~AOE.EL : STEOE.tb.J'"..ILa.JfJP1G UIE.' Q,E.O f'l.to.TT'EG~o/.JD 1.5 2 ... ·LA,,",,~ ~Nc>R.""~OTt.
~
.. (llEIZDE GEDACHnQ .. k,.6.Pf'EN E..UE.bJG~ooï ~ ~E.. elV fBc.H~\SC.y&0'< + rVIIV kvVlt I \J D~ 'R.c»IL(J~
/'VAoE. .. L : PLAîTli:.GeoIVD IS "2,. ... LAu6EJt PA.... J\.Q~ M 1,.è:A\Jn.lO~
PlATTE... GeoN0 IJ 2 ... KdfCr"lE,lr; ~ NO~H lGAtJTooR DE. GESTE:t,L..eV HAL +-.A.OMtE. ~unrTE..l<.LS!'i\..)
HE. r \.<A lJTUOR W02.0T 1 __ l3~e.oe.n.
'ZIE.. ?l.A1TEG0:>tvD I>lz. 2'1
(V"'-i2DE-GE.J:)"'C.HT
D
~ \..c:6.PPErv VEIö(j.j\LLE.tVOE (;QPCf'TTE ~l..lokE.ND urr PLATTEG'eOtvO
Uo~ l.<Avrooi!. l-(OvÇD ~~A
fVAJ.,&:e.L! O~E-LIJL<E KAPCR,ooTTE. I..o.,.)OR.OT GE.6LLEJVT1...IEE~D DccR DE-\.<APPEJv op FÉ!V L.~IVT'E Pl,Al::...T.f :E.!u ~ 30uIVL<'vIVOI (. I\)IET Gofi.D
; , j •
Lex Haak, architect
Bibliotheek TU Delft
1111111111111111111111111111111111 C0003814558
2444
320
9
Lex Haak, arehiteet
tekst en samenstelling Peter ZwaaI met een voorwoord van Wiek RölingUitgave en distributie Delftse Universitaire Pers Stevinweg 1,2628 CN Delft Telefoon 015-783254 Fax 015-781661
Vormgeving
Ir. Hans F. Ringnalda, Scheveningen
Druk
A-D Druk B.V., Zeist
Bindwerk
Boekbinderij Patist, Bilthoven
Foto voorzijde omslag
Hal in de nieuwbouw van het Hoogheemraadschap van Delfland, Delft.
(foto: Fas Keuzekamp, Pijnacker)
Foto frontispiece
Lex Haak in zijn werkkamer in het architectenbureau. (foto: 1. Kamps, Rotterdam)
Foto achterzijde omslag Lex Haak, april 1991.
(foto: Hans Ringnaida, Scheveningen)
CIP-gegevens Koninklijke Bibliotheek, Den Haag
ISBN 90-6275-705-7 / CIP NUGI923
Copyright © 1991
Drs. P. ZwaaI, Rotterdam (tekst)
Prof. ir.
L.c.
Röling, Haarlem (voorwoord)Architektenburo Prof.lr. Haak BNA B.V., Delft (tekeningen)
Fas Keuzenkamp, Pijnacker (foto's tenzij anders vermeld)
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder vooraf-gaande schriftelijke toestemming van de auteurs.
Inhoud
7
Verantwoording
9
Voorwoord Wiek Röling
11
Woord vooraf Lex Haak
13
Lex Haak, de architect binnenstebuiten
21
Projectbeschrijvingen
113
Biografische gegevens
119
Werkenlijst
129
Bibliografie
133
Noten
5 hM j lIil t! . . . . 14 ,
..
Verantwoording
Wanneer iemand die je goed kent, maar met wiens werk je niet vertrouwd bent, je vraagt om juist over dat
laatste een boek te schrijven, dringt zich na enige tijd on-vermijdelijk het probleem van betrokkenheid en distantie aan je op. Wat te doen als dat werk nu eens afschuwelijk blijkt te zijn? Kun je dan genoeg moed opbrengen om dat zwart op wit vast te leggen, wetende dat je aldus de goede verstandhouding met je opdrachtgever op de proef stelt? En andersom, als het werk je bevalt en aantrekkelijk
voorkomt, verleidt die goede verstandhouding je dan niet al te gemakkelijk tot het gebruik van superlatieven? Doet tenslotte in twijfelgevallen een vriendschappelijke relatie de balans niet altijd in positieve richting doorslaan?
Dat waren de vragen die ik mezelf in de winter van
1989 stelde nadat Lex Haak mij benaderd had met het verzoek ter gelegenheid van het 30-jarig bestaan van zijn
architectenbureau een publikatie voor te bereiden waarin een aantal werken van het bureau zouden worden be-schreven en gedocumenteerd. Het heeft lang geduurd eer
ik definitief toestemde en achter de tekstverwerker plaats-nam. Ik heb eerst uitgebreid de tijd genomen om mij te oriënteren op Haak' s gerealiseerde én niet-gerealiseerde projecten. Uit de archieven werden tekeningen, micro-fiches, plakboeken en bureaucorrespondenties opgediept.
En passant werd zo de basis gelegd voor de uitgebreide bibliografie en werkenlijst die achter in dit boek zijn
op-genomen.
Voorts bezocht ik in het voorjaar van 1990 een aantal van Haak's bouwwerken in de Delftse regio, waarbij ik mijn eerste indrukken heb geijkt aan de persstemmen die ik in Haak's plakboeken had aangetroffen. Die
confron-tatie beviel me: een enkele uitzondering daargelaten kon
ik mij aardig vinden in de artikelen uit vakbladen, dag-bladen en regionale huis-aan-huisbladen. Ik besloot dan
ook dat in mijn projectbeschrijvingen iets moest
doorklin-ken van het onthaal waarop Haak's bouwwerken bij
op-levering werden getracteerd. Het jubileumboek zou ook
een bee* een receptiegeschiedenis moeten worden.
Een verdere overweging was dat het boek rijkelijk geïl-lustreerd zou moeten worden, hetgeen de lezer in ieder geval in staat zou stellen een oordeel over Haak's bouw-kunst te vellen dat losstond van mijn tekst en de daarin verwerkte persstemmen.
Wat mij tenslotte mijn laatste reserves terzijde deed
schuiven - ik was op dat moment al zover dat ik me had voorgenomen dat het boek er hoe dan ook zou komen
-was een samen met Haak ondernomen excursie langs een twaalftal zeer uiteenlopende projecten in het midden en
oosten van het land (september 1990). De onbevangen
re-acties die ik bij die gelegenheid mocht optekenen uit de mond van enkele gebruikers van die gebouwen, deden mij de toon vinden waarin ik dit boek kon schrijven. Zo vertrouwde een bankemployée in Woerden ons tijdens
ge-noemde excursie toe dat zij werkelijk niets bijzonders aan de gevel kon ontdekken waar wij, twee vreemdelingen, naar stonden te staren. Ik kon haar niet helemaal gelijk, maar ook geen ongelijk geven: een schoonheidsprijs viel
hier niet aan te verdienen. In Oldebroek overkwam ons
het tegenovergestelde, waar de huidige eigenaren van een woning met dokterspraktijk niets dan lof hadden voor de architect en de goede smaak van de oorspronkelijke eige-naar.
Ik besloot dat ik zo verslag moest doen van mijn bevin-dingen: onbevangen en ontwapenend, mezelf niet slechts
verschuilen achter kranteknipsels maar de lezer zonodig
ook deelgenoot maken van mijn enthousiasme of twijfels. Ik kende mijn opdrachtgever goed genoeg om erop te ver-trouwen dat een ontwapenend oordeel hem niet in woede of in snikken zou doen uitbarsten.
Ik hecht er sterk aan om te vermelden dat de projectbe-schrijvingen in dit boek louter en alleen het werk zijn van mijn hand. Alleen feitelijke onjuistheden werden door Haak en zijn medewerkers gecorrigeerd. Tenslotte zou ik iedereen willen bedanken die behulpzaam is geweest bij het totstandkomen van dit boek.
Peter Zwaai
Rotterdam, januari 1991
-.wil • . , . ;« •
_I .
.
, · · _ · . . . ·IJIIDI!I··n"
Voorwoord
Lex Haak was al docent in de tijd dat ik in Delft aan de TU studeerde en is nu mijn naaste collega op de faculteit Bouwkunde. Dat je niet alles weet van iemand, die je van zo nabij meent te kennen, bewijst dit boek. Daarom hoop ik dat het boek voor U, als lezer en kijker, een even grote verrassing zal zijn als voor mij. De eerste verrassing is de overstelpende hoeveelheid werk, gerealiseerd in een rela-tief korte tijd. De tweede verrassing is de consequente wijze van werken waarbij verworvenheden uit eerder werk in later werk een grotere intensiteit en kwaliteit be-reiken.
Het wordt in dit boek erg duidelijk door welke moti-vaties en achtergronden Lex Haak wordt geleid bij ont-werp keuzes in zijn werk. Sommige van zijn keuzes zou ik niet maken en hiermee kom ik tot één van de essenties van Haak's werk.
Of je bij het bouwen van een oude stadskern noodzake-lijkerwijs een vorm- en materiaalovereenkomst met de be-staande bebouwing moet zoeken is voor mij een vraag. Of een Egyptische tempel, die op een overdekte Oudhol-landse binnenplaats van een Leids museum is herbouwd, een omgeving in aangepast materiaal behoeft, vraag ik me af.
Maar deze vragen zijn een kwestie van smaak en smaak speelt in het werk van Haak een grote rol. Haak is een estheet. Hij zegt zelf in zijn voorwoord dat hij Van den Broek, Berghoef en Eschauzier als zijn Hollandse leer-meesters beschouwt. Bij Van den Broek speelde smaak niet zo'n grote rol (uiteindelijk werkte natuurlijk ook Van
den Broek naar zijn smaak): het functionalistische uit-gangspunt - en in zijn later oeuvre zijn dominante ma-teriaalkeuzes - waren zo overheersend in het werk dat dit aan smaak voorbijging. Het andere uiterste was Eschau-zier, de estheet pur sang, die tot het tactiele toe zijn ma-teriaal en ruimte koos naar zijn smaak en om puur esthe-tische redenen. Haak heeft beide en komt daarmee in de buurt van Berghoef maar is toch iets eigenzinniger. Zijn ontwerpen, die nadrukkelijk het gevolg zijn van een van binnenuit gedachte ruimte-ontwikkeling, waarbij de ge-bouwen toch een bijna typologische verschijningsvorm krijgen, maken hem -zeker bij zorgvuldige beschouwing -tot een zeer persoonlijke en eigen architect.
De gebouwen met als uitgangspunt de van binnenuit gevoelde ruimte, maken ook duidelijk hoe het komt dat Zwaai bij zijn bezoek aan die gebouwen zo dikwijls bewoners en gebruikers aantreft die gelukkig zijn met hun gebouw. Het van binnenuit denken (dat past bij een hoogleraar interieur) en de smaak (die past bij een es-theet) zijn de bepalende factoren in Haak's werk.
Een Hollands gezegde is dat over smaak niet valt te twisten. Maar het is juist heel leuk om over smaak te twisten (het is ook heel leuk om juist met Lex over smaak te twisten). Dit boek stelt op een uitgesproken wijze dit aspect in de architectuur - waar men vaak beschroomd omheen gaat -aan de orde. Het is de verdienste van Peter Zwaai dat hij -naast de knap opgespoorde invloeden (o.a. van
J.L.
Sert) - het werk van Haak zó "waardenvrij" presenteert dat het alle aanleiding geeft het op zijn waarde te schatten.Wiek Röling
Haarlem/Delft, februari 1991
10
Woord vooraf
Telkens weer is het een klein wonder, als iets dat op
mijn tekentafel is ontstaan, ruimtelijke vormen begint aan
te nemen. Het is daarom goed even stil te staan bij de medewerkers en leermeesters die het mogelijk hebben
ge-maakt dat ik nu dertig jaar met veel plezier het vak van
architect uitoefen.
In mijn studietijd hebben de hoogleraren Van den Broek, Berghoef en Eschauzier ieder op hun eigen wijze mijn opvattingen over architectuur en interieur beïnvloed. Van den Broek's methodische aanpak, de bijzondere alle-daagsheid van Berghoef's architectuur en de verfijning en
esthetiek van Eschauzier kunnen niet genoeg geprezen worden. Holt, die ik als student-assistent twee jaar van nabij heb mogen meemaken, heeft duidelijk gemaakt dat je niet direct tot een school hoeft te behoren om een
ver-frissend architectuuridioom te kunnen ontwikkelen. Sinds mijn studietijd geldt ook Arne Jacobsen mijn voort-durende bewondering vanwege zijn vermogen om zowel gebruiksvoorwerpen als grote gebouwen met zoveel aan-dacht voor het detail te ontwerpen. Zoals dit boek duide-lijk maakt heb ik ook het één en ander opge-stoken van
José Luis Sert. Ik smaakte het genoegen na het voltooien van mijn bouwkundestudie in Delft, een jaar lang bij hem in Harvard te mogen studeren.
Toen ik in 1960 mijn bureau startte heeft Dick Kiewiet de Jonge, architect te Arnhem, mij met raad en daad bij-gestaan, waar ik hem tot op de dag van vandaag dank-baar voor ben. Fokke de Jong en Herman Dijkstra waren de mannen van het eerste uur. Toen het bureau door ruimtegebrek gedwongen in 1964 verhuisde van Phoenix-straat 42 naar Oude Delft 159 ontstond een nauwe
samen-werking met het zich aldaar eveneens vestigende architec-tenbureau van Rie van der Meer, waarmee secretariaat en tekenzaal werden gedeeld (twee tandartsen op één stoel).
Van een geheel andere orde was - én is - de
samen-werking met Jaap Buisman, die al meer dan vijfentwintig jaar mijn vaste adviseur op constructietechnisch gebied is
maar wiens adviezen bij gelegenheid zeker verder reiken. Buisman construeert niet alleen, maar denkt ook mee over
de uiteindelijke vormgeving.
Margreet Wiegand, aanvankelijk mijn secretaresse,
ont-wikkelde zich gaandeweg tot mijn boekhoudster, een
functie die zij tot op heden met grote toewijding vervult. Frits van Aart en Kees van Velzen hebben in hun hoeda-nigheid als project-architecten lange tijd voortreffelijk
werk geleverd. Wie tijd vindt om de werkenlijst achterin dit boek te raadplegen kan nagaan welke projecten (mede) door hun creatieve inbreng zijn gerealiseerd. Zeer
waardevol en praktisch was de inbreng van Henk van
Kleef, die vele werken van het bureau als opzichter heeft begeleid.
Ondertussen was het bureau in 1968 van de Oude Delft naar Burgwal 4 verhuisd en verhuisde het in 1978 weer terug naar Oude Delft 159, ditmaal naar het via de Sint Hiëronymuspoort te bereiken achterhuis. Hier heeft
vooral Renée Blom haar stempel op het secretariaat
ge-drukt, dat zij twaalf jaar lang op onnavolgbare wijze leidde. Holger de Kat is één van de vele medewerkers die na enkele jaren ervaring op mijn bureau zelfstandig een
praktijk begon, waardoor prettige samenwerking
over-ging in goede collegialiteit, een ontwikkeling die ik altijd
heb gestimuleerd. Van de huidige medewerkers dient
vooral Jan Grupstra genoemd te worden, wiens
creativi-teit, inzet en nauwkeurigheid in hoge mate bijdragen tot de immer nagestreefde kwaliteit, welke de leidraad is van
het bureau.
Tenslotte een woord van dank aan allen die vanaf 1960 een klankbord hebben gevormd voor mijn denkbeelden
en opvattingen over architectuur en interieur, met name collegae en studenten van de faculteit bouwkunde van de Technische Universiteit Delft. Ik heb de wisselwerking
tussen enerzijds het bouwkundeonderwijs en -onderzoek en anderzijds de praktijk altijd als bijzonder vruchtbaar
ervaren.
Lex Haak
Delft, januari 1991
12
)i / / ,. MI •
Lex Haak,
de architect binnenstebuiten
14
-
I
r---~---,
T
Ê
T
E
S
A R (
H
J
L [
x
H
A A K
Een "archi-tête" van Haak, 1985. Te zien zijn o.a. details van het bank -gebouw de Driemaster en van de tempel van Taffeh.
Lex Haak, de architect binnenstebuiten
In mei 1973 organiseerde de Stichting Post-DoktoraalOnderwijs in het Bouwen een tweedaagse leergang over
het onderwerp Behaaglijkheid in en om gebouwen. Onder be-haaglijk bouwen werd verstaan het op elkaar afstemmen van ruimtelijke condities en fysiologische behoeften van
de mens. Een behaaglijk binnenklimaat, zo blijkt uit de
voordrachten, werd door de meeste sprekers vooral
be-grepen als een zaak van klimaatregeling, akoestiek en verlichting. Slechts enkele sprekers gewaagden in hun
voordracht ook de psychologische dimensie van het
be-grip behaaglijkheid aan te roeren. Eén van die sprekers was Lex Haak, op dat moment buitengewoon lector in de kennis van materialen en hun toepassing in het interieur
aan de Afdeling der Bouwkunde van de Technische
Ho-geschool Delft. In Haak's voordracht, Behaaglijkheid als architectonisch begrip, werd behaaglijkheid voorgesteld als
een combinatie van zintuiglijke waarneming en
psychi-sche waardering. Een ruimte moet niet alleen tegemoet-komen aan bepaalde fysiologische aspecten (temperatuur, luchtvochtigheid, geluidsreflectie- en absorptieniveau,
verlichtingsintensiteit, etc.) maar ook gevoelsmatig als be-haaglijk (aangenaam, gezellig, tevredenstemmend)
wor-den ervaren: "Behaaglijkheid is het totaal van de
zintuig-lijke en psychische ervaringen") Haak was overigens de eerste om te erkennen dat architecten en bouwkundigen
slechts over weinig harde gegevens konden beschikken betreffende die zogenaamde ruimtelijke beleving, maar daar stond tegenover dat ook de psychologie van de
ge-bouwde omgeving zich nog in een aanvangsstadium be -vond en de theorievorming nog niet veel verder was geschreden dan de in de jaren twintig en dertig
geformu-leerde Gestaltpsychologische wetten.2 Nochtans mocht het
gebrek aan theorie niet leiden tot een verwaarlozing van
de psychische behaaglijkheid, zo meende Haak. Bij het ontbreken van voldoende hanteerbare uitgangspunten diende desnoods de eigen ervaringswereld de architect als leidraad.
Deze laatste uitspraak is minder stoutmoedig dan
mis-schien op het eerste gezicht lijkt. In 1973 begonnen zich
namelijk aan de Afdeling der Bouwkunde van de Techni-sche Hogeschool Delft de eerste resultaten af te tekenen van een onderwijskundig vernieuwingsproces, waarbij
voor wat betreft de interieurstudie in het curriculum
wijzigingen waren doorgevoerd die beoogden studenten door middel van praktische oefeningen te laten
kennis-maken met de verschillende aspecten van ruimtelijke be-leving zoals vorm, kleur en textuur.
In dit vernieuwingsproces speelde Haak een belang-rijke rol. Het is derhalve begrijpelijk dat Haak hoopvol gestemd was over de bemoeienissen van architecten en
bouwkundigen - naast psychologen - op het terrein van
ruimtelijk belevingsonderzoek.
Een onderwijskundig fundament op dit terrein was
reeds halverwege de jaren zestig gelegd met de
eerste-jaars materiaalkeuzeoefeningen. Tijdens deze oefeningen moesten studenten met behulp van een aantal materiaal-monsters en een leg (een plaatje hardboard van ongeveer 60 x 60 cm waarop de gekozen monsters konden worden samengebracht) een collage maken die uitdrukking gaf
aan een bepaalde sfeer of gemoedstoestand. Doel van de materiaalkeuzeoefeningen was het ontdekken van de be-levingswaarde van vormen, kleuren, texturen en
combi-naties daarvan} De oefeningen werden grotendeels door Haak zelf ontwikkeld, waarbij onvrede over het onderwijs
dat hij zelf als bouwkundestudent had genoten, niet in de laatste plaats richting heeft gegeven aan zijn ideeën op dit punt: "Vroeger als student hadden wij ook kennis van materialen -op een zolder waren allerlei bouwstoffen
uit-gestald: stenen, hout, metaal, tegels en nog veel meer. Je moest deze kennen en herkennen.
Voor de meer interieure materialen moest je bij decora-tieve kunst zijn. Zo heette het vakgebied vroeger. Onder leiding van mejuffrouw Mouton moest je een stukje hout, een lapje gordijnstof of een deel van een beukenhouten
rijschaaf uittekenen, zo realistisch mogelijk, compleet met houtwormgaatjes. Met spuug, schoenpoets en oude thee
werd het hout op papier nagebootst en met scheermes en
tekenstift werden de wormgaatjes nagemaakt. [ ... ]
De nieuwe aanpak werd het omgaan met werkelijke materialen. Het maken van collages, zelf weven, schil-deren en stucadoren, hout bewerken door met gereed-schappen patronen te steken, gebruik makend van de tekening van de nerven. In papier maakten we texturen
en ik werd zo enthousiast dat ik op een ambachtschool
ben gaan leren stucadoren. De leraar [van die ambacht-school] was niet blij met mijn pogingen om met een
jute-zak een vers gestucadoorde wand te behandelen, op zoek
naar nieuwe texturen. [ ... ] Op een verffabriek leerde ik verven en ook daar experimenteerde ik met texturen: verf
met zand en zaagsel. "4
Vernieuwend in onderwijsbouwkundig opzicht was ook het door Haak in 1966 opgezette ruimtelaboratorium,
waar studenten met lichtgewicht bouwblokken van tri-plex de door hen ontworpen ruimten op ware grootte
konden nabouw en teneinde daarvan de ruimtelijke
bele-ving te ervaren. Haak over dit ruimtelaboratorium: "Het
is [ ... ] belangrijk dat de bouwkundestudent niet alleen op
papier ontwerpt maar staande in zijn huis onmiddellijk
de ruimtelijke werking kan toetsen". [ ... ] In principe kun
je hier ieder ontworpen huis nabouwen [ ... ]. Je kunt het
f!'t
Ruimtelaboratorium.
niet alleen uitzetten maar ook door middel van
meubile-ring beproeven of de ruimte doelmatig is."5
Het idee van zo'n ruimtelaboratorium was overigens niet door Haak zelf ontwikkeld, maar overgenomen van
de Landbouwhogeschool Wageningen, waar lector H. van Leeuwen een vergelijkbare blokkenbouwplaats had
op-gezet voor onderzoek naar de minimale afmetingen van
bepaalde ruimten. Haak's inspanningen op het gebied
van het onderwijs in de ruimtelijke belevingsaspecten, waarvan de genoemde materiaalkeuzeoefeningen en het ruimtelaboratorium de tastbare bewijzen vormen, lever-den hem in juni 1971 een honorary fellowship van het American Institute of Architects op.
Haak wordt gefeliciteerd met zijn
erelidmaatschap van het
Ameri-can Institute of Architects door
de voorzitter van de vereniging
Robert F. Hastings, 21 juni 1971.
(foto: Press Picture Service)
Ruimtelijke beleving, het is een begrip dat in de
ge-schriften van Haak telkens weer opduikt. Of het nu om de sacrale beleving van een kerkinterieur gaat6 of om
pri-vacy in de gezondheidszorg7, bij Haak staat immer de mens en zijn beleving van de ruimte centraal: "De mens vult de ruimte allereerst met zijn persoon. Hoe de ruimte
wordt ervaren hangt dus zeer nauw samen met zijn stemmingen, gevoelens en gemoedstoestand. Ook reeds
opgedane ervaringen spelen een belangrijke rol; het on-bekende zal men onzeker en behoedzaam tegemoet treden. Slechts door de ervaring krijgt de indruk die men
16
tm'IM "_ilb-=iaiWU.ll _ _ a=.euu:: 2M .#
opdoet betekenis."8
Een vluchtige lezing van Haak's geschriften leert reeds dat een scala aan belevingswaarden kan worden onder
-kend. Behaaglijkheid is hiervoor reeds genoemd maar daaraan kunnen nog worden toegevoegd representativi
-teit, geborgenheid/privacy, gastvrijheid, functionaliteit, trendgevoeligheid/ modebewustheid.
Een complicerende factor, die door Haak sterk wordt
benadrukt, is dat de bouwkundige of architect in zijn
ont-werp recht moet doen aan héél de mens en derhalve ver-schillende belevingswaarden op elkaar zal moeten afstem-men. Een mens heeft nu eenmaal last van wisselende stemmingen, gemengde gevoelens en een gevarieerd
ge-moed. Een kerkgebouw zal behalve een gewijd karakter toch ook een zekere gastvrijheid moeten uitstralen willen de kerkbanken niet op voorhand akelig leeg blijven.
Evenzo wordt van raadhuizen verlangt dat functionaliteit en representativiteit hand in hand gaan. De burger die zijn paspoort verlengt wil snel geholpen worden en niet lang hoeven te zoeken voor hij de juiste balie vindt; maar dezelfde burger neemt ten aanzien van zijn huwelijksvol-trekking geen genoegen met een raadhuis dat ontdaan is van elke luister en dat evengoed een postkantoor zou kunnen zijn.9 Een tweede, door Haak evenzeer
onder-kende complicatie is dat de bouwkundige of architect in zijn ontwerp vaak rekening moet houden met heel
ver-schillende gebruikersgroepen. Zo stellen patiënten,
dok-Ideeënschets voor een draaibare wandkast waarmee patiënten zelf hun
privacy kunnen regelen, 1990.
ters, verplegend personeel en bezoekers allemaal hun eigen ruimtelijke eisen aan een ziekenhuis.
Het moge duidelijk zijn dat een architect er in Haak's opvatting niet zozeer naar moet streven maximaal uit-drukking te geven aan één bepaalde sensatie maar dat hij er verstandiger aan doet ruimtelijke vormgeving, materi-alisatie en inrichting als optimalisatievraagstukken te be-naderen.IO
Van iemand die tientallen jaren onderricht heeft gegeven in het gebruik en de beleving van binnenruimten - van 1962 tot 1979 als buitengewoon lector, daarna als hoogleraar in de afwerking en inrichting van gebouwen -mag worden verwacht dat de beginselen van ruimtelijke beleving evenzeer richtinggevend zijn geweest voor zijn activiteiten als architect. Los van zekere persoonlijke voorkeuren wat betreft vormen, materialen en kleuren -een architectuuridioom waarover we nog komen te spreken - kan worden geconstateerd dat de door Haak ontworpen gebouwen sterk vanuit het interieur zijn ont-worpen. Haak zelf spreekt bij voorkeur van architectuur-naar-binnen-toe omdat ontwerpen vanuit het interieur klinkt alsof de buitenkant er niet toe doet, terwijl het juist zaak is in het gevelvlak de relatie tussen binnen en buiten vast te leggen.l l "Wat je buiten belooft moet binnen waar ge-maakt worden. Aan de andere kant moet buiten niet alles weggegeven worden, zodat er voor binnen niets meer overblijft. Het exterieur moet met andere woorden nieuwsgierig maken naar het interieur. Een mooie verge-lijking is die met een etalage van een winkel. Een detail-list die al zijn leverbare schoenen etaleert heeft binnen niets meer dat de zinnen van de klant kan prikkelen."12
In zijn architectuur naar binnen toe is Haak in zekere mate schatplichtig aan de Amerikaanse architect van Catalaanse afkomst José Luis Sert (1902-1983). Na het vol-tooien van zijn studie aan de Technische Hogeschool
José Luis Sert, omstreeks 1955. (foto: Harvard University) Delft verbleef Haak in 1958-1959 in Cambridge, Massa-chusetts waar hij aan de Harvard University Graduate School of Design (HGSD) een Masters Degree behaalde in de architectuur. Aan het hoofd van deze opleiding stond op dat moment Sert.
Het werk van José Luis (in het Catalaans: Josep Uuis) Sert is wel gekarakteriseerd als naar binnen gekeerde architectuur, waarbij met name zijn belangstelling voor de patiowoning uit mediterrane gebieden in het oog springt. 13 Grote openbare gebouwen hebben bij Sert vrijwel altijd een centrale binnenruimte waar alle
Door Haak ontworpen patio van de Algemene Bank Nederland te Mep-pel, 1967.
Patio van de Spaanse ambassade in Den Haag, een kandidaals-examen ontwerp van Haak uil 1957.
looplijnen elkaar kruisen: "Sert wanted his buildings to bring people together both deliberately and acciden-tally."14 Dit wetende kan het niet louter toeval zijn dat diverse door Haak ontworpen woningen gelegen zijn rond patio's of anderszins beschikken over buitenruimten (dakterrassen, balkons) waaraan hoge privacy-eisen zijn gesteld, terwijl voorts de door Haak ontworpen kantoren en openbare gebouwen vrijwel allemaal een grote centrale binnenruimte hebben, dikwijls in de vorm van een vide of atrium.
Nochthans lijkt bij Haak toch ook van een zekere au-tonome voorkeur sprake te zijn als het gaat om patio's en centrale binnenruimten. Zijn eerste patio dateert bijvoor-beeld al van voor zijn vertrek naar Harvard en betreft een kandidaatsexamenontwerp uit 1957 voor een Spaans am-bassadegebouw in Den Haag.
Zeker is wel dat de éénjarige opleiding in Harvard een radicale breuk betekende met de volgens Haak "more or less dogmatic education in architecture" die hij in Delft had genoten. In een verslag aan het Ministerie van Onder-wijs, Kunsten en Wetenschappen, dat zijn verblijf aan de Graduate School of Design mede mogelijk had gemaakt, laat Haak doorschemeren dat hij deze breuk alleen maar kon overwinnen door alles wat hij in Delft geleerd had tijdelijk te vergeten en zichzelf volledig open te stellen
("to open my mind") voor de meer expressieve Ameri-kaanse architectuur. 15 Hoewel het bouwkundeonderwijs in Delft aan het eind van de jaren vijftig werd gedomi-neerd door hoogleraren wier namen onlosmakelijk zijn
verbonden met het Nieuwe Bouwen (J.H. van den Broek,
C. van Eesteren, in mindere mate ook G.H.M. Holt), en
ook Sert geldt als één van de toonaangevende repre-sentanten van deze internationale stroming in de architec-tuur, bestonden er dus kennelijk toch verschillen die een transatlantische uitwisseling bemoeilijkten. Deze verschil-len lijken grotendeels terug te voeren op een onder meer door Sert geïnstigeerde koersverlegging binnen het CIAM het internationale platform van het Nieuwe Bouwen -waarbij naast functionaliteit ook ruimtelijke verbeeldings-kracht gemunt werd als een kernbegrip van het Nieuwe
Bouwen. Enkele uitzonderingen daargelaten (Aldo van
Eyck) had men in Nederland niet erg enthousiast op deze
koersverlegging gereageerd.16 Zodoende is verklaarbaar
dat Haak zich in Harvard overrompeld voelde door een architectuuropvatting die functionaliteit alleen niet vol-doende achtte maar aandrong op een kunstzinnige, beel-dende, ja soms zelfs monumentale expressie. Uit het al eerder genoemde verslag van Haak aan het Ministerie
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen: "Sert's idea is
to create a building not as a flat box but with many sculp-tural merits by a proper use of the structure" .
Het ligt voor de hand dat Haak in deze situatie te rade ging bij voorbeelden uit zijn directe omgeving, zoals bijvoorbeeld Sert's ontwerp voor de residentie van de Amerikaanse ambassadeur in Bagdad (1955), waarvan de hyperbolische paraboloïdeschalen door Haak werden overgenomen in een examenontwerp voor een Neder-lands paviljoen op de wereldtentoonstelling te Brussel. De veelvuldig door Sert toegepaste betonnen brise-soleil la-mellen, die onder andere het multifunctionele Holyoke Centre van Harvard University (1958) sieren, duiken op in een andere examenontwerpen van Haak uit zijn
Har-Oe door Sert ontworpen residentie van de Amerikaanse ambassadeur in
Bagdad. (foto: L. Reens, New York)
18
l'
Examenontwerp van Haak voor een Nederlands paviljoen voor de we-reldtentoonstelling te Brussel. 1958.
vard-tijd. Naast de ontwerpen van Sert lijken ook de
gast-colleges van de Zwitserse architectuurhistoricus Sigfried Giedion (1888-1968), die met Sert verantwoordelijk kan worden gehouden voor de koersverandering binnen het CIAM, Haak op het spoor van de verbeelding te hebben gezet. Het is waarschijnlijk Giedion geweest die Haak's aandacht in dit verband vooral heeft gevestigd op daken en overkappingen: "The area where the spatial imagina-tion has always had the greatest freedom - where it could unfold with the least interference - has been the area that lies above normal utilitarian requirements. This is the space that floats over our heads, lying beyond the reach
of our hands. It is here that the fullest freedom is granted
to the imagination of the architect. In two words, we are
talking of the vaulting problem."17
Overigens had Haak zich al in Delft gevoelig getoond voor het door Giedion verwoorde probleem, waarvan zijn afstudeerontwerp voor een omroepcomplex te Hilversum
(1958) als bewijs mag gelden. De overkapping die Haak
voor dit gebouw ontwierp doet enigszins denken aan die van Nervi's Palazetto dello Sport te Rome (1956-1957).
Merkwaardig genoeg is de invloed van Sert op Haak's werk nooit gesignaleerd, al heeft Haak zelf bij
verschil-I
I
I I Omroepcomplex te Hilversum. Maquette en interieurschets van Haak's afstudeerpro-ject in Delft, 1958. IA t i '
lende gelegenheden toegegeven dat deze invloed aanzien-lijk is geweest. 18 Een verklaring hiervoor ligt waar-schijnlijk in het feit dat Sert veel van skeletsystemen ge-bruik heeft gemaakt, terwijl Haak juist in het algemeen
een voorkeur aan de dag lijkt te leggen voor meer mas-sieve bouwsystemen als baksteen. Meestal wordt aan-genomen dat de expressieve mogelijkheden van
skeletsys-temen, die bestaan uit structurele elementen en vullingen,
veel groter zijn dan die van baksteen.19
Die voorkeur van Haak voor baksteen hangt samen met het feit dat veel van de nieuwbouwprojecten van het architectenbureau in binnenstedelijke situaties dienden te
Een voorbeeld van expressief
baksteengebruik bij Haak:
een gemetselde kolom waarin
zich een wenteltrap bevindt,
Algemene Bank Nederland
te Culemborg, 1968.
I1 'I . " , , ' '!IIBNl!t!!:W
worden gerealiseerd. Zo heeft Haak in de historische ker-nen van bijvoorbeeld Delft, Vlaardingen en Rozenburg
gebouwen met een eigentijdse vormgeving neergezet die dankzij de toepassing van baksteen - maar ook dankzij
een zorgvuldige maatvoering - tóch in harmonie zijn met de omgeving. Vormgeving, materiaalkeuze en
maatvoe-ring bepalen of een nieuw gebouw harmonieert met de bestaande bebouwing. Haak's vuistregel luidt dat één van
deze factoren mag afwijken zonder dat er onmiddellijk sprake is van een verstoorde relatie.2o Zoals wellicht de meeste architecten die zich voor deze keuze gesteld weten, heeft Haak gekozen voor de vormgeving als
voor-naamste expressiemiddel; materiaalkeuze en maatvoering
zijn bijgevolg dikwijls traditioneel. Het laat zich raden dat
één en ander niet heeft geleid tot spectaculaire
binnen-stedelijke bouwwerken. Haak's werk is dan ook terecht
getypeerd als "architectuur van het geschrobde Hollandse
stoepje" en "echt Hollands, doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg maar niet zo gewurgd door kleinburger-lijkheid dat het niet buitengewoon meer is".21
Kijken we tenslotte naar stijlkenmerken die typerend
zijn voor Haak's architectuur dan valt in de allereerste plaats zijn voorliefde voor daken en overkappingen op.
Giedion's stelling dat de verbeelding de meeste vrijheid geniet (of de minste beperkingen ontmoet) bij het vorm-geven van de ruimte boven ons hoofd, is in het geval van
Haak niet aan dovemansoren gericht geweest. In de ma-terialisering van de gevels mag Haak zich dikwijls
gebon-den hebben gevoeld aan binnenstedelijke tradities,
com-pensatie daarvoor vond hij in opvallende daken en indrukwekkende overkappingen. Herhaaldelijk heeft Haak uiting gegeven aan zijn afkeer van platte koeken en gepleit voor meer variatie in het stedelijk dak. 22 Met
name een aantal postkantoren en banken zijn door Haak uitgerust met zeer plastische daken, die in het geval van
omringende hoogbouw de functie vervullen van een vijfde gevel.
In de Delftse hoogbouwwijk Voorhof bevinden zich op een steenworp afstand van elkaar zowel een bankgebouw als een postkantoor met een
door Haak zeer plastisch vormgegeven dak.
.
..
.
_-
-
'-
I' e, 'I#'"" ""1
Een lessenaarsdak van nabij, in dit geval van een in opdracht van de Rijksgebouwendienst gebouwd kantoor voor het Ministerie van Onder
-wijs en Wetenschappen in Den Haag, 1972.
De konijneoren vonden in de jaren zeventig en tachtig veel navolging.
Hier een woon-en winkeIcomplex in Heerenveen van het Delftse
archi-tectenbureau Kok & Van der Gaag. (foto: A.I.H· Haak, Delft)
20
Een kapvorm waar we in de projectbeschrijvingen nog uitgebreid op terugkomen is het steile lessenaarsdak met
een abrupte verticale beëindiging, waarvan Haak zich min of meer de geestelijke vader voelt. Deze zogenaamde konijneoren of kolenkitkappen verlenen aan Haak's architec-tuur een nogal verticaal aanzien.
Dit verticalisme keert ook terug in gebouwen met meer traditionele kapvormen maar wordt dan opgeroepen door bijvoorbeeld de vlakverdeling van de gevel. Misschien
voert het te ver om te stellen dat Haak meer door verti-cale dan door horizontale lijnen wordt geboeid; feit is dat de verticale lijnen dikwijls krachtiger, nadrukkelijker aan-wezig zijn dan de horizontale. Een andere vorm die met
enige regelmaat terugkeert is het vierkant dat net geen vier-kant is. Haak's fascinatie voor gulden snedes zal hieraan niet geheel vreemd zijn.23
Wat zal ik hier nog voor zaken opsommen die de op-lettende lezer niet zelf ook kan ontdekken? De perspex koepels, die als vriendelijke koeieogen menige gevelnok
sieren? De intieme hoekjes en studienissen die uit de buitenmuren breken? De lange luifels die ondubbelzinnig duidelijk maken waar zich een entree bevindt? De foefjes
en grapjes die met spiegels worden uitgehaald? Als het werk van Haak één ding duidelijk maakt dan is het dit wel: architectuur is niet alleen het grote gebaar, het is ook de aandacht voor het detail.
Postkantoor Strijen, april 1991. (foto: H.F. Ringnaida, Scheveningen)
I
I
Proj ectbeschrijvingen
21
22
I
I
I
I
I
Monument, Schaarsbergen
Als vaandrig bij de genie kreeg Haak in 1960 de
op-dracht om een monument te ontwerpen voor de geval-lenen uit de jaren 1946-1950 van de Ie Divisie 7 December.
De 7 Decemberdivisie was één van de belangrijkste krijgs-machtonderdelen die tijdens de politionele acties in
Ne-derlands-Indië is ingezet. De bijna 500 gevallenen werden van 1950 tot en met 1958 jaarlijks op 7 december herdacht bij het Nationaal Monument op de Dam, maar toen de regering in 1959 besloot de herdenking van alle
gesneu-velde militairen voortaan te doen plaatsvinden op 10 mei,
werd, teneinde geen afbreuk aan de traditie te doen, de
herdenking van de gevallenen van de 7 Decemberdivisie in het vervolg gehouden op het divisiestafkwartier te Schaarsbergen.24
Het monument, dat door hen die zich ermee verbonden
voelen de laatste appèlplaats wordt genoemd, is in eigen
beheer uitgevoerd door het 7 December Geniebataljon. Op 7 december 1960 werd het monument door
generaal-ma-joor b.d. H.J.J.W. Dürst Britt overgedragen aan de com-mandant van de Ie Divisie 7 December. De urn van sierbe-ton op het plateau, afgedekt met een gedreven koperen deksel, bevat aarde van het erekerkhof Menteng Poelo te Djakarta, waar van 1947 tot en met 1949 de jaarlijkse plechtigheid plaatsvond. Links op de muur is de tekst aangebracht Wij werden geroepen (de eerste woorden van het marslied van de 7 Decemberdivisie) boven het
wapen-schild van de divisie: een rechtop staand zwaard met
lau-werkrans (het wapen van Batavia) geflankeerd door de
letters EM (Expeditionaire Macht). Rechts op de muur is een sculptuur aangebracht van Jan Elders.
Kort voor zijn dood vatte Dürst Britt in zijn hoedanig-heid als voorzitter van de Band Oud-Strijders 7 December het plan op om aan de geschiedenis van de divisie een museum te wijden.25 Dit plan werd in 1967 gerealiseerd
toen Haak de kapel op het divisiestafkwartier te Schaars-bergen verbouwde tot een bescheiden museum. Bij die
ge-legenheid werd ook het monument uitgebreid met een
dodenregister 1946-1950 en een gedenkteken opgericht
voor Dürst Britt.
Dodenregister 1946-1950.
i f W . , - = _ . l i l 1t8 I I i
1960
De laatste appèlplaats.23
iill r Liili::aw" . . . . iiMi I1 Ni ti w, • • • 'w I • i .,--
---
---
----
--
--
---
----
---
---
-Woning, Heemstede
Aan de zuidrand van het landgoed Iepenrode te
Heem-stede bouwde Haak in 1962 een eenvoudige woning voor
zijn ouders, die op dat moment 66 en 61 jaar oud waren.
Vanwege hun leeftijd lag de keuze van een bungalow
voor de hand.
De woning is ingedeeld in vier evenwijdige zones. De
entreezone bevat een centrale hal van waaruit de
woon-zone enerzijds en de slaapzone anderzijds te bereiken is.
In de entreezone zijn tevens de keuken en de badkamer
ondergebracht zodat vele deuren op deze hal uitkomen.
Teneinde hier enige rust te scheppen zijn twee van de
vier deuren in de betimmering opgenomen. Door de
dub-bele deur naar de woonzone in glas uit te voeren wordt de hal visueel bij de woon-eetkamer getrokken. Naast de slaapzone bevindt zich de bergzone met garage.
Sinds 1985 wordt het huis bewoond door Haak's
oud-ste broer en diens vrouw. Vanwege de familierelatie met
zowel de opdrachtgevers als de huidige bewoners én
om-dat dit zijn eerste gerealiseerde nieuwbouwproject is,
blijft dit voor Haak een gebouw met een zeer bijzondere
betekenis. De woning heeft overigens dezelfde flauwe
knik in het dak als de vier jaar later gebouwde woning
voor de familie Van Zoelen in Wassenaar (zie p.32).
Aannemer: Gebr. De Bruin, Heemstede
Zuidgevel.
24
1962
D I N K E l . l . ... H.
!
j,
"
..
.
VVE.Sï6EVEl-.I
I
NOOR.QGEVEL_
...
.
~~
lt-+--+-+-IIH II----rrlmn 111111 Ulm 11 111 '.~ ' .. '1-+--+-+--+-1 I u W 1 W 11111111:~
.
~J
~
.::
"
tt
t
itti
ITDDDD~
i j
[ I I I 1 1 1 ! 1 : I~ . ...· : .r-t--I-Jt-+--+-i-IHi . . . . .
H-I-
PLATTE.GROND.. West_iW • • ' • • id'; i • Interieur woon-eetkamer . \. . I \ .
, !
/
;
'
\
. OOSTGE.VEL2
5
Residentiewijk, Gent
Het enige hoogbouwontwerp in een dertigjarige
be-roepspraktijk is deze inzending voor een stedebouwkun-dige prijsvraag. De prijsvraag, uitgeschreven door de 17e Internationale Jaarbeurs der Vlaanderen, had betrekking
op de invulling van een 7 hectare groot terrein gelegen
aan de westelijke rand van de Gentse agglomeratie tussen twee armen van de Leie. Op dit terrein zou een hoog-bouwwijk met ongeveer 700 wooneenheden moeten
ver-rijzen. De voorzieningen die in deze wijk zouden moeten
worden gerealiseerd waren twee lagere en twee
kleuter-scholen, een winkelcentrum, een wijkcentrum en een
kerk.
Het ontwerp van Haak, dat in samenwerking met ir. Rie van der Meer werd uitgewerkt, bestond voor wat be-treft de woningbouw uit vijf geschakelde bouwblokken. Ieder bouwblok bestond uit een torenflat van zestien
woonlagen met inwendige gangen en een daaraan met loopbruggen gekoppelde galerijflat van zes woonlagen.
De torenflats werden voorzien van gewelfde dakterrassen
overkapt door hyperbolische paraboloïdeschalen. Zowel deze hypparschalen als de betonnen lamellen die de gevel sieren, verraden de invloed van Sert. De ruimtelijke ver-beelding wordt echter vooral geprikkeld door de split
level-appartementen die Haak in de torenflats projec-teerde.
De blauwdruk voor deze residentiewijk bestond
overi-gens uit een eerder ontwerp van Haak, gemaakt in het kader van een in Harvard gevolgde collegecyclus city-planning (1958).
26
1962
BrÎse-so/ei/ lamellen bij Sert: studentenflat Harvard University,
1962-1964. (foto: P. Karas, Me/rose, Mass.)
Maquette.
Split level-appartementen.
ZUIDGEVEL
Gevelaanzicht. Duidelijk zichtbaar is het door Ilypparschalen overkapte dakterras.
5· pers nat 4· pers nat
Twee patio-woningen, Delfgauw
Een nooit gerealiseerd project, dat niettemin onze aan-dacht ten volle verdient, wordt gevormd door deze twee patio-woningen die Haak halverwege de jaren zestig
ont-wierp in opdracht van de heer A.C. Overgaag, een
fabri-kant van dierenvoeders. Helaas is het dossier van dit pro-ject zoekgeraakt en resteren slechts de hier afgebeelde presentatietekeningen en maquettefoto. Wat deze woning-en zo interessant maakt zijn in de eerste plaats de om-muurde patio's. Hier vindt de door Sert nagestreefde architectuur naar binnen toe in Haak één van zijn meest uit-gesproken discipelen. Sert's woning in Cambridge, Mas-sachusetts, die door Haak in 1958 werd bezocht, kent eve-neens dergelijke patio's. Net als in het huis van Sert vormt elke patio als het ware een uitbreiding van de aan-grenzende kamer; de sterke horizontale lijnen, die door een glaswand visueel niet worden gebroken, bewerkstel-ligen dat binnen en buiten vloeiend in elkaar overlopen.
In de tweede plaats zijn deze woningen bijzonder van-wege het concept van de twee lange evenwijdige muren
waarop een ander bouw lichaam rust. Hetzelfde concept
ligt ook ten grondslag aan de woning/huisartspraktijk
van drs. Hoen te Wezep (zie p.30). Het hier
gepresen-teerde ontwerp vormt een aardige variatie op de Wezepse oplossing. Beide werken tonen verder aan dat Haak in het begin van zijn carrière eerder door horizontale dan door verticale lijnen werd geboeid.
28
1963
Patio woning Sert, Cambridge, Mass., 1958. (jota: L. Reens, New York)
I . sterke har/ZO
Westgeve . · ntale lijnen.
Doorsnede.
JL;n
[JL;
D
O
Zuidgevel.
Plattegrond parterre.
Woning, huisartspraktijk en apotheek, Wezep
1963
Gelegen op een hellend perceel van 25 x 40 meter langsde Stationsweg te Wezep is deze eigenzinnige
wo-ning/ artsenpraktijk al sinds jaar en dag een opvallende
verschijning. Door het huis zo ver mogelijk van de weg af op het hoogste gedeelte van het terrein te situeren werd de opdrachtgever, drs.
J.
Hoen, destijds een optimaaluit-zicht geboden over de korenvelden achter het huis, terwijl deze ligging tevens aanleiding was om de garage onder het huis te plaatsen.
Het basisconcept van dit huis is zeer eenvoudig.
Tussen twee lange evenwijdige muren zijn twee afzonder-lijke rechthoeken uitgespaard waarvan de één onderdak
biedt aan een praktijkruimte en apotheek en de ander dienst doet als woning voor het doktersgezin. Woning en
praktijk worden door een 4 meter brede deel met elkaar verbonden. Deze deel is in gebruik als eetkamer. Woning, praktijk en deel omsluiten een intieme patio. Ter hoogte
van deze patio is de langgerekte zuidmuur, terwille van
de lichtinval, tijdelijk onderbroken. Rustend op de twee
evenwijdige muren bevindt zich boven de praktijk een
dwarsgeplaatste slaapkist, die ruimte biedt aan zes
slaap-kamers en een badkamer. Voor de vormbepalende
elementen als de lange muur en de dwarsgeplaatste
slaapkist liet Haak zich inspireren door Arne Jacobsen's
woning voor C.A. M011er in Vedb<Ek, Denemarken (1950-1951).26
coo
30
I I __ :aa At ti
Behalve dat dit huis schittert door de eenvoud van het
ontwerp springt ook de kleurstelling in het oog. De rode
slaapkist rust op zwartgesausde muren. De zij- en patio-muren zijn witgesausd.
Aannemer: Firma Borst, Hattemerbroek
Woning c.A. MeI/er, Vedba!k, Denemarken, 1950-1951.
Ontwerp van Arne facobsen.
De woning huisartsenpraktijk vlak na oplevering. De helling in het perceel is no~ grotendeels onbegroeid.
Plattegrond parterre.
Het inmiddels niet //leer bestaande vrije uitzicht over de korenvelden.
Patio.
Rode slaapkist op zwarte muren (foto: P. Zwaai, Rotterdam).
Plattegrond van de slaapkist.
il f
Woning, Wassenaar
De woning die Haak in 1964 ontwierp voor de familie
Van Zoelen te Wassenaar is deels ingegraven in een duin.
Op de verdieping die boven het duin uitsteekt zijn rond
een centrale kern de woonkamer, eetkamer, studeerkamer en ouderlijke slaapkamer gelegen. In de centrale kern zijn keuken, badkamer en toilet ondergebracht. De woon-kamer ligt aan een groot balkon op het zuiden, dat uit-kijkt over de tuin. Gelijkvloers met deze tuin ligt, ing e-graven in het duin, een kamer die voor vele doeleinden kan worden gebruikt. Deze kamer vormt samen met een keuken en twee slaapkamers eigenlijk een woning binnen de woning.27 In het souterrain bevinden zich voorts een
dubbele garage, een berging en een was- en droogruimte. De woning is opgetrokken uit witgesausde waalsteen, platvol gevoegd. Als dakbedekking zijn donkergrijze leien toegepast.
32
Constructeur:
Raadgevend Bureau Ir. L. Kellermann N.V., Rotterdam (ir.
J.J.1.
Buisman)Aannemer: Fa. Barreveld & van Dolder, Wassenaar
1966
Zicht op de woonkamer vanaf het balkon.
De oostgevel met eronder de ingang van de garage.
Plattegrond parterre. Plattegrond verdiepzng. Doorsnede.
D
33 11 I11
Kantoor Algemene Bank Nederland, Woerden
Dit bankgebouw aan de Voorstraat, Woerdens belang-rijkste winkelstraat, heeft tevens een ingang aan de paral-lel daaraan lopende Rijnstraat.28 In beide gevels is de
donkerbruin geschilderde staalconstructie in het zicht
ge-laten en zijn de gevelvlakken ingevuld met thermisch
ge-ïsoleerd glas, baksteen (beneden-verdieping) en redwood
panelen (bovenverdieping). Boven de kantoorruimte
be-vond zich oorspronkelijk de rond een patio gelegen direc-teurswoning. Naast deze patio bood ook het dakterras aan de directeur en zijn gezin gelegenheid tot recreatie in de openlucht. Dit dakterras ging schuil achter een hoge borstwering van redwood panelen afgewisseld met
verti-cale redwood schoepen.29 Deze decoratieve schoepen zijn
een variatie op de betonnen gevellamellen die met grote
regelmaat in het vroege werk van Haak terugkeren,
on-dermeer in een ontwerp voor een kantoor te Almelo
(werk 308), in de nieuwbouw van de ABN te Zwolle (werk 312) en in een ontwerp voor een hotel te Delft (werk 501).
Bij een eerste verbouwing rond 1975 sneuvelde de patio en dat lot was uiteindelijk ook het dakterras
be-schoren, waar in 1981 een nieuwe verdieping verrees. De eerste verbouwing heeft het naar binnen gerichte karakter
van het gebouw ingrijpend aangetast, terwijl de tweede verbouwing ernstig afbreuk doet aan het verticalisme van
de gevel. Het is dan ook een gebouw dat, zoals ik in de verantwoording van dit boek schreef, in deze staat niet in
aanmerking komt voor een schoonheidsprijs. Mocht de ABN ooit afstand doen van deze locatie dan verdient het aanbeveling dat de nieuwe eigenaar het gebouw laat te-rugrestaureren naar de oorspronkelijke staat. Als zodanig
demonstreerde het gebouw zowel in de geveldecoraties als in de patio de invloed van Sert op het werk van Haak.
34
Constructeurs:
Raadgevend Bureau Ir. L. Kellermann N.V., Rotterdam (nieuwbouw 1967) en
Raadgevend Bureau Ir. Buisman B.V.,
Nieuwerkerk aid IJssel (verbouwingen 1975 & 1981) Aannemers:
Radix & Veerman N.V., Woerden
(nieuwbouw 1967 en verbouwing 1975) en
Nieuwe Zandweg B.V., Linschoten (verbouwing 1981)
]
J
Gevel Voorst raat.
~-j e' _ _ .IW] " • I + liJ
1967
[
I
[
Gevel Rijnstraat.Dakterras.
Plattegrond parterre.
Patio.
Plattegrond eerste verdieping.
35
I
Kantoor Algemene Bank Nederland, Heerde
Deze kleine bank, gebouwd op een locatie waar al
sinds 1920 een bank aanwezig was,30 laat zien hoe met
geringe middelen toch de ruimtelijke verbeelding kan
worden geprikkeld. De twee trapsgewijs opgetrokken
ge-vels (dit is het eerste gebouw waarbij Haak het
cascade-effect heeft toegepast!) en de afwisseling tussen
recht-hoeken die net uit het vierkant zijn getrokken, dragen hier
sterk toe bij. Op voorbijgangers komt het gebouw over als
een aantal in elkaar geschoven kubussen, die achter de
gevel op onvoorspelbare wijze in elkaar grijpen. Een
zekere orde is geschapen doordat liggende rechthoeken
zijn betimmerd terwijl staande rechthoeken uit schoon
metselwerk zijn opgetrokken. Het zijn deze laatste
recht-hoeken die het gebouw een solide bancair uiterlijk
ver-lenen.
Verrassend, vanuit het gezichtspunt van de voor
-bijganger, is dat het gebouw over vier terrassen beschikt
op de eerste en tweede verdieping, waar zich
oorspronke-lijk de woning van de bankdirecteur bevond. Door deze
terrassen schuil te laten gaan achter borstweringen, die
vanaf straatniveau voor dragende muren kunnen worden
gehouden, lijkt dit bankgebouw op het eerste gezicht
groter dan het in werkelijkheid is.
Let verder op de zorg die is besteed aan het volgen van
de rooilijn. Op het als gevaarlijk bekend staande
kruis-punt Dorpsstraat/Bonenburgerlaan is door de
terug-wijkende entree van de bank meer zicht voor
automobi-listen ontstaan)l
Constructeur:
Raadgevend Bureau Ir. L. Kellermann N.V.,
Rotterdam (ir.
J.J.1.
Buisman)Aannemer: Wittink en Boverhof N.V., De Wijk
De terugwijkende entree zorgt voor onbelemmerd zicht op het kruispunt.
36
_.~.i
M I " . • '
1968
Doorsnede.
Plattegrond tweede verdieping.
Een cascadegevel van rechthoeken-die-net-uit-het-vierkant-zijn-getrokken.
) _.: ~1 I 11 h
:-F
i
~~~.:=~ ~-r:j I, .
.
.
.
~~~ :_-~: ~-!.~ r~ j II!~ !:=; ! :~~ ~-! ~~ 1 ~'~i ~j 1:= =--~
~~ :
;
~
i
_
_
··i
I_L~
ï2 ;~
I -==-J JPlattegrond eerste verdieping. Plattegrond parterre.
Plattegrond kelder.
Inrichting W-kerk schepen
In oktober 1965 werd Haak door de directie van de
N.V. Vereenigde Nederlandsche Scheepvaartmaatschappij
te Den Haag verzocht om op te treden als adviseur voor
de inrichting van de accommodaties aan boord van een
viertal nieuwe motorvrachtschepen met een
laadver-mogen van 13.000 ton. Deze zogenaamde W-kerk schepen
(Willemskerk, Wissekerk, Waalekerk en Westerkerk)
waren op dat moment reeds aanbesteed bij verschillende scheepswerven (P. Smit
Jr.
N.V. te Rotterdam,Wilton-Fij-enoord N.V. te Schiedam en Van der Giessen-De Noord
N.V. te Krimpen aan den IJssel).32 Dit laatste bemoeilijkte
de taak van de architect enigszins daar aan de indeling
van de verschillende accommodaties - hutten, messrooms
en salons voor in totaal 32 personen, alsmede het
kom-buiscomplex - niets meer kon worden gewijzigd en ook
qua materiaalkeuze reeds veel in het bestek was
vastge-legd. Twee wijzigingen kon Haak alsnog gedaan krijgen.
Een trap met een afgeschot portaal tussen de eet- en
par-tysalon voor de officieren op het B-dek en de dwars
daar-boven gesitueerde rooksalon op het C-dek werd
vervan-gen door een vide met een open trap. En de breedte van
de hutten werd door Haak met 10 cm ingekort tot twee
maal de spantafstand van 80 cm, waardoor er niet langer
Z-vormige tussenwanden nodig waren om elke hut twee
patrijspoorten te geven.
Een bijzonder probleem vormden de rondingen van het
schip. Moesten betimmering en meubilair deze rondingen
volgen, zoals de traditie wilde, of was het verkieslijk om
deze rondingen weg te werken, zodat rechte wanden en
plafonds verkregen werden? Haak's voorkeur ging uit
naar de laatste, minder arbeidsintensieve optie, die het
mogelijk maakte om geprefabriceerde wandpanelen toe te
passen en minder kostbaar (standaard)meubilair aan te
schaffen. Het geringe ruimteverlies dat hiervan het gevolg was zou gecompenseerd kunnen worden door het
meubi-lair zoveel mogelijk aan elkaar te schakelen waardoor
nauwelijks dode hoeken ontstonden}3 Niettemin werd
gekozen voor de traditionele oplossing.
Ter oriëntatie op deze opdracht maakte Haak rond de
jaarwisseling van 1965-1966 een reis mee met het
motor-vrachtschip Kloosterkerk van Hamburg naar Antwerpen
en vandaar naar Rotterdam. Tijdens deze reis werden de
specifieke woonbehoeften van officieren en bemanning
gepeild. Deze reis leverde verder bruikbare inzichten op
ten aanzien van onderhoud en schoonmaakgemak van
meubilair en inrichting. Zo besloot Haak onder meer om
de ruimte onder de banken deels af te timmeren, en
ka-bels en leidingen zoveel mogelijk door middel van
verti-cale schachten en verlaagde plafonds uit het zicht te
wer-ken (pijpendiscipline). Naar aanleiding van het grote
onderscheid dat Haak op de Kloosterkerk aantrof tussen
de accommodaties bestemd voor de officieren en de
ac-38
-1968
commodaties bestemd voor de overige bemanningsleden,
besloot Haak bij de W-kerk schepen dit onderscheid
min-der geprononceerd te maken.
De betimmering van de verschillende salons werd
ver-zorgd door de Koninklijke Nederlandse Meubelfabriek
H.P. Mutters & Zoon N.V. te Den Haag, waar eveneens
de speciaal door Haak ontworpen tafels voor de eetsalons
(met stormranden!) en de bureaus voor kapitein en
offi-cieren werden vervaardigd.
De Waalekerk werd door Nedlloyd Rederijdiensten
B.V. (waarin de V.N.5. inmiddels was opgegaan) in 1985
uit de vaart genomen en gesloopt. De drie overige W-kerk
schepen werden verkocht aan de Hongkongse rederij
Mercury. Onder welke naam ze nog in de vaart zijn
ge-weest voordat ook zij een jaar later werden gesloopt is
niet bekend.
W-kerk schip.
\ . !
Plattegrond hut
stuurman/hoofdwerk-tuigkundige, C-dek.
Inrichting hut stuurman/hoofdwerktuigkundige.
Plattegrond C-dek.
Eet-en partysalon voor officieren, B-dek.
39
il
-Kantoor Algemene Bank Nederland Driemaster, Delft
1969
Ongetwijfeld één van de meest spectaculaire en
aan-dachttrekkende ontwerpen van Haak is het bankgebouw met de bijnaam Driemaster aan de Papsouwselaan in de
wijk Voorhof te Delft-Zuid. Het is slechts bij een enkeling
bekend dat Haak voor dit ontwerp teruggreep op een
eer-der door hem, tijdens zijn studietijd in Harvard, gemaakt
plan voor een Nederlands paviljoen voor de wereldten-toonstelling van 1958 te Brussel. We hebben gezien dat dit paviljoen op zijn beurt sterk beïnvloed is door de residen-tiewoning die José Luis Sert voor de Amerikaanse
ambas-sadeur in Irak ontwierp (1955). Een oppervlakkige
be-schouwing zou kunnen leiden tot de conclusie dat Haak's
Driemaster sprekend op Sert's residentiewoning lijkt, maar dan een residentiewoning die gedeeltelijk is
verzon-ken - als ware het een volgeladen schip - waaraan om deze illusie te versterken ook nog een paar masten zijn
toegevoegd. De waarheid is dat Haak's Driemaster en ook
zijn ontwerp voor het Nederlandse paviljoen constructie
-technisch heel wat ingewikkelder zijn dan de residentie-woning in Bagdad en dat ze met het laatste gebouw
slechts de vormbepalende hypparschalen gemeen hebben.
Bij Sert steunen de hypparschalen namelijk op kolommen terwijl ze bij Haak aan masten zijn opgehangen,34 Daar-naast dienen de schalen ook nog een ander doel. Bij Sert overkappen de schalen een dakterras voor recepties en partijen en dienen ze de bezoekers vooral te beschermen tegen de zon; bij Haak vormen ze daarentegen een dak
voor alle weersgesteldheden, waarvan in constructief
op-zicht de wind (ongelijkmatige belastingen) niet de minst belangrijke is!
De uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de
vormgeving van deze bank -een gebouw dat doet denken
aan een zeilschip en dat is omgeven door water - werden
reeds door Haak geformuleerd in zijn ontwerp voor het Nederlandse paviljoen: "I [ ... ] tried to express our national
character by designing a series of tentstructures, resem-bling a fleet of ships, floating in an enormous pond [ ... ]"35
Dat Haak tien jaar later teruggreep op dit ontwerp was
niet omdat het bankgebouw in Delft-Zuid iets van Neder-land en de Nederlanders moest uitdrukken, maar werd
vooral ingegeven door de plasticiteit van het ontwerp. De
speelse vorm van het dak stond namelijk in sterk contrast
met de rechtlijnigheid van de hoogbouw in de Voorhof,
terwijl Haak in de masten een unieke mogelijkheid zag
om ten minste enige schaalrelatie met de naburige woon-torens te bewerkstelligen. De Driemaster moet vooral
worden begrepen als een gebouw dat zich wil afzetten tegen de omliggende bebouwing, die door Haak weerzin-wekkend werd gevonden.36 In dit bankgebouw bood
Haak de omwonenden uitzicht op een bewegelijke vijfde
gevel in plaats van op een grinddak met regenplassen. In de Driemaster vindt een omkering van waarden plaats:
40
het zakelijke bankgebouw toont zich menselijk in een om-geving waar menselijke woontorens er zakelijk uit zien. De
architect die niet van extremen houdt, grijpt in een
ex-treme situatie naar een extreem compensatiemiddel.37
Los van deze uitgangspunten moet worden
geconsta-teerd dat ook aan de Driemaster veel zorg en aandacht is besteed. Zo dient bijvoorbeeld het water in de gracht niet
alleen het zelfstandige karakter van de bank te
onder-strepen maar reflecteert het ook het zonlicht tegen de on-derzijde van het overstekende dak, waardoor de
lichtin-val van de glazen afscheiding tussen dak en wanden
wordt vergroot. In de bankhal, waar zich weinig ramen op ooghoogte bevinden, wordt hierdoor de illusie ge-creeërd dat het dak boven het gebouw zweeft.
Er is overigens geen tweede gebouw van Haak waar het aandeel van de constructeur, ook in creatief opzicht, zo belangrijk is geweest.
Constructeur:
Raadgevend Bureau Ir. L. Kellermann N.V., Rotterdam (ir.
J.J.l.
Buisman)Aannemer:
Van Splunder Aanneming Maatschappij N.v., Ridderkerk
Isometrische projectie: duidelijk komt de schaal relatie met
'tri! I., I jij i . ' . . . il"!
De Driemaster gezien vanaf de tegenoverliggende hoogbouw.
) I lilll" • • l~
"ij"'''
MIUIl11' lijM IMI«I!"IJIIIIM lUl, UI!! .\111 ! 111. 11De Driemaster bij nacht.
Het zwevende dak wordt extra benadrukt.
II H ! 11
~
'1 42 langsdoorsnede begane grond • • w -.1 Dwarsdoorsnede.=
X T
Interieur.
Woning, Berkel en Rodenrijs
Deze woning ligt aan een dijk. Het bouwterrein was aflopend van de hoogte van de dijk naar het polderpeil,ca. 2 meter onder de kruin van de dijk. Op dit terrein
stonden op een horizontaal niveau de resten van een
oude boerderij. De landelijke omgeving was de reden dat
een afgeplat tentdak werd toegepast.38 In hoeverre deze keuze mede werd ingegeven doordat een niet
gereali-seerd, vergelijkbaar ontwerp voorhanden was, is een open
vraag. Feit is dat het huis van de familie Stolk sterk lijkt
op het huis dat Haak enkele jaren eerder voor de familie Thijssen in Almen had ontworpen (werk 103). Net als dit
Almense ontwerp heeft de woning in Berkel een stenen kern. Het oorspronkelijke van de woning in Berkel schuilt in de invulling van deze kern. Hier doet de kern niet dienst als trappenhuis maar als een haardhol. Een open
trap voert naar de eerste verdieping. Voeg daar nog een vide aan toe en enkele verrassende doorkijkjes en het mag duidelijk zijn dat hier aan een simpele grondvorm een maximum aan ruimtelijke belevingswaarde is toegevoegd.
44
Constructeur:
Raadgevend Bureau Ir. L. Kellermann N.V.,
Rotterdam (ir. JJI. Buisman)
Aannemer: C. van Tilburg Jzn., Nootdorp
rr _ _ 'N.w:w_.' • • -;;P-. . . Al. "lM m,,'IlI rIl ']11 1 lil
1970
Kern met haardhol. Open trap.
Achtergevel. Plattegrond parterre en doorsnede.
.._. .--~ .
-:.~~ i j ! ! • :-.