• Nie Znaleziono Wyników

Risicomanagement en/of innovatie?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Risicomanagement en/of innovatie?"

Copied!
140
0
0

Pełen tekst

(1)

Risicomanagement

en/of

Innovatie?

58ste

Va

kantiecursus

in

Drin

kwatervoorziening

en

25ste

Vakantiecursus

in

Riolering

&

Afvalwatervoorziening

13

januari

2006

(2)
(3)

Sectie Gezondheidstechniek Stevinweg 1, 2628 CN Delft www.watermanagement.tudelft.nl

“Risicomanagement en/of innovatie?”

58

e

Vakantiecursus in Drinkwatervoorziening

&

25

e

Vakantiecursus in Riolering & Afvalwaterbehandeling

vrijdag 13 januari 2006

te Delft

Samenstelling en eindredactie: prof.ir. J.C. van Dijk ir. M. van der Meulen

Layout: ir. M. van der Meulen

(4)

Colofon

De voordrachtenbundel ‘Risicomanagement en/of Innovatie?’ van de 58e Vakantiecursus in Drinkwatervoorziening en de 25e Vakantiecursus in Riolering en Afvalwaterbehandeling is een uitgave van de Sectie Gezondheidstechniek van de Faculteit der Civiele Techniek en Geowetenschappen van de TU Delft.

Meer informatie over deze en andere uitgaven kunt u verkrijgen bij: Faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen

Sectie Gezondheidstechniek Postbus 5048

2600 GA Delft tel. 015-27 83347

e-mail: M.Hubert@CiTG.TUDelft.nl

DUP Satellite is an imprint of Delft University Press P.O. Box 98 2600 MG Delft The Netherlands Telephone: +31 15 2785678 Telefax: + 31 15 2785706 E-mail: Info@Library.TUDelft.NL ISBN 90-407-2622-1 Copyright 2005 by TU Delft

All rights reserved. No part of the material protected by this copyright notice may be reproduced or utilized in any form or by any means, electronic or mechanical, including photocopying, recording or by any information storage and retrieval system, without written permission from the publisher: Delft University Press. Printed in The Netherlands

(5)

Gezamenlijke opening

De Tsunami, 1 jaar later 1

drs. T.J.J.Schmitz (VEWIN) / ir. K.J. Hoogsteen (WMD) 58e Vakantiecursus in Drinkwatervoorziening

Lessen uit het verleden 3

Prof.ir. J.C. van Dijk (TU Delft)

Drinking water and public health: What are the risks? 11

dr. F.S. Hauchman (U.S. EPA)

Risico-analyse en beheersing een case-study bij Hydron Flevoland 19

Drs. T.S. Neuman (Hydron Flevoland)

Future trends affecting the global water industry 29

J.F. Manwaring (AwwaRF)

Wetenschap en Waterbedrijf 37

Prof.dr.ir. W.G.J. van der Meer (Vitens)

Ervaringen in Vlaanderen 45

Ir. L. Keustermans (VMW)

25e Vakantiecursus in Riolering & Afvalwaterbehandeling

Algemene inleiding 57

Prof.dr.ir. F.H.L.R. Clemens (TU Delft)

Blue Force en Waterschap de Dommel – samenwerking voor

ontwikkeling zuiveringstechnologie 65

ir. H. Roelofs (WS De Dommel)

Risicomanagement in de rioleringszorg 69

Drs. H.J. Gastkemper (Stichting RIONED)

Over risico’s, innovatie en adaptatie 73

Drs. C. Roos (NVA)

Risicomanagement bij bestuurlijke besluitvorming 79

Ir. P.G.B. Hermans (WS Groot Salland)

Het risico van innovatie bij de zuivering van afvalwater 93

Ir. K. de Korte (DWR) Gezamenlijke slotsessie

Risk is of all time 105

Prof.dr.ir. B.J.M. Ale (TUD)

Appendix 117

Genomineerden Gijs Oskam prijs

Rob Elfering Fotografi e

(6)
(7)

De Tsunami, 1 jaar later

drs. Theo Schmitz ir. Karst-Jan Hoogsteen

Een jaar geleden werd bij de Vakantiecursus het hulpplan van de Nederlandse watersector voor de slachtoffers van de Tsunami aangeboden aan de ambassadeur van Indonesië. Nu, een jaar later, zal verslag gedaan worden van hetgeen er inmiddels bereikt is en wat er nog moet gebeuren.

Door omstandigheden is er geen syllabus aangeleverd

Risicomanagement en/of innovatie? drs. T.J.J. Schmitz Algemeen directeur, VEWIN

ir. K. Hoogsteen Algemeen directeur, WMD

(8)
(9)

prof.ir. J.C. van Dijk

Hoogleraar Drinkwatervoorziening en voor-zitter afdeling Watermanagement, TU Delft

Wetenschappelijk directeur, Kiwa

Risicomanagement en/of innovatie?

Lessen uit het verleden

prof. ir. Hans van Dijk

1. Terugblik op de 57e Vakantiecursus:

‘Door water verbonden’

‘Van medicijnen wordt water niet beter’ was de algemene conclusie van de deelnemers van de Vakantiecursus 2005, die als altijd weer spannend, actueel en sfeervol was. Op vrijdag 14 januari trof-fen bijna 400 prominenten uit de waterwereld elkaar weer bij het jaarlijkse Nieuwjaarscongres van de watersector. Er was ook weer een nieuw record te melden, namelijk het feit dat op 1 na alle directeuren van de waterbedrijven zich hadden ingeschreven. Nu zou dat record vroeger alleen al aan direc-teuren een volle zaal opgeleverd hebben, maar tegenwoordig zijn het er nog maar een handjevol, en als het aan de heer Vogelesang ligt binnenkort nog maar drie! Het thema ‘Door water verbonden’ werd op een ontspannen en geanimeerde wijze ingevuld. In de wandelgangen en tijdens de afslui-tende nieuwjaarsborrel verbonden de drinkwater- en afvalwaterdeskundigen zich, waarbij vele nieuwe initiatieven en voornemens voor het nieuwe jaar bedacht werden.

Het was weer gezellig . . . .

Ik had vorig jaar mijn traditionele jaaroverzicht Drinkwater geschrapt om ruimte te maken voor een nieuw fenomeen, namelijk de “mysterie guest”, iemand die iets heel bijzonders heeft gedaan dat absoluut gemeld moet worden bij de Vakantiecursus.

(10)

De Tsunami

De eerste “mysterie guest” was ir. Karst Hoogsteen (WMD). Hij lichtte het plan van de watersector voor hulpverlening aan Sumatra toe, dat vervolgens door drs. Theo Schmitz (VEWIN) offi cieel werd aange-boden aan de vice-ambassadeur van Indonesië, de heer Oratmangun.

Theo Schmitz en de heer Oratmangun

Na de tragedie van Tweede Kerstdag 2004, was het hartverwarmend om te ervaren hoe snel en massaal de gehele Nederlandse watersector hulp beschikbaar stelde. In de Vakantiecursus van 2006 zullen we terugkomen op het hulpproject en zullen Theo Schmitz en Karst Hoogsteen laten zien wat er inmiddels bereikt is en wat er in de toekomst nog moet gebeuren.

Geavanceerde oxidatie

De tweede “mysterie guest” was dr. Joop Kruithof die samen met ir. Peer Kamp, bij drinkwaterpro-ductiebedrijf Andijk, een internationale doorbraak in de waterzuivering met UV en waterstofperoxide heeft gerealiseerd. Hij toonde aan de hand van 68 dia’s de ontwikkeling van de nieuwe zuiveringsstap. Uit proefonderzoek bleek dat door toepassing van UV de benodigde desinfectie kon worden bereikt. Verder is aangetoond dat door de toepassing van UV met waterstofperoxide ook een goede afbraak van organische microverontreinigingen bereikt kan worden. Door het toepassen van CFD modellering is het ontwerp van de installatie geoptimaliseerd en eind 2004 is de gerenoveerde zuivering onder grote belangstelling in gebruik genomen.

Geneesmiddelen: wiens probleem is het?

In afvalwater, oppervlaktewater en soms ook in grondwater blijken geneesmiddelen aangetoond te kunnen worden. De concentraties in drinkwater liggen echter ver onder de therapeutische doses en de veiligheidsgrenzen die worden aangehou-den. Volgens drs. Bert Palsma (Stowa) is de beste aanpak om vooralsnog uit te gaan van het ALARA principe (As Low As Reasonably Achievable) en dit helder te communiceren naar de consument. Daarnaast pleitte hij voor een evenwichtige afwe-ging tussen verbetering van de verwijdering bij RWZI’s en bronmaatregelen, bijvoorbeeld bij zie-kenhuizen.

Systeem in het grondwater

Prof. dr. ir. Theo Olsthoorn (TU Delft / Waterlei-dingbedrijf Amsterdam), net als Karst Hoogsteen in 1974 afgestudeerd aan de TUD en afgelopen jaar benoemd tot hoogleraar Grondwaterwinning, gaf een lezing over de systeembenadering voor het grondwater. Hij ging in op de beschikbaarheid van grondwater en de wijze waarop gestuurd kan wor-den. Het laatste onderdeel gaf inzicht in de potentie van kunstmatige infi ltratie. Als voorbeeld berekende hij dat voor een stad als Amsterdam een oppervlak van 500 km2 nodig is indien het drinkwater uit

grond-waterwinning moet worden geleverd. In het geval van kunstmatige infi ltratie is dit slechts 11 km2 .

(11)

De Rijn als bron voor drinkwater

De afgelopen decennia heeft de waterkwaliteit van de Rijn een spectaculaire verbetering door-gemaakt. Hierin hebben de waterleidingbedrijven langs de Rijn een grote rol gespeeld, onder meer via de IAWR. Toch is er bepaald geen reden om voldaan achterover te leunen, zo stelde dr. Peter Stoks (RIWA-Rijn). De kwaliteitsverbetering heeft namelijk vooral betrekking op de klassieke veront-reinigingen. Stoffen waar de waterleidingbedrijven vandaag de dag last van hebben (zoals geneesmid-delen) vertonen juist een tegenovergesteld beeld. Voor de Rijnwaterbedrijven heeft dit geleid tot een versterkte aandacht voor emerging contaminants, voor lobby en voor samenwerking. De doelstelling blijft dat met een eenvoudige zuivering drinkwater moet kunnen worden bereid uit Rijnwater. Verder horen niet-natuurlijke stoffen niet thuis in de bron-nen. Om politieke aandacht te krijgen stelde Stoks voor om de consument te mobiliseren. Verwacht mag worden dat de consument heel goed in staat is onderscheid te maken tussen de kwaliteit van rivierwater en de kwaliteit van drinkwater.

Technologie kan ons helpen

Waterkwaliteit is van oudsher de belangrijkste drijvende kracht voor ontwikkelingen in de zuive-ringstechnologie. De ambitie van de gezamenlijke waterleidingbedrijven is te komen tot water van onberispelijke kwaliteit, op een duurzame wijze geproduceerd. Voor Waterleidingbedrijf Amsterdam heeft dit geleid tot een project waarbij verbetering van de kwaliteit wordt gerealiseerd door besturing van de zuivering op basis van modelvoorspellingen. Voor ozon, één van de belangrijkste zuiveringsstap-pen binnen het geheel van de zuivering, is proef-onderzoek uitgevoerd naar de bromaatvorming. Ir. Alex van der Helm (DHV/TU Delft) liet zien dat bromaatvorming met 85% kon worden gereduceerd indien ozon wordt gedoseerd in opgeloste vorm in plaats van de conventionele methode met bellen-kolommen. Ook volgde uit het proefonderzoek dat het verbeteren van de hydraulische eigenschappen van de ozoncontactkelders naar meer propstroom, tot enorme verbeteringen leidt met betrekking tot de desinfectie.

Schone bronnen voor Evides

Ir. Ger Vogelesang (Evides) begon zijn presenta-tie met een korte introducpresenta-tie van Evides en een uitleg van de naam, die is ontleend aan het zee-paardje “Hippocampus mosanus evides”. Voor de productie van drinkwater en voor het maken van diverse watersoorten voor de industrie maakt Evides gebruik van een breed spectrum van bron-nen. Vogelesang pleitte voor het gebruik van zowel oppervlakte- als grondwater voor drinkwater binnen een voorzieningsgebied: “meerdere ankers verdient de voorkeur”. Daarnaast gaf hij aan dat het erg belangrijk is om de kennis van de bron op peil te houden en dat voor industriewater zelfs de vuilste bron waardevol kan zijn. Voorts liet hij zien dat de zuivering van de Berenplaat nu toch echt gemoder-niseerd gaat worden, ondanks de voorkeur van de RIWA voor een eenvoudige zuivering. Vogelesang eindigde met zijn visie op de schaalvergroting voor de drinkwatersector, die zou moeten resul-teren in drie Nederlandse waterleidingbedrijven. Schaalvergroting langs de bronnenlijn leek hem de eenvoudigste oplossing, een Maas-bedrijf, een Rijn-bedrijf en een grondwater bedrijf. Hij gaf toe dat de kans dat dit ooit gebeurt niet erg groot is en dat het eigenlijk ook niet zoveel uitmaakt wie nou met wie wil, zolang het maar snel gebeurt.

De houthakkers Ger Vogelesang en Henk de Kraa

Waterketenland, en wat vindt de waterklant?

Voor een volle zaal met alle drinkwater- en afval-watercollega’s verzorgde ir. Leo Hendriks (Hydron Flevoland) het hoogtepunt van de dag, zo verklaar-den vele aanwezigen. Hendriks toverde de zaal een indrukwekkende one-man show voor, met een

(12)

combinatie van conference, inhoudelijke bespie-gelingen, muziek en zang. De strekking van zijn betoog was dat het integreren van de totale water-keten zal blijven stuiten op de beperkingen van de huidige wettelijke en bestuurlijke kaders. Zolang deze politieke blokkades niet op het hoogste niveau worden geslecht zullen successen in de waterketen minimaal blijven en het aantal teleurstellingen groot. En intussen is de aandacht voor echte innovatie en ontwikkeling voor de klanten uiterst beperkt en moet de schoonmoeder van Hendriks nog steeds op haar knietjes met de zaklamp in haar mond de waterme-ter onder het luik afl ezen. Onder begeleiding van ir. André Verberne (DHV) op het toetsenbord, bleek Hendriks in staat om de hele zaal mee te laten zin-gen met de speciaal voor deze gelezin-genheid door hem gecomponeerde “waterketenblues”.

Leo Hendriks bezingt de “waterketenblues”

2. Werknemers in de collegebanken Bij de opening van de Vakantiecursus had de decaan van de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen, prof. Louis de Quelerij, reeds gemeld dat de TU Delft in samenwerking met Stichting Wateropleidingen een nieuwe deeltijd opleiding “Master of Science Watermanagement” heeft ontwikkeld voor werknemers uit de watersec-tor met een HBO-opleiding.

Zij kunnen in 4 jaar het reguliere Master of Science diploma van de TU Delft behalen door een uitgekiend programma van deeltijdles en (afstudeer)projecten in het eigen bedrijf.

Inmiddels is de nieuwe deeltijdopleiding bij de ingang van het nieuwe collegejaar in september van start gegaan. Het reguliere master-onderwijs

wordt op een intensieve manier aangeboden en wel zodanig dat deeltijders en ‘gewone’ studenten samen in de klas zitten. Voor het vak drinkwater I houdt dit bijvoorbeeld in dat de stof geconcentreerd wordt in 7 dagen, waarbij de gehele dag gevuld wordt met een combinatie van hoorcollege, werk-college, oefeningen en laboratoriumexperimenten. Op deze wijze verliezen de deeltijders geen reistijd, terwijl de ‘gewone’ studenten ook profi teren van de intensieve werkvormen. Daarnaast verwachten we een leuke interactie tussen de jonge studenten en de ‘oudere jongeren’.

Startbijeenkomst deeltijdopleiding

Voor de eerste groep van 10 deeltijders werd op 25 augustus een startbijeenkomst georganiseerd. De deeltijders bleken afkomstig van waterbedrijven, waterschappen, RWS/V&W, ingenieursbureaus en een gemeente. De groep kreeg een uitgebreide introductie in het wel een wee van de studie en het studentenleven, inclusief de onmisbare campus-kaart. Het programma werd afgesloten met een borrel waarbij prof. van Dijk zijn dank uitspraak aan de cursisten die zich vrijwillig als proefkonijn opgegeven hebben voor dit experiment. Net als bij andere experimenten zal er ook bij de deeltijdoplei-ding wel het een en ander misgaan, maar docen-ten, studenten en deeltijders verwachten positieve resultaten voor onze opleiding.

Geïnteresseerden kunnen de website van de afde-ling raadplegen (www.watermanagement.tudelft.nl) en verdere informatie inwinnen bij:

• TU Delft: dr. ir. J. de Koning, onderwijscoordina-tor Watermanagement

(j.dekoning@citg.tudelft.nl) • SWO: ir. A. Maenhout

(13)

3. Promoties Luuk Rietveld en Jasper Verberk

Op 22 februari 2005 verdedigde ir. Luuk Rietveld met succes in de aula van de TU Delft zijn proefschrift “Improving operation of drinking water treatment through modelling”. Zoals bekend heeft Luuk tijdens zijn promotieonderzoek het Stimela-platform ont-wikkeld, waarmee drinkwaterzuiveringsinstallaties kunnen worden doorgerekend. De modellen worden inmiddels door velen gebruikt ter optimalisatie van de bedrijfsvoering. Voorbeelden van verbeteringen zijn het sturen van de bypass van de ontharding en het sturen van de dosering van ozon als functie van waterkwaliteit en debiet.

De promotiecommissie toonde zich onder de indruk van het proefschrift, maar desalniettemin werden pittige vragen gesteld die echter door Luuk op ont-spannen en overtuigende wijze werden weerlegd.

Promotie Luuk Rietveld

In zijn laudatio prees professor van Dijk de kwa-liteiten van de promovendus als teamspeler (met gevoel voor humor), manager (niet alleen van zijn eigen onderzoek, maar ook van dat van anderen) en civiel (die zoekt naar toepassing van wetenschap-pelijk onderzoek voor de drinkwaterpraktijk). Op 26 april 2005 verdedigde ir. Jasper Verberk in dezelfde aula zijn proefschrift “Application of air in membrane fi ltration”. Het onderzoek van Jasper

was gericht op de verbetering van membraanfi ltratie door een slimme toepassing van lucht. Hij vond dat de stofoverdracht bij een 2 fasen stroming van water en lucht duidelijk beter was dan bij een stroming van alleen water. Hij onderzocht toepassingen van dit principe bij het reinigen van ultrafi ltratiemembra-nen (AirFlush), maar ook het verhogen van fl ux en retentie bij capillaire nanofi ltratie. In beide gevallen bleek een aanzienlijk verbetering van de prestaties mogelijk.

Promotie Jasper Verberk

Ook in zijn geval bleek de promotiecommissie wel-iswaar vol lof over zijn onderzoek, maar desalniet-temin in staat om moeilijke vragen te stellen. In zijn laudatio ging professor van Dijk in op de bijzondere rol die de promovendus jarenlang gespeeld heeft bij onderwijs en onderzoek van de sectie Gezondheidstechniek en in het bijzonder bij de organisatie van de Vakantiecursus.

Nadere berichten over de promoties van Luuk en Jasper en het verdere wel en wee van de sectie Gezondheidstechniek zijn te lezen in de digitale ‘Nieuwsbrief Gezondheidstechniek’. Wanneer U zich daarop wilt abonneren, volstaat een mailtje aan Mieke Hubert, secretaresse van de sectie (m.hubert@citg.tudelft.nl).

4. Drinkwater - principes en praktijk Op 24 november 2005 werd het eerste exem-plaar van de tweede, herziene versie van het handboek ‘Drinkwater - principes en praktijk’ aangeboden aan Caroline van de Wiel, directeur van Waterleidingbedrijf Amsterdam en Roelof

(14)

Kruize, directeur van Dienst Waterhuishouding en Riolering.

De eerste druk werd vorig jaar uitgegeven door de Sdu. Het boek voorzag kennelijk in een grote behoefte, hetgeen zowel bleek uit de vele enthou-siaste reacties vanuit de watersector als uit het feit dat de eerste druk binnen enkele maanden uitver-kocht was.

Aanbieden 1e exemplaar tijdens de KVWN-dag in

Amsterdam

In deze tweede, herziene druk zijn een aantal cor-recties en verbeteringen aangebracht (mede naar aanleiding van suggesties van deskundigen) en is - als casus, ter illustratie van de stof - een module toegevoegd over historie en ontwikkeling van de drinkwatervoorziening van Amsterdam.

Medio 2006 zal een Engelstalige versie van het handboek uitgegeven worden door World Scientifi c Publishers.

Gegevens boek

Titel: ‘Drinkwater - principes en praktijk’

Auteurs: P.J. de Moel, J.Q.J.C. Verberk en J.C. van Dijk.

Uitgave: Sdu Uitgevers (in samenwerking met TU Delft en Kiwa Water Research), Den Haag, 2005. ISBN-nr: 90 12 10946 9.

Bestellen

Bestellen, bij voorkeur per e-mail bij Jonie Keessen van Kiwa Water Research:

Jonie.Keessen@kiwa.nl, telefoonnummer 030 - 60 69 644.

De prijs van het boek bedraagt € 49,50 inclusief BTW.

5. Gijs Oskam prijs

Voor de 4e keer zal dit jaar tijdens de Vakantiecursus

de Gijs Oskam prijs worden uitgereikt. Zoals bekend wordt deze prijs om de 2 jaar uitgereikt aan een veelbelovende jonge onderzoeker in de watervoor-ziening. De prijs wordt gesponsord door Evides en toegekend in overleg met de Commissie van Voorbereiding van de Vakantiecursus.

Voor de prijs en de daaraan gekoppelde aanmoe-digingspremie van 1000 Euro komen jonge afstu-deerders in aanmerking. Criteria voor het verlenen van de prijs zijn de originaliteit en de kwaliteit van het onderzoek dat betrekking moet hebben op 1 van de volgende thema’s:

- het gebruik van oppervlaktewater voor de pro-ductie van drinkwater en ander water (in de breedste zin)

- de ontwikkeling van de waterkwaliteit van opper-vlaktewateren die als bron voor de drinkwater-voorziening gelden

- het gebruik en/of beheer van spaarbekkens Uit de aanmeldingen selecteert de Commissie van Voorbereiding drie kandidaten.

Dit jaar zijn de genomineerden: Anke Grefte:

- Buisopstelling voor gedrag deeltjes Christiaan Kivit:

- Deeltjestellers bij distributie Menno van Leenen:

- NOM verwijdering bij Amsterdam

Een samenvatting van de genomineerde afstudeer-projecten vindt u als bijlage in deze bundel. Tijdens de Vakantiecursus zal de winnaar bekend gemaakt worden en tevens de prijs worden uitgereikt door Gijs Oskam zelf.

6. Risicomanagement en/of innovatie? De rode draad in de Vakantiecursus van 2006 is de spanning die aanwezig is tussen risicomanagement en innovatie. Risicomanagement richt zich immers primair op het beheersen van risico’s en heeft daarmee een zeker beheersmatig, zelfs ambtelijk karakter. Innovaties komen daarentegen alleen tot

(15)

stand als met bereid is (ondernemers)risico’s te nemen en lijken daarom meer gebaat bij privaat initiatief. Welke rol hebben ondernemers en over-heid in het verleden gespeeld bij de drinkwatervoor-ziening? Deze vragen zullen worden beantwoord aan de hand van de case-study van de drinkwa-tervoorziening van Amsterdam. Hierbij zal blijken dat de overheid lang niet altijd een heldenrol heeft gespeeld en dat vooruitgang dikwijls aan privaat initiatief te danken was, terwijl de gemeente vooral sterk was in het ‘uitstellen door instellen’(van een commissie). Desalniettemin is de drinkwatervoor-ziening van Amsterdam in vele opzichten bijzonder zo niet uniek:

• eerste drinkwaterbedrijf in Nederland (en zelfs privaat, nu bij wet verboden)

• laatste gemeentelijke bedrijf

• eerste bedrijf met een dubbel leidingnet • laatste bedrijf zonder watermeters

• eerste bedrijf met technologische vernieuwingen als ondiepe duinwaterwinning, diepe winning, grootschalige infi ltratie, zuivering oppervlakte-water zonder chloor, ontharding, BAKF, enz. • laatste duinwaterbedrijf met open terugwinning • eerste bedrijf met vrouwelijke directeur • eerste waterketenbedrijf (per 2006)

Uit de rijke ervaring van Amsterdam blijkt dat de huidige principes en praktijk van de drinkwatervoor-ziening met vallen en opstaan geleerd zijn. Zo zal het ook in de toekomst gaan: wie werkt maakt fouten en wie innoveert moet risico’s accepteren.

(16)
(17)

Risicomanagement en/of innovatie? F.S. Hauchman, Ph.D. Director Microbiological and Chemical Exposure Assessment Research Division,

U.S. EPA

Drinking Water and Public Health: What

are the Risks?

dr. Fred Hauchman

1. Introduction

The search for water that is free from impurities dates back thousands of years. The earliest recor-ded knowledge about water treatment can be found in the 4000 year old Sanskrit medical lore, which states “It is good to keep water in copper vessels, to expose it to sunlight, and fi lter through charcoal.” Pictures of men siphoning off liquids clarifi ed by sedimentation have been found on the walls of Egyptian tombs. Records from the ancient Greek and Roman civilizations indicate an awareness of the importance of conditioning water before consumption, usually by boiling, fi ltration or sedi-mentation. In the fi rst treatise on public hygiene, Hippocrates (460-354 B.C.) asserted that water should be boiled and strained before being consu-med (AWWA, 1981).

Although the criteria for defi ning what is meant by “pure water” have become more sophisticated over time, the basic principles of water treatment have only varied slightly. Treatment methods based on fi ltration began to appear in cities in Europe by the turn of the 19th century, and the practice became

more widespread in cities across Europe and America by the middle of the century. The disin-fection of community water supplies with chlorine beginning in the early 1900s represents one of the most important public health interventions in recent world history.

The current “source to tap” approach to providing safe drinking water involves selecting and protec-ting the best available source, treaprotec-ting the water to control contaminants, and preventing deterioration of water quality in the distribution system. The use of the multi-barrier concept has virtually eliminated waterborne threats such as typhoid and cholera in developed countries worldwide. Nevertheless, some public health concerns remain. Improved analytical techniques now make it possible to detect many new or “emerging” waterborne pathogens and

(18)

che-micals at very low levels of occurrence. The health risk associated with the presence of these conta-minants is often unclear. More obvious in terms of public health impact is the continued occurrence of waterborne disease outbreaks due to inadequate water treatment or deterioration of water quality in the distribution system. The safety of the disinfec-tion process itself, which results in the formadisinfec-tion of potentially toxic organic and inorganic chemical byproducts, has been the subject of considerable scientifi c debate. In addition, some segments of the population, such as those with weakened immune systems, are more highly sensitive to the effects of certain waterborne pathogens and chemicals. Other concerns relate to the increasing pressures that have been placed on water resources due to population growth and urbanization, leading to potential water shortages and a greater potential for contamination of drinking water sources. Natural events such as hurricanes and earthquakes have had devastating impacts on water supplies, and concerns have been raised about the potential consequences of climate variability. Water supply systems may also be vulnerable to deliberate threats that could result in contamination of source or treated water, or damage water supply infrastructure. A comprehensive analysis of the most signifi cant drinking water risks is complex and well beyond the scope of this paper. This paper is intended to serve as an introduction to the topic by providing a general overview of the standard approaches used to assess chemical and microbial risks. A brief sum-mary of health issues for several contaminants of particular interest is also included.

2. Approaches for Prioritizing and Assessing Risk

The U.S. Environmental Protection Agency (EPA), the American Water Works Association and other organizations have used a variety of schemes to identify chemicals and pathogens in water that may pose a threat to human health (NRC, 1999). Approaches for chemicals share a common frame-work that is based on assessments of exposure and

toxicity to prioritize substances of potential concern. Criteria for prioritizing microbiological contaminants consider factors such as public health signifi cance, evidence of waterborne transmission, occurrence in source water, treatment effectiveness and availability of suitable analytical methods. Ultimately, a determi-nation of the risk associated with exposure to a speci-fi c environmental contaminant requires a systematic and comprehensive examination of the available data on exposure and health, an integration of these data into a qualitative or quantitative assessment, and an explicit consideration of assumptions and uncertainties. These more formalized risk assess-ment approaches for chemicals and pathogens are described in sections 3.1 and 4.1 below.

3. Chemicals in Water

3.1 Chemical Risk Assessment

The risk assessment framework developed by the National Research Council (NRC, 1983) has served as the foundation for risk assessments for over 20 years. As shown in the middle circle of Figure 1, risk assessment involves four steps: hazard iden-tifi cation, dose-response assessment, exposure assessment, and risk characterization. The hazard identifi cation and dose-response steps involve an analysis of available data on the potential carcino-genicity, adverse reproductive effects, neurotoxicity or other health effects that may be associated with exposure to a particular chemical or mixture of substances. These data are derived from in vitro tests (e.g., genetic bioassays), short- and long-term toxicity studies in animals, and human

epide-Figure 1 - Research, risk assessment and risk manage-ment for chemicals of concern

(19)

miology or clinical studies. Exposure assessments use monitoring data and models to estimate the magnitude, frequency and duration of exposure. Such assessments consider the route of exposure, population demographics and host factors (e.g., age, pre-existing health conditions). As described by Hill (1965) in his classic paper, several factors must be considered in determining whether or not there is a causal association between exposure to a chemical and an effect. These nine interrelated criteria include: (1) strength of the association; (2) consistency of the data with other studies of the same problem; (3) specifi city of the association between exposure and effect; (4) temporality, or whether or not an effect has been observed to occur after exposure; (5) demonstration of a biological gradient or dose-response; (6) biological plausibi-lity; (7) coherence of evidence across the data base with respect to cause and effect; (8) experimental confi rmation of observed effects; and (9) analogy or similarity of observations with those of other related chemicals. Hill’s criteria can be especially useful in evaluating the overall data base of drinking water contaminants for which the health risks are not immediately apparent or clear.

The resulting risk characterization may be either quantitative or qualitative, and involves an explicit consideration of the assumptions and uncertainties involved in the assessment. A quantitative assess-ment for a carcinogen is based on the use of a sta-tistical model to describe the relationship between the dose of an agent administered or received and the incidence of an adverse health effect in exposed populations. A Reference Dose (RfD1) is calculated

for chemicals that cause effects other than cancer or for carcinogens believed to exhibit a threshold below which cancer may not occur. The uncertain-ties in an assessment can be signifi cantly reduced by using accurate exposure data and information on the biological processes involved in the toxic response, particularly the mode of action, meta-bolism and pharmacokinetics of a contaminant. A determination of the risks that may be posed by a

particular water contaminant (chemical or biological) should also consider the effectiveness of various treatment options that are available.

3.2 Chemical Risks

A wide range of naturally occurring and man-made chemicals may contaminate surface water, ground-water, and water at the treatment plant or in the distribution system. As discussed above, the extent to which these substances pose a public health risk depends upon a variety of factors, including the level, frequency and duration of exposure, the chemical’s toxic properties, and the sensitivity of the exposed individual. For many emerging chemicals in water, particularly those present in trace amounts and associated with subtle effects following long-term exposures, the existing health effects and/or exposure data bases are too limited to conduct a comprehensive risk assessment. The issue of the role of minerals in water with respect to their effects on health has also been raised. In this regard, the World Health Organization is currently conducting an assessment to determine if water hardness (specifically magnesium) may have beneficial effects by providing protection against the risk of cardiovascular disease. Resolution of this issue will be important for areas that soften their water or that rely upon desalination as a means of obtaining potable water.

Under the Safe Drinking Water Act, EPA has esta-blished National Primary Drinking Water Regulations with MCLs or treatment techniques for a large num-ber of inorganic and organic chemicals, disinfection byproducts, and other substances in water (EPA, 2004a). EPA has also implemented a risk-based contaminant selection and decision making process for unregulated chemicals (and microbes). Every fi ve years, EPA is required to develop a list of conta-minants that may be the subject of future regulatory determinations (EPA, 2004b). Improved analytical methods and new information on health effects, exposure and treatment will be required to support risk assessments and regulatory determinations for many chemicals (and microbes) on the list. The following is a brief discussion of selected che-micals of particular interest in the Netherlands.

1 The RfD is an estimate of the amount of a chemical

that a person can be exposed to on a daily basis that is not anticipated to cause adverse health effects over a lifetime.

(20)

3.2.1 MTBE

Methyl tert-butyl (MTBE) is a fuel oxygenate that has been used in gasoline at low levels for over 25 years as a replacement for lead to enhance octane. It is currently being added to some gasoline at higher concentrations to help it burn more effi ciently and thereby reduce the levels of combustion emissions to the atmosphere. Recent studies have reported the detection of MTBE in groundwater in the U.S. (Moran et al., 2004), raising concerns about the contamination of sources of drinking water with this potentially toxic substance.

Over the past ten years, many groups have con-ducted assessments of the health effects of MTBE (EPA, 1997; IARC, 1998; NTP, 1998; NSTC, 1997). These assessments have generally concluded that MTBE can cause cancer in animals and is poten-tially carcinogenic in humans. Studies have also demonstrated that long-term exposure of animals to high concentrations of MTBE causes adverse effects on the nervous system, liver, kidney, and reproductive system. In 1997, EPA reviewed availa-ble health effects information on MTBE in a Drinking Water Advisory guidance document (EPA, 1997). Although the data were insuffi cient to establish quantitative estimates of health risks, EPA indicated that the likelihood of adverse health effects at con-centrations between 20 and 40 parts per billion (ppb) or below was very low. EPA is currently conducting a comprehensive analysis of the health effects of MTBE, and will utilize recent data on mechanisms of action and pharmacokinetics to derive a more biologically-based risk assessment.

3.2.2 NDMA

N-Nitrosodimethylamine (NDMA) has been used in the manufacture of liquid rocket fuel, in other industrial applications and in research. In the late 1990s, it was detected at sites in California that were associated with chlorine/chloramines disinfection of water and wastewater. The occurrence of NDMA in groundwater and reclaimed water in the parts per trillion (ppt) range has raised concerns due to evidence that it can cause cancer in experimental animals. The National Toxicology Program (NTP, 2004) and the International Agency for Research on Cancer (IARC, 1982) have identifi ed NDMA and other nitrosamines as reasonably anticipated to be

a human carcinogen. EPA has classifi ed NDMA as a probable human carcinogen (EPA, 1993), with a one-in-a-million cancer risk associated with 0.7 ppt. The water industry has supported many studies recently on NDMA formation, detection, occurrence, and removal by conventional and alternative treat-ment methods.

3.2.3 Pharmaceuticals/Personal Care Products (P/PCPs)

Over the past ten years, numerous studies in Europe and the U.S. have demonstrated the presence of pharmaceutically active compounds in the effl uents of wastewater treatment plants and receiving waters in Europe and the U.S. (Daughton, 2002; GWRC, 2004; Kolpin et al., 2002). A wide range of thera-peutic classes of compounds have been detected in surface water and groundwater, usually at con-centrations far below therapeutic levels in humans. Some of the main classes of compounds include analgesics, antibiotics, antiepileptics, beta blockers, estrogens, tranquillizers, and a variety of personal care products. Of the limited number of studies that have examined the occurrence of pharmaceuticals in drinking water, only a few samples were positive and the concentrations were generally in the low ppt range.

There is little information in the scientifi c literature concerning the health effects that may result from long-term exposure to low concentrations of these substances. Assessments by several investigators, however, have indicated that the lifetime intake of pharmaceuticals in drinking water is far below the daily therapeutic dose (Mons et al., 2003; Webb, 2001; Webb et al., 2003). Although the public health implications of fi nding P/PCPs in the environment cannot be determined with certainty, the available data suggest that the risk to humans is likely to be very low (GWRC, 2004). The EPA has not yet con-ducted a formal risk assessment of P/PCPs.

4. Waterborne Pathogens

4.1 Microbial Risk Assessment

Assessing the risk associated with exposure to waterborne pathogens has a number of features

(21)

that do not apply to chemical risk assessments. Unlike chemicals, microbes are living organisms, and their numbers may change as they grow or die in the environment or in their host. Microbes may be non-uniformly distributed in a water sample due to clumping or aggregation. Secondary or person-to-person transmission may occur, and host-specifi c factors such as immunity can play an important role in infection and illness. A conceptual framework for considering these factors and other scientifi c information for assessing the risks associated with exposure to waterborne pathogens is shown in Figure 2 (ILSI, 2000). The framework has three highly interactive phases: problem formulation, ana-lysis and risk characterization. Problem formulation involves the identifi cation of the goals and scope of the assessment, the policy context, the availability of data for characterizing exposure and human health effects, and the type of statistical modeling approach that may be used for a quantitative risk assessment. The analysis phase has two components: charac-terization of exposure and human health effects. Exposure characterization includes a consideration of pathogen characteristics such as virulence and host specifi city, occurrence levels in the environ-ment, and exposure parameters such as routes of exposure and size of the exposed population. The human health effects component involves a charac-terization of host factors that may infl uence disease outcome and a description of the health effects of concern. The potential for secondary transmission is considered as well.

If a quantitative assessment is desired, an ana-lysis of the dose-response relationship between

the pathogen and the host is conducted using an appropriate statistical model (Haas, 1983; Rose et al., 1991). The available information is brought toge-ther in a risk characterization in which the strengths and limitations of the assessment are discussed. A scientifi cally sound assessment can be helpful in estimating pathogen densities associated with various levels of risk, predicting the numbers of people infected under outbreak and non-outbreak conditions, determining the effectiveness of drin-king water treatments, and balancing chemical and microbial risks.

The disability adjusted life year (DALY) approach has been used by Dutch researchers and others to compare the risks associated with exposure to waterborne pathogens and chemicals (Havelaar et al., 2001). The DALY can be used to integrate various health outcomes into a common metric, based on an estimation of the years of life lost by premature mortality and the years lived with a disa-bility (Murray and Lopez, 1996). Information on the incidence, duration and severity of each illness or disease is factored into the analysis.

4.2 Microbial Risks

Pathogenic microorganisms that may contaminate drinking water supplies are shown in Table 1 along with their associated health effects. The most com-monly reported health effect following exposure to these agents is gastrointestinal illness, although more serious consequences, including death, may result in susceptible hosts. As discussed above, assessment of the risk posed by exposure to these agents requires information on pathogen- and host-specifi c factors, such as the virulence and concentration of the microbe, and the immune sta-tus of this host. Although many of these pathogens are capable of being transmitted by the fecal-oral route and have been identifi ed in groundwater or surface water, the evidence that drinking water is an important medium for their transmission is variable. Microbes such as Cryptosporidium, caliciviruses and pathogenic E. coli have clearly been found to be responsible for waterborne disease outbreaks in which people have become ill or in some instances died. On the other hand, there are comparatively few data to suggest the widespread occurrence

Figure 2 - Framework for microbial risk assessment [adapted from ILSI(2000)]

(22)

in source water of other pathogens of potential concern, such as microsporidia or Helicobacter. It remains to be determined if this latter observation can be explained by the inadequacy of analytical methods for determining occurrence in the envi-ronment, or if this refl ects the fact that waterborne transmission is not an important route of exposure. The degree to which a waterborne pathogen may be a health concern is also dependent upon how susceptible it is to common water treatment techni-ques, particularly disinfection and physical removal through fi ltration.

Of particular interest in terms of potential health risks are biofi lms, which are defi ned as a complex mixture of inorganic and organic material that is attached by an organic polymer matrix to the inner surface of the distribution system (EPA, 2002). Microbes that survive the treatment process or enter the distribution system through the pipe network can attach to the biofi lm, which provides protection and a place for microorganisms to proliferate. The presence of opportunistic pathogens in biofi lms is of special concern because of the risk that they may pose to individuals with weakened immune systems or other preexisting conditions. Legionella and

Mycobacterium avium complex (MAC) are among two of the most important opportunitistic pathogens that have been detected in distribution systems.

5. Conclusion

Determining which drinking water risks are of gre-atest concern from a public health perspective is a daunting challenge for regulators, the water indu-stry, the research community and the public. With the exception of waterborne disease outbreaks in which the pathogen responsible for the observed illnesses has been identifi ed, or in a case where high levels of a toxic chemical may be present in a water system, a determination of the association between illness and contaminants in drinking water is often diffi cult to establish. The health effects data base may be limited for many chemicals and microbes that can now be detected at very low ambient con-centrations. Some health effects may be subtle and only appear after years of exposure. Assessments of exposure may have many uncertainties because most people consume water from more than once source, and the levels of exposure may vary over time and location within a community.

Microorganism Health Effects

Bacteria Aeromonas hydrophila* diarrhea

Helicobacter pylori gastritis E. coli 0157:H7 diarrhea, death

Legionella pneumoniae fever, pneumonia (death in elderly) Mycobacterium avium intracellularae* gastrointestinal and pulmonary infections

Salmonella diarrhea

Yersinia diarrhea

Cyanobacteria, other freshwater algae, and their toxins*

diarrhea, neurological effects

Campylobacter diarrhea

Vibrio cholerae diarrhea, death

Viruses Adenovirus* eye infections, diarrhea

Coxsackievirus* encephalitis, aceptic meningitis, diarrhea, respiratory disease; chronic: heart disease and diabetes Echovirus* aceptic meningitis, respiratory disease Hepatitis viruses liver disease

Norovirus (including Calicivirus)* diarrhea

Parasites Cryptosporidium diarrhea (death in immunocompromised)

Giardia lamblia diarrhea Microsporidia (Enterocytozoon and Septata)* diarrhea

Toxoplasma gondii diarrhea, hearing and vision loss, mental retardation, newborn syndrome

Acanthamoeba eye infections

Table 1 - Waterborne pathogens and associated health effects

(23)

To address these issues, governmental, private and public sector research organizations are increasin-gly focusing their efforts on addressing emerging problems and coordinating research agendas at the national and international level. Research priorities include the development and application of new molecular tools to improve our understanding of underlying biological mechanisms that are involved in environmentally-induced disease. Emphasis is being placed on the development of improved monitoring technologies and early warning systems that will better enable water utilities to evaluate water quality problems as they occur. Research is being conducted on optimizing conventional and non-conventional treatment strategies, and on characterizing the quality of water in the distribution system. The new scientifi c data and approaches for risk assessment and risk management will permit more informed decisions concerning the safety of drinking water in the years to come.

Disclaimer - The views expressed herein are those of the author and do not necessarily refl ect the views and policies of the U.S. Environmental Protection Agency.

6. References

AWWA, 1981. The Quest for Pure Water, Volume I, by M.N. Baker. American Water Works Association, Second Edition.

Daughton, C., 2002. Environmental stewardship and drugs as pollutants. Lancet, 360: 1035-1036. EPA, 1993. N-Nitrosodimethylamine. Integrated Risk Information System, Washington, D.C. EPA, 1997. Drinking Water Advisory: Consumer Acceptability Advice and Health Effects Analysis on Methyl-Tertiary Butyl Ether (MtBE). U.S. Environmental Protection Agency, Washington, D.C. EPA-822-F-97-007. http://epa.gov/watersci-ence/drinking/mtbe.pdf

EPA, 2002. Health risks from microbial growth and biofi lms in drinking water distribution systems. White Paper, U.S. Environmental Protection Agency, Washington, D.C. http://www.epa.gov/safewater/ tcr/pdf/biofi lms.pdf

EPA, 2004a. List of Contaminants and their MCLs. U.S. Environmental Protection Agency, Washington, D.C. http://www.epa.gov/safewater/mcl.html#mcls EPA, 2004b. Drinking Water Contaminant Candidate List. U.S. Environmental Protection Agency, Washington, D.C. http://www.epa.gov/safewater/ ccl/cclfs.html

GWRC, 2004. Pharmaceuticals and Personal Care Products in the Water Cycle: An International Review. (Prepared by Kiwa Water Research and Stowa – Netherlands) Global Water Research Coalition.

Haas, C.N. 1983. Estimation of risk due to low doses of microorganisms: A comparison of alternate methodologies. Am. J. Epidemiol., 118:573-582. Havelaar, A., G. de Hollander, P. Teunis, et al., 2001. Probabilistic risk assessment using disability-adjusted life years to balance the health effects of drinking water disinfection. In: Microbial Pathogens and Disinfection By-products in Drinking Water (G.F. Craun, F.S. Hauchman and D. E. Robinson, eds.), ILSI Press, Washington, D.C., p.395-410. Hill, A.B., 1965. The environment and disease: Association or causation? Proc. R. Soc.. Med., 58:295-300.

IARC, 1982. Chemicals, industrial processes and industries associated with cancer in humans. IARC Monographs on the Evaluation of Carcinogenic risk of Chemicals to Humans, Supplement 4, Lyon, France. International Agency for Research on Cancer.

(24)

IARC, 1998. Species differences in thyroid, kidney and urinary bladder carcinogenesis. Consensus Report. Final Draft. In: Consensus Document. Proceedings of the IARC Workshop; November 1997, Lyon, France.

ILSI, 2000. Revised Framework for Microbial Risk Assessment. International Life Sciences Institute, ILSI Press, Washington, D.C. http://rsi. ilsi.org/NR/rdonlyres/12EFD3A9-37EE-45F0-B992-794BD01083CE/0/mrabook.pdf

Kolpin, D.W., E.T. Furlong, M.T. Meyer et al., 2002. Pharmaceuticals, hormones, and other organic was-tewater contaminants in U.S. streams, 1999-2000: A national reconnaissance,” Environ. Sci. Technol. 36(6):1202-1211.

Mons, M.N., A.C. Hogenboom and T.H.M. Noij, 2003. Pharmaceuticals and drinking water supply in the Netherlands. Kiwa report nr. BTO 2003.040, Kiwa Water Research, Nieuwegein, The Netherlands (as reported in GWRC, 2004).

Moran, M.J., J.S. Zogorski and P.J. Squillace, 2004. Occurrence and implications of Methyl tert-butyl ether and gasoline hydrocarbons in ground water and source water in the United States and in drin-king water in 12 northeast and mid-Atlantic states, 1993-2002. Water Resources Investigations Report 03-4200, U.S. Geological Survey, U.S. Department of the Interior.

Murray, C.J.L. and A.D. Lopez, 1996. The global burden of disease. Harvard School of Public Health, World Health Organization, World Bank, Boston. NRC, 1983. Risk Assessment in the Federal Government: Managing the Process. National Research Council, National Academy Press, Washington, D.C.

NRC, 1999. Setting Priorities for Drinking Water Contaminants. National Research Council, National Academy Press, Washington, D.C.

NSTC, 1997. Interagency Assessment of Oxygenated Fuels. National Science and Technology Council, Washington, D.C. http://www.epa.gov/otaq/regs/ fuels/ostpexec.pdf

NTP, 1998. Summary of RG1, RG2 and NTP sub-committee recommendation for the agents, substan-ces, mixtures, or exposure circumstances reviewed in 1998 for listing in or delisting from the report on carcinogens, Ninth edition. National Toxicology Program, Research Triangle Park, NC.

NTP, 2004. Report on Carcinogens, Eleventh Edition. National Toxicology Program, U.S. Department of Health and Human Services. Rose, J., C.N. Haas and S. Regli, 1991. Risk assessment and control of waterborne giardiasis. Am J. Pub. Health, 1:709-713.

Webb, S.F., 2001. A data based perspective on the environmental risk assessment of human pharmaceuticals. III-Indirect human exposure. In: Pharmaceuticals in the Environment. Sources, Fate, Effects and Risks (K. Kummerer, ed.). Springer Verlag, Berlin.

Webb, S.F., T.A. Ternes, M. Gibert, K. Olejniczak, 2003. Indirect human exposure to pharmaceuticals in drinking water. Toxicol. Lett., 142:157-167.

(25)

Risicomanagement en/of innovatie? drs. T.S. Neuman Algemeen directeur, Hydron Flevoland

Risico-analyse en beheersing een

case-study bij Hydron Flevoland

drs Toby Neuman

1. Inleiding

Zoals de titel van deze presentatie aangeeft wordt hier een case-study gepresenteerd ten aanzien van risicobeheersing bij Hydron Flevoland. Voordat hier inhoudelijke opmerkingen gemaakt worden, is het van belang vast te stellen dat de 20 minuten van deze presentatie veruit onvoldoende zijn om het geheel van beleid en activiteiten uit te leggen en zeker daar recht aan te doen. De ontwikkelingen op het onderwerp van deze presentatie passen in een breder kader dat vrijwel geen beleidsterrein van Hydron Flevoland ongemoeid laat. Dat ten eerste. Verder is het een case-study. Dit betekent dat vanuit redelijk eenvoudige principes implementatietrajec-ten worden ingezet met alle voorziene en onvoor-ziene situaties waarbij het zelf zover gaat dat we het ook wel eens niet weten. Wel tegen de achtergrond van een gestage groei en ervaringen die het voor de mensen die het betreffen en het bedrijf als geheel een interessant en belangrijk traject maken. Startpunt van het transformatietraject is, in tijd gezien, het najaar van 2003. Een reeks van con-stateringen op diverse terreinen (fi nancieel, coö-peratie, HRM, watervoorziening, Klant en Markt) dat er onvoldoende voortgang zat in diverse dos-siers en dat de richting waarin deze zich bewogen onvoldoende focus had. Tal van nuanceringen zijn bij deze beoordeling op zijn plaats gezien het ver-leden en de hoge inzet van mensen, maar de kern blijft overeind.

2. De paradox

En dit aspect is tegelijk de grote paradox waar wij als bedrijf in zijn terechtgekomen. Het aanpassen van het bedrijf en de organisatie aan de nieuwe tijd betekent het ingaan van een veranderingsproces waarbij juist het risiconiveau toeneemt. Echter dit is noodzakelijk om de (vernieuwde) doelstellingen

(26)

van het bedrijf te realiseren. Reden te meer is in een dergelijk geval dat het noodzakelijk is om aan-dacht te besteden aan risico-analyse, beoordeling en beheersing.

Het hele gebied van risicobeheersing is volop in ont-wikkeling. De kennis van zowel het onderzoek als van implementatie van risicosystemen staat (nog) in de kinderschoenen en zal zich in de komende jaren verder ontwikkelen. Gelukkig zijn er enkele bedrijfstakken die om wat voor reden dan ook al heel wat verder zijn dan wij. Met name de bedrijfstakken die in een business zitten met hoge volatiele resul-taten. Maar ook in de waterbusiness kunnen we er wat van. Als we zo door onze oogharen heenkijken wat we allemaal doen om het ‘water’ te monitoren en wat voor instrumentarium klaarstaat als er iets niet goed is, dwingt respect af. Ook dit is continu in ontwikkeling.

De laatste opmerking in deze categorie is wat voor risicosysteem we ook invoeren het moet passen in een cultuur waar gewerkt kan worden met risico-systemen. Er zijn legio projecten bekend waarbij een directie of Raad van Bestuur start met een bureau om een risicosysteem op te zetten en ver-volgens ‘landt’ het niet. De organisatie was en is onvoldoende voorbereid op de slag, en de mensen nemen de maatregelen onvoldoende serieus waar-door het ineffectief wordt. Bovendien gaat het ont-wikkelen en implementeren van dergelijke systemen hand in hand met de ontwikkeling van de cultuur en organisatie. Er zijn meer factoren, maar deze trits is onlosmakelijk aan elkaar verbonden.

3. De confrontatiecyclus

Vroeger toen we op school zaten zijn we allemaal regelmatig geconfronteerd met een van de belang-rijkste pijlers van de risicobeheersing. En eigenlijk, en dat is niets ten nadele van het onderwijssysteem, zijn we teveel blijven hangen in de resultaten en te weinig in het systeem zelf. Kijk naar het voorbeeld in fi guur 1. Elk proces start met een

verwach-ting van een uitkomst of beter resultaat. En elk

woord in deze zin is relevant. Er zijn geen proces-sen zonder resultaten. Waarom heb je anders een proces nodig? Vervolgens mag je veronderstellen dat van een proces gebruik wordt gemaakt en dat kwantitatief of kwalitatief een verwachting van het gebruik daarvan wordt ingeschat. Dit is het domein van wetenschap, fi ngerspitzengefühl, deskundig-heid maar met name de kunst van de veronderstel-lingen. We raken hier geleidelijk de kern van het managen. Managen is het inschatten en evalueren van veronderstellingen. De hele paraplu van inter-relaties en afhankelijkheden staat op een scala van veronderstellingen en ik daag iedereen uit daar eens een lijst van te maken.

De tweede opmerking is dat er een informatiesy-steem moet zijn om de resultaten de monitoren. En zo eenvoudig dat gezegd wordt, zo ingewikkeld ligt dat vaak. Stel maar eens een redelijk eenvoudige vraag aan P&O: Hoeveel mensen zijn aangenomen het afgelopen jaar? Een eenvoudig resultaat denk je dan van het ‘aannameproces’. Dossiers moeten worden gelicht, aantekeningen nagekeken en een individueel systeem wordt opgezet.

Laat ik u eens meenemen in de telefonische bereik-baarheid van medewerkers en een eenvoudige rap-portage die uit een centrale moet komen. Dergelijke informatie kan rustig jaren op zich laten wachten. Zijn we zover dan wordt het pas echt lastig. Het verschil moet worden vastgesteld tussen wat u aanvankelijk dacht (als u al een beeld ervan had) en de realiteit (als u die al heeft). Op zich een eenvou-dige oefening maar toch altijd weer een belangrijk moment. Overigens is een exacte gelijkheid van deze twee variabelen een bijzondere aangelegen-heid. Zelden of nooit zijn ze gelijk. De werkelijkheid hanteert kennelijk andere uitgangspunten dan wij

(27)

in ons budgetteringsproces. Bovendien wordt dit proces van confrontatie al te snel in de persoonlijke emoties betrokken.

Er zijn bedrijven en afdelingen waar deze exercitie tot grote emoties aanleiding geven. En de reden om dit te noemen is dat hier afstandelijk naar gekeken moet worden. Het vaststellen van een verschil bij een product waarvan 100 verkocht hadden moe-ten worden en waar thans 80 daadwerkelijk van verkocht zijn geeft snel de sfeer van ‘tekort’. Een goede analyse is op zijn plaats.

De een na laatste schakel is de verklaring van het verschil. De vraag: Hoe komt dit? We keren met deze vraag terug naar de veronderstellingen en uit-gangspunten waar we mee begonnen. Kennelijk was het aantal kuubs anders dan gedacht. Of de rente doet iets anders dan gedacht of … we weten het gewoon niet. De exogenen doen hier goed zaken en de instrument-variabelen hebben vaak het nakijken. Lady Diana beïnvloedt meer dan zij ooit zelf heeft geweten. De oorzakelijke analyse is doorslaggevend in alle verklaringen. Het is juist op dit punt en dit pro-ces dat alle aandacht behoeft in het vaststellen van het waarom. Op basis van deze gegevens worden toekomstige bijstellingen gegenereerd.

Tenslotte is een budget een budget. En niet voor niets zo vastgesteld. Wat ga je doen om terug te keren in het budget c.q. doelstellingen. En ook hier onderscheidt de echte manager zich van de namaak. Een goede manager heeft op dit vlak zijn analyses en aanpak klaar. Want het was en blijft zijn verantwoordelijkheid om doelstellingen te realiseren. Het is dus ‘sturen’ op basis van deze variabelen. Het werkoverleg van u met uw mana-gers moet voor een belangrijk deel over dit proces gaan. En zorg ervoor dat er immer gevraagd wordt naar deze zaken en presentaties. Want het denken in deze cyclus is de belangrijkste bron van risico-awareness.

4. Risicodenken nog maar net begon-nen

Gevraagd naar de belangrijkste (bedrijfs) risico’s die bedrijven ondervinden, wordt geantwoord naar met

name de imagokant. En dit is bijzonder. Natuurlijk is het zo dat imagoschade veel kwaad kan doen, maar de basis ligt meer bij de kritische processen en de controle daarop. Ook bijzonder is dat als belangrijkste risicodemper de corporate govenance wordt gezien. Aan de ene kant natuurlijk het tijds-beeld, maar opnieuw levert dit een beeld op dat m.i. wel effecten zal hebben maar waar een dieperlig-gende factor onder schuilgaat. Waarom gaat u uw corporate governance aanpassen? Omdat de wet- en regelgeving u daartoe dwingt? Omdat het een opdracht is van uw eigen RvC of AvA? Belangrijke signalen maar hiermee redt u het niet. Wanneer het ‘slechts’ op deze wijze wordt aangevlogen en het is geen intrinsiek onderdeel van uw bedrijfscultuur zult u zien dat u er een risico bij heeft, namelijk dat uw bedrijfsbeeld en bedrijfsrealiteit uiteenlopen. De test zit in wat genoemd wordt de ‘smell-test’. Alle kanten kan qua regelgeving de zaken op orde zijn zodat de conclusie luidt: ‘ze pakken mij niet’, terwijl iedereen weet dat het niet pluis is. Er zijn diverse ondernemingen die ‘te ‘ dicht getimmerd zitten en waarvan toch het imago beneden peil staat. De smell test wijst op een ‘houding’ van het bedrijf . Los van allerlei juridische beheersingsmaatregelen wordt een klant ‘in de ogen’ gekeken en wordt ‘het juiste’ gedaan. Dit veronderstelt een aanpak waar-bij op de situatie gestuurd wordt door competente medewerkers. Opnieuw cultuur. Deze les in de risicobeheersing is dat bij alle leidinggevenden en binnen de MT’s dit verschil goed ingeburgerd moet zijn. De aanvulling van de intellectuele confrontatie-cyclus moet aangevuld worden met ‘empathie’. Ook dit zal uw risico’s signifi cant beïnvloeden.

Figuur 2 - Risicodenken staat (nog maar) aan het begin

(28)

5. De reiziger versus de planner Er zijn vele psychologische rapporten gepubliceerd over de wijze waarop mensen tegen het leven aankijken. Positief, negatief, avontuurlijk of behou-dend. En ook dit is uitermate herkenbaar in onze bedrijven. De een vindt het heerlijk om zijn of haar bord ‘vol’ te hebben, want dat geeft voldoening; de ander ervaart dat als stress en diens productiviteit zakt terstond.

Kijk eens naar vakantiegangers. De een weet exact waar hij/zij naartoe gaat, kent de tussenhaltes en heeft zijn hele vakantie in redelijke mate van detail onder controle. De stress neemt dan ook toe wan-neer het hotel overgeboekt blijkt te zijn of wanwan-neer de kamer er minder uitziet dan de folder beloofde. De andere vakantieganger weet de dag voor ver-trek nog niet eens waar hij/zij naar toe gaat. Deze vakantieganger neemt de tijd zoals die is. Het maakt hem/haar niet uit. Het gaat om het proces dat op zich al vakantie genoeg is. De een is de planner de ander is de reiziger (Figuur 3). Dit verschil van instel-ling is zeer relevant voor de wijze waarop tegen risico’s wordt aangekeken en de wijze waarop ze moeten worden benaderd. Er ligt hier geen oordeel over goed of fout, maar binnen uw bedrijf zijn beide stromingen noodzakelijk. Het nadeel van de een is dat er nauwelijks innovatie optreedt, het nadeel van de ander is dat ‘beheersing’ in te losse teugels zit. Ook voor de ‘compensatie’ is dit van belang. Een reizende Klant & Markt-manager heeft een plan-nende Controller nodig. En omgekeerd.

6. Risico’s slechts ten dele indeelbaar Alhoewel we hier een zeker wetenschappelijk publiek hebben, is het toch nog even van belang om in hoofdlijnen neer te leggen waar de risico’s zich bevinden en is dit uiterst summiere overzicht gemaakt (Figuur 4). We hebben het niet over de ‘regelmatig’ optredende gebeurtenissen of deze nu moedwillig of door de ‘natuur’ worden veroorzaakt. Het punt hier is, dat het enige dat we met enige zekerheid weten is dat het elke ochtend licht wordt en ’s avonds weer donker. Verder nauwelijks. En dat de indeling die gemaakt wordt en zo absoluut lijkt verschuifbare elementen in zich heeft. En toch vragen zij om bedrijfsaanpakken die verschillend van natuur zijn.

In vak 1 zien we bijvoorbeeld staan het verbruik van drinkwater in een bepaald distributiegebied. Dit beweegt zich binnen bepaalde ‘voorspelbare’ grenzen. Hierop is onze productie en distributie-capaciteit ingericht. Op de tweede plaats de wijze waarop klanten reageren op onze aanwezigheid. Over het algemeen wekken wijzelf ‘de vraag’ op door het sturen van nota’s of door de planning van de spuiprogramma’s. Plaat 3 geeft aan wan-neer wij te maken hebben met bijvoorbeeld een coli-besmetting of andere verontreiniging. En de laatste, de meest vervelende, is bijvoorbeeld een idioot of terrorist die moedwillig ons water als doel heeft gekozen.

Het punt hier is dat het op zich niet eens zoveel uitmaakt op basis waarvan het verschil tussen plan-ning en praktijk komt te liggen. Het is opnieuw de analyse van de waarom vraag die bepalend is in de wijze waarop de risico’s van de bedrijfsvoering

(29)

worden ingedekt. Het product van de waarschijnlijk-heid met de impact moet binnen redelijke grenzen blijven. En hiervoor is (veel) informatie nodig. En anders wordt het maatschappelijke acceptatie.

7. We doen al veel aan risicomanage-ment

En we doen natuurlijk al veel aan risicobeheersing. En zeker na Enron, Palat, WorldCom en AHold heeft u de diverse Governance rules strakker aangehaald. Want het ligt natuurlijk aan uw commissarissen. Dus heeft u nu allemaal zogenaamde kwaliteitscom-missarissen in uw Raad van Comkwaliteitscom-missarissen met de bijbehorende Audit-, Remuneratie- en beleids-commissies. En natuurlijk heeft u nu de politiek op ‘afstand’ gezet waardoor ‘Water’ weer gewoon water wordt en dat u niet gehouden bent om allerlei voor de politiek of voor de ‘directeur’ ‘leuke’ hob-by’s te ondernemen, waarvoor er natuurlijk prima verhalen zijn te bedenken, maar wat over het alge-meen veel kost en weinig opbrengt en het over het algemeen toch slecht bij de core-competenties van uw onderneming past. Zo ook heeft Hydron Flevoland haar Corporate Governance aangepast aan de zogenaamde Tabaksblat code. Waarbij de aandeelhouders op afstand zijn geplaatst en toch met meer macht als het gaat om invloed uit te oefe-nen op de Raad van Commissarissen. Zo heeft de Ondernemingsraad het recht tot voordracht van een RvC-lid en, dat was het belangrijkste punt , zijn de commissarissen op basis van profi elen benoemd. Deze stille revolutie heeft vergaande effecten. Net zoals een analist een opleiding moet hebben om goede analyses uit te voeren moet een

commis-saris deskundigheid meenemen om goed toezicht te kunnen houden op de hem of haar toegewe-zen beleidsvelden. En, nog veel belangrijker, dat belangenvermenging in een vroeg stadium wordt gesignaleerd en ‘opgelost’.

Daarnaast blijven de meer traditionele wijzen van het indekken van risico’s natuurlijk van groot belang en ontwikkelen deze zich immer. Het zijn de ver-zekeringen en voorzieningen die aan de F-side worden genomen en alhoewel de IFRS als gevolg van de duidelijkheid juist een contraire werking (dus risicoverhogend effect) veroorzaakt, blijft deze tak van sport een belangrijk fundament onder de dem-ping van de risico’s.

Wat speelser, maar daarom niet minder belangrijk, zijn de zogenaamde risico-inventarisaties die wij in tal van checklisten tegenkomen. Internet is een belangrijke bron en menig risico-bedrijf heeft vanuit goed begrepen eigen belang interactieve risico-analyses beschikbaar. Deze zijn leuk om te doen en geven on-line real time inzicht in de zwakke plekken van uw organisatie en waar u risico loopt. Ik verzeker u dat ikzelf dit zo ongeveer elke twee maanden doe en dat elke keer een zwak element van ons bedrijf komt bovendrijven.

8. Ook cultuur is een proces

En wanneer u dit allemaal voor elkaar hebt: Systematisch nadenken over de verschillen tussen budget en realisatie, uw corporate governance, uw deskundigheid, uw F-side en uw waakzame oog dan nog zult u ,als u daar onderzoek naar gaat doen tot

Figuur 5 - Risico analyse en beheersing

(30)

de conclusie komen dat nog steeds een signifi cant deel van uw resultaat wegglijdt. Het is alsof er een soort stroop ligt in uw bedrijf waar wij in vastlopen. Een sfeer en instelling van niet veranderbaar-heid. Het aanpakken van dit deel van uw bedrijf heeft vergaande consequenties en leidt tot vernieuwing die blijvend is. Het leidt zonder twijfel tot een com-plete revival van uw onderneming waardoor niet alleen het risicodeel in een totaal ander daglicht komt te staan maar ook innovatie en productiviteit een belangrijke opwaartse upswing krijgen. Het is vanuit deze constateringen als sympto-men waarop de vernieuwing bij Hydron Flevoland gestalte heeft gekregen, waarbij geen variabele onberoerd is gebleven en de resultaten nu duidelijk herkenbaar zijn.

9. De verandering procesmatig aan-pakken

Een van de belangrijkste voorwaarden om tot ver-nieuwing binnen uw bedrijf te komen is het aan-trekken van nieuwe mensen. En dit is een lastig gegeven. En dit is niet een keer het geval, maar hoort een continuüm te zijn waarbij op alle niveau’s een geleidelijke rotatie plaatsvindt van mensen. Nieuw bloed geeft dynamiek aan en scherpte. Te lang op een plaats roest. Dit is eenvoudig gezegd maar om dat uit te voeren is moed voor nodig. Als ik u vertel dat bij Hydron Flevoland de afgelopen 3 jaar circa 25% van de mensen de organisatie heeft verlaten en dat een vergelijkbaar percen-tage is ingestroomd, dan denk ik dat we boven het landelijke waterbeeldgemiddelde zitten. Dit is het startpunt van onze vernieuwing. En dit geldt voor ALLE niveaus. Van RvC t/m medewerkers. Dit is niet gegaan op basis van collectieve regelingen of soci-ale plannen, maar op basis van de HRM-cyclus. Op basis van de ‘gewone beoordelingscyclus’. Alleen al over dit traject is een avondvullend programma te maken. En het is juist in deze lijn en ‘in de lijn’ dat de verandering zijn beslag heeft gekregen. Bij psychologen is iets bekend dat helaas maar wei-nig in sollicitaties wordt toegepast. Kern van HRM is dat u goede mensen binnen haalt die voor u van belang zijn. En natuurlijk moeten zij deskundig zijn, en in het team passen en natuurlijk moeten zij over de juiste competenties en ervaring beschikken. Maar er iets dat nog veel belangrijker is.

Er zijn in het verleden onderzoekingen geweest over waarom mensen werkloos en waarom mensen arbeidsongeschikt worden. Het gaat hier met name om mensen die al een werkbetrekking hebben en

Figuur 7 - En toch……….

Figuur 8 - Cultuur blijkt een van de grootste

Cytaty

Powiązane dokumenty

Uczymy grać w koszykówkę: taktyka, technika, metodyka nauczania koszykówki w lekcjach wychowania fi zycznego.. 1, Indywidualny i zespołowy

11 Na ostatniej stronie ostatniego num eru „Mariawickiej Myśli Narodowej” - czasopisma, które poprzedzało „Królestwo Boże na ziemi” napotykamy taką notatkę:

W pozostałych panelach Historia Kultury, Społeczeństwa i Idei w XIX w., Historia II Wojny Światowej, Historia Polski Ludowej, Historia Wojskowości, Pamięć i

‘Building with nature’: the new Dutch approach to coastal and river works de Vriend, van Koningsveld and

Źródło: opracowanie własne.. Wdrożenie metody 6S w badanym przedsiębiorstwie zostało poprzedzone ankietyzacją pracowników. Ankieta skierowana była zarówno do

(junction point). Discrete Fourier Transform has been used for the determination of the phasors. By making use of the Clarke transformation, three modes can also be used to

Najczęściej dzieci chcą się uczyć tak bardzo, że nie rozróżniają nauki od zabawy, dopóki dorośli nie przekonają ich, że nauka nie jest zabawą.. Dziecko uczy się

Zowel op het strate- gische niveau (het nemen van beslissingen over lange termijn investeringen) als op het directe uitvoerende niveau dienen het technische, financiële