• Nie Znaleziono Wyników

Seismisch onderzoek in Rivierdijken

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Seismisch onderzoek in Rivierdijken"

Copied!
20
0
0

Pełen tekst

(1)

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

D7 73.01

I

I

I

(2)

Seismisch onderzoek in Rivierdijken oktober 1973

(3)

Bijlagenjst, Bijlage 1 2 3 4 5 6 Teknr. Al-73.167 Al-73.168 Al-73.169 Al-73.170 Al-73.171 Al-73.172 Omschrijving Situatie. Meetgegevens Meetgegevens Meetgegevens Meetgegevens Boringen.

(4)

-1-•1. Inleiding

Na het onderzoek naar de toepasbaarheid van het seismisch bepalen van laagscheidingen in boezemkaden, met behulp van de "Terra-Scout", is eenzelfde onderzoek ingesteld voor rivierdijken.

Het seismisch onderzoek in boezemkaden staat beschreven in het in-terne rapport "Seismisch onderzoek in boezemkaden, januari 1973". De resultaten van dit onderzoek waren zodanig, dat van verdere toepassing hiervan in boezemkaden werd afgezien. Er werd echter wel een mogelijkheid van toepasbaarheid bij het rivierdijkenonderzoek gezien, en wel het bepalen van de kleidikte in een uiterwaard. Na een oefenperiode is in de uiterwaard van een Waaldijk (Heerewaarden-se Afsluitdijk) een onderzoek met de "Terra-Scout" uitgevoerd.

(5)

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

-2-2. Korte beschrijving van de onderzoekmethode

De metingen berusten op het volgende principe:

Met hamer B wordt, op afstand d van het o-punt C, een trilling in de grond veroorzaakt.

Deze trilling wordt direct van B op het scherm van osci11iscoop A overgebracht. De trilling bereikt na enkele milliseconden punt C. Ook deze trilling wordt op A geprojecteerd. Door beide trillingen op A te laten samenvallen, kan men het aantal milliseconden tussen de beide trillingen bepalen. Dit doet men voor verschillende afstanden. Hieruit worden verschillende snelheden berekend. Door een bepaalde berekeningsmethode toe te passen, kan een laagscheiding berekend worden.

(6)

3

-3. Grondsamenstelling van de onderzochte uiterwaard.

De uiterwaard langs de Heerewaardense Afsluitdijk is volgens verschillende methoden onderzocht:

Ie Geo-elektrisch onderzoek 2e Sonderingen

3e Boringen

Uit bovenstaand onderzoek blijkt dat de uiterwaard een tamelijk regelmatige grondopbouw bezit: De toplaag bestaat uit zandige klei en heeft een dikte variërend van 0,40 m tot 0,80 m.

Hieronder ligt een ongeveer 3 meter dikke laag klei houdend zand of zand. Op sommige plaatsen is onder deze laag nog een slappe laag aangetroffen, die waarschijnlijk uit kleihoudend zand bestaat. De scheiding tussen de toplaag en het zandpakket verloopt op

sommige plaatsen regelmatig, maar er zjjn ook gedeelten waar een scherpe scheiding is waargenomen.

(7)

4

-4. Resultaten van de metingen en vergelijking met de boringen én sonderingen.

4.1 De situatie van de meetpunten is aangegeven op de bijgaande situatie (bijlage 1 ) .

Bij de vergelijking van het seismisch onderzoek moet, indien dit mogelijk is, het meest de nadruk gelegd worden op de resul-taten van de boringen. De sonderingen zijn volgens de grafiek van Begemann geïnterpreteerd. Volgens deze grafiek kan men aan de hand van de gemeten conusweerstand en kleef, de grondsoort bepalen. De plaats van de laagscheidingen kan echter niet zo nauwkeurig bepaald worden als met boringen.

Een overzicht van een vergelijking tussen de resultaten is gegeven op bijlage 6.

4.2 Resultaten

4.2.1 Meetpunt 1 (bijlage 2)

De meting gaat over het traject van hm 0,75 t/m hm 1.

Vj = 1500 ft/sec (snelheid in de Ie laag) V2 = 3700 ft/sec (snelheid in de 2e laag)

V2

— = 2,47

Vl

C, = 35 (eerste kritische afstand; uit grafiek) K1 = 0,325 (functie van V^ en V2; uit nomogram)

D

l

= C

l

x K

l

= 35 x

°»

3 2 5 = n

'

40 ft

=

3

»

5 0 m

Vergelijking: De boring en sondering geven op ongeveer dezelfde hoogte een laagscheiding tussen het zand en de kleihoudende toplaag. De laagscheiding van het

seismisch onderzoek valt hier moeilijk in te passen.

4.2.2 Meetpunt 2 (bijlage 3)

(8)

5

-Vj = 700 ft/sec (snelheid in de Ie laag)

V2 = 2600 ft/sec (snelheid in de 2e laag)

V3 = 6000 ft/sec (snelheid in de 3e laag)

V V V

— = 3,72 — = 2,31 — = 8,58

V V V

1 2 1 .

C, = 20 (eerste kritische afstand; uit grafiek) C2 = 42 (tweede kritische afstand; uit grafiek)

K, = 0,38 (functie van V. en V ; uit nomogram) K2 = 0,31 (functie van V2 en V.,; uit nomogram)

Q = 0 , 8 5 (functie van V j , V2 en V3; uit nomogram)

Dj= C J X K J = 7,6 ft = 2,35 m

D2 = (C2 x K2) + (D1 x l) = 13 + 6,45 = 19,45 ft =5,95 m

Vergelijking: De boring is niet ter plaatse van hm genomen, maar bij hm 2,75. Het is dus beter om de resultaten van de sondering aan te houden. De laagscheiding uit het seismisch onderzoek ligt hier midden in de zone van (grof)zand. Het is onmogelijk dat zich hier een laagscheiding zou bevinden. De tweede laagscheiding kan niet gecontroleerd worden.

Deze is trouwens van weinig belang vanwege de grote diepte.

4.3.3 Meetpunt 3 (bijlage 4)

Deze meting gaat over het traject hm 3,00 t/m hm 3,25 V1 = 700 ft/sec (snelheid in de Ie laag)

V2 = 1400 ft/sec (snelheid in de 2e laag)

V3 = 5300 ft/sec (snelheid in de 3e laag)

V V V

2 3 3

— = 2,00 — = 3,78 — = 7,56

Vl V2 Vl

C, = 15 (eerste kritische afstand; uit grafiek) C? = 30 (tweede kritische afstand; uit grafiek)

(9)

6

-K, = 0,285 (functie van Vj en V,,; uit nomogram)

K2 = 0,38 (functie van V2 en V3; uit nomogram)

Q = 0,75 (functie van V ^ V,, en V3; uit nomogram)

D

l

= C

l

x K

l

= 4

'

3 ft £ 1 > 3

°

m

'

D2 = (C2 x K2) + (D1 x Q) = 14,63 =4,45 m.

Vergelijking: De in bijlage 6 getekende boring is een combinatie van de boring bij hm 2,75 en 3,75. Ook hier correspondeert de laagscheiding tussen de boring en de sondering. De laagscheiding uit het seismisch onderzoek ligt echter midden in het zandpakket.

4.3.4 Meetpunt 4 (bijlage 5)

Deze meting gaat over het traject van hm 4,00 t/m hm 4,25.

Vj = 700 ft/sec (snelheid in de Ie laag)

-=1500 ft/sec (snelheid in de 2e laag)

=1800 ft/sec (snelheid in de 3e laag)

V V

2,15 _3 = 1,20 _3 = 2,57 V

2 =

V

l

V

2 V

C^ = 9 (eerste kritische afstand; uit grafiek) C2 = 20 (tweede kritische afstand; uit grafiek)

Kj = 0,30 (functie van Vj en V2 ;uit nomogram)

K2 = 0,20 (functie van V en V3 ;uit nomogram)

Q = 0,80 (functie van V. V2 en V -uit nomogram)

Dj = Cj x K1 = 2,7 ft = 0,82 m

(10)

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

7

-Vergelijking: De laagscheidingen in de boring en de sondering komen nagenoeg overeen. De eerste laagscheiding (mv.-0,80 m) van het seis-misch onderzoek ligt dichtbij de eerstgenoemde scheidingen, maar waarschijnlijk geeft deze hier de scheiding tussen droge en natte grond aan. De grondwaterspiegel ligt namelijk op N.A.P.-0,85 m. De tweede laagscheiding ligt evenals bij de vorige punten, midden in het zandpakket.

(11)

8

-5. Bezwaren bij de uitvoering van de metingen

Bij het uitvoeren van de metingen zijn de volgende bezwaren naar voren gekomen:

5.1 Het apparaat is vrij kwetsbaar, zodat alleen onder gunstige weersomstandigheden gemeten kan worden. Tevens is het mechanisme

in de hamer kwetsbaar. Dit is vooral lastig als er op grote afstanden gestampt moet worden, omdat men dan zeer hard moet stampen.

5.2 De waarnemer moet zeer geoefend zijn om de resultaten betrouwbaar te maken. De osci11iscoop licht maar even op, zodat een ongeoefende waarnemer te lang over een waarneming moet doen.

5.3 De invloed van storende trillingen, door bijvoorbeeld verkeer of het lopen van de meethulpen, is groot. Vooral als er op grotere afstanden gestampt wordt, kunnen de storende trillingen gaan overheersen.

5.4 Het apparaat registreert alleen maar lagen, waarin de snelheid groter is dan in bovenliggende lagen.

Voorbeeld;

Vlaag 1 ^

Haag 2 V

£ fa

j-laag 3 V

),_ O

a)Indien V. < V < V^, worden de laagscheidingen a en b geregistreerd.

b)Indien Vi < V2 en V2 > V3> dan wordt alleen laagschèiding a

gere-gistreerd. Dus als laag 1 een dunne kleilaag is, laag 2 een zand-laag en zand-laag 3 een klei pakket, dan wordt zand-laag 3 niet geregistreerd. Laag 3 kan echter een belangrijke laag zijn voor de rivierdijk.

c)Als V > V2 > V3> dan wordt er geen laagschèiding geregistreerd.

Dus als laag 1 een zandlaagje is en de lagen 2 en 3 zijn kleilagen dan worden de lagen 2 en 3 niet geregistreerd.

(12)

9

-6. Conclusies

6.1 Uit de uitgevoerde oefeningen en het onderzoek in de Heerewaardense afsluitdijk is gebleken dat de laagscheidingen vaak te gunstig liggen; In meetpunt I, II, III en IV moet volgens het seismisch onderzoek een dikke klei laag aanwezig zijn. De boringen en sonderingen wijzen echter op een dunne kleilaag.

6.2 Het seismisch apparaat is moeilijk af te lezen. Zelfs de zeer geoefende waarnemer kan, door allerlei storende trillingen, gemakkelijk een

verkeerde aflezing doen.

6.3 Volgens punt 5.4 is het helemaal niet ondenkbaar dat een dikke af-sluitende kleilaag niet wordt geregistreerd.

6.4 Als eindconclusie kan worden gesteld, dat het seismisch apparaat ongeschikt is voor het rivierdijkenonderzoek. Een combinatie van geo-elektrisch onderzoek, boringen en sonderingen is tot nu toe de meest betrouwbare methode.

(13)

I

"',.-•' 'i'«'-"•.*'• yj'' -•t-~* • / .'^.' / ï •'* -\^f,;

AÓ^L) :/ V . /

SITUATIE SEISMISCH ONDERZOEK

HEEREWAARDENSE AFSLUITDIJK

CENTRUM VOOR ONDERZOEK WATERKERINGEN gem gct L.S. 11-73 gez

BIJLAGE 1

SCHAAL 1 :10.000 A l WERKNR.TEK. NR.73.167

(14)

I

75 —| 70 65 60 55 50 45 -o t> •n 4 0 -o o' 35 -O 30 25 20 15 10 5 -CENTR / j / / /

V

>

!

/) 10 20 30 40 50 60 70 -80 90 100 110 A F S T A N D IN F 0 0 T

SEISMISCH ONDERZOEK

HEEREWAARDENSE AFSLUITDIJK UM VOOR ONDERZOEK /ATERKERINGEN g e nn g « 1 1 L . S . 11-73

BIJLAGE 2

SCHAAL A1 WERKNR. TEK NR 73. 1 6 8

(15)

75 - . 70 f. ^ -R n 55 50 45 -u (1 m 4 0 -o o 3 5 -o —» 30 25 -ZO 1 5 -i n _ i/i < .— j

1

1

I

i o/ o/ ^ / / /

J

\

V

:

i I 3 10 20 : I i i i i i ! y i i i !

. J

KJ tO 50 60 70 80 90 100 110 A F S T A N D IN

SEISMISCH ONDERZOEK

HEEREWAARDENSE AFSLUITDIJK

CENTRu'M VOOR ONDERZOEK, WA T E R K E R I N G E N ge m g c t L.S. 11-73 F O O T g « z B I J L A G E 3 SCHAAL A 1 WERKNR. TEK NR 73.16S)

(16)

I 75 7 0 cc _ 60 55 -L f. u O 4 0 -o ö — 1 C _ IJ O u 30 2 5 20 -1 C i n 5 -/ 1

f

f

1

i 1 i ! 1 1 0 10 20 3

SEISMISCH

A

/

7 ^

/ *

f

i 0 40 50 60 70 80 90 100 110 A F S T A N D IN FOOT

ONDERZOEK

HEEREWAARDENSE AFSLUITDIJK

CENTRUM VOOR ONDERZOEK

/ATERKERsNGEN ge m get L.S. 11-73

BL

I L A G E l* SCHAAL A 1 _W_EF T E K ?KNR. NR 73. 17C — i

(17)

I

75 —. 70 65 60 55 50 45 -•i 4 0 -o o z 35 -• 30 25 20 -15 10 5

-l

! _ — _. — /

' T "

/ /

/

/

/

i

. j

:

_ 1 1

f

' ' ii

i

i f ) 10 20 30 40 50 60 ' 70 80 90 100 110 AFSTAND IN FOOT

SEISMISCH ONDERZOEK

HEEREWAARDENSE AFSLUITDIJK C E N T R . v VOOR ONDERZOEK WA TERKER'NiGEN gen-* g 1 1 g t z L . S . 11-73

BIJLAGE 5 •

SCHAAL

A 1

_WERKNR TEK NR 7 3 . 1 7 1

(18)

MEETPUNT 1 B S '// • * . ' • ' • ' \ / / '.*•• • . 1 ' / / y//t • • rï '•'•'•} :( .V . • • V •t. PT E 1 -E E 2 3 -4 x MEETPUNT 2 B S MEETPUNT 3 B S O B S 1 --E l E 9 4 ui o. UJ E 3 4 x BORING S O N D E R I N G L A A G S C H E I DING UIT S E I S M I S C H O N D E R Z O E K MEETPUNT 4 B S ^ ^ • ^ : : | -VERKLARING: | : : ; . :| ZAND I I ~ ~ PLANTENRESTEN S E I S M I S C H ONDERZOEK HEEREWAARDENSE AFSLUITDIJK CENTRUM VOOR ONDERZOEK

WATERKERINGEN g « m get L.S. 11 - 7 3 g«z BIJLAGE 6 SCHAAL A1 WERKNR.TEK. NR. 73. 1 72

(19)

I

I

I

I

I

I

I

I

(20)

Cytaty

Powiązane dokumenty

Analysis of wave interaction with submerged perforated semi- circular breakwaters through multipole method Applied Ocean Research.. Wave motion through

Publikację m ożna by uznać za poradnik, który nie służy tylko jednorazowem u przeczytaniu, ale po który się sięga gdy jest to konieczne.. Konkretne przepisy czy to

The analysis indicated that the discussion on social enclaves and exclaves, as part of more exten- sive categories of peripheries and borders, is important for the analysis of

For the linear element of degree 1, assembly of the global stiffness matrix reduces the re- quired time significantly with only a 20 per cent increase of storage.. For degree 2,

Rok 1999 przyniósł Toruniow i zm ianę jego sytuacji jak o ośrodka ad m in istracji państwowej - m iasto przestało być stolicą województwa toruńskiego, sta ją c

Choć więc oddzielenie od siebie architektury i wyposażenia, traktowanych jako autonomiczne problemy badawcze, jest w przypadku tej zbiorowej publi­ kacji zabiegiem

Jako historyk literatury wierny jest także głoszonemu przez siebie hasłu, że badacz nie powinien się izolować od bieżącego życia literackiego; że - co więcej -

Jak już nadmieniano, wśród ogółu mieszkańców gminy, 1555 osób pośrednio lub bezpośrednio związanych z rolnictwem, nie było źródłem utrzymania, przy czym więcej kobiet niż