Technische Universiteit Delft
Faculteit Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek en Technische Materiaalwetenschappen Transporttechnologie / Logistieke Techniek
P.B.M. ten Bosch Simulatiemodel voor de afhandeling van de container binnenvaart. Doctoraalopdracht, Rapport 92.3.LT.3021, Transporttechnologie, Logistieke Techniek.
Europe Combined Terminals B.V. en het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam publiceerden in 1990 de nota 'Delta 2000-8', waarin de plannen voor een grootschalige overslag van containers op de Rotterdamse Maasvlakte worden uiteengezet. Het project behelst ruwweg een verdubbeling van het reeds aanwezige terminaloppervlak, kadelengte en capaciteit, leidend tot een verzesvoudiging van de goederenstroom via de binnenvaart voor het jaar 2000.
Door de verwachte groei van het binnenvaart verkeer was het gewenst om een afhandelingsconcept voor de binnenvaart te ontwikkelen waarmee zo weinig mogelijk transport van containers op het overslagterrein is gemoeid en een voldoende service aan de binnenvaart wordt geboden. Een
afhandelingsconcept betekent in dit verband de toewijzing van een laad- en losplaats met kade en kranen, gegeven een aantal randvoorwaarden zoals de samenstelling van de lossing en de lading van de schepen alsmede de bezetting van de aanwezige resources (kade en kranen).
In hoofdlijnen zijn de mogelijkheden hiervoor:
Gescheiden afhandeling van binnenvaart en zeevaart.
Gemengde afhandeling van binnenvaart en zeevaart, waarbij het los- en laadproces van binnenvaartschepen op maximaal één locatie plaatsvindt. Gemengde afhandeling van binnenvaart en zeevaart, waarbij het los- en laadproces van binnenvaartschepen over meerdere locaties gespreid kan worden.
Om de verschillende afhandelingsconcepten te testen is een simulatiemodel geschreven waarmee de afhandeling van containerschepen in een haven wordt nagebootst. De resultaten van de afhandeling van deze schepen volgens de verschillende concepten wordt door het model gemeten in de vorm van:
De havenverblijftijd van binnenvaartschepen.
De overschrijding van hun maximaal acceptabele havenverblijftijd door binnenvaartschepen. Het aantal terminals dat de binnenvaartschepen aandoen.
De verrichte hoeveelheid intern transport in kilometers en kilometers per uur.
Na voltooiing van het model zijn er verschillende experimenten uitgevoerd waaruit het volgende bleek:
In het model worden schepen gemiddeld 20% sneller afgehandeld dan in de werkelijkheid het geval is. Bij interpretatie van resultaten uit het model moet hier rekening mee worden gehouden.
Het model voldoet aan de gestelde eisen, zodat er verschillende afhandelingsconcepten mee kunnen worden getest. Met het model kunnen de voor een gekozen afhandelingsconcept benodigde resources worden vastgesteld.
Het model kan ook worden gebruikt voor het testen van verschillende prioriteitsregels voor de volgorde van behandeling van schepen. Tot slot wordt de lezer er op gewezen dat bij gebruik van het model steeds rekening moet worden gehouden met de bij het modelleren gemaakte aannames.
Rapporten studenten Logistieke Techniek