderzoek dat in de loop van de tijd is uitgevoerd. Hier zien we de hoeveelheid wetenschappelijke publicaties over verkeersveiligheidsonderwerpen. De aandacht voor 'het menselijk gedrag' en 'het verkeerssysteem' wordt duidelijk steeds groten Dit terwijl de onderwerpen 'voertuig' en ' w e g ' hun piek in een veel vroegere periode hadden. Dat bleek uit een kwantitatieve analyse van onderzoek naar verkeersveiligheid dat in wetenschappelijke tijdschriften is gepubliceerd (Hagenzieker et al., 2014). Van al dat onderzoek hebben we bepaald waar het over ging en hebben we de onderwerpen en thema's geordend en geteld.

Road safety topics in literature over time

Hagenzieker, Commandeur, Bijleveld, 2014 Drawing Maura Houtenbos f u Delft 1920 1940 1960 1980 2000 1920 1940 1960 1980 2000

Afbeelding 6. Aandacht voor verkeersveiligheidsonderwerpen in verschillende perioden (gebaseerd op Hagenzieker et al., 2014).

Gedrag

De aandacht voor gedragsonderzoek in mijn vakgebied neemt toe. En terecht: gedrag is 'key'. Kennis over verkeersgedrag is essentieel om de verkeersveiligheid substantieel en structureel te verbeteren, juist ook wanneer het gaat om infrastructurele maatregelen, voertuigmaatregelen of technologische oplossingen. Hoe j e een weg inricht is bijvoorbeeld een fantastische manier om gedrag van weggebruikers te beïnvloeden. I k wil laten zien dat de gedragswetenschappen op dit punt veel te bieden hebben. I k heb drie thema's gekozen om me de komende periode bij de TU Delft op te richten: de eerste twee zijn verkeersveiligheid in 'de stad' en automatisch rijden, twee actuele thema's waar techniek en gedrag zo duidelijk samen komen. En als derde thema: het gedrag in verkeersveiligheidsmodellen. Daarover straks meer.

(8)

Afbeelding 7. Drie thema's.

Stad

Als eerste de stad. Hoe kunnen we het verkeer veiliger maken in moderne stedelijke omgevingen? Wereldwijd, en ook in Nederland, neemt de verstede-lijking toe. Meer dan de helft van de mensheid woont inmiddels in stedelijke omgevingen. En het dat aandeel neemt nog verder toe. Het varieert van 8 2 % van de bevolking in Noord-Amerika tot 4 0 % in Afrika. In Europa leeft 7 3 % van de bevolking in steden (Economist, 2015).

In Nederland zijn lopen en fietsen naar verhouding belangrijke vervoerswijzen binnen de bebouwde kom (KiM, 2014). Fietsen en lopen zijn ook gezond. In de stad is het bovendien vaak tijdbesparend, het is goed voor het milieu en het is goed tegen files. Om deze redenen wordt niet alleen in Nederland maar ook in andere landen in Europa en wereldwijd fietsen steeds populairder (ITF, 2013). Maar de keerzijde is dat deze vervoerswijzen naar verhouding ook erg kwetsbaar zijn en dat onder deze twee typen weggebruikers relatief veel en ook steeds meer slachtoffers vallen. Deze groepen hebben minder geprofiteerd van de algehele risicodaling die behaald is dan andere groepen verkeersdeelnemers (zoals automobilisten). De meeste fietsslachtoffers in Nederland vallen binnen de bebouwde kom en op gemeentelijke wegen (Weijermars et al., 2014). Ongeveer de helft van het aantal verkeersdoden in stedelijke provincies (bijvoorbeeld Utrecht, Zuid-Holland) valt binnen de bebouwde kom; in landelijke provincies (bijvoorbeeld Groningen, Drenthe) is dat een kwart. In stedelijke provincies vallen naar verhouding ook meer ernstige

(9)

verkeersgewonden binnen de bebouwde kom dan in meer landelijke provincies (Eenink& Vlakveld, 2013). Er vallen vooral veel ernstig gewonden onder fietsers en sinds omstreeks 2007-2008 zien we daarin een sterke stijging. Daar zijn veel ouderen bij, we zien dat ouderen vaker fietsen, onder meer door de komst van de elektrische fiets.

Afbeelding 8. Fietsslachtoffers in Nederland vallen vooral binnen de bebouwde kom en op gemeentelijke wegen en veel fietsongevallen zijn gerelateerd aan infrastructuur.

Ik wil nog even terug komen op dat paaltje uit de titel. De meeste, namelijk meer dan de helft ( 5 2 % ) , van de fietsongevallen in Nederland blijken namelijk gerelateerd aan infrastructuur. En vaak zijn dat paaltjes op fietspaden. Maar het zijn niet alleen paaltjes die j e als fietser tegenkomt. Steden worden steeds ingewikkelder doordat het er drukker wordt en er steeds meer verschillende soorten voertuigen aan het verkeer deelnemen. Je ziet steeds meer en steeds meer verschillende soorten snelle en elektrische fietsen, allerlei andere soms merkwaardige Voertuigen' - denk bijvoorbeeld aan al dan niet gemotoriseerde steps en de Segway - naast personenauto's, bussen, trams, bestelbussen, vrachtwagens, en .. voetgangers. Er ontstaat een mix van lichtere en zwaardere voertuigen, van grotere en kleinere voertuigen, van snellere en langzamere voertuigen. Die moeten allemaal met elkaar omgaan. Als we nu niets doen blijft de stedelijke weginfrastructuur achter bij die ontwikkelingen. Deze infrastructuur moeten we zodanig aanpassen dat de toename van het aantal verplaatsingen en de toename van het aantal verschillende vervoerswijzen niet gaan zorgen voor een toename van het aantal verkeersslachtoffers (Weijermars et al., 2014).

Most bicycfe inju

and urban roads

Nunnber of seriously injured cyclists is

relatively high and increasing

(10)

Hoeveel paaltjes staan er trouwens in stedelijke omgevingen? En waarvoor dienen ze? Is het mogelijk verkeersdeelnemers en voertuigen met grote snelheids- en massaverschillen (nog meer of beter) van elkaar te scheiden in de stad? Misschien ook de snelle en langzame fietsers? Of juist meer de ruimte delen? Maar willen weggebruikers dat? En welke snelheden zijn onder welke omstandigheden dan veilig? Moeten we berijders van snelle fietsen - net als bromfietsers - misschien een rijexamen laten doen? En wordt het dan inderdaad veiliger in het verkeer? Is het wenselijk om bepaalde voertuigen te weren in de stad, zoals vrachtwagens in drukke winkelstraten. Welke trends in mobiliteit en vervoermiddelkeuze gaan doorzetten? En welke combinatie van maatregelen is dan het beste om de verkeersveiligheid te verbeteren? Dit is slechts een greep uit een veelheid van vragen waarvoor de antwoorden niet zomaar voor het oprapen liggen (Twisk et al., 2013).

Afbeelding 9. Steeds meer verschillende soorten verkeersdeelnemers in de stad.

In steden en stedelijke gebieden wordt momenteel nagedacht over de toekomst, vaak onder de term 'smart cities' Hoe kan de stad leefbaarder en aantrekkelijker worden? Ik wil ervoor pleiten om verkeersveiligheid daarbij vanaf het begin heel expliciet een rol te laten spelen. Dat gebeurt gelukkig ook al regelmatig. Maar het moet en kan nog veel beter.

Waar we naar moeten streven is gezondheidswinst door bijvoorbeeld meer mensen te laten fietsen, maar zonder de nare bijeffecten van fietsonveiligheid. En dat kan ook, als je tenminste passende maatregelen bedenkt. Op dit moment zijn er echter nog geen pasklare oplossingen. Onderzoek moet daarom helpen

(11)

dat voor elkaar te krijgen. Dit onderzoek begint op gang te komen en ik wil er de komende jaren graag voor helpen zorgen dat verkeersveiligheid daarbij een onderwerp van aandacht is en ook blijft. Dus laten w e , voor we meteen naar allerlei veronderstelde of voor de hand liggende oplossingen grijpen, in elk geval eerst ook nagaan wat de mogelijke consequenties zijn voor de verkeersveiligheid en hoe we eventuele negatieve gevolgen kunnen vermijden.

Automatisch rijden

Het tweede actuele thema waarop ik mij de komende periode wil richten, is automatisch rijden. Laten we nog eens terug komen op het paaltje dat een kind had kunnen zijn. Die uitleg bij een bekeuring is straks misschien wel helemaal achterhaald als er op grote schaal intelligente auto's rondrijden. Paaltje, ...kind, de intelligente auto 'ziet' het en rijdt er gewoon niet tegenaan. Bij het ultieme intelligente voertuig, het volledig geautomatiseerde, 'autonome' of zelfrijdende voertuig speelt de menselijke bestuurder nauwelijks nog een rol. En er is evenmin nog sprake van overtredingen.

Kortom: het verkeersveiligheidsprobleem is dus binnenkort opgelost met de komst van de automatisch rijdende auto. Of toch niet?

Afbeelding 10. Verschillende soorten meer en minder geautomatiseerd rijdende voertuigen.

De automatisch rijdende auto. Het onderwerp krijgt veel aandacht in de media, de industrie en ook de wetenschap. Elke paar weken verschijnt er wel een rapport over dit onderwerp. In het maatschappelijk debat is duidelijk dat er

(12)

nog veel onzekerheden bestaan over verschillende mogelijke scenario's. Er is er bovendien niet maar één soort van, maar ze worden in allerlei vormen en op allerlei niveaus van automatisch rijden ontwikkeld.

mio-mhik

I

auto-aüto

Afbeelding 11. De automobiel wordt auto-auto.

Ik noem 'm hier de ''auto-auto". Want de automobiel, die ook "zelf bewegend" betekent van het Griekse auto: "zelf" en het Latijnse mobiel: "bewegend" -die hadden we al (https://nl.wikipedia.org/wiki/Auto).

Er wordt veel verkeersveiligheidswinst van de auto-auto verwacht. Ik denk dat die verwachting op korte termijn te rooskleurig is, want die is gebaseerd op nogal optimistische aannamen vooraf (ex ante schattingen; zie bijvoorbeeld Fagnant & Kockelman, 2015). Het is realistischer uit te gaan van positieve verkeersveiligheidseffecten op langere termijn (Milakis et al., 2015).

Ik ga er dan ook niet van uit dat auto-auto's in de nabije toekomst op grote schaal en geheel zelfstandig kunnen opereren in gemengd verkeer, zoals in de stad bijvoorbeeld. De menselijke bestuurder zal nog vele jaren een belangrijke rol blijven spelen, zo laat de gedragswetenschappelijke onderzoeksliteratuur duidelijk zien (Jamson et al., 2013). Een automatische auto, die j e van deur tot deur brengt, zie ik zeker de komende decennia niet zomaar overal op de openbare weg rondrijden. Daaraan vooraf gaat een lange transitie-periode met daarin verschillende typen soorten geheel of gedeeltelijk automatisch rijdende auto's.

Steeds meer onderdelen van de rijtaak zullen geheel of gedeeltelijk geautomatiseerd worden, maar er zullen voorlopig nog veel taken overblijven voor de chauffeur. En misschien is het wel zo dat deze transitieperiode, de tussenliggende stadia, zoveel problemen veroorzaakt dat we maar beter meteen naar de volledig automatisch rijdende auto over kunnen stappen, die dan bijvoorbeeld als zodanig slechts op bepaalde aangewezen trajecten rijdt.. De taken van de chauffeur zullen echter wel veranderen. Die zal nog altijd het

(13)

verkeer in de gaten moeten houden, maar eigenlijk alleen om tijdig en goed in te kunnen grijpen als het systeem het om welke reden dan ook laat afweten. We veranderen dus van uitvoerders in supervisors.

non automated

fully automated

f u Delft

Afbeelding 12. Autobestuurders moeten tijdens de transitieperiode meer l<unnen dan nu: zelf rijden èn toezicht houden op het functioneren van het systeem.

En dat is een rol die ons niet zo goed ligt (zie De Winter et al., 2014 voor een overzicht). Als steeds meer taken geautomatiseerd worden, kost het minder inspanning om de auto te besturen: de werkbelasting neemt af. Daardoor zijn we geneigd andere dingen te gaan doen of wat weg te suffen met als gevolg dat we niet meer goed om ons heen kijken. De vraag is hoe lang het dan vervolgens duurt voordat we er weer helemaal 'bij zijn' op het moment dat we het stuur moeten overnemen. Dat is af en toe nodig, want ook hoog geautomatiseerde systemen zullen af en toe situaties tegenkomen die ze nog niet aankunnen, ze kunnen fouten maken of kapot gaan.

Gedragsonderzoek in rijsimulatoren naar deze zogenoemde 'authority transi-tions' heeft laten zien dat daardoor ongevallen en bijna-ongevallen kunnen ontstaan (de Winter et al., 2014). Bovendien blijkt dat hoe hoger het niveau van automatisering, hoe meer tijd bestuurders nodig hebben om de rijtaak weer adequaat terug te nemen. Verder kan ook een te groot en niet altijd terecht vertrouwen in geautomatiseerde systemen leiden leidt tot gebrek aan aandacht tijdens de supervisortaak en het niet adequaat ingrijpen op het moment dat dat nodig is. Dus hoewel het automatiseren van de rijtaak aan de ene kant menselijke fouten voorkomt, worden er aan de andere kant nieuwe soorten

(14)

fouten geïntroduceerd, zowel bij de auto als bij de mens. En die kunnen weer leiden tot onveilige situaties. De rol van menselijke chauffeurs gedurende de naar verwachting lange transitieperiode is één van de belangrijkste uitdagingen in het onderzoek naar geautomatiseerd rijdende voertuigen. Je hebt dan in feite bestuurders nodig die meer moeten kunnen dan de huidige: ze moeten niet alleen zelf een voertuig kunnen besturen, zoals nu, maar ook goed kunnen monitoren en toezien op het functioneren van het systeem. Ik denk dat het in de nabije toekomst nodig zal zijn om mensen beide taken te leren. En daarbij moet dan ook nog eens het wisselen tussen beide taken geoefend worden. Dat betekent dus bijvoorbeeld dat de rijopleiding anders ingericht moet worden dan nu.

Een andere zeer belangrijke uitdaging in de periode dat slechts een deel van de voertuigen in meer of mindere mate geautomatiseerd rijdt, is de interactie tussen geautomatiseerde voertuigen en niet-geautomatiseerde verkeersdeelnemers, en dan vooral ook vanuit het oogpunt van fietsers en voetgangers. Hoe reageren zij op geautomatiseerde voertuigen? Hoe weten ze wat ze van hen kunnen verwachten? Paaltje,... kind: de auto ziet het en rijdt er niet tegenaan. Ja, dat kan. Maar hoe 'fail p r o o f is die auto? En wat gebeurt er als kinderen - en andere voetgangers of fietsers - er bijna blind van uitgaan dat er toch wel voor ze gestopt wordt? Letten ze niet meer op bij het oversteken?

Of gaan ze de intelligente auto uittesten? En, hoe kunnen voetgangers en fietsers weten of zij te maken hebben met zo'n intelligent of automatisch rijdend voertuig? Hoe kunnen zij met elkaar communiceren en samenwerken? Oogcontact met bestuurders van die auto's om te checken of hij j e gezien heeft, zegt niet zoveel meer als de bestuurder niet zelf rijdt en degene is die bepaalt wanneer er geremd wordt.

Als voetgangers en fietsers niet weten of zij te maken hebben met slimme automatisch rijdende voertuigen of met 'gewone' handmatig bestuurde voertuigen, dan zullen sommigen zich twijfelend gedragen, en anderen juist heel zeker maar wel onveilig. Vanuit het oogpunt van de auto-auto wordt het dan moeilijker om gedragsintenties van voetgangers en fietsers te voorspellen. Robots zijn namelijk niet goed in het omgaan met inconsequent gedrag. Als we willen dat een robot, in dit geval een auto-auto, onze taken overneemt, dan moet hij met ons kunnen samenwerken. En om te kunnen samenwerken, moet hij ons begrijpen (Evers, 2015; zie ook bijvoorbeeld Hoff & Bashir, 2015). Is op een snelweg het gedrag van autobestuurders al lastig te begrijpen en niet altijd voorspelbaar, gedrag van fietsers en voetgangers in een stedelijke omgeving is nog een heel andere uitdaging. Onderzoek vanuit het oogpunt van deze kwetsbare, want onbeschermde, verkeersdeelnemers zal moeten

(15)

leiden tot inzicht in welke kenmerken van invloed zijn op een veilige samen-werking tussen enerzijds fietsers en voetgangers en anderzijds automatisch rijdende voertuigen.

Afbeelding 13. Naar wie luistert de auto-auto?

En ten slotte: wat willen mensen zelf? Het zijn uiteindelijk mensen die de automatische systemen moeten gebruiken. Willen ze dat ook? Zijn auto- auto's wel aantrekkelijk als j e toch nog altijd met j e handen aan het stuur moet blijven zitten? Is het niet saai? De meningen over wat mensen willen, zijn verdeeld. Er is een groep enthousiastelingen die niet kan wachten tot ze hun reis op een nuttige manier kunnen besteden, bijvoorbeeld met werken. Of die slapend of zelfs onder invloed toch zelfstandig met een auto van A naar B willen komen. Of ouderen en slechtzienden voor wie zo'n auto-auto nieuwe mogelijkheden biedt om zich zelfstandig te kunnen verplaatsen. Ook is er een groep die liever gewoon zelf wil rijden, zelf controle wil houden, zelf de handen aan het stuur wil hebben (Kyriakidis et al., 2015). En dan is er natuurlijk nog een grote middengroep die soms het een en soms het andere zou willen. Hoe groot deze groepen zijn varieert per studie. Er is nog veel meer te zeggen over dit belangrijke thema. Ik heb er hier slechts een paar aspecten uitgelicht die ik zelf belangrijk vind om onderzoek naar te doen.

En begrijp me niet verkeerd. Ik ben heel erg enthousiast over de mogelijkheden van intelligente en automatisch rijdende voertuigen om de verkeersveiligheid te vergroten. Maar we moeten ons wel realiseren dat dat niet morgen en niet vanzelf zal gebeuren. Vandaar al die vragen in mijn betoog.

(16)

Want, hoe dan ook, mensen blijven een belangrijke rol spelen. Zelfs bij volledig geautomatiseerd rijdende auto's. Auto-auto's gaan niet uit zichzelf een ritje maken. Maar zelfs als ik auto-auto de opdracht geef om mij naar Schiphol te rijden, dan nog ben ik "bestuurder". Stel u voor: Als ik en mijn echtgenoot op de voorbank ruzie zitten te maken over waar we heen moeten, naar wie luistert die auto dan? Beetje gekscherend voorbeeld natuurlijk. Om te laten zien dat er uiteindelijk één persoon moet zijn die beslist waar hij naartoe gaat, een "bestuurder" die - al dan niet op afstand - de knop bedient waarmee de auto-auto instructies krijgt.

Modellen

En dan nu het derde thema waar ikaandacht aan wil besteden: modellen. Modellen zijn één van de belangrijkste instrumenten voor verkeersveiligheidsonderzoek. Ik denk dat we veel betere verkeersveiligheidsmodellen kunnen maken als we het gedrag in het verkeer en de onderliggende werkingsmechanismen beter begrijpen - namelijk, hoe ontstaat dat gedrag? En als we de resulterende gedragsmodellen weten te integreren met verkeersmodellen. Met die geïntegreerde modellen kunnen we vervolgens betere prognoses maken voor verkeersgedrag onder veranderende omstandigheden. En ook beter inzicht krijgen in zowel korte- als langere termijn ontwikkelingen in aantallen ongevallen. Om dan vervolgens op basis daarvan geschikte bijbehorende maatregelen te ontwikkelen. Ik wil daar graag een bijdrage aan leveren.

Dat is overigens makkelijker gezegd dan gedaan. Verkeersmodellen en gedragsmodellen zijn uit verschillende onderzoekstradities afkomstig en zijn mede daarom heel anders van aard. Zo zijn de gedragsmodellen conceptueel sterk maar nog niet voldoende kwantitatief geformuleerd. En de verkeersmodellen zijn kwantitatief sterk, maar voor een groot deel gebaseerd op zeer algemene aannamen over het gedrag en bovendien vaak meer op macro- dan op microniveau. Ook vanuit de kant van verkeersmodellen is duidelijk behoefte ontstaan voor het meenemen van gedrag (Hoogendoorn et al., 2014). Als we verkeersonveiligheid willen modelleren dan speelt gedrag daarbij een belangrijke rol. Maar bij het verbeteren van de modellen gaat het niet alleen om het preciezer dan nu in een model onderbrengen van veiligheids-effecten van bepaalde gedragskeuzes: zoals bijvoorbeeld vervoermiddelkeuze, snelheidskeuze, afstand houden, beslissingen om al dan niet over te steken, of het gebruik van gordels of helmen. Het ook gaat ook, en misschien wel juist, om het begrijpen en modelleren van de factoren die op hun beurt aan deze gedragskeuzes ten grondslag liggen. De slide geeft daarvan een grove schets. Ons gedrag wordt op zijn beurt weer door heel veel factoren beïnvloed.

(17)

Alleen al het modelleren van een enkele gedraging zoals het afstand houden tussen voertuigen op de snelweg is daardoor uitermate gecompliceerd (Saifuzzaman & Zheng, 2014). Dat is nog meer het geval als we ook andere gedragingen, onder andere omstandigheden, in andere omgevingen en van andere verkeersdeelnemers, zoals fietsers en voetgangers, in een model willen meenemen.

f u Delft

Road Safety Models

Conceptual

Quantitative

r

Behavioural

Models

Afbeelding 14. Verschillen tussen verkeers- en gedragsmodellen.

Circumstances

Determinants

of behaviour

Observable

behaviour

Afbeelding 15. Schets van invloeden van gedrag, determinanten van gedrag en omstandigheden op verkeersonveiligheid.

(18)

Dat maakt het modelleren extra lastig, want lang niet alle factoren die het gedrag beïnvloeden zijn gemakkelijk te observeren en te kwantificeren. Denk bijvoorbeeld aan de minder rationele, meer gevoelsmatige factoren zoals emoties, attituden, motivatie. Ook allerlei hogere cognitieve vaardigheden, zoals de vaardigheid om gevaren in het verkeer te herkennen speelt een belangrijke rol (Vlakveld, 2011). Verder moeten we bijvoorbeeld rekening houden met verwachtingen van weggebruikers. Uit gedrags- en psychologisch onderzoek weten we namelijk dat verwachtingen een belangrijke sturende rol spelen bij ons verkeersgedrag. Verwachtingen zijn van belang om te kunnen anticiperen op verkeerssituaties. Zo zorgen voorrangsregels bijvoorbeeld voor verwachtingspatronen over hoe verkeersdeelnemers zich gedragen (Houtenbos, 2008). Juiste verwachtingen zorgen er ook voor dat we minder fouten maken. Relevante informatie, bijvoorbeeld zoals verkeersborden, verkeerstekens en medeweggebruikers, zien we eerder als die zich op een verwachte plaats bevindt, en juist later als het die informatie zich op een onverwachte plaats bevindt (Theeuwes & Hagenzieker, 1993).

Daarnaast bestaan er grote verschillen tussen verkeersdeelnemers. En de prestatie van een individuele verkeerdeelnemer verschilt ook nog eens naar gelang hij zich fit voelt dan wel ziek of vermoeid. Die zou j e allemaal mee willen nemen in je model. Maar hoe j e dat moet doen is nog lang niet duidelijk. Het incorporeren van dit soort invloeden als modererende variabelen in modellen staat nog echt in de kinderschoenen (maar zie Chorus, 2014; Vaa, 2014). Maar is wel essentieel. Want, verkeersgedrag is lang niet altijd rationeel. Ook het dit niet-rationele, meer intuïtieve en gevoelsmatige aspect van gedrag moet een plek krijgen als we verkeersgedrag willen modelleren. Dat allemaal tezamen zorgt dan voor een bepaalde verkeersonveiligheid.

[ we horen 20 sec muziek ]

Duidelijk toch? Maar hoe vat je dit in een model? Muziek heeft invloed op ons gemoed en ons gedrag. Het tempo van de muziek waar j e naar luistert heeft bijvoorbeeld effect op je gereden snelheid (Ünal, 2013). Als j e haast hebt ga j e sneller rijden (Rendon-Vélez, 2014), en als je boos bent ook (Mesken et al., 2007). En een hogere rijsnelheid heeft invloed op zowel de kans op een ongeval als de ernst ervan (Aarts & van Schagen, 2006). Al met al zijn er zijn te veel van dit soort invloeden om hier allemaal uit te werken. Maar de volgende wil ik nog noemen. Van groot belang is het fenomeen gedragsadaptatie (OECD, 1990). Ook daarmee moet bij het modelleren van verkeersgedrag en verkeersveiligheid rekening gehouden worden. Gedragsadaptatie is een complex fenomeen. Het komt erop neer dat mensen zich voortdurend aanpassen aan

(19)

de omstandigheden (zie bijvoorbeeld Dragutinovic et al., 2005; Rudin-Brown & Jamson, 2013). Als de omstandigheden veranderen, gaan mensen zich anders gedragen. Dat geldt ook in het verkeer. Gedragsadaptatie zorgt er soms voor dat verkeersveiligheidsmaatregelen niet zo positief uitpakken als van te voren bedacht.

Afbeelding 16. Muziek heeft invloed op verkeersgedrag.

Een bekend, hoewel niet geheel onomstreden voorbeeld daarvan is de introductie van ABS, waarbij het veiligheidseffect geringer was dan verwacht, mogelijk omdat automobilisten op andere fronten meer risico's gingen nemen (Aschenbrenner & Biehl, 1994). U komt ze vast ook regelmatig tegen. Die langzaamrijdende voorligger die blijkt te bellen als j e 'm inhaalt. Op zichzelf is langzamer rijden een aanpassing in de veilige richting, maar het is onvoldoende om het risicoverhogende effect door de afleiding die het bellen teweeg brengt, teniet te doen. Want hij gaat bijvoorbeeld ook meer slingeren, en abrupter remmen, en hij ziet ook letterlijk allerlei zaken over het hoofd. Het nettoresultaat is daarom dat bellen gevaarlijker is dan niet bellen (voor een overzicht zie stelling & Hagenzieker, 2012).

Het ingewikkelde bij het modelleren van gedragsadaptatie is dat het niet op goed voorhand voorspelbaar is of, in welke mate en zelfs in welke richting het zal optreden. Zo zou j e denken dat fietsers die met oordopjes in naar muziek luisteren, beter om zich heen gaan kijken om te compenseren voor het gebrek aan het kunnen horen van omgevingsgeluid. Maar beter kijken gebeurt helemaal niet, in ieder geval niet bij iedereen. Dat hebben we onlangs geconstateerd

(20)

in een onderzoel< waarin jonge fietsers al dan niet naar muziek luisterden. Ze reden een voor hen bekende route twee keer: een keer met en een keer zonder muziek. En met behulp van oogbewegingsapparatuur konden we meten hoe vaak en waar ze naar keken (Stelling et al., 2015). Deze fietsers gingen helemaal niet méér om zich heen kijken als ze naar muziek luisterden. En soms zelfs minder. Het resultaat kan zijn dat deze fietser daardoor bijvoorbeeld tegen een paaltje aan botst. Of tegen een kind misschien ..

Afbeelding 17. Illustratie gedrags-adaptatie van een fietser die naar muziek luistert (zie tekst voor uitleg).

Onderzoeksmethoden

Het moge duidelijk zijn dat er nog veel is wat we niet weten als we het hebben over het verkeersgedrag, de factoren die daaraan ten grondslag liggen en hoe dat alles samenhangt met ongevallen. Mede door de technologische ontwikkelingen komen er gelukkig steeds meer mogelijkheden om hier gericht onderzoek naar te doen en het gedrag veel gedetailleerder en onder realistischer omstandigheden te bestuderen. Autorijsimulatoren worden steeds geavanceerder en kunnen in combinatie met virtual reality simulaties van de omgeving ingezet worden om de interactie tussen mens, techniek en omgeving in detail te onderzoeken. Pas heel recentelijk is begonnen met de ontwikkeling van fietssimulatoren, ook bij TU Delft. Maar zo'n fietssimulator is er niet zomaar, daar moeten nog heel veel inspanningen voor verricht worden. Ook auto's en fietsen voorzien van allerlei meetapparatuur maken het mogelijk gedrag onder gecontroleerde omstandigheden te bestuderen.

(21)

Daarnaast komen er steeds meer mogelijkheden om gedrag te bestuderen in niet-gecontroleerde en daardoor meer realistische omstandigheden, onder andere in zogenoemde 'naturalistic driving' of 'naturalistic cycling' studies. En ook speciale technieken uit het moderne hersenonderzoek die de activiteit van de hersenen zichtbaar maken, kunnen tegenwoordig ingezet worden voor ons vakgebied. Bijvoorbeeld om te bestuderen hoe de hersenactiviteit van verkeersdeelnemers verandert als ze al dan niet zijn afgeleid.

Afbeelding 18. Er komen steeds meer en meer geavanceerde onderzoeksmethoden om verkeersgedrag te bestuderen.

Mits op de juiste wijze toegepast, gaan deze geavanceerde nieuwe methoden en technieken een belangrijke bijdrage leveren aan meer en betere gegevens over verkeersgedrag, onder meer omdat ze nauwkeuriger en completer zijn dan eerder mogelijk was. Om dan uiteindelijk de verkeersveiligheid in modellen te kunnen vatten, moeten allerlei van dit soort gedragsgegevens aan ongevallendata worden gekoppeld.

Daarmee kunnen we dan beter begrijpen welk gedrag met welk soort ongevallen samenhangt en wat nodig is om die ongevallen in de toekomst te voorkomen. Overigens is nog wel een punt van zorg dat ongevallen- en expositiegegevens verre van volledig zijn of zelfs ontbreken. We weten bijvoorbeeld niet goed hoeveel er gefietst wordt en waar, het aantal kilometers die verschillende typen weg-gebruikers waar en hoe afleggen is niet precies bekend. Maar ook hier worden sophisticated methoden en techniekenmodellen voor ontwikkeld om daar mee om te kunnen gaan (Bijleveld, 2008).

(22)

Samenvatting

Ik vat samen en kom terug op één van de overwegingen aan het begin van deze rede: Ja, het is belangrijk dat de weggebruiker weet hoe hij zich veilig moet gedragen. Maar het is vooral belangrijk om niet de weggebruiker te proberen te veranderen, maar de omgeving waar hij zich in begeeft: de weg, het voertuig, het hele verkeerssysteem. Dat paaltje dus weg, en op een andere manier ervoor zorgen dat andere voertuigen dan fietsers het fietspad oprijden. De stad zo vormgeven dat de gebruikers doen wat veilig is, en ook de auto-auto afstemmen op wat mensen willen en kunnen.

Verder denk ik dat verkeersveiligheidsmodellen een stuk kunnen verbeteren als expliciet en onderbouwd rekening wordt gehouden met het complexe en deels minder-rationele en gevoelsmatige gedrag van weggebruikers. Er komen steeds meer mogelijkheden dit te realiseren, maar het is wel een kwestie van lange adem.

Onderwijs

Ook in mijn onderwijs komen de vragen en onderwerpen aan bod die ik hier de revue heb laten passeren. Ik hoop dat studenten de kennis over verkeersveiligheid en de rol van gedrag daarbij onthouden en meenemen, welk werk ze straks ook gaan doen.

21

Afbeelding 19. Samenvatting: het is vooral belangrijk om niet de weggebruiker te proberen te veranderen, maar de

(23)

Onderzoek doen naar verkeersveiligheid is multi- en interdisciplinair van aard, en beweegt zich op het terrein van bijvoorbeeld gedragswetenschappers, ingenieurs, statistici, bestuurskundigen. Dat is nodig en erg inspirerend en ook dat probeer ik uit te dragen in het onderwijs.

Samenwerking

Het is tamelijk bijzonder dat de TU Delft bij de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen deze leerstoel verkeersveiligheid heeft. Want in veel landen bestaan helemaal geen hoogleraren voor dit specifieke vakgebied. Verkeersveiligheid vertegenwoordigt zoals uit deze rede blijkt een belangrijk maatschappelijk probleem. En het onderzoek en de zoektocht naar meer verkeersveiligheid kan ook prachtige nieuwe wetenschappelijke ideeën opleveren. Enkele daarvan heb ik zojuist genoemd.

N

^

O

f

u

Delft

MOTOR-N m CEG TPM 3mE Transport Institute Safety Security Institute

Onderzoeksagenda FietsveWgheid

r<^onnekt

^ * - 0 ITS Netherlands f u Delft

r HF

auto

HUMAN FACTORS OF , ' • I

DAVI

/ ^ '^ - - ^ . ^ ONTHEROAD

Afbeelding 20. Samenwerking is essentieel.

Vanuit deze leerstoel wil ik zorgen voor verdere inbedding van het vakgebied verkeersveiligheid in het academisch onderzoek van de TU Delft. Daarbij zal ik alle kennis en ervaring gebruiken die ik de afgelopen ruim 25 jaar heb opgedaan. Maar samenwerking is daarbij essentieel, en die hoop ik op verschillende manieren te realiseren. Ten eerste omdat ik ook bij SWOV Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid werk, waardoor het makkelijker wordt om gezamenlijk onderzoeksprojecten uit te voeren. I k zie ook volop kansen om onderzoeks-plannen uit te voeren en te ontwikkelen.

(24)

En in nauwe samenwerking met veel verschillende universitaire partijen -binnen en buiten TU Delft - en met allerlei publieke en private partijen, zowel nationaal en internationaal aan de slag te gaan met een aantal van de zojuist genoemde onderzoeksvragen.

Dankwoord

Ik ben ontzettend blij met deze leerstoel, die TU Delft, SWOV en het ministerie van Infrastructuur en Milieu mogelijk hebben gemaakt. TU Delft is een vooraanstaande universiteit en ik voel me vereerd om juist hier deze positie te mogen vervullen. Ik had hier niet gestaan zonder de inspiratie, samenwerking en hulp van heel veel mensen, die ik graag wil bedanken.

(former) colleagues and PhDs at SWOV and Delft University of Technology, &

others

Adriënne Bel Maura Houtenbos Patrick Rugebregt Ingrid van Schagen

Kariin Sundsback Divera Twisk Frits, Sophie en Dirk Bijleveld .. oq Oslo, hvor jeq skrev brorparten av denne talen

Afbeelding 21. Dank aan..

Allereerst alle promovendi die ik de afgelopen jaren heb mogen begeleiden, ik vond en vind het een feest om met jullie te werken. Mijn collega's bij SWOV: zonder jullie had ik hier niet kunnen staan. Mijn collega's bij Transport & Logistiek van de faculteit Technische Bestuurskunde en Management, waar ik zeven jaar geleden mijn entree maakte in Delft. En natuurlijk mijn collega's bij Traffic & Planning van de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen, die mij me vanaf de eerste dag zo welkom hebben laten voelen. En natuurlijk ook mijn inspirators van het eerste uur, degenen die mij tijdens mijn studie aangestoken hebben met hun drive voor wetenschappelijk onderzoek.

Tot slot, mijn vrienden en familie, mijn man, zoon en dochter.

Veel van jullie zijn hier. Dank voor jullie komst. Mijn dochter Sophie is hier niet; zij is in Taiwan, voor haar studie. De universiteit heeft speciaal voor haar een live streaming van deze gebeurtenis georganiseerd, dus als het goed is, kijkt ze nu mee.

(25)

Ik ben aan het eind gekomen van deze intreerede en wil afsluiten met de wens dat het wetenschappelijke onderzoek van de komende jaren gaat leiden tot de zo nodige antwoorden op de zojuist geschetste vragen, zodat ongevallen met paaltjes, en nog belangrijker met kinderen en andere verkeersdeelnemers zo spoedig mogelijk tot het verleden behoren.

(26)

Referenties

Accident Analysis and Prevention (2015). Special Issue Systems Thinking. Vol.74, 243-367.

Aarts, L. & Schagen, I.N.L.G. van (2006). Driving speed and the risk of road crashes; A review. Accident Analysis and Prevention, 38, 215-224. Adminaite, D., Allsop, R., & Jost, G. (2015). Ranking EU progress on road safety.

9th road safety performance index report. ETSC, Brussels, June 2015

Aschenbrenner, M. & Biehl, B. (1994). Improved safety through improved technical measures? Empirical studies regarding risk compensation processes in relation to anti-lock braking systems. I n : R.M. Trimpop and G.J.S. Wilde (Eds.), Challenges to accident prevention: The issue of

risk compensation behaviour. Groningen: Styx Publications.

Bijleveld. RD. (2008). Time series analysis in road safety research using state

space methods. PhD Thesis VU Amsterdam. SWOV Dissertatiereeks,

Leidschendam.

Chorus, C.G. (2014). Turning the light on in Virginia: New perspectives on

choice behavior modelling. Inaugural speech 5 November 2014, Delft

University of Technology.

De Winter, J.C.R, Happee, R., Martens, M.H., & Stanton, N.A. (2014) Effects of adaptive cruise control and highly automated driving on workload and situation awareness: A review o f t h e empirical evidence. Transportation

Research Part F: Traffic Psychology and Behaviour, 27B, 196-217.

Dragutinovic, N., Brookhuis, K.A., Hagenzieker, M.P, & Marchau, VA.W.J. (2005). Behavioural effects of advanced cruise control use - a meta-analytic approach.

European Journal of Transport and Infrastructure Research, 5(4),

267-280.

Economist (2015). Safe cities index. White paper: Assessing urban security

in the digital age. A report by the Economist Intelligence Unit.

Eenink, R.G. 8i Vlakveld, W.P (2013). Toekomstbeelden en Europese trends

op het gebied van verkeer en vervoer met gevolgen voor de verkeersveiligheid. Een verkenning. SWOV, Den Haag, R-2013-16.

Evers, V. (2015) Ik wil een robot die me begrijpt. Interview in NRC, 25/26 april, 2015, P.L8-L9.

Fagnant, D.J. & Kockelman, K. (2015). Preparing a nation for autonomous vehicles: opportunities, barriers and policy recommendations.

Transportation Research Part A, 77,167-181.

Hagenzieker, M.P., Commandeur, J.J.R, & Bijleveld, RD. (2014). The history of road safety research: A quantitative approach. Transportation Research

PartF: Traffic Psychology and Behaviour, 25, 150-162.

(27)

evidence on factors that influence trust. Human Factors, 57(3): 407-434. Hoogendoorn, R., van Arem, B., & Hoogendoorn, S. (2014). Automated

Driving, Traffic Flow Efficiency And Human Factors: A Literature Review.

Transportation Research Record, 2422, 113-120.

Houtenbos, M. (2008). Expecting the unexpected; a study of interactive driving behaviour at intersections. PhD thesis Delft University of Technology. SWOV Dissertatiereeks, Leidschendam.

ITF (2013). Cycling, Health and Safety. OECD, International Transport Forum, Paris.

Jamson, A.H., Herat, N., Carsten, O.M.J., & Lai, F.C.H. (2013). Behavioural changes in drivers experiencing highly-automated vehicle control in varying traffic conditions. Transportation Research Part C: Emerging

Technologies, 30, 116-125.

KiM (2014). Mobiliteitsbeeld 2014. KiM-14-ROl. Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid, Den Haag.

Kyriakidis, M., Happee, R., & De Winter, J.C.R (2015). Public opinion on automated driving. Results of an international questionnaire among 5000 respondents.7ra/7sporfato/7 Research PartF: Traffic Psychology

and Behaviour, 32, 127-140.

Mesken, J., Hagenzieker, M.P., & Rothengatter, J.A. (2007). Frequency, determinants and consequences of drivers' emotions: An on-the-road study using self-reports, (observed) behaviour and physiology.

Transportation Research part F: Traffic Psychology and Behaviour, 10{6), 458-475.

Milakis, D., van Arem, B., van Wee, B. (2015). The ripple effect of automated driving. Transport Reviews. In press.

Nordfjaern, T , Simsekoglu, Ö., Zavareh, M., Hezaveh, A., Mamdoohi, A., & Rundmo, T (2014). Road traffic culture and personality traits related to traffic safety in Turkish and Iranian samples. Safety Science, 66, 3 6 - 4 6 . OECD (1990). Behavioural Adaptations to changes in the road transport

system. Organization for Economic Co-operation and Development,

Paris.

Rendon-Vélez, E.R. (2014). Recognizing driving in haste. PhD thesis Delft University of Technology.

RIVM (2004). Hinder door milieufactoren en de beoordeling van de

leefomgeving in Nederland: Inventarisatie verstoringen 2003.

RIVM-rapport 815120001. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM en TNO Inro, leefomgeving en gezondheid.

Rudin-Brown, C M . & Jamson, S.L. (Eds.), Behavioural adaptation and road

(28)

Saifuzzaman, 1^. & Zheng, Z. (2014). Incorporating human-factors in car-following models: A review of recent developments and research needs.

Transportation Research Part C, 48, 379-403.

Schepers, I P . , Klein Woit, K., (2012). Single-bicycle crash types and character-istics. Cycling Research International, 2, 119-135.

Stelling-Konczak, A. & Hagenzieker, M. (2012). Afleiding in het verkeer. Een

overzicht van de literatuur. SWOV, Leidschendam, R-2012-4.

Stelling-Konczak, A., Hagenzieker, M., & Wee, B. v. (2015). Glance behaviour

of teenage cyclists when listening to music: results ofa study in real traffic. Paper presented at the International Cycling Safety Conference

ICSC 2015, Hanover, Germany

SWOV (2014). Kosten van verkeersongevallen. Fact sheet, www.swov.nl/ rapport/Factsheets/NL/Factsheet_Kosten_verkeersonveiligheid.pdf Theeuwes, J. & Hagenzieker, M.R (1993). Visual search of traffic scenes : on

the effect of location expectations. I n : A.G. Gale, I.D. Brown, C M . , Haslegrave, H.W. Kruysse, & S.R Taylor (Eds.), Vision in Vehicles IV (pp. 149-158), Amsterdam: Elsevier.

Twisk, D., Vlakveld, W., Dijkstra, A., Reurings, M., et al. (2013). From bicycle

crashes to measures; Brief overview of what we know and do not know (yet). SWOV, Leidschendam.

Vaa, T. (2014). From Gibson and Crooks to Damasio: The role of psychology in the development of driver behaviour models. Transportation Research Part F: Traffic Psychology and Behaviour. Transportation Research Part

F,25, 112-119

Ünal, A.B. (2013). ""Please Don't Stop the Music..." The Influence of Music

and Radio on Cognitive Processes, Arousal and Driving Performance.

PhD thesis University of Groningen.

Vlakveld. W. (2011). Hazard anticipation of young novice drivers; assessing

and enhancing the capabilities of young novice drivers to anticipate latent hazards in road and traffic situations. PhD thesis University of

Groningen. SWOV Dissertatiereeks, Leidschendam.

Vleggeert, M. (2015). Persoonlijke communicatie over de achtergrond van de uitspraak "Dat paaltje had ook een kind kunnen zijn", augustus 2015. Wegman, F, Aarts, L., & Bax, C. (2008). Advancing sustainable safety. National

road safety outlook for the Netherlands for 2005-2020. Safety Science,

46, 323-343.

Weijermars, W., Goldenbeld, Ch., & Bijleveld, R (2014). Monitor beleidsimpuls

verkeersveiligheid 2014. SWOV, Den Haag, R-2014-36.

WHO (2015). Global status report on road safety 2015. World Health Organization, Geneva.

Cytaty

Powiązane dokumenty

For example, the data for an armor layer one median stone diameter thick, shown in Figure 9 , indicates that damage can increase with increasing wave height.

Rozważania programowe Stronnictwa Demokratycznego „Prostokąt”, Stron- nictwa Polskiej Demokracji, Ruchu Młodej Demokracji zostały opublikowane na łamach własnej

Najczęściej dzieci chcą się uczyć tak bardzo, że nie rozróżniają nauki od zabawy, dopóki dorośli nie przekonają ich, że nauka nie jest zabawą.. Dziecko uczy się

Jeśli w ogóle milczał, wilk zm ienił zapewne temat rozmowy, od­ stępując od bolesnej kwestii wypędzenia z raju i zaczął, być może, mówić coś o

Wielokrotnie powracający w rozmowach z kilkoma uczonymi problem „wielkiego podzia- łu” między oralnością i piśmiennością znajduje w Rodaku zwolennika, znającego książki

Th~ marginal p.d.f.. and by integrating term~s e.. By definition resp. normali.ation, the zeroth - and first moments are equal to one. It may be proved by using

In contrast, intermediate partitioning temperature of 500 °C promotes pearlite and carbide formation in austenite, that compete for the carbon available for partitioning, and